Achtergrond

'Toen we negentig procent mannen hadden, hoorde je daar niemand over'

Vrouwelijke studenten domineren de universiteit

Toen Aletta Jacobs in 1870 als eerste vrouw wist door te dringen tot de medicijnenstudie was de universiteit een mannendomein. De minister-president moest er zelfs aan te pas komen om ervoor te zorgen dat ze haar ambities kon verwezenlijken. Nu, anno 2008, maken sommige mensen zich zorgen over de vervrouwelijking van het artsenberoep.

Zoals bijvoorbeeld prof.dr. Gerda Croiset, hoogleraar medisch onderwijs. In haar oratie vorig jaar vroeg ze aandacht voor de veranderingen die zich in rap tempo voltrekken.

Ook via het Ublad liet ze bij die gelegenheid weten het een groot probleem te vinden dat het artsenberoep feminiseert: "De opleiding Geneeskunde kent op dit moment zeventig procent vrouwelijke studenten. Als die trend zich doorzet, hebben we straks een gezondheidszorg met voornamelijk vrouwelijke dokters. Dat lijkt me ook voor de patiënten een onwenselijke situatie, zeker in onze multiculturele samenleving. De een heeft liever een vrouw aan het bed, de ander een man. Het moet straks niet zo zijn dat de verdeling zo scheef is dat mannen niet eens meer kiezen voor Geneeskunde."

Croiset opperde dat er bij de toelating tot de studie Geneeskunde wellicht sprake was van biologische discriminatie. De gewogen loting, waarbij een hoog examengemiddelde automatisch toegang geeft tot de studie speelt meisjes in de kaart. Meisjes komen met hogere cijfers van het vwo dan de jongens. Dat is niet, volgens Croiset omdat die jongens dommer zijn, maar omdat ze een tragere hersenontwikkeling doormaken.

Ze voegde daaraan toe dat de faculteit besloten had om bij de selectie voor de SUMMA, een master waarin studenten opgeleid worden tot arts en klinisch onderzoeker, mannelijke kandidaten bij gelijke geschiktheid de voorkeur te geven om tot een evenwichtige verdeling te komen.

Dat laatste had ze beter niet kunnen zeggen. De Nederlandse Vereniging voor Vrouwelijke Artsen diende een klacht in bij de commissie Gelijke Behandeling. Die verklaarde de klacht ongegrond omdat de SUMMA in de praktijk geen voorkeursbeleid voor mannen bleek te hebben. Maar de boodschap was duidelijk: discrimineren mag niet.

Scheef

Heel eerlijk gezegd is prof.dr. Theo Wubbels er ook niet blij mee. Zoveel meiden bij Sociale Wetenschappen en zo weinig jongens. Bij Pedagogiek zitten in het eerste jaar drie of vier jongens tussen zo'n 280 meisjes. "Er zou iets moeten gebeuren", vindt hij persoonlijk. "Maar niet iedereen is het daarmee eens."

Wubbels is vice-decaan en heeft onderwijs als portefeuille. "Sociale Wetenschappen heeft altijd veel vrouwen getrokken maar nu is de verdeling wel erg scheef. Met name Pedagogiek, Psychologie en Culturele Antropologie zijn echte vrouwenvakken geworden met tachtig tot negentig procent meiden."

Alleen al het feit dat de faculteit geen afspiegeling is van de samenleving vindt Wubbels onwenselijk. "Vroeger werd vrouwelijk talent onderbenut en nu geldt dat voor mannelijk talent."

Heeft ook de beroepspraktijk eronder te leiden? "Voor de beroepspraktijk zou het niet moeten uitmaken. Als mensen maar goed zijn opgeleid. Al kan ik me wel voorstellen dat bij Psychologie iets vergelijkbaars geldt als bij Geneeskunde: sommige mensen hebben een sterke voorkeur voor een mannelijke of vrouwelijke behandelaar en dan is het wel fijn als je kunt kiezen."

Wubbels zou graag zien dat het tij keerde. "Maar", zegt hij, "studentenstromen beïnvloeden is erg lastig. Dat zie je ook bij de bètavakken. Daar is men al jaren bezig om meer studenten te trekken zonder veel resultaat. We sturen wel veel mannen naar voorlichtingsbijeenkomsten maar dat helpt niet."

Het is een punt van zorg op de faculteit zegt Wubbels. "We praten er veel over, maar er is nog geen concrete oplossing. Aan de andere kant: erger dan nu kan het niet worden. Dat is in zekere zin weer een hele geruststelling."

Status

Ook het beeld van de dierenarts is aan het veranderen. De dierenarts wordt langzaam maar zeker een vrouw. Bijna tachtig procent van de eerstejaars is meisje. Prof.dr. Peter van Beukelen is hoogleraar Kwaliteitsbevordering Diergeneeskundig Onderwijs. "Toen ik zelf studeerde was dat precies omgekeerd. Eind jaren tachtig was het kantelpunt. Toen was de verhouding ongeveer fifty-fifty. Daarna is dat steeds verder verschoven."

Dat meidenoverschot is niet helemaal toe te schrijven aan de numerus fixus denkt van Beukelen. Door het systeem van gewogen loting worden net als bij Geneeskunde de meisjes bevoordeeld omdat die gemiddeld wat hoger scoren op het vwo, maar ook in de aanmelding zit al een fors verschil tussen het aantal jongens en het aantal meisjes.

"Gelukkig hebben we nog de decentrale selectie", zegt Van Beukelen. Studenten die bereid zijn zich te richten op landbouwhuisdieren worden automatisch geplaatst en dat is de richting die veel aanstaande studenten, en dus veel meisjes minder aantrekkelijk vinden. De sekseverdeling is daar ongeveer 65 procent meiden tegen 35 procent jongens.

Hoe komt dat nou, dat jongens blijkbaar de interesse in het vak hebben verloren? "In alle westerse geïndustrialiseerde landen zie je dezelfde trend", zegt Van Beukelen. "Sommige faculteiten in Europa hebben al een eerstejaarsinstroom gekend van alleen maar meisjes. Ik denk dat het alles te maken heeft met status en inkomen. Jongens vinden status en geld belangrijk en die vinden ze niet langer bij Diergeneeskunde maar in andere richtingen zoals bijvoorbeeld Management, Bestuurskunde, ICT. Dat zijn de statusberoepen van vandaag."

Kippenhok

Hoewel dierenarts soms een zwaar beroep is, met name als het gaat om de landbouwhuisdieren, zijn er fysiek over het algemeen geen belemmeringen voor meisjes, denkt Van Beukelen. "Sommige mannen hebben ook korte armen. Voor alle dierenartsen is het belangrijk om goed om te gaan met lichamelijke inspanning en zo nodig hulp te vragen."

Wat beroepsuitoefening betreft ziet hij ook geen echte verschillen tussen mannen en vrouwen. "Over het algemeen is er een tendens om dieren te humaniseren en erg emotioneel met dieren om te gaan. Dan willen ze bijvoorbeeld te lang doorgaan met behandelen. Maar ook dat geldt niet alleen voor meisjes."

En het kippenhok-effect? "Eigenlijk valt dat erg mee", zegt Van Beukelen. "Hooguit is het soms lastig om de besturen evenwichtig te bezetten hoor ik van de studenten. En de studentes klagen wel eens: 'die jongens hebben het maar goed. Als die gaan solliciteren hebben ze meteen een baan.' En dat is ook wel zo. In bepaalde streken accepteren de veehouders nog steeds minder makkelijk een vrouw als dierenarts."

"Maar vrouwen zijn uitstekende dierenartsen", zegt Van Beukelen. "En de grotere toestroom van de vrouwen heeft er voor gezorgd dat de discussie om te komen tot normalisering van de arbeidsuren nu ook daadwerkelijk gevoerd wordt. Vroeger was het toch een beroep van extreem veel uren en nacht- en weekenddiensten."

Voetbalteam

Over de hele linie neemt ook het aantal vrouwelijke studenten bij Rechten toe. "De instroom is nu zestig procent meiden. Dat gaat ongeveer gelijk op met de uitstroom van meisjes uit het vwo", aldus Nikki Meijers, hoofd student- en onderwijszaken. "Blijkbaar is het studiehuis een onderwijsvorm die de capaciteiten van vrouwen meer aanspreekt."

Overigens moet het haar van het hart dat het opvallend is dat de vervrouwelijking nu zo'n issue is. "Toen we een mannelijke dominantie hadden van veel meer dan zestig procent hoorde je daar niemand over. Maar zo gauw het gaat om vrouwelijke dominantie is er ineens een probleem."

"We hebben de stijging van het percentage vrouwen opgemerkt maar we hebben er geen beleid voor. Bij de selectie voor het Law-college, onze honours

bachelor waar extra inspanning van de studenten wordt gevraagd, proberen we wel iets te sturen door niet alleen te kijken naar de resultaten van de vooropleiding maar ook naar de studiemotivatie. Maar dan nog komen er veel meer meisjes binnen. Niet meer dan dertig procent van de studenten in het Law College is man. Ook bij het Engelstalige University College Utrecht, het Liberal Arts college van de UU voor de zeer ambitieuze student, is er een sterke oververtegenwoordiging van meisjes.

"Wat ons opvalt is dat meisjes sneller en beter studeren", zegt Meijers. "Ze besteden meer tijd aan de studie. Jongens denken minder aan de studie zelf en meer aan hun carrière en dat kan ook betekenen dat ze in een bestuur gaan of een voetbalteam gaan trainen. Hoge cijfers, snelle studiesuccessen dat is bij hen minder vaak een prioriteit. Terwijl dat toch belangrijke startfactoren zijn op de arbeidsmarkt."

"Het is een maatschappelijke werkelijkheid dat bepaalde beroepen vervrouwelijken", denkt Meijers. "En de opnemende arbeidsmarkt zal zich daarop aan moeten passen. Nederlandse vrouwen zijn de koninginnen van het deeltijdwerk en dat zal gevolgen hebben voor traditionele beroepengroepen als artsen en juristen."

Dat lukt beter binnen de rechterlijke macht dan in de advocatuur.

"Deeltijdwerk voor advocaten is nog beslist geen gemeengoed. Het is een belemmerende factor bij de doorstroom van vrouwelijke advocaten. De instroom van vrouwen is ook daar hoog, maar doorstromen naar de top blijft kennelijk lastig.

De werkelijkheid is dat daar waar vrouwen in traditionele mannenberoepen intreden zij toch een soort assepoester zijn, terwijl mannen die in vrouwen beroepen starten als kroonprins worden binnengehaald. Jaren terug las ik daar eens een promotieonderzoek over. En sindsdien is er geloof ik nog niet zo veel veranderd.Het is over het algemeen een taai proces."

Drama in het onderwijs

De vervrouwelijking van het onderwijs op alle niveaus wordt gezien als een zorgelijke ontwikkeling. Vooral vanwege de gevolgen die dat heeft voor de jongens. Feit is dat jongens het over de hele linie slechter doen. Ze halen lagere cijfers en vallen vaker uit. Diverse deskundigen pleiten voor meer mannen voor de klas. Dit om de jongens aan te spreken en te motiveren. Maar ja, de pabo is nu juist weer een typische meisjesopleiding.

Ook de onderwijsvernieuwingen krijgen de schuld. Het is de analyse die Gerda Croiset gebruikt: jongens ontwikkelen zich langzamer en zijn niet toe aan zelfstandig werken en samenwerken op het moment dat dat van ze gevraagd wordt in de Tweede Fase. Geen wonder dat ze minder presteren.

Drama in het onderwijs kopte NRC-Handelsblad vorige week nog. In het vwo zou zich een drama voltrekken omdat steeds meer jongens er niet in slagen om de eindstreep te halen. Econometrist en docent wiskunde Suzanne Dannenburg-Bijl betoogde met cijfers van het CBS in de hand opnieuw dat de onderwijsvernieuwingen desastreus zijn voor jongens. De kans dat een jongen in 2008 zijn vwo-diploma haalt is aanmerkelijk kleiner dan 15 jaar geleden. Ook het afsluiten van de havo-route, traditioneel een route die jongens vaak bewandelden is er debet aan dat steeds minder jongens met een vwo-diploma van school komen. Uiteraard heeft dat consequenties voor de instroom van de universiteiten.

Janneke Plantenga hoogleraar Economie:

'Ingrijpen doe je alleen als er sprake is van discriminatie'

"Veel beroepen hebben een mannelijke of een vrouwelijke connotatie. En die kan ook veranderen door de tijd. Van oudsher mannelijke beroepen zijn op dit moment aan het vervrouwelijken. Je ziet dat bij de artsen en dierenartsen maar ook in de rechterlijke macht. De vraag is of dat erg is.

Vroeger werd die segregatie van beroepen veelal in verband gebracht met restricties. Dus beperkende omstandigheden die bepaalde beroepen voor bijvoorbeeld vrouwen ontoegankelijk maakten. Zo werd van meisjes verwacht dat ze zich aan hun gezin zouden gaan wijden dus was het zonde om een opleiding tot arts te volgen en gingen meisjes de verpleging in. Bovendien: als een meisje wel een artsendiploma op zak had, redeneerde haar potentiële werkgever dat zij vast niet lang zou blijven en koos dus voor een man.

