Aap Dood Bis

26 letters en wat leestekens

Leesplankje, foto DUB

“Dat er 26 letters in het alfabet zitten”, zegt de linguïst, “en dat je daarmee ontzettend veel woorden kunt maken, en oneindig veel zinnen, is dat niet prachtig?”

“Vergeet de leestekens niet”, zeg ik, “die maken een wereld van verschil.”

Schrijven is schrappen, opnieuw beginnen, weer schrappen. Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better, zegt Samuel Becket.

Ik wil graag iets zeggen over schrijven. Ik heb voor dit stukje talloze ideeën in de lucht geworpen. Allemaal (op één na) heb ik ze verworpen. Ik wilde bijvoorbeeld die mooie metafoor van de typende apen gebruiken. U weet wel: gegeven voldoende apen en dito typemachines en oneindig veel tijd, zal er op een dag één aap zijn die de werken van Shakespeare uittypt. Ik wilde u en mij vergelijken met de rest van de apen, die niet tot zulke grote hoogten zullen komen, de typende middelmaat zogezegd. Maar wie ben ik om zo over u te oordelen?

Ik kan alleen iets over mijzelf zeggen. Welnu dan, laat ik u dan een inkijkje gunnen in mijn bestaan als docent.

Op een dag, nog niet zo heel lang geleden, las ik in een paper dat mij ter beoordeling was voorgelegd de volgende zin: “Volgens Moffitt (1993) interageren de neuropsychologische problemen van de jongeren cumulatief met hun criminogene leefomgeving bij life-course-persistent antisociaal gedrag”.

Ik liet de zinsdelen en bijvoeglijke bepalingen op mij inwerken. Als je de student al die Anglicismen even vergeeft, is de zin in feite tamelijk correct. Hooguit zou je kunnen voorstellen het woordje ‘de’ te schrappen voor ‘neuropsychologische problemen’ en ‘jongeren’, en kun je je afvragen op wie ‘hun’ slaat. Maar daar gaat het niet om. Waar het om gaat, is dat we hier te maken hebben met een ernstige vorm van conceptuele verzadiging, het taalkundige equivalent van aderverkalking (en u weet waar dat toe leidt).

Dat er ‘neuropsychologische problemen’ zijn die ‘cumulatief interageren’ met een ‘criminogene leefomgeving’: hoe werkt dat? (En dan maak ik mij over dat life-course persistente antisociale gedrag nog even geen zorgen.) Flauw, denkt u, want deze student heeft gewoon een zin uit Moffitt door de vertaalapp gehaald en die klakkeloos overgenomen. Mag niet, maar ’t gebeurt. Ik denk dat u gelijk heeft, maar dat verandert mijn probleem niet.

Tegenover een wandrochtelijke constructie zoals deze, waaruit al het leven is weggesijpeld – ook in het Engels – sta je als docent bijkans machteloos. Wat moet je doen?

Een groot deel van mijn universitaire carrière heb ik besteed aan het lezen, corrigeren en becommentariëren van werkstukjes van studenten. In de kantlijn schrijf ik wat ik van de opzetjes en halffabricaten vind. ‘Herformuleren!’ schrijf ik streng. Of: ‘Wat bedoel je hiermee? Leg uit.’

Helpt dat? Soms wel. Soms schrapt de student de zin. Ze begint opnieuw, en dan begint het weer een beetje te kloppen (niet de zin zelf, die gaat er meestal op achteruit, maar ik bedoel het leven erin).

Wat hoop ik zo te bereiken? Dat mijn studenten betere schrijvers worden? Misschien. Betere wetenschappers? Betere denkers? Heel misschien.

Gisteravond las ik in Het boek tegen de dood van Elias Canetti de volgende zin: ‘Hij liet een verzameling tafels achter, en op elke tafel de eerste zin van een geweldig werk’. Ik werd daar zo blij van, van die ene zin, want zo moet het! Ik zou hem op een spandoek willen schrijven en ermee over de campus willen paraderen. Een eenmansbetoging voor betere taal. Levende zinnen. Fonkelende ideeën.

26 letters en een paar leestekens, dat is alles. Waarom is dat niet genoeg?

Advertentie