Gwenda Knobel
De discussie over de mogelijkheden om via het onderwijs carrière te maken aan de Universiteit Utrecht laaide onlangs weer op toen het college van bestuur meedeelde dat de financiële beloning voor het behalen van een basis- of seniorkwalificatie onderwijs is afgeschaft. "Het college geeft daarmee een verkeerd signaal af", vindt Ruud Abma, lid van de Universiteitsraad en docent bij Algemene Sociale Wetenschappen. "Je kunt die maatregel uitleggen als een bezuiniging op het onderwijs - alsof onderwijs een minder belangrijke activiteit is."
Het is kritiek die enige nuancering verdient, want Abma weet dat het college van bestuur net als hij een groot voorstander is van de basis- en seniorkwalificatie en van permanente professionalisering van docenten. Zijn kritiek richt zich vooral op het afschaffen van de beloning: twee extra periodieken. Vooral ook omdat docenten nauwelijks tot geen tijd krijgen om zich verder te scholen. Teleurstellend, zegt Abma, want was het niet aan deze universiteit dat je carrière kunt maken via het onderwijs? Wat is daar van terechtgekomen? Tijd om eens wat rond te bellen.
'Een zware procedure'
Beleidsmedewerker bij Onderwijs & Onderzoek Age Halma weet zich nog goed te herinneren waar het initiatief voor het invoeren van onderwijskwalificaties vandaan kwam: van de Utrechtse docenten zelf. "In de jaren negentig bungelde de UU onderaan allerlei ranglijsten doordat ze zware kritiek kreeg van haar studenten. Ook bij visitaties werden vele verbeterpunten genoemd. Tijdens een symposium van docenten werden toen de eerste stappen gezet om het onderwijs te verbeteren."
Eén van de dingen waar de jaren daarna hard aan werd getrokken was het opzetten van een 'academisch functiegebouw' dat de naam WP-flow kreeg, vertelt Halma. "Op het niveau van de universitair docent werd onder meer de basiskwalificatie onderwijs (BKO) verplicht gesteld en op het niveau van universitair hoofddocent (UHD) de seniorkwalificatie onderwijs (SKO) en/of de seniorkwalificatie onderzoek. Later kregen docenten voor het behalen van een BKO of SKO twee extra periodieken."
Ruud Abma had die financiële worst bijna tien jaar geleden helemaal niet nodig om een kwalificatie te willen. "Ik las de criteria en dacht zonder veel moeite beide kwalificaties te kunnen halen. Het bleek toch nog een zware procedure, want ik moest drie dikke mappen overleggen met alle bewijzen van hetgeen ik als docent had gedaan."
Veel spontane navolging kreeg hij niet. "Ik had me samen met een collega opgegeven, maar mensen in onze omgeving verklaarden ons voor gek. Die vonden het 'bureaucratische rompslomp'. In onze faculteit werd ook niet hoog opgegeven van het idee achter het behalen van de BKO en SKO: het maken van carrière via het onderwijs."
Per faculteit werd anders omgegaan met het geven van kwalificaties. In de meeste faculteiten moesten de docenten via een dik dossier aantonen dat ze een kwalificatie waard waren, maar bij de bèta's kregen de docenten zonder veel gedoe hun BKO of SKO. "Bij ons woog en weegt het onderzoek nog steeds zwaarder", zegt Johan van de Leur. "Toen ik in 1999 universitair docent werd bij wiskunde, kreeg ik mijn basiskwalificatie vrij gemakkelijk. Als postdoc had ik veel onderwijs gegeven en ik hoefde alleen een lijst met door mij gegeven vakken in te leveren."
Bovendien was er de nodige discussie over de criteria. "Ik werk al sinds 1972 bij Diergeneeskunde", zegt universitair docent Auke Schaefers-Okkens. "Toen de kwalificaties werden ingevoerd, kreeg ik aanvankelijk alleen mijn BKO. Zelf vond ik dat ik voldeed aan de eisen voor de seniorkwalificaties en tekende dus bezwaar aan. Ik moest met goede argumenten komen en voor een universiteitsbrede commissie verschijnen. Uiteindelijk kreeg ik mijn seniorkwalificaties, wat overigens verder geen effect op mijn carrière heeft gehad."