Als er sprake is van segregatie als gevolg van restricties vinden wij dat als maatschappij ongewenst. En dan ga je proberen om die beroepen ook voor meiden aantrekkelijk en toegankelijk te maken met behulp van rolmodellen, scholing of stimuleringsmaatregelen.

De vraag is of er op dit moment voor jongens restricties zijn om een bepaald vak te kiezen. Het lijkt erop dat de vervrouwelijking van beroepen nu eerder te maken heeft met veranderende preferenties. Als dat zo is, is er geen grond om in te grijpen met maatregelen als quotering en dergelijke. Dat doe je alleen als je denkt dat er sprake is van discriminatie.

Het argument dat de vervrouwelijking maatschappelijk ongewenst is omdat mensen niet kunnen kiezen voor een mannelijke arts lijkt me niet erg steekhoudend. Dat is tenminste nooit een argument geweest toen alle artsen man waren. En de redenering dat een studierichting of beroep een afspiegeling van de maatschappij zou moeten zijn, is ook niet echt sterk. Want waarom zouden evenveel mannen als vrouwen een voorkeur moeten hebben voor een bepaald beroep?

In principe is er dus niet veel mis met segregatie ware het niet dat die verschillen niet waardevrij zijn. Vrouwelijke beroepen hebben altijd een lagere beloning en minder aanzien. En beroepen die vervrouwelijken boeten in aan status. De sociologe Sullerot heeft dat al in de jaren zestig als wet geformuleerd.

Beroepen kunnen overigens ook vermannelijken. In Oost-Europese landen zie je die ontwikkeling in de financiële functies. Toen ze daar nog een planeconomie hadden werden die beroepen gezien als administratief en vrouwelijk. Nu de markteconomie zijn intrede doet verandert de inhoud van het beroep, heeft het met geld en macht te maken en wordt het beroep mannelijker gelabeld.

Het statuseffect is erg hardnekkig. Evenals de verticale segregatie. Nog steeds neemt het percentage vrouwen af naarmate de functies hoger zijn."

Kippenhok

Mariëtte Petten is student Psychologie en bestuurslid van Alcmaeon, de studievereniging van Sociale Wetenschappen. "De meeste studenten vinden het wel jammer dat er weinig jongens zijn", zegt ze. "Vooral voor de mannen is het lastig. Je merkt ook dat ze vaker niet meegaan met activiteiten. We hebben nu een bestuur met alleen maar vrouwen. Dit studiejaar had een jongen zich aangemeld maar hij wilde alleen als er nog een andere jongen in het bestuur kwam. Die konden we niet vinden dus dat is toen niet doorgegaan. Een beetje kippenhok is het daardoor af en toe wel."

Een liever anoniem mannelijk bestuurslid van de studievereniging van Diergeneeskunde (DSK), heeft er geen last van, al die meiden. "Maar dat komt ook omdat ik landbouwhuisdieren doe en daar zijn meer mannen." Bij gezelschapsdieren en het paard is dat wel anders en dat is toch zorgelijk en jammer voor de beroepsgroep naar zijn idee. "Ik heb niks tegen vrouwen ofzo. Je kan er leuke dingen mee doen, maar je wilt ook wel eens met mannen onder elkaar zijn." Wat kracht betreft zijn vrouwen toch iets minder geschikt denkt hij. "Als je een kalf moet draaien zullen vrouwen daar meer mee worstelen en tijd is nu eenmaal geld." Een voordeel van al die meiden is weer dat hij zich straks geen zorgen hoeft te maken over werk: "Jongens krijgen veel makkelijker een baan."

Schimmels als geneesmiddelfabriek

Han Wösten eerste Utrechtse Simon Stevin meester

Erik Hardeman / Pet v/d Luijtgaarden

"Neem Zwitserse kaas", zegt hij als hem om een voorbeeld wordt gevraagd. "Om kaas te maken heb je stremsel nodig, want daarin zit chymosine, een enzym dat ervoor zorgt dat melk gaat stremmen. Traditioneel wordt stremsel uit de maag van een kalf gehaald, maar inmiddels kunnen we schimmels zo modificeren dat hun draden chymosine produceren. Zwitserse en Amerikaanse kaas wordt al grotendeels op deze biotechnologische manier geproduceerd. Dat is niet alleen goedkoper, maar ook nobel, want om kaas te maken hoeven nu geen kalveren meer te worden geslacht."

De wetenschap dat schimmels tal van bruikbare stoffen produceren, is niet nieuw. Het klassieke voorbeeld van een waardevol schimmelproduct is penicilline, maar ook in veel industriële processen zijn enzymen (stukjes eiwit) uit schimmels niet meer weg te denken. Over de levenscyclus van schimmels en de manier waarop zij enzymen produceren, is echter nog weinig bekend. Naar die kennis, die voor een veel efficiënter gebruik van schimmels kan gaan zorgen, wordt in het Utrechtse Kruytgebouw driftig gezocht.

"Schimmels groeien in de bodem of in hout", begint Wösten zijn snelcursus schimmelkunde. "Dat doen zij door een mycelium, een steeds verder uitdijend netwerk van draden, te vormen. Die draden scheiden enzymen uit om het organische materiaal waarmee de schimmel zich voedt, af te breken zodat het kan worden opgenomen. Wij mensen nemen ons voedsel eerst op en verteren het daarna. Schimmels doen precies het omgekeerde en wij proberen er achter te komen hoe dat mechanisme werkt. Omdat schimmels lagere organismen zijn, is lange tijd gedacht dat er in het mycelium geen sprake was van taakverdeling, dat alle draden hetzelfde deden. Wij hebben aangetoond dat in het centrum heel andere processen plaatsvinden dan aan de buitenkant. Zelfs twee draadjes vlak naast elkaar, die er precies hetzelfde uitzien, kunnen heel verschillende taken hebben. De grote vraag is: hoe komt dat?"

Een tweede vraag die de Utrechtse hoogleraar microbiologie en zijn medewerkers proberen te beantwoorden, is hoe paddestoelen ontstaan. "Normaal gesproken blijft de schimmel in de bodem of in hout zitten", vervolgt hij zijn uitleg. "Pas op het moment van voortplanten groeit hij de lucht in. Daar vormt hij sporen in paddestoelen of in schimmelkaas zoals Roquefort. Ook over dat mechanisme proberen wij meer te weten te komen. Dat is onder meer van belang voor de champignonindustrie, die in Nederland een omzet heeft van ruim driehonderd miljoen euro op jaarbasis."

Miljardenbusiness

In zijn laboratorium gebruikt Wösten geen champignons maar vijf andere schimmels, waaronder het ook in De Uithof voorkomende waaiertje, omdat dat snelle groeiers zijn. "Wij kweken onze schimmels op agar, een mengsel van bouillon en stijfsel. Binnen een week heb je paddestoelen, ideaal voor ons onderzoek." Het hoeft in deze tijd van genomics en proteomics geen verbazing te wekken dat dat onderzoek volledig in het teken staat van het zoeken naar de genen en eiwitten die de activiteit van schimmels reguleren. "Het genoom van schimmels is een paar jaar geleden opgehelderd en met geavanceerde screeningstechnieken kunnen we de activiteit van alle 14.000 genen op een bepaald moment meten, zodat we snel weten welke genen betrokken zijn bij de productie van een bepaald enzym of bij de vorming van een paddestoel."

Op de vraag naar het waarom van zijn onderzoek, heeft Wösten een simpel antwoord. "Uiteraard gaat het mij om meer kennis, maar die kennis is van groot belang voor de industrie. Enzymen uit schimmels spelen in steeds meer bedrijfsprocessen een rol, dat is echt een miljardenbusiness. Omdat we er nog zo weinig van weten, moeten bedrijven die een bepaald enzym nodig hebben op dit moment een heel mycelium in een vat vloeistof stoppen, terwijl maar een paar draden ervan het gewenste enzym uitscheiden. Als wij zouden begrijpen waarom de ene draad het wel doet en de andere niet, dan zouden we een gemodificeerde schimmel kunnen produceren, waarvan alle draden dat enzym uitscheiden. Dan zou het rendement dus van een paar procent naar honderd procent stijgen."

Een grote toekomst voorziet Wösten voor de productie van geneesmiddelen door schimmels. "Dan denk ik aan de ene kant aan een efficiëntere manier om stoffen te produceren die de schimmel nu ook al maakt, zoals penicilline. Nog een stap verder is om schimmels heel nieuwe stoffen te laten produceren door er menselijke of dierlijke stukjes gen in te bouwen. Zoals al eerder gezegd, wordt op die manier kaas gemaakt en het is inmiddels ook al gelukt om schimmels insuline te laten produceren.

Implantaat

Voor schimmeldeskundigen was het lange tijd een mysterie hoe schimmels erin slagen om paddestoelen te vormen. De schimmeldraden groeien onder de grond of in het hout namelijk in een waterig milieu en om uit dat milieu los te breken, moeten ze de oppervlaktespanning van water doorbreken. Die is echter zo hoog dat ze er op eigen kracht met geen mogelijkheid doorheen kunnen komen. Zes jaar geleden ontdekte Wösten dat de schimmel om dat probleem op te lossen eiwitten uitscheidt, die als een filmpje op het water gaan liggen en daardoor de interactie tussen de watermoleculen verbreken, waardoor de oppervlaktespanning sterk vermindert.

De ontdekking van de eiwitten die voor dit resultaat verantwoordelijk zijn, kan verstrekkende gevolgen hebben voor tal van industriële processen, denkt de Utrechtse bioloog. "Interessant is vooral dat de schimmel dit eiwit ook tijdens de vorming van de paddestoel blijft produceren. Daardoor wordt de draad waterafstotend, zodat hij niet meer terug de bodem of het hout in kan groeien. Ook de sporen van de paddestoel worden zo waterafstotend gemaakt. Dat voorkomt dat ze aan elkaar plakken, waardoor de wind ze niet zou kunnen verspreiden. Wij hebben dus in feite een eiwit ontdekt dat waterminnende materialen waterafstotend kan maken, maar ook het omgekeerde is mogelijk, want ons eiwit blijkt twee kanten te hebben, een waterafstotende en een waterminnende. Dat is heel interessant, want als we een waterafstotend materiaal, bijvoorbeeld een implantaat in een oplossing met ons eiwit dopen, dan gaat de waterafstotende kant ervan aan het implantaat zitten, terwijl de waterminnende kant de nieuwe buitenkant wordt. Dat kan heel belangrijk zijn om afstotingsverschijnselen te voorkomen."

Op dit moment is grootschalige toepassing van dit mechanisme volgens Wösten nog een toekomstdroom, want het betreffende eiwit wordt alleen door een aantal gespecialiseerde cellen van de schimmel geproduceerd en is dus maar in minimale hoeveelheden beschikbaar. Zijn hoop is dat hij ook andere delen van de schimmel zo ver kan krijgen om het te gaan produceren, want de toepassingsmogelijkheden zijn talrijk.

Fundamenteel onderzoek

Hoe kansrijk het schimmelonderzoek voor zijn gevoel ook is, vergeleken met andere takken van de biologie staat het nog in de kinderschoenen. Zo zijn er op het gebied van paddestoelen wereldwijd maar een paar honderd man actief in het moleculaire onderzoek, aldus Wösten. "Van Japan weet ik het niet precies, maar in West-Europa en Amerika zijn wij de grootste groep, wij zijn echt leidend in dit veld. Ik vind die geringe belangstelling uiterst merkwaardig, want het werken met schimmels is niet alleen wetenschappelijk interessant, het heeft ook grote voordelen. Schimmels groeien snel en zijn enorm productief. Sommige stammen scheiden dertig gram enzym per liter vocht uit, terwijl je al met microgrammen activiteit krijgt. Een voordeel is bovendien dat je schimmels kunt modificeren in vaten, waar ze afgesloten van het milieu groeien. Dus je hebt geen last van discussies over de risico's van je onderzoek."

Op de vraag of hij met alle genoemde toepassingen niet erg ver is afgedreven van het fundamentele onderzoek, reageert Wösten verontwaardigd. "Wat wij hier doen is bij uitstek fundamenteel onderzoek. Ik kijk naar differentiatie in schimmels, fundamenteler kan het niet, alleen probeer ik schimmels te gebruiken die voor de industrie interessant zijn. Daardoor krijg ik veel onderzoeksgeld. Als je een beetje een open mind hebt, zie je ook voor zuiver wetenschappelijk onderzoek talloze toepassingsmogelijkheden en dus kansen om geld binnen te halen. Toen ik nog in Groningen zat, ben ik betrokken geweest bij de commerciële ontwikkeling van een mede door mij ontdekt waterafstotend eiwit. Het is goed denkbaar dat ik ook in Utrecht een keer tegen iets aanloop, waarvoor ik een bedrijf zou willen oprichten. Een dag in de week zou me dat wel leuk lijken, maar zeker niet langer. Ik heb na mijn studie zeven maanden bij Gist-Brocades gewerkt en daarna bewust voor de universiteit gekozen. Die variatie en vooral het contact met studenten met al hun 'merkwaardigheden', dat zou ik niet graag willen missen."

Van glucosestroop tot wasmiddelen

Een enzym is een stukje eiwit dat als een katalysator helpt bij het op gang brengen van reacties en daardoor zeer bruikbaar is in tal van productieprocessen. Een aantal voorbeelden van industriële producten gemaakt met behulp van enzymen uit schimmels:

- Glucosestroop in voedingsmiddelen: wordt gemaakt met behulp van enzymen die zetmeel in suiker afbreken.

