Achtergrond

'Medezeggenschap blijkt keer op keer een wassen neus te zijn'

Hans van Leeuwen stapte uit de Universiteitsraad

Erik Hardeman

"Ik begrijp eigenlijk nog steeds niet wat er die middag precies aan de hand was, want voor mijn gevoel stelde ik heel normale vragen. Maar aan de andere kant van de tafel werd gereageerd alsof ik een misdaad had begaan." Ook al is het inmiddels ruim drie maanden geleden, Hans van Leeuwen kan nog steeds met verbazing terugdenken aan de geprikkelde manier waarop Amman reageerde op zijn interventie over het ICT-beleid tijdens een vergadering van de commissie Financiën, Huisvesting en ICT van de Universiteitsraad.

Van Leeuwen: "Er bestaat op de werkvloer al jarenlang onvrede over de universitaire ICT-voorzieningen. Osiris loopt nog steeds niet zoals het moet, met de invoering van het roosterprogramma Syllabus Plus schiet het maar niet op, en tot overmaat van ramp waren er in september grote problemen met Web CT. Dus leek het me tijd om eens te vragen naar de al maanden eerder beloofde informatie over de grote ICT-systemen en de tevredenheid daarover op de werkvloer. Om te voorkomen dat er een antwoord zou komen dat alles grosso modo volgens plan en naar wens verloopt, leek het me verstandig om de vragen wat specifieker te maken."

Hij geeft toe dat sommige vragen nogal gedetailleerd waren, maar hij ziet niet in wat daar tegen is. En trouwens, hij heeft zich toch netjes gedragen? "Ik had de vragen - die overigens niet alleen van mijzelf maar ook van andere commissieleden afkomstig waren - keurig op papier gezet en vooraf doorgemaild, net zoals we dat voor de begroting gedaan hadden. Maar in plaats van te antwoorden vroeg Amman of ik niets beters te doen had. Kennelijk vonden hij en de ook aanwezige ICT-directeur Molenaars het niet leuk om in het openbaar op de ICT-problemen in te moeten gaan. Dat past niet in het succesverhaal dat het college naar buiten graag vertelt. Nou ja, dat kan ik me ook wel voorstellen, maar wat mij buitengewoon heeft gegriefd was dat ze het nodig vonden om op de man te spelen.

"Oké, het was niet de eerste keer dat ik vragen stelde over het in mijn ogen falende ICT-beleid, maar die zaak gaat nu eenmaal veel werknemers en studenten aan het hart en ik vind dat ik als U-raadslid de taak heb om dat dan aan de orde te stellen. In de ogen van bestuurders gaat het misschien om details, maar als je er dagelijks mee te maken hebt, ervaar je dat heel anders."

Het was vooral de persoonlijke manier, waarop Amman en Molenaars op de vragen reageerden, waarvan Van Leeuwen schrok. "Ze vroegen of ik niets beters te doen had en in die vraag klonk duidelijk hun idee door: die van Leeuwen is er alleen op uit om ons in de wielen te rijden. Omdat niemand - ook U-raadsvoorzitter Matthias Jorissen niet - reageerde, heb ik er verder maar het zwijgen toe gedaan. Alleen Wil Hildebrand zei aan het eind van de bijeenkomst: 'wat hier gebeurd is, is volgens mij niet netjes geweest'.

"Twee dagen later heb ik in het bijzijn van Jorissen een gesprek gehad met Amman. Dat was op zich een heel aardig gesprek. We belandden in een interessante discussie over de manier van vragen stellen en hoe hij dacht daar in het vervolg mee om te gaan. Maar een eenvoudig 'sorry Hans, dat hadden we zo niet moeten doen' kwam er niet. Ik bleef het idee houden dat ik alleen nog als een soort dwarsligger werd gezien. Dat lijkt me niet de bedoeling van medezeggenschap, dacht ik. Dan wordt het dus tijd om te stoppen en het vaantje door te geven.

"Maar ook de opstelling van Matthias Jorissen heeft in belangrijke mate bijgedragen aan mijn besluit. Een U-raadsvoorzitter hoort ervoor te zorgen dat je als raadslid in alle vrijheid je werk kunt doen, ook als het college van bestuur dat niet leuk vindt. Dat heeft Matthias op dit cruciale punt niet gedaan. Ik voelde me niet meer door mijn voorzitter gedekt en dan houdt het op."

Ongemeen kritisch

Met zijn besluit kwam een einde aan een periode van ruim twaalf jaar activiteit in de medezeggenschap, een periode waarin Hans van Leeuwen met zijn vaak zeer principiële opstelling en zijn soms ongemeen kritische vragen tal van universitaire bestuurders het bloed onder de nagels vandaan haalde.

Zijn eerste botsing met het gezag had de medewerker van de universitaire Dienst Huisvesting midden jaren negentig, toen hij als lid van de Dienstraad van de Bestuursdienst in aanvaring kwam met zijn toenmalige directeur. "Er was iemand aangesteld die niet binnen het budget paste, maar toch had hij die aanstelling goedgekeurd. Dat riekte naar vriendjespolitiek en dus maakte de Dienstraad bezwaar, maar in plaats van uit te leggen hoe het zat, vroeg de directeur ons of we die man soms niet aardig vonden. Ik wist niet wat ik hoorde. Alsof het daarom ging. Toen de andere leden overstag gingen, ben ik opgestapt, want ik vond dat er een grens was overschreden."

Na een paar jaar afwezigheid liet Van Leeuwen zich overhalen om opnieuw lid en later voorzitter van de Dienstraad te worden, waarna hij in 2003 overstapte naar de Universiteitsraad. Erg opgewekt over de universitaire medezeggenschap is hij van al die jaren niet geworden. "Formeel heb je als raad een aantal bevoegdheden en kun je over alle plannen en voornemens meepraten, maar keer op keer blijkt dat in feite een wassen neus te zijn, omdat de blauwdrukken al klaar liggen. De dienstleiding en het college zeggen voortdurend de medezeggenschap hoog in het vaandel te hebben, maar eigenlijk vinden ze het gewoon vervelend als je echt inhoudelijk wilt meepraten. Je mag hoogstens wat punten en komma's verschuiven. Dat wil niet zeggen dat het een zinloze zaak is, maar als je wat wilt bereiken, moet je er veel tijd in steken, zorgen dat je zelf initiatieven neemt, en een heeeeeel lange adem hebben.

"Wat kun je als raadslid nou nog doen, als je op vrijdag een nota krijgt waarover men op maandag je mening wil horen? Het college heeft dat stuk al vier keer gezien en het uitgebreid met ambtenaren besproken. Hoe kun je dan verwachten dat raadsleden, die het in hun vrije weekend moeten bekijken en geen tijd hebben voor overleg met deskundigen, er maandag een gefundeerd oordeel over kunnen geven? Als je dat denkt - en dit komt echt herhaaldelijk voor - dan geef je er volgens mij blijk van dat je de medezeggenschap niet serieus neemt. Ik geloof niet eens dat er sprake is van kwade opzet. Ik kan me best voorstellen dat het vervelend is als je het idee hebt dat iets klaar is en er komen vervolgens mensen met allerlei andere verstandige of zelfs betere ideeën, ha ha. Maar ja, daar moet je als goed betaald bestuurder toch tegen kunnen, zou ik denken."

Pietluttige details

Om in dat bestuursgeweld zijn eigen koers te blijven varen, dient een raad strak geleid te worden, vindt Van Leeuwen. "De voorzitter zou onvoorwaardelijk aan de kant van de leden moeten staan en gemarchandeer van het college met de regels niet moeten accepteren. Dat gebeurt in de huidige U-raad te weinig." Maar ook veel raadsleden zitten er niet goed in, is zijn mening. "Het grote gevaar is dat U-raadsleden door hun nauwe contact met het college en met de ambtenaren in het Bestuursgebouw zelf ook een bestuurlijke houding ontwikkelen. Ze denken vaak erg gemakkelijk met het college mee en hebben de neiging om meningsverschillen toe te dekken om de goede verhoudingen niet aan te tasten. Dat dwingt geen respect af en verzwakt de positie van een raad."

Dat Van Leeuwen die neiging niet had, is de afgelopen jaren afdoende duidelijk geworden. Maar de vraag is of zijn vaak agressieve woordkeus en zijn doorzeuren over soms pietluttige details niet vaak averechts hebben gewerkt. Hij denkt lang na over die vraag. "Natuurlijk, het is waar dat ik mijn kritiek niet altijd op een even vriendelijke manier heb verwoord, maar ja, een roepende in de woestijn gaat steeds harder schreeuwen. En dat ik me te veel in pietluttige details heb vastgebeten, terwijl het in de U-raad over de grote lijn dient te gaan? Leuk gezegd, maar je kunt pas over de grote beleidslijnen praten als je ook de details kent. En trouwens, met vragen stellen naar details is toch niets mis? Zelfs al zijn het domme vragen, als domme vragen zulke heftige reacties uitlokken, dan zit er kennelijk toch ergens iets behoorlijk fout."

Een probleem in grote organisaties zoals de Universiteit Utrecht is volgens Van Leeuwen dat de leiding te ver afstaat van de dagelijkse gang van zaken en daardoor niet genoeg weet heeft van wat er op de werkvloer gebeurt. "Ik denk dat bestuurders daarom blij zouden moeten zijn met raadsleden die de werkvloer wel kennen en die hen bij de les kunnen houden. Maar het tegendeel lijkt vaak het geval. Onze bestuurders verzamelen liever mensen om zich heen, die zeggen wat ze graag willen horen. Neem nou de ICT-reorganisatie. De U-raad heeft het college een en andermaal voorgehouden dat een zo vergaande centralisatie van de dienstverlening averechts zal werken, maar men hield voet bij stuk en wilde de zaak koste wat kost in één universiteitsbreed ICT-servicecentrum onderbrengen. Ik moet toegeven dat ik bewondering heb voor de manier waarop Van Rooy die reorganisatie door de raad heeft gesleurd. Bestuurlijk was dat een sterk staaltje, maar waarom ze het zo wilde, begrijp ik niet en is ook niet over het voetlicht gekomen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de vorming van een servicecentrum ver weg van de onderdelen op termijn funest zal zijn voor de dienstverlening op ICT-gebied. Nou ja, we zullen zien. De tijd zal het leren."

U-raadsvoorzitter Matthias Jorissen reageert:

"Wat Van Leeuwen vergeet te vertellen is dat het gesprek tussen collegelid Amman en hem kort na het incident in de commissievergadering op mijn initiatief heeft plaatsgevonden. Ik had één doel: de heren weer met elkaar in gesprek krijgen, zodat het werk in, door en met de raad niet belemmerd zou raken. Dat leek te zijn gelukt. Jammer genoeg heeft Van Leeuwen toch aanleiding gezien de raad te verlaten. Dat hij daarvoor de schuld eenzijdig bij mij neerlegt, verbaast mij nogal. Zeker nu ik dat voor het eerst in het kader van hoor en wederhoor van de kant van het Ublad moet vernemen. Ik had het liever van hem zelf gehoord. Ten overvloede: ik deel zijn opvatting niet. Ik ben diverse malen voor hem in de bres gesprongen. Hoewel Van Leeuwen het raadswerk op een geheel eigen wijze invulling gaf, is het spijtig dat hij het bijltje er bij heeft neergegooid, zo pal na het begin van een nieuwe raadstermijn."