'Een onderwijskwalificatie is iets om af te vinken'
De BKO en SKO zijn inmiddels bekende ingrediënten van het formele universitaire eisenpakket waar docenten aan moeten voldoen. Wie een vaste aanstelling wil als universitair docent dient de basiskwalificatie op zak te hebben en wie senior wil worden, moet gepromoveerd zijn en de seniorkwalificatie hebben gehaald. Age Halma: "Vandaar dat we de financiële prikkel niet meer nodig vonden. Alle docenten moeten inmiddels de kwalificaties hebben die bij hun functie horen. Voor docenten die nog geen vast contract hebben, is het krijgen daarvan de stimulans om je BKO te halen. Op facultair niveau mogen decanen overigens nog wel 'beloningen' uitdelen voor kwalificaties." Een ander argument om de prikkel te schrappen, draait om rechtvaardigheid. "Voor het ondersteunend personeel bestaat zo'n regeling niet", zegt Halma.
Als het gaat om de onderwijscarrière doet de universiteit het goed, vindt Halma. "Je kunt uiteindelijk onderwijshoogleraar worden en er zijn hier allerlei faciliteiten om je te scholen zoals bij het Center of Excellence in University Teaching, het CEUT."
Toch blijft de onderwijscarrière een teer punt bij veel docenten. is de meest gehoorde kreet. En dat is tegelijk de reden dat niet alle docenten een kwalificatie heel belangrijk vinden. Abma: "Bij Sociale Wetenschappen wordt nog steeds wat lacherig gedaan over de kwalificaties. Ze moeten het al in hun eigen tijd doen en nu het verplicht is, zien veel docenten het halen ervan als iets dat ze moeten afvinken op weg naar de volgende carrièrestap." Ook Abma wijst op het zwaarderwegende onderzoek. "Wij hebben op dit moment moeite een nieuwe onderwijsdirecteur te vinden, want dat kun je alleen worden als je hoogleraar bent en hoogleraren blijken weinig animo voor die functie te hebben."
"Onze nieuwe onderwijsdirecteur is geen hoogleraar", weet Ton van Rietbergen van Sociale Geografie. Van Rietbergen is universitair docent, maar voelt geen sterke behoefte om zijn seniorkwalificatie te halen omdat het in zijn ogen om een papieren excertie gaat. "Bij ons is de volgorde van je carrière andersom. Eerst wordt bepaald of je hoogleraar waardig bent en dan zegt men 'o ja, maar dan moet je nog wel je SKO halen'."
Toch vindt Van Rietbergen de aandacht voor het onderwijs goed. "Maar ik ben meer voor training on the job. Voor ik mijn basiskwalificatie kreeg, moest ik een heel portfolio inleveren met wat ik had gedaan, maar ik had een eerstegraads lesbevoegdheid. Dat had toch voldoende moeten zijn. Ik zie liever dat docenten beoordeeld worden op de manier waarop ze doceren en dat ze zichzelf kunnen verbeteren met behulp van goede feedback."
Net als bij een aantal andere faculteiten moet je bij Diergeneeskunde tegenwoordig worden uitgenodigd om je seniorkwalificatie onderwijs te halen. "En dat is een zware opdracht", zegt Auke Schaefers. "Bij ons moeten dierenartsen niet alleen promoveren en hun BKO hebben, ze moeten ook hun specialistendiploma halen en daarvoor zijn de eisen echt heel zwaar." Ze vindt het jammer dat de financiële prikkel die zij als beloning ziet voor het extra harde werken er daarom niet meer is.
'Er zijn vele definities van carrière maken'
Toch zijn er ook positieve bewegingen te melden die aantonen dat een onderwijscarrière wel mogelijk is aan de UU, al moet je goed weten hoe je 'carrière maken in het onderwijs' wilt definiëren. Marcel Verweij van het Ethiekinstituut van Geesteswetenschappen: "In de traditionele definitie zou je steeds een hogere positie moeten krijgen, maar ik zie het meer als het krijgen van nieuwe uitdagingen. Eerst gaf ik cursussen, daarna mocht ik een masterprogramma ontwikkelen dat een Erasmus Mundus-programma werd. Ik heb de facto carrière gemaakt." Verweij is in het bezit van zijn BKO en wil ook zijn SKO halen. "Maar ik vraag me wel af op welke manier ik me met die kwalificatie onderscheid van bijvoorbeeld seniordocenten aan andere universiteiten waar een dergelijke kwalificatie niet verplicht is."