- Knapperig brood: wordt gemaakt met behulp van broodverbeteraar, een enzym dat gluten modificeert.

- Vaalblauwe spijkerbroeken: wordt gemaakt met behulp van een enzym dat kleurstof kan afbreken

- Appelsap en wijn: wordt gemaakt met behulp van enzymen die pectine afbreken waardoor zij helder worden

- Wasmiddelen: wordt gemaakt met behulp van enzymen die vlekken kunnen af te breken

- Papier: wordt houtvrij gemaakt middels enzymen die lignine afbreken

- Een enzym gecombineerd met een chemische verbinding slaagde erin om Omo Power zo krachtig te maken dat de te wassen stof er niet tegen bestand was.

Han van Bree

Armand Heijnen

Ik ben met Het Aanzien - de jaaroverichten van uitgeverij Het Spectrum - opgegroeid. Mijn vader bestelde bij de bladenman elk jaar vier exemplaren: voor onszelf, voor opa, voor tante Jeanne en voor tante Riek. Als wij schone handjes hadden, mochten we erin kijken. In 1962 is de reeks begonnen; ik was toen vijf jaar. Sindsdien zijn die boeken nooit meer weg geweest uit mijn leven. Je plukt er af en toe eentje uit de kast om wat foto's te bekijken en sommige van die foto's blijven voor eeuwig op je netvlies staan.

Nee, ik heb als kind nooit gedacht: ik ga later die boeken maken. Ik had niet eens het besef dat die boeken gemaakt moesten worden, die wáren er gewoon. Wel wist ik al vroeg dat ik iets met boeken wilde gaan doen. Na mijn afstuderen in Utrecht heb ik een open sollicitatie gestuurd naar diverse uitgeverijen. Bij Het Spectrum kwam mijn aanbod goed uit: ze zaten net in een overgang van veel vaste medewerkers naar meer freelance-inhuur. Ik kreeg een of andere klus toegewezen - het vertalen van een plantenboek vanuit het Engels, geloof ik -, maar vrij snel daarna werd ik gekoppeld aan mijn voorgangster Corrie van den Berg. Zij kreeg op een gegeven moment een writers block, daarna ging ze met zwangerschapsverlof, en op die manier ben ik er geleidelijk in gerold.

Van Corrie heb ik nog een soort spoedcursus schrijven gehad. Ik dacht dan wel dat ik na een studie Geschiedenis en een redactielidmaatschap van het toenmalige Instituutsblad van Geschiedenis 'De Wortel' wel kon schrijven, maar mijn teksten ritselden nog van de taalkundige oneffenheden. Maar ik mocht Het Aanzien van 1983 doen en Het Aanzien van het Huis van Oranje. Sindsdien zijn die overzichtsboeken een hoofdingrediënt van mijn werkzaamheden. In 1983 zei mijn vader tegen de bladenman: 'Nee meneer, dit jaar hoef ik geen vier boeken, want deze keer heeft onze Han ze zelf geschreven.' Waarop die man hem schijnt te hebben aangekeken met een blik van 'zo'n goede smoes heb ik nog nooit gehoord'.

Op de middelbare school had ik al een zekere fascinatie voor het nieuws; in de familie was ik elke ochtend de eerste die de krant uit de brievenbus had gehaald. Ik kende alle ministers van het kabinet De Jong uit mijn hoofd. Mijn klasgenootjes vonden dat maar raar, maar voor mij was het heel normaal. Daarom ben ik ook Geschiedenis gaan studeren, om de wereld te kunnen begrijpen, de mensen en hun drijfveren vooral. Met die fascinatie voor het nieuws lag het voor de hand dat ik Contemporaine Geschiedenis als hoofdvak ging doen, toen nog gegeven door de befaamde professor Von der Dunk, bij wie ik ook ben afgestudeerd in 1982.

Eigenlijk wilde ik in Nijmegen gaan studeren, maar voor Geschiedenis was er toen een plaatsingscommissie, en die verwees me naar Utrecht. Achteraf ben ik daar gelukkig mee. De Utrechtse studie was leuk, met nog gerenommeerde hoogleraren als Von der Dunk, Van Tijn, Boogman en Hugenholtz. Ook het studentenleven hier vond ik geweldig. Ik woonde samen met zo'n acht mede-studenten in een heel gezellig huis aan de Hugo de Grootstraat, vlakbij het Spoorwegmuseum. Dat was een heel veilige omgeving. Je kon er goed jezelf zijn en ook vorm geven aan jezelf, want op die leeftijd ben je nog een beetje zoekende.

Ik ben vier jaar lid geweest van Veritas. Niet dat ik er zo heel veel deed; ik ging er soms eten, soms bezocht ik de zondagdisco en ik was vooral lid van de doka-club. Fotograferen was toen al mijn hobby. Maar aan Veritas heb ik weinig of geen bekenden overgehouden. Dat geldt wel voor het studentenhuis waarin ik woonde. En uit mijn geschiedenisstudie is een leesclub voortgekomen waarmee ik nog steeds regelmatig samenkom, niet alleen om een boek te bespreken, maar ook om samen het leven en de wereld door te nemen.

Het Aanzien zit heel erg in mijn systeem. 'Boer zoekt vrouw' - is dat de rage van 2008 die in het volgende boek moet? Ik kan niets zien of lezen zonder het langs die Aanzien-meetlat te leggen. Dat vind ik niet belastend hoor, juist wel leuk. De eerste editie van 1962 begon ook met een rage: de twist. Ik vind het een mooi gebruik om iets in de boeken te verwerken dat over de lezers zelf gaat. Want bijna iedereen heeft wel gehoelahoept, Pokémon- of voetbalplaatjes gespaard, 'gejumpt' of filmpjes op YouTube bekeken. Vandaar dat we rages ook tot onderwerp hebben gemaakt van een tentoonstelling die deze maand in het stadhuis te zien is. Met de rages onderscheiden de Aanzienboeken zich trouwens van alle andere jaaroverzichten.

Natuurlijk is de onderwerpkeuze tot op zekere hoogte subjectief. Maar grosso modo zou je kunnen zeggen dat tachtig tot negentig procent van de onderwerpen door ieder ander ook geselecteerd zouden zijn - de Tour de France, Koninginnedag, de moord op Benazir Bhutto of de Tsunami. De overige tien tot twintig procent is deels personal touch, deels professioneel bepaald: ik stop er bijvoorbeeld onderwerpen in waarmee het boek ook voor dat achtjarige jongetje leuk is. Of ik doe er Vlaamse onderwerpen in die een Nederlander niet gauw zou kiezen. Het boek vindt ook in België behoorlijk aftrek. In het algemeen kun je stellen dat de lezers van het Aanzien een qua leeftijd uitermate gemêleerde groep is, vaker man dan vrouw en doorgaans tamelijk hoog opgeleid.

Naast in Het Aanzien heb ik veel tijd gestoken in boeken en documentaires over het Oranjehuis. Niet dat ik een orangist ben, eerder een 'oranjoloog'. Dat begon bij tv, bij het NOS-journaal waar eind jaren negentig niemand interesse had in ons vorstenhuis. In het land van de blinden is éénoog koning. Algauw was ik de specialist op dit gebied, omdat ik ooit het Aanzien van de Oranjes had gemaakt. Ik mocht vervolgens voor NOS-Actueel documentaires en necrologieën samenstellen of Maartje van Weegen souffleren bij rechtstreekse uitzendingen. Het meest trots ben ik nog altijd op de biografie die ik van prins Claus heb gemaakt. Die is uitgezonden op de avond van zijn overlijden.

Als ik met mijn boeken al een boodschap wil uitdragen, dan is het dat ik tegen het negativisme van de Pauwen en Wittemannen in ga. Die hebben geen open interesse in mensen maar voelen zichzelf een beetje boven de werkelijkheid staan, wat weer een behoorlijke zurigheid oplevert. Kennelijk slaat mijn toon aan: Het Aanzien van 2007 is vanuit het niets op de vierde plaats binnengekomen in de top zestig van boekenbranche-organisatie CPNB. Ik durf te bekennen: dat geeft een kick.

CV

(50) is geboren in Veldhoven. In 1975 ging hij Geschiedenis studeren in Utrecht en deels in Gent. Sinds 1983 is hij freelance tekstschrijver en documentairemaker. Behalve de Aanzienboeken schreef hij over het Oranjehuis en was hij bureauredacteur buitenland voor NOS-Journaal en NOVA. Hij was gedurende enkele jaren docent TV aan de School voor Journalistiek in Utrecht.

'Ik ga er nu al vanuit dat ik drie keer zak'

Reemt Borcherts

Het motregent zacht als Geneeskundestudent Pieter de Veij Mestdagh (19) in de Peugeot voor zijn huis stapt. De wagen, met een grote L op het dak, hoort bij rijschool De Rijbewijswinkel. Instructeur Lars Pieneman verruilt zijn bestuurderstoel voor die van de passagier en Pieter begint aan zijn vijftiende en zestiende uur als automobilist. "Zo, heb je een leuke vakantie gehad?", vraagt Pieneman. Het is bijna een maand geleden dat Pieter achter het stuur heeft gezeten, dus het begin is wat onwennig. "Laten we eerst even een rondje maken, dan weten we weer hoe het zit", stelt Pieneman voor.

Via de Oudwijkerdwarsstraat en de Burgemeester Reigerstraat rijdt Pieter richting Rijnsweerd. De twee zijn rustig in de auto. Er wordt weinig gesproken en de chauffeur komt langzaam weer in zijn rijritme. "Pieter is een jongen, die je lekker zijn gang moet laten gaan, hem het zelf laten aanvoelen. Je gooit hem in het diepe en hij komt zelf wel met een oplossing. Bij hem kan ik meestal een beetje om me heen kijken", lacht Pieneman.

Nonchalant

Pieter mag het lessen dan vrij gemakkelijk afgaan, anderen hebben heel wat minder fijne ervaringen. "Mijn rijlessen verliepen dramatisch. De auto viel steeds stil en het schakelen ging vaker in de verkeerde dan in de goede versnelling", vertelt de 25-jarige masterstudente Communicatie Studies Marleen Meeuwsen zich. "Het is inmiddels vijf jaar geleden, maar ik herinner me het nog goed. Ik was vooral nonchalant, ik dacht, als er iets mis dreigde te gaan: dat komt wel goed. Mijn instructeur, echt zo'n simpele Brabander, ergerde zich daar vaak aan. In totaal heb ik anderhalf jaar bij hem in de auto gezeten. Ik begon in de auto ooit over mijn vriendje, die uit Zeeland kwam. Toen kwam hij met een verhaal dat hij lang op de grens tussen Brabant en Zeeland heeft gewoond en daardoor een hekel aan Zeeuwen had gekregen. Hij zat me een beetje pesten."

Toch is Marleen blij dat ze heeft doorgezet: "Ik heb hier dan wel geen auto, maar bij mijn ouders maak ik er vaak gebruik van. Ook als ik straks een baan heb, kan het heel handig zijn." Als vrouwelijke automobilist weet ze in ieder geval één vooroordeel te bevestigen: "Ik kan nog steeds niet achteruit inparkeren."

Kijken, schakelen, invoegen

Het rijexamen is voor Annemarie Lucassen nog een 'ver-van-haar-bed-show'. Ze ziet elke week behoorlijk op tegen haar rijles.

Op haar achttiende verjaardag 'kreeg' de studente Spaanse Taal en Cultuur haar rijbewijs van haar ouders. "Maar een jaar later had ik nog niets ondernomen. Toen hebben mijn ouders er wat meer druk op gezet en ze zeiden, dat als ik nu niet begon, ze het 'aanbod' introkken."

De inmiddels 19-jarige Annemarie heeft rijles in haar woonplaats Werkhoven, onder de rook van Utrecht. "Ik denk dat het een voordeel is, om te starten in een dorp. Maar uiteindelijk moet ik wel afrijden bij het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) in Utrecht. In een dorp is alles wat kleiner en overzichtelijker. Dat is voor mij zeker een positief punt. Ik hou namelijk niet van het rijden. Het is te veelomvattend. Ik vind het lastig om verschillende zaken te combineren. Kijken, schakelen, invoegen enzovoort. De instructeur probeert me wel me op mijn gemak te laten voelen door te vragen welke vakken ik volg bijvoorbeeld. Maar ik wil soms liever dat we nergens over praten. Het probleem is niet de instructeur, het probleem ben ik zelf!"

Annemarie lest 1,5 uur per week en heeft er inmiddels zestien lessen opzitten. "Ik verwacht dat er nog een heleboel bijkomen. Eerlijk gezegd zie ik het somber in. Ik ga er nu al vanuit dat ik drie keer zak."

Spoorwegovergang

Zo kennen veel studenten rampverhalen uit eigen ervaring of van horen zeggen. Toch slaat de stress lang niet bij iedereen toe als ze achter het stuur van een auto komen te zitten. Leander Doornekamp deed zijn examen een keer over, maar heeft nu het felbegeerde papiertje in bezit. "Ik heb thuis gelest, in Amersfoort. Het ging vanaf het begin wel aardig. ik vond het lessen over het algemeen wel leuk. En mijn theorie heb ik wel in een keer gehaald", lacht de 20-jarige student Engelse Taal en Cultuur.

