Achtergrond

“Kom op man, je moet eruit. We zijn thuis’

Mariëlle Arnoldus

Het is donderdagnacht, 02.10 uur. De regen valt met bakken uit de hemel. Bij de bushalte op de Neude staat een aantal studenten ongeduldig op de bus te wachten. Een bus op dit tijdstip? Ja zeker, het is de Niteliner van Connexxion die studenten op donderdagnacht naar De Uithof, Zeist, Lunetten en Overvecht brengt. “Al is die laatste bestemming niet zo populair”, weet de 24-jarige buschauffeur Stephan. ”In die bus zitten nooit veel mensen. Maar Overvecht is ook redelijk dichtbij natuurlijk, je kan daar makkelijk met de fiets naartoe. De lijn naar Zeist via De Uithof is vaak drukker. Maar dat is ook een eind fietsen en zeker met dit weer is dat niet leuk.”

Stephan is één van de twee chauffeurs die hun nachtrust opofferen om de BOB te zijn voor studenten die de stad onveilig hebben gemaakt. Maar echt opofferen kan Stephan het niet noemen. “De nachtbussen zijn erg gezellig, vooral wanneer het lekker druk is. Hoe later het wordt, hoe meer mensen er mee gaan. En hoe meer ze gedronken hebben. Maar daar kan ik wel om lachen, hoor. Behalve wanneer ze de bus slopen. Zie je die stoel daar, waar geen armleuning aan zit? Een tijdje terug heeft een jongen die leuning er af gebroken. Ik heb hem meteen de bus uitgezet. Maar dat is eigenlijk het enige vervelende dat ik ‘s nachts heb meegemaakt. Er heeft zelfs nog nooit iemand in mijn bus gekotst. Dat moet ik nu wel even afkloppen natuurlijk, ha, ha.”

Eén halte verder, op het Janskerkhof, staat nog een groepje studenten te wachten. Wanneer de bus stopt, stappen ze vlug in. “Nu gaat het aardig snel, want echt dronken zijn de meeste nog niet”, vertelt Stephan. “Het is nog te vroeg. Wacht maar af tot de kroegen straks dicht gaan.”

Gene Hossenbux (21) heeft daar niet op gewacht. “Hé, wat ben je vroeg”, zegt Stephan wanneer ze instapt. “Ja, het was niet leuk in de stad”, reageert ze, terwijl ze een warme pita kaas uit een zakje haalt. Ze neemt een hap en ploft op een stoel achter de chauffeur. “Ik vind het leuk om een praatje met hem te maken. Zo is het altijd gezellig om naar huis te gaan.” Maar ze krijgt dan ook wel een hele speciale behandeling, blijkt wanneer de chauffeur haar bij haar voordeur afzet. “Ja, fijn hè? Nu hoef ik niet meer door het donker van de halte naar huis te lopen.” Ze stapt uit en zwaait nog even naar de chauffeur. “Ach”, reageert hij. “Ze heeft altijd van die onmogelijke hakschoenen aan. Daar kan ik haar toch niet op naar huis laten lopen?”

Dat de buschauffeur zo goed voor zijn nachtelijke passagiers zou zorgen had USF Studentenbelangen niet durven dromen, toen zij het begin dit jaar voor elkaar kregen dat de bussen op donderdagnacht zouden gaan rijden. “Wij willen dat studenten dag en nacht gebruik kunnen maken van openbaar vervoer”, legt Ellen Geertsema van USF uit. “In eerste instantie is het gewoon makkelijk dat je met de bus naar huis kan, maar het is ook een stuk veiliger. Neem bijvoorbeeld de route naar De Uithof of Zeist, het is niet fijn om daar in het donker te fietsen.”

De donderdagavond is voor USF dan ook niet genoeg. “We zijn op dit moment in gesprek met Connexxion om de bussen ook op vrijdagnacht te laten rijden. Maar dan moeten we eerst weten hoe populair de lijnen zijn”, maakt Ellen duidelijk. “Daarom komt er binnenkort een enquête en aan de hand daarvan zullen we kijken of er echt behoefte is aan de lijnen op donderdag en eventueel op vrijdag. Als dat zo is, rijden de bussen hopelijk nog voor het einde van het collegejaar op vrijdagnacht.” En als de behoefte toch niet heel groot blijkt te zijn? “Dan worden de nachtbussen misschien wel weer opgeheven”, zucht ze. “Maar met de lijn naar Zeist via De Uithof en Lunetten zal dat niet gebeuren, hoor”, weet chauffeur Stephan bijna zeker. “Op die lijnen zitten er altijd mensen in de bus. Wat er met de lijn naar Overvecht gebeurt is afwachten. Maar als die moet stoppen, duurt dat nog wel even. De nieuwe dienstregeling is al gemaakt en daar staat de lijn naar Overvecht nog gewoon op.”

Ondertussen is de bus weer terug op de Neude, waar een nieuwe lading feestvierders staat te wachten om naar huis gebracht te worden. De Uithof en Zeist is dit keer de bestemming. Aan de passagiers is duidelijk te merken dat het een stuk later is. Ze strompelen de bus in en zakken in elkaar op één van de stoelen. “Hé, hier mag alleen een invalide zitten”, giechelt een meisje. “Nou, in jouw toestand mag het ook wel, hoor”, roept de chauffeur lachend terug. De meeste stoelen zijn bezet. Hier en daar vallen de ogen dicht en zakken de hoofden op de schouders van de buurman. “Dat is het leuke van deze bus”, vindt Warandebewoner Leslie Molag (20). “Mensen vallen tegen wildvreemden aan in slaap en het maakt allemaal niets uit. Dat is gezellig, toch? Mij is het ook wel eens gebeurd, ha, ha. Gelukkig zitten er altijd wel een paar bekenden in de bus die me op tijd wakker maken.”

Dat het bij de andere passagiers ook zo werkt, blijkt wanneer de chauffeur een klein kwartier later bij de Cambridgelaan in De Uithof aankomt. “Wakker worden!”, wordt van achteren door de bus geroepen. Een jongen schrikt wakker. “Huh, waar zijn we?”, vraagt hij slaperig. “In Rotterdam!”, roept een ander lachend. “Kom op man, je moet eruit. We zijn thuis.” De meeste studenten stappen uit. Dan rijdt de chauffeur snel door naar de Warande in Zeist. “Nog een kwartiertje”, zegt Stephan. “Dan kan de rest ook lekker het bed in.”

Bij de Warande stromen de laatste studenten de bus uit. Op twee jongens na. “We moeten naar het busstation. Maar daar komt u niet, hè?”, vraagt één van hen aan de chauffeur. Stephan schudt nee, maar zegt dat ze maar even moeten blijven zitten. Hij trapt op het gas en rijdt door naar het busstation. Wanneer de jongens uitstappen, bedanken ze de chauffeur een aantal keer. “Maar dit kan niet elke week, hoor”, roept Stephan hen na. “Ik vind het leuk wanneer je zoiets voor ze kan doen”, zegt hij tevreden.“Maar nu loop ik wel 10 minuten achter op schema, dus ik moet hard doorrijden. Houdt je vast, daar gaan we. Op naar het laatste rondje van vannacht!”

Tijdschema Niteliner

Zie jij het ook niet zitten om na een lekker avondje stappen je billen van je lijf te latenvriezen op de fiets naar huis? Neem de Niteliner! Vanaf de Neude stap je om 02.12, 03.12, 04.12 en om 05.12 in bus 412 naar De Uithof en Zeist. Om 01.31, 02.31, 03.31 en 04.31 stap je in bus 410 die kriskras door Overvecht rijdt en om 01.55, 02.55, 03.55 en 04.55 stopt bus 408 op de Neude om je naar Lunetten te brengen. Kijk voor de tussenliggende haltes en bijbehorende vertrektijden op 9292ov.nl en laat je deze winter lekker naar huis rijden!

’Mag je het ook gewoon leuk vinden’

Een studentenhuis met een missie

Alette van de Schaft

Negen van de dertien bewoners zijn aanwezig in de gemeenschappelijke huiskamer die volgepropt is met Emmausdesign. Een zware eikenhouten salontafel, een dito televisiemeubel en een paar joekels van banken nemen bijna alle leefruimte in beslag.

Het is een gemêleerd gezelschap. Lang niet iedereen blijkt een geloof aan te hangen. Ali was ooit moslim maar nu niet meer. Erwin noemt zichzelf agnost, net als Maarten. Pauline is niet gelovig en Froukje evenmin. Al bidt ze wel eens mee met de anderen. Myrthe noemt zichzelf eigentijds christen. Daar hoort ook een kerk bij. Elke zondag gaat ze naar Amsterdam om de dienst van de CCC bij te wonen. Esther doet hbo theologie vanuit de evangelische en pinkstergemeente. Hannah is juist tegen de kerk als instituut. Ze is van huis uit gereformeerd, maar de term christenanarchist is de vlag die de lading het beste dekt, zegt ze.

Laten we maar beginnen, stelt Froukje voor. Ze heeft samen met Maarten een doorwrocht programma in elkaar gezet. Met ’leuke werkvormen’ zoals ze zelf met de nodige ironie zegt.

Deze avond is het thema vrijwilligerswerk. Alle bewoners van het Stamhuis doen in principe vrijwilligerswerk. Maarten bijvoorbeeld werkte in het smulhuis, een organisatie die gezonde maaltijden verstrekt aan daklozen. Pauline leest voor aan allochtone kinderen met een Nederlandse taalachterstand en Erwin is maatje voor een oudere man.

Froukje legt uit wat de bedoeling is: ze wil het hebben over de motivatie die mensen hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen. Zo heeft ze wel eens gehoord dat er vrijwilligers zijn die hun baantje vooral doen omdat ze eenzaam zijn en op zoek zijn naar contact.

De doelstelling van het Stamhuis, vat ze nog even samen, is bewoners kennis laten maken met maatschappelijke noden van mensen in de eigen leefomgeving. Dus niet ‘zielige mensen in Afrika, of zielige dieren in Afrika’. Wat Maarten dan eigenlijk weer onzin vindt. En hoezo mag je geen vrijwilligerswerk doen dat met het milieu te maken heeft. Maarten is de man van de briefjes: ‘standbyknop uit milieu’ en op een lamp: ‘Sla een kruisje voor het milieu als je mij aanzet. Ik gebruik 300 W en mijn vijf vriendjes aan het plafond gebruiken maar 7 W’.

De meubels gaan aan de kant en Froukje laat de huisgenoten een binnen- en een buitenkring maken. De kringen lopen in tegengestelde richting en als de muziek stopt, vertelt iedereen aan de overbuurman of -vrouw wat voor vrijwilligerswerk hij doet en waarom.

