Achtergrond

Interview met Ilir Dibrani

Ilir Dibrani

"Door een opdracht in het eerste jaar van mijn opleiding Algemene Sociale Wetenschappen kwam ik erachter hoe belangrijk medezeggenschap is. Ik deed onderzoek naar de inspraak van chronisch verslaafde vrouwen in het opvanghuis waar zij verbleven. Het was leuk om hierover met deze vrouwen te praten, maar ik wilde er vooral voor zorgen dat er naar hun mening zou worden geluisterd. Dat gebeurde niet, terwijl zij wel degenen waren die er moesten wonen.

Ik besefte door die ervaring dat ook studenten inspraak moeten hebben. Zij brengen toch een aantal jaar op een universiteit door. Vrienden van me zaten in de faculteitsraad en vertelden wat ze hadden bereikt voor de studenten. Dat wilde ik ook.

Toch heeft het even geduurd voordat ik me inschreef voor de sollicitaties voor de faculteitsraad. Dat was voor mij echt een grote stap. Ik ben altijd erg verlegen geweest en ik stond met knikkende knieën voor de klas als ik een presentatie moest geven. Klasgenoten op de middelbare school vonden me een echte computernerd. Ik denk niet dat zij hadden verwacht dat ik dit ooit nog eens zou doen.

Ik ook niet, hoor. Toch heb ik mezelf gedwongen om ervoor te gaan. Het leek me een goede manier om over mijn verlegenheid heen te komen. Maar bovenal leek het me erg gaaf om de mening van de student te vertegenwoordigen. Anders had ik het ook nooit gedaan. Ik ben er trots op dat ik heb doorgezet. Ik durf nu voor een grote groep te praten en een presentatie schud ik zo uit mijn mouw. Nouja, meestal dan. Toen ik me kandidaat stelde voor de Uraad zag ik er tegenop om mijn zegje te moeten doen tegenover het college van bestuur. Maar het is niet zo dat ik ooit heb overwogen om daarom maar geen Uraadslid te worden.

Tijdens het jaar in de faculteitsraad had ik gemerkt dat ik meer wilde aanpakken dan mogelijk was. Een jaar was gewoon te kort. Vandaar dat ik ben doorgegaan in de Uraad. En dan zit je dus inderdaad met het college van bestuur aan tafel. Dat was even wennen, hoor. Het zijn echte topbestuurders, maar je zit er opeens mee te kletsen alsof het goede bekenden zijn. Tijdens lezingen zat ik een aantal keer naast Hans Stoof, die me dan koekjes en water aanbood. Hij vond dat ik goed moest eten en drinken. Daar kan ik wel om lachen, want hoewel ik al heel lang niet meer thuis woon, zat er toch een papa naast me die goed voor me wilde zorgen. Haha.

Maar ik vind dat het contact niet te persoonlijk moet worden, want we moeten toch vaak met elkaar in discussie. Het is af en toe best lastig die zaken te scheiden. In het jaar dat ik in de faculteitsraad zat, had ik een bijbaantje als chauffeur. Mijn baas vroeg een keer of ik collegevoorzitter Van Rooy naar Den Haag wilde brengen, terwijl ik wist dat zij diezelfde ochtend bij een vergadering van de faculteitsraad tegenover me zou zitten. Dat heb ik toen niet gedaan. In de Uraad kreeg ik natuurlijk nog veel vaker met het college te maken, daarom heb ik mijn baantje opgezegd.

Maar dat was niet de enige reden, hoor. Het chauffeursbaantje was niet echt interessant voor mijn toekomst. Door het jaar in de faculteitsraad wist ik steeds beter welke kant ik later op hoop te gaan. En nu, na een jaar Universiteitsraad, weet ik het zeker. Ik wil mij inzetten voor het onderwijs in Nederland. Ik denk dat er in Den Haag al goede ideeën zijn voor verbetering van het onderwijs, maar als daar niets mee wordt gedaan door een tekort aan geld of de eindeloze bureaucratie, hebben we daar weinig aan. En dat terwijl een hogeschool of universiteit een mooie plek is om een paar jaar rond te hangen, je te ontwikkelen en sociale contacten op te doen. Het is belangrijk dat studenten de vrijheid krijgen om te blijven studeren. De constante inperking van het geld dat beschikbaar is voor onderwijs moet afgelopen zijn. Daar wil ik voor zorgen.

Hoe ik dat ga doen weet ik nog niet precies. De nieuwe Plasterk wil ik niet worden, ik ben sterker op de achtergrond, denk ik. Een positie binnen het ministerie van Onderwijs past denk ik beter bij me. Daar kun je veel goede dingen doen, maar sta je niet in de spotlights.

Ik hoef niet zozeer in het middelpunt van de belangstelling te staan. Het was dan ook even schrikken toen op de constitutieborrel van de Uraad aan het begin van het academisch jaar ruim honderdvijftig mensen kwamen opdraven, terwijl ik had gerekend op een man of vijftig. En ik moest toen een speech houden. Daar stond ik dan, alle gezichten op mij gericht. Mijn verhaal kwam er niet zo goed uit als ik had gewild.

Het is ook gek dat mensen je herkennen. Zo stond ik laatst op een feestje en kwam er een meisje naar mij toe met het verhaal dat de kamerprijzen voor internationale studenten erg hoog zijn. Daar ben ik dan ook meteen mee aan de slag gegaan. We zijn er natuurlijk voor alle studenten. En door echt iets te doen met dat soort onderwerpen, willen we laten zien dat we niet een jaar in onze neus peuteren. Want het is keihard werken in de Uraad.

Zeker in het begin was ik zes dagen in de week druk met het raadswerk. En dat zijn geen dagen van negen tot vijf, want er zijn ook vergaderingen in de avond of je gaat nog naar een feestje om met studenten te kletsen over zaken die spelen. Die feestjes zijn natuurlijk erg leuk, maar ze breken je wel op. Daarom is het fijn om maar één jaar in de raad te zitten en daarna weer gewoon te gaan studeren. Al zal komend jaar niet veel rustiger worden, want ik wil afstuderen. Daarna ga ik door met het verbeteren van het onderwijs."

CV: Ilir Dibrani (26) behaalde in 2003 zijn hbo-diploma Informatica. Toen de computerwereld toch niet bij hem bleek te passen, startte hij in 2004 met de opleiding Algemene Sociale Wetenschappen aan de UU. Vorig jaar zat hij in de faculteitsraad van Sociale Wetenschappen. Dit jaar heeft hij zich fulltime ingezet voor de belangen van studenten als voorzitter van de studentgeleding in de Uraad.

Van allochtoon tot rechtenicoon

Ze zien eruit als allochtonen en zijn veelal in Nederland geboren uit allochtone ouders. Ze zijn ambitieus en studeren rechten. Wat zijn hun drijfveren? En willen ze zich later opwerpen als allochtonenadvocaat?

"Mijn vader is in Turkije met de lerarenopleiding begonnen, maar is daarmee gestopt. Nu heeft hij in Nederland een koeriersbedrijf. Hij heeft spijt dat hij niet doorgestudeerd heeft, terwijl ik straks een diploma in handen heb. Het grootste doel is iets bereiken!", vertelt de in Nederland geboren Burcu Balci. Veel studenten leren van hun allochtone ouders dat een diploma en maatschappelijk succes het hoogste goed zijn. 'Je diploma is je eerste man', kreeg Gladys Blokland van haar Surinaamse ouders te horen. En de vader van de in Teheran geboren Mohsen Barmand zei dat je voor een mooi huis of een auto moest werken. "Laatst kon ik hem helpen bij een vraag over arbeidsrecht, waar ik veel van af weet. Dat vond hij helemaal geweldig!".

De meeste studenten kiezen niet alleen maar voor rechten vanwege de status en een hoog inkomen die een baan als advocaat of rechter met zich mee brengen. Vaker nog hebben ze de wens om zwakkeren in de samenleving te willen helpen en een oprechte fascinatie voor het vakgebied. "Als kind keek ik al geboeid naar programma's als Madlock en Dick van Dyke", aldus Gladys Blokland. Ze vond rechten leuker dan haar aanvankelijke opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening en stapte dan ook na het tweede jaar over naar de voltijdsopleiding aan de universiteit. Ze zou vooral in kinderstrafrecht door willen studeren nadat ze in het kader van een bijvak over dit onderwerp een aantal besloten vergaderingen mocht bijwonen. "Ik zie dat echt als een wake up call, een laatste kans om criminele kinderen op het rechte pad te krijgen."

Bij Burcu Balci zat de belangstelling voor rechten er eveneens vroeg in. Ze komt regelmatig bij haar familie in Turkije, waar de vrouw van haar oom als advocaat werkte. "Ze nam me mee naar de rechtbank en daarna heb ik altijd rechten willen studeren. Ik wil er alles aan doen om mensen die me nodig hebben te helpen. Dat doet een dokter ook, maar ik moet niets van geneeskunde hebben." Haar betrokkenheid bij het vakgebied is zo groot dat ze volgend jaar zes maanden op uitwisseling naar de universiteit van Istanbul gaat om zich verder in het Turkse recht te bekwamen. "Daar weet ik niets vanaf en dat vind ik erg." Haar medestudent Olcay Albayrak, net als zij uit Turkse ouders geboren, denkt daar heel anders over: "Ik heb geen ambitie om in Turkije te wonen of werken, anders zou ik geen Nederlands recht studeren. Daar geldt een baan als advocaat of dokter als een statussymbool."

Allochtonen willen zich, nadat ze een samenleving binnengedrongen zijn, een plaats veroveren en zichtbaar zijn. Dit verklaart de keuze voor beroepen met standing, zoals advocaat, rechter, apotheker of arts, aldus Jan Klanderman, docent Rechtsfilosofie aan de Universiteit Utrecht. "Daarbij gaat het niet alleen om geld, maar ook om waardering die wordt uitgedrukt in een titel. Een advocaat is nu eenmaal iets netter dan een zakenman. En, misschien een triviaal argument, je hebt een uniform. Voor een dokter wit, voor een rechter zwart. Het uniform anonimiseert als het ware de drager, je bent geen allochtoon meer, maar je bent een icoon geworden. Plus je hebt een titel."