Leander is één keer in een penibele situatie terechtgekomen. "Ik reed in een plaats, vlakbij Utrecht en de scholen waren net uitgegaan. We stonden in een kleine file te wachten op een grote groep scholieren die voorrang had. Dat duurde nog even en voordat we het wisten stonden we stil op een spoorwegovergang. Gelukkig zijn we daar niet te lang blijven staan, want we stonden redelijk vast. Mijn instructeur reageerde gelaten: "Zoiets kan een keer gebeuren", vond hij.

Hayk Vervoort (19), is nog helemaal niet begonnen met het nemen van rijlessen. "Ik woon in Utrecht en heb het gewoon nog niet nodig. Daarnaast heb ik er nu geen geld voor." De student Taal- en Cultuurstudies heeft in het verleden wel een proeflesje gehad. "Ik kreeg op een dag een brief in de bus, waarop stond dat ik gratis en zonder verdere verplichtingen een rijles kon nemen bij een bekende rijschool in Utrecht. Ik ben op dat aanbod ingegaan en het rijden ging best goed. Het was verleidelijk om toen verder te gaan met lessen, maar financieel lukte dat niet. Een rijbewijs is handig voor vakanties, maar in de stad red ik me prima zonder."

In Rijnsweerd wordt een rustige straat opgezocht. Nadat de muziek is uitgezet, mag Pieter een 'straatje keren', zoals Pieneman dat noemt. De stoepranden worden bij het naar voor en naar achteren gaan licht aangetikt. "Gaan we het redden?", vraagt Pieter. Zijn instructeur knikt en Pieter stuurt het voertuig behendig de straat uit. "Je deed te veel met het gas. Er is bijna geen snelheid nodig, dus kun je beter alleen de koppeling gebruiken", evalueert Pieneman. "Je moet blijven sturen en de auto zo kort mogelijk houden."

Vijf minuten later mag Pieter de speciale verrichting opnieuw proberen. Zonder het gaspedaal te gebruiken, gaat het hem goed af. "Dat ging een stuk vlotter", vindt ook Pieter. "Het gaat goed", besluit Pieneman. "We kunnen toewerken naar het examen, in februari."

Rijlessen, wat kost dat?

1) Autorijschool Bruinsma

Per les (60 minuten): 41 Euro

Per 10 lessen: 400 Euro

20 lessen + examen: 1010 Euro

Geen studentenvoordeel

2) Autorijschool Kees Eimers

Per les (60 minuten): 44 Euro

Per 10 lessen: 420 Euro

20 lessen + examen: 999 Euro

Geen studentenvoordeel

3) Autorijschool Veronica

Per les (60 minuten tussen 7.00 en 17.00 uur): 40 Euro

20 lessen + examen + eigen verklaring: 1010 euro

Geen studentenvoordeel

4) Verkeersschool Twin

Per les (60 minuten): 39 Euro

Per 10 lessen: 385 Euro

20 lessen + examen + eigen verklaring: 993,50 Euro

Geen studentenvoordeel

5) Rijschool-Overvecht

Per les (60 minuten): 35 Euro

Sinds september 2007 heeft deze rijschool een aanbieding voor studenten:

27 lessen + examen: 900 Euro.

'Ik dacht dat ik een enorme sukkel zou zijn'

Femke Westerhof heeft inmiddels zeventien lessen erop zitten. Ze lest bij Wolf Rijbewijsshop. "Het gaat beter dan ik vooraf verwachtte", vindt de 18-jarige studente Pedagogiek. "Ik dacht dat ik een enorme sukkel zou zijn in de auto, maar dat valt voorlopig wel mee. Ik schrok de eerste keer wel, toen ik in de auto zat. Ik woonde toen nog aan de Nobeldwarsstraat en moest door allemaal piepkleine straten in het centrum. Toen dat achter de rug was en we een tijdje hadden gereden, had ik door dat we richting snelweg gingen. Ik dacht dat we eerst rustig op een parkeerterrein zouden rijden, maar dat pakte iets anders uit." Haar instructeur, Michiel Beemster, vindt Femke een vlotte leerling: "Ze is leergierig en luistert goed. Als je haar duidelijk vertelt wat er moet gebeuren, voert ze dat goed uit. Dat ze snel iets oppikt is een sterk punt van Femke. En een zwak punt..." "Heb ik die dan?", lacht Femke. "Ze moet soms beter uitzoeken welke trein ze neemt", zegt Beemster cryptisch. Femke licht toe: "Ik kwam op een ochtend vanuit Hillegom richting Utrecht, voor een rijles. Alleen door allerlei veranderingen aan het spoor, vertrok de trein van een ander perron en op een andere tijdstip. Uiteindelijk heb ik 2,5 uur over de reis gedaan en was de rijles al voorbij. Gelukkig kon het uur later worden ingehaald."

'Die brommer was nu plat geweest'

"Hij is een Pietje precies, maar eigenlijk is dat wel prima." Dat zegt Geneeskundestudent Rik Reinink (19) over zijn rijinstructeur. Rik lest bij éénmansrijschool Per Tempi. "Van bekenden hoorde ik dat het een goede rijschool is. Daarnaast heb je altijd dezelfde instructeur, dat is wel prettig." Die instructeur is Jos van Basten. "Hij probeert je door middel van een grapje op de situatie te wijzen. Dat gaat op een manier van "stel nou dat hier een een brommer zou rijden, dan... was die plat geweest." En dat werkt. Je schrikt er een beetje van, maar je gaat er wel over nadenken. Ook krijg je een 'preekje' als het een paar lessen niet zo lekker gaat. Dan spreken we over de moeilijke punten en hoe die verbeterd kunnen worden."

"Het gaat best goed", oordeelt Van Basten. "Rik is een aardige, vriendelijke jongen, die steeds beter luistert in de auto. Ook zijn concentratievermogen gaat vooruit. We zijn in de afrondingsfase beland, hij heeft zijn tussentijdse toets gedaan, dus we gaan richting examen." Tijdens de studie spreken de twee vooral over de studie van Rik. "Eigenlijk is het bij elke leerling zo, dat je over zijn of haar dagelijkse bezigheiden praat", vult Van Basten aan.

'Dat is het ouderlijk huis van Marco van Basten'

De 20-jarige Marte van Oort doet een intensieve spoedcursus bij de ANWB. "Een verfrissend figuur in de auto", zegt haar instructeur Peter Pouw. "We praten veel samen, over allerlei verschillende onderwerpen. Van de Amerikaanse verkiezingen tot de problematiek in Kenia, tijdens het rijden komt er veel aan bod. Het is maar goed dat het niet saai is, anders zijn het vier lange uren iedere dag." Marte: "Je bouwt natuurlijk wel een band op als je zo lang in de auto zit. Wat ik heel leuk vind, is dat Peter heel veel weet van Utrecht. Dan vraagt hij opeens: "Weet je wel wie hier gewoond heeft?" En dan blijkt het om het ouderlijk huis van Marco van Basten te gaan. Of de kruidenierswinkel van de vader van Wim Sonneveld. Dat zijn wel grappige dingen." De hamvraag blijft: haalt Marte in één keer het roze papiertje? Pouw: "Als ze zo doorgaat wel. Ze begon heel voortvarend, maar er komen natuurlijk steeds meer elementen bij. Als ze dat goed verwerkt, zit het wel goed." (Marthe deed een week na het interview haar examen en slaagde in een keer, rb)

Natuur- en Sterrenkunde moet terug naar de kern

Decaan Alfred Bliek van Bètawetenschappen over de filosofie achter de reorganisatie:

Erik Hardeman

Een bezuiniging van anderhalf miljoen per jaar en uiterlijk eind 2007 een plan hoe dat doel te bereiken. Dat was ruim een jaar geleden de opdracht van het college van bestuur aan de armlastige Utrechtse fysici. Hoewel sommigen in het departement zich afvragen of de financiële situatie wel echt zo dramatisch is, zette departementshoofd Erkelens zich aan het schrijven van een reorganisatieplan, dat begin december door het faculteitsbestuur werd vastgesteld. De grootste klappen vallen bij de versnellergroep in het Debye Instituut en bij de groep Human Perception, waar respectievelijk 6,83 en 3,4 fte zullen moeten verdwijnen.

Hoewel niet bij de voorbereiding betrokken staat Bliek voor honderd procent achter deze keuzes. "De reorganisatie is weliswaar ingezet om te bezuinigen, een zeker zo wezenlijk doel is wat mij betreft om het Utrechtse onderzoek terug te brengen naar de kernterreinen van de fysica, want met name in de experimentele natuurkunde zijn we daar ver van weggedreven. Binnen de Nederlandse fysica is de stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) de standaard. Daar wordt het geld uit de zogeheten tweede geldstroom verdeeld en dat geld hebben we keihard nodig om niet failliet te gaan. De vraag of een groep voldoende potentie heeft om extern geld aan te trekken is dan ook een belangrijk criterium geweest bij de in het plan gemaakte keuzes. Gegeven ons budget kunnen we straks voor het departement Natuur- en Sterrenkunde nog maar twintig promovendi per jaar met eigen geld betalen tegen op dit moment veertig. Maar we willen het aantal promoties wel op peil houden en zo mogelijk uitbreiden. Extern geld is dus onmisbaar."

Bliek wijst het verwijt dat dit een wel erg financiële manier van redeneren is, van de hand. "Geld is belangrijk, maar de kerngebieden binnen FOM zijn ook inhoudelijk de gebieden waar het de komende jaren in de natuurkunde om zal draaien. Het is hoognodig dat Utrecht zich daar meer bij aansluit, want met name op het terrein van de nanotechnologie hebben we de boot de afgelopen jaren behoorlijk gemist. Overigens hebben we wel degelijk ook andere criteria gehanteerd dan uitsluitend 'FOM'. Neem ons klimaatonderzoek. Dat is ten opzichte van de kerngebieden van de fysica tamelijk excentrisch gepositioneerd, maar de kwaliteit ervan is zo excellent dat we geen moment hebben overwogen om dat te schrappen."

Een zeer omstreden onderdeel van het reorganisatieplan is de herpositionering van het onderzoek in de Fysica van de Mens, iets wat ten koste zal gaan van de Human Perception-groep. Met name het feit dat het plan is geschreven door een hoogleraar van de andere groep binnen datzelfde programma, omdat die nu eenmaal departementsvoorzitter is, heeft bij de slachtoffers kwaad bloed gezet. Hij zou zijn eigen straatje hebben schoongeveegd en daarbij tendentieuze argumenten hebben gebruikt. Er is sprake van onbehoorlijk bestuur, schreven zij vorige week aan de Universiteitsraad.

Bliek erkent dat de gang van zaken gemakkelijk de indruk kan wekken dat van subjectiviteit sprake zou kunnen zijn : "In het plan stonden negatieve kwaliteitsoordelen over Human Perception die iedere grond misten. Die heb ik meteen geschrapt. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet achter de keuze sta om de groep op te heffen. Die keuze is op rationele gronden gemaakt. Het verwijt van onbehoorlijk bestuur snijdt naar mijn mening dan ook geen hout."

Het huidige onderzoek van Fysica van de Mens staat te ver af van de kernterreinen van FOM, verklaart Bliek zijn standpunt. "Op de kwaliteit is niets aan te merken, maar om op langere termijn levensvatbaar te blijven moet de focus worden verschoven. We hebben derhalve besloten dat niet twee, maar slechts één kernleerstoel op dit terrein kon blijven bestaan. Direct gevolg van een dergelijk besluit was dat we de hoogleraar die nu met emeritaat gaat niet te laten opvolgen. We willen een nieuwe hoogleraar benoemen binnen het domein Fysica van de Mens met een profiel dat duidelijk op het kernterrein van de fysica ligt. Als gezegd, hoogleraar Koenderink van Human Perception gaat dit jaar met emeritaat. Het ligt dan ook voor de hand om hem niet te laten opvolgen."

Bliek erkent dat de keuze om Human Perception op te heffen niet inhoudelijk maar pragmatisch gemotiveerd is. "Als de andere leerstoel vacant was geworden, was die groep wellicht het kind van de rekening geworden, want nogmaals, de kwaliteit van de medewerkers is niet in het geding." Om deze reden stelt Bliek met nadruk dat het opheffen van de groep in dit geval zeker niet automatisch het ontslag van de onderzoekers hoeft te betekenen. "We hebben in het reorganisatieplan alleen de richting bepaald. De gevolgen voor de onderzoekers komen aan de orde in het uitvoeringsplan, dat we in maart hopen te presenteren. Ik kan daar niet op vooruitlopen, maar we zullen zeker rekening houden met het feit dat bij Human Perception talent aanwezig is."

Onbegrip over afbestellen versneller

'Het is puur Kafka'

Een van de meest opmerkelijke beslissingen in het reorganisatieplan is het annuleren van een al bestelde ionenversneller en het opheffen van de daarbij behorende onderzoeksgroep. Hoewel NWO in 2004 nog bijna vijf miljoen euro over had voor deze, in haar ogen kennelijk waardevolle onderzoeksfaciliteit, heeft het faculteitsbestuur van Bètawetenschappen inmiddels anders besloten. Hoogleraar grenslaagfysica Frans Habraken is het waarom nog steeds niet duidelijk gemaakt.