Er blijken nogal wat verschillende motieven te zijn. Froukje zelf is vrijwilliger bij een studiemaatjesproject voor studenten met een psychische beperking. “Ik trek me psychische ziektes wel aan”, zegt ze. “Vooral eetstoornissen en depressie. In mijn omgeving kom ik veel mensen tegen met psychische ziektes dus ik vind het ook niet echt raar. Daarnaast vind ik het leuk om mensen te coachen.”

Hannah herinnert zich uit haar tijd bij de Weggeefwinkel de gunstige secundaire arbeidsvoorwaarden: ze kon altijd zelf als eerste uit het aanbod kiezen.

De vraag of je vrijwilligerswerk vooral doet om een ander te helpen of omdat je het zelf leuk vindt, blijkt de rest van de avond centraal te staan.

Als Maarten heel eerlijk is, baalt hij ervan dat veel daklozen die hij van gezonde maaltijden en ‘sociale vitaminen’ voorzag helemaal niet blij waren met zijn inspanningen. “Ze lopen te bitchen tegen de vrijwilligers en ze zeuren dat het eten te duur is.” Wat hij erin stopte kwam er niet zo uit, al was het wel leuk met de collega’s. Hij is inmiddels gestopt en gaat wat anders doen.

Maarten leest een bij het thema passend bijbelstukje. “Hoed af”, grapt iemand. “Ja hoed af.” De hoed gaat af.

Maarten heeft ook nog een artikel samengevat dat gaat over de motieven van jonge mensen om vrijwilligerswerk te doen en vol te houden. Hoe meer ze op anderen gericht zijn, hoe beter ze het volhouden denken de auteurs van het stuk. En als ‘vrijwilliger zijn’ deel uitmaakt van hun identiteit zullen ze het ook langer volhouden.

“Jullie hebben het maar steeds over volhouden”, zegt Pauline. “Mag je het ook gewoon leuk vinden? Of bestaat dat niet.” “En wat als je het ziet als toewijding?”, vraagt Myrthe. “Het is gewoon een keus. En dan doe je dat.” Froukje heeft het idee dat het wel christelijk is om anderen te helpen. En inderdaad Hannah, Esther en Myrthe kregen het doen van vrijwilligerswerk met de paplepel ingegoten.

“Puur altruïstisch vrijwilligerswerk bestaat niet”, volgens Pauline. “Je haalt er zelf ook iets uit. Ik geloof ook nooit dat Jezus puur altruïstisch was. Maar ja, ik ben ook niet gelovig.”

Het blijft hen bezighouden. De vraag voor wie je het eigenlijk doet. Dat meisje dat ze zojuist in de film zagen, die naar Afrika ging om aidswezen te knuffelen? Doet die dat nou voor die kinderen of voor zichzelf? Ze weten het niet.

Bij de laatste ‘leuke werkvorm’ is de vraag: zou je ook vrijwilligerswerk doen als je niet in het Stamhuis woonde? Degene die het daar het meest mee eens is, moet helemaal links gaan staan. De rest in een aflopende reeks ernaast.

Hannah eindigt als meest overtuigde vrijwilliger. “Ik ben altijd idealistisch geweest”, zegt ze. “Eerst vooral wat betreft het milieu en de dieren. Maar later kreeg ik meer inzicht in sociale onrechtvaardigheid. De producten zijn alleen maar de symptomen en daaronder zit een mentaliteitsprobleem.”

Het leuke van het Stamhuis is dat het allemaal mensen zijn die verder kijken dan hun neus lang is, vindt ze. Al voert ze ook wel vergeefse gevechten om het gebruik van fair-tradeproducten bijvoorbeeld. Binnenkort begint Hannah met haar vrijwilligerswerk in Overvecht. Een aantal vrienden gaat daar een woongroep beginnen en ze willen dingen doen voor de buurt. Voorleesclubs, vrouwenochtenden. Hannah denkt wel dat ze ook na het Stamhuis in een woongroep wil blijven wonen.

Arthur staat zo’n beetje als minst gedreven vrijwilliger aan het eind van de rij. Hij kwam in het Stamhuis via een vriendin die hier toen woonde. Hij had een kamer nodig en dat vrijwilligerswerk leek hem wel leuk. Hij ziet het als een soort maatschappelijke dienstplicht. “Het samen wonen is leuk hier”, vindt hij. Het zijn beschaafde mensen die anderen in hun waarde laten. Maar het is ook een heel gewoon studentenhuis.”

Stamhuis

Het Stamhuis is een leefgemeenschap van studenten in Lunetten. Het werd in 1988 opgezet door zuster Herma Bus, een dominicanes. Ze wilde jonge mensen stimuleren om na te denken over het geloof en hun eigen rol in de samenleving. Tot 2002 woonde ze aan de overkant van de drie rijtjeshuizen die samen het Stamhuis vormen. Om het goede voorbeeld te geven. Daarna kwam het beheer van de stichting in handen van een groep lekendominicanen uit Utrecht. De voorzitter van de stichting kiest ook de nieuwe bewoners na een motivatiegesprek uit. Bewoners verplichten zich contractueel om minstens acht uur per maand te besteden aan vrijwilligerswerk. Daarnaast zijn de dertien bewoners gezamenlijk verantwoordelijk voor het huishouden. Eten doen ze in principe samen. Een vast bedrag dat is opgenomen in de huur is bestemd voor de basislevensmiddelen. En elke maand is er een thema-avond waarop de stamhuisbewoners ingaan op een maatschappelijk of levensbeschouwelijk thema.

’Wij komen hier minimaal twee keer per dag’

In de rij voor de koffie van Gutenberg

Mirjam Streefkerk

En dat komt goed uit voor Hinze Hogendoorn. De promovendus bij de faculteit Sociale Wetenschappen mag - als er geen rij is - zelf zijn koffie maken. “Maar als Hinze is geweest staat er standaard een rij”, zegt Marjolein Kammers, zijn vriendin die haar proefschrift net af heeft.

“Wij komen hier minimaal twee keer per dag”, vertelt ze terwijl Hogendoorn geconcentreerd twee Caffé Latte’s aan het maken is. De barista helpt hem een beetje. Hogendoorn wil zich graag de kunst van het Latte Arte eigen maken: door een bepaalde manier de opgeklopte melk bij de koffie te schenken kan een goede barista figuurtjes maken die ontstaan door de vermenging van de koffie met het schuim aan de oppervlakte. Onder gejuich van zijn vriendin zet de promovendus vandaag een redelijk hartje neer.

Kammers: “Ook al vinden ze hier dat de koffie verkeerd geen echte koffie is, Gutenberg heeft mij er de afgelopen vier jaar wel doorheen gesleept”. Als bedankje laat ze voor de baristi dan ook twee exemplaren van haar proefschrift achter. “Tot straks”, zegt het tweetal, wanneer het weer teruggaat naar het Langeveldgebouw.

Dit soort dingen kunnen we onze vaste gasten natuurlijk alleen laten doen als het zo rustig is”, zegt barista Berber van den Heuvel als ze even later buiten een sigaretje rookt. “Dus wat dat betreft, is het heel fijn om nu even wat minder drukte te hebben. Je hebt dan ook weer tijd voor een praatje.”

Koffiedrinken is hip. De ene na de andere strak ingerichte espressobar of koffietent opent in Utrecht zijn deuren. Het Facilitair Bedrijf Utrecht, dat alle catering in de gebouwen van de universiteit verzorgt, heeft vier jaar geleden met de opening van Gutenberg in de UB een gouden greep gedaan.

Maar koffie is niet alleen hip: uit steeds meer onderzoeken blijkt dat het ook nog eens gezond is. ‘Zes bakken per dag? Geen probleem’, kopt het Volkskrantartikel dat een prominente plaats heeft op het prikbord in Gutenberg. Uit onderzoek van het Julius Centrum van het UMC blijkt dat het dagelijks drinken van meer dan drie koppen filterkoffie per dag het risico op de meest voorkomende vorm van diabetes met veertig procent verlaagt. In de universitaire espressobar wordt geen filterkoffie geschonken, maar er worden ook steeds meer andere onderzoeken gepubliceerd waaruit blijkt dat koffie helemaal niet zo ongezond is als voorheen werd aangenomen.

De bezoekers van Gutenberg is het echter niet te doen om het gezondheidseffect van hun bestelling. Zij maken een ommetje voor hun koffie, of staan er graag voor in de rij omdat het zo lekker is. Van den Heuvel: “Met name de universiteitsmedewerkers zijn ’s ochtends trouwe klanten. Studenten komen vaak koffie halen om hun eerste college door te komen. De rest van de dag is de verhouding tussen to go en de mensen die hier hun koffie opdrinken ongeveer fifty-fifty.”

Als haar bus op tijd is, haalt farmaciestudent Amanda van Walraven graag een Gutenberg Cappuccino. “De koffie uit de automaat bij mij op de opleiding is niet te drinken, daar begin ik niet eens aan.” Frank Bos kiest op zijn werk in het Huybregt Labaratorium liever voor thee, want uit de automaten daar komt ook alleen vieze koffie, vindt hij. Elke ochtend en vaak ook ’s middags haalt hij daarom een Gutenberg Cappuccino van een koffiesoort met een extra sterke smaak. “Ik fiets daar graag even voor om”, zegt Bos. “Ik ben fan van de KGB, omdat ik er meteen wakker door word. Al krijg ik er soms wel hartkloppingen van.”

Dat de koffie in Gutenberg zo goed smaakt, komt niet alleen door de vier lekkere én eerlijke koffiesoorten die de espressobar gebruikt. “Het heeft ook alles te maken met hóe je de koffie zet”, aldus barista Van den Heuvel. “Hoe fijn maal je de bonen, hoe hard stamp je de koffie aan, hoe schuimig maak je de melk en hoe warm is die? Als je daar allemaal goed op let, krijg je een heerlijke koffie. Maar dat betekent ook dat het soms wat langer duurt voor je ‘m hebt.”

De net afgestudeerde Lode Messemaker haalt drie koffie voor hem en zijn collega’s bij Geowetenschappen. “Meestal beginnen we de dag met een GB’tje. Die is gewoon het lekkerst en heeft een echte koffiesmaak.” Maar is het niet wat prijzig om dat dagelijks te doen? “Tja, het leven is sowieso duur. Maar als we al twee keer op een dag hier een cappuccino hebben gehaald, nemen we ook weleens koffie uit de automaat.”

Liberal arts & Sciences student Floor Sterk zou liever vaker haar Caffé Latte halen in de espressobar. “Nu ga ik eens in de twee weken, anders wordt het toch wel wat prijzig.” “Misschien is het wel wat elitair”, bevestigt Inge van der Valk, werkzaam aan de faculteit Sociale Wetenschappen. “Maar de koffie is hier gewoon erg lekker.” Ze haalt hier vier keer per week een Caffé Latte en denkt dat ze in totaal al veertig spaarkaarten vol heeft gemaakt.

“Op het werk zeggen mijn collega en ik weleens tegen elkaar: ‘wil je een vieze koffie’. Daarmee bedoelen we de Senseo die we op onze kamer hebben staan.” Liever halen ze halverwege de dag nog even een koffie bij Gutenberg. Van der Valk: “Maar dan moet er niet zo’n lange rij staan.”