Noot: Dit verhaal is ook voorgelegd aan cvb-lid Hans Amman, maar deze heeft van deze mogelijkheid om commentaar afgezien.

Klaas van Egmond

Hanneke Slotboom

"Vorig jaar besloot ik dat het tijd was om op te stappen als directeur van het Natuur- en Milieu Planbureau. Ik ben tientallen jaren bezig geweest op het raakvlak van wetenschap en beleid, de laatste tijd zo'n zeventig uur per week. Ik riep altijd tegen mijn medewerkers dat ze geen karikatuur van zichzelf moesten worden, dus dan geldt dat ook voor mezelf. Bovendien was mijn missie geslaagd. Ik vond dat in een beschaafd land tegenover een economisch planbureau ook een planbureau moet staan dat zich richt op natuur en milieu. "Helaas is nu gebleken dat het NMP moet fuseren met een planbureau voor ruimte. Dat vond ik politiek wel begrijpelijk, maar ambtelijk erg jammer. Want nu zijn die medewerkers van mij, die ontzettend hard werken, weer een jaar van het hun leven kwijt met reorganisatiegedoe. Dat werpt wel een schaduw over mijn vertrek.

"De afgelopen jaren ben ik vooral in de weer geweest met dingen die ik al begrijp. De politiek stelde vragen over allerlei onderwerpen, van de fijnstofgehaltes tot Schiphol of het klimaatprobleem. En dan vertelden wij in Den Haag wat wij ervan wisten. Nu wil ik graag nog een aantal jaar besteden aan de wetenschap, aan dingen die ik niet snap. Het was niet meer bevredigend om boeken in mijn tas te stoppen voor het weekend, en ze er maandag dan weer net zo uit te halen, omdat ik het hele weekend toch weer met ander werk bezig was geweest.

"Wat ik zal missen is het directe contact met de politiek. Het hoorde bij mijn werk om bij het kabinet te zitten, ik heb een hele reeks ministers langs zien komen. Als je precies begrijpt waar die politici mee worstelen en snapt wat hun vraag is, dan is het heel goed te doen om een bijdrage te leveren. Dat inzicht had een geweldige positieve invloed op de motivatie van het hele planbureau.

"Nee, ik ben niet hierheen gekomen om het rustiger aan te doen. Daar werd op mijn afscheid een beetje om gegiecheld, niemand geloofde dat ik dat zou kunnen. Rustig een beetje uitkabbelen, dat is niet mijn stijl. De missie die ik hier de komende jaren heb, is invulling geven aan wat in het strategisch plan van de universiteit staat. Daar lees je mooie zinnen, bijvoorbeeld dat de universiteit de taak heeft om de kennis die zij in huis heeft ten goede te laten komen aan de samenleving. Dan is wat mij betreft de vraag: moeten we dan niet gaan inzetten op de samenhang van alle kennis die we hier hebben? Om, laat ik maar zeggen, het bos te zien in alle bomen die wij hier hebben en koesteren. Want die samenleving vraagt naar het bos, en wij doen hier aan bomen.

"Wat mij voor ogen staat is op een wetenschappelijk verantwoorde manier de samenhang tussen verschillende fenomenen te bestuderen. Door samenwerking vanuit verschillende faculteiten zouden we tot integrerende modellen kunnen komen waarin bijvoorbeeld de economie wordt verbonden aan de energiehuishouding, of waarbij de grondstoffenproblematiek in kaart wordt gebracht en wordt verbonden aan economische en culturele ontwikkelingen.

"Ja, dat is misschien wel enorm ambitieus. En het is natuurlijk ook een beetje de vraag hoe groot de animo daarvoor is. De wetenschap is erg georienteerd op de bijdrage aan fundamentele vooruitgang. Met een reductionistisch werkwijze proberen onderzoekers meer te weten van steeds minder. Daar is ook niks mis mee, maar het is ook waardevol om op zoek te gaan naar de samenhang in die wetenschap.

"Bovendien ben ik ervan overtuigd dat hoogstaand wetenschappelijk werk niet per se reductionistisch is. De wetenschappelijke uitdaging om die enorme complexiteit en samenhang te begrijpen is minstens zo groot als die van welk vraagstuk op microschaal dan ook. Bovendien kun je vanuit het zicht op het grotere geheel beter overzien waar nog nadere kennis over nodig is.

"Mijn ervaring is dat politici zeker bereid zijn om naar wetenschappers te luisteren, mits die een goed verhaal hebben. Het milieubeleid is daarom ook een enorm succes. Politieke maatregelen gebaseerd op technische kennis hebben ervoor gezorgd dat het probleem van de luchtverontreiniging is opgelost, dat het met de ozonlaag weer de goede kant op gaat, dat het mestprobleem is aangepakt, om maar enkele voorbeelden te noemen. Die wisselwerking van technologie en beleid is geweldig vruchtbaar geweest.

"Maar we zitten nu op een punt dat we de problemen niet meer met techniek alleen kunnen oplossen. De aarde is gewoon te klein aan het worden. Sla de krant maar open. Er zijn spanningen op allerlei gebieden: vis, energie, voedsel, olie, grondstoffen, metalen, koper. En dit is nog maar het begin. In 2050 zijn er drie miljard mensen bijgekomen, en dan hebben we het nog niet eens over die twee miljard Chinese en Indiase mensen die aan de vooravond staan van een geweldige economische groei.

"Dat is niet meer op te lossen met techniek, dan moet je het gaan hebben over de culturele kant van duurzaamheid. Daar wil ik me de komende tijd ook mee gaan bezighouden, met de vraag hoe mensen handelen als het gaat om duurzaamheid. Wanneer je naar onderzoek op dat gebied kijkt, word je wel eens somber. Want daaruit blijkt dat de milieudruk die wij genereren gewoon een afgeleide is van ons inkomen, zelfs bij milieubewuste mensen. Die blijken hun geld uiteindelijk ook uit te geven aan milieuonvriendelijke dingen. Een beetje zoals ik. Ik vlieg weinig en ik rijd in een klein autootje, maar ik woon in een oud huis dat niet te isoleren is. En dat is allemaal niet om vrolijk van te worden. Maar misschien leef je er wel intenser door, als je je realiseert dat de condities waaronder wij hier leven niet vanzelfsprekend zijn.

"Ik zou het mooi vinden als mijn studenten de samenhang tussen de wetenschappelijke terreinen begrijpen, en ook de link zien met de culturele en maatschappelijke kant. Als ik ervaar hoe gemotiveerd studenten zijn, dan word ik optimistisch. Dan denk ik, nou, dat komt wel goed."

'Ik vlieg weinig, ik rijd in een klein autootje, maar ik woon in een oud huis dat niet te isoleren is'

(1946) studeerde in 1972 af aan de Wageningen Universiteit. In 1989 werd hij Directeur Milieu bij het RIVM. Hij gaf leiding aan de verzelfstandiging van het Milieu- en Natuurplanbureau, en werd per 1 januari 2006 directeur daarvan. Daarnaast was hij sinds 1995 als bijzonder hoogleraar Milieukunde voor een dag in de week verbonden aan de Universiteit Utrecht. Sinds 1 januari 2008 is hij faculteitshoogleraar bij Geowetenschappen.

'Een triootje is leuk om een keer gedaan te hebben'

Seksleven van Utrechtse studenten is zeker niet saai

"Mag ik 'm eens van dichtbij zien?", giechelt een bedeesd uitziend blond meisje terwijl ze haar hand uitsteekt naar het nieuwste op erotisch gebied: de Shake en Twist. "Leuk wel, die kraaltjes", zegt ze, maar ze trekt verschrikt haar hand terug als ze hoort dat deze zijn bedoeld om op sensuele wijze je binnenste te masseren. De andere studentes hebben zich inmiddels gestort op een werkelijk gigantische vibrator met een zevenstandenprogramma genaamd de Silver Beaver. "Deze is zeker alleen geschikt voor gevorderde gebruikers met een vrij grote eh... doos?"

'Het is toch een soort tupperwareparty, maar dan met seksspeeltjes'

En het begon allemaal nog wel zo keurig op deze doordeweekse avond in een Utrechts studentenhuis in de Vogelenbuurt. Gastvrouw Elin (22), tweedejaars Rechten, was een beetje 'zenuwachtig' of de avond wel een succes zou worden: zij had de consulente van de 'vrouwvriendelijke partyavonden met seksspeeltjes en spannende lingerie' immers uitgenodigd omdat het haar een leuke 'groepsactiviteit' voor haar huis leek. "Maar nu ben ik een beetje bang dat de meiden het heel stom zullen vinden: het is toch een soort tupperwareparty, maar dan met seksspeeltjes."

Haar zorgen blijken geheel ongegrond: vanaf het moment dat de consulente haar spulletjes begint uit te stallen, zijn de studentes niet meer bij haar weg te slaan. De avond begint rustig met allerlei soorten oliën, massagecrèmes en liefdesveertjes die allemaal uitgebreid kunnen worden getest en geproefd ("Alles is eetbaar, dames!"), maar pas echt uitgelaten worden de meiden als het 'ruigere' werk in zicht komt: de vibrators en BOB's, Battery Operated Boyfriends. De flauwe grapjes zijn niet van de lucht en de hoeveelheid vibrators op tafel wordt met de minuut groter.

"Mijn vriendje heeft me wel eens zo'n ding gegeven en je weet niet wat je méémaakt", fluistert geschiedenisstudente Janneke (22) in het oor van haar buurvrouw. Anderen zijn meer open over hun voorkeuren: "Als ik vanavond een vibrator koop, dan neem ik een gróte. Big is better!" Inderdaad worden er aan het einde van de avond flink wat fors uitgevallen vibrators besteld, maar de op afstand bestuurbare liefdeskogels blijken de grote favoriet bij de dames. "Heel spannend lijkt me dat", zegt Elin. "Dat je bevredigd wordt, terwijl je midden in een restaurant zit, of zo."

'Pas echt uitgelaten worden de meiden als het 'ruigere' werk in zicht komt: de vibrators en Battery Operated Friends'

Zo loslippig als de studentes tijdens de erotische party waren, zo ingetogen zijn ze na afloop van het partijtje. Een seksshop blijken ze nog nooit van binnen te hebben gezien, aan vreemdgaan doen ze niet en ze dénken er niet over om stimulerende seksboekjes als 'De Seksdokter' of 'Sex Play' onder hun hoofdkussen te leggen. "Zo'n party als deze is leuk omdat je met z'n allen een beetje lacherig rondom de tafel staat", legt Janneke uit. "En het is grappig om te zien wat er allemaal te koop is. Maar mijn seksleven is ook hartstikke goed zonder al die poespas."

Hoe spannend is het seksleven van Utrechtse studenten écht? Uit een recent onderzoek van Studium Generale bleek dat tachtig procent van de Maastrichtse studenten geen enkele moeite heeft met seksclubs, 06-lijnen, sadomasochisme, triootjes en kinky seksparty's. Van een verloederende moraal is volgens hen geen sprake: een seksuele uitspatting hier of daar 'hoort er gewoon bij'. Denken Utrechtse studenten hier hetzelfde over?