Habraken: "In 2002 heeft het bestuur van de toenmalige faculteit Natuur- en Sterrenkunde met mij als onderzoeksleider afgesproken dat we met het versnelleronderzoek zouden stoppen, als we de verouderde versneller niet konden vervangen met externe middelen. We hebben daarop een voorstel geschreven voor een nationaal ionenbundel-expertisecentrum met daarin een nieuwe versneller. Dat voorstel is door het college van bestuur ingediend bij onderzoeksorganisatie NWO, die ons bijna vijf miljoen euro toezegde. De gedachte in de faculteit was dat er voor dat centrum een hoogleraar-directeur moest komen. Gezien mijn fysieke gesteldheid kwam ik daarvoor zelf niet in aanmerking en het faculteitsbestuur heeft toen besloten om iemand te zoeken die mij op termijn zou opvolgen en die in de tussentijd vast als hoogleraar-directeur zou optreden.

Helaas is het de zoekcommissie, die voor dat doel werd ingesteld, om mij onduidelijke redenen niet gelukt om een geschikte kandidaat te vinden. Intussen was in december 2005 wel de versneller al besteld en wij hebben toen voorgesteld om een directeur en een hoogleraar uit eigen gelederen aan te stellen. Aanvankelijk was het faculteitsbestuur het daarmee eens, maar een afspraak om de puntjes op de i te zetten, werd begin vorig jaar zonder uitleg afgezegd. Officieel is ons niets verteld, maar al snel daarna kregen we uit de wandelgangen signalen dat het faculteitsbestuur een koper voor onze nieuwe versneller zocht."

Pas na de zomer van 2007 werd bevestigd, wat Habraken al eerder via zijn secretaresse had vernomen. In een concept van het reorganisatieplan las hij dat zijn groep zou worden opgeheven. Hij ergert zich er vooral aan dat er nooit met hem over deze plannen gesproken is. Bovendien worden naar zijn mening oneigenlijke argumenten gebruikt om het besluit te rechtvaardigen. "Kennelijk heeft iemand besloten dat die versneller wel erg duur is. Maar juist het afbestellen van de versneller gaat de universiteit veel kosten. Ja maar, zegt men nu achteraf, de renovatie van het Van de Graaff Laboratorium kost zo'n 5.5 miljoen euro minder als er geen versneller in hoeft te staan. Maar dat is lariekoek. Men heeft besloten de renovatie, die sowieso nodig is voor een gebruikersvergunning, samen te laten vallen met de inhuizing van de nieuwe deeltjesversneller. Deze renovatie is inderdaad erg duur, maar het aandeel in deze kosten dat gerelateerd is aan de nieuwe versneller bedraagt slechts enkele tonnen. En trouwens, het onderzoek lijkt misschien duur, maar als onderzoeksprogramma halen we veel derdegeldstroomgelden binnen. Volgens het facultaire verdeelmodel leveren we de grootste financiële bijdrage aan het budget van het departement."

Ook de gewekte suggestie dat het zijn groep ontbreekt aan kwaliteit, kan volgens Habraken moeilijk verdedigd worden. "Zowel in het meest recente visitatierapport als in ons facultaire meerjarenplan komen wij goed uit de bus. En trouwens, zou NWO vijf miljoen investeren in een groep die kwalitatief niet top is?" Hij vermoedt dat zijn groep de dupe is van de wens van een of meerdere van zijn collega's in het Debye instituut om een nieuwe leerstoel nanofotonica in Utrecht te vestigen. "Wat me zo ergert, is dat dat nergens hardop wordt uitgesproken. Het is puur Kafka. Afgelopen september kreeg ik een berichtje van een collega uit Spanje dat onze versneller in Dresden geplaatst zou worden, maar onze medewerker die met de fabrikant over de inhuizing overlegde, kreeg nog in oktober van de faculteitsdirecteur te horen dat hij gewoon door kon praten. Echt absurd!"

Decaan Alfred Bliek van Bètawetenschappen: "Ik zal kort op de door Habraken genoemde punten reageren. In de eerste plaats het geld. Zelfs als je zou menen dat de 5,5 miljoen voor de verbouwing van het Van de Graafflab buiten de berekening moet blijven - ik vind dat niet, want het is rechtsom of linksom universitair geld - , dan nog zijn niet alleen de kosten van de investering maar ook de onderhoudskosten en de andere operationele kosten van zo'n versneller erg hoog. Als we een topwetenschapper als opvolger van Habraken hadden kunnen aantrekken, was zo'n uitgave verdedigbaar geweest, maar dat is niet gelukt, en in tegenstelling tot Habraken zijn wij er niet van overtuigd dat de kwaliteit in zijn wetenschappelijke staf groot genoeg is om het door ons gewenste toponderzoek zelf vorm te geven. Ik ben het met hem eens dat er met een versneller geld valt te verdienen, maar zonder topwetenschapper is het risico te groot dat de groep verwordt tot service-instituut voor externe onderzoekers. Daarvoor is dit type onderzoek veel en veel te duur.

"Naast het financiële en het kwalitatieve argument speelt inderdaad ook een rol dat we met het departement Natuur- en Sterrenkunde opnieuw strategisch belangrijke posities moeten innemen. Ik deel de mening dat de toekomstige richting van het Debye Instituut een rol speelt in deze discussie, niet in de vorm van een verborgen agenda maar van een duidelijke wens om het Instituut meer in de richting van de nanotechnologie te sturen. Hier is wereldwijd een belangrijk veld van onderzoek ontstaan, waarop de UU niet kan ontbreken.

Het verbaast mij overigens dat Habraken zegt van niets te weten, want mij is verteld dat de betrokkenen al een jaar geleden op de hoogte zijn gesteld. Wat wel klopt is dat de faculteitsraad pas laat is ingelicht over de vraagtekens die bij de versneller zijn geplaatst en dat de onderhandelingen met de fabrikant gewoon doorgingen. Het was nu eenmaal een zeer precaire zaak, die, om zo min mogelijk schade te lopen, uiterst omzichtig moest worden aangepakt. De schade is trouwens al groot genoeg, want we hebben forse annuleringskosten en het was uiterst pijnlijk om NWO te moeten melden dat we de subsidie teruggeven. Het was beter geweest als men zich indertijd voor het plaatsen van zo'n dure bestelling eerst had afgevraagd of men wel met het onderzoek door wilde gaan. Maar liever gezichtsverlies dan doorgaan met duur onderzoek dat op termijn niet levensvatbaar is."

Blamage?

Is het afbestellen van de versneller en het teruggeven van het geld aan NWO een blamage voor de Universiteit Utrecht of juist een dappere beslissing. De mening van twee deskundigen, die nauw bij de gang van zaken betrokken zijn geweest.

Directeur Albert Polman van het Amsterdamse Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica (AMOLF) en sinds 1996 bijzonder hoogleraar in Utrecht:

"Ik vind het nogal vreemd dat nu in Utrecht gezegd wordt dat men de versneller niet kan betalen, terwijl iedereen er twee jaar geleden nog enthousiast over was. Maar ja, ik heb als AMOLF-directeur de afgelopen vier jaar in Utrecht met vier verschillende decanen te maken gehad. Van veel continuïteit van bestuur is dus geen sprake geweest, en dat verklaart misschien de snel veranderende opvattingen. Het verbaast mij dat nu als argument wordt aangevoerd, dat men geen topwetenschapper heeft kunnen binnenhalen om het onderzoek te gaan leiden. Me dunkt dat wetenschappers die erin slagen om een zo goed voorstel in te dienen dat het door alle internationale referenten positief wordt beoordeeld en dat door NWO met liefst vijf miljoen euro wordt gehonoreerd, daartoe prima in staat zijn. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat iemand die erin slaagt om vijf miljoen binnen te halen ook de projectleider wordt. Ook het feit dat de renovatiekosten van het Van de Graafflab er nu opeens bij worden betrokken, heeft mij verbaasd. Sinds wanneer moet een faculteit opdraaien voor de kosten van huisvesting? Nee, alles bij elkaar vind ik dit een blamage voor de Universiteit Utrecht."

René Kamermans, hoogleraar subatomaire fysica in Utrecht en voorzitter van een brede commissie die vergeefs heeft gezocht naar een topwetenschapper om het onderzoek met de nieuwe versneller te gaan leiden.

"Dat wij indertijd geen hoogleraar-directeur voor het op te richten versnellerinstituut hebben kunnen vinden, heeft ons zelf ook verbaasd. We hebben eerst binnen de commissie, zonder resultaat, geprobeerd mogelijke kandidaten te identificeren, waarbij ook de aanvragers van het versnellervoorstel de revue gepasseerd zijn. Daarna is internationaal geadverteerd maar we hebben niemand van voldoende niveau bereid gevonden om deze functie te vervullen. We hebben de opdracht vervolgens teruggegeven, maar op dat moment, ruim anderhalf jaar geleden, had ik nog niet het idee dat de zaak daarmee op losse schroeven stond. Dat heb ik pas later via NWO gehoord, waar ik vice-voorzitter van het gebied exacte wetenschappen was. Ik kan mij voorstellen dat men nu in Utrecht spreekt over gezichtsverlies, maar binnen NWO wordt dat niet zo ervaren. Integendeel. Met een NWO-bril op ben ik geneigd om dit juist een dappere beslissing te vinden. Er wordt voortdurend gezegd dat universiteiten keuzes moeten maken in hun onderzoeksbeleid. Nou, dat heeft Utrecht nu gedaan. Ik denk niet dat een andere universiteit in Nederland dit had aangedurfd."

Interview

Joanneke Krämer

Marjolein Versteeg

Eigenlijk had ik me na m'n bachelor Onderwijskunde voorgenomen om een paar maanden te gaan zeilen op een tweemaster vol Duitse toeristen. Maar toen ik de vacature voor bestuurslid bij de LSVb zag, heb ik dat plan vrij impulsief van de baan geschoven. Solliciteren leek me het beste wat ik kon doen. Bestuurservaring had ik het jaar daarvoor al opgedaan als voorzitter bij USF Studentenbelangen. Ook had ik eerder als vrijwilliger gewerkt bij de LSVb, dus ik kende de organisatie al.

Ik houd me bij de LSVb onder andere bezig met het organiseren van trainingen en scholing. Inmiddels heb ik een trainingsbureau opgezet wat we Trainingen op Maat (ToM) hebben genoemd. Je kon als student bij de LSVb altijd al trainingen volgen, maar we vonden alleen dat het wat uitgebreider en gestructureerder zou kunnen. Er worden nu ook meer trainingen gegeven voor studenten die in medezeggenschapsraden zitten. Die leren dan bijvoorbeeld hoe ze om moeten gaan met bestuurders in een organisatie. Het trainingsbureau zit nu nog in een opstartfase, maar ik hoop dat ik het over een halfjaar met een gerust hart kan overdragen aan mijn opvolger. Dan pas kan ik echt trots zijn.

Natuurlijk hebben we ook regelmatig contact met Haagse politici. Als we met minister Plasterk praten, is dat meestal samen met een afvaardiging van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). Daarnaast hebben we drie keer per jaar het zogenaamde StudentenKamer-overleg, dat is een officieel overleg waar we ons bestaansrecht aan ontlenen. Als bestuurslid hebben we allemaal onze eigen beleidsterreinen, ik richt mij vooral op de studiebekostiging.

Ik blijf het bijzonder vinden dat ik inmiddels een officiële gesprekspartner van de minister ben. Maar ik zit niet met knikkende knietjes tegenover hem, want ik vind dat we als LSVb echt wel recht van spreken hebben. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog steeds moeilijk hoogte kan krijgen van hem. Van sommige ideeën word ik niet echt vrolijk. Bijvoorbeeld zijn plannen om te experimenteren met collegegelddifferentiatie, en om het bindend studieadvies in het derde jaar in te voeren. Een plan waar ik wél achter sta is de ondersteuning die hij wil bieden aan medezeggenschapsraden. Plasterk wil dat opleidingscommissies onder medezeggenschap komen te vallen, op die manier worden de onderwijsinstellingen verplicht om hun eigen opleidingscommissies te faciliteren. De versterking van medezeggenschap is ook een speerpunt van ons, dus dat juich ik alleen maar toe.

Soms gebeurt het dat een belangrijke gesprekspartner me één dag van tevoren opbelt om me uit te nodigen voor een belangrijk overleg. Vervolgens krijg ik dan een dik pak papier opgestuurd waar ik dan binnen één dag een mening over moet vormen. Ik kan me daar oprecht boos over maken! Dan voel ik me niet serieus genomen en zeg ik ook gewoon nee.

Hoewel ik me met dit bestuurswerk dus wel in politieke kringen bevind, heb ik op dit moment nog niet de ambitie om de politiek in te gaan. Maar ik ben me er wel van bewust dat ik voor mijn leeftijd al een bijzonder uitgebreid netwerk heb van belangrijke mensen binnen belangrijke organisaties. Het is natuurlijk zonde om die contacten na dit bestuursjaar te laten versloffen, maar hoe ik dat netwerk wil gaan gebruiken weet ik nog niet.

