De faculteit Geesteswetenschappen is klaar met mokken. De vechtlust lijkt in de persoon van decaan Wiljan van den Akker teruggekeerd bij de alfa's. De komende jaren zullen zij met opgeheven hoofd een aanval met een aanval pareren. "Laat ze maar bewijzen dat geesteswetenschappers geen bestaansrecht hebben. Kom maar op."
Toen Wiljan van den Akker op 1 mei 2006 decaan werd, lag er een duidelijke taak voor hem klaar. De faculteiten Letteren, Wijsbegeerte en Godgeleerdheid waren op papier samengevoegd tot de faculteit Geesteswetenschappen, maar bestonden nog steeds als zelfstandige eenheden. Aan Van den Akker om er een bestuurlijk en organisatorisch geheel van te maken. Maar hij wilde meer dan dat.
Twee zaken kregen prioriteit. Ten eerste moest er een nieuwe identiteit komen voor de drie faculteiten die nu Geesteswetenschappen heetten. Ten tweede moest het vuur worden opgestookt, met name bij Letteren, de faculteit die een depressie nabij was.
"Bij Letteren was de stemming bedrukt", zegt Van den Akker. "Er was de laatste zeven jaar alleen maar bezuinigd; de mensen werkten tegen de klippen op, maar hadden niet het idee dat het nog ergens toe leidde. Iedereen werkte hard, maar het élan was zoek. Daarbij was Letteren in een Calimerostand geraakt: ze voelden zich ten opzichte van andere wetenschappen tekort gedaan en hadden niet het idee daar zelf verandering in te kunnen brengen. Dat klopte niet, vond ik. Ik wilde een trotse faculteit: toon maar eens aan dat we niet goed genoeg zijn; de internationale peer-reviews bewijzen het tegendeel." Maar hoe zorg je er voor dat de stemming omslaat? "Ja, daar heb ik toch wel even over moeten nadenken."
Op een zondagmiddag zat Van den Akker te mijmeren over wat hij als decaan kon betekenen voor de faculteit en wat zijn ambities voor de geesteswetenschappen zijn. Hij ging achter zijn bureau in zijn huis in het Museumkwartier zitten en maakte een lijstje voor de toekomst. "De centrale vraag was waar de faculteit over vijf jaar moest zijn. Los van of het lukt en of we er geld voor krijgen. Puur een lijstje met wensen." Het werd de basis waarop de strategische visie van vijftig punten werd gebouwd. Een visie "waar ik op mag worden afgerekend."
Punt 1: We zijn een brede researchfaculteit Geesteswetenschappen, herkenbaar binnen en buiten Nederland door de hoge kwaliteit van ons onderzoek, onderwijs en onze rol in de maatschappelijke kennisvalorisatie. [...] De faculteit heeft een uitstekend werkklimaat en personeelsbeleid, waarin onder meer het waarderen en stimuleren van kwaliteit op het gebied van onderzoek en onderwijs belangrijke pijlers zijn.
Van den Akker koos na het gymnasium in Den Bosch voor de studie Nederlands in Utrecht. Hij ging het onderzoek in, promoveerde in Utrecht, werd op 32-jarige leeftijd hoogleraar en enkele jaren later directeur van het onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur. Naast docent en onderzoeker was hij nu ook bestuurder. Even daarna werd hij voorzitter van het gebiedsbestuur Geesteswetenschappen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en later ook nog directeur van onderzoeksinstituten bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, de KNAW. Nu als decaan komen alle kennis, ervaringen en contacten goed van pas. "Als decaan moet je continue schakelen. Ik vertegenwoordig de faculteit op universitair niveau, geesteswetenschappen op landelijk en internationaal niveau en de hele dag loop ik van overleg naar overleg en moet ik steeds op een ander abstractieniveau de geesteswetenschappen behartigen en vaak verdedigen."
Zijn agenda laat zien hoe een weekje decaan die ook nog onderzoek doet er uit ziet. De vroege ochtend is gereserveerd voor zijn poëzie-onderzoek, de vroege avond voor zijn gezin. De rest van de dag loopt hij van de ene afspraak naar de andere met hier en daar wat tijd ingepland om van A naar B te komen. Hij verdeelt zijn aandacht tussen zijn bestuur, de faculteitsraad, directeuren en hoofden van departementen in de faculteit, collega-decanen van zowel de Universiteit Utrecht als van zusterinstellingen, landelijke overlegorganen van Geesteswetenschappen, minister Plasterk en bezoeken aan onder meer Amerikaanse instellingen voor de broodnodige internationalisering. "Het maakt de baan wel interessant", zegt hij onderkoeld. Maar één van zijn belangrijkste taken als decaan vindt hij die van faculteit-watcher. "Ik moet de windvaan in de gaten houden. Waait die met het oog op onze doelen, nog de goede kant op?"