"Ik vind spannend nogal een breed begrip", zegt Roderick (23), zesdejaars student geschiedenis en filosofie. "Maar ik hoef niet heel nodig op de meest bizarre plekken te seksen: ik doe het toch het liefst in een zo groot mogelijk bed. Wat ik wel belangrijk en vooral leuk vind is dat je open en creatief bent in je seksleven. Dat je meer uit seks haalt dan 'licht uit en missionaris onder de dekens', zeg maar. Ik vind het leuk om met iemand waarmee ik seks heb te praten over wat de ander lekker vind, aparte standjes te proberen of zoals laatst aardbeien te eten tijdens het vrijen."

Roderick noemt zichzelf 'vrij progressief' in zijn seksuele moraal en is best nieuwsgierig naar experimenten met anale seks of triootjes. "Een triootje is leuk om een keer gedaan te hebben, weet ik uit ervaring. Anale seks heb ik nog nooit geprobeerd, maar onder studenten is het wel vrij 'normaal' om dat te doen. Ik ken in ieder geval veel jongens die het lekker vinden of het wel eens hebben gedaan. De enige 'grens' die ik voor mezelf heb gesteld, is dat ik nooit zou willen betalen voor seks. De hoeren zijn voor mij een no-goarea."

'Taboes worden voor één avond achter slot en grendel gezet en iedereen doet het met iedereen'

Niks spannende verhalen over prostitueebezoekjes, maar hoe zit het met de zogenaamde 'urban stories' over seksuele uitspattingen? Een rondgang door het Utrechtse nachtleven wijst uit dat de studiecabines in de UB in De Uithof wijd en zijd bekendheid genieten als hotspot om seks te hebben. "Ze zijn vrij ruim en ze hebben een deur van melkglas", vertelt een licht beschonken Oscar (24), derdejaars Psychologie. "Je hebt er dus relatief veel privacy, terwijl je wel midden in de UB zit. Daarbij kan de deur niet op slot, wat natuurlijk ontzettend spannend is."

Met een gelukzalige glimlach op zijn gezicht: "Ik heb het er zelf wel eens gedaan en dat was ontzettend opwindend te noemen." Oscar achterlatend met zijn fijne herinneringen, weet ook Rosanna (21), vierdejaars Bestuurs- & Organisatiewetenschap, nog wel een goed seksverhaal op te dissen. "Ik heb wel eens gehoord van een Veritastraditie. Hoe beter de jongen of het meisje met wie je naar bed bent geweest, bekendstaat om zijn prestaties, uiterlijk enzovoorts, hoe groter de taart die je de volgende dag of week moet trakteren op de vereniging."

Viola (19), derdejaars Wiskunde, voegt toe dat het er bij studentenvereniging Biton op de laatste avond van de introductie ook altijd wild aan toegaat: "Dan vindt de Amicitia plaats, waarbij erg veel wordt gedronken. Het is de bedoeling om op deze avond met álle leden vriendschap te sluiten. Daarom worden alle taboes als triootjes en vreemdgaan voor één avond achter slot en grendel gezet en doet iedereen het met iedereen. De zoenlijstjes zijn na afloop steevast pagina's lang, ook tussen mensen van hetzelfde geslacht."

Iets bekender, maar daarom niet minder leuk is de eeuwenoude mythe uit de Woo - voluit Woolloomooloo - de disco van het Utrechtse mannencorps. "In het midden van de dansvloer staan een paar blokken die door de corpsleden de 'apenrotsen' worden genoemd", zegt Rosanna met blosjes op haar wangen. "Als je daar op gaat zitten of op danst, wil dat zeggen dat je zin hebt in een lekker robbertje seks. De eerste keer dat ik in de Woo kwam, kende ik die 'legende' helemaal niet. Dus ik heb urenlang argeloos op die rots staan dansen. Achteraf zó gênant!"

'De Kamasutra is niet voor niets te downloaden!'

Derdejaars Liberal Arts & Sciences Charliene (23) kent dat soort verhalen niet, maar denkt dat als ze haar seksleven als maatstaf neemt, de Utrechtse studenten het er qua spanning in bed best goed vanaf brengen. "De Kamasutra is niet voor niets te downloaden hoor! Af en toe nieuwe standjes uitproberen, houd je seksleven gezond. Een workshop heb ik nog nooit gevolgd, misschien later als ik het idee krijg dat ik een 'boost' kan gebruiken. En speeltjes? Zeg nu zelf, wat zou jij doen als je drie maanden alleen bent omdat je voor je studie in het buitenland zit?"

Karin (21), derdejaars Pedagogiek, weet het antwoord wel: "Seksspeeltjes interesseren me niet erg, ik zou mijn heil als dat nodig was eerder in boekjes zoeken. Op internet heb ik wel eens opgezocht wat voor verschillende standjes je allemaal kunt proberen, maar van die 'kennis' heb ik nog niet veel in de praktijk gebracht. Mijn vriend en ik hebben het sowieso al fijn met elkaar in bed. Van anale seks of een trio kan ik zelf niet erg enthousiast worden, maar ik vind het niet raar als andere mensen dat wel doen."

Als Karin haar seksleven vergelijkt met dat van andere studenten, denkt ze dat het aardig overeenkomt. "Het is niet extreem, maar ook zeker niet saai." Rosanna kan dat beamen: "Ik denk dat het seksleven van Utrechtse studenten niet spannender of minder spannend is dan dat van studenten uit andere steden. Volgens mij staan studenten wel overal voor open - en waarom ook niet? Seks kun je leren en zoals bij zo veel dingen, is het soms handig om wat hulp te krijgen van boekjes of speeltjes. Het kan je nét dat beetje extra geven waarnaar je op zoek was."

Het moge duidelijk zijn: omdat de diversiteit qua seksleven net zo groot is als de studentenpopulatie van Utrecht, is het bijna onmogelijk een eenduidig antwoord te geven op de vraag hoe spannend het seksleven van Utrechtse studenten is. Maar feit is dat de seksuele moraal onder Utrechtse studenten vrij is en er genoeg excessen plaatsvinden. Om met de woorden van Roderick te eindigen: "Jonge mensen in het algemeen en studenten in het bijzonder zijn vaak als een stelletje konijnen bij elkaar: er wordt behoorlijk wat rondgeneukt."

* De namen van de geïnterviewden in dit artikel zijn niet hun werkelijke namen.

Een jaar na het hijskraanongeluk

Marjolein Versteeg

Er was voor die donderdag zware storm voorspeld, maar niemand had verwacht dat de wind een hele hijskraan omver kon blazen. Medewerkers van Studentenservice kregen de kraan rond 11 uur 's ochtends letterlijk op hun dak. "De onzekerheid over het lot van mijn medewerkers was vreselijk", herinnert directeur Studentenservice Carla Kuijpers zich.

Kuijpers zat zelf in een vergadering in een van de cursusruimtes op de eerste verdieping, toen ze de grond voelde trillen. "Ik dacht eerst aan een aardbeving, maar zag toen het dak instorten. Ik ben meteen naar de balieruimte gerend en heb degenen die nog niet weg waren naar buiten gestuurd. Kort daarna gingen we tellen. Een van de gelukkigste momenten uit m'n leven was toen ik besefte dat al mijn medewerkers nog leefden."

Ook studentenpsycholoog Jeanette van Rees was in het Ruppertgebouw toen de hijskraan viel. "'s Ochtends maakte een collega nog grapjes over de hijskraan, zo van 'hij zal het vandaag toch wel gaan houden hè?'. Ik stond met een paar collega's bij de spreekkamers van Studentenservice toen we de hijskraan zagen vallen. We hebben snel al onze spullen gepakt en zijn weggerend. Toen we in de hal kwamen, zagen we dat het plafond naar beneden kwam. Het leek wel alsof ik in een film zat."

Een andere medewerker van Studentenservice, Marjolein Bezemer, had voor het ongeluk al drie maanden uitzicht op de hijskraan vanaf haar werkplek op de eerste verdieping. "Ik dacht toen soms: als de hijskraan valt, valt 'ie precies op ons. Op een gegeven moment zag ik dat grote groene gevaarte recht op me afkomen. Ik stond nog even te kijken en probeerde in te schatten waar hij zou neerkomen, en welke richting ik op moest rennen, maar het ging te snel." Ze gaat verder: "Ik stond bij de deur toen de hijskraan door het dak van de kamer kwam. Ik kreeg een heleboel puin op me, en dacht echt dat mijn laatste uur, of seconde, geslagen had." Bezemer sprong vervolgens over een bureaustoel en kon wegvluchten. "Een van mijn eerste reacties na de shock was: ik ben blij dat ik er nog ben. Het is op een bijzondere manier verhelderend om door het oog van de naald te kruipen. En ook bijzonder om te merken hoe fantastisch het stofje adrenaline werkt en hoeveel spierpijn je daarvan kunt krijgen!"

´Zoiets verwerk je niet even in je eentje´

Na de eerste schrik zorgde Kuijpers dat al haar medewerkers naar huis konden. "En, nog belangrijker, dat er thuis iemand was om mee te praten. Dat vond ik heel belangrijk; zoiets verwerk je niet even in je eentje." Dezelfde dag al werd er een projectgroep gevormd om te kijken hoe het nu verder moest met Studentenservice. "Ongelofelijk dat we die dag al zo praktisch bezig waren, maar het was natuurlijk wel nodig. Studentenservice is zo´n grote dienst, en veel studenten hebben ons nodig", vertelt Kuijpers.

Binnen korte tijd werd besloten dat Studentenservice zou verhuizen naar het Bestuursgebouw. In feite was de ruimte daar bedoeld voor de dienst ICT, maar Studentenservice kreeg voorrang. Kuijpers: "Vanaf diezelfde donderdag werd er keihard gewerkt om onze ruimtes in orde te maken. We kregen veel hulp aangeboden, buitengewoon hartverwarmend."

"Het rare is dat zo'n ramp ook altijd positieve punten heeft. De saamhorigheid is enorm versterkt, en iedereen binnen de organisatie voelt dat ook zo. Maar ik merk nog steeds dat sommige medewerkers onrustig worden als er weer een weeralarm uitgaat."

Volgens haar zijn de meeste collega's tevreden over hun nieuwe werkplek. "We hebben nu geen kantoortuinen meer, maar kamers en over het algemeen meer ruimte. We groeiden eigenlijk een beetje uit onze voegen in het Ruppertgebouw." Ook Jeanette van Rees is tevreden, "maar ik vind het wel jammer dat we nu iets minder zichtbaar zijn voor studenten. Het Ruppertgebouw was echt een studentengebouw, en dat mis ik hier wel."

'Soms schrik ik nog van harde geluiden en trillingen'

Het kordate optreden van de universitaire bedrijfshulpverlening en security-medewerkers werd alom geprezen in de dagen na het ongeval. Maar ook andere UU'ers hebben de ramp op een of andere manier meebeleefd.