Dat ik bestuurslid ben geworden bij de USF en nu bij de LSVb is geen strategische zet geweest. Ik doe dit omdat ik het interessant en leuk vind, en niet omdat ik zo nodig carrière wil maken. M'n ouders stimuleren me, van hen heb ik geleerd initiatief te tonen en actief te zijn. Vroeger hebben ze ook een actief studentenbestaan gehad; allebei zijn ze voorzitter geweest van de Utrechtse studentenvereniging Ichtus. Zij zetten zich voor de volle honderd procent in voor dingen waar ze in geloven.

Toch zei mijn moeder een paar jaar geleden wel tegen me dat ik misschien wat vaker keuzes moest maken, waarop ik zei dat mijn keuze juist was om zo veel mogelijk te doen.

Het werken bij de LSVb is zo leuk dat het bijna als vrije tijd voelt. Meestal ben ik op werkdagen van tien uur 's ochtends tot tien uur 's avonds op ons kantoor bezig, en vaak werk ik op zaterdag ook nog wat kleine dingen af. Het kantoor is zo ongeveer m'n huiskamer geworden! Gelukkig snapt mijn vriend hoe belangrijk dit werk voor me is, want hij is zelf ook een actieve student in Groningen.

Sinds een jaar woon ik samen met een paar goede vrienden in een studentenhuis vlakbij het Utrechtse centrum. Zij zijn ook allemaal actief binnen studentenorganisaties, dus we kunnen lekker met elkaar discussiëren. Het grote voordeel van het samenwonen met vrienden is dat je elkaar goed aanvoelt, ook als je bijvoorbeeld moe thuis komt van een dag hard werken. Hiervoor heb ik op de IBB gewoond met vijftien huisgenoten, en dat was heel gezellig maar ook erg druk.

Om afstand te kunnen nemen van m'n drukke bestaan helpt eigenlijk maar één ding: zeilen. M'n vader is een actieve zeiler en hij heeft het me dan ook geleerd. Vroeger maakten we vaak zeiltochtjes met z'n vieren: m'n ouders, broertje en ik. Sommige mensen worden rustig als ze bepaalde muziek luisteren, ik heb dat als ik zeil. Ik ben een superactief persoon, maar als ik op het water ben, kan ik niet veel anders doen dan zeilen en dat vind ik heel rustgevend.

Op m'n zestiende heb ik me aangemeld bij een zeilschool om instructeur te worden. Niet lang daarna werd ik begeleider bij zeilkampen, en kreeg ik ongeveer vier kinderen onder m'n hoede. Ik zag het echt als een uitdaging om de saaiste onderwerpen, zoals de theorie over het touw, zo enthousiast mogelijk over te brengen aan die kinderen. Nu begeleid ik geen normale zeilkampen via een zeilschool meer, maar ben ik overgestapt op Stichting Aeolus, die zeilvakanties mogelijk maakt voor kinderen met gedragsproblemen. Deze kampen zijn best zwaar, maar ontzettend leuk om te doen. Het geeft me echt veel voldoening om kinderen, die vaak erg sceptisch zijn, te leren zeilen. Als dat lukt is m'n dag helemaal goed."

CV

Joanneke Krämer (23) is dit academisch jaar vice-voorzitter van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). Ze heeft inmiddels haar bachelor Onderwijskunde aan de UU afgerond, en wil na dit bestuursjaar een master gaan volgen. Eerdere bestuurservaring deed ze op als voorzitter van USF Studentenbelangen. In haar vrije tijd zeilt ze veel.

Investeren in buitenlands talent

Erik Hardeman

"Laatst las ik een interview met Nancy McKinstry, de Amerikaanse CEO van Wolters-Kluwer. Zij vertelde dat ze jaarlijks zo'n 30.000 dollar stort in het beurzenprogramma van de University of Rhode Island, waaraan zij heeft gestudeerd. Dat geld gaat naar een studiebeurs met haar naam, waarmee jongeren worden gesteund die hun studie moeilijk kunnen betalen. Zij is dankbaar voor haar eigen opleiding en zij vindt dat zoveel mogelijk goede studenten de kans op zo'n zelfde opleiding moeten kunnen krijgen."

Bij zulke verhalen kost het oud-voorzitter Arie Smit van het Universiteitsfonds soms moeite om een gevoel van jaloezie te onderdrukken. "Ik weet ook wel dat de situatie in de Verenigde Staten met zijn hoge collegegelden niet te vergelijken is met de onze, maar toch wil ik dat ook onze alumni iets meer zouden stilstaan bij het belang van financiële steun aan de Universiteit Utrecht.

Smit is daarom ambassadeur geworden van de Utrecht Excellence Scholarships. "De ongeveer dertig studenten die op dit moment met een scholarship in de Domstad studeren, moeten het nu nog zonder steun van de alumni doen. Een campagne om alumni op te wekken een bijdrage in het beurzenfonds te storten, moet daar verandering in brengen. "Een universiteit, die internationaal hoge ogen wil blijven gooien, kan echt niet meer zonder dit soort bijdragen."

Het hoeft geen betoog dat de Utrechtse collegevoorzitter blij is met het initiatief van het Universiteitsfonds om zich te ontfermen over de Utrecht Excellence Scholarships. Volgens Van Rooy woedt er wereldwijd een enorme competitie om de topstudenten binnen te halen. Utrecht wil vooral buitenlands toptalent aantrekken binnen de zeventien prestigemasters. Een goed beurzenprogramma is dan ook onmisbaar, maar daar wringt de schoen. "De universiteit steekt er op dit moment zelf zo'n half miljoen euro in, maar daarmee zitten we aan de grens van onze mogelijkheden, terwijl we veel meer aanvragen zouden willen honoreren."

Meer informatie over de achtergronden en mogelijkheden om bij te dragen aan de Utrecht Excellence Scholarships: www.alumni.uu.nl/ues

*Dit is een verkorte en bewerkte weergave van een artikel dat eerder in alumniblad Illuster verscheen.

Özge Biligi (24) doet de prestigemaster Migration, Ethnic Relations and Multiculturalism

Van jongs af aan heb ik er naar gestreefd om qua opleiding het onderste uit de kant te halen. Dat begon al op mijn twaalfde, toen ik naar de American High School in Istanbul ben gegaan. Dat is de meest prestigieuze middelbare school in het land. Alle onderwijs wordt in het Engels gegeven en alleen de beste 150 studenten van het nationale eindexamen van de basisschool komen ervoor in aanmerking. Hoe hoog het niveau is, blijkt wel uit het feit dat de helft van mijn klasgenoten daarna in Harvard, Princeton en Yale zijn gaan studeren. Zelf voelde ik me op mijn achttiende nog te jong om al naar Amerika te gaan. Daarom heb ik gekozen voor een kleine Franstalige universiteit in de wijk Galatasaray. Omdat hij zo klein is, wordt hij La Boutique genoemd. Na twee jaar Frans te hebben geleerd, heb ik daar in vier jaar als beste student mijn bachelor sociologie behaald.

Na zes jaar onderwijs in het Frans vond ik het tijd om mijn Engels weer op te poetsen, want ik wil graag promoveren en daarna als onderzoeker aan de slag. Daarvoor is een goede beheersing van het Engels onmisbaar. Maar ik was nog steeds onzeker over Amerika. Ik had mijn bachelorscriptie geschreven over de braindrain van Turkse intellectuelen naar het westen en wilde me verder verdiepen in migratieproblemen. Toen zei mijn supervisor: waarom ga je niet naar Nederland? Op internet heb ik eerst gekeken wat Amsterdam te bieden had, maar toen ik daarna de Utrechtse website bekeek, zag ik een prestigemaster Migration, Ethnic Relations and Multiculturalism bij Sociale Wetenschappen. Dat beviel me. Bovendien sprak de informatie over de onderzoekschool Ercomer (European Research Centre on Migration and Ethnic Relations) mij erg aan. In december heb ik me daarom in Utrecht aangemeld en, als ik in de Summer School mijn statistiek zou bijspijkeren, mocht ik komen.

Tot nu toe bevalt het me hier uitstekend. Alles is hier perfect geregeld en dat is echt een verademing na de vreselijke bureaucratie in Parijs, waar ik in mijn derde bachelorjaar vijf maanden onderwijs heb gevolgd. Ik woon in De Bisschoppen, de nieuwe flat in De Uithof, en ik volg het masterprogramma in een groep van ongeveer twintig vooral Nederlandse studenten. Je kunt aan alles merken dat dit een goede researchuniversiteit is. Wat me het meest opvalt, is de uiterst pragmatische manier waarop men hier met beladen termen als migranten en allochtonen omgaat. In Istanbul werd vaak eindeloos gediscussieerd over wat er met zo'n woord bedoeld werd. Hier doet men niet moeilijk en gebruikt het gewoon. Daar heb ik echt aan moeten wennen."

Sumanth Venkatesh (21) uit India, doet de prestigemaster Cancer Genomics & Developmental Biology

Ik doe nu al een paar maanden in Utrecht onderzoek naar de genetische achtergronden van kanker: voor mij is daarmee een droom uitgekomen. Vanaf de middelbare school wist ik dat ik de biomedische kant op wilde. Onderzoek doen leek me fascinerend. Vooral naar kanker, omdat op dat terrein nog zo veel vragen op een antwoord wachten. Dat ik nu een opleiding krijg in een van de toplabs van de wereld, is voor mij echt geweldig, want ik heb er heel veel aan gedaan om deel van deze wereld uit te maken.

Na mijn high school ben ik gaan studeren aan het Jain College in Bangalore, een van de hoogst gewaardeerde universiteiten in India. Ik heb daar een bachelor biochemie gedaan, maar daarnaast heb ik in mijn vrije tijd ook nog een bachelordiploma bio-informatica behaald. Het was hard werken, maar ik heb het niet voor niets gedaan. Ik heb ook meteen een artikel geschreven dat binnenkort gepubliceerd wordt.

Daarna wilde ik naar het buitenland, zowel om onderzoekservaring op te doen als om mijn kansen op een goede toekomst als onderzoeker te vergroten. Natuurlijk heb ik ook aan een Amerikaanse of Engelse universiteit gedacht, maar om twee redenen koos ik voor Europa. Ten eerste had ik maar drie jaar gestudeerd, en dat is in de VS te weinig. Bovendien krijg ik nu, vanwege de soepelere ethische regels, de kans om met menselijk weefsel te werken.

Ik zag op de Shanghairanglijst dat Utrecht hoog stond. Daarom ben ik de website van de universiteit en het Universitair Medisch Centrum gaan bekijken. Toen zag ik pas hoe goed Utrecht op dit gebied is. Ik herkende flink wat namen: Clevers, Mummery, Bos, Plasterk. Daar wilde ik wel naar toe en ik heb meteen een sollicitatiebrief geschreven.

Ook in Utrecht was het feit dat ik maar drie jaar had gestudeerd aanvankelijk een bezwaar, maar in een gesprek van bijna twee uur ben ik kennelijk zo overtuigend overgekomen dat ik niet alleen werd geaccepteerd, maar ook werd voorgedragen voor een Utrecht Excellence Scholarship. Ik kan nu al mijn tijd besteden aan mijn studie.

De omstandigheden hier zijn erg goed: zowel de apparatuur als de onderzoekers zijn van een ongelofelijk hoog niveau. Ik volg de prestigemaster Cancer Genomics & Developmental Biology, onder supervisie van twee promovendi doe ik hierbij onderzoek. De natuur fascineerde mij al van kinds af aan. Ik speelde met dieren en planten en als kind van tien had ik zelfs mijn eigen tuintje. Ik was gefascineerd door de manier waarop een plant kan groeien uit een zaadje. De onderzoeker in mij ontwikkelt zich verder in Utrecht. En ik hoop dat ik op een dag mijn droom kan verwezenlijken en een geneesmiddel voor kanker kan ontwikkelen.

Luli Pesqueira (26) uit Mexico doet de prestigemaster Sustainable Development

Nadat ik tot mijn vijftiende op een katholieke meisjesschool had gezeten, stuurde mijn vader me naar een prestigieuze middelbare school, die deel uitmaakt van de Universiteit van Monterey. Typisch mijn vader. Als ik met een acht thuis kwam, zei hij: "Waarom heb je geen tien gehaald. Bedenk wel dat alleen de allerbeste studenten straks in aanmerking komen voor een topuniversiteit." Op mijn dertiende ben ik zelfs een jaar naar Engeland gestuurd om goed Engels te leren. Natuurlijk ben ik als puber boos op hem geweest, maar nu ben ik hem dankbaar dat hij me altijd gestimuleerd heeft.

Op die middelbare school merkte ik al snel dat de bètakant 'niet mijn ding' is. Ik ben een enorme kletskous, echt een people's person, dus heb ik gekozen voor een bachelor communicatie aan de Universidade Ibero-Americano. Ik voelde me er als een vis in het water met vakken als filosofie, sociologie en letterkunde. Het vervelende in Mexico is alleen dat de sfeer er ongelofelijk materialistisch is. Je wordt puur beoordeeld op je geld, je kleren, je auto, ook op de universiteit. Ik ben daarom naast mijn studie gaan werken, onder meer op de marketingafdeling van een groot evenementenbureau dat shows en sportwedstrijden organiseerde. Daardoor heb ik zes jaar over mijn bachelor gedaan.