Helemaal zeker over zijn keuze is Olcay Albayrak echter niet. Na zijn studie wil hij stage lopen bij een advocatenkantoor, "om te kijken of het echt iets voor me is en om de theorie op de praktijk te laten aansluiten." Ook Mohsen Barmand heeft wel eens zijn momenten van twijfel: "Ik vind mensen helpen heel leuk, maar ik kan me nog creatievere dingen voorstellen. Ik zou wel bij de TV achter een camera willen staan!".

In tegenstelling tot wat men wellicht zou verwachten, willen de meeste studenten zich niet exclusief als allochtonen-advocaat opwerpen. "Als advocaat ben je er voor iedereen", zegt Burcu Balci. Gladys Blokland zou geen nee tegen een allochtone cliënt zeggen, "want het is ten slotte je brood, maar ik zou niet in een hokje geplaatst willen worden. Ik denk overigens niet in termen van allochtoon versus autochtoon, maar crimineel versus rechter/Officier van Justitie".

Erkenning door autochtone cliënten is belangrijk. Olcay Albayrak hecht daar veel waarde aan: "Dan weet ik dat ze me niet met de nek aankijken. Waarmee ik niet wil zeggen dat je beter een autochtoon dan een allochtoon kunt verdedigen. Je verdedigt iemand namelijk vanwege zijn gedraging en niet om zijn afkomst."

Misschien moet je je als kind van allochtone ouders harder inzetten om die erkenning te krijgen; dat speelt op de achtergrond althans wel mee. Gladys Blokland zegt daarover: "Ik wil bewijzen dat ik het net zo goed kan als een autochtone advocaat." Volgens haar kijken allochtone en autochtone rechtenstudenten verschillend tegen hun studie aan: "Een Nederlander vindt het 'normaal' dat hij rechten studeert, terwijl een allochtone student zoiets 'mooi' vindt."

De rechtstaat zou een afspiegeling van de samenleving moeten zijn. Dat is nu niet in alle opzichten het geval; er werken in Nederland nog maar weinig rechters van allochtone afkomst.

De Utrechtse hoogleraar Frank Bovenkerk heeft dit ooit (*) verklaard. Hij stelde vast dat er vooralsnog weinig allochtone studenten opgaan voor de opleiding tot rechter (Raio). Zij komen vaak niet door de selectierondes heen of missen de levenservaring die nodig is voor het werk van rechter. Degenen die niet in Nederland geboren zijn hebben bovendien door hun opvoeding een ander referentiekader meegekregen en voelen zich daardoor vaak niet gekwalificeerd voor een dergelijke baan. Bovenkerk signaleerde verder dat studenten nogal eens een stoffig beeld van de functie van rechter hebben. Zij willen liever advocaat worden omdat je dan meer succes hebt en beter verdient.

Voor de rechtspraak zou het weinig uitmaken als er meer allochtone rechters komen, omdat zij immers misdaden volgens de in Nederland geldende regels beoordelen. Voor de samenleving zou het daarentegen wel wenselijk zijn, vindt rechtsfilosoof Jan Klanderman: "Het is vergelijkbaar met de functie van een Amerikaanse zwarte president. De witte bevolking moet dan accepteren dat een groep waarop ze aanvankelijk neerkeken erbij hoort. Er zijn veel Nederlanders die niets moeten hebben van allochtonen, soms op basis van triviale argumenten, maar je kunt niet langer om ze heen. Het is een verschijnsel dat je moet accepteren".

Daarnaast zou het zo kunnen zijn dat een allochtone dader zich beter identificeert met de regels van het land waar hij verblijft als hij door een allochtone rechter wordt toegesproken. De wijze waarop dat gebeurt is belangrijk, zeker als je wilt dat iemand zijn gedrag verandert. "Je moet hopen dat ze zich daarvan meer aantrekken dan van een rechter die hen op belerende, nuffige toon toespreekt terwijl hij over zijn bril heenkijkt en de grijze lokken van het voorhoofd strijkt. Dat werkt niet", licht Klanderman toe.

Facts and Figures

*1985: Totaal achthonderd rechters werkzaam in Nederland, waarvan drie van Surinaamse/Antilliaanse afkomst en tweehonderd Officieren van Justitie, waarvan twee van Surinaamse afkomst.

*Tussen 2000 en 2005 kwamen elf van de 87 allochtonen door de selectie voor opleiding tot rechter (Raio)

*2003: zestien van de in totaal 1800 advocaten die werkzaam zijn bij de tien grootste advocatenkantoren, zijn van allochtone afkomst.

(*)Afkomstig uit een onderzoek van Frank Bovenkerk, gepubliceerd in "Meer van minder in de rechterlijke macht", Etnische diversiteit onder rechters in zes landen. Een bundel onder redactie van A.Böcker en L. E de Groot-van Leeuwen, Nijmegen 2006.

CV's

Burcu Balci (22) "Zonder diploma kom je niet ver"

* geboren in Nederland uit Turkse ouders

* VWO

* Universiteit Utrecht, Rechtsgeleerdheid (sinds 2006)

* werkt sinds 3 maanden bij een advocatenkantoor als juridisch secretarieel medewerker

* gaat van september 2008-januari 2009 op uitwisseling naar universiteit van Istanbul

Gladys Blokland (25) "Je diploma is je eerste man"

* geboren in Nederland uit Surinaamse ouders

* HAVO

* HBO Sociaal Juridische Dienstverlening

* na 2e jaar overgestapt naar Universiteit Utrecht Rechtsgeleerdheid (sinds 2004)

* start in september 2008 met master Strafrecht

* werkt 24 uur per week als kennismanager bij FNV

Olcay Albayrak (21) "Turk in Nederland, Nederlander in Turkije"

* geboren in Nederland uit Turkse ouders

* VWO

* Universiteit Utrecht, Rechtsgeleerdheid (sinds 2004)

* hoopt zomer 2008 zijn master Strafrecht te beëindigen

Mohsen Bahrmand (24) "Voor een studie en een sportauto moet je werken"

* geboren in Teheran

* op 8-jarige leeftijd naar Nederland gekomen

* MAVO

* ingestroomd in HAVO 3

* HBO Management en Economie (propedeuse)

* Overgestapt naar Universiteit Utrecht, Rechtsgeleerdheid (sinds 2003)

* Verwacht zomer 2008 zijn master Internationaal en Europees publiekrecht te beëindigen

* werkt 20 uur per week als info-consulent bij FNV

Nederland selecteert allang voor de poort"

HOP, Hein Cuppen en Thijs den Otter

Drie jaar lang heeft het hoger onderwijs geëxperimenteerd met selectie aan de poort en honourstrajecten voor studenten die in hun eerste studiejaar uitblonken. Dat resulteerde afgelopen december in het eindadvies van de commissie 'Ruim baan voor talent': programma's die wat extra's bieden, mogen van de commissie selectiever en duurder zijn. Minister Plasterk is het daar ten dele mee eens.

In selectie aan de poort ziet u nog altijd niets?

"Uit de gevoerde experimenten blijkt dat dit instrument nauwelijks voorspellende waarde heeft voor studiesucces. Een misschien nog wel belangrijker tegenargument is dat we in Nederland allang voor de poort selecteren: zonder havo- of vwo-diploma mag je niet naar het hoger onderwijs. Het centraal schriftelijk eindexamen controleert het niveau daarvan. Landen waar selectie aan de poort normaal is, hebben zo'n examen niet. Waarom zou je gaan selecteren uit een groep die al goed genoeg is bevonden? Bovendien passen de meeste scholieren enige zelfselectie toe: iemand met een vijf voor wiskunde gaat gewoonlijk geen natuurkunde studeren."

Fixusstudies mogen van u wel aan de poort selecteren.

"Maar daar is zo'n nadere selectie zinvol, want niet iedereen kan worden toegelaten. Op dit moment mogen deze opleidingen hooguit de helft van hun instroom zelf selecteren, en die beperking haal ik weg. Als zij straks niemand meer willen laten loten en alle eerstejaars zelf willen uitkiezen dan is dat wat mij betreft prima."

Voor studies als Geneeskunde en Journalistiek geldt een verplichte studentenstop omdat er anders te weinig werk is voor afgestudeerden. Maar massale opleidingen als Psychologie en Rechten kunnen hun instroom uit capaciteitsoverwegingen ook zelf beperken. Mogen zij vervolgens naar hartelust gaan selecteren?

"Dat is in elk geval niet mijn bedoeling. Mocht er een situatie ontstaan waarin bijvoorbeeld alle psychologieopleidingen om die reden hun instroom beperken, dan is dat onwenselijk. Ik wil weg van het idee dat we het eindexamen niet meer zien als ticket voor het hoger onderwijs. Instellingen moeten niet iets krijgen van: 'ze moeten zelf maar weten wat ze in het voortgezet onderwijs doen, wij selecteren onze studenten aan de poort gewoon opnieuw'."

Wel wilt u dat opleidingen indringende intakegesprekken voeren met iedere student die zich aanmeldt. Maar niet iedereen is overtuigd van het nut en ook de kosten zijn aanzienlijk.

"Ik krijg verschillende signalen uit het veld. We willen dit ook zeker niet van de ene op de andere dag aan het hoger onderwijs opleggen. We gaan - in de geest van de commissie-Dijsselbloem - eerst eens kijken of het werkt, en dan pas zullen we het geleidelijk invoeren. Mij lijkt het een prima middel. Een bekend verhaal is dat studenten in de eerste weken van hun opleiding te horen krijgen dat de helft van de eerstejaars er na de kerst niet meer bij is. Waarom worden ze daar niet voor gewaarschuwd voordat ze zich inschrijven? Dat scheelt een hoop frustraties en beperkt de uitval."

Is het te voorkomen dat zo'n intakegesprek een reclamepraatje blijft?Opleidingen willen toch graag zoveel mogelijk studenten?

"Open dagen hebben als boodschap: 'kom naar ons'. Heeft iemand zich aangemeld voor een opleiding, dan moet bij de intake blijken wat hij precies kan verwachten en of een andere opleiding misschien beter past. Zelf wilde ik bijvoorbeeld ooit Natuurkunde gaan studeren. Mijn docent op de middelbare school kwam daarop met zijn studieboeken langs en ik was genezen: er stonden alleen maar formules in en dat was het niet voor mij. Ik wilde ook wat met de handen priegelen. Uiteindelijk ben ik bij Biologie terechtgekomen, maar ik had dus bijna een opleiding gekozen zonder ooit een studieboek te hebben ingezien. Dat wil ik voor anderen voorkomen."