Die is er vanochtend vooralsnog niet. Het zijn vooral de vaste gasten die langskomen. Barista Van den Heuvel schat dat ze van zo’n twee- tot driehonderd klanten weet wat ze drinken. Ze wijst naar binnen waar drie mensen op hun bestelling staan te wachten: “Hij neemt altijd een Latte Macchiato met irish cream en gaat vervolgens hier zijn krantje lezen, de andere twee nemen een koffie verkeerd en een Latte Macchiato.”

Met haar mond vol van het koekje komt Pascale le Blanc, universitair docent bij Sociale en Organisatiepsychologie, Gutenberg uitgelopen. Hoewel het koekje erbij ook erg lekker is, komt Le Blanc voor de koffie: “Als ik weet dat ik een drukke dag heb, geef ik mezelf ’s ochtends een Caffé Latte cadeau. Dan begin ik in elk geval goed.”

Koffiefeitjes

-De caffée latte, ofwel de koffie verkeerd, bevat meer cafeïne dan een espresso. Dat komt doordat er meer water door de koffie wordt geperst, waardoor er ook meer cafeïne meekomt.

-Het water uit de machine is 94 graden, als je de koffie geserveerd krijgt is daar nog zo’n 70 graden van over. Voor een barista is het de kunst om ook te zorgen dat de melk 70 graden is, zodat de koffie niet snel verder afkoelt.

-Er zijn twee soorten koffieplanten: de Robusta en de Arabica. Van de Arabica wordt de lekkerste koffie gemaakt, maar die groeit alleen op grote hoogte. Daardoor is het lastiger om die te oogsten. Supermarktmerken mengen hun Arabicakoffie met de Robusta. Gutenberg gebruikt alleen Arabicakoffie.

-De duurste koffie is de Kopi Luwak. Dat zijn koffiebonen die zijn uitgepoept door de civetkat, die koffiebesjes eet en alleen het vruchtvlees verteert. De bonen worden gedroogd en vervolgens gebrand. Je betaalt ongeveer 59 euro voor 50 gram, dat zijn ongeveer zeven kopjes koffie. Ter vergelijking: voor 36 Douwe Egberts Senseo pads betaal je 3,20.

De Gutenberg Top drie

1.Gewone cappuccino

2.Gutenberg Cappuccino

3.Café Latte

Studeren in China is niet alleen leuk voor sinologen

Tekst Thijs den Otter, HOP

Nederlandse studenten zijn weinig avontuurlijk. Het is dan ook niet opzienbarend dat er op de vaak enorme campussen van de Chinese instellingen vorig jaar maar 750 Nederlanders rondliepen. Dat aantal moet omhoog, vindt directeur Jacques van Vliet van het Neso in Beijing, de voorpost van het Nederlandse hoger onderwijs in China. Van Vliet heeft de wind in de rug: vergeleken met het collegejaar 2006-2007 nam het aantal Chinagangers vorig jaar met twintig procent toe.

Maar wie gaan erheen? En wie zouden erheen moeten gaan? De voorhoede wordt al jaren gevormd door sinologen, ofwel studenten Chinese taal & cultuur. Deze studenten zijn door de Universiteit Leiden min of meer verplicht om tijdens hun bacheloropleiding een jaar in China te bivakkeren. Zij worden – al dan niet met beurs – ondergebracht bij de beste universiteiten van de Volksrepubliek en vinden er relatief eenvoudig hun weg. Ze spreken vaak een aardig woordje Chinees en hebben zich al verdiept in de cultuur.

Toch is het zelfs voor deze groep wennen. “Het onderwijs is hier vaak klassikaal”, zegt Jasper van Holsteijn uit Gouda. “Nederlanders vinden het normaal om elkaar in werkgroepen feedback te geven en dat is men hier niet echt gewend. Maar goed, klassikaal onderwijs is natuurlijk ook een gevolg van mijn studiekeuze: wie de taal goed wil kennen, moet woorden leren en karakters stampen. Dat is lang niet eenvoudig. Ik volg bijvoorbeeld een cursus krantenlezen in het Chinees en dat lukt me echt nog niet. Dat klinkt misschien gek, maar de Chinese taal kent een slordige zestigduizend karakters in plaats van zesentwintig letters.”

Prima Engels

Je zou denken dat de universiteiten van China ook andere studenten wel iets te bieden hebben. In de wereldwijde universiteitenranglijst van Times Higher Education staan bijvoorbeeld zes Chinese universiteiten in de top 200. Beijing staat het hoogst genoteerd op nummer vijftig, hoger dan de Nederlandse toppers.

Vooral voor businessstudenten lijkt het logisch om voor ten minste een kort programma naar China af te reizen. Je hoort toch altijd zeggen dat de Chinese economie in opkomst is en dat we onze blik op het oosten moeten richten? Bovendien is Nederland momenteel één van de grootste buitenlandse investeerders in China: het Unilever-logo glimt iedereen tegemoet die landt op een van de vliegvelden van Shanghai. Andere bedrijven als Philips, ING en ABN-Amro – in China ‘the Holland Bank’ – zijn er grote spelers en dat willen ze zo houden. Zij zitten te springen om hoogopgeleiden die in elk geval weten hoe in China zaken worden gedaan.

Toch zijn er buiten de taalstudenten maar weinig westerse studenten te vinden. Ook Nederlandse studenten wagen de sprong maar zelden. Misschien willen ze geen Chinees leren en vrezen ze dat Chinezen slecht Engels spreken. Maar volgens de Chinese universiteiten zelf is hun Engels prima. Neem de Guanghua School of Management in Beijing, die bekend staat als de beste business school in Azië. “Ik begrijp best dat studenten aarzelen voor ze besluiten naar China te gaan”, zegt associate dean Xinzhong Xu in vlekkeloos Engels. “Vandaar dat we voor studenten van onze partneruniversiteiten een kort kennismakingsprogramma hebben ontwikkeld. Dan kunnen ze twee weken een kijkje nemen en proeven van ons Engelstalige onderwijs. Velen komen terug.”

Korte Engelstalige programma’s waarin basisgebruiken worden uitgelegd en studenten op het enorme potentieel worden gewezen zijn al gemeengoed in China. Steeds meer instellingen breiden ze uit, zodat ook studenten die niet zoveel ophebben met de Chinese taal wortel kunnen schieten in Shanghai en Beijing.

Internationale betrekkingen

Student Keson Tinker van de Bahamas is al overtuigd. Hij werkte vier jaar terug bij een bank en verveelde zich een ongeluk. “Ik heb het roer radicaal omgegooid en ben naar Shanghai gekomen. Sindsdien studeer ik Chinees aan de Donghua University. Als de docenten hier geen Engels hadden gesproken, had ik het niet gered. Ik ben mijn bacheloropleiding aan het voltooien en heb een aardig bijbaantje in de zomermaanden: ik ben persoonlijk assistent van de ambassadeur van de Bahamas. Mijn toekomst ligt in de internationale betrekkingen en ik ga hier straks een masteropleiding volgen die me een heel eind verder helpt.”

Je kunt de universiteiten natuurlijk ook links laten liggen en alleen stagelopen in China. Dat is een avontuur op zich. Media & cultuurstudent Rob Stravers van de Universiteit van Amsterdam loopt stage in Beijing bij de Nederlandse producent Sierk Vojacek. Hij reisde naar China met de Transsiberië Express. Hij is het levende bewijs dat je je ook kunt redden zonder een woord Chinees te spreken. “Ongetwijfeld ziet het er absurd uit, maar als ik in een supermarkt rundvlees wil kopen, ga ik vrolijk staan loeien. Je moet wat. Binnen het stagebedrijf gaat het natuurlijk prima: ik heb een Nederlandse baas en zijn medewerkers helpen me uitstekend.”

Stravers is onder de indruk van de “draaikolk” die China is, en wil graag langer blijven. Hij zoekt samen met een hoogleraar naar een afstudeeronderwerp voor zijn bachelorscriptie. Maar eerst de stage: “Ik wilde eigenlijk meelopen in een van de producties, maar inmiddels is dat bijzaak: ik ben vooral benieuwd naar hoe de Chinese media werken. Ik ben aan het goede adres, want Sierk heeft veel ervaring: hij adviseert ook Europese bedrijven die hier zaken komen doen.”

Relatief goedkoop

Voor het geld hoef je een reis naar China niet te laten. Een groot deel van de studenten krijgt een beurs: Nederland betaalt via de Nuffic een bedrag voor vervoer en boeken, China regelt het collegegeld en een kamer op de campus. Ook dat is even wennen: buitenlandse studenten hebben een kamer van twaalf tot zestien vierkante meter, maar moeten die wel delen met een studiegenoot.

Voor Adriane van Houten (ook sinoloog, ook een beurs) was dat laatste aanleiding om een plek te zoeken buiten de campus. “Zelfs al zou ik een kamergenoot willen, dan kon het niet: ik speel namelijk viool en moet regelmatig oefenen.” Wel maakt Van Houten veel gebruik van de faciliteiten van de campus van Beijing Language And Culture University, waar ze haar colleges volgt: van eetzalen waar je voor een paar euro riant kunt dineren tot basketbalvelden die goed genoeg waren voor oefenende olympische teams. Ze klinkt erg enthousiast.

En dan is haar universiteit niet eens de grootste van Beijing: de Beijing University heeft met afstand de grootste campus van de stad, en is eigenlijk een gemeente op zich. Compleet met een prachtig park en een metershoge pagode. Studenten kunnen er met gemak het hele jaar doorbrengen, zonder iets te hebben meegekregen van Beijing.

Er zijn ook studenten die geen beurs willen of krijgen en de sprong naar China op eigen kosten wagen. “Met een begroting van tienduizend euro lukt dat aardig”, zegt derdejaars sinologie Myrle de Swart. Toch was het in het begin wel even slikken. “In de eerste weken ben je aan de lopende band geld aan het uitgeven: vliegtickets, boeken. Dat hakte er aardig in. Inmiddels heb ik mijn draai gevonden en gaat het prima. Ik ben begin oktober zelfs met een groep studenten op vakantie geweest. We zijn met paarden en kamelen door de binnenlanden van Mongolië getrokken. Die hele week op pad kostte 125 euro, inclusief eten en drinken.”

Bijbaantjes liggen niet voor het oprapen voor buitenlandse studenten. Formeel is bijbeunen zelfs verboden, want buitenlanders hebben – net als in Nederland – een werkvergunning nodig. Toch wordt er flink bijverdiend door internationale studenten: veel Chinezen zijn naarstig op zoek naar een Engels sprekende student die hun kinderen bijles kan geven en betalen daar tot 100 Yuan per uur voor, wat gelijk staat aan een tientje. In China is dat bovenmodaal. Ook de Chinese filmindustrie weet de weg naar de campus te vinden: menige student figureerde de afgelopen jaren als ‘Amerikaan’.