Na verloop van tijd begon ik steeds meer vraagtekens te zetten bij de enorme hoeveelheden geld die in die wereld omgingen, terwijl in Mexico toch grote armoede heerst. Dat is een voorname reden waarom ik heb gekozen voor een prestigemaster Sustainable Development, over duurzame ontwikkeling. Ik wilde graag in Europa studeren en vanwege het studieprogramma heb ik een mail naar Utrecht en een paar Engelse topuniversiteiten gestuurd. Van University College en Kings College kreeg ik geen antwoord, dus die vielen af, want ik kan slecht tegen onbeleefdheid. In Oxford sprak het programma me niet aan, dus bleven Utrecht en Imperial College over. Vooral van de snelle, uitgebreide en informatieve reactie uit Utrecht was ik onder de indruk.

Tot nu toe bevalt het me hier prima. We hebben een leuke groep met voor de helft Nederlandse en voor de helft buitenlandse studenten. Er is een mooi evenwicht. De buitenlanders zijn erg competitief en stimuleren de Nederlandse studenten om beter hun best te doen, terwijl de Nederlanders veel relaxter zijn en tegen ons zeggen: kom op, ga ook eens een avondje stappen. Ik ben trouwens erg blij met mijn beurs, want hij geeft me motivatie. Laatst had ik een tentamen slecht gemaakt, want het niveau is hier echt heel hoog. Even twijfelde ik, maar toen zei ik tegen mezelf: als ze hier zoveel vertrouwen in je hebben dat ze je studie willen betalen, dan mag je ze niet teleurstellen. Dan moet je de volgende keer gewoon nog harder studeren."

'Ik voelde me zo vadsig dat ik alles in het toilet uitkotste'

Beginnende studenten extra vatbaar voor eetstoornissen

Fleur Baxmeier

"Na jaren onder het strenge dieetregime van mijn moeder te hebben gestaan, at ik op mijn studentenkamer alleen nog maar wat ík lekker vond", vertelt Marit, tweedejaars student Geschiedenis. "Pizza's als avondeten, elke dag een rol Pringles voor de lekkere trek en na het stappen een vette snack bij de shoarmatent om de hoek. In het begin genoot ik met volle teugen van de vrijheid om te eten wat ik wilde, maar al snel merkte ik dat de kilo's er werkelijk aan vlógen. Toen ik vervolgens probeerde af te vallen door zo min mogelijk te eten, kreeg ik last van vreetbuien."

Studenten eten te vet, te eenzijdig én hebben een verhoogd risico op vraatzucht. Dat laatste blijkt uit een recent onderzoek onder 101 vrouwelijke eerstejaars aan verschillende faculteiten van een grote Canadese universiteit. Gebrekkige sociale contacten, het niet meer thuis wonen en onvrede over het eigen lichaam zouden volgens de Canadese onderzoekers de meest voor de hand liggende oorzaken van de eetbuien onder eerstejaars studenten zijn.

Maar ook prestatiedruk kan een rol spelen, zo zegt de Nijmeegse psycholoog en schrijfster Tatjana van Strien. "Tijdens een onderzoek naar eetbuien ontdekte ik dat eetstoornissen ook een probleem zijn voor Nederlandse studentes", vertelt Van Strien. Zo bleek uit gegevens van het promotieonderzoek van Machteld Ouwens uit 2005 dat een kwart van de in totaal 405 ondervraagde Nijmeegse studentes wel eens een eetbui heeft gehad en dat weer een kwart daarvan het gevoel had niet te kunnen stoppen. Hoewel de Canadese studentes zeiden dat de prestatiedruk op de universiteit geen invloed heeft op hun eetgedrag, bleek dit in het Nijmeegse onderzoek wél mee te spelen.

"Studeren kan worden gezien als een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van eetstoornissen", verklaart Van Strien. "Dat hangt samen met ontevredenheid over je lichaam en met het schoonheidsideaal dat ons door de media wordt opgelegd, maar ook met het feit dat je de zekerheid van thuis kwijt bent. Je bent plotseling zélf verantwoordelijk voor je leven. Je moet eten koken, boodschappen doen, sociale contacten onderhouden, er goed uitzien en ook nog eens je studie op orde houden. Die grote druk kan uiteindelijk resulteren in eetbuien."

De controle verliezen

Bijna iedereen trakteert zichzelf wel eens op een familieverpakking chips, rol koekjes of grote bak Ben & Jerry's. Na een dag hard werken op de universiteit, het incasseren van een slecht cijfer of zo maar uit het niets. Daar kijkt niemand vreemd van op. "Regelmatig een nachtelijke pitstop maken bij de snackbar wil niet zeggen dat je een eetstoornis hebt", vertelt Van Strien. "Hét grote verschil is dat je tijdens een eetbui alle controle over jezelf verliest. Je stouwt alles naar binnen wat je maar kunt vinden en wordt achteraf overvallen door een enorm schaamtegevoel."

Derdejaars Pedagogiek Caroline (21) herkent het onderscheid dat Van Strien maakt tussen (vr)eetbuien en een 'gewone' bunkerpartij. "Ik heb heel erg de behoefte om mezelf te belonen als ik hard aan het studeren ben", vertelt ze. "Omdat ik me daarvan bewust ben, let ik er tijdens het boodschappen doen al op dat ik hooguit één pak koekjes koop. Die gaat dan meestal ook helemaal op, maar dan blijft de schade tenminste nog een beetje beperkt. Van andere studenten hoor ik soortgelijke verhalen over hun eetgedrag."

Af en toe een keer te veel eten of snoepen is helemaal niet erg. Zolang je de controle maar niet verliest, zoals Marit: "Ik herinner me nog heel goed dat ik na een hele dag van niet-eten 's nachts de kastjes van mijn huisgenoten heb geplunderd. Van potten pindakaas en halfbevroren pizza's tot een hele ontbijtkoek: binnen een half uur heb ik álles wat ik kon vinden opgegeten. Daarna voelde ik me zó vies en vadsig dat ik alles heb uitgekotst in de toiletpot. Daarna restte het schuldgevoel, omdat ik alle proviand van mijn huisgenoten had opgegeten."

Volgens Van Strien is lijnen een van de belangrijkste uitlokkers van eetbuien. "Een onregelmatig eetpatroon, alles eten wat je daarvoor niet mocht van je ouders en vooral ook méér alcohol drinken leidt ertoe dat veel studenten tijdens hun eerste studiejaar een paar kilo aankomen. Dat kan een aanleiding zijn om een dieet te volgen of te gaan rommelen met eten. Het ontbijt overslaan bijvoorbeeld, of hele dagen niet eten. Dat werkt een eetbui in de hand, want op een gegeven moment kun je de drang naar vette en zoete dingen niet meer weerstaan."

Op je twintigste een kunstgebit

Studenten die regelmatig een eetbui hebben, zullen het resultaat daarvan na een tijdje vanzelf terugzien op de weegschaal. "En dan slaat de paniek helemaal toe", zegt Van Strien. "Want aankomen is wel het laatste wat ze willen. Het gevolg is dat ze nóg minder gaan eten en daardoor juist nóg meer eetbuien krijgen." De volgende stap is dat er wordt geprobeerd om de eetbui te 'compenseren' met laxerende middelen of braken. "Voor veel mensen is dat het Ei van Columbus. Ze denken dé oplossing te hebben gevonden."

Een misverstand, want het gebruik van laxerende middelen helpt je niet om al het voedsel dat in je maag zit kwijt te raken. En braken doet dat ook niet. Van Strien: "Er blijft altijd een deel achter in je lichaam, dus je schiet er niet héél veel mee op." Erger nog is dat laxerende middelen maar vooral ook braken een destructieve uitwerking op je lichaam hebben. "Als je regelmatig opzettelijk braakt, pleeg je roofbouw op je lichaam. Je kunt hartritmestoornissen krijgen, kaliumtekort, botontkalking, maag- en darmklachten en het is ontzettend slecht voor je gebit."

Ze vervolgt: "Ik heb jongeren gezien die op hun twintigste al een kunstgebit moesten, omdat ze zo veel hadden gebraakt. Dat wens je niemand toe." Zo ver komt het bij Marit hopelijk niet: zij heeft hulp gezocht toen één van haar huisgenoten haar betrapte tijdens een eetbui. "Het was zaterdagmiddag en ik dacht dat iedereen het weekend naar z'n ouders was. Ik stond net op het punt een derde moorkop in mijn mond te proppen toen mijn buurman plotseling voor mijn neus stond en vroeg waar ik in vrédesnaam mee bezig was. Toen wist ik: ik moet hulp zoeken."

Wekelijkse gesprekken met een psycholoog hielpen haar de oorzaak van haar eetbuien te achterhalen: "De stap van een gecontroleerd leven bij mijn ouders naar de eigen verantwoordelijkheid van op kamers wonen, was voor mij te groot", zegt Marit. "Ik wilde alles in één keer perfect doen en was doodsbang om te falen. Doordat ik ook nog eens heel weinig ging eten, lokte dat vreetbuien uit. Inmiddels heb ik mijn leven beter op orde en zit ik stukken beter in mijn vel. Helemaal weg zijn mijn eetbuien nog niet, maar ik heb goede hoop op de toekomst."

Wat zegt de deskundige?

"Studenten gaan vaker uit eten dan andere mensen, pakken sneller een kant-en-klare maaltijd in de supermarkt en drinken meer dan geregeld een biertje", zegt voedingsdeskundige Anne de Winter. "Dat is niet heel gezond, maar op een gegeven moment worden ook studenten vanzelf bewuster als het gaat om hun leef- en eetpatroon. Zeker bij hoger opgeleide mensen merk ik dat ze heel geïnteresseerd zijn in de invloed van voedsel op hun lichaam. Daar vloeit uit voort dat ze vaker biologisch en verantwoord gaan eten, dat zal ook bij studenten het geval zijn. Elke dag pasta eten is overigens helemaal geen zonde, zolang je er maar voldoende groentes doorheen roert en rode sauzen gebruikt in plaats van witte. Verder zou ik zeggen: pas op met alcohol. Een gewoon glas bier bevat al snel 80 calorieën, een wijntje ook zoiets en een breezerflesje zelfs 220 calorieën. Dat tikt snel aan."

Hoe gezond eet jij?

Ilona Hendriks (19), derdejaars Natuur- en Sterrenkunde: "Sinds ik op kamers woon, ben ik veel minder aardappels gaan eten en meer pasta. Ik drink meer bier, ongeveer zes flesjes per week, en ga iets vaker uit. Echt aangekomen ben ik niet, maar ik denk dat ik wel ongezonder ben gaan leven. Je drinkt als student toch meer koffie en bier en eet minder fruit dan iemand die bij z'n ouders woont."

Karin Swart(21), derdejaars Pedagogiek: "Mijn leven is onregelmatiger geworden nu ik op kamers woon, maar niet ongezonder. Ik sport juist meer, omdat ik lid ben geworden van een sportvereniging. En ik ben bewuster gaan eten. Ik ben vegetariër geworden en haal elke week de biologische groentetas. Ik leef milieubewust en ik vind het belangrijk dat mijn voeding daarop aansluit."

Floris van Proosdij (23), zesdejaars student Filosofie: "Toen ik net op kamers zat, leefde ik ontzettend ongezond. Veel blowen, stappen, snacken. Ik denk dat de eerste jaren een soort zoektocht naar balans zijn, inmiddels heb ik die volgens mij wel gevonden. Ik eet relatief gezond, ik koop regelmatig fruit voor mezelf en ik probeer voldoende nachtrust te hebben. Alleen aan sporten doe ik niet."

Charliene van der Werf (23), derdejaars Liberal Arts & Sciences: "Net op kamers at ik vooral rijst, macaroni en gebakken eieren, maar na een paar maanden ging dat vervelen. Nu, na vier jaar zelfstandigheid, eet ik netjes drie maaltijden per dag en genoeg fruit. Ik denk dat de meeste studenten op den duur vanzelf gezonder gaan eten omdat de pizza's en kant-en-klare maaltijden toch echt hun neus uitkomen."

Riëtte Engelen (21), vierdejaars Bestuurs- & Organisatiewetenschap: "Ik ben sinds ik op kamers woon bewuster bezig met mijn gezondheid. Ik let meer op wat ik eet, probeer twee stuks fruit en genoeg groente te eten en geregeld te sporten. Mijn moeder zegt wel eens dat ik een echte gezondheidsfreak ben geworden. Maar daar voel ik me gewoon het prettigst bij."

'Overal in huis mag gesekst worden, maar niet in de Geru'

10.55 - The Wall 25 - University College

Kort voor elven in de ochtend opent een ietwat slaperige jongeman in badjas de voordeur. Eigenlijk lag UCU-student Roel nog te slapen, maar voor een praatje over de Geru wil hij best wel opstaan. Ontbijt was hij ook wel aan toe.

Roel woont met tien andere studenten in 'The Wall 25', zoals het complex op de University College-campus wordt genoemd. Volgens Roel is de gemeenschappelijke ruimte 's middags het drukst bevolkt. Studenten komen er voor een praatje na de lunch of tijdens vrije uren. Er staan wat banken maar geen tv. "We hebben hier geen aanluiting, tv kijken doen we op onze kamer." Er wordt ook niet gekookt in deze Geru, het UCU heeft immers een eetzaal. Wel wordt er af en toe een klein feestje gegeven, enkele lege kratten getuigen hiervan. "Maar meestal is het vrij rustig", aldus Roel.