Veel mensen in het naastgelegen Bestuursgebouw waren getuige van het omvallen van de hijskraan, zo ook medewerker van het Communicatie Service Centrum Marcella de Neve. "Ik zag die kraan al een beetje wiebelen. Ineens viel 'ie in slowmotion naar beneden, heel surrealistisch." Ze was die dag behoorlijk van slag, en ze kreeg daarom het advies om naar huis te gaan. "Dat heb ik toen ook gedaan, want ik stond behoorlijk te shaken."

De dagen erna zag De Neve de hijskraan steeds opnieuw vallen. Inmiddels zijn die beelden weg. "Maar ik moest wel even slikken toen er een paar maanden geleden een nieuwe hijskraan werd geïnstalleerd. Ik zal blij zijn als Casa Confetti eindelijk af is."

Marjolein Bezemer denkt nu, een jaar later, nog veel aan het ongeluk. "Maar vooral in positieve zin. Het is soms goed om even wakker geschud te worden en te beseffen hoe kwetsbaar je eigenlijk bent. Dat het leven nu is en dat je er ook nu iets van moet maken. Er kan zomaar een hijskraan op je hoofd vallen." Angstig is ze niet geworden: "Ik schrik af en toe van harde geluiden en trillingen, maar ook dat is al veel minder geworden."

Carla Kuijpers heeft geen psychische of lichamelijke klachten aan het hijskraanongeluk overgehouden. "Alleen het weekend na het ongeval heb ik even een terugslag gehad. De eerste dagen draaide ik op adrenaline, maar toen pas besefte ik hoe onwerkelijk het allemaal was, en wat er allemaal fout had kunnen gaan. We hebben zo ontzettend veel geluk gehad."

'Desnoods twintig keer het verhaal vertellen'

Tientallen medewerkers hebben na het ongeluk hulp gezocht bij de bedrijfsartsen en de bedrijfsmaatschappelijk werkers van de Arbodienst. "Mensen kwamen om de gebeurtenis van zich af te praten. Ik heb beoordeeld of mensen last hadden van een posttraumatische stress-stoornis", vertelt bedrijfsarts Hélène de Vries.

De Vries was vorig jaar al snel in het getroffen Ruppertgebouw om hulp te bieden. "Toen eenmaal bleek dat het aantal mensen wat gewond was geraakt en de ernst van hun letsel relatief meeviel, realiseerde ik mij dat ik 't belangrijk vond om aanwezig te zijn op de plek van het ongeval. Daardoor kon ik me goed inleven in de situatie van medewerkers die later hulp zouden kunnen gaan zoeken." De bedrijfsarts had dezelfde dag nog contact met het Centraal Militair Hospitaal en het Calamiteitenhospitaal van het UMC, om informatie in te winnen over hoe je het beste kunt omgaan met mensen die dit soort grote schokkende gebeurtenissen hebben meegemaakt.

"Een aantal hele goede adviezen mailde ik snel door naar de leidinggevenden van het Bestuursgebouw en het Van Unnik", herinnert ze zich. "Eén van die adviezen aan leidinggevenden was medewerkers niet te dwingen om te praten of te werken, maar ze op hun werkplek aanwezig te laten zijn en ze de ruimte te bieden hun verhaal zo nodig twintig keer te vertellen. Van leidinggevenden heb ik later gehoord dat dat soort adviezen heel zinvol zijn geweest."

Studentenpsycholoog Van Rees heeft na het ongeluk maar een enkele student gesproken die psychische klachten heeft gekregen na het hijskraanongeval. Ze verwacht ook niet dat studenten zich een jaar na dato nog zullen melden.

Een jaar later is het onderzoek naar het hijskraanongeval, uitgevoerd door de Arbeidsinspectie, nog steeds niet rond. Jan Westerlaken, belast met dit onderzoek, laat weten dat het vertraging heeft opgelopen omdat het technisch gezien zeer complex is. "Na de eerste onderzoeksresultaten werd er door deskundigen aan sommige uitkomsten getwijfeld. We hebben daarom verschillende onderdelen opnieuw laten onderzoeken. Ik hoop dat de definitieve versie over een paar weken klaar is."

´Ik moest even slikken toen ik de ingedeukte cabine zag liggen´

De schrik zat er na het ongeluk ook bij de medewerkers van bouwbedrijf BAM flink in. Claude van Bladel is werkorganisator en verantwoordelijk voor de organisatie van de bouw van studentencomplex Casa Confetti. Hij vertelt dat op die rampzalige donderdagmorgen, precies een jaar geleden, de hoofduitvoerder iedereen bij elkaar riep en meedeelde dat alle bouwmedewerkers het werk stil moesten leggen vanwege de storm. "Even later hoorden we een enorme dreun en zagen we een gigantische ravage, heel onwerkelijk."

Na dat moment werden al vrij snel de taken verdeeld. Van Bladel kreeg de opdracht om de eerste telefoontjes te beantwoorden. "Maar ik wist natuurlijk ook weinig, zeker dat eerste uur. Het is een situatie die je niet kunt inschatten."

De rest van de dag deed hij vooral praktische dingen, zoals gegevens van de kraan verzamelen en kopiëren. "Ja, en wat doe je verder? Vooral praten, en veel koffie drinken."

Kraanmachinist Meindert Morren (foto) was niet in de buurt toen de kraan viel. "Ik dacht dat de uitvoerder me in de maling nam, toen hij me thuis opbelde om te zeggen dat de hijskraan was gevallen", vertelt hij. Morren was net naar huis gegaan vanwege het slechte weer. "Gelukkig woon ik tien minuten van de bouwplaats af, dus ik was na het telefoontje snel terplekke. Ik kon m'n ogen niet geloven toen ik zag wat er gebeurd was! Ik ben al ruim 32 jaar kraanmachinist, maar dit is echt de meest bizarre gebeurtenis die ik ooit heb meegemaakt. Dat er zelfs geen zwaargewonden zijn gevallen is bijna een wonder te noemen." Die dag heeft Morren vooral in de keet gezeten en wat ad-hocklusjes gedaan. "Toen ik de cabine helemaal ingedeukt op de grond zag liggen, moest ik wel even slikken. Veel collega's adviseerden me om meteen weer in een hijskraan te gaan zitten, omdat ik het anders misschien niet meer zou durven." De eerste keer dat Morren weer in een hijskraan ging zitten, was op de BAM-werf in Lelystad. "Dat was een paar weken nadat de hijskraan viel. Het was gewoon weer als vanouds, ik heb geen trauma opgelopen of zo, misschien omdat ik de kraan niet met eigen ogen heb zien vallen."

Sinds augustus staat er weer een grote hijskraan, en deze bevalt de kraanmachinist heel goed. "Echt een heerlijke kraan."

´Raar dat het leven van alledag weer gewoon verder gaat´

Stefan Roelofsen (foto) en Joyce Sint Nicolaas waren in het Ruppert toen de hijskraan op het gebouw viel. Hoewel ze allebei weer druk aan het studeren zijn, zullen ze 18 januari 2007 niet snel meer vergeten. Joyce vertelde kort na het ongeluk in het Ublad: "Ik wist me in eerste instantie weinig raad met mijn gevoelens. Ik was blij dat ik nog leefde, maar tegelijkertijd was ik zo geschrokken dat ik telkens in huilen uitbarstte." Ze had na het ongeluk vooral veel last van hoofdpijn, maar het gaat nu heel goed met haar. "Ik heb er nauwelijks iets aan overgehouden, een enkele keer schrik ik nog van een onverwachts hard geluid", aldus de masterstudente Mediastudies die het herstelde Ruppertgebouw nog niet heeft gezien omdat ze sinds september in de VS studeert.

Stefan Roelofsen liep tijdens het ongeval bloedingen aan zijn hoofd op en schaafwonden over zijn gehele lichaam. "Toen het plafond naar beneden kwam, ben ik onder een tafel gedoken. Wonder boven wonder heeft dat ding de klap opgevangen", vertelde hij het Ublad vorig jaar. Een week na het ongeval mocht hij het gebouw in om zijn spullen op te halen. "Het was eng en confronterend, maar anders was ik misschien altijd met vragen blijven zitten." De geografiestudent is inmiddels een paar keer in het gerenoveerde Ruppertgebouw geweest. "Maar alleen als ik daar ook een praktische reden voor had, bijvoorbeeld als ik op een computer moest werken. De eerste keer heb ik wel gekeken naar hoe het dak hersteld was. Toen ik goed keek kon ik de plaatsen onderscheiden waar het dak beschadigd was geweest. Het blijft een raar idee dat het leven van alledag weer verder gaat alsof er niks gebeurd is. Dat is puur mijn gevoel, dat zeg ik niet uit rancune. De universiteit heeft zich heel netjes opgesteld en ervoor gezorgd dat mijn materiële schade is vergoed." Stefan heeft nog steeds last van een drukverschil in zijn rechteroor, "het voelt alsof je met een trein door een tunnel gaat of in een vliegtuig zit. Mijn huisarts heeft medicijnen voorgeschreven. Het is nu nog onduidelijk of ze zullen aanslaan."

'Ik zei nog: hijskranen vallen niet om'

Eén van de zes UU'ers die in het ziekenhuis belandden was FBU'er Sofie Politiek. "Nu een jaar later wil ik er wel over praten met de media, maar dat heb ik toen allemaal afgehouden. Het was allemaal nog te vers." Die bewuste donderdag was ze samen met een glazenwasser in het Ruppertgebouw, om zijn werk te controleren. "Toen we van het Bestuursgebouw naar het Ruppertgebouw liepen viel het ons op dat de hijskraan erg wiebelde, maar ik zei nog tegen hem: 'hijskranen kúnnen niet omvallen'." Daarna zijn ze gewoon aan de slag gegaan in het Ruppertgebouw, tot die enorme dreun. "Ik hoorde het gerinkel van glas en daarna vielen er allemaal stukken naar beneden. Twee jaar geleden heb ik m'n enkel gebroken en toen ik op een gegeven moment op de grond lag dacht ik alleen maar: nee, dat mag niet nog een keer gebeuren! Het was een hele opluchting dat ik m'n voeten nog gewoon kon bewegen. Wél had een stuk hout zich in een van m'n kuiten geboord." Politiek vertelt dat ze daarna in een soort roes belandde. Ze kan zich nog wel herinneren dat ze haar leidinggevende belde, en dat zij ook meteen kwam. Wat ze ook nog weet, is dat een student naast haar kwam zitten en niet meer van haar zijde week. "Dat was echt fantastisch. Op een gegeven moment ging hij zelfs voor mij zitten, zodat ik niet nat werd door de kapot gesprongen sprinklerinstallatie. Ik heb nooit meer kunnen achterhalen wie die jongen precies was. Dus bij deze: neem contact op met het Ublad als jij degene bent die mij heeft geholpen. Ik zou je heel graag nog persoonlijk willen bedanken!"