Universiteiten en hogescholen zullen flink moeten investeren om de intakegesprekken op te tuigen.

"Als de uitval erdoor vermindert, verdienen ze hun geld terug. Extra geld is op termijn niet nodig. Maar als een instelling over de streep kan worden getrokken met een kleine startbijdrage, dan is dat bespreekbaar. Ik besef dat het nog een hele toer wordt om het plan echt in te voeren. Zeker als de instellingen ook bereid zijn de minder sterke studenten bij te spijkeren in de zomer. Zover zijn we nog lang niet, maar het is wel de richting die ik op wil."

Net als de commissie 'Ruim baan voor talent' wilt u meer maatwerk. Voor goede studenten moeten er honoursprogramma's komen. Gaan die niet ten koste van de rest?

"Dat is een kwestie van goed management. Je mag er van uitgaan dat een opleiding daarvoor waakt. Natuurlijk: het is voor een docent leuk om zijn beste studenten van dienst te zijn. Maar een ander moet zich dan ontfermen over de staartgroep."

U wilt niet dat studenten meer gaan betalen voor honoursprogramma's?

"Dat is helemaal niet nodig: docenten steken graag tijd in hun goede studenten, dat vinden ze alleen maar leuk. Bovendien zou een hoger collegegeld contraproductief zijn. Studenten werken er gemiddeld twaalf uur per week bij, maar als je een honoursprogramma volgt, lukt dat minder makkelijk. Zouden we vervolgens ook nog een dubbel collegegeld vragen, dan beginnen ze er niet aan."

Geldt dat bezwaar niet ook voor de university colleges? Die mogen van u wel drieduizend euro collegegeld vragen.

"Ik denk van niet. We praten over een heel klein segment in het hoger onderwijs: opleidingen die kleinschalig, intensief onderwijs bieden en hun studenten onderbrengen op een campus. De studenten die daar op afkomen, vormen een aparte groep die bovendien voor de helft uit internationale studenten bestaat. De Amerikanen onder hen zullen zeggen dat zo'n opleiding in eigen land 45000 dollar kost. Nederlandse studenten kunnen het hoge collegegeld bovendien lenen."

Tegen collegegelddifferentiatie en selectie in de masterfase heeft u minder bezwaar. Kort na uw aantreden heeft u al eens gezegd dat dit een natuurlijker moment is voor selectie.

"Dat klopt, maar het is niet de bedoeling dat studenten met een bachelordiploma straks nergens meer terecht kunnen. Het zou gek zijn als een student die net zijn bachelor psychologie heeft gehaald niet bij dezelfde instelling naar de masterfase kan, omdat zijn diploma te licht wordt bevonden."

Toch zijn er problemen met de doorstroommasters.

"Sommige universiteiten laten hun studenten al aan de doorstroommaster beginnen voordat ze hun bacheloropleiding hebben voltooid. In het jargon noemen ze dat een 'zachte knip'. Daar moeten we echt vanaf: instellingen moeten gewoon een 'harde knip' toepassen, want anders heb je feitelijk het bachelor-mastermodel niet ingevoerd. Het laatste studiejaar heet dan wel 'master', maar de opleiding is eigenlijk net als vroeger ongedeeld."

Dus deze universiteiten houden zich niet aan de wet?

"Het is in elk geval niet sociaal. Het behalen van het bachelordiploma is voor studenten het uitgelezen moment om de balans op te maken. Anders dan aan het begin van hun studie weten ze veel beter waar ze zich het best kunnen specialiseren. Dat kan een masteropleiding in een andere stad zijn, of misschien wel in een ander land. Universiteiten die geen harde knip toepassen en de wet aan hun laars lappen onthouden hun studenten dat belangrijke keuzemoment en belemmeren de mobiliteit. Toch was dat in Europa een van de belangrijkste redenen om het bachelor-masterstelsel in te voeren."

Gaat u instellingen daarop aanspreken? Die zullen zich trouwens gesteund weten door de studentenbonden, die hun achterban via de 'zachte knip' zo veel mogelijk herkansingen willen geven.

"Voorlopig gunnen we iedereen nog zijn eigen tempo. Maar het is typisch een probleem waar het ministerie mee aan de slag moet als dat te langzaam gaat. Want uiteindelijk is het niet in het belang van het systeem."

Het enige experiment dat u definitief hebt afgeschoten hielp scholieren die net waren gezakt alsnog het hoger onderwijs in. Zo slecht waren de resultaten niet.

"Met 'flexibele toelating' wilden we mbo'ers van niveau drie naar de hogeschool lokken. Maar in de praktijk kwamen er vooral gezakte havisten op af. Dat was nooit de bedoeling. Wat mij betreft kunnen zij beter eerst de havo afmaken en intussen alvast rondneuzen in het hbo. Wie daar geen zin in heeft, moet wachten tot hij 21 is en een colloquium doctum aanvragen."

Tegelijkertijd loopt er sinds een aantal weken een Postbus 51-campagne die mensen aanspoort een ervaringscertificaat te laten vaststellen. Daarmee kunnen ze vrijstellingen krijgen bij een vervolgopleiding en die sneller afronden. Critici vrezen voor het hbo-niveau dat volgens hen toch al onder druk staat.

"De regeling is bedoeld voor uiterst gemotiveerde mensen die al jaren werken en door hun opleidingsniveau tegen een plafond zitten. Vaak kunnen ze al heel veel, en dat moet in zo'n certificaat tot uitdrukking komen. Ik verwacht niet dat hogescholen op korte termijn worden overspoeld met mensen van wie de vooropleiding onvoldoende is. Maar we houden dat natuurlijk goed in de gaten."

Noot: Lees ook de rubriek 'de mening' op pagina 22.

Ontsnappen aan Andromeda in virtuele zoektocht door de ruimte

Utrecht hoopt op reprise Academische Jaarprijs

Hanneke Slotboom

Diederik en Reinier zijn als respectievelijk aio en masterstudent betrokken bij de onderzoeksgroep Sterhopen. Voor hun onderzoek maken zij regelmatig gebruik van computersimulaties van gebeurtenissen in de ruimte. "Daar komt het idee van de game vandaan. Ik had me al vaker bedacht dat het geweldig zou zijn om zo'n simulatie van binnenuit te kunnen beleven, om er als het ware doorheen te kunnen reizen", vertelt Diederik. Samen met Reinier kwam hij tot de conclusie dat een dergelijk project bovendien ideaal was om mee te dingen naar de Academische Jaarprijs. Drie jaar geleden nam het NRC het initiatief voor deze prijsvraag waarmee winnende teams een ton kunnen verdienen om hun project uit te voeren.

Supernova's

In een team met twee andere promovendi en twee hoogleraren ontwikkelden de sterrenkundigen - in overleg met onder meer de afdeling gamedesign van de HKU - het plan voor het spel Collision. De game is gebaseerd op simulaties van de botsing tussen ons eigen sterrenstelsel en het Andromedastelsel, die over drie miljard jaar gaat plaatsvinden. "Tenminste, dat is wat sterrenkundigen zeer waarschijnlijk achten. Andromeda is een groot sterrenstelsel dat met zo'n honderd kilometer per seconde op ons af komt", legt Diederik uit. Aan de speler van Collision is het de taak om de mensheid te redden van de desastreuze gevolgen die vermenging van de twee sterrenstelsels zal hebben. "Door de botsende gaswolken ontstaan nieuwe sterren, en de zwaarste daarvan exploderen als supernova's. Dan moet je denken aan straling van een triljard atoombommen per seconde", schetsen de makers de problemen die de speler het hoofd moet zien te bieden.

Een spannend spel

Met een ruimteschip moet de speler in het virtuele heelal op zoek naar een nieuwe, geschikte plek voor de mensheid. "Er moeten gunstige omstandigheden zijn, maar je moet er ook rekening mee houden dat je planeet niet iedere twintig jaar uit zijn baan wordt geslingerd door de zwaartekracht van andere planeten of sterren. Met testplaneten kun je steeds kijken wat er gebeurt op een bepaalde plek". Bovendien komt een speler tijdens zijn zoektocht naar de juiste locatie al allerlei sterrenkundige verschijnselen tegen, die hij moet zien te vermijden of waar hij juist gebruik van kan maken. Zo zijn supernova's gevaarlijk vanwege hun straling, maar is er aan de randen wel veel waterstof te vinden, en die kan weer dienen als brandstof. En dat is precies de kern van het idee, benadrukken de bedenkers. "Wat wij willen is een mooi, spannend spel maken, dat vooral leuk is om te doen. En vervolgens komen spelers letterlijk spelenderwijs van alles over het heelal te weten", aldus Diederik.

Het team richt zich daarom ook niet op verspreiding via scholen. "Scholieren vinden dingen die onderwijzers aandragen vaak sowieso niet cool, en gaan vooral af op wat ze horen van leeftijdgenoten". De sterrenkundigen zien dan ook meer in een uitgebreide leerzame demo op internet, waarna het spel tegen betaling door geïnteresseerden kan worden aangeschaft. "Door het spel niet gratis te maken, krijgt het extra waarde voor de spelers", legt Reinier de redenatie achter die keuze uit. Bovendien kunnen de inkomsten worden gebruikt voor de verdere ontwikkeling en ondersteuning van het spel. "We willen een uitgebreide community opzetten op internet, waar spelers kunnen communiceren over hun bevindingen en waar voor geïnteresseerden meer informatie te vinden is. En wie weet komen er wel suggesties uit die ons nieuwe wetenschappelijke inzichten kunnen opleveren. Door die in simulaties te verwerken, kunnen we weer nieuwe levels voor het spel creëren."

Expeditie Broeikaswereld

Die verweving van wetenschap en publiek is volgens de sterrenkundigen een sterke troef om de jury te overtuigen van de waarde van hun voorstel. Dat lijkt ook wel nodig, want Utrecht lijkt, in ieder geval op het eerste gezicht, een handicap te hebben: vorig jaar werd de prijs immers door de UU in de wacht gesleept.

Toen won een team van Utrechtse Bèta- en Geowetenschappers met een project gebaseerd op de bevindingen van Utrechtse paleoklimatologen. Inmiddels is het project 'Expeditie Broeikaswereld', bijna ten einde, vertelt Tine Béneker. Met de gewonnen honderdduizend euro zijn, in samenwerking met multimediabedrijf Zcene, een dvd en een internetsite ontwikkeld voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. Op de dvd leggen de fictieve 'nutty professor' Von Boring en de echte klimaatonderzoeker en poolreiziger Marc Cornelissen verschillende principes uit over het klimaat en klimaatonderzoek. Uitgangspunt daarbij zijn de diepzeeboringen in de Noordelijke IJszee, waaruit bleek dat zich 55 miljoen jaar geleden op aarde een sterk broeikaseffect voordeed.

Door het vrijkomen van grote hoeveelheden methaan uit de zeebodem namen de broeikasgassen in die periode zo snel toe dat dit leidde tot een enorme opwarming. Von Boring en Cornelissen behandelen in korte afleveringen vol filmpjes, animaties en special effects niet alleen de oorzaken en gevolgen, maar gaan ook in op het onderzoek. Daarnaast werd een website ontwikkeld waarop docenten en leerlingen meer informatie kunnen verkrijgen over de behandelde onderwerpen.

Klapstuk

"We hadden van docenten al vaker gehoord dat er in het voortgezet onderwijs behoefte was aan lesmateriaal over het klimaat", vertelt Béneker die zich als docent-onderzoeker onder meer bezig houdt met aardrijkskunde-onderwijs. "En de reacties waren dan ook erg enthousiast. Zeker 150 scholen, een kwart van het totale aantal, hebben het pakket besteld, terwijl we nauwelijks reclame hebben gemaakt. Bovendien was School TV erg te spreken over onze aanpak. Ze vonden het "gewaagd" wat we hadden gedaan, omdat we buiten de getreden paden durfden te gaan, qua vormgeving en aankleding. Ze gaan onze clips bewerken en dan vanaf september uitzenden."

En dan moet natuurlijk het klapstuk van het project nog komen: op 4 juni kiest een jury tijdens een gala-avond de winnaar uit de filmpjes die scholieren konden inzenden naar de site van Expeditie Broeikaswereld. Opdracht was om een maximaal vijf minuten durende impressie te geven van 'Nederland anno 2508'. De jury, met daarin onder andere Prinses Irene, kan inmiddels kiezen uit zo'n dertig inzendingen, die ook op de site van het project zijn te bezichtigen. De hoofdprijs is niet misselijk: de makers van het beste filmpje mogen aan het eind van de zomer mee met Cornelissen op wetenschappelijke expeditie naar Spitsbergen.

Terugkijkend is Béneker meer dan tevreden over het project. "Het is allemaal eigenlijk nog mooier en professioneler geworden dan ik me had voorgesteld. We hebben ook eigenlijk alleen maar positieve reacties gehad. De enige kritische vraag die we kregen was waarom we weer zo'n stereotype onderzoeker in zo'n witte jas lieten zien. Maar volgens mij zagen de leerlingen daar de lol wel van in, hij komt zelfs een paar keer terug in ingezonden filmpjes." Voor de makers van Collision blijkt ze nog wel een waarschuwing in petto te hebben. Lachend zegt ze: "Het is veel werk om die prijs in de wacht te slepen. Maar als je hem krijgt, begint het eigenlijk pas echt."

Meer info:

www.collisiongame.nl

www.expeditiebroeikaswereld.nl

'Het college wil ons graag tegen elkaar uitspelen'

Twee partijen dingen naar stem van student

Marielle Arnoldus

"Lijst VUUR is asociaal", vindt Clen Verkleij. "Begrijp me niet verkeerd, het zijn allemaal aardige mensen. Maar ze willen wel eens dingen die niet goed zijn voor studenten." "Dat is volslagen onzin", reageert Wilco Bos van Lijst VUUR. "We hebben ons het afgelopen jaar keihard ingezet voor bijvoorbeeld betere studiebegeleiding en kleinschalig onderwijs." Daar moet Clen hem gelijk in geven. "Maar hun prioriteiten zijn niet dezelfde als die van ons."

Met 'ons' bedoelt Clen de Partij voor de Utrechtsche Student (PvdUS), die hij vorig jaar met twee vrienden heeft opgericht met als doel plaats te nemen in de Universiteitsraad. Bij de verkiezingen veroverde de partij drie van de twaalf zetels in de studentengeleding. De overige negen gingen naar Lijst VUUR (Vereniging Utrechtse Universiteitsraad), die een jaar eerder nog alle zetels bezette. Door de komst van de PvdUS kreeg het college van bestuur sinds lange tijd weer twee studentenpartijen tegenover zich.

Schreeuwen

"In het begin dacht ik we het nooit met elkaar eens zouden worden", bekent Peter de Lange van Lijst VUUR. "Maar dat is erg meegevallen, over de meeste punten hebben we overeenstemming bereikt." Volgens zijn lijstgenote Linda van Weele komt dit door de intensieve samenwerking tussen beide partijen. "We hebben vooral gewerkt als totale studentengeleding en niet als twee verschillende partijen", vertelt ze. "De leden van het college zijn niet dom, ze willen ons tegen elkaar uitspelen als het kan. Dan was het makkelijk geweest als wij vooral tegen elkaar hadden lopen schreeuwen. Daar hebben we nu geen last van gehad."

"Maar samenwerking betekent niet dat wij geen andere mening hadden, hoor", benadrukt Clen. "Tijdens vergaderingen en discussies probeerden wij het standpunt van de totale studentengeleding naar onze mening te vormen. Als er besluiten waren genomen op grond van een stemming, hadden wij altijd verloren."

Hij verwijst naar de discussie die de studenten op dit moment voeren over een verhoging van het bindend studieadvies (bsa). "Wij hebben in ons partijprogramma aangegeven dat we tegen een bsa zijn. Helaas zal afschaffen niet lukken, omdat het college van bestuur erg voor is. Maar we doen er alles aan om te zorgen dat de norm niet hoger wordt. Door de discussie lijkt het standpunt van Lijst VUUR onze kant op te drijven, terwijl er binnen die partij een aantal mensen voor een verhoging zijn."

"Niemand binnen onze lijst heeft al een uitgesproken mening over het bsa", maakt Wilco duidelijk. "We zijn nog bezig om de argumenten voor en tegen zowel het bsa op zich als een verhoging ervan op een rijtje te zetten. Pas daarna zal ieder voor zich een besluit nemen."

Kleiduiven schieten

Juist deze mogelijkheid om een individuele mening te hebben, maakt Lijst VUUR uniek, vindt Peter. "Het maakt ons sterker, omdat je bij het voeren van discussies met goed onderbouwde standpunten moet komen en je jouw standpunt steeds kritisch blijft bekijken." Meestal komen de raadsleden van Lijst VUUR samen tot een standpunt, maar wanneer dat niet lukt is dat volgens Peter geen probleem. "We gaan dan niet stemmen, ofzo. Onder de Utrechtse studenten zullen ook voor- en tegenstanders zijn. Onze verdeeldheid is dan een weergave van de werkelijkheid."

"Inderdaad een weergave van de werkelijkheid, inclusief de bureaucratie omdat alles door al die meningen duizend keer overlegd moet worden", reageert Jochem van der Lugt van de PvdUS. "Van dat eindeloze gemiemel tijdens vergaderingen, word ik wel eens moe. Maar ja, je kan moeilijk zeggen 'ik ga buiten kleiduiven schieten, roep me maar wanneer jullie klaar zijn'."

De formule van de PvdUS om alleen te werken met mensen die qua mening op één lijn liggen, werkt volgens Clen veel beter. "Het is niet voor niets dat de Nederlandse politiek ook zo werkt. Als je je aansluit bij het CDA, kun je toch geen extreem-rechtse ideeen hebben? Wij zetten ons alleen in voor punten waarvan wij denken dat iedere student het prettig vindt, zoals goedkopere producten in de supermarkt. Dat kan je van Lijst VUUR niet altijd zeggen."

Verkleij bedoelt dat Lijst VUUR naast de studentenbelangen, ook de belangen van de universiteit en van de maatschappij in het oog wil houden. "Natuurlijk zitten wij vooral in de Uraad om de belangen van studenten te vertegenwoordigen", reageert Peter, "maar we vinden het ook belangrijk om op te komen voor zaken die in de maatschappij een rol spelen, zoals duurzaamheid."

Vinger aan de pols

Het een sluit het ander niet uit, vindt ook Linda. "Het mooie aan de Uraad is dat je in groepjes kunt werken aan je eigen interesses en prioriteiten. Wij zijn natuurlijk ook voor goedkopere producten in de supermarkt, maar we vonden het niet nodig om daar onze tijd in te steken. Andersom geldt dat ook, de PvdUS is echt niet tegen duurzaamheid. Door de nota's van elkaar te ondersteunen, kunnen we het meest bereiken." Jochem kan zich hierin vinden. "Het is niet nodig dat de eer van een nota die alleen door de PvdUS is gemaakt, op ons conto wordt geschreven. Het is vooral belangrijk dat het college er iets mee doet."

Acties van het universitair bestuur laten echter volgens beide partijen erg lang op zich wachten. "Dat is jammer, maar meestal kan het niet anders. Het kost gewoon veel tijd om een genomen besluit voor alle 30.000 studenten in te voeren", legt Peter uit. Maar het hangt ook van het onderwerp af, merkt hij. "Als het minder mensen betreft of het college onze mening deelt, kan het snel gaan. We hebben dit jaar bijvoorbeeld het duurzaam inkopen van kantoorproducten hoog op de agenda gekregen en er wordt gewerkt aan verbetering van het tutoraat. Daar ben ik trots op. Maar op de meeste besluiten moeten we gewoon lang wachten. We zien nu pas veranderingen terug, waar Uraden van vorige jaren mee bezig zijn geweest. Dat geeft ons wel weer het vertrouwen dat onze adviezen ook worden meegenomen."

Maar er zal wel een vinger aan de pols gehouden moeten worden, vinden beide partijen. "Dat zal voor Lijst VUUR niet makkelijk zijn", denkt Clen. "De nieuwe kandidaten hebben misschien weer een hele andere mening dan de huidige leden. Dan blijven de punten waar zij zich dit jaar voor hebben ingezet nergens."