Kortom, een paar maanden in China studeren, is betaalbaar en levert veel op: kennis van een totaal andere cultuur, die de komende decennia steeds belangrijker wordt. Daar komt nog bij dat het een schitterend land is. En enorm groot. Beijing bijvoorbeeld telt minimaal 18 miljoen zielen en is qua oppervlakte even groot als België. Toch is Beijing een gemoedelijke plek waar van alles te beleven valt. Taxichauffeurs rijden hun passagiers voor een habbekrats de stad door. Behalve de onvermijdelijke trekpleisters als het Plein van de Hemelse Vrede en olympisch stadion Het Vogelnest zijn er leuke uitgaansstraten en goede restaurants. Zelfs aan de tijdelijke student die de menukaart niet kan volgen is gedacht: westerlingen krijgen een plaatjesboek aangereikt en kunnen zodoende alsnog hun menu samenstellen.

Dus laat die businessstudenten maar eens naast de sinologen in het vliegtuig stappen. En de filosofen. En de studenten antropologie. En de milieuspecialisten. Het zal ze vast geen kwaad doen.

Volledig Engelstalige programma’s

Internationale programma’s zijn er genoeg in China. Het hoofd internationalisering van het ministerie van Onderwijs in Beijing overhandigt buitenlands bezoek een boek met 350 pagina’s aan korte cursussen en volledige onderwijsprogramma’s voor internationaal talent.

Langdurige, volledig Engelstalige programma’s zijn echter nog schaars. Naast de meeste opleidingen die toegankelijk zijn voor buitenlanders, loopt meestal een stevige, noodzakelijke cursus Chinees. Grote, gerenommeerde universiteiten als Donghua University in Shanghai en Shandong University in Ji’nan zouden met liefde volledig Engelstalige jaargangen opzetten. Maar daar moet dan wel vraag naar zijn.

Shandong University houdt het daarom voorlopig op de kortlopende programma’s. “Ieder jaar hebben we korte Engelstalige cursussen, meestal economische”, zegt associate dean Jiang Suhua desgevraagd. “Maar op het moment dat er vraag naar is, kunnen we in een handomdraai overstappen op een Engels programma van een jaar. Daarbij zal niemand het ons kwalijk nemen dat we een basiscursus Chinees in het rooster opnemen.”

Fudan University in Shanghai pakt het anders aan. “Ons bestuur heeft een paar jaar terug besloten dat alle vakgroepen volledig Engelstalige programma’s moesten opbouwen”, zegt professor Chun Ding, die eindverantwoordelijke is voor het European Studies Centre van de instelling. “Alle disciplines hebben die nu ook, van sociale wetenschappen tot onze economische faculteit. Dat maakt ons een aantrekkelijke partner voor de multinationals van Shanghai, en natuurlijk ook voor universiteiten in de hele wereld.”

Chun Ding is ook verantwoordelijk voor het Dutch Studies Center van Fudan. “We onderhouden binnen die groep niet alleen nauwe banden met de Rijksuniversiteit Groningen of Philips, we doen ook onderzoek. Zo zijn we zeer geïnteresseerd in de manier waarop de gezondheidszorg in Nederland is georganiseerd, en onderzoeken we de Nederlandse milieuwetgeving. Met het oog op de toekomst van China zijn dat zeer belangrijke onderwerpen.”

Daar blijft het voor de Fudan Universiteit niet bij. “Via onze centra brengen we in kaart wat er in de rest van China wordt gedaan aan samenwerking met Europa. Dat gaat van onderzoek van andere instellingen tot samenwerkingsverbanden met een Nederlandse hogeschool”, aldus Ding. “Binnen vijf jaar is deze universiteit uitgegroeid tot het Chinese kenniscentrum voor Europa. En daar gaan alle betrokkenen hun voordeel mee doen.”

Lessen in wederzijds begrip

Werken en zaken doen: in het verre oosten gaat het echt anders. Nederlanders vinden het gewoonlijk niet zo boeiend of hun handelspartners aardig zijn, maar in China is het van levensbelang.

Bedrijven moeten er geduldig zijn voor ze mooie resultaten boeken. Vele etentjes met tal van omzichtige bewegingen bij onderhandelingen zijn gebruikelijk. Snel concreet worden, kan eigenlijk pas als iedereen elkaar goed kent. “En dat geldt echt voor alle niveaus”, zegt headhunter Joshua Schrijvers. “ING is hier nu één van de grote spelers, maar de eerste vijf jaar verdiende de bank hier helemaal niets.”

Schrijvers werkt voor Talent&Pro, een bedrijf dat vooral Chinese hoogopgeleiden scout voor multinationals. “Eigenlijk zijn we alleen geïnteresseerd in mensen die na hun bachelor in China een masteropleiding in Europa of de Verenigde Staten hebben gevolgd. Mensen die beide culturen kennen. Voor Europeanen die we bij een bank plaatsen, geldt in feite hetzelfde.”

Veel grote spelers hebben inmiddels een aardig netwerk waarbinnen alumni met Aziatische ervaring snel worden gerekruteerd. Grote en kleinere spelers worden via het ‘NANC’ netwerk een handje geholpen door Neso China. Honderden Chinese studenten die in Nederland hebben gestudeerd en Nederlanders die een deel van hun opleiding in China hebben gevolgd, komen met regelmaat bijeen voor netwerkbijeenkomsten. Dat de club succesvol zou zijn, was eigenlijk van tevoren te voorspellen: Nederland is na Duitsland de grootse EU-handelspartner van China: alleen al in Shanghai zijn meer dan vierhonderd bedrijven actief. Wie de aanhoudende stroom van Hollandse hoogwaardigheidsbekleders richting het verre Oosten ziet trekken – begin november was het de beurt aan minister Plasterk met vertegenwoordigers van de universiteiten en hogescholen in zijn gevolg – weet dat er van alles aan gedaan wordt om dat zo te houden.

“Maar los van het feit dat je je carrière geen pijn doet als je hier gaat studeren, is het vooral de levenservaring die je voor altijd met je meeneemt”, zegt consul-generaal Eric Verwaal in Shanghai. “Ik kwam hier in de jaren tachtig als 21-jarige en het heeft mijn hele levensvisie veranderd. Omdat alles hier totaal anders is. Iedere student die er voor kiest hier een tijdje te studeren, kan een bijdrage leveren aan het wederzijdse begrip. Want natuurlijk: bijna alles wat in de kranten over China staat, is waar. Maar het is slechts een selectie. Voor een totaalplaatje moet je het echt zelf ervaren.”

’Echt talent komt vanzelf bovendrijven’

In negen studentensteden werd al weken naar deze vrijdagavond toegeleefd. Want hier in de Woolloomooloo nemen de winnaars van de lokale smarlappen-karaokewedstrijd het vanavond tegen elkaar op tijdens het Studenten Smartlappen Spektakel. De finalisten strijden om een wintersportvakantie voor tien personen naar het Franse Val Thorens.

De Woo is, naast een aantal leden van het Utrechtsch Studenten Corps, voornamelijk gevuld met supporters van de deelnemende vertolkers van het levenslied. Helemaal vanuit Leeuwarden, Groningen en Eindhoven zijn zij naar de Domstad getrokken om hun favorieten aan te moedigen. Vooral de aanhangers van de Tilburgse inzending hebben flink uitgepakt: met spandoeken en sjaaltjes met de namen van ‘hun’ Sjoerd en Thomas moedigen ze hun helden aan.

Nadat de verschillende deelnemers, allen onder luid gejuich van eigen aanhang, hun nummers hebben opgevoerd, zijn als allerlaatste de mannen van de Maastrichtse inzending Feutmans aan de beurt. Eén voor één worstelen zij zich door het publiek naar voren om een mooie uitdossing te kiezen in de ‘Winkel van Trudy’. Een kledingrek van een meter lang, behangen met jasjes, broeken, hoeden en boa’s in allerlei kleuren, soorten en maten.

Eén van de Maastrichtse leden trekt soepel zijn donkerblauwe colbert uit, verruilt deze voor een goud exemplaar en zet een grote retro zonnebril op. De rest volgt zijn voorbeeld.

Als de mannen zijn voorgesteld door het presentatietrio De Anitaas, betreedt het Maastrichtse vijftal al springend, fluitend en brallend het podiumpje van twee bij twee. DJ Arie start de muziek: Hey Baby van het Cooldown Café schalt door de boxen van de Woo en de heren van Feutmans brullen luidkeels mee. Als het nummer is afgelopen en de Anitaas het podium weer willen betreden, blèren de leden van Feutmans nog een paar onverstaanbare kreten in de microfoon voordat ze vertrekken. “Min 2 voor deze gasten”, roept een Anita naar de jury, die bestaat uit Monique en Anne Floor, beide werkend voor de sponsor van het spektakel.

Na een beraad van een kwartier is de jury eruit. Tegen half een klauteren De Anitaas wederom het podium op en maken de uitslag bekend. “Op de tweede plaats zijn geëindigd: De Liana’s uit Utrecht. Zij winnen een fantastische digitale fotolijst!” Een lauw applausje klinkt uit het publiek, dat duidelijk een beetje vermoeid begint te raken van de vele smartlappen en het bier. “En de winnaar van de wintersportreis voor tien personen naar Val Thorens”, zo vervolgt een van De Anitaas, “gaat naar Yes We Can uit Leiden met Dromen zijn bedrog van Marco Borsato”. Met een uitzinnig gegil nemen de winnaars hun wintersportcheque in ontvangst. Tijd voor een vraaggesprekje op het podium met De Anitaas hebben de Leidse studenten niet, want direct ontaard hun blijdschap in een vreugdedans. Als het vijftal van Yes We Can enigszins bedaard is, vertelt psychologiestudente Charlotte van Hartingsveldt enthousiast: “Dit is echt zo mooi. We hadden nooit verwacht te winnen. We hoorden pas drie dagen van te voren welk nummer we mochten zingen, dus we hebben vooraf maar weinig tijd gehad om te oefenen.”

Toch waren zowel De Anitaas als de jury onder de indruk van de Leidse performance. Trudy, een van De Anitaas met een adviserende rol naar de jury: “We dachten, Leiden, dat zijn vast van die ballen, maar dat was helemaal niet zo, ze waren zelfs erg lief. Daarnaast waren ze mooi uitgedost, hebben ze veel aandacht besteed aan hun dans en zongen ze een moeilijk nummer.”

Het gezicht van rechtenstudente Sophie Stolker, dat bezaaid is met glitter make-up, straalt nog ongeloof uit. Opgewonden vertelt ze haar verhaal. “Op de avond dat de voorronde in discotheek In Casa was, vierde ik daar toevallig mijn verjaardag. Na de nodige biertjes besloten Charlotte en ik ons in te schrijven met het nummer Het is een nacht van Guus Meeuwis. Toen moesten we Rens, Rogier en Ton nog overhalen om als achtergrondkoor op te treden.”