Ook voor Marian van Gestel van Burgerlijk Recht is een carrière breder dan het pad dat naar het hoogleraarschap leidt. "Ik vind het aangaan van nieuwe projecten, het geven van andere vakken en het uitproberen van nieuwe didactische methoden ook een vorm van carrière maken." Maar haar loopbaan heeft via het onderwijs ook daadwerkelijk een vlucht genomen: Van Gestel is seniordocent zonder doctortitel. Daarmee is zij een uitzondering. "Ik vind dat docenten zoals ik die niet of nauwelijks onderzoek doen een uitzondering moeten blijven. Een universiteit gaat over onderzoek en onderwijs en daartussen moet een belangrijke wisselwerking zitten. Die is gemakkelijker te verkrijgen als je beide doet."
Huub Schellekens, onderwijshoogleraar bij Natuurwetenschap & Innovatiemanagement (NW&I) noemt zichzelf ook een a-typische carrièremaker. "Toen ik aan de UU kwam werken, werd ik directeur van het Gemeenschappelijk Dieren Laboratorium. Daarna ging ik naar NW&I. Mijn hoogleraarschap daar heb ik vooral te danken aan mijn bijdrage aan de wetenschap. De constatering dat je er met onderwijs alleen niet komt, is wel juist. Mijn onderzoek doe ik bij Farmacie en bij NW&I ben ik vooral bezig met onderwijs. Maar alles bij elkaar opgeteld doe ik voor veertig procent onderwijs en voor zestig procent onderzoek."
Schellekens juicht het principe om een carrière via de onderwijslijnen mogelijk te maken toe. "Ik ben ervan overtuigd dat je onderwijs en onderzoek niet moet scheiden, maar die twee hoeven niet per definitie in één persoon te zitten. Ik zie om me heen mensen die zich heel erg inzetten voor onderwijs, maar zij moeten opletten dat ze hun onderzoek niet verwaarlozen, want het eerste waar naar gekeken wordt, is iemands publicatielijst."
Inventarisatie BKO en SKO
Dit kalenderjaar maakt de directie Onderwijs & Onderzoek een inventarisatie van docenten met basiskwalificatie - en seniorkwalificatie onderwijs. Daarbij wordt gekeken welke functie ze vervullen. Ook worden de eindtermen van de basiskwalificatie onderwijs tegen het licht gehouden. "Ooit liepen we voorop, nu willen we weten of dat nog steeds zo is", zegt Leon van de Zande van O&O. Begin dit jaar kwam de UU in VSNU-verband nog in het zonnetje te staan als voortrekker van de professionalisering van haar docenten. Dat was in januari toen alle universiteiten samen afspraken om elkaars basiskwalificatie onderwijs te erkennen. De UU is de enige universiteit in Nederland die ook werkt met een seniorkwalificatie.
BKO is gewoon, SKO nog niet zo
Bij de faculteitsbesturen is het nut en de noodzaak van de basis- en seniorkwalificatie onderwijs (BKO en SKO) geen onderwerp van discussie meer. "Het zijn belangrijke instrumenten om de interne kwaliteitszorg te waarborgen", zegt Ige Dekker van de Rebo-faculteit. "Behalve dat we zo zelf controle hebben over het onderwijsniveau, kun je ook aantonen dat je werk maakt van de kwaliteit."
Voor de BKO is er bij elke faculteit al een vast traject, voor de SKO is deze op enkele plekken nog in de maak. Faculteiten mogen zelf vorm geven aan de trajecten voor de onderwijskwalificaties. Dit omdat opleidingen van elkaar verschillen en elke opleiding dus eigen criteria kan hebben voor hetgeen een docent aan kwaliteiten in huis moet hebben.
De BKO is populair. Niet zo heel verwonderlijk, want je kunt een vaste aanstelling als docent wel vergeten zonder dat getuigschrift. "Postdocs hoeven bij ons geen onderwijs te geven", zegt Harrie Eijkelhof van Bètawetenschappen, "maar er zijn er die graag een UD-aanstelling willen en vragen of ze hun BKO mogen halen om hun kansen te vergroten." Bij Geowetenschappen worden nog wel universitaire docenten aangenomen die nog niet in het bezit zijn van hun BKO. "In hun aanstellingsbrief staat dan wel dat ze die binnen twee jaar op zak moeten hebben", zegt Hans Sonius.
Op het terrein van de SKO zijn er nog de nodige verschillen tussen de faculteiten. Bij de bèta's en bij Geesteswetenschappen bijvoorbeeld mag elke universitair docent op voor zijn SKO. Eijkelhof: "Bij de bèta's is het belang van een BKO en SKO inmiddels doorgedrongen in alle geledingen. Bij de invoering in de jaren negentig lag dat inderdaad nog anders. Iemand van zestig die al jaren onderwijs gaf, had zich toch al bewezen, was het idee. Nu wordt het behalen van de SKO vanuit de faculteit echt gestimuleerd. Niet dat een UD dan meteen UHD wordt, maar de kans wordt natuurlijk wel groter." Peter Coopmans van Geesteswetenschappen: "Het behalen van de kwalificaties wordt aangemoedigd. Er is ook veel animo voor." Bij de andere faculteiten worden gegadigden voor de SKO uitgenodigd tijdens een R&O-gesprek en moet het seniorschap er daadwerkelijk inzitten.
Faculteiten zijn dus behoorlijk tevreden over het systeem voor onderwijskwalificaties, maar ze zien dat docenten nog wel kritiek hebben op de eisen van de kwalificaties. Freek van Sluijs van Diergeneeskunde: "Je hebt te maken met minder makkelijk te kwantificeren parameters dan bij het onderzoek. Dat maakt dat er discussie kan ontstaan." Maar ook over de noodzaak van een SKO verschillen docenten van mening. Sonius: "Sommigen, maar dat worden er gelukkig steeds minder, zien het als een verplicht nummer, zeker als ze hier al tien of vijftien jaar werken." Coopmans: "Er blijven altijd docenten die eerst willen weten wat er voor hen in zit of die eerst willen weten hoeveel werk het vergt." En dat laatste kan een pijnpunt zijn. Bij de meeste faculteiten wordt bij de aanstellingsprocedure tijd ingeruimd voor het halen van de BKO, maar een SKO haal je in je eigen tijd.
De mogelijkheden om via het onderwijs carrière te maken, blijken klein te zijn. Maar de achterliggende redenen daarvoor zijn per faculteit verschillend. "Bij ons is onderzoek en onderwijs onlosmakelijk aan elkaar verbonden", zegt Sonius. "Na schaal 11 bestaan er geen 'enkele' functies." Bij Sociale Wetenschappen wordt gestreefd naar gecombineerde functies. "Maar", zegt Theo Wubbels, "omdat we een studentrijke faculteit zijn, hebben we enkele UHD'ers met een onderwijsaanstelling." Bij Geesteswetenschappen is klimmen via het onderwijs niet mogelijk vanwege de vele kleine opleidingen. Coopmans. "Wij hebben niet voldoende geld om een groep mensen vrij te stellen voor alleen onderzoek of alleen onderwijs." Bij de bèta's bestaat wel zoiets als een onderwijsloopbaan, zegt Eijkelhof. "Onderwijsdirecteur of practicumleider zijn daar voorbeelden van, onderwijshoogleraren hebben we nog niet. Traditioneel gezien is de focus op onderzoek in onze faculteit groter. De verhouding onderzoek-onderwijs is nog steeds 60-40 of 50-50, maar er zijn nu ook duidelijk geluiden te horen van mensen die daar verandering in willen brengen."
In het verleden waren de kansen om via het onderwijs hogerop te komen bij de toenmalige rechtenfaculteit wellicht het grootst. Onderwijsdirecteur van de Rebo-faculteit Ige Dekker: "Toen WP-flow in de jaren negentig werd gelanceerd, was het de bedoeling om ook los van het onderzoek carrière te maken. Bij Rechten kon je toen docent en zelfs hoofddocent worden zonder - of met een kleine - onderzoeksaanstelling. Die lijn werd snel weer losgelaten, omdat het doen van onderzoek een wezenlijk onderdeel vormt van het academische docentschap."
Binnen alle faculteiten is de populariteit van een cursus van het CEUT, het Center of Excellence in University Teaching, groot. Elke faculteit heeft bij elke ronde voldoende kandidaten die staan te trappelen. "Ze staan er bij ons voor in de rij", zegt Theo Wubbels van Sociale Wetenschappen. "en ze krijgen er uren voor. Misschien niet voldoende, maar daar hoor ik ze nooit over."