Het is nog even afwachten wat zijn opvolgers gaan doen "maar we vertrouwen erop dat het volgend jaar helemaal goed gaat komen, want over de belangrijkste onderwerpen denken de leden van Lijst Vuur echt allemaal hetzelfde", stelt Peter. "En eigenlijk geldt dat wel voor de hele studentengeleding, want ondanks de verschillen willen we uiteindelijk allemaal het beste voor de Utrechtse studenten."

Carline Loman (23), Sociale Geografie

"Ik denk niet dat ik ga stemmen. Natuurlijk is het wel belangrijk dat studenten hun mening kunnen geven, want wij hebben toch andere ideeën dan docenten of het college van bestuur. Maar besturen van studentenorganisaties worden vaak ook niet gekozen en zij doen het ook goed."

Faraz Chavoushi (20), Farmacie

"Ze moeten veel moeite doen om mijn stem te veroveren. Ik wil eerst weten op wie ik kan stemmen en wat hun standpunten zijn. Dat zou echt meer gepromoot moeten worden. Tot nu toe heb ik daar nog niets van gezien."

Freek Kalkhoven (20), Sociologie

"Ik weet nog niet of ik ga stemmen. Ik ken de verschillen tussen de partijen die meedoen niet en ik vraag me ook af hoeveel invloed de Uraad heeft op besluiten die genomen worden."

Lauren Rigter (20), Culturele Antropologie

"Als een bekende mij vraagt om op hem of haar te stemmen, zal ik het wel doen. Ik ga niet voor de inhoud, want daar zie je erg weinig van terug. Maar volgens mij stemmen de meeste studenten op een bekende. Het gaat er gewoon om wie de meeste mensen kent."

Simone de Bruijn (21) Sociale geografie en Planologie

"Ik vind het belangrijk om te stemmen. De universiteit is voor een groot deel van de studenten en daarom moet onze mening vertegenwoordigd worden. Er wordt altijd veel over de universiteit gezeurd, maar er zelf iets aan doen, ho maar."

De Universiteit Utrecht in 2013:

Stelling:

In 2013 staat de UU niet alleen als researchuniversiteit in de top 20 van de Sjanghai-wereldranglijst maar heeft ze ook een grote reputatie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en duurzaamheid.

Universiteitshoogleraar Paul Schnabel:

"Wat ik altijd heb begrepen is dat de universiteit op het gebied van duurzaamheid - bijvoorbeeld met haar warmtekrachtcentrales - zeer voortvarend te werk gaat, en dat lijkt me een lijn die moet worden voortgezet. Dan bedoel ik niet zozeer dat duurzaamheid in al het onderwijs een plek zou moeten krijgen, zoals in 2005 door het Copernicus Instituut is voorgesteld. Bij sommige disciplines kan dat zinvol zijn, maar bij andere vakken doet dat ronduit gekunsteld aan; dat zou je niet moeten willen. Evenmin denk ik dat je De Uithof moet volzetten met windmolens, want ook dat zet per saldo weinig zoden aan de dijk. Maar met name als het gaat om energieverbruik, nieuw- en verbouw, materiaalgebruik... daar zou bij een grote instelling als de universiteit beslist voordeel uit te halen zijn, zowel voor het milieu als voor de portemonnee.

"Meer geld voor ontwikkelingssamenwerking... tsja, alleen als het betrekking heeft op onderwijs en onderzoek valt daar over te denken. In zijn algemeenheid is dit echter geen thema dat ik tot de core business van een universiteit zou rekenen. Vanuit mijn achtergrond denk ik dan eerder - als je het hebt over de inbedding van een universiteit in het maatschappelijke krachtenveld - aan de sector cultuur.

"Utrecht roept dat er een nieuwe schouwburg moet komen, en dan wordt er gelijk weer gekeken naar Leidsche Rijn of Utrecht-West. Terwijl ik dan denk: 'Universiteit, voer druk uit om zo'n voorziening juist in Utrecht-Oost te krijgen!' Het culturele aanbod daar is hopeloos beperkt, terwijl zich er wél het publiek bevindt. De studenten in De Uithof natuurlijk, maar ook de bewoners van Zeist, Bunnik, Odijk, Utrecht-Oost. Dáár zit het geld en de culturele interesse.

"Bovendien: ook voor een grote wetenschappelijke uitstraling ontbeert de universiteit een conferentiecentrum, vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Rotterdamse Woudenstein. Het Academiegebouw is wat zalen betreft beperkt en verkeerstechnisch lastig. Dus een conferentiecentrum met tevens een culturele functie, daar zou de UU veel meer in moeten investeren. En ik weet ook wel een plek: dat onzinnige weitje aan het begin van De Uithof; een treurig stukje polderlandschap met een onnozel slootje, volledig weggedrukt in een compleet stedelijke omgeving. Maak er dan ook écht een stedelijk gebied van, en zet op dat lachwekkende weitje een cultureel centrum! Dat zou nog eens een ambitie voor 2013 zijn!"

De gesprekspartners:

Oedzge Atzema, hoogleraar economische geografie;

Jeroen Torenbeek, directeur James Boswell Instituut en Summerschool Utrecht;

Peter de Lange, student en lid Universiteitsraad;

Melanie Peters, directeur Studium Generale.

Het debat

OA: "Het kan niet waar zijn dat je Sjanghai op zich als doelstelling in het strategisch plan zet. Zo'n ranglijst is hooguit een afgeleide van het feit dat de Utrechtse wetenschappers zich in de internationale wereld van de wetenschap steeds beter willen afficheren. Wat ik merk is dat universiteiten die al aan de top staan, zoals Harvard, in hun beleid ook veel aandacht hebben voor ontwikkelingssamenwerking en duurzaamheid. Meer aandacht daarvoor zou niet misstaan in het strategisch plan van de grootste universiteit van Nederland.

"Een ander punt: als je als universiteit internationale ambitie wilt uitstralen, dan moet dat ook zichtbaar zijn op je campus. Daar moet van alles gebeuren. Er moeten conferenties gehouden kunnen worden en er moet huisvesting zijn voor studenten en medewerkers; plekken waar netwerken kunnen bloeien. Die opvatting deel ik dus geheel met Schnabel, maar daar zie ik op dit moment, met uitzondering van het University College, nog buitengewoon weinig van."

JT: "Met dat laatste punt ben ik het helemaal eens. Het lijkt misschien een omweg, maar in feite raakt het rechtstreeks aan de kern van onze internationale ambitie: zorg dat je in De Uithof een theater hebt, zorg dat er activiteiten plaatsvinden waar de universitaire bevolking enthousiast achteraan gaat lopen."

MP: "We hebben de neiging om, als we het hebben over ontwikkelingssamenwerking, gelijk te denken aan geld voor de derde wereld. Maar het gaat ook om innovaties die hier moeten plaatsvinden. Niet in een apart budget, maar opgenomen in de kerntaken van de universiteit. Pas van daaruit kunnen zinnige samenwerkingsverbanden ontstaan.

"Bij onze keuzes voor soorten onderzoek zou ontwikkelingssamenwerking een rol moeten spelen. Dat haakt ook in op de hele valorisatiediscussie. Voor wie wil je je kennis ontwikkelen? Wat is nuttige kennis? Daar moet je als researchuniversiteit je hoofd over breken. Dat het bijvoorbeeld je ambitie is om een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van een medicijn tegen malaria, maar dat je dan ook gelijk zorgt voor de patenten voor zo'n medicijn, zodat het bij de armste mensen terecht komt."

PdL "Precies. Als je het over ontwikkelingssamenwerking hebt in universitaire context, dan gaat het over kennis, niet over geld. De UU gaat geen geld uitgeven in de derde wereld, maar gaat er kennis ontwikkelen en overdragen, in samenspraak met die landen."

JT: "Ik wil daar een krachtige mening tegenover stellen: Er moet dus juist géén UU-budget zijn voor ontwikkelingssamenwerking. Als je een budget hebt, leidt dat af van waar het werkelijk om gaat, namelijk om kennisontwikkeling. Zodra er budget voor is, heb je de verkeerde incentive te pakken. Onderzoekers worden uitgenodigd alleen om die financiële reden aan ontwikkelingssamenwerking te gaan doen. Als de termijn om is en het budget op, dan wordt de stekker eruit getrokken. Ik heb dat wel vaker zien gebeuren."

OA: "Waarbij ik nog wil opmerken dat het belangrijk is dat de UU keuzes maakt in de relaties in het buitenland waarmee ze op langdurige basis wil samenwerken. En aangezien we een researchuniversiteit zijn, vind ik het niet onlogisch dat de toponderzoekers daarbij een vinger in de pap hebben."

PdL: "Nou ik ben het niet helemaal met Atzema eens. Wat hun beleid is kunnen die landen best zelf wel aangeven. We moeten ons vooral afvragen: hebben we nog iets toe te voegen aan de behoeftes die daar leven en de vragen die daar relevant zijn? Ik denk ook dat we als universiteit veel meer naar het onderwijs moeten kijken en de drempels voor studenten en jonge onderzoekers uit ontwikkelingslanden veel lager moeten maken, zodat we hier mensen opleiden die daar later onderzoek kunnen gaan doen. Ik denk eerlijk gezegd dat onderwijs voor het bevorderen van de ontwikkeling van derdewereldlanden een veel krachtiger concept is dan onderzoek."

OA: "Natuurlijk moet je de kennisvraag niet vanuit Utrecht formuleren. Maar die landen hebben vragen die ze zelf niet kunnen beantwoorden en daarom komen ze bij ons om van onze kennis gebruik te maken."

MP: "Waar ik erg veel mogelijkheden zie, is om te proberen om los te komen van Harvard als spiegelbeeld. De Europese universiteit onderscheidt zich als democratische universiteit. Over dat gegeven zou een soort trots moeten ontstaan. Onze universiteiten hebben geen selectie, we laten studenten breed toe en tegelijk hebben we toponderzoek waaraan studenten mogen meesnuffelen. Dat zijn zaken die trots zouden moeten afdwingen. Er is behoefte aan een ander beeld in plaats van ons steeds maar weer blind te staren op de universiteiten in de VS, een Europese toekomst in plaats van een geïdealiseerd verleden in Harry Potterstijl. Geen nep-Harvard maar een écht Utrecht."

OA: "Wat ook een onderdeel is van die democratische universiteit: je kunt elkaars good practices overnemen. Er kan kruisbestuiving plaatsvinden. Daar zet Utrecht ook wel behoorlijk op in, op samenwerken op de randen van verschillende disciplines. Maar ook daar heb je weer netwerken voor nodig, en dus weer - mijn stokpaardje - een goede internationale campus."