Zonder te repeteren wonnen de Leidse studenten de voorronde in hun stad en nu dus de finale. “Echt talent komt vanzelf bovendrijven”, zo verklaren De Anitaas het succes van Yes We Can. “Daarbij moeten we aantekenen dat het niveau van alle deelnemers hoger was dan we vooraf hadden verwacht.” Volgens het zangtrio kan de eerste versie van het Smartlappen Studenten Spektakel een succes genoemd worden. “Het is gewoon heel mooi om te zien dat ook studenten steeds meer warm lopen voor het Nederlandse levenslied. Dus wat ons betreft is dit de start van een heel, mooie jaarlijks terugkerende traditie.”

Utrechtse Liana’s: ‘We hadden er de kracht niet meer voor’

De Utrechtse inzending voor het Studenten Smartlappen Spektakel luisterend naar de naam De Liana’s, bestaat uit Ties Koolen (24), Talitha Grootens (21), Clara Verdenius (21) en Milou Anthonisse (22). Met hun vertolking van Maak me gek van Gerard Joling werden ze tweede. Niet slecht, vinden de Diergeneeskundestudenten. Ties, die voor de gelegenheid was omgetoverd tot een dubbelganger van Gerard Joling inclusief roze outfit en grote zonnebril: “We hebben ons best gedaan en we waren ook de persoonlijk favorieten van De Anitaas, maar uiteindelijk heeft de jury anders beslist. Toch moet ik eerlijk zijn: op het einde hadden we er ook de kracht niet meer voor.”

Hoewel het De Liana’s vooral om de lol te doen was, hebben ze wel degelijk serieus geoefend. Clara: “We hebben speciaal karaoke dvd’s gekocht om de tekst uit ons hoofd te leren. Ook hebben we in de pauzes stemoefeningen gedaan en dansjes ingestudeerd.”

De grote aanjager achter het succes van De Liana’s was, hoe kan het ook anders: Liana. Deze studiegenoot heeft het viertal ingeschreven voor de voorrondes in Café De Beurs. Talitha: “Liana was echt onze manager. Ze heeft ons zangtalent ontdekt en gevraagd of ze ons mocht opgeven voor het smartlappenfestival. Daarnaast heeft ze onze outfits verzorgd en ons haar gedaan.”

Dat er wel degelijk enig zangtalent aanwezig is bij De Liana’s blijkt wel uit het feit dat bijvoorbeeld Ties lid is van de Veterinaire studenten zangvereniging De Gouden Trachea. Toch is volgens Ties Clara degene met het gouden keeltje. “Clara is echt ons zangvogeltje, ze heeft echt een heel goede stem. Ik vind dat ze een carrière als zangeres van het levenslied zou moeten ambiëren.”

Clara zelf is wat terughoudender. Ik vind Nederlandstalige muziek zo af en toe wel leuk, vooral met uitgaan als iedereen dronken is. Maar ik draai het niet op mijn mp3-speler of zo en ik ambieer al helemaal geen carrière als smartlappenzangeres .”

Toch is de finale van het Studenten Smartlappen Spektakel wellicht niet het einde van De Liana’s. Ties: “Volgend jaar willen we zeker weer meedoen. Het was gewoon heel leuk georganiseerd en we hebben veel lol gehad met zijn allen. Bovendien zijn we na een jaar oefenen natuurlijk nóg beter en kunnen we voor de eerste plaats gaan.”

De vijf favo smartlappen van De Liana’s

1. Guus Meeuwis – Het is een nacht

2. André Hazes – Bloed, zweet en tranen

3. Gerard Joling – Maak me gek

4. Wolter Kroes – Ik heb de hele nacht liggen dromen

5. Marco Borsato – Dromen zijn bedrog

Interview

Isabella van Elferen

combineert een carrière als docent-onderzoeker Muziek en Nieuwe Media met een grote voorliefde voor gothic.

De leidende draad in mijn leven is de behoefte om bruggen te slaan tussen zaken die ogenschijnlijk tegengesteld zijn. Zo doceer ik over historische muziekstukken, maar geef ik ook les over computergamemuziek, downloadcultuur en iPods. Ik ben dol op Bach, maar luister ook naar The Cure en Nick Cave. Ik ben universitair onderzoeker en docent, maar ook een goth. Dat is hoe ik in het leven sta. Ik wil niet denken in vaststaande tegenstellingen, maar begeef me opzettelijk in de ruimte daartussen om te onderzoeken wat er gebeurt als je dat doet.

Als kind was ik al heel nieuwsgierig. Ik ben opgegroeid in de Achterhoek en herinner me dat ik toen al met veel verschillende dingen tegelijk bezig was. Zware literaire boeken wisselde ik af met detectives, klassieke muziek van Bach met popmuziek. Muziek heeft altijd een grote rol in mijn leven gespeeld. Ik zing heel erg graag en wist al vrij jong dat ik Muziekwetenschap wilde studeren. Het is fascinerend om te zien wat muziek met mensen doet. Niet zo zeer op een feitelijke basis, maar de gedachte erachter. Waarom kan bepaalde muziek een mens zo diep raken?

Ik was een heel serieuze student. Dat klinkt een beetje saai misschien, maar het is niet anders. Ik zat in Utrecht op kamers en hield me vooral bezig met klassieke muziek en mijn studie. Na mijn promotie in 2003 had ik het geluk dat ik gelijk aan de slag kon op de afdeling Algemene Cultuurwetenschappen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, maar na twee jaar ging ik Utrecht wel heel erg missen. Ik heb gezocht naar een baan in Utrecht en ben zo terechtgekomen op de plek waar ik nu zit, als onderzoeker en docent Muziek en Nieuwe Media.

De voorliefde voor gothic zat al langere tijd in mij. Ik luisterde al jaren veel naar gothicmuziek, maar durfde me er nooit echt verder in te verdiepen. Waarom weet ik eigenlijk niet, maar pas de laatste jaren ben ik me er echt actief mee bezig gaan houden. Veel mensen vinden het een beetje raar als ze horen dat ik goth ben. Er doen ook zo veel afgrijselijke vooroordelen de ronde. Dat we allemaal zelfmoord willen plegen, satanisten zijn, aan zelfmutilatie doen, onze tanden laten scherpen, kattenbloed drinken of in doodskisten slapen.

Met gothic heeft dat alles niets te maken. Ik ken heel wat mensen in het wereldje en heb nog nooit gezien of gehoord dat iemand zulke dingen doet of heeft gedaan. Gothic draait om het erkennen van alle facetten van het leven, ook die kanten van het leven die jij of de maatschappij misschien een klein beetje eng vindt. Het gaat om de confrontatie met dingen die tussen de vaststaande cultuur in staan, tussen goed en slecht, tussen man en vrouw, tussen moraal en de afwezigheid van moraal, tussen zwart en wit.

Je vindt die ogenschijnlijke tegenstellingen, die confrontaties bijvoorbeeld in films. Neem nu Dracula. Hij is levend noch dood, goed noch slecht. Natuurlijk, hij is wel slecht, want hij vermoordt mensen. Maar aan de andere kant schuilt er achter zijn verschrikkelijke daden ook het verhaal van een liefdestragedie. Dat plaatst hem in het schemergebied waar ik het net over had. De liefde is ook zoiets. Wij willen denken dat de liefde alleen maar heel goed is, maar het maakt ook jaloers en zelfs woedend. In de gothicculturen onderzoeken we ook díé kant.

Gothic kan ‘m ook zitten in het soort literatuur dat je leest, de muziek die je beluistert of de manier waarop je jezelf kleedt als je naar een feestje gaat. Er zijn goths die hun gezicht helemaal wit maken en daarna met grijze blusher een doodshoofdachtig iets creëren. Gewoon, om te kijken hoe dat voelt. Het is het aftasten van dingen die maatschappelijk als de dark side worden gezien. Maar gothic is niet alleen maar die dark side: het zijn juist de dark side en de light side om het zo maar even te noemen, die in gothic samenkomen.

Wat gothic verder betekent, is voor iedereen verschillend. Voor mij houdt het in dat ik luister naar gothicmuziek, gothicfilms bekijk en wel eens naar een gothicfeest ga. Maar ik ben absoluut niet alleen maar met gothic bezig. Voor veel mensen is het een lifestyle, terwijl ik het meer zie als een toevoeging. Ik kleed me meestal wel in het zwart, maar ik ben in het dagelijkse leven ook gewoon docent en onderzoeker. Ik moet er niet aan denken om volledig uitgedost college te geven. Dat zou mijn collega’s en studenten ook wel een beetje afschrikken.

Wat ik draag als ik een gothicfeest heb, is meestal iets in neoromantische stijl. Volledig in het zwart natuurlijk, een strak aangesnoerd korset, lange handschoenen, donkere lippenstift en donkere eyeliner. Studenten vragen wel eens of ik op die manier gekleed college wil geven, ze zijn heel nieuwsgierig hoe ik er dan uitzie. Maar dat ben ik niet van plan. Ik heb het wel gedaan tijdens het wetenschappelijke congres dat ik afgelopen zomer samen met de Universiteit Utrecht en het Gothicfestival Summer Darkness heb georganiseerd.

Het thema van dat congres was Uncanny Media en ging over wat een medium kan toevoegen aan een verhaal. In een film van David Lynch bijvoorbeeld brengt de cameravoering extra spanning in de scènes. In de gothicmuziek brengen bijvoorbeeld diepe stemmen of echo een extra laag aan. En in de gothicliteratuur zijn de vertellers vaak niet betrouwbaar, waardoor de lezer op het verkeerde been wordt gezet. Een fascinerend thema waar ik in het verleden al veel onderzoek naar had gedaan, vandaar dat ik dat congres heb georganiseerd.

Ik heb Summer Darkness met opzet bij het congres betrokken. Enerzijds omdat ik vind dat de universiteit niet alleen over het ivoren torentje gaat, anderzijds omdat juist gothicbands heel erg gebruikmaken van extra lagen door een medium. Het bleek een geweldige combinatie waarover iedereen enthousiast was. Van alle kanten wordt me nu gevraagd of het weer gaat gebeuren. Om alvast een tipje van de sluier op te lichten: waarschijnlijk wel. Het congres zal dan gaan over rituelen én er komt een optreden van een wereldwijd bekend iemand.

Isabella van Elferen (34) promoveerde in 2003 in Utrecht op de dissertatie Mystical Love in the German Baroque: Theology - Poetry - Music. Ze werkte eerst als docent popmuziek aan de Radboud Universiteit Nijmegen en kwam daarna terug naar Utrecht. Zij organiseerde diverse internationale congressen en brengt in december een nieuw boek uit. Dit boek is een uitwerking van haar dissertatie.