De Geru doet enigszins kil aan door een groot raam met uitzicht op de Utrechtse ringweg. Opvallend is een in Engels geschreven briefje aan de muur. Een studente wil graag haar zoekgeraakte servies terug van haar medebewoners. En liefst wél voordat zij voor een stage naar het buitenland vertrekt.

13.33 - veertiende verdieping van de SSH-flat 'De Bisschoppen'- De Uithof

Orca-roeier Pim heeft net eieren gebakken voor zijn Orca-vriendin Andrea. Hij woont in huis met Oscar en Luc. Zij zijn net naar college. De voornaamste bezigheden in de Geru zijn dvd's kijken en gamen. De grootste aanwinst van de gemeenschappelijke ruimte is dan ook de Nintendo WII spelcomputer.

Aan de witte muur hangen enkele posters. Van het voornemen de woonkamermuren in de vrije kerstperiode van kleur te voorzien is niet veel gekomen, legt Pim uit. "Schoonmaken staat ook nog op dat lijstje", vult zijn vriendin aan.

Een schoonmaakrooster hebben ze niet, dat is allemaal moeilijk gedoe, vinden ze in de flat aan het Salamancapad. De Geru ziet er inderdaad uit alsof deze wel eens een beurt kan gebruiken. Vriendin Andrea heeft geen ongelijk.

Wat er naast hangen in de Geru verder nog in de Uithof te doen valt? "Niet zo veel", zegt Pim. "Af en toe een beetje squashen. Ik denk dat het hebben van een vriendin hier echt wel een must is." Vandaar de woorden shag palace als vrouwenlokkertje op de voordeur? "Haha, dat was een dronken actie. Maar wij hebben hier alledrie een vriendin, dus aan shagging ontbreekt het hier niet."

15.18 - Abstederdijk 52

Joris is alleen thuis. Hij heeft net een break genomen van het studeren. Hij woont samen met twee andere studenten waarvan er één nu in de UB zit en de ander in Madrid verblijft.

De Geru ziet er clean uit. "Wij hebben een schoonmaakrooster en daar houden wij ons ook aan", vertelt Joris. "Wie zijn huistaak niet uitvoert, stopt tien euro in de pot, maar dat komt amper voor."

Het huis waarin Joris woont, is van de vader van een van zijn huisgenoten. Ze willen er graag goed voor zorgen. "Die vader heeft de achterkant van het huis uitgebouwd, en daar zit nu de gemeenschappelijke ruimte."

De jongens zijn 's avonds meestal wel even in de Geru te vinden. "Soms spelen we voor het stappen een drankspelletje." Joris laat met een glimlach een mini-tafeltennistafeltje zien: "Deze zetten we dan hier op het barretje."

"Maar echt wild gaat dat er niet aan toe", zegt Joris. "Ik woon met twee fanatieke hockeyers, meestal kijken we gewoon wat tv." De jongens hebben digitale televisie. "Ideaal, altijd wel wat op, en natuurlijk kanaal 302", zegt Joris met een knipoog. "Onder mannenhuizen een algemeen begrip", maakt hij duidelijk.

17.13 - Bemuurde Weerd 7 - USC-huis

Op de 'Weerd 7' aan bewoners geen gebrek. In het 21 jongens tellende huis heeft een gezellig groepje zich verzameld in de Geru. Ze kijken naar het MTV date-programma Dismissed. Een tweetal maakt zich klaar om boodschappen te gaan doen. Vanavond staat een 'AVG'tje' op het menu: "aardappelen, vlees en groente", wordt uitgelegd.

In huis geldt de afspraak dat doordeweeks een maaltijd niet meer dan drie euro p.p. mag kosten. In het weekend is het budget vrij en mag de Chef Culinaire invulling naar wens geven. "Vanavond zijn we maar met zeven, meestal zijn we met zo'n vijftien man. Op het krijtbord kun je aangeven of je mee wilt eten", vertelt een jongen die Daphne wordt genoemd.

In het corpshuis heeft op een uitzondering na iedereen een bijnaam. Namen als Kötel, Sjef, De Id, Sled, Guus, Judas (weet nog steeds niet waarom hij zo wordt genoemd) en Joopie ook wel Kontje, passeren de revue. Met 21 onder één kap vraagt om flink wat cooling. In de Geru staan dan ook acht ijskasten. Twee voor bier, één Brand en één Heineken, één voor fris en de rest voor algemeen gebruik. De bierconsumptie wordt bijgehouden op een streeplijst. Eén keer in de zo veel tijd komt de brouwer de boel aanvullen.

De studenten hebben hun zaakjes goed op orde. Zo vertelt één van de vijf HJ's, huisjongsten, vol trots over Metje. "Zij is een echte Utrechtse, laatst hebben we een kerstpakket bij haar langs gebracht in Kanaleneiland." Metje verzorgt al 23 jaar het huishouden van Weerd 7, de jongens zijn idolaat van haar.

20.08 - Spieghelstraat 3 - UVSV-huis

Trouw aan huisnummer 3 heeft 'Huize Spieghel' iedere derde vrijdag van de maand een vaste borrelavond, maar vanavond heeft jaarclub 'Zeker' bezit genomen van de Geru in het UVSV-huis.

"Vanavond is jaarclub-eten", een wekelijks terugkerend ritueel dat deze keer op de Spieghelstraat plaatsvindt. "En we vieren nu ook mijn verjaardag", vertelt bewoonster Margerith die net drie vlaaien heeft laten rond gaan.

"Sinds 2006 zijn wij een UVSV-huis en we wonen hier met zes meiden", vertelt Barry, eerder Margerith genoemd. Huisnamen behoren net als bij de USC'ers van Weerd 7 in Huize Spieghel tot de vaste gebruiken. Naast Barry wonen er Remy, Harry, Danny, Jackey, Kenny en kat Jimmy.

Etentjes die plaatsvinden in de Geru worden in de huisagenda afgeboekt. "Wie het eerst komt wie het eerst maalt", aldus Margerith. Nog enkele andere Spieghelstraat-gewoonten: "Tijdens vakanties altijd even een kaartje sturen, liefst met naakte gebronsde stoere bink erop. Telefoon uit tijdens huisavond, anders afwassen. Ruim je shit op achter je reet." En tot slot: "Overal, op het het aanrecht, de trap of de wasmachine, mag gesekst worden. Maar NIET in de Geru!"

Debye Instituut heet weer Debye Instituut

Armand Heijnen, Erik Hardeman

De UU nam vorige week de beslissing de naam Debye weer te verbinden aan het chemisch-fysisch laboratorium op grond van een advies van een commissie onder leiding van oud-minister en alumnus Jan Terlouw. Die onderzocht hoe het handelen van Debye voorafgaand aan, tijdens, en na de Tweede Wereldoorlog beoordeeld zou moeten worden. Net als de commissie Terlouw vindt het Utrechts college van bestuur nu dat er "onvoldoende reden is Debye zijn wetenschappelijke lauweren te ontnemen."

In het naar hem genoemde instituut zou je dus vreugdekreten, knallende champagnekurken of op z'n minst taartjes verwachten. Een kleine rondgang levert een dag na de uitspraak echter het vertrouwde beeld op van lege gangen vol openstaande deuren met daarachter hardwerkende onderzoekers. 'Danger, students in this room' staat op de deur van een kamer waar vier studenten achter een pc zitten. Getuige hun lachende gezichten zijn ze dik tevreden en dat geldt eigenlijk voor iedereen in het instituut. "Niemand was het hier eens met het besluit van het college van bestuur de naam te schrappen. Debye was misschien geen verzetsheld, maar hij was zeer zeker geen sympathisant van de nazi's, dus deze beslissing is niet meer dan gerechtigheid."

Van dolle feestvreugde is tot nu toe echter geen sprake geweest, melden de nuchtere fysici. "Gisterochtend is in het instituut de brief van de commissie-Terlouw verspreid, maar verder is het hier rustig gebleven. "Eigenlijk wel erg rustig nu we er over nadenken. We verwachten nog wel taart."

Pragmatisme

De vraag die de commissie van Terlouw moest beantwoorden was of een universiteit een voorbeeldfunctie kan toekennen aan iemand die Joden opriep hun lidmaatschap op te zeggen van Deutsche Physikalische Gesellschaft met als ondertekening 'Heil Hitler'? Iemand die bovendien na de oorlog zich nooit meer hierover heeft uitgelaten, noch in termen van spijt, noch als uiting zich ook maar bewust te zijn van de gruwelen die door de nazi's begaan waren?

De commissie stelt in haar rapport dat de context waarbinnen Debye zijn brief heeft geschreven, meegenomen moet worden. Daarover is eind vorig jaar meer bekend geworden dankzij een onderzoek van NIOD-medewerker Martijn Eickhoff. In dit boek, getiteld: 'In naam der wetenschap? P.J.W. Debye en zijn carrière in nazi-Duitsland', staat te lezen dat Debye vooral leefde voor de wetenschap en voor zichzelf. Voor de sociaal-politieke context waarbinnen zijn wetenschappelijke loopbaan zich afspeelde, had hij nauwelijks oog. Dat leverde een mengeling op van idealistisch en opportunistisch gedrag, en van pragmatisme vooral: "Als wetenschapper maakte hij geen onderscheid tussen Jood en niet-Jood.

Als wetenschaporganisator schikte hij zich naar de gangbare praktijk van die dagen", aldus het rapport. Het oordeel van Sybe Rispens over Debye, geveld in diens boek 'Einstein in Nederland' dat de hele affaire aan het rollen heeft gebracht, noemde het NIOD "karikaturaal". Het is onterecht Debye te kenmerken als iemand die niet vies was van de nazi's. Rispens deed aan "selectief bronnengebruik".

Terlouw, die samen met de historicus Bosscher en de jurist Van Boven de commissie vormde, stelt naar aanleiding van het NIOD-rapport: "Wij zijn van mening dat nu, zeventig jaar na dato, geen oordeel kan worden gegeven over de beslissing van Debye om de brief te ondertekenen, in de uizonderlijk moeilijke omstandigheden waarin hij toen verkeerde en gegeven de dilemma's waarvoor hij werd gesteld. Wij menen dat, nu geen kwade trouw van Debye is bewezen, moet worden uitgegaan van diens goede trouw."

Petekindje

Hoogleraar Hans Gerritsen is vooral blij dat het instituut nu weer volop kan profiteren van de naamsbekendheid die het de afgelopen jaren met baanbrekend onderzoek had verworven. "De naam van het Debye Instituut staat ergens voor en dat we die naam anderhalf jaar geleden op basis van één discutabel NIOD-rapport kwijt raakten, heb ik zelf altijd als groot onrecht ervaren. Bovendien heeft de hele zaak enorm veel negatieve energie opgeleverd. Telkens weer kreeg je te horen: Debye, dat was toch die man die fout was in de oorlog? En dan kon je weer gaan uitleggen hoe het echt zat."

Tot studievereniging A-Eskwadraat van Wis- en Natuurkunde is het nieuws nog niet echt doorgedrongen, blijkt dinsdag. Peter, de pc op de verenigingskamer die indertijd uit protest tegen de gang van zaken naar Debye is vernoemd, staat volgens voorzitter Wouter Duivesteijn weliswaar te glimmen, maar extra bier is er nog niet opengetrokken. Ook chemievereniging Proton beraadt zich nog op een feestelijke viering, maar dat die er komt, daaraan hoeven we volgens voorzitter Jeroen Rombouts niet te twijfelen. "De kwestie-Debye is een beetje het petekindje van onze borrelcommissie en die heeft nog niet vergaderd. Maar we gaan zeker kijken hoe we er iets moois van kunnen maken." Ook de uit protest ingestelde Debye Memorial Day, waarop in november voor de tweede maal de verjaardag van Debye werd gevierd, blijft bestaan. Rombouts: "Zeker nu het weer mag, is dat een traditie om erin te houden."

Meeloper

De universiteit in Maastricht, de stad is Debye geboren, komt niet terug van het schrappen van Debye als naamgever van een wetenschappelijke prijs. In dagblad De Limburger werd deze stellingname afgelopen zaterdag betreurd: "De opstelling van de universiteit getuigt niet van zorgvuldigheid, academische zuiverheid en historisch besef. Debye was geen verzetsheld, eerder een volger en meeloper, maar hij was ook géén gewillig instrument in de handen van een onmenselijk regime. De overtuigende bewijzen daarvoor zijn tenminste niet gevonden. Niettemin wordt hij nu door de Maastrichtse Universiteit wel als zodanig gebrandmerkt. Schuldig zonder bewijs. Daarmee doet de Universiteit niet alleen Debye onrecht aan, maar ook zichzelf en de hele academische wereld."

Waarschijnlijk heeft in de perceptie van dit dagblad Utrecht een verstandiger besluit genomen door het Terlouw-advies wél op te volgen.

Ondertussen onthoudt de vorige Utrechtse rector Willem Hendrik Gispen, die namens het college van bestuur het besluit bekend maakte om het Debye Instituut zijn naam te ontnemen en om het NIOD eerst onderzoek te laten doen, zich nu nadrukkelijk van commentaar. Vanuit zijn vakantieverblijf in Zwitserland laat hij weten dat het "aan het college van bestuur is om commentaar te geven, en het college heeft nu een andere samenstelling".