JT: "Die internationale campus is ook bruisend, met tal van informele contacten. De recepties bij Dies en Opening Academisch Jaar zijn ideale mogelijkheden om zaken te doen, van mening te verschillen of wat dan ook. Zelf organiseer ik regelmatig oplopen, maar als het kan altijd om half vijf en altijd met een goede wijn erbij. In grote delen van de wereld werkt dat zo."

MP: "Netwerken, maar tegelijk denk ik dat het college van bestuur wel iets meer zou moeten uitdragen dat we allianties aangaan met de maatschappij, hoogleraren aanstellen die met hun voeten in de modder staan, duurzaamheid een warm hart toedragen..."

JT: "In de communicatie heeft het college al veel winst gemaakt. Utrecht is niet langer meer 'maar' Utrecht, er bestaat al veel meer institutionele trots dan enkele jaren geleden. Voor de Nederlandse goegemeente is duidelijk dat de UU de beste universiteit van Nederland is. Op die weg moeten we doorgaan."

MP: "Waarbij het erg zou helpen als er één message werd uitgedragen. Ik heb bij Shell gewerkt, en daar was het voor iedereen volstrekt duidelijk waar Shell voor stond. Duurzaamheid in de breedste zin van het woord - kennis van de wereld en de toekomst - hoort daarbij. Daarin heeft de UU nog een wereld te winnen."

Floris Cohen

Eind mei wordt bekend wie van de vijf kandidaten de prijs gewonnen heeft. Hoe dan ook ben ik erg blij dat de jury mijn boek in het rijtje heeft opgenomen. Het is namelijk een verslag voor een publiek van niet-deskundigen - zeg maar voor de gemiddelde NRC-lezer - van een onderzoek dat poogt de grenzen van mijn vakgebied te verleggen. De uitkomsten heb ik in eerste instantie neergelegd in een Engelstalig boek met als werktitel 'How Modern Science Came Into the World. A Comparative History'. Dat boek moet de wetenschapshistorici in binnen- en buitenland ervan overtuigen dat mijn kijk op het ontstaan van de moderne natuurwetenschap de moeite waard is, ook al wijk ik nogal af van de gebaande paden. Ik verwacht dat dit boek volgend jaar uitkomt. Intussen had mijn geliefde, die Neerlandica is, tegen me gezegd: 'Dat dikke boek van je, dat kan ik niet volgen, je moest die dingen maar eens voor een ruimer publiek in je moerstaal zo beknopt mogelijk opschrijven.' Wel, dat heb ik gedaan. Ik wist bij wijze van spreken al hoe het afliep, dus het schrijven kon snel gaan. Zij hielp me bovendien mooi op weg met de titel 'De herschepping van de wereld', waar ik de wat zakelijker ondertitel 'Het ontstaan van de moderne natuurwetenschap verklaard' aan heb toegevoegd.

Want dat is wel de pretentie die ik met dit boek heb - ik denk dat ik eindelijk weet hoe het zit. Dat zal ongetwijfeld een illusie blijken; over twintig of vijftig jaar zal er weer behoorlijk anders over het onderwerp worden gedacht. Maar ik hoop wel iets duurzaams te hebben toegevoegd aan het debat over hoe de moderne natuurwetenschap eigenlijk heeft kunnen ontstaan, en waardoor dat nu juist in Europa is gebeurd.

Die vraag is herhaaldelijk gesteld. Alleen, een stelselmatig ondernomen poging om haar te beantwoorden langs de weg van de historische vergelijking, die was er nog niet. Er zijn eerdere aanzetten in die richting geweest. Vooral vergelijkingen tussen natuurwetenschap in Europa en het oude China hebben het een en ander opgeleverd. Maar de vereiste systematiek en precisering ontbraken naar mijn idee. Zo kun je opmerken dat de wiskunde in Europa omstreeks 1600 ruwweg eenzelfde punt had bereikt als waar vijf en een halve eeuw eerder de Islambeschaving was aanbeland. Hoe komt het dan dat in Europa toen die revolutionaire wending optrad na het optreden van Galileï en Kepler, maar dat zoiets in de Islambeschaving niet was gebeurd? Ik probeer dat te analyseren en laat daarbij zien dat de godsdienst niet steeds het grote struikelblok was. Trouwens, ook in Europa is de Christelijke godsdienst een tweesnijdend zwaard gebleken: priesters en dominees waren er zowel onder de tegenstanders als de aanhangers van de nieuwe vormen van natuurwetenschap.

De nominering voor de Eureka-prijs zie ik vooral als een erkenning dat ik erin ben geslaagd mijn eigen onderzoek toegankelijk op te schrijven. Weliswaar gaat het om ingewikkelde kwesties, maar die horen wel tot de grote vragen van de geschiedenis. Zonder het optreden van figuren als Galilei, Descartes en Newton zouden we nog in een wereld leven die nauwelijks verschilt van die van onze verre voorouders. Welke maatschappelijke ontwikkelingen en religieuze onderstromen en conflicten hebben gemaakt dat zulke personen konden optreden en dat hun werk ook daadwerkelijk een duurzame uitwerking heeft gehad? Waardoor is het in de beschaving van de Islam toch anders gegaan? Beide hadden zich toch de Griekse natuurfilosofie en wiskunde eigen gemaakt?

Met veel van die vragen belandde ik aan of zelfs over de grenzen van mijn eigen vakgebied van de wetenschapsgeschiedenis; ik kwam terecht bij vergelijkende beschavingsgeschiedenis, maar ook bij bijvoorbeeld wereldbeschouwelijke kwesties zoals: hoe kwam het bestaan eruit te zien in een wereld die kennelijk wordt beheerst door onwrikbare natuurwetten? Daarom vond ik het zo prettig dat collega Herman Philipse het initiatief heeft genomen tot een symposium van een hele dag over mijn boek. Die is vorige maand gehouden in een volle Senaatszaal, en ik kijk er met voldoening op terug. Vijf eersteklas vaklui van uiteenlopende deskundigheid gaven hun onverbloemde opinie over wat er aan mijn boek wel en niet zou deugen. Geen geleerdheidsvertoog of vliegen afvangen, maar een mooi open debat. Toegewijde inspanning maar ook vrolijkheid.

Dat multidisciplinaire heeft altijd al in me gezeten. Ik heb gymnasium gedaan, maar wel bèta. Ik ben geschiedenis gaan studeren, maar met geschiedenis van de natuurwetenschap als voornaamste bijvak. Ik pakte toen de trein vanuit Leiden naar Utrecht, waar een zekere professor Hooykaas in dat vak college gaf. Dat werd een ervaring waar ik nog altijd intens dankbaar voor ben. Er hangt verschrikkelijk veel af van de persoonlijkheid van een docent. Of die niet alleen verstand van zaken heeft maar ook in staat is zijn kennis met bezieling over te dragen. Hooykaas deed dat. Hij had zich de grondslagen van het vak, de manier waarop je het zou moeten beoefenen, zelf eigen gemaakt. Na zijn overzichtscollege heb ik nog een werkcollege gevolgd dat hij speciaal had opgezet voor het drietal historici onder zijn bèta-publiek. Een half jaar lang doken we de diepte in aan de hand van originele teksten van bijvoorbeeld Copernicus en Pascal. In mijn boek 'De Herschepping' kan ik zo een aantal zinnetjes aanwijzen die rechtstreeks teruggaan op wat ik veertig jaar geleden van dat college heb opgestoken.

Indertijd waren er maar heel weinig historici die zich voor de wetenschapsgeschiedenis interesseerden. Des te meer stel ik het op prijs dat ik nu hier in Utrecht juist bij Geesteswetenschappen in zo'n prachtig opgemaakt bed kon stappen. Ik ben intussen voorzitter van het Descartes Centre. Dat centrum verenigt al diegenen aan onze universiteit die zich bezig houden met de geschiedenis en de wijsbegeerte van een wetenschapsgebied, van de biologie tot de sociale wetenschappen, van de geschiedwetenschap tot de diergeneeskunde. Zoiets vindt je nergens ter wereld. Onze ambitie is om hier de luis te zijn in de pels van de dagelijkse wetenschapsbeoefening. We stellen vragen over grondslagen en vooronderstellingen, en we vragen aandacht voor de wetenschapsbeoefening in het verleden, die altijd dimensies opent voor het heden en zelfs voor de toekomst.

CV

, geboren in 1946 in Haarlem, studeerde in 1970 af als historicus in Leiden. Specialiseerde zich in de sociaal-economische geschiedenis en de geschiedenis van de natuurwetenschappen. Na zijn promotie in 1974 ging hij aan de slag bij Museum Boerhaave in Leiden. In 1982 werd hij hoogleraar geschiedenis van de Natuurwetenschap aan de Universiteit Twente. Sinds december 2006 bijzonder hoogleraar Vergelijkende geschiedenis van de Natuurwetenschap in Utrecht.

Geowetenschappen komt naar je toe deze zomer

Utrechtse wetenschappers zoeken scholieren op met vrachtwagen

Hanneke Slotboom

Het begon allemaal toen de Verenigde Naties het jaar 2008 uitriepen tot het Internationaal jaar van de planeet Aarde. Decaan Aardwetenschappen Bert van der Zwaan opperde tijdens een facultaire borrel in het kader daarvan met een vrachtwagen het land in te trekken.

Communicatieadviseur Nicoline Meijer, ook wel de "geestelijk moeder" van de truck genoemd, was vanaf het begin betrokken bij het project. Zij vertelt hoe besloten werd met de wagen bovenbouwscholieren te bezoeken. Dat zijn tenslotte de potentiële studenten Geowetenschappen en de toekomstige werknemers waar de markt om zit te springen. Bovendien zullen die scholieren hoe dan ook te maken krijgen met problemen als klimaatverandering, verstedelijking en dreigende tekorten aan grond- en delfstoffen.

Daarnaast werd vastgesteld dat het om een "echt goed en spectaculair" project zou moeten gaan. "Anders kun je net zo goed gewoon lesstof opsturen." Dus moest er niet alleen flink wat financiering komen vanuit de universiteit, maar moest ook de samenwerking worden gezocht met andere universiteiten, instellingen als TNO en NWO en bedrijven als Exxon en NAM. Bovendien werd een professioneel communicatiebureau ingeschakeld voor de uitwerking van alle plannen.