Gezocht: vernieuwende projecten om te financieren

Studenten die een activiteit opzetten, kunnen een beroep doen op de studentencommissie van het U-fonds. Deze gaat nu creatievere en meer ambitieuze initiatieven belonen. Soms is een project van een Big Band immers spannender dan het zoveelste congres.

Welke student kent het niet? Je bent maanden in de weer geweest met vergaderen over en het regelen van een symposium of studiereis en het belooft allemaal erg mooi te worden. Maar om het helemaal ‘de bom’ te maken, mis je net die paar honderd euro. In arren moede schrap je dan die aansprekende spreker, die spectaculaire act of dat leuke uitstapje uit je programma. Terwijl dat misschien helemaal niet hoeft.

De studentencommissie van het Utrechtse Universiteitsfonds heeft jaarlijks immers 45.000 euro beschikbaar ter ondersteuning van inhoudelijke studentenactiviteiten als congressen, excursies, lezingen en sportieve en culturele evenementen. Organisatoren kunnen vragen om een garantiesubsidie die de commissie - indien nodig - na afloop uitkeert. Elke vereniging mag vijf keer per jaar een aanvraag doen. Daarbuiten zijn er nog vier subsidies van 2.500 euro beschikbaar voor baanbrekende initiatieven, zoals de grootschalige viering van het vijfde lustrum van de Studievereniging voor Internationale Betrekkingen (SIB) vorig jaar.

De Loopbaandag van de faculteitsvereniging van Sociale Wetenschappen Alcmaeon, van afgelopen dinsdag in het Ruppertgebouw, is één van de evenementen die op financiële ondersteuning mag rekenen. “Wij vinden het echt super dat we bij de studentencommissie kunnen aankloppen”, vertelt bestuurslid Elske Verbeek. “Bij andere opleidingen is dat misschien anders, maar voor ons is het best lastig om zo’n dag gefinancierd te krijgen. De bijdrage van 300 euro voor het inhoudelijke deel van dag is dan ook meer dan welkom. Daardoor kunnen we bijvoorbeeld ook een diner voor alle belangstellenden betalen. Dat is net een extraatje dat het interessant maakt voor studenten om te komen.”

Vorig jaar kreeg de U-fonds-commissie zo’n 270 aanvragen. Daarvan werd zo’n 70 procent gehonoreerd, met bijdragen tot maximaal 800 euro. Een opmerkelijk feit is dat de 45.000 euro, die de studentencommissie te besteden heeft, vaak niet geheel wordt uitgegeven. Dat komt vooral doordat niet alle subsidies daadwerkelijk worden uitgekeerd, vertelt Judith Huisman, één van de vier leden: “Veel activiteiten zijn zo succesvol dat ze andere inkomstenbronnen vinden. En een enkele keer komt het ook voor dat een vereniging zich niet aan de afspraken houdt en bijvoorbeeld van onze subsidie een avondje drinken heeft betaald. Dan betalen we natuurlijk ook niet.”

Gezien deze situatie mag van Huisman het aantal aanvragen best omhoog, maar zij voegt daaraan toe dat de commissie zich vooral wil richten op kwalitatief goede en meer vernieuwende projecten. “We zijn ons ervan bewust dat vooral de grote verenigingen de weg naar ons weten te vinden. Daar is meestal de overdracht tussen besturen goed geregeld en weten ze precies hoe een aanvraag in elkaar steekt. Met die verenigingen zijn we ook zeker erg blij, maar we moeten ervoor waken dat de voorstellen routineus en plichtmatig worden. Daarom is nu ook gezegd dat we werkelijk innovatieve en aansprekende plannen met extra financiering belonen. Met meer concurrentie kunnen we ook echt op kwaliteit selecteren.”

De commissie probeert om die reden ook kleinere verenigingen of organisatoren van eenmalige activiteiten te bewegen aanvragen in te dienen. “Wij lopen met ons vieren zoveel mogelijk borrels af. En dat loont. Zo sprak ik laatst iemand van een Big Band. Dat gezelschap was voor het eerst van plan een eigen programma op te zetten. Hij was helemaal verbaasd toen ik vertelde dat daar misschien geld voor was.”

Ook individuele studenten kunnen overigens bij de studentcommissie langs. Studente Psychologie en Geneeskunde Judith van Andel gaat binnenkort naar een congres over epilepsie in Seattle. Een onderzoek naar de kwaliteit van leven van partners van epilepsiepatiënten, dat zij in het kader van een keuzevak verrichtte, leverde haar een uitnodiging op. Het U-fonds betaalt de helft van haar vliegticket. “Zonder die bijdrage zou het allemaal erg prijzig zijn geworden”, zegt zij. Judith Huisman: “Zo’n congres kan heel belangrijk zijn. Je ontmoet misschien voor het eerst mensen die met hetzelfde onderwerp bezig zijn als jij. Dat is goed voor je cv en dus je carrière.”

Huisman weet door haar eigen bestuurlijke ervaring bij het Utrechts Studenten Koor en Orkest (USKO) wat de waarde is van activiteiten naast de studie. “Het is belangrijk dat je als student niet alleen maar studeert, maar ook contact hebt met andere studenten. En daar proberen wij als studentencommissie aan bij te dragen.”

XB

Kijk voor meer informatie:

www.ufonds.uu.nl > studenten

Mi casa Confetti

Ronnie van Veen

Op 23 oktober tekende Mariska, tegelijkertijd met zo’n twintig andere studenten, het huurcontract voor een kamer in het kleurrijke Casa Confetti. Verhuurmedewerkster van studentenhuisvester SSH Janette Vasters stond de studenten in het SSH-kantoor aan de Heidelberglaan in De Uithof bij met raad en daad. Vlak voordat de stoet zich begeeft naar het kleurrijke studentencomplex, legt Vasters, met een bos sleutels in haar handen uit, welke sleutel op welk slot past. “Deze twee rechthoekige sleutels zijn voor jullie brievenbussen. Deze zijn voor de voordeur. Denk ik. Dan nog twee… O God, waar zijn die van…”

“Misschien wel van de kamer van mijn bovenbuurvrouw”, wordt er gelachen.“Nee, wacht..van de gemeenschappelijke ruimte natuurlijk!” klinkt het opgelucht, “mysterie opgelost.”

Niet veel later staan de eerste bewoners op het onlangs tot Leuvenplein gedoopt stukje Uithof. Gretig proberen de nieuwe huurders hun sleutels uit op de brievenbussen, de tussendeuren, het fietsenhok op de begane grond en natuurlijk op de eigen kamer. De eerste kamers die vrijgegeven zijn, bevinden zich op de eerste en tweede verdieping. De rest van het gebouw wordt de komende weken opgeleverd. Begin 2009 zal het vijftien verdiepingen tellende studentencomplex geheel bewoond zijn.

Mariska is een van de weinigen die het weekend na de contractondertekening meteen de handen uit de mouwen steekt. Die zaterdag, tegen het begin van de avond, zit haar 22-jarige vriend voor de deur van haar kamer te sleutelen aan een stalen kastje. Hij is blij dat zijn liefje hier een onderkomen heeft gevonden. “Rond het huis waar ze eerst woonde, zijn veel hangjongeren, dat vond ik eigenlijk maar niets.” Hijzelf woont in Oirschot. Nu ja, ‘wonen’. Hij is militair; hij is gelegerd in het Noord-Brabantse dorp. Oorspronkelijk komt ie uit het Zeeuws-Vlaamse Hulst. “Ik ben niet zo van de stad”, geeft de aan de kastjes knutselende vriend toe, “het liefst ga ik later wonen in mijn geboortedorp, of daar in de buurt. Ja, dat zou in de toekomst best wel eens een issue kunnen worden tussen ons; Mariska blijft liever in de Randstad denk ik.”

“Hebben jullie misschien een waterpomptang?” De vraag is van een man die schuin tegenover Mariska’s kamer aan het werk is. Het blijkt de vader van een studente Spaans die evengoed vrijwel direct de haar toegewezen kamer wil bewonen. Ze kijkt toe hoe haar vader onder de schuin gekantelde koelkast met de tang draait, wrikt en wringt. Plots staat er een jongeman met een helm op zijn hoofd en twee kartonnen dozen in zijn handen in de deuropening. “Lekker!” klinkt het verheugd van onder de koelkast. “Pizza!”

Aan het einde van de gang, waar de unit van vier kamers zich bevindt, klinkt enig geroezemoes. Negar Esteki, 23 en vierdejaars journalistiek, staat met haar ouders en broer te kijken hoe een man de kast in de hoek van haar kamer onderwerpt aan een onderzoek. “De beste man heet Ed, een goede vriend van de familie. Ons manusje van alles. Hij heeft de vloer gelegd, het bed en de kast in elkaar gezet. Het enige wat wij eigenlijk doen is hem aanwijzingen geven”, lacht de studente journalistiek. Negar is een van de 120 aanstaande bewoners die een onzelfstandige unit kreeg toegewezen: de keuken, de douche en het toilet deelt zij derhalve met drie andere studenten. Haar toekomstige huisgenoten heeft ze wel al gezien, maar zij is de eerste die daadwerkelijk haar intrek neemt.

In de nog kale gemeenschappelijke ruimte vertelt Negar dat het de eerste dagen in Casa Confetti behelpen zal zijn. Een koelkast ontbreekt nog. Net als een gasfornuis. En er schort wel meer aan het studentencomplex, zo licht de journaliste in spé toe: “De verwarming wil maar niet warm worden, het belsysteem van onze unit doet het niet en uit de kraan op mijn kamer komt slechts een lullig straaltje water.” Ook klusjesman Ed heeft nog wel wat aan te merken op het nieuwe studentencomplex: “Er mag niet geboord worden in de muren. In plaats daarvan hebben ze vlakbij het plafond donkerbruine, houten plinten tegen de muur gekwakt; als je iets wilt ophangen, moet je dat aan die schilderijlijsten doen.” “Gelukkig zijn ze wel dezelfde kleur als mijn vloer”, klinkt Negar relativerend.

Een paar dagen later, als Negar haar eerste nachten in Casa Confetti heeft doorgebracht, meldt ze dat ze doordeweeks niet heeft kunnen uitslapen. “Het gebouw is natuurlijk nog niet af. Maar de bouwvakkers beginnen wel erg vroeg: om half zeven staan ze al te boren en te timmeren. Ik heb hen erop aan gesproken. Hun reactie was: ‘We moeten doorgaan, anders krijgen we het allemaal niet op tijd af’.” Een lekkere warme douche om de slaap uit de ogen te wrijven na een te korte nachtrust, was evenmin mogelijk: de eerste twee dagen weigerde de douche in de unit warm water uit te stoten. Negar: “Gelukkig had ik wel warm water op mijn kamer. Ik heb een emmer gevuld en deze mee naar de douche genomen. Daar heb ik me ingezeept en vervolgens heb ik de emmer over me heen gegooid. Het werkt, maar het is niet ideaal.”

Een week na oplevering van de eerste twee verdiepingen mogen de studenten die een kamer op verdieping drie en vier hebben bemachtigd zich wagen aan vloeren leggen en muren verven. Eén van hen is Bernard Houweling, masterstudent aan de Summa die in vier jaar opleidt tot arts en klinisch onderzoeker. “Ik heb mijn eerste kliklaminaatervaring achter de rug. Ik dacht dat wel even in mijn eentje in een ochtendje te doen. Het heeft me een hele dag gekost en dan heeft mijn vriendin me nog geholpen ook.” Bernard is zeer content met zijn kamer. Zeker omdat die aan de oostkant van het gebouw zit. “Dat wilde ik graag; als je aan de andere kant van de gang woont, kijk je zo de universiteit binnen, dat vind ik niet nodig.” Hiervoor heeft hij, niet zonder plezier, in de spaceboxen in De Uithof gewoond. “Maar ik heb hier nu twee keer meer ruimte: ik ben van 15 naar 30 vierkante meter gegaan. En in de badkamer zit vloerverwarming, erg luxe.” Zijn vriendin, zittend op bed achter de laptop, voegt eraan toe: “Safira vindt die vloerverwarming geweldig.” Safira? “Mijn kat”, legt de masterstudent uit. Bernard is zeer te spreken over de oplevering van het gebouw. “Bijzonder netjes. En ach, het is helemaal nieuw; kinderziektes zijn niet uit te sluiten. Internet doet het bij mij nu al een week niet, maar ik begreep dat ik binnen dit pand de enige ben die er problemen mee heeft. Bovendien wordt er alles aan gedaan om het op te lossen”, zegt Bernard wijzend op twee mannen die in hun blauwe overalls aan draadjes bij zijn computer plukken.

Bernard is niet de enige die kliklaminaat onder zijn voeten wenst. Het laminaat is populair onder de Casa Confettibewoners. En de kunststoffen planken worden nagenoeg alle ingeslagen bij die ene, grote, Zweedse groothandel. Deze blauw-gele keten is sowieso grootleverancier van de studenten in het nieuwe studentencomplex. Waar in het verleden studenten van alles bij familie en kennissen ronselden om hun studentenkamer enigszins bewoonbaar te maken, wordt vandaag de dag groots ingeslagen bij dit woonmagazijn. Alles nieuw.

In kamer 060 zit diergeneeskundestudente Miriam samen met haar moeder eveneens gebogen over kliklaminaat. En weer van Ikea. Miriams moeder: “Slimme mensen daar hoor; in elke postbus van Casa Confetti lag al een gids vor de nieuwe bewoner klaar.”

De twee vrouwen passen en meten, moeder haalt er zelfs een hamer bij. Maar het wil niet. “Hadden we de gebruiksaanwijzing nou maar meegenomen.”

Feiten over Casa Confetti:

-Het gebouw is 50 meter hoog, 80 meter lang en 17,5 meter breed

-Casa Confetti heeft 15 verdiepingen, 257 zelfstandige units, 120 onzelfstandige units, 13 gemeenschappelijke ruimtes, 6 commerciële ruimtes, 1 kamer voor het toekomstig woonbestuur en een fietsenhok waar 448 fietsen gestald kunnen worden

-In de studentenkamers is voor 2,3 kilometer aan gordijnplanken aangebracht, 4,1 kilometer aan schilderijlijsten en 7,7 kilometer aan plinten

-Casa Confetti telt 4882 gekleurde aluminiumgevelpanelen. Deze zijn er in 25 verschillende kleuren, te weten 2 kleuren rood, 3 kleuren groen, 2 kleuren zwart, 13 kleuren grijs en 5 kleuren wit…

-In de gevel zijn ook nog eens 1510 ramen verwerkt

Wil je feedback op je tentamen?

 

 

Studenten zeggen in enquêtes uitermate ontevreden te zijn over de feedback van docenten op hun tentamens. Leden van de universiteitsraad stelden daarom voor om alle gemaakte tentamens te scannen en via e-mail of internet te verspreiden. Maar zouden studenten zelf niet gewoon wat minder lui moeten zijn?

Xander Bronkhorst

Soms doet de Utrechtse student denken aan dat beroemde konijn dat de bakker alsmaar om worteltjestaart blijft vragen. Als deze uiteindelijk het konijn verwachtingsvol de taart voorschotelt, zegt het beest: ‘vies hè?’

Neem nu de universitaire derdejaarsenquête van 2007. Op een enkele uitzondering na zeggen alle studenten dat ze feedback op toetsen en tentamens ‘belangrijk’ tot ‘zeer belangrijk’ vinden. Bovendien, zo blijkt uit de antwoorden op een volgende vraag, zijn ze slecht te spreken over de manier waarop docenten die feedback op dit moment geven. Bijna de helft zegt ‘ontevreden’ of zelfs ‘zeer ontevreden’ te zijn.

De Utrechtse student vraagt dus om betere feedback omdat hij dat écht, écht, écht belangrijk vindt. Een opmerkelijke uitkomst, want in de praktijk wijst niets erop dat studenten zitten te springen op achterafgepraat na tentamens.

Docenten en studenten met wie het Ublad sprak over deze kwestie, zeggen dat er altijd wel een mogelijkheid is om je tentamen in te zien; bijvoorbeeld tijdens een inkijkuur, een tentamenuur of desnoods het spreekuur van de docent. Maar tijdens dat soort gelegenheden komt er geen hond opdagen. “En de enkeling die wél komt, zit vaak op de wip. Die komt niet om iets te leren, maar wil er graag een half puntje bijsnoepen”, vertolkt Jan Jaap Harts, hoofddocent en lid van het opleidingsbestuur van Sociale Geografie en Planologie een algemeen gevoelen.

Dus wat wil die derdejaars student nu eigenlijk zeggen in dat universitaire onderzoek? De meeste gesprekspartners van het Ublad weten het ook niet zo één, twee drie. Ze reageren verbaasd tot lacherig wanneer hen de resultaten worden voorgelegd.

“Het lijkt er een beetje op dat studenten eerder een oordeel vellen over hun eigen laksheid dan over de kwaliteit van de feedback”, zeggen de studentes Roselyn Flach (Taal- en Cultuurstudies) en Rosanne Vos (Psychologie) als ze in het Educatorium worden aangesproken op de kwestie. Flach: “Want mijn ervaring is dat docenten altijd wel bereid zijn om dingen uit te leggen als je daarom vraagt.”

Volgens docent Jan Jaap Harts is de klaarblijkelijke onvrede van studenten bij zijn weten nooit binnen de opleiding aangekaart. Ook prof.dr. Leon Kenemans, voorzitter van de opleidingscommissie van Psychologie, waar liefst 51 procent van de studenten zich in de monitor beklaagt over de tentamenfeedback, is verrast. “Dit is niet iets wat ooit aan de orde is gesteld binnen de opleidingscommissie, al moet ik toegeven dat het tentamen in de onderwijsevaluaties misschien wat onderbelicht blijft. Studenten vullen hun cursusevaluaties in voordat ze de uitslag van het tentamen en de feedback hebben gekregen.”

Voormalig studentlid van de commissie van Kenemans en tegenwoordig faculteitsraadslid Sociale Wetenschappen Minke Hoekman reageert echter even ontsteld. “Wow, 51 procent is echt veel. Dat had ik echt niet gedacht. Of ik zelf kritiek heb? Tja, ik vind soms dat het lang duurt voordat je een cijfer terugkrijgt en er een inkijkuur wordt gepland. En het komt voor dat een docent niet eens persoonlijk aanwezig is tijdens zo’n bijeenkomst. Dan moet je je vraag aan een student-assistent doorgeven. Dat vind ik niet best. En het valt me inderdaad op dat er heel weinig studenten naar zo’n inkijkbijeenkomst gaan. En als je je daar niet laat zien, heb je misschien weinig recht van spreken.”

Zelfs Theo Wubbels, hoogleraar Onderwijskunde en vice-decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen kan de diepere psychologie achter de negatieve studentenoordelen niet blootleggen. “Misschien zijn studenten gewoon niet tevreden over het cijfer dat ze krijgen”, oppert hij.

Na enig nadenken vindt Wubbels overigens wel dat het opnemen van een vraag over feedback na een tentamen in de studentenenquête een ongelukkige keuze is. Het krijgen van een cijfer en de behoefte aan feedback staan immers op gespannen voet. “Een cijfer bij een eindtentamen is een afsluiting. Studenten zijn na een beoordeling niet meer geïnteresseerd in feedback. Feedback heeft op dat moment ook geen leereffect meer. Studenten zijn vaak alweer met een ander vak bezig. Bij tussentoetsen, die wel een leereffect kunnen hebben, zou je om die reden eigenlijk geen cijfer moeten geven en alleen de voortgang van een student moeten bespreken. Maar studenten willen ook dan graag een indicatie van hoe ze ervoor staan in de vorm van een cijfer. Toch verklaart dit alles natuurlijk niet waarom studenten in zo’n monitor antwoorden dat de feedback slecht is.”

Geografiestudenten Robbin Reijnen en Bart , die we ook aanspreken in het Educatorium, zijn het niet geheel eens met Wubbels’ vaststelling dat feedback op een eindtentamen geen leereffect heeft. “Natuurlijk kun je daar wel wat van leren”, stelt Robbin. “Als ik een paper moet schrijven, dan zou het handig zijn als ik een oud tentamen waarin de theorie werd behandeld, inclusief de feedback van de docent, er nog eens op na zou kunnen slaan.”

Maar waarom komen studenten dan niet opdagen als ze die feedback van de docent kunnen krijgen. Bart: “Dat ligt nogal voor de hand. Dan mag je dus op woensdagmiddag, tussen half vier en vier, op de zesde verdieping, in kamer 6 punt zoveel, je tentamen komen inzien. Dat doet natuurlijk niemand. Studenten willen best horen wat ze fout hebben gedaan, maar misschien liever niet één op één met een docent.”

Hij vertelt dat er bij hem op de middelbare school het laatste kwartier van de eerste les na een toets werd gereserveerd voor een klassikale nabespreking. Dat lijkt hem ook een goed idee voor de universiteit. “Waarom is er geen werkcollege na een tentamen waarin de antwoorden nog even worden doorgenomen? Desnoods met verplichte opkomst. Er is al zoveel verplicht, waarom dit dan niet? Dit hoort gewoon bij het leerproces. De universiteit heeft hier ook een verantwoordelijkheid, niet de student alleen.”

Hoewel de uitslagen over de tentamens in de studentenmonitor aanleiding zouden geven tot onderzoek, is dat nooit gebeurd. Ook niet door de commissie van de Universiteitsraad die vorig jaar een instrument dacht te hebben gevonden waarmee én meer studenten hun tentamen kunnen inzien én meer studenten tevreden zouden zijn over de feedback op het tentamen. Dit wondermiddel was het maken van een scan van elk tentamen om deze vervolgens via mail of internet voor studenten zichtbaar te maken.