Punt 7: De faculteit erkent en beloont topkwaliteit [...]
Anno 2008 is hij niet ontevreden over de manier waarop de nieuwe faculteit meer identiteit en trots krijgt. "Ik vind dat de mensen in de faculteit hard aan het werk zijn gegaan om allerlei veranderingen door te voeren." En dat gebeurt op diverse niveaus. Zo werden eerst de ondersteunende diensten gereorganiseerd, omdat een nieuwe faculteit niet zomaar de optelsom is van drie oude. Tegelijk moest het wetenschappelijk personeel meer 'adem' krijgen en niet steeds het gevoel hebben dat het onderzoek de sluitpost van de werkweek was. Van den Akker zon op manieren om de medewerkers die goed presteerden meer onderzoekstijd te geven. Gelukkig bleek er binnen het budget ruimte voor te zijn. Van den Akker: "Om naar buiten toe ambitie uit te dragen moet je naar binnen toe wel zuiver zijn. Daarom hebben we een sterkte-zwakte analyse gehouden in de vorm van een onderzoeksassessment. Het werk van alle medewerkers over de laatste zes jaar is bekeken en de maat genomen. Hun onderzoek moest goed of excellent zijn. Wie aan de norm voldeed, kreeg er tien procent onderzoekstijd bij. Maar er zat ook een andere kant aan. Wie niet voldoende output had, kreeg die ophoging niet. Met hen zijn gesprekken gevoerd en heldere afspraken gemaakt. Als er de komende tijd onvoldoende vooruitgang is, moet je je afvragen: 'Heb je überhaupt wel recht op onderzoekstijd?'."
Punt 20: De begeleiding van studenten is afgestemd op de inzet en studiehouding die van hen wordt verwacht [...] Voor studenten die desondanks onvoldoende presteren kan in onze faculteit in geen enkele fase van de studie een plaats zijn; studenten die bovengemiddeld presteren, krijgen de extra aandacht die ze verdienen [...]
De plannen laten zien dat Van den Akker dezelfde koers vaart als dit college van bestuur. Ook in zijn woordenboek zijn toponderzoek en toponderwijs het dikst onderstreept. Geldt voor de docenten dat zij toponderzoek moeten afleveren, studenten moeten voldoendes halen en niet lanterfanten. "Onze opleidingen zijn nog steeds populair. Jongeren kiezen tegenwoordig niet een vak voor het leven, ze kiezen een studie die hen nu interessant lijkt. En dat vind ik een goede ontwikkeling." Maar als ze met het idee binnenkomen, dat ze rustig aan kunnen doen bij de alfa's en hun tijd vooral besteden aan werken in de horeca en uitgaan, zijn ze bij Van den Akker aan het verkeerde adres. "Het moet helder zijn wat we van eerstejaars verwachten. Op dit moment weet ik eerlijk gezegd niet of die communicatie goed genoeg is. Het is een zwakke schakel in mijn functioneren: ik heb veel te weinig contact met studenten. Dat is jammer, want ik vind het belangrijk om te weten wat er onder studenten leeft." Ditzelfde verhaal gaat eigenlijk op voor alle andere medewerkers die niet regelmatig een overleg met de decaan hebben. "Voelen de UD's en de aio's zich wel senang? Hebben ze het wel naar de zin bij ons. Ik ontmoet ze te weinig."
Het groeiende gevoel van eigenwaarde van de faculteit is heel belangrijk voor Van den Akker, zeker wanneer hij de belangen van de faculteit moet verdedigen naar zijn collega-decanen van de UU of van de geesteswetenschappen in het algemeen. "De afgelopen jaren heb ik gemerkt dat de vechtlust is teruggekeerd. Dat merkte ik bijvoorbeeld toen Plasterk meedeelde dat hij veel geld bij de universiteiten ging weghalen, terwijl we als faculteit net wat meer toegezegd hadden gekregen. We zijn niet bij de pakken gaan neerzitten. Er is meteen een taskforce geformeerd om het geld via andere wegen binnen te halen." En dat is de mentaliteit die Van den Akker graag ziet en hij hoopt met alle geesteswetenschappen op nationaal en internationaal niveau dezelfde daadkracht en hetzelfde zelfvertrouwen uit te stralen.
Op universitair niveau heeft hij echter nooit het gevoel gehad minder mee te tellen dan de andere faculteiten. "Nee, ik heb niet het idee dat het college van bestuur als het ons bezoekt zegt: 'Jongens, trek de korte broek maar aan, we gaan naar Madurodam'. Wij zijn een volwaardig onderdeel van de universiteit, maar ons bestaansrecht verantwoorden ten opzichte van de maatschappij... ja dat is een ander verhaal."
Punt 29: Medewerkers zijn bereid de resultaten van hun onderzoek ook voor een breder publiek toegankelijk te maken; de faculteit is zich er van bewust dat het leeuwendeel van haar middelen gemeenschapsgeld is en dat zij bestaat binnen de gemeente en provincie Utrecht. [...]
"Wij ontwikkelen geen medicijnen en onze wetenschap heeft niet altijd een direct praktisch nut. We horen niet tot het economisch kapitaal in engere zin. Wij vertegenwoordigen voor een belangrijk deel cultureel kapitaal en wie dat niet ziet als eveneens een factor van economisch belang, heeft een hele beperkte opvatting van economie, eentje die leidt tot een uiterst schrale samenleving."
Het imago van een geesteswetenschappelijke studie is met de jaren wel veranderd, denkt Van den Akker. Hij vertelt nog maar eens hoe zijn omgeving reageerde toen hij - een goede bètaleerling en zoon van een bankier - vertelde dat hij Nederlands ging studeren. "In die tijd kozen de meeste leerlingen voor een studie met uitzicht op werk. Ik was goed in wiskunde en kon uitstekend opschieten met mijn wiskundeleraar, maar toen ik vertelde dat ik Nederlands ging studeren, keek hij me niet meer aan. Een letterenstudie, zo vonden velen, was voor losers. Die tijd is al lang voorbij."
Ook op landelijk niveau hebben de geesteswetenschappen de krachten gebundeld. Er wordt gezocht naar een betrouwbaar meetinstrument waarmee de waarde van het alfa-onderzoek in kaart kan worden gebracht zoals dat bij de bèta's bestaat. Ook maken de wetenschappers samen een vuist om hun landelijke financiering veilig te stellen en het belang van het bestaan van de geesteswetenschappen te onderstrepen. Van den Akker zit met smart te wachten op het rapport van de commissie Cohen. "Het gaat 'Duurzame Geesteswetenschappen' heten en het moet Plasterk ervan overtuigen dat er toch echt iets scheef is gegroeid toen de studentenaantallen enorm toenamen en de staf niet. Paul Schnabel heeft daar in zijn rede bij de opening van ons jaar onlangs fraaie voorbeelden van gegeven."
Nog genoeg te doen voor Van den Akker die over zo'n kleine drie jaar zijn resultaten naast de punten van zijn strategische visie moet leggen. "Ik ben eigenlijk heel tevreden tot nog toe, maar ik vraag me wel af of we voldoende tempo hebben. Bereiken we het niveau dat we nastreven? Voelt iedereen zich wel op zijn plaats? Dat soort gegevens probeer ik nu boven tafel te krijgen, want je moet niet stilstaan. Ik vind het een mooie baan, die van decaan. Zwaar, maar de zwaarte ervaar ik niet in de functie op zich maar in de verantwoordelijkheid die ik heb voor de mensen die hier werken en studeren. Er zijn bijna 1000 medewerkers, meer dan 7000 studenten. Wijsgeren zijn andere mensen dan cultuurwetenschappers en voor al die verschillen moet je oog hebben. Het komende jaar wil ik proberen dwars door de departementen met allerlei mensen te praten, medewerkers en studenten, want ik wil waken voor zelfgenoegzaamheid."
Wiljan in 11 vragen
'Ik ben veel te schijterig...'
Wiljan van den Akker is geboren in 1954, is getrouwd en heeft vijf kinderen
1) Voor wie heb je bewondering?
Voor Job Cohen: zo'n metropool besturen en altijd die intelligente kalmte behouden; benijdenswaardig.
2) Welke cd zet je op voor een romantisch diner?
Het Quintet in C van Schubert, hoewel ik er dan vast bij ga vertellen dat ik hoop dit na mijn dood voortdurend te mogen horen. Weg romantiek. Dus maar snel Speak no Evil van jazzlegende Wayne Shorter opzetten.
3) Wat is je favoriete drank?
Whisky, maar omdat ik geen alcohol drink Coca Cola.
4) Waar kan je niet zonder?
Mijn vrouw Esther, muziek, poëzie, mijn kinderen en Coca Cola.
5) Zou je iets aan jezelf willen veranderen?
Geduldiger zijn of op zijn minst de kunst leren om geduldig te lijken.
6) Wat is de leukste vakantieplek?
Californië: je hebt er steden, een oceaan, bergen (waar ik een hekel aan heb), woestijn en vooral helder licht en aardige mensen.
7) Heb je wel eens iets illegaals gedaan?
Niet echt, nee, daar ben ik veel te schijterig voor; in mijn hoofd heb ik mezelf al duizend maal vervolgd, veroordeeld en in de bak gestopt.
8) Wat is de beste herinnering aan je studententijd?
De sensatie in mijn eentje een totaal nieuw leven te beginnen: de nooit vermoede werelden die steeds maar weer opengingen.
9) Wat zou je nog wel eens willen doen wat je nog nooit hebt gedaan?
Samen met Esther het boek schrijven dat alle boeken overbodig maakt.
10) Zijn letterenstudenten gemankeerde schrijvers en dichters, kunsthistorici gemankeerde schilders en muziekwetenschappers gemankeerde componisten?
Ik kan alleen voor mezelf spreken en dan ferm "nee" antwoorden. Net zomin als chirurgen gemankeerde seriemoordenaars zijn, juristen verkapte criminelen, wiskundigen vermomde nullen.
11) Wie is jouw favoriete dichter?
Tonnus Oosterhoff, Leopold, Mark Strand, Nijhoff, Stephen Dunn, Gerrit Komrij, Paul Valéry, Lucebert, Charles Simic, Kees Ouwens en... en... en...
Wiljan de dichter
'Alles komt uit dat ene hoofd;
Wiljan van den Akker publiceerde dit voorjaar zijn eerste dichtbundel 'De Afstand'. Hij won er de C.Buddingh'-prijs voor nieuwe Nederlandstalige poëzie mee van de Stichting Poetry International om dichterlijk talent te stimuleren.
Wat is de relatie tussen Van den Akker de onderzoeker en Van den Akker de dichter?
"Het lijkt zo voor de hand liggend: je houdt je een professioneel leven lang wetenschappelijk met poëzie bezig en dan verschijnt er een dichtbundel van je. Hoe gek het ook klinkt: het heeft veel minder relatie met elkaar dan je zou denken en ook weer veel meer dan je zou vermoeden. Het schrijven van literatuur vereist voor mij een ander gebruik van hetzelfde hoofd. Ik denk, hoor, ruik en voel anders wanneer ik gedichten schrijf dan wanneer ik met mijn beroep bezig ben.
"Maar uiteindelijk komt alles uit dat ene hoofd, waarin alles wat ik ooit heb meegemaakt, ligt opgeslagen, waar regelmatig - mag ik hopen - nog van alles ingaat en waaruit ik voortdurend van alles weer tevoorschijn peuter. Dat ene hoofd waarvan ik denk dat het een 'ik' is; mijn 'ik'. Het wetenschappers-ik en het dichters-ik zijn beide onderzoekend, vragend, nieuwsgierig, ongeduldig, verlangend, ontevreden en soms onverklaarbaar gelukkig, maar om verschillende redenen en op andere momenten.
"Ze zijn voor mij volkomen identiek en totaal verschillend. Je zult ze nooit samen tegenkomen. Een beetje als die psychologische test waarbij je een en hetzelfde plaatje op twee manieren kunt zien, maar nooit allebei tegelijk."
Als toetje een nog niet gepubliceerd gedicht van Van den Akker dat de werktitel Zelfportret heeft meegekregen.
ZELFPORTRET
Er is inmiddels wel de nodige haast bij
nu het weer in de spiegels gaat slaan.
Had je onderhand niet al enige tijd
de vanzelfsprekend levende man
moeten zijn die je vroeger zou worden
als je later volgroeid aan dit tafeltje
recht tegenover plaats hebt genomen?
Zie hoe beheerst hij de kaart bestudeert
aandachtig antwoord kan geven
op de vraag van zijn vrouw en kiest
wat hij smaakvol wil hebben gegeten.
Kijk naar de zoons en de dochters
die altijd mooi jong zullen zijn en nooit
oud genoeg om zijn stem niet te horen
als de uitgang moet worden gekozen.
Met een blik in zijn hoofd vol verrijkte
gedachten verdwijnt hij. Dan draait hij
zich om, loopt terug, buigt langzaam
voorover, plant waardig zijn handen plat
voor mijn bord op de tafel en buldert:
'Weet jij eigenlijk wel hoe laat het is?'