Gids Charlie

En zo staat op een zonnige vrijdagmiddag een enorme knalrode vrachtwagen op een parkeerterrein bij het Onze Lieve Vrouwelyceum in Breda. De laadruimte van het gevaarte is door vaste chauffeur Tom de Zeeuw uitgeklapt tot 'hospitality unit', waarin drie manshoge wereldbollen staan. Voor de schuifdeuren staat een 5-havo-klas te wachten. Als begeleider Roel Rink de leerlingen heeft binnengelaten, start een introductiefilmpje van het spel 'Earth Quest' op de drie lcd-schermen aan de wanden van de truck.

De leerlingen worden toegesproken door Charlie, die de zes - van tevoren samengestelde - teams vertelt dat zij die ochtend ieder op een eigen virtuele missie gaan, op zoek naar een geowetenschapper die ergens op de wereld betrokken is bij een maatschappelijk probleem. Het dynamische "Go!!" waarmee Charlie ze op weg stuurt, blijft in eerste instantie een beetje in de lucht hangen, als de groepjes onwennig naar de hen toegewezen plek rond de wereldbollen schuifelen om met hun eerste opdracht te beginnen.

Maar de sfeer verandert merkbaar als blijkt dat plaatsing van een magnetisch vlaggetje op de juiste plek wordt 'beloond': in de wereldbol opent een luik waarachter een paneel schuilgaat met nieuwe opdrachten. Nadat het de eersten is gelukt, gaan hun leeftijdgenoten vervolgens aanzienlijk geestdriftiger op zoek naar de gevraagde locatie.

De meeste teams gaan serieus aan de slag, hoewel sommige teamleden het werk vooral aan hun collega's overlaten. Ze moeten zich, afhankelijk van het team waar ze in zitten, buigen over geowetenschappelijke fenomenen als stroomkaarten, boorkernen, grondmonsters en steensoorten, die ook daadwerkelijk in de panelen aanwezig blijken. Door opdrachten goed uit te voeren, openen zich nieuwe schermen. Maar ook kunnen bijvoorbeeld de cijfercombinaties worden verkregen van in de panelen ingebouwde kluisjes waar onderzoeksmateriaal in zit. Of de spelers kunnen achter een telefoonnummer komen dat ze vervolgens met een eigen mobiel moeten bellen voor verdere informatie.

James Bond in Breda

Ondanks het enthousiasme blijkt na een tijdje dat de spelers het niveau van de opdrachten behoorlijk pittig vinden. Naast Rink zijn ook studentassistente Saskia Kuiper en communicatiemedewerker Johan Vlasblom - voor de oplettende kijker te herkennen als de 'Charlie' uit het filmpje - als begeleiders druk in de weer. "Welke kant van zo'n boorkern is volgens jou het oudst?", "een lage PH-graad, is dat zuur of basisch?", proberen ze de teams te helpen.

"Op zich hoort het meeste hiervan wel bij de lesstof, maar sommige dingen krijgen ze pas in 6-vwo", legt aardrijkskundedocent Jack Peersman uit. Hij is goed te spreken over de "speelse en verrassende" manier waarop de onderwerpen aan de orde worden gesteld. Zijn pupillen blijken het met hem eens, hoewel zij het anders verwoorden. "Het is leuk. Als je hier toch mee bezig moet zijn, kun je beter zoiets doen, dan er alleen maar boeken over lezen", vinden de 17-jarige Gitte Keller en haar vriendinnen. En hoewel het spel de 18-jarige Jeroen Bruijns doet denken aan KRO Kindertijd - "ze laten je tegenwoordig overal een 'mission' uitvoeren als ze willen dat je iets leert"- vinden hij en zijn teamgenoten het "gaaf" dan wel "leipe shit".

Ook het wedstrijdelement blijkt de jongeren aan te spreken. Tijdens het spel tikt op ieder paneel een digitale klok het halve uur weg dat ieder team heeft voor zijn opdracht. Dat werkt vooral goed voor teams die het op het nippertje redden. "Yes!!! Met nog 24 seconden over!!! Zo doet James Bond dat ook!!" juichen de leden van het team dat het spannend maakte. Uiteindelijk gaan die - opgetelde - tijden nog een belangrijke rol spelen, want de snelste school wint een reis naar Peru.

Puberproof

De enige kritiek op het spel van de Bredase scholieren betreft de schoonheidsfoutjes die nog in de programmatuur blijken te zitten. Zo vonden Keller en haar teamgenoten het spel als enigen makkelijk, maar blijkt later dat zij een heel scherm met opdrachten hebben gemist. Een ander team rekent zich drie slagen in de rondte, komt er niet uit en vindt vervolgens het juiste antwoord door zomaar wat knopjes in te drukken. "Dat soort fouten gaan we er allemaal nog uithalen, we zitten nu nog in de testfase", legt Rink uit. "De bedoeling is om alles niet zozeer hufterproof, als wel puberproof te maken. Dus bijvoorbeeld zorgen dat je op alle knopjes kunt drukken zonder dat het vastloopt, maar ook zorgen dat je niet zomaar wat kunt gokken".

Daarnaast vinden docent en begeleiders het jammer dat er te weinig tijd was om de leerlingen voor te bereiden op de komst van de truck. Tijdens het spel zijn de leerlingen er zó op gericht om hun opdracht af te krijgen, dat de vraag zich opdringt of ze nou ook snappen wat ze aan het doen zijn. "Daar zou je vooraf aandacht aan kunnen besteden, maar je kunt er later in je lessen ook nog op terugkomen", aldus docent Peersman. En dat is ook precies de bedoeling, legt Nicoline Meijer terug in Utrecht uit.

"Het project breidt zich steeds verder uit. Scholen krijgen sowieso een voorbereidingspakket, maar we zijn nu ook een natraject aan het ontwikkelen met lesmateriaal waardoor de onderwerpen uit het spel in een breder kader worden geplaatst. Docenten kunnen aan de hand daarvan terugkomen op de inhoud van de verschillende opdrachten." En dat blijkt nog maar het topje van de ijsberg. "Er zijn inmiddels plannen voor een 'Earth Quest'-missie op internet, er worden voor andere doelgroepen debatten georganiseerd, en er bestaat zelfs internationaal belangstelling voor de truck", somt Meijer op. "We zouden dan ook graag langer doorgaan dan het jaar dat voor het project is uitgetrokken", lacht ze. "Maar laten we nou eerst die honderd scholen maar gaan bezoeken die de truck al hebben gereserveerd".

Meer info: www.geotruck.nl

Van barricade naar bestuurskamer

Ana van Es (Hoger Onderwijs Persbureau)

Twee weken geleden werd minister Plasterk rechts ingehaald door de Landelijke Studentenvakbond (LSVb). De lidbonden van de LSVb verwierpen een motie dat bestuurders in het hoger onderwijs niet méér mogen verdienen dan premier Balkenende. LSVb-voorzitter Lisa Westerveld: "Sommige lidbonden zeggen: 'iemand die goed presteert, verdient gewoon meer'." Minister Plasterk noemt de topsalarissen daarentegen "ongelooflijk" en wil een harde aanpak.

De LSVb, die deze maand haar 25-jarig bestaan viert, was ooit een linkse actiegroep. Maar dat is veranderd. De bond wil nu vooral in gesprek blijven, met de minister, maar ook met politieke partijen van allerlei pluimage. Gijs van Dijk, drie jaar geleden bestuurslid en nu werkzaam bij de Algemene Onderwijsbond, noemt de LSVb een lobbyclub. "Continu druk in Den Haag uitoefenen, daar gaat het om. Dat de studiefinanciering blijft bestaan, het collegegeld niet verhoogd wordt."

Overigens doet de LSVb het beter dan een aantal jaar geleden. "Ze waren toen een beetje saai," vindt René Danen, voorzitter in 1991-'92 en nu voorman van de actiegroep 'Nederland bekent Kleur'. "Tegenwoordig reageren ze snel en met de juiste toon op standpunten." De bond krijgt meer leden: vorig jaar nog trad een nieuwe lidbond toe, van hbo-studenten uit Zwolle.

Maar de koers van de LSVb zorgt ook voor problemen. Wie lobbyt, kan door de regering worden ingepakt, tussen de lokale bonden botert het niet altijd, en waar de LSVb vroeger een duidelijke politieke visie had, heeft de bond nu, als gesprekspartner voor onderwijszaken, niet automatisch een grote aantrekkingskracht op studenten.

Toen de LSVb in 1983 werd opgericht, leek de bond zo weggelopen uit de revolutionaire jaren zestig. "Wij hadden één middel en dat was actievoeren," zegt Mariëtte Hamer, toen medeoprichter van de LSVb, nu fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid. Hamer liep in Indiajurken rond en sprak de minister van Onderwijs welgeteld één keer.

Demonstraties en bezettingen waren in de jaren tachtig en vroege jaren negentig het communicatiemiddel bij uitstek. Maarten van Poelgeest, nu wethouder voor GroenLinks in Amsterdam, leidde als voorzitter van de LSVb in 1988 een demonstratie van 35000 studenten. Maar waren zulke acties op termijn effectief? Veel bezuinigingen werden alsnog doorgevoerd. "Dat is moeilijk te zeggen," vindt Van Poelgeest. "Ik ben zelf niet van de school die pas vindt dat je iets moet doen als je zeker weet dat het effectief is."

De actiebeweging kalfde geleidelijk af. In 1992 ging minister van Onderwijs Jo Ritzen na langdurige protesten met René Danen in debat. Het contact met de minister werd daarna intensiever. Bij studenten vervloog de bereidheid tot demonstreren. Bezuinigingen golden pas voor de volgende studentengeneratie en voor eeuwig studeren was toch geen geld meer.

Demonstraties halen de televisie, maar lobbywerk is onzichtbaar. "Als iets goed gaat, krijgen we daarvoor niet altijd de credits," zegt Lisa Westerveld, die mag meepraten over de wetsvoorstellen van minister Plasterk. Maarten van Poelgeest denkt dat de invloed van de LSVb is vergroot als het gaat om onderwijshervormingen. "Dan is het belangrijk dat je in een vroegtijdig stadium een ingang hebt om te praten." Mariëtte Hamer maakt een kanttekening. "Als je inspraak hebt in conceptplannen, bind je je aan de uitkomst van de besluitvorming. Je kunt nooit meer zeggen: hier had ik niets mee van doen."