Het scannen van de tentamens krijgt de handen echter niet op elkaar. Het college van bestuur heeft inmiddels laten weten het plan niet alleen behoorlijk duur te vinden (schatting één tot drie ton), maar ook te twijfelen aan de effectiviteit. Wat heeft een student eraan te weten dat hij een 5 voor vraag 3 had? Alleen de docent kan hem vertellen hoe hij een 10 had kunnen scoren. En daarvoor moet een student toch echt naar een inkijkuur of naar een spreekuur, zo is de gedachte.

Opleidingen reageren zelfs uitermate afwijzend op het plan. Een belangrijke reden daarvoor is vaak de angst dat tentamenvragen op straat komen te liggen. Kenemans legt uit: “Iedereen is zuinig op zijn vragenset. Goede vragen maken is echt niet zo gemakkelijk.”

Maar een zwaarwegender argument is de angst voor een nieuw arbeidsintensief logistiek proces. Dat is nu net iets waar docenten en ondersteunende diensten niet op zitten te wachten. Als er door docenten één mogelijke reden moet worden opgegeven waarom studenten het idee zouden kunnen hebben dat de feedback ondermaats is, noemen ze de werkdruk. Opleidingscoördinator Jeroen Koch hekelt de student-docent verhouding bij de opleiding Geschiedenis. “Bovendien”, zo stelt hij, “heeft de introductie van permanent assessment met veel tussentoetsen de nakijklast immens vergroot. Iedere student levert al snel drie tot vier papers in. Die moeten allemaal beoordeeld worden.” Theo Wubbels voegt toe: “Misschien dat we de feedback zouden kunnen verbeteren, maar de huidige randvoorwaarden laten dat amper toe. We hebben het allemaal hartstikke druk.”

En voor dat argument van werkdruk hebben de studenten dan weer heel veel begrip. Hoe handig ze zo’n gescand tentamen dan ook zouden vinden. Roselyn Flach: “Dat inscannen kost natuurlijk geld en tijd, die niet aan andere dingen kunnen worden besteed. En dat alleen maar omdat de studenten zelf zo lui zijn.” Of Minke Hoekman: “Ik zou zo’n ingescand tentamen supergemakkelijk vinden, maar als dan vervolgens blijkt dat niemand met dat tentamen in de hand om uitleg gaat vragen, is het mogelijk weggegooid geld.”

Wat dat betreft lijkt de Utrechtse student soms ook op een konijn dat genoegen neemt met wat sprieten hooi in plaats van een sappige oranje wortel. En dat gegeven is voorlopig voor opleidingen voldoende reden om van die feedback bij tentamens voorlopig maar eens geen probleem te maken. Jan Jaap Harts: “Als studenten het echt zo slecht vinden, dan hadden ze al lang massaal bij ons aan de bel gehangen. Ik denk daarom niet dat we hier een speerpunt van gaan maken.”

Uitgesproken of heimelijke redenen waarom studenten niet naar feedbackbijeenkomsten gaan:

-‘Ze vertellen me nooit waar en wanneer dat kan’

-‘Ik ben veel te druk met andere dingen’

-‘Heel erg, maar daar ben ik gewoon te lui voor’

-‘Bij ons ben je dan alleen met de docent. Dat vind ik eng. Straks val ik nog door de mand.’

-‘Dat tentamen is meer dan een maand geleden. Ik ben alweer vergeten waar het over ging’

-‘Duh, ik heb het toch gehaald. Nou dan?’

-‘Daar gaan alleen de kneuzen en de nerds heen’

-‘Mijn vrienden gaan ook nooit’

-‘Het lukt me toch nooit om er een hoger cijfer uit te slepen’

-‘Er komt nog een hertentamen’

-‘Ik weet zelf ook wel dat ik het bagger gemaakt heb. Ik had er ook niets voor gedaan’

 

Jaap Bikker

Erik Hardeman

Misschien vonden sommige toehoorders het een paar weken geleden vreemd, dat ik de kredietcrisis in mijn oratie alleen maar even heb genoemd, maar dat komt mede omdat dit onderwerp erg gevoelig ligt. Daarom ga ik er ook in dit interview maar zijdelings op in. In principe is onze president Wellink voor belangrijke zaken de enige woordvoerder namens de Bank. Ook al ben ik sinds kort hoogleraar, als ik iets zeg wat verkeerd wordt geïnterpreteerd, krijg ik het wel op mijn brood. Daar komt bij dat ik hierover niet tot de inner circle van beleidsadviseurs van Wellink behoor. Het meeste nieuws haal ik ook gewoon uit de media.

Zo’n heftige crisis als deze maak je, denk ik en hoop ik, maar één keer in je leven mee. Toch verwacht ik niet dat we in een heel diepe recessie terecht zullen komen. Misschien is het mijn natuurlijke optimisme, maar ik vermoed dat het financieel herstel op enig moment verrassend snel kan gaan. Natuurlijk zal de reële economie klappen krijgen, maar het is toch vooral een financiële crisis, waarvan met name aandeelhouders de dupe zijn. Uiteraard vind ik het sneu voor ze, maar dit is wel het spel. Mijn optimisme is mede gebaseerd op mijn overtuiging, dat de zaak in de media wel heel erg doorschiet. Wantrouwen en paniek heersen Ik heb soms met gekromde tenen voor de televisie gezeten als het hoogste woord weer eens werd gevoerd door notoire onheilsprofeten. De echte economen gaven door de bank genomen verstandig commentaar, maar alles bij elkaar hebben de media de crisis eerder verergerd. Zij hebben een sfeer gecreëerd waarin consumenten bang werden gemaakt.

Ik noem geen namen, maar ik heb analyses gezien die echt nergens op sloegen. Ik heb zogenaamd deskundige journalisten meerdere keren horen zeggen dat mensen hun spaargeld kwijt zijn als een bank failliet gaat. Onzin. Zo’n bank kan je geld misschien niet meteen ophoesten, maar daarmee ben je het nog niet automatisch kwijt. In alle gevallen waarin banken in het recente verleden failliet zijn gegaan, is het spaargeld uiteindelijk voor tussen de 80 en 99 procent aan rekeninghouders uitbetaald.

Ik ben in 1983 bij De Nederlandsche Bank gaan werken. De wetenschap trok mij, maar ik wilde wel graag beleidsrelevant onderzoek doen en die kans was hier groter dan op de universiteit. In de eerste jaren heb ik vooral gewerkt aan conjunctuurprognoses en macro-economische modelbouw, maar op dit moment werk ik bij de afdeling die toezicht houdt op banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Daar ging mijn oratie ook over: hoe goed werken ze in termen van de prijs die ze rekenen en de kwaliteit die ze leveren? Omdat het lastig is om die kwaliteit goed te beoordelen, worden econometrische modellen gebruikt, bijvoorbeeld om de mate van concurrentie in een bepaalde sector te kunnen meten. Mijn werk bestaat uit het onderzoeken en waar mogelijk verbeteren van die modellen, zodat mijn collega’s van toezicht de betrouwbaarheid van banken en verzekeraars goed kunnen beoordelen. Ik ben zelf ook een tijdje toezichthouder geweest. Dan ging ik bij een grote bank de modellen van hun marktrisico controleren. Aan die modellen zaten vaak tientallen wiskundigen te rekenen, dus ik moest op mijn tenen lopen om alles te begrijpen. Op zich was dat heel uitdagend werk, maar ik heb toch een voorkeur voor de wetenschap. Ik wil eigenlijk altijd bezig zijn met puzzelen.

Het ligt voor de hand om aan een wetenschapper die zich bezig houdt met toezicht, te vragen of de kredietcrisis niet voorzien had kunnen en moeten worden. Ik ben vanaf 1999 betrokken geweest bij de ontwikkeling van het nieuwe wereldwijde toezichtregime voor de financiële sector, Basel II geheten. Dat regime, waarin expliciet van banken wordt geëist dat zij kapitaal aanhouden als buffer voor hun aan de markt verkochte hypotheekportefeuilles, is helaas pas in januari 2008 ingegaan. De huidige problemen zouden voor een deel voorkomen zijn, als dat eerder was gebeurd, maar de invoering is door de opstelling van de Amerikanen sterk vertraagd: zij wilden zich niet onderwerpen aan internationale afspraken. Het akkoord druiste te zeer in tegen de Amerikaanse marktideologie.

Misschien klinkt het vreemd voor iemand die bij De Nederlandsche Bank werkt, maar ik ben hier dus totaal niet bezig met bankieren. Mijn enige praktijkervaring in die richting was het voorzitterschap van de inmiddels opgeheven onderlinge levensverzekeringsmaatschappij van de Bank van en voor haar medewerkers. We verstrekten hypotheken en beheerden lijfrentes van medewerkers, en omdat de zaak gerund werd door vrijwilligers hadden we heel lage kosten. Ik vond het leuk om te doen, vooral omdat het werk een sociale kant had. Ik kon medewerkers met minder opleiding en weinig financieel talent helpen een goede keuze te maken uit vaak heel ingewikkelde producten.

Dat sociale aspect is voor mij trouwens ook een reden geweest om voor De Nederlandsche Bank te kiezen. Bij commerciële banken had ik, denk ik, meer kunnen verdienen, maar ik vind het prettig om bij een bedrijf met een publieke functie te werken. Ook dat ik me met toezicht ben gaan bezig houden, heeft daarmee te maken. Opkomen voor de belangen van klanten van financiële instellingen spreekt mij aan. Ik wil zelf als klant ook niet graag tekort gedaan worden.

Let wel, ik ben niet iemand die zich in de eerste plaats opoffert voor de goede zaak, ik doe dit werk vooral omdat ik wetenschappelijk onderzoek leuk vind en graag voor de goede zaak. Toen ons onderzoek naar levensverzekeraars had uitgewezen dat de concurrentie op de Nederlandse markt onvoldoende was, is in de Tweede Kamer een wet aangenomen die het voortaan ook voor banken mogelijk maakt zich met dezelfde fiscale voordelen als verzekeraars op de markt van pensioen- en hypotheeksparen te bewegen. Dat was heel bevredigend.

Dankzij mijn aanstelling van één dag in de week in Utrecht kan ik nu ook meer fundamentele problemen gaan aanpakken. Op dit moment ben ik bijvoorbeeld bezig met het modelleren en in kaart brengen van de internationale stromen zwart en crimineel geld. Maatschappelijk wel heel relevant, lijkt me.

(1952) studeerde in 1977 aan de Vrije Universiteit af als econometrist. Na zijn promotie op een studie naar vraag-aanbodmodellen voor geografisch gespreide markten trad hij in 1983 als onderzoeker in dienst van de Nederlandsche Bank. Tussen 1995 en 1997 was hij Unit hoofd wetenschappelijk onderzoek van het European Monetary Institute, een voorloper van de Europese Centrale Bank in Frankfurt.