Op een gegeven moment werd ze naar het Calamiteitenhospitaal in het UMC gebracht, waar ze werd onderzocht. Daar bleek dat er veel huid- en vetweefsel was beschadigd, en dat haar kuitspier was geraakt. De wond bij haar kuit was acht bij twaalf centimeter groot, en vier centimeter diep. "Uiteindelijk heb ik zes dagen in het ziekenhuis gelegen. Ik kreeg ontzettend veel bezoek en steun van collega's, familie en vrienden, echt geweldig! De wond in mijn kuit moest twee keer per dag worden gespoeld, en dat was zeker geen pretje. De eerste dagen durfde ik niet eens te kijken, maar dat veranderde later. Het heeft nog tot half oktober geduurd voordat de wond eindelijk was dichtgegroeid." Zeven weken na het ongeluk pakte ze de draad weer op en ging weer aan het werk. "Gek genoeg heb ik weinig psychische problemen gehad na het ongeval. Natuurlijk denk ik er veel aan, maar ik ben gelukkig niet angstig geworden."

Utrechtse studente Charlene is de zingende koningin van Idols

Reemt Borcherts

Studio 22 op het Hilversumse Mediapark is omgeturnd tot een jarenzeventigidylle van glitterbollen, glimmende pakken en 'foute' muziek. "Welkom in de grootste discotheek van Nederland, de Idols-superdisco-show kan beginnen", roept presentator Martijn Krabbé (op blokhakken). De 1500 toeschouwers gaan uitzinnig te keer als de publieksmenner vraagt om een 'uitgebreid uit-je-dakje-applaus'. Dit is de wondere wereld die Idols heet. Een wereld waarin mannen van middelbare leeftijd met discopruiken naast hun tienerdochters zitten. Maar bovenal de wereld waarin sterren worden geboren en wannabees hard afgeserveerd.

'Als je in een liggende positie, met vier mannen onder je, zo'n toon eruit kunt halen...', zegt de immer kritische Gordon vol bewondering

De discoaflevering van de speurtocht naar hét nieuwe Nederlandse talent telt negen deelnemers, daarvan moet er eentje afvallen. De Utrechtse studente Charlene moet zaterdag lang wachten voordat ze aan de beurt is. Zij mag als laatste van alle deelnemers proberen de kritische jury te overtuigen en de kijkers voor zich te winnen. Voor haar speelt het energieke bühnebeest Nathalie de zaal helemaal plat. Met krachtige uithalen blaast ze de Bee Gees-klassieker 'Staying alive' nieuw leven in.

De zaal lijkt nog amper te zijn bijgekomen van deze muzikale wervelstorm als Charlene het podium betreedt. Maar de 19-jarige laat zich niet kennen en brengt de zaal, met 'Best of my love' van de Emotions, opnieuw in extase. Letterlijk en figuurlijk komt het optreden tot een hoogtepunt als ze zich door vier dansers laat optillen, iets wat in het jurycommentaar niet onopgemerkt blijft. "Als je in een liggende positie, met vier mannen onder je, zo'n toon eruit kunt halen...", zegt de immer kritische Gordon vol bewondering. "En ik ben al twee maanden verliefd op je lippen", geeft het jurylid bovendien toe.

Ook Eric van Tijn is lovend. Hij benoemt haar en passant tot de 'singing queen' van Idols. Terwijl het publiek duidelijk laat blijken het helemaal eens te zijn met de complimenten van Gordon en Van Tijn, neemt Charlene plaats op de bank, naast de andere deelnemers. Het grote wachten is begonnen. Wie komen er op de krukken te zitten en lopen het risico het strijdtoneel te moeten verlaten? Het lot van de Idols-kandidaten ligt in de hand van de kijkers, die via een sms hun voorkeur aan kunnen geven.

Na een uur is er duidelijkheid. Charlene wordt als eerste naar voren geroepen... "Het lijkt een gewonnen race, maar is het publiek net zo enthousiast als de jury?", vraagt presentatrice Wendy van Dijk zich af. Charlene hoeft zich geen zorgen te maken. Ze mag volgende week weer meedoen en schaart zich dus bij de laatste acht. De Utrechtse haalt opgelucht adem en veegt wat zweet van haar voorhoofd. Haar concurrente Mirjam blijkt degene te zijn, die het Idols-circus moet verlaten.

'Een jaar geleden ging ik op een doordeweekse dag naar de UB, of even een cappuccinootje drinken met een vriendin in de stad'

"Iedereen was heel enthousiast, maar ik vind dat ik wel eens beter heb gezongen", zegt de studente bescheiden, wanneer er even later in de hectische persruimte kort met haar mag worden gesproken.

Idols heeft haar leven compleet veranderd, geeft ze toe. "Het grootste verschil is, dat ik de controle over wat ik doe, niet meer zelf in de hand heb. Een jaar geleden ging ik op een doordeweekse dag naar de UB, of even een cappuccinootje drinken met een vriendin in de stad. Nu heb ik daar geen tijd meer voor. Eerlijk gezegd mis ik het af en toe wel een beetje, die vrijheid. Ik moet soms 's ochtends om zeven uur in Hilversum of Amsterdam zijn om voor een filmpje of een fotoshoot met allerlei rare kapsels en pruiken rond te lopen of in een bad met nepmelk te liggen." Lachend: "Dat zou ik thuis niet doen."

Haar leven is in een stroomversnelling geraakt en ze wordt opeens op straat herkend. Alles gaat zo snel dat ze wel eens vergeet te genieten. Maar ze kan ook relativeren: "Ik ga nog wel gewoon in mijn joggingbroek en mijn Nikes naar de supermarkt hoor! En ik krijg er natuurlijk wel enorm veel voor terug. Het is uniek dat ik mezelf zo in verschillende stijlen mag presenteren. Bovendien leer ik mezelf echt beter kennen en bouw ik natuurlijk een geweldig netwerk op."

Haar studie heeft ze momenteel op een laag pitje gezet. "Voordat de liveshows begonnen, probeerde ik Idols nog te combineren met mijn studie. Maar daarvoor heb ik nu niet meer de tijd en de energie. Bij werkgroepen is er een aanwezigheidsplicht, waar je aan moet voldoen. Dat lukte gewoon niet meer."

Haar huisgenoten zien haar weinig, evenals haar vrienden bij de christelijke studentenvereniging NSU Navigators. "Thuis word ik een beetje ontzien. Ik hoef minder vaak mijn schoonmaaktaken te doen. Op NSU ben ik ook al een tijdje niet geweest. Maar ik krijg wel veel support van ze, sms'jes en zo. Het is natuurlijk altijd leuk om te horen dat mensen trots op me zijn."

De jury is wekelijks erg positief en sprak al over een titanenstrijd, waar Charlene ook deel van uitmaakt. Betekent dit dat ze haar eerdere voorspelling dat ze vierde zou worden heeft aangescherpt? "Door de goede commentaren ben ik inderdaad gaan beseffen dat er misschien wel meer mogelijk is. Het is natuurlijk een groot compliment als je 'singing queen' wordt genoemd. Ik denk nu dat een plaats in de 'top drie' er wel inzit", zegt ze voorzichtig. "Maar goed, het blijft het publiek dat beslist."

Haar droom is om verder te gaan als artiest. "Ik wil me op muzikaal gebied ontwikkelen en dan zie ik wel hoe ver ik kom. Toch denk ik dat ik mijn studie ooit wel weer op ga pakken. Maar momenteel staat alles in het teken van Idols."

interview

Marlene van Niekerk

Femke van Zeijl

"Mijn land mietert uit elkaar, het verkeert op alle gebieden in crisis. De rijken worden steeds rijker - ze zijn nu alleen niet meer enkel wit - en de armen armer. Armoede alleen hoeft niet per se geweld te brengen. Maar de sociale immobiliteit waardoor mensen vastzitten in hun ellende, veroorzaakt moedeloosheid, wanhoop en woede.

Als je in Zuid-Afrika geboren bent, word je geïmpregneerd met de toestanden rondom racisme, of je wit bent, zwart of bruin. Als kind was ik me ervan bewust dat de zwarte mensen die als arbeider op de boerderij werkten het zo veel slechter hadden dan ik. Mijn ouders waren geen politieke rebellen, maar wel medemenselijk. Mijn vader liet zich altijd kritisch en ironisch uit over die witte nationalisten met hun imponeergedrag. Het was ook een triest vertoon. Zo was er ook bij mij op school een semi-militaire kadettenopleiding waar de vlag werd gehesen en de trom geslagen. Dat gesalueer en die jongetjes in uniformen op een schoolpleintje in een gehucht als Riviersonderend ..., wat een misplaatste aanstellerij.

Ik heb alles van mijn vader geleerd, een man met veel verbeelding die ervan hield verhalen te vertellen, waar iedere keer iets nieuws bijkwam. Als hij de krant voorlas, doorspekte hij dat met steekjes onder water en grapjes over de regering. 'Jack, staat dat echt in de krant?', vroeg mijn moeder dan op een gegeven moment.

De apartheidsideologie domineerde alles in de witte samenleving. Op school kreeg je al die shit over je heen, het kostte moeite je daaraan te ontworstelen. Op de middelbare school waren er een paar kritische onderwijzers die vragen durfden te stellen. Een dappere onderneming in de door en door repressieve maatschappij. Dat gaf vorm aan mijn vragen over de wereld waarin ik leefde. Toen ontdekte ik op mijn zestiende ook nog eens dat ik niet van jongens hield, maar van vrouwen. Ik weet hoe het is om de maatschappij 'te schande' te zijn, dan ga je ook nadenken over die anderen die in zo'n positie worden geplaatst. Toen ik begin jaren tachtig in Nederland ging studeren en in aanraking kwam met de anti-apartheidsbeweging hier, was het een schok te ontdekken dat ik als witte Zuid-Afrikaan per definitie als 'fout' werd gezien. Voor nuances in de discussie was weinig ruimte.

Later ging ik doceren op de universiteit van Witwatersrand in Johannesburg en kwam ik tegenover een white trash-gezin te wonen, een soort familie Flodder. Die heb ik vanachter de heg met stijgende verbazing begluurd, ik kon mijn ogen niet geloven dat er witte mensen bestonden die zo'n taal uitsloegen en zich zo gedroegen.

Over zo'n familie gaat mijn eerste roman, Triomf. Het succes was overweldigend. Hij kwam uit vlak na het aantreden van Nelson Mandela en wordt daarom wel de eerste post-apartheidsroman genoemd. Hij beschrijft hoe verknipt de uitwerking van de apartheid ook in blanke kringen was en laat zien hoe dat incestueuze gedoe heeft uitgewerkt: jullie zijn bij elkaar op een hoop gekropen met jullie stomme ideologie en hebben monsters gecreëerd. Het is een analyse van de onderlaag arme Afrikaners die ook door hun 'eigen mensen' met de nek werden aangekeken.

Voor de armsten in Zuid-Afrika is er na de apartheid weinig veranderd. De zorg voor de armen, de oude droom van het ANC, herinneren de politici zich niet meer. Zoveel geld als de overheid voor wapens heeft neergelegd de afgelopen jaren! Hadden ze dat in het opleiden van onderwijzers gestoken, dan hadden we nu een ander land gehad. In plaats daarvan is er een nieuwe lichting ijdele zwarte mannen aan de macht die zo te zien vooral graag de eigen zakken vult.

Mijn opdracht voor deze leerstoel die ik tot maart bekleed, is mij te bezinnen op de positie van de romanschrijver in post-apartheid Zuidelijk Afrika. De rol van de schrijver is niet alleen een probleem in Zuid-Afrika vandaag de dag, het is het probleem van iedere schrijver. Het is een morele crisis: de zinsverbijstering van de rijke helft van de wereld die de ellende van de andere helft van steeds dichterbij aanschouwt via tv en internet. Wat is dan schrijven? Je zou je bij het Rode Kruis moeten aansluiten of onderwijzers moeten gaan opleiden in Afrika.

Ik zit hier in een warm grachtenappartement tussen drie radiatoren, met een koelkast en een computer, te peinzen over de rol van de schrijver en de roman in mijn land. Het is een luxe in Nederland te zijn, hoor, ik kan hier bijtanken en overzicht krijgen. Ik ben hier niet bang, kan over straat zonder achterom te kijken, loop over de Kromme Nieuwegracht zonder angst. In Zuid-Afrika, op zevenhonderd meter van mijn huis, ben ik door struikrovers overvallen. Als ik daar 's nachts thuiskom van een avondje uit bel ik eerst de begeleidingsdienst die me dan gewapend en wel komt assisteren om mijn huis veilig te betreden. Hoe verknipt is dat?

Machtsmisbruik is in Zuid-Afrika een alledaagse gewoonte en het alomtegenwoordige geweld is een rechtstreeks gevolg. De vrijheid en veiligheid hier laten me voelen hoe abnormaal wij in Zuid-Afrika leven. Er spookt een nieuwe roman door mijn kop, over een bodyguard, de bewaking die wij rijken in ons land allemaal nodig hebben. Maar ik ga hem niet schrijven. Ik ben het zat, wil gaan schrijven over zwanen en liefde.

Het is niet aan de schrijver om antwoorden te geven, maar juist de dingen zo complex voor te stellen als ze zijn. Bloot te leggen wat wordt afgedekt door leuzen en spreuken. Ik wacht op een verlichte jonge zwarte schrijver die het falen van de Zuid-Afrikaanse politiek aan de kaak stelt. Die beschrijft hoe het post-apartheidsregime weliswaar een andere glans aan de maatschappij heeft gegeven, maar dat er voor de meeste mensen weinig is veranderd. Het is tijd voor een denderende kritische satire. Een Zuid-Afrikaanse Max Havelaar. Maar het duurde na de machtsovername van de Afrikaner nationalisten in 1948 ook meer dan tien jaar voordat er een beduidend intellectueel protest van witte schrijvers kwam tegen de apartheid. Misschien is het nog te vroeg om iets anders van zwarte auteurs te verwachten dan een meer of mindere hoeveelheid lippendienst aan het huidige regime. Ik zie die zwarte, boze - woedende - schrijver nog niet opstaan."

Streamer: 'Het is tijd voor een Zuid-Afrikaanse Max Havelaar'

CV

Marlene van Niekerk (53) groeide op in de Zuid-Afrikaanse kustprovincie West-Kaap en studeerde filosofie op de universiteit van Stellenbosch. In de jaren tachtig studeerde ze in Nederland. Haar literaire doorbraak kwam in 1994 met Triomf, een roman over een blanke aso-familie in een voorstad van Johannesburg. De schrijfster doceert nu op het departement Afrikaans en Nederlands op de universiteit van Stellenbosch. Tot maart bekleedt zij in Utrecht de Afrika Chair.

Promotor van het jaar 2007

Het record van 2006 werd net niet gebroken. Maar met 438 promoties was ook 2007 voor de UU een zeer vruchtbaar onderzoeksjaar. Op deze pagina's de drie promotoren die er vorig jaar met kop en schouders (negen, negen en acht promoties) bovenuit staken.

Hans Clevers, hoogleraar immunologie en wetenschappelijk directeur van het Hubrecht Laboratorium voor Ontwikkelingsbiologie

"Ben ik promotor van het jaar geworden? O jee, dat druist helemaal in tegen mijn principes, want ik roep altijd dat kwantiteit ten koste gaat van kwaliteit en dat je dus juist geen promotor van het jaar moet willen worden. Ik neem de gelukwensen dus met enige gêne in ontvangst. Maar gelukkig heb ik een goede verklaring. De meeste promovendi in het Hubrecht Laboratorium worden namelijk begeleid door medewerkers die geen hoogleraar zijn en dus niet het 'ius promovendi' hebben. Daarom traden Ronald Plasterk, Christine Mummery en ik tot nu toe zo'n beetje om en om als promotor op. Maar omdat Ronald het hoogleraarschap dit voorjaar heeft neergelegd, was het nu vaak mijn beurt. In feite ging het maar in twee van de negen gevallen om mijn eigen aio's.

De negen promoties betroffen onderwerpen uit het hele onderzoeksspectrum van het Hubrecht Lab. Wij bestuderen de vroegste ontwikkeling van organismen en de manier waarop cellen zich specialiseren in modelorganismen zoals het wormpje C.elegans en de zebravis. Ook kijken we naar processen in de cel die ten grondslag liggen aan het ontstaan van ziekten, zoals darmkanker. Op dat laatste gebied concentreert mijn eigen onderzoek zich.

Wij hadden vorig jaar vijf mannelijke en vier vrouwelijke promovendi, in totaal negen dus. Ze waren afkomstig uit Nederland (6), Servië, Zwitserland en Spanje. Omdat het Hubrecht Lab formeel geen deel uitmaakt van de Universiteit Utrecht, worden al onze promovendi betaald met geld uit de tweede of derde geldstroom. Eén van de gepromoveerden is gaan werken als medisch specialist, de acht anderen zijn doorgegaan in het onderzoek en hebben inmiddels een postdoc-plaats, zes in het buitenland, twee in Nederland.

Het meest vermakelijk vond ik dit jaar de promotieplechtigheid van Wiegand Kloosterman, die vier jaar lang door Ronald Plasterk was begeleid. Maar omdat Ronald als ex-hoogleraar niet meer in toga mag verschijnen, zat hij als enige lid van de promotiecommissie achter de tafel in een stemmig zwart pak. Hij speelde het spel trouwens goed mee, want toen hij het woord kreeg om een vraag te stellen, begon hij met: "Ik zal me in dit geleerde gezelschap bescheiden opstellen."

Wim Hennink, hoogleraar biofarmacie

Dat ik dit jaar negen maal als promotor ben opgetreden, waarvan overigens een paar keer samen met mijn collega's Gert Storm en Daan Crommelin, is vooral een kwestie van toeval. Natuurlijk maakt het ook duidelijk dat onze groep zeer succesvol is in het verwerven van subsidies van NWO en van opdrachten uit het bedrijfsleven. Maar toevallig liepen de promovendi die in 2003 waren begonnen, allemaal netjes nominaal, terwijl een aantal aio's uit eerdere jaren vertraging had opgelopen. Dat kwam allemaal samen in 2007 en dit is dus echt een eenmalige piek die volgend jaar zeker niet herhaald zal worden. Gemiddeld zit ik rond de drie promoties per jaar, maar gezien de grote belangstelling voor ons werk, zal dat aantal de komende jaren waarschijnlijk wel gaan groeien.

Het centrale onderzoeksthema in onze groep is advanced drug delivery. Wij zoeken naar nieuwe manieren en materialen om geneesmiddelen door het lichaam te transporteren, zodanig dat zij precies op de plaats van bestemming arriveren en dat de werkzame stof ook daar pas vrijkomt. Wij doen daarom vooral veel onderzoek naar biologisch afbreekbare moleculen die als 'drager' voor geneesmiddelen kunnen fungeren. De laatste jaren concentreert dat onderzoek zich meer en meer op nanomaterialen, een terrein waarop Gert Storm onlangs een belangrijke Europese subsidie heeft verworven.

Wij hadden vorig jaar drie mannelijke en zes vrouwelijke promovendi afkomstig uit Nederland (6), Iran, Duitsland en België. Vijf deden er onderzoek in opdracht van biotech- en farmaceutische bedrijven, drie waren aangesteld met geld uit de tweede geldstroom, en tot mijn grote vreugde konden we één promovendus uit eigen middelen betalen. Ik vind het heel belangrijk dat we ook eerste geldstroom promovendi blijven houden, omdat dat de beste kans biedt op echt vernieuwend en grensverleggend onderzoek, dat de basis vormt voor nieuwe extern gefinancierde projecten. Na hun promotie zijn ze verschillende kanten opgegaan. Er zijn er een paar postdoc geworden, een aantal heeft gekozen voor de farmaceutische industrie, terwijl twee anderen respectievelijk ziekenhuisapotheker en docent op een hogeschool zijn geworden.

Carla Bruijnzeel, hoogleraar dermatologie

Dat ik vorig jaar acht promovendi heb afgeleverd, is vooral te danken aan het feit dat ik zes jaar geleden een aantal subsidies tegelijk kon binnenhalen. Het UMC sloot een samenwerkingsovereenkomst met TNO, de universiteit ging samenwerken met Polen en ook uit het WKZ researchfonds kwam geld voor een arts-onderzoeker beschikbaar, om maar een paar voorbeelden te noemen. Bovendien werd ik benaderd door een dermatoloog, die naast zijn werk graag een promotieonderzoek wilde doen naar doorliggen. Ik ben vooral trots op het grote aantal subsidies dat ik de laatste jaren binnenhaal, want in de publiciteit gaat de aandacht nu eenmaal steevast uit naar kanker en hart- en vaatziekten. Voor huidonderzoek is maar weinig geld beschikbaar

Drie proefschriften gingen vorig jaar over ontstekingen van de huid, terwijl drie anderen als onderwerp voedselallergie hadden. Dat zijn twee hoofdlijnen van onderzoek in onze afdeling. Er is vorig jaar ook een verpleegkundige gepromoveerd, die in haar proefschrift een nieuw zorgconcept heeft ontwikkeld voor patiënten met chronische jeuk. Dit heeft zelfs een artikel in de NRC opgeleverd. Wat mij betreft een mooie combinatie van theoretisch en meer toepassingsgericht onderzoek.

Wij hadden vorig jaar vier mannelijke en vier vrouwelijke promovendi, die op één Pool na allemaal uit Nederland kwamen. Eén van hen hebben we kunnen betalen uit ons eigen budget, de anderen zaten hier op subsidies uit de tweede en derde geldstroom. Inmiddels zijn drie van hen in opleiding tot medisch specialist, terwijl drie anderen als postdoc in de Verenigde Staten werken.

Annebeth Flinterman verdedigde haar proefschrift op 1 november. Normaal wordt de discussie na ongeveer 45 minuten door de pedel beëindigd met de woorden 'hora est'. Maar die dag kwam de pedel maar niet opdagen. Het publiek werd onrustig en ik ben haar toen gaan zoeken, maar daardoor werd de consternatie nog groter, want Annebeth dacht dat ik onwel was geworden. De opluchting was groot, toen de pedel na 53 minuten binnen kwam stormen. Zij had haar toga niet kunnen vinden."

De vrouwvriendelijke top acht

Promovendi Vrouwen%

1. Sociale Wet. 241979

2. Rechten 161169

3. Biologie 251560

4. Diergeneeskunde 223759

5. Bestuur- en Org. 7 457

6. Geneeskunde1246754

7. Farmacie 321650

Economie 2 150

(Zie voor meer lijstjes: www.ublad.uu.nl/dossiers/promoties)

Iedereen bekend!

'De bladen en de tv-programma's zijn meestal gevuld met sterren met een alcoholprobleem of een te diepe decolleté. Of allebei'

'Als je een hele dag lang hebt zitten leren is er niets lekkerder dan op de bank hangen en kijken hoe Albert Verlinde de boel vals afzeikt'

'In de realitysoaps van Jan Smit of Frans Bauer gebeurt echt he-le-maal niets'

'Ik verheug me nu al die malle Georgina Verbaan in het volgende seizoen door Mexico te zien lopen sjokken'

'De term 'BN'er' is redelijk uniek. Er zijn geen Bekende Duitsers of Bekende Britten; zij hebben gewoon sterren'

'Jan Smit is een sukkeltje, iemand net als jij en ik'

De scheiding van Linda de Mol, de stem van Jan Smit, de foto's van Manon Thomas. Iedereen weet ervan. Ook studenten. Niet gelezen in een roddelblad bij de kapper, maar gezien bij RTL Boulevard of zelf opgezocht op internet. De interesse in BN'ers lijkt grenzeloos en schaamteloos.

In feite was 'de zaak Depla' een non-issue. De Nijmeegse wethouder Paul Depla zou een amoureus samenzijn hebben gehad met een mevrouw uit de gemeenteraad in de fietsenstalling, onder het registrerende oog van een beveiligingscamera. Het gebeurde niet onder druk van een van beide partijen en geen van de betrokkenen was minderjarig. Niets aan de hand. Hooguit goed voor een genante roddel op het stadhuis.

Maar het liep anders. Geenstijl.nl pikte het verhaal op en hoewel het populaire weblog geen bronnen vermeldde, knalde het het op de digitale voorpagina: 'PvdA-wethouder oraal bevredigd in het fietsenhok'. Nu heeft Geenstijl.nl tienduizenden lezers en dus werd een roddel een verhaal. Regionale media pikten het op, waardoor landelijke media zich op hun beurt verplicht voelde te reageren. Zo werd een relatief anonieme wethouder ineens voorpaginanieuws.

Het is een helder teken des tijds. Voor nieuws geldt steeds meer de vrije marktwerking - vraag en aanbod. Als de media niet geweten hadden dat lezers een smeuïg verhaal op prijs stellen, was het verhaal-Depla niet overal verschenen. Is het dan interessant wat een wethouder in het fietsenhok doet? Het antwoord zou 'Nee' moeten zijn, maar in de praktijk is het dat niet. De afgelopen jaren is er een onmiskenbare trend opgetreden waarin alles wat iedereen met een zekere mate van bekendheid doet als nieuws kan worden gebracht. Toen Paris Hilton, enkel bekend om haar achternaam en homevideo's, onlangs uit de gevangenis werd vrijgelaten, werd dat in de VS op meerdere kanalen live uitgezonden.

Sterren - of BN'ers - domineren daarom de televisieprogrammering. Als je de tv-gids op een willekeurige dag opengooit word je een heel scala aan programma's voorgeschoteld waarin 'sterren' actief zijn: Sterren dansen op het IJs, Dancing with the Stars, So you wannabe a Popstar en Wie is de Mol? Daar bovenop heb je dan nog eens Shownieuws en RTL Boulevard, die op metaniveau stand van zaken geven: hoe de ijsdansende, molzoekende BN'er het met zijn of haar vriend(innet)je doet. Op een willekeurige dag zijn deze twee programma's goed voor meer dan 800.000 kijkers.

Eggo Mueller is docent/ onderzoeker aan het Instituut Media en Representatie van de faculteit Geesteswetenschappen. Op dit moment zit hij in de VS, waar hij gastdocent is aan de universiteit van Michigan. Volgens hem is de bovenmatige interesse voor het privé-leven van sterren geen nieuw, autonoom proces: ook bij 'gewone' mensen wordt de scheiding tussen publiek en privé vager. Een goed voorbeeld is dat steeds meer jongeren gebruik maken van Hyves of MySpace, waarop ze precies laten zien wie hun vrienden zijn, naar welke muziek ze luisteren en waar ze het liefst uitgaan, vaak inclusief allerhande beeldmateriaal. "De reden dat we zo geïnteresseerd zijn in reality-tv is dat we er van houden andere mensen te observeren. Ik bedoel het niet denigrerend, maar in principe is Big Brother gewoon een dierentuin. Hier zit een identificatieproces achter. Een reality-programma is een spiegel, het stelt mensen in staat op hun eigen gedrag te toetsen aan dat van anderen.

"Als lid van een cultuur word je gevraagd om je eigen lifestyle te begrijpen. Wanneer je een t-shirt koopt moet je weten wat de betekenis is. Niet alleen letterlijk wat er op staat, maar ook wat voor impliciete waarde de afbeelding erop heeft en wat de status van het merk van het t-shirt is. Dat we sterren zo interessant vinden schuilt in het gegeven dat zij het talent hebben zo'n lifestyle duidelijk uit te dragen. Dit is een esthetische kwaliteit, een soort uitvergroting van wat u en ik ook hebben. Noem het charisma, noem het de X-factor. Maarten van Rossem is een voorbeeld, de manier waarop hij zich gedraagt is een vergroting van het beeld dat mensen hebben van een dwarse, eigenwijze professor. Dat maakt hem een populair icoon."

Maarten van Rossem dan, Utrechts grootste BN'er, ziet hij zichzelf als dusdanig? "Ik moet zeggen dat ik deze haast religieuze denotatie aan mijn adres kan waarderen. Niet dat ik mijzelf op die manier zie, maar uit dit soort dingen komen aardige dingen voort. Verkopen mijn boeken weer beter."

Wat is zijn verklaring voor de fascinatie met 'celebrities'? "Deze zogenaamde BN'ers fungeren als een soort dorpspomp van het land. Vroeger kwamen mensen bij elkaar bij de pomp, en roddelden dan over van alles en nog wat. Dit soort tv 'verdorpst': er zijn 16,5 miljoen Nederlanders die allemaal gekke dingen over bekende personen denken te weten - wie het met wie doet meestal - en dat is dan een bindmiddel tussen mensen. Opvallend is dat de bekendheden die het meest besproken worden zelden of nooit als rolmodel functioneren. Het zijn altijd de zondige types die ons fascineren, die dingen doen die we zelf niet kunnen. De bladen en de tv-programma's zijn meestal gevuld met sterren met een alcoholprobleem of een te diepe decolleté. Of allebei."

In deze optiek heeft die fascinatie voor de bekende medemens nog een culturele waarde, maar is het ook niet het ultieme vermaak, amusante low culture voor academici?

Masterstudente Internationale Betrekkingen Linda Nab (23) is naar eigen zeggen een 'dankbare kijker' van RTL Boulevard: "Als je een hele dag lang hebt zitten leren is er niets lekkerder dan op de bank hangen en kijken hoe Albert Verlinde de boel vals afzeikt."

Ze heeft een theorie over de populariteit van reallifesoaps van BN'ers: "De term 'soap' is in het leven geblazen in Amerika in de jaren vijftig. Toen wilden bedrijven een podium creëren waarmee ze huisvrouwen konden bereiken om hen wasmiddelproducten aan te smeren. Dus ze namen een flinterdun verhaallijntje, gooiden er een paar knappe acteurs tegenaan en voilà, meer was er niet nodig. Iets doms waarbij je je verstand op nul kon zetten en alleen werd onderbroken door reclames, van wasmiddelen.

"De realityprogramma's zijn de soaps van vandaag. Waarom zou je nog acteurs, scriptschrijvers en regisseurs inhuren als je voor hetzelfde geld een cameraman achter een semi-bekend iemand kunt aan laten lopen? Ze hoeven niet eens iets mee te maken: in de realitysoaps van Jan Smit of Frans Bauer gebeurt echt he-le-maal niets."

Nienke van Zwam (22) vindt het juist fijn als er wel wat gebeurt. 'Wie is de mol?' is veruit het lievelingsprogramma van de studente Nederlands. Hierin moet een groep BN'ers in een exotisch buitenland allerhande opdrachten vervullen, terwijl één van hen in het geheim de boel saboteert. "Het is het meest fantastische programma uit de geschiedenis van de Nederlandse televisie. Punt. Het is een soap, het is echt, het is spannend. Waar alle andere shows maar een van de elementen heeft, heeft WIDM ze allemaal."

Zou ze ook kijken als er geen BN'ers in zaten? "Het voordeel van een programma met BN'ers is dat je denkt dat je ze al kent. Je hebt van tevoren een idee hoe bepaalde mensen op elkaar gaan reageren. Ik verheug me nu al die malle Georgina Verbaan in het volgende seizoen door Mexico te zien lopen sjokken. Als je voor zo'n programma willekeurige onbekende mensen gebruikt heb je die voorpret niet. Met BN'ers stap je als kijker dus makkelijker in zo'n show."

De veronderstelde vertrouwdheid die mensen bij BN'ers lijken te ondervinden is juist endemisch voor Nederland, zegt Mueller: "De term 'BN'er' is redelijk uniek. Bij mijn weten zijn er geen Bekende Duitsers of Bekende Britten; zij hebben gewoon sterren. Een ster is iemand uit een andere categorie, onmogelijk te bereiken, behalve via objecten. Zo heb je mensen die een fortuin betalen voor een stukje van een jurk van Marilyn Monroe. In Nederland zijn de BN'ers te bekend, je kunt ze zo op straat tegenkomen."

Dit lijkt dan ook de rode draad die door de talloze reallifesoaps heen loopt. Frans Bauer, Jan Smit, Dries Roelvink: stuk voor stuk lijken ze in hun series te willen laten zien hoe toegankelijk en normaal ze wel niet zijn gebleven. Vooral dit element spreekt Daniel Coenen (23), student sociologie aan. "Het is toch leuk om te zien dat Jantje Smit precies hetzelfde doet als ik. Hij staat dan weliswaar voor volle zalen te zingen, maar 's avonds gaat hij gewoon met zijn vrienden naar de kroeg om keihard bier te hijsen. Het hardst moest ik lachen om een fragment waarin hij een glas water op het gezicht van zijn slapende manager gooi en daar het grootste plezier om heeft. Is dat dan een ster? Nee, het is een sukkeltje, iemand net als jij en ik. Dat is waarschijnlijk deel van de aantrekkingskracht van zulke programma's; je verwacht dat sterren bijzonder zijn en vervolgens blijken ze zo simpel en kinderlijk als wat."

Van Rossem heeft de vermeende familiariteit aan de lijve ondervonden: "Het gebeurt nog al eens dat mensen in cafés een arm om je heen slaan, in de veronderstelling dat je hun beste vriend bent omdat ze je kennen van tv. Dus dat soort plaatsen leer je te vermijden."

Volgens Mueller heeft de trend geen eeuwigheidswaarde. Het televisielandschap golft, er worden steeds weer nieuwe onderwerpen bedacht. Zoals Big Brother vervangen werd voor Celebrity Big Brother, zo komt er ook daar weer iets voor in de plaats. Van Rossem vindt het allemaal best en zegt er ondertussen rustig de vruchten van te plukken: "Ach, voorlopig wegen de voordelen op tegen de nadelen. Hoe bekender je bent, hoe vaker je wordt gevraagd om ergens te kunnen spreken. Dat vind ik leuk. En met leuk bedoel ik uiteraard niet het spreken zelf, maar wel de betaling die het met zich meebrengt. Al kan ik in het diepste geheim mededelen dat ik tot mijn grote spijt nog niet gevraagd ben om een speciaal tijdschrift te maken dat MAARTEN. heet."

Joost de Vries

Stagelopen bij Dancing on Ice

Werken in televisieland klinkt voor veel mensen als een droom. Zeker als je met beroemdheden te maken hebt. Maar hoe is het leven achter de schermen nou echt? Vorig jaar liep Josine Pelleboer stage bij de televisieshow ‘Dancing on Ice’.

“Het is fantastisch om met een heel team zo’n grote show neer te zetten”, vertelt Josine. “Dancing on Ice is een van de grootste showprogramma’s van Endemol. Dat het een liveshow is, maakt het extra interessant. Alles moet perfect geregeld zijn. Er mag niets fout gaan, want tijdens de uitzending kun je niets meer veranderen. Zo’n show brengt heel wat spanning en adrenaline met zich mee.”

Lange dagen

Belangstelling voor theater en media had Josine altijd al. In 2001 begon ze met een studie Theater-, Film- en Televisiewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Op dit moment volgt de 24-jarige studente een master Cultuurmanagement in Antwerpen. “Met die stage wilde ik graag werkervaring opdoen. Productie- en redactiewerk leken me leuk om te doen en Endemol bood me een combinatie van die twee dingen. Dat ik ook nog eens een passie voor dansen heb, al dan niet op het ijs, maakte het helemaal perfect.”

In drie maanden tijd leerde Josine veel over de televisiewereld. Vooral dat er heel erg hard gewerkt wordt. Doordeweeks ging ze vaak op pad om de Nederlandse en Vlaamse schaatsparen te filmen. Die beelden werden in de voorstukjes en de weekoverzichten uitgezonden. Daarnaast maakte ze deel uit van het redactieteam en ging ze op zoek naar leuke thema’s of muziek voor tijdens de uitzendingen.

In het het weekend was ze vaak aan het werk op de ijsbaan in Eindhoven, waar de shows plaatsvonden. Ze zorgde ervoor dat deelnemers op de hoogte werden gebracht van het repetitieschema, op tijd bij de make-up zaten en klaarstonden op het moment dat de uitzending begon. Ook ving ze gastartiesten op en voorzag ze iedereen van eten, drinken en lekkernijen. ’s Avonds was het haar taak om het publiek te begeleiden.

“Meewerken aan tv-producties moet je wel liggen”, zegt ze terugkijkend. “Je maakt lange dagen, je moet blijven presteren en je moet goed zijn in wat je doet, want voor jou staan er tien anderen klaar. Bovendien werk je vaak mee aan projecten, dus je moet ook steeds op opnieuw zoeken naar werk. Maar het leuke aan de tv-wereld is dat het een heel jonge en dynamische omgeving is”, vertelt Josine.

“Er hangt een zeer spontane en informele werksfeer. Iedereen zet zich honderd procent in om gezamenlijk een goed en mooi programma te maken en om –niet onbelangrijk- zo hoog mogelijke kijkcijfers te krijgen.”

Arrogant

Dat er voor buitenstaanders een soort speciale magie van glitter en glamour kleeft aan de wereld van de Martijn Krabbés en Wendy van Dijks, dat heeft Josine ook gemerkt. “Mensen vinden het heel interessant wanneer iemand op tv komt of meewerkt aan zo’n programma. Ze willen dan vooral weten hoe bekende televisiepersoonlijkheden in het echt zijn. Vaak denken ze dat BN’ers heel anders doen dan op televisie, wanneer je ze ontmoet.

Josine zegt tijdens haar stageperiode ervaren te hebben dat dat heel erg meevalt. “Je moet bedenken dat beroemdheden ook aan het werk zijn. Martijn Krabbé, die het programma presenteerde, is gewoon een leuke, aardige vent, die zich honderd procent inzet voor zijn werk. Natuurlijk heeft zo iemand wel eens een slechte dag, maar wie heeft dat niet? Een publiek figuur krijgt van de buitenwereld dan meteen het stempel ‘arrogant’. Maar ook sterren maken zichzelf niet geliefd maken bij hun collega’s van zowel cast als crew als ze zich beter zouden voordoen dan een ander. En ook zij moeten presteren om aan het werk te kunnen blijven.”

In de kantine

Zelf vindt Josine het boeiender om bezig te zijn met het maken van televisie. “Natuurlijk is het in het begin wel grappig om je favoriete tv-persoonlijkheid in de kantine te zien zitten, maar dat wordt al snel heel gewoon. Wanneer je eenmaal tussen de decorstukken en de camera’s loopt en opgeslokt wordt door het productieproces, is de magie van televisie snel verdwenen”, legt ze uit.

“Voor mij waren die de beroemdheden in zekere zin gewoon mijn collega’s. Zij maken het programma samen met het productieteam, de redactie, de regie, catering en de deelnemers. Met al die mensen wordt op dezelfde manier omgegaan, spontaan en collegiaal.”

Toch bleek de televisiewereld in één opzicht aan een cliché-vooroordeel te voldoen: men is wel in voor een feestje. Josine: “Het is hard werken en je werkt onder spanning, tijdsdruk en stress. De ontlading na de opname is altijd groot, wat resulteert in gezellige avonden na een goede uitzending! En Martijn houdt er wel van om een plaatje te draaien.”

Koude oorlog

Voordat 'Sterren dansen op het IJs' en 'Dancing on Ice' van start gingen in 2006, was er al een flinke concurrentiestrijd gaande tussen de zenders SBS en RTL. Maar voor het tweede seizoen laaide de ijsdansoorlog pas echt op. 'Sterren dansen op het Ijs' van SBS, gepresenteerd door Gerard Joling en Nance, en 'Dancing on Ice' van RTL4, gepresenteerd door Martijn Krabbé en John Williams, werden recht tegenover elkaar geprogrammeerd op vrijdagavond. Oorspronkelijk zouden beide zenders in maart de shows uitzenden, maar nadat SBS bekendmaakte zijn show eerder te starten, reageerde RTL4 daar direct op door 'Dancing on Ice' nóg eerder te plannen. SBS liet 'Sterren dansen op het IJs' daarna op dezelfde datum, 11 januari, beginnen. Martijn Krabbé noemde concurrent-presentatrice Nance 'een geschrokken konijn dat in de koplampen kijkt' en Gerard Joling werd geweigerd om op te treden in RTL-programma's als 'Life & Cooking'. Zelfs de reclameblokken in beide shows werden zo lang mogelijk uitgesteld omdat de zenders bang waren kijkers te verliezen tijdens de onderbreking.

De eerste show van 'Sterren dansen op het IJs' werd volgens Stichting Kijkonderzoek beter bekeken dan de RTL-versie van het ijsdansen voor BN'ers. Ruim 1,2 miljoen Nederlanders keken naar 'Sterren Dansen op het IJs', en 968,000 naar 'Dancing on Ice. Door de tegenvallende kijkcijfers werd Dancing on Ice na zes weken naar de woensdagavond verschoven en stopte het programma twee weken eerder. Achteraf bekende RTL-baas Fons van Westerloo in de Telegraaf dat hij spijt heeft van de ijsdansoorlog: "De oorlog was slecht voor de Nederlandse tv. Wij hadden groots moeten zijn en onmiddellijk naar een andere dag moet gaan."

Iris Klapwijk

Op de foto met ...

... Marco Borsato

Masterstudente Orthopedagogiek Marieke Jansen (25 jaar, helemaal rechts op de foto) hoorde al geruchten dat Marco Borsato samen met zijn gezin en het gezin van Ruud en Estelle Gullit op vakantie was in Fiss (Oostenrijk). "Halverwege de vakantie zaten we op een terras, toen Leontine en Estelle aan een tafeltje naast ons kwamen zitten. Omdat zij vier drankjes bestelden hoopten we al dat Marco en Ruud er ook bij kwamen, en jawel, daar waren ze!" Marieke en haar drie zusjes, allemaal fan van hem, vroegen of hij met hen op de foto wilde. "En dat vond hij prima, hij was heel sympathiek! In tegenstelling tot Ruud, die wel met ons op de foto ging maar verder erg nors was...."

.... Matthijs van Nieuwkerk

Afgestudeerd CKI'er Ype Driessen, ook wel bekend als geestelijk vader van de Ublad-strip 3Hoog, spaart al jaren foto's waarop hij met bekende mensen poseert. Twee weken geleden was zijn zus Madeleen (Karlijn in 3Hoog en de officiële Frau Anntje) te gast bij De Wereld Draait Door. Natuurlijk kon Matthijs van Nieuwkerk niet ontbreken in de verzameling van Ype. "Hij was heel vriendelijk en beleefd. Hij vroeg wel drie keer of we het naar onze zin hadden. Hij is in het echt veel langer dan je zou denken, en ik had het idee - fashion police! - dat z'n pak een halve maat te klein was." Een beroemdheid die nog op zijn verlanglijstje staat is zanger Feargal Sharky, bekend van de jaren tachtig hit 'A good heart'. Benieuwd naar Ypes Hal van Roem? Neem dan een kijkje op: www.ypedriessen.nl/beroemd/

..... Birgit Schuurman

"Elke maand gaan we naar een culturele activiteit met de Cultuur Commissie van studievereniging Alias", vertelt Letterenstudent Viola Heijnen (21 jaar, staat links naast Birgit). "Zo zijn we vorig jaar september naar het toneelstuk 'Sexual Perversity' gegaan. De cast bestond uit Johnny de Mol, Birgit Schuurman, Jelka van Houten en Cas Jansen. Het was een erg geslaagde voorstelling. Birgit Schuurman liep na afloop nog even rond tussen het publiek in de foyer. "Ze was ontzettend aardig en ook wel geïnteresseerd in ons omdat we in onze commissieshirtjes liepen en met zoveel waren. Uiteindelijk zijn we als commissie (niet iedereen helaas) met haar op de foto gedaan en dat deed ze heel leuk. Ze was absoluut niet arrogant, maar oprecht belangstellend."

.... Xander de Buisonjé

Tweedejaars studente Theater-, Film- en Televisiewetenschap Pauline Uijtdehaag (20 jaar) zit in de commisie AKT Out!, een onderdeel van studievereniging AKT. De commissie organiseerde laatst een excursie naar de opname van De Nieuwste Show van BNN. Die avond was Xander de Buisonjé te gast. "Na afloop bleven Patrick Lodiers, de presentator, en Xander nog een beetje hangen in de studio, of beter gezegd in het studiootje, want het was erg klein. Opeens stond ik naast Xander! Hij was al volop bezig met het op de foto gaan met andere mensen en toen dacht ik: 'ach waarom ook niet, ik wil ook!'. Dus heb ik hem aangetikt en zo is deze foto ontstaan."