Dat is een probleem, erkent Lisa Westerveld. "Maar we zullen nooit onze handtekening zetten onder iets wat slecht is voor studenten. De kans op actie bestaat altijd."

Om alle lidbonden en Haagse gesprekspartners tevreden te houden, profileert de LSVb zich als belangenorgaan voor het hoger onderwijs. Vroeger bemoeide de LSVb zich met van alles, van milieukwesties tot kraken. Engagement was belangrijk. Mariëtte Hamer: "Wij waren van de bredere maatschappelijke functie. Maar dat heeft ook met de tijdgeest te maken. Nu is het allemaal resultaatgerichter."

René Danen merkte dat toen hij Lisa Westerveld vroeg mee te doen aan een actie tegen Geert Wilders. Ze weigerde: het ging niet over onderwijs. Als de LSVb studenten wil binden, moeten ze niet bang zijn en juist een politieke koers kiezen, denkt Danen. Anders springen andere studentenorganisaties in dat gat. "Ik vind het bovendien bijna een morele verplichting voor een studentenvakbond om je uit te spreken tegen onrecht."

De keerzijde van het feestcoschap in exotische oorden

"Wat doen jullie hier?", vroeg de arts in 's Lands Hospitaal in Paramaribo aan Twink van den Berg en twee studiegenoten. Een paar dagen later zou hun coschap Gynaecologie in dat ziekenhuis beginnen en de drie geneeskundestudenten wilden vast kennismaken met hun begeleider. Daar wist de arts niets van. Twink: "Hij pakte een schoolschriftje, dat helemaal leeg was en zei: 'Hier staat ook niets in.' Toen schrok ik wel even. Daarna zei hij: 'Maar jullie kunnen volgende week gewoon beginnen'."

"Een buitenlands coschap, waar dan ook, is echt een verrijking", zegt Cees de Winter, coschapcoördinator van de universiteit. "Niet alleen omdat je in een ziekenhuis dààr vaak meer kunt doen dan hier, maar ook vanwege de additionele levenservaring die je opdoet. Studenten zien een andere levensstandaard en het daarmee samenhangende zorgstelsel: pas dan zie je hoe pietepeuterig Nederland eigenlijk is."

Van de driehonderd geneeskunde studenten die jaarlijks in het buitenland een coschap lopen, gaan er ruim vijftig naar Suriname, Aruba of Curaçao. De Nederlandstalige gebieden staan bekend als stageparadijzen. Het weer is er mooi en de sfeer is er over het algemeen relaxed. Ook daar moet je gewoon je werk doen, maar naast je stage kun je er vooral goed feesten en op het strand liggen, of natuurlijk als toerist het (ei)land bezichtigen.

Dat was precies hoe het leven van de inmiddels afgestudeerde Kim de Rooij er naast haar coschap sociale geneeskunde uitzag. "Elke dag ging ik met mijn huisgenoten alle happy hours langs. Mijn coschap was niet heel druk, dus dat ging prima." Het zijn de beelden en verhalen die de thuisblijvers voorgeschoteld krijgen op reisweblogs als waarbenjij.nu.

Vooropgesteld: de vier geneeskundestudenten die het Ublad sprak, hebben inderdaad allemaal een fantastische tijd gehad in de Nederlandstalige gebieden. Spijt van hun reis hebben ze dan ook allerminst. Toch klopt het beeld dat we vanuit de zonnige gebieden in foto's en verhalen toegestopt krijgen niet altijd.

Voor zijn coschap sociale geneeskunde wilde Bart de Boer, inmiddels zesdejaars, naar Aruba. Niet omdat hij daar een mooie werkplek had gezien, maar omdat het een van de beste plaatsen ter wereld is om te windsurfen. Bart: "Dit coschap staat toch bekend als het feestcoschap, waarbij iedereen iets doet dat hij leuk vindt: als het maar buiten het ziekenhuis is. Ik heb in 2007 voor het Arubaanse Ministerie van Volksgezondheid het drugsbeleid in kaart gebracht en daarnaast heel veel gewindsurft." Kim vond eind 2005 op Curaçao een coschapplek bij een arts in een privékliniek die zich vooral bezig hield met palliatieve zorg bij de mensen thuis.

Bart kon helemaal zelfstandig te werk gaan tijdens zijn coschap. Dat was een goede leerschool. "Ik moest alles zelf doen en als ik tegen een probleem aanliep, moest ik dat zelf oplossen. Ik had geen vrienden om me heen die ik om advies kon vragen. Ik zocht ook bewust weinig contact met Nederlanders daar." Kim kon juist weer heel weinig zelf doen. "De arts die mij begeleidde hielp de mensen thuis bij pijnbestrijding in de laatste fase van hun leven. Dat is natuurlijk heel gevoelig werk. Ik heb wel infusen aangelegd, maar verder vooral veel geobserveerd."

Betweterige studenten

Bij een coschap in een niet-academisch ziekenhuis in het buitenland kun je vaak meer doen dan in Nederland, denkt coschapcoördinator De Winter: "In academische ziekenhuizen heb je als coassistent vaak nog artsen in opleiding boven je, of promovendi. In de perifere ziekenhuizen staat er niemand tussen jou en de arts."

Heleen Hellinga, die net terug is uit Paramaribo, had het geluk dat ze op haar afdeling in's Lands Hospitaal vrijwel de enige coassistent was. Daardoor kon ze veel doen. De geneeskundestudent moest wel wennen aan de manier waarop de artsen omgaan met hun patiënten. "Alles gaat op de gebiedende wijs en totaal onvoorbereid. Wij leggen patiënten precies uit wat we gaan doen en waarom en stellen ze gerust. Daar zeggen ze: 'Doe je benen uit elkaar' en stoppen ze meteen een eendenbek naar binnen. Ik zei er niets van tegen de arts. Ze zullen heus niets veranderen als een klein blond meisje van 22 jaar zegt dat het anders moet."

Van betweterige studenten houden ze in Suriname ook niet. Een zwangere vrouw met een te hoge bloeddruk kreeg van Heleens begeleider een zoutarm dieet voorgeschreven. "Terwijl helemaal niet wetenschappelijk is bewezen dat dat helpt. Toen ik dat zei kreeg ik een snauw: 'Hier helpt het wel', zei de arts."

Voor Twink en haar twee huisgenoten was er juist weinig werk op de afdeling Gynaecologie waar ze de eerste vier weken zaten. "Later kwamen er zelfs nog twee coassistenten bij, dus toen had ik helemaal niets meer te doen. En we werden constant afgeblaft door onze begeleider als we een vraag stelden. Dan ging ik het maar opzoeken in het boek dat ik bij me had. Ik heb daar heel veel gelezen."

Bij verloskunde, waar zowel Twink als Heleen vier weken meeliepen, hebben beiden wél veel geleerd. Twink: "Ik heb daar bij veel bevallingen geholpen. Daar zou je in Nederland minder gelegenheid voor krijgen, omdat je daar ook nog met arts-assistenten te maken hebt. Maar daar hadden we dan weer nauwelijks echte begeleiding. Eén bevalling heb ik helemaal zelfstandig gedaan. Dat was natuurlijk mooi, omdat het goed ging. Maar eigenlijk is het belachelijk dat ik dat alleen mocht doen. In Nederlands mag zelfs een vierdejaars verloskunde dat nog niet eens."

Heleen ging in februari naar Suriname omdat ze graag in een "min of meer ontwikkelingsland" haar coschap wilde doen. Afrika zag ze niet zo zitten in haar eentje, dus werd het Paramaribo. "Dat voelde toch iets veiliger, met al die Nederlanders om me heen."

Eenmaal daar vond Heleen het maar niets: al die tralies voor haar ramen en de luiken daar weer voor. "Ik had expres geen dure spullen meegenomen, maar omdat ons huis zo goed beveiligd was, had ik wel van andere mensen paspoorten en laptops op mijn kamer liggen." Twink had op een nacht haar fototoestel op het bureau voor haar raam laten liggen. De volgende ochtend was haar camera weg. "Dat vond ik wel een eng idee." Ook later werd er nog een keer ingebroken. Bij haar huisgenoot waren de tralies doorgezaagd en werd een laptop meegenomen.

Vuurgevecht

Twink ging alleen overdag in haar eentje de straat op, omdat na vijf uur de sfeer wat grimmiger werd. "Maar ook overdag word je constant nageroepen of nagefloten. 'Hey Bakra', wat 'blanke' betekent, hoor je dan, of 'schatje' of 'pssssst'. Zelfs mannen die gewoon naast hun vrouw lopen doen daar aan mee. We hebben weleens gevraagd aan een man waarom ze dat doen. 'Omdat jullie zoveel lachen zei hij, onze vrouwen doen dat niet.'

Ook Kim ging in Willemstad niet alleen de straat op. De eerste nacht na aankomst was ze met haar twee nieuwe huisgenoten even de stad in. Een van hen ging alleen wat eerder naar huis. Kim: "Hij werd overvallen: zelfs z'n Armanibroek werd van zijn lijf getrokken." Andere huisgenoten van Kim kwamen op een dag geschokt thuis: ze hadden in hun auto in een vuurgevecht gezeten tussen twee rivaliserende groepen.

Kim zelf werd ook nog geconfronteerd met de criminaliteit op het eiland. Bij een feestje tijdens een van de laatste weekeinden, zag ze opeens allemaal mensen bij haar gehuurde jeep staan. Ze dacht dat die haar auto probeerden te stelen, maar al snel zag ze dat het om beveiligers ging die een brandje aan blussen waren. "Gelukkig was alleen de bijrijderstoel verbrand en reed de auto nog prima." En de verhuurder van de auto? "Ik belde hem en hij vroeg alleen of hij nog reed. Dat deed de jeep, dus hoefde ik verder niets te vergoeden. Dat is dan wel weer typisch voor daar."

Alleen Bart heeft op Aruba eigenlijk geen noemenswaardige vervelende dingen meegemaakt. "De taal was soms wel lastig, het merendeel daar spreekt Papiamento, maar ook daar leer je mee omgaan. En de afspraken die je hier maakt, staan niet zo vast als in Nederland. Maar als je daar aan went, is het eigenlijk alleen maar heel relaxed."