Achtergrond

'Er is hier de laatste jaren een nieuw elan ontstaan'

Erik Hardeman

Het is nu precies tien jaar geleden dat de universiteit de deur op een kier zette voor wetenschappers die hun vindingen niet alleen in wetenschappelijke tijdschriften wilden publiceren, maar die er ook geld aan wilden verdienen. Pioniers op dat gebied waren de immunologen Logtenberg en Clevers met hun biotechbedrijf UBiSys, dat later opging in Crucell, hartchirurg Borst met de Octopus, een apparaat dat hartoperaties vergemakkelijkt en - nogal onverwacht - theoloog Van der Plas, die cd-roms op het gebied van de Egyptologie produceerde. In 1997 vond het college van bestuur dat het afgelopen moest zijn met de wildgroei van privé-bv's van onderzoekers. Vandaar dat alle universitaire bedrijven toen werden ondergebracht in een holding, een speciaal voor dat doel opgerichte bv, die naast een controlerende ook een ondersteunende en stimulerende taak kreeg voor beginnende ondernemers. Rond diezelfde tijd ontstond ook in het ziekenhuis een dergelijke organisatie en enkele jaren geleden bundelden de twee hun krachten in de Utrecht Holdings.

Hoe snel de ontwikkeling is gegaan, blijkt wel uit het feit dat de controlerende taak al lang geen hoofdtaak meer is, zegt Van Strien. "Hoofddoel van de Holdings is het stimuleren van wetenschappers om hun vindingen commercieel te exploiteren en om hen op dat lastige pad met raad en daad terzijde te staan. Daarnaast beheren wij octrooien voor universiteit en ziekenhuis en adviseren wij de beide besturen op het terrein van bedrijvigheid en ondernemerschap."

Hoewel het aantal bedrijven binnen de Holdings gestaag groeide - er zijn er inmiddels twintig - , was voorzichtigheid in Utrecht lange tijd troef. Terwijl andere universiteiten investeerden in nieuwbouw en zich daardoor omringd zagen door snel uitdijende science parks, bleef het aantal Utrechtse startups, vooral vanwege het ontbreken van een zogeheten incubator, een laboratoriumgebouw voor jonge biostarters, aanvankelijk relatief beperkt. Octoplus, het bedrijf van voormalig Farmaciedecaan Daan Crommelin, en later ook UBiSys kozen om die reden zelfs voor Leiden als vestigingsplaats.

Een belangrijke stap in de goede richting was volgens Van Strien de opening in 2004 van het Alexander Numangebouw aan het begin van het Diergeneeskundeterrein als echte Utrechtse incubator. In dat gebouw, waarin ook de Holdings zijn gevestigd, hebben zich inmiddels tien bedrijven op het terrein van de life sciences en de biotech gevestigd. Maar de directeur van de Holdings roemt ook de actieve opstelling van collegevoorzitter Van Rooy in de Taskforce Innovatie van de provincie Utrecht.

"Er is hier de laatste jaren een nieuw elan ontstaan, dat zich heeft geuit in verschillende initiatieven. In het onlangs door de gemeenteraad vastgestelde stedebouwkundig plan voor De Uithof is langs de weg naar de sportvelden ruimte gereserveerd voor een of meer bedrijvengebouwen in de sfeer van de life sciences. Maar ook heel belangrijk zijn de initiatieven die de laatste jaren door de universiteit en de hogeschool zijn genomen om studenten en andere jonge starters te ondersteunen, zoals StartImpuls Utrecht en het daaraan gelieerde Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie in het Kruytgebouw.

Dankzij bijdragen van onder meer het Ministerie van Economische Zaken en de Rabobank kan StartImpuls Utrecht inmiddels beschikken over een fonds van twee miljoen euro, waaruit veelbelovende jonge starters een lening van maximaal een ton kunnen krijgen. Een probleem was tot voor kort echter nog het gebrek aan mogelijkheden om wetenschappers uit de biomedische hoek van het nodige startkapitaal te voorzien, erkent Van Strien.

"Daar praat je over grote investeringen en jarenlange ontwikkeltrajecten om tot een product te komen. Ook daarvoor hadden we weliswaar al wat fondsen, maar we vonden het hoog tijd voor een meer ambitieuze aanpak. We hebben Harold van Barlingen van Thuja Capital daarom vorig jaar de opdracht gegeven om een marktverkenning uit te voeren en het succes was boven verwachting.

"Onze opdracht aan hem was om inclusief een bijdrage van de Holdings van universiteit en ziekenhuis van elk twee miljoen een fonds van 12,5 miljoen te creëren. Dankzij bijdragen van Van Lanschot bankiers en van een verzekeraar en een pensioenfonds die allebei anoniem willen blijven, is er uiteindelijk in totaal 19 miljoen uit de bus gekomen, een 'revolving fund', dat we als zogeheten durfkapitaal kunnen gaan investeren in jonge life science bedrijven. Voorlopig kunnen we dus vooruit. Ja inderdaad, de toekomst ziet er tamelijk zonnig uit."

Bedrijven waarin de Holdings een belang heeft:

Thuja Capital BV (2007)

Investeringsfonds voor biotechbedrijven, speciaal opgezet voor investeringen in de voor durfkapitalisten minder interessante range van een half tot anderhalf miljoen euro. Naast de holdings nemen hier private investeringspartijen aan deel.

Cavadis BV (2007)

Joint Venture van de Utrecht Holdings en het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam. Houdt zich bezig met bioinformatica-analyse van vaatweefsel op basis waarvan medicijnen en diagnostische tools zullen worden ontwikkeld.

Lead Pharma BV (2007)

Ontwikkelt geneesmiddelen tegen hartfalen op basis van celmodellen en celtherapie.

U-Protein Express BV (2007)

Eiwit-expressiefaciliteit oorspronkelijk opgezet vanuit het ABC. Sedert 2007 omgezet in een BV onder de UU Holding.

RABO preseedfonds BV (2006)

BV samen met de RABObank opgezet in het kader van het project StartImpuls om leningen te verstrekken aan jonge starters.

Milabs BV (2006)

Heeft tot doel om de U-SPECT commercieel te exploiteren. Dit is een in het UMC ontwikkelde scanner die het mogelijk heeft gemaakt om de cellen van levende organismen (in dit geval muizen) tot op moleculair niveau in beeld te brengen.

CrossBeta Biosciences BV (2005)

Richt zich op het ontwikkelen van een nieuw concept voor het aanpakken van ziekten die te maken hebben met een verkeerde vouwing van eiwitten. Een voorbeeld is de ziekte van Alzheimer.

RnA BV (2005)

Ontwikkelt een nieuwe methode om ziekteverwekkers in de voedselketen vroegtijdig op te sporen.

Enceladus BV (2005)

Ontwikkelt en exploiteert een ontstekingsremmend geneesmiddel gericht op reuma en multiple sclerose.

Genome Diagnostics BV (2005)

Ontwikkelt tests die moeten uitwijzen of er bij het doneren van bloed, beenmerg of stamcellen in het lichaam van de ontvanger geen afstotingsverschijnselen zullen optreden.

Elana BV (2004)

Exploiteert de Elana, een apparaat dat het mogelijk maakt om in de hersenen een bypass aan te leggen.

Bioceros BV (2003)

Ontwikkelt en vermenigvuldigt in opdracht van onderzoekers voor hen interessante eiwitten. Ontwikkelt daarnaast geneesmiddelen, onder meer tegen allergie, auto-immuunziekten zoals reuma en kanker.

BV Topselect Detacheringen (2003) en Topselect BV (2000)

Helpt UU-medewerkers bij het plannen van hun loopbaan en biedt mogelijkheden voor detachering.

Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam (2002)

Aangekocht om stageplaatsen voor studenten en artsen veilig te stellen.

Alant Vrouw BV (2002)

Een vanuit het UMC Utrecht gestarte privékliniek voor vrouwenziekten in Bilthoven.

Promedas BV (2002)

Ontwikkelt en verkoopt programmatuur die artsen kan helpen bij het stellen van een diagnose. Promedas is een joint venture van de Utrecht Holdings en de Nijmeegse Radboud Universiteit.

PhytoGenix BV (2000)

Maakt in opdracht van bedrijven typeringen van bio-actieve moleculen en zoekt in planten naar moleculen die zich mogelijk lenen voor de ontwikkeling tot geneesmiddel.

U-Diagnostics BV (1999)

Voert op routinebasis diagnostische laboratoriumtests uit voor derden.

U-Cytech BV (1999)

Ontwikkelt en verkoopt testsets, waarmee de activiteit van bepaalde cellen in het afweersysteem van mensen en dieren kan worden gemeten. Dit zijn onmisbare hulpmiddelen voor onder meer het ontwikkelen van vaccins, de studie van allergie en auto-immuunziekten, en het onderzoek naar kanker en infectieziekten.

U-Clu BV (1998)

Ontwikkelt en verkoopt trainingen en didactische methoden en hulpmiddelen voor het vwo en het hoger onderwijs.

Octopus BV (1996)

Exploiteert de rechten van de Octopus, een Utrechtse vinding die open hart operaties beter laat verlopen, en die op de markt is gebracht door het Amerikaanse bedrijf Medtronic Inc. De Octopus is jarenlang de belangrijkste bron van inkomsten van de Holdings geweest.

PanGenetics BV (1995)

Ontwikkelt geneesmiddelen tegen ziektes van het afweersysteem en opereert sinds enige tijd vanuit het Engelse Cambridge.

Succesvolle bedrijven die (mede) op basis van Utrechts Intellectueel eigendom en/of de Holdings zijn opgestart

Crucell NV (2000) / U-BiSys BV (1996)

Semaia Pharmaceuticals BV (2000, in 2003 overgenomen door Hybrigenics SA)

GenMab BV/SA (2000)

OctoPlus BV (1995)

U-Gene Research BV (1995, in 1997 overgenomen door Kendle International)

De cyclus van een 'life science startup'

Een startende onderneming in de life sciences heeft in de aanloopfase veel geld nodig. Er moet laboratoriumruimte worden gehuurd, patenten onderhouden en experimenten uitgevoerd. Voor die eerste fase moet het bedrijf een zogeheten durfkapitalist (venture capitalist) bereid zien te vinden om geld in zijn bedrijf te steken. Als na enkele jaren duidelijk wordt dat er sprake is van een kansrijk product, breekt de nog duurdere fase aan van het ontwikkelen en uittesten van het product in een groot aantal testsituaties. Er komt nu ook personeel in dienst en om deze fase te kunnen bekostigen is een forse nieuwe financiële impuls onmisbaar. Van 'zwarte cijfers' is ook dan nog geen sprake. Wordt ook die fase succesvol afgerond, dan staat het bedrijf voor een keuze. Of het verandert van wetenschappelijke startup steeds meer in een commercieel productiebedrijf, dat met de vinding geld gaat verdienen; of het wordt inclusief alle rechten op de vinding gekocht door een groot farmaceutisch bedrijf. In beide gevallen vloeit een niet onaanzienlijk deel van de revenuen terug naar de durfkapitalist, die met dat geld weer nieuwe startups kan ondersteunen. Vanwege de cirkelgang van de investeringen wordt wel gesproken van een 'revolving fund'.

interview met Ton Logtenberg

Ton Logtenberg

Erik Hardeman

De gedachte om een bedrijf te beginnen is voor het eerst bij me opgekomen, toen ik als postdoc in Amerika werkte. Ik zag daar dat de allerbeste jonge onderzoekers niet voor de universiteit kozen, maar voor de biotech. Daar konden ze spraakmakende dingen doen en ook nog heel veel geld verdienen. Ondernemen leeft daar heel erg. Toen ik later als uhd in Californië zat voor mijn onderzoek naar een nieuwe immunologische aanpak van tumoren, werd ik in de kroeg benaderd door een venture capitalist. Hij zei: jouw idee is zo veelbelovend, hier heb je tien miljoen dollar om een bedrijf te starten. Ik heb even getwijfeld, maar uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om dat bedrijf in Utrecht op te zetten. Inderdaad, een vorm van patriottisme. Wetenschappelijk waren wij in De Uithof namelijk erg goed bezig, maar wat er aan bedrijvigheid gebeurde, sloeg nergens op. Dat ergerde me.

Ik heb alleen onderschat hoe groot de weerstand zou zijn. Ondernemen was in universitair Nederland nog totaal niet aan de orde, dus toen ik vroeg of ik een BV mocht starten, zat iedereen met zijn hoofd te schudden. En het werd nog erger toen bleek dat ik ook aandeelhouder zou worden. Dat kon helemaal niet, zeker niet als aanstaand hoogleraar. Gelukkig stond directeur Gerlach Cerfontaine van het Academisch Ziekenhuis vierkant achter mij. Als je bij hem binnenkwam met een idee, riep hij binnen drie seconden: 'Gaan'. Of hij zei: 'Ik vind het helemaal niks.' Hij was volstrekt duidelijk, een bestuurder naar mijn hart.

In 1996 heb ik UBiSys opgericht. Ik combineerde het algemeen en wetenschappelijk directeurschap en ik merkte al snel dat dat een vak apart is. In de eerste plaats moet je keihard durven zeggen: ik ben nu hier, over drie jaar moet ik daar zijn, en dat moet gebeuren via twee meetbare tussenpunten. Alleen zo kun je financiers overtuigen om geld in je bedrijf te steken. Wat je ook moet snappen, is dat je bij grote banken en andere investeerders niet meer 'op zijn wetenschaps' kunt binnenkomen. Als je dat doet, zelfs al ben je directeur, dan ontstaat meteen twijfel of je wel weet hoe je een bedrijf moet runnen. Bij een beursgang heb je te maken met dertig mannen in grijze pakken, die allemaal topsalarissen verdienen en het kunstje al vaker hebben gedaan. Als jij daar niet in stijl binnenkomt en laat zien dat je de baas bent, dan word je afgeserveerd. Het eerste wat ik gedaan heb, is een pak kopen, niet zo'n goedkoop pak van de HEMA maar een duur Italiaans maatpak.

De wereld van de biotech heeft zijn heel eigen spelregels en ik ben bang dat we die in Utrecht gewoon niet goed genoeg beheersen. Wij roepen wel heel hard 'Nederland innovatieland', maar als ik hier dan zo'n lullig in elkaar getimmerd houten bordje zie staan met 'Science Park leeft', dan word ik erg treurig. Ik vind dat bord exemplarisch voor het ambitieniveau in Utrecht. Want wat hebben we hier nou eigenlijk? Ja oké, we hebben het Alexander Numangebouw, maar dat wordt voor het grootste deel bezet door Genmab, een Deens bedrijf, opgezet door Amerikaanse managers, dat voor een deel in Utrecht staat vanwege Jan van de Winkel die het als wetenschappelijk directeur overigens meer dan uitstekend doet. De aanwezigheid van Genmab heeft echter weinig te maken met origineel Utrechts ondernemerschap, opgezet en gestimuleerd door universiteit en academisch ziekenhuis.

Voor echte innovatie in dit vak heb je mensen nodig die geld, management en science bij elkaar kunnen brengen. Maar daarvoor moet je iets te vertellen hebben in de biotechwereld en dat hebben de mensen die er in Nederland - en zeker in Utrecht - mee bezig zijn, niet. In het buitenland zitten Nederlanders die dat wel hebben, CEO's van grote biotechs zoals Henry ter Meer van Genzyme of Pim Stemmer die meerdere succesvolle biotechbedrijven heeft opgericht in Californie. Dat zijn mensen met veel ervaring die nu net een beetje uit hun bedrijf stappen. Als ik collegelid was, zou ik zo iemand vragen om van Utrecht het beste biotech-oord van de wereld te komen maken. Veel geld hoeft dat niet te kosten, want die mensen weten precies waar het grote geld ligt. Je moet ze alleen de vrije hand geven. Dus denk ik dan: Yvonne van Rooy, roep nou niet alleen af en toe iets als er een camera aanstaat, maar doe iets. Zet hier zo'n wereldkampioen neer die gaat sleuren en trekken, die ermee opstaat en ermee naar bed gaat en die zorgt dat er hier eindelijk iets goeds van de grond komt.

Maar ik betwijfel of dat gaat gebeuren. Ik ben hier nu op een paar achterafkamertjes in het Hubrecht Lab met Merus een tweede Crucell aan het bouwen, maar niemand in Utrecht die dat volgens mij in de gaten heeft. Ja, Hans Clevers weet het, maar ik wed dat de naam Ton Logtenberg Yvonne van Rooy of andere Utrechtse bestuurders niets zegt. Ik wil niet arrogant overkomen, maar dat tekent wel de situatie. Ik ben bang dat innovatie hier iets is, waarover men op vrijdagmiddag om kwart over vijf nog even nadenkt. Met UBiSys zijn we indertijd naar Leiden vertrokken, omdat er in Utrecht niets gebeurde. Dat wil je voor de toekomst toch voorkomen?

Ik ben nu 49 en veel van mijn leeftijdsgenoten vragen zich af hoe ze de laatste vijftien jaar van hun werkzame leven nog een beetje leuk kunnen maken. Daar heb ik gelukkig totaal geen last van. Dankzij de fusie van UBiSys om Crucell te vormen had ik gemakkelijk de rest van mijn leven kunnen golfen, maar geld heeft voor mij nooit een overwegende rol gespeeld. Mijn drive is om mijn ideeën te verwezenlijken op het hoogst mogelijke niveau en daarvoor heb ik hier weer alle vrijheid. Natuurlijk, ik heb met Merus een financiële lijn uitgezet die ik moet volgen: we hebben nu 2,5 miljoen euro, volgend jaar wil ik tien miljoen euro ophalen, over drie jaar veertig miljoen euro en dan worden we verkocht voor 500 miljoen euro of we gaan naar de beurs. Maar dat hoort erbij. Als ik geen zin had gehad om me bezig te houden met boekhoudregels van de Nasdaq, was ik wel hoogleraar gebleven. Maar ik ben heel blij dat ik deze keuze heb gemaakt. De huidige fase met heel veel vrijheid, met relatief weinig geld, maar met enorm veel ambitie en echte innovatie is de allerspannendste die er is. Als ik nu 's ochtends wakker word, denk ik: wij zijn waarschijnlijk de besten ter wereld op ons gebied en dat gaan we laten zien ook. Er zijn geweldig leuke dingen te doen, en ik kan zelf alle beslissingen nemen. Dus wat wil ik nog meer?

CV

Ton Logtenberg (49) werd in 1996 hoogleraar immunologie. In datzelfde jaar richtte hij het biotechbedrijf UBiSys op, dat in 2000 opging in het inmiddels zeer succesvolle Crucell. De overname van de aandelen UBiSys door Crucell leverde de universiteit ruim twaalf miljoen gulden op. Ook Logtenberg zelf hield er een leuk bedrag aan over. In 2003 keerde hij Crucell de rug toe en richtte Merus op. In zijn jonge jaren was Logtenberg een veelbelovend tennisser, die onder meer de latere nummer 1 van de wereld Ivan Lendl versloeg.

'Startende ondernemers zoeken dat kleine beetje vertrouwen'

Universiteit steunt jonge bedrijven

Jop de Vrieze

"Hier moet het allemaal komen", wijst Bas Allart, projectleider van het CvOI, terwijl hij door de verlaten kantine op de eerste verdieping van het Kruytgebouw loopt. "We hebben nu al een tijdelijke ruimte in de oude bibliotheek, maar als de verbouwing klaar is beschikken we over de hele zuid- en westkant van deze verdieping." In de ruimte komen kantoren, vergaderruimten en presentatiezalen, maar vooral heel veel startende ondernemers. Eindelijk lijken de ambitieuze plannen om De Uithof tot Science Park te maken, gestalte te krijgen.

'Een mix van kennisinstellingen en bedrijvigheid, die de positie van Utrecht als kennisregio versterken'. Dat is de ambitie achter 'Science Park Utrecht'. Eind 2005 verscheen die benaming op grote borden verspreid over De Uithof. Meer dan verbaasde blikken van studenten en medewerkers leverde het niet op. Eind 2006 vonden de initiatiefnemers dat daar verandering in moest komen. De Universiteit, de Hogeschool, het UMC Utrecht, de gemeente en de provincie tekenden een convenant waarmee ze besloten dat dat kenniscentrum voor de regio er nu echt moest komen. Het CvOI is het eerste concrete resultaat van dit besluit.

Technostarters

Wat doet het CvOI zoal? Dat kan het beste uitgelegd worden aan de hand van een beschrijving van de taken van het project 'StartImpuls Utrecht', dat is ondergebracht bij het CvOI, maar officieel nog zelfstandig is. StartImpuls ondersteunt beginnende ondernemers in de technologiesector: technostarters. Deze ondernemingen dreigen vaak tussen de wal en het schip te raken: zodra kennis van studenten of medewerkers toegepast of een product ontwikkeld gaat worden, haakt de universiteit af. Investeerders of klanten zien in die fase vaak nog geen heil in het product of bedrijf. StartImpuls Utrecht springt in het gat dat hierdoor ontstaat. Onder andere door laagdrempelige pre-seed leningen met ongeveer 3,5% rente te verschaffen vanuit het 'Rabo Pre-seed fonds'.

Bas Allart is het brein achter Startimpuls. Hij legt uit hoe een starter aan zo'n lening komt: "Een ondernemer klopt bij ons aan met een idee, uitvinding of businessplan. Een commissie van technologie-experts, ondernemers en investeerders licht dit plan grondig door en besluit dan of het vruchtbaar genoeg is om geld in te steken." De leden van deze commissie werken onder andere voor grote investeringsmaatschappijen en banken of zijn zelf ondernemer. Naast de Rabobank Utrecht is het ministerie van Economische Zaken verantwoordelijk voor de helft van de vijf miljoen euro budget van StartImpuls. Door deze hefboomsubsidie is het mogelijk om relatief risicovolle leningen te verstrekken. "En dat is erg belangrijk," benadrukt Allart, "want ook de meest succesvolle Nederlandse technologiebedrijven zijn ooit door de moeilijke opstartfase heen gekomen."

De commissie kijkt ook naar de persoon achter het plan, want die moet het gaan waarmaken. Allart: "De ondernemer is persoonlijk aansprakelijk voor de lening en neemt daarmee ook risico. Maar we hebben het hier wel over reële bedragen, hooguit enkele tienduizenden euro's." Afgelopen jaar vroegen 24 ondernemers zo'n pre-seed lening aan bij StartImpuls. 17 daarvan, waaronder een aantal studenten, werden gehonoreerd met in totaal ruim een half miljoen euro. Kun je bij StartImpuls ook geld kríjgen? "Nee, subsidie verstrekken we niet. Daarover kunnen we alleen adviseren."

Dat is volgens Allart dan ook hét sterke punt van StartImpuls: advisering op basis van ervaring, expertise en een groot netwerk. "Naast voordelige bedrijfsruimte komen mensen bij ons vooral om te praten en toegang te krijgen tot dat netwerk. We hebben al de nodige ondernemingen zien langskomen. Bovendien hebben mijn HU-collega Bart Verhulst en ik allebei ervaring als ondernemer en daardoor weten we waar we over praten." Alleen al een gesprek over de plannen van een bedrijfje kan volgens Allart een startende ondernemer veel steun en inzicht bieden. "Eigenlijk zoeken ze vooral naar dat kleine beetje vertrouwen dat hen over de streep trekt om écht de stap te zetten richting de wereld van het ondernemen."

Overigens is StartImpuls niet alleen bedoeld voor ondernemers die van de universiteit of de hogeschool komen. Sterker nog, de helft van de tot nu toe gehonoreerde projecten kwam van elders uit de regio. Het gaat hierbij om de meest uiteenlopende initiatieven, variërend van gamingbedrijven tot producenten van waterzuiveringsinstallaties. Sowieso is het aanbod erg divers: van ICT en life science tot geavanceerde electronica en techniek. StartImpuls werkt ook met scouts die, net als in de voetballerij, op pad gaan om groeibriljantjes te ontdekken.

Utrecht Inc.

Niet alleen technologen of wetenschappers kunnen op de eerste verdieping van het Kruytgebouw terecht. Waar StartImpuls alleen bedoeld is voor technostarters, richt het CvOI zich op een bredere groep ondernemers. Ook alfa's en gamma's kunnen bij een loket terecht voor advies en ook zij kunnen voordelig kantoorruimte huren. Het CvOI organiseert, vaak samen met StartImpuls, netwerkbijeenkomsten en workshops. Zo vond onlangs de themabijeenkomst 'De lift naar succes' plaats, waar ondernemers de mogelijkheid krijgen om a la 'Het beste idee van Nederland' hun plan in één minuut aan een mogelijke investeerder te verkopen. Wanneer het CvOI zelf geen antwoord weet op vragen van aspirant-ondernemers is het ook niet te beroerd om door te verwijzen naar andere organisaties, mits het plan potentie heeft.

Het CvOI is niet alleen ontstaan vanuit een behoefte van de kennisinstellingen zelf. Ook vanuit de regio komt er steeds meer vraag naar toegang tot hoogwaardige kennis. Voor het midden- en kleinbedrijf herbergt het CvOI daarom ook het MKB-loket. Dat werkt ongeveer net zo als de al langer draaiende wetenschapswinkels waarmee het loket nauwe banden heeft: bedrijven leggen onderzoeks- of kennisvragen neer en het CvOI speelt deze door naar een partij binnen de universiteit of de hogeschool die er een antwoord op zou kunnen geven. Langzaam bouwt het CvOI zo een reputatie op als netwerker tussen netwerken. Hoewel de naam daarin niet echt meewerkt. "Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie klinkt niet sexy en de afkorting levert vaak vragende blikken op," geeft Allart toe. "We gaan de 'handelsnaam' voor de buitenwereld dan ook veranderen naar Utrecht Inc. 'Inc' staat voor 'incorporated', verwijzend naar een Amerikaanse bedrijfsvorm. De partijen die achter het initiatief schuilgaan willen zich als één regionale organisatie presenteren. Verder is 'Inc' afgeleid van 'Incubator', een bedrijfskundige term voor kweekvijver. Zo'n kweekvijver vol kleine bedrijfjes zit sinds 2004 ook in het Alexander Numangebouw, vlak naast de faculteit diergeneeskunde. Maar als het aan Allart ligt, is straks de hele Uithof zo'n incubator.

Fab Labs

Hoe ziet de ideale Uithof er in de ogen van Allart uit? "Ik denk dat we al binnen een paar jaar toe kunnen naar een mix van onderwijs- en onderzoeksgebouwen, kweekvijvers van startende ondernemingen, grotere bedrijven, kleine productiefabriekjes oftewel Fab labs, en loketten voor uitwisseling van allerlei soorten kennis en expertise. Een echt science park waar wetenschap, kennis en bedrijvigheid hand in hand gaan. Iedereen in De Uithof kan dan door die dynamiek en kruisbestuiving zien wat men aan elkaar kan hebben, dat ondernemen helemaal niet zo ver van hen af staat als soms lijkt. De link moet nog veel sterker worden, zodat studenten echt kunnen leren wat ondernemen inhoudt. Dat kan op allerlei manieren. Wat is er bijvoorbeeld sprekender dan een masterclass van een échte ondernemer?"

Die persoonlijke aanpak biedt perspectieven volgens Allart. "Er zijn sowieso veel mogelijkheden met role models", gaat hij verder. "Zo kennen we een enthousiaste student psychologie die als ondernemer cursussen speedreading ontwikkelt en aanbiedt. Als je die voor een zaal studenten zet, steek je anderen aan met dat enthousiasme." Het CvOI heeft studenten zeker niet als enige doelgroep, maar doet wel steeds meer om de jonge doelgroep warm te maken voor het ondernemerschap. Kort geleden zijn de banden aangehaald met de Student Business Club. Die krijgt een ruimte in de Kruyt-kantine waar studenten met ondernemersambities terecht kunnen en dicht bij het vuur aan de gang gaan met hun idee.

Allart ziet duidelijk veel kansen en zijn missie is nog lang niet volbracht. Al wordt er de laatste tijd positiever gedacht over ondernemen, het bedrijfsleven en de academie zijn nog steeds twee gescheiden werelden, die elkaars taal niet spreken. Maar dat zou niet zo hoeven te zijn, vindt Allart. Zelf is hij er een goed voorbeeld van. "Eigenlijk ben ik in deze baan binnen de kennisinstellingen ook een ondernemer. Ik bouw met ons team dit hele ondernemersconcept vanuit het niets op en er moet nog heel wat gebeuren. Het enige verschil met échte entrepreneurs is dat mijn salaris elke maand veilig door de universiteit op mijn rekening gestort wordt."

'Vroeger wilde we al samen een dierentuin beginnen'

"Veel mensen denken dat we ons productiebedrijf naast een vaste baan hebben, maar Dyzlo Film is geen hobbyproject meer. Dat was het nog wel toen we in 2004 begonnen tijdens onze studie Theater, Film- en Televisiewetenschap. We zijn heel voorzichtig gestart met wat kleine filmpjes, toen nog vooral fictie. Inmiddels maken we vooral voorlichtings- en publiciteitsfilms, met gemiddeld één fictieproject ernaast. In fictieproducties kunnen we onze creativiteit kwijt, en dat willen we ook blijven doen. Onze droom? Over tien jaar willen we een goede Nederlandse dramaserie of film hebben geschreven en geproduceerd.

Afgelopen zomer zijn we allebei afgestudeerd en hebben we besloten om ons de volle honderd procent te storten op Dyzlo Film. Alle facetten van het maken van videofilms zit in ons werk: het bedenken van ideeën, het overleggen met opdrachtgevers over de gewenste vorm, het camerawerk en de montage. Soms maken we gebruik van bevriende freelancers als we te veel werk hebben.

Je kiest door het starten van een eigen bedrijf wel voor onzekerheid, maar tegelijkertijd voor heel veel vrijheid. Als we drie maanden vooruit kunnen kijken zijn we al heel tevreden, en tot nu toe lukt dat. We kunnen tot nu toe prima rondkomen van Dyzlo Film.

Waar we in het begin wel aan moesten wennen was de zakelijke positie die je soms moet innemen. Zeker in het begin hebben we bij bepaalde projecten veel meer gedaan dan de bedoeling was, en daar geen extra kosten voor in rekening gebracht. Er kleeft aan creatieve bedrijven toch vaak een 'gezellig' imago, en mensen gaan er soms vanuit dat we bepaalde dingen er wel even bij kunnen doen.

We wonen nu nog in een studentenhuis en dat gaat tot nu toe prima, maar nu we fulltime met Dyzlo Film bezig zijn willen we ook wel naar een grotere ruimte. Nu loopt privé en werk soms wel heel erg door elkaar heen.

Gelukkig verloopt onze samenwerking nog steeds heel soepel; we kennen elkaar natuurlijk al 25 jaar. Vroeger wilde we al samen een dierentuin beginnen, op ons tiende hadden we al hele bouwtekeningen klaar. Dat we nu ook samen een bedrijf hebben, voelt heel natuurlijk. Soms zijn we meer collega's dan broers, en dat is niet altijd even leuk. Maar ruzies hebben we eigenlijk nooit.

We komen uit een familie met veel zelfstandige ondernemers, en daar kloppen we ook regelmatig voor advies aan. We zijn allebei niet zo cijfermatig ingesteld, en daar lopen we soms op vast. Als dat gebeurt roepen we de hulp in van familie of vrienden, we zijn verder niet aangesloten bij organisaties die starters op weg helpen.

Ons grootste project op dit moment is een documentaire over de zanger Jan Mesdag die in 1988 is overleden aan aids. Daar hebben we twee jaar voor uitgetrokken, wat heel lang lijkt, maar als je ziet wat er allemaal bij komt kijken valt het heel erg mee. Voor die documentaire hebben we een paar maanden geleden ook opnames gemaakt in New York, en daar liepen we echt zo rond van 'wow, dit is gewoon ons wérk!'.

MV

Waar zijn de vrouwen?

Het Ublad is nieuwsgierig of er vrouwelijke UU-ers de stoute schoenen hebben aangetrokken en een eigen bedrijf zijn gestart. Jij bijvoorbeeld? Stuur dan een mailtje naar redactie@ublad.uu.nl, en wie weet sta je dan in een van de volgende Ubladen.

Studentenkaders

Wie?: Aankomend masterstudent Bestuurs- en Organisatiewetenschap Luís Verbakel (24) en Mark Feenstra (24), afgestudeerd Bedrijfseconomie aan de Universiteit van Tilburg).

Bedrijf?: SkyDreams (sinds 2002)

Wat doet jullie bedrijf?

Luís: "Internetmarketing voor verschillende diensten en producten, met een focus op de reisbranche. Met een team van 5 fulltimers en 25 studenten die parttime werken, maken we gebruiksvriendelijke websites waarop de consument op een eenvoudige manier een reis kan boeken."

Studeren jullie nog wel?

Luís: "M´n studie vind ik heel belangrijk, en gelukkig hebben docenten er ook begrip voor dat ons bedrijf veel tijd opslokt. Ze stimuleren me zelfs, zo heb ik m´n bachelorthesis over SkyDreams geschreven." Mark: "Maar over het algemeen vind ik dat Nederland hun studentstarters veel meer mag stimuleren. In Amerika zijn ze echt trots op hun jonge ondernemers en komen ze hen financieel tegemoet."

Wat verdienen jullie per maand?

Mark: "Ja, we wisten dat die vraag ging komen. Als we kijken naar onze jaarcijfers hebben we een omzet van een bedrag met zes nullen, hoeveel zeggen we niet. Maar alle winst investeren we weer in SkyDreams, en zo horen ambitieuze ondernemers dat ook te doen." Luís: "Van wat er overblijft kunnen we prima leven, maar we hebben geen dure auto´s en luxe appartementen."

Over 10 jaar.....

"...horen we bij de grootste internet marketingbureaus van Europa."

MV

Wie?

Derdejaars student Natuurwetenschap en Innovatiemanagement Steven van den Tol (22)

Bedrijf?StudentDocent (sinds september 2007)

Wat doet je bedrijf?

"Ik bied middelbare scholen studenten aan die incidenteel bepaalde docenten kunnen vervangen in een bepaald vakgebied. Je kunt het dus zien als een soort bemiddelingsbureau. De studenten hebben tijdens zo'n lesuur dan vooral een huiswerkbegeleidende rol, maar de scholieren kunnen ook gerichte vragen stellen. Daarnaast ben ik aan het kijken of studenten op middelbare scholen workshops kunnen geven in hun vakgebied, bijvoorbeeld Russisch of filosofie. Er loopt zoveel kennis rond die helemaal niet wordt benut!"

Studeer je nog wel?

"Ja hoor, op dit moment is dat nog geen probleem. Ik sta pas sinds september ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, dus het staat allemaal nog in de kinderschoenen. Ik richt me met StudentDocent nu nog op de regio Utrecht, maar ik wil uitbreiden naar nationaal niveau. De eerste school heeft zich inmiddels gemeld, dus nu gaat het echt beginnen."

Wat verdien je per maand?

"Nog niks. Maar gelukkig hoef ik ook bijna niks te investeren, want het gaat om diensten en niet om producten."

Over 10 jaar.....

".....is dit concept landelijk uitgerold, en heb ik mijn bedrijf wellicht alweer verkocht. Mezelf kennende ben ik dan weer bezig met andere ondernemingen."

MV

Wie?:

Vierdejaars student Sociale en Organisatiepsychologie Michaël Krens (23) en vierdejaars student Natuurwetenschap en Innovatiemanagement Geert-Jan Persoon (24)

Bedrijf?: StudyPrint (sinds augustus 2007)

Wat doen jullie?

Geert-Jan: "Door middel van reclame op printpapier bieden we studenten de mogelijkheid om gratis te printen bij onze, nu nog enige, printzuil in de winkel Primera in De Uithof. Onze klanten zijn de adverteerders, en wij zorgen ervoor dat de reclame op de boven- en ondermarge van het printpapier komt te staan." Michaël: "Studenten kunnen inloggen op ons systeem via onze website, of direct printen bij de printzuil met een usb-stick. Momenteel zitten we nog in een experimentele fase, maar het loopt goed."

Studeren jullie nog wel?

Michaël: "Jawel, maar alles staat op een laag pitje. Geert-Jan: "Het volgende blok ga ik helemaal geen college, heb ik besloten." Michaël: "We hebben laatst wel samen het keuzevak 'Entrepreneurship' gevolgd, waarin we bijvoorbeeld ons eigen businessplan hebben leren schrijven."

Wat verdienen jullie per maand?

Geert-Jan: "Nog niks, we zijn nog vooral aan het investeren. Onze inkomsten komen nu nog uit studiefinanciering en bijbaantjes."

Over tien jaar.....

....is StudyPrint landelijk een groot succes en hebben we eigen mensen in dienst. Ondertussen zijn wij dan zelf alweer met andere producten en diensten bezig, we blijven tenslotte ondernemers."

MV

'Hier is geen Haagse bluf of Amsterdamse arrogantie'

In de sfeervolle aula in het Academiegebouw brachten tijdens een muzikale zondagmiddagmatinee, georganiseerd door VPRO's 3VOOR12/Utrecht, de Utrechtse bands en singer-songwriters Zimihc, Mondo Leone, Kluge Leute en surprise-act Spinvis eigen liedjes ten gehore. "Allemaal Utrechtse artiesten die verhalende luisterliedjes maken, met literaire ondertoon. Ze passen dan ook goed in het plaatje van dit festival", vertelt Peter Bijl, co-auteur van het overzichtboek en oud-student Taal- en Cultuurstudies aan de UU.

Samen met docente Lutgard Mutsaers stelde hij het boek samen. "Deze Nederlandstalige traditie is in deze stad altijd heel sterk geweest. Maar Utrechtse bands en singer-songwriters onderscheiden zich ook door bescheiden te zijn. Er is hier geen Haagse bluf of Amsterdamse arrogantie te vinden."

Volgens Bijl zijn er vele memorabele concerten van Utrechtse bands geweest, maar zijn favoriete Utrechtse band-moment vond plaats in België. "Dat was vorig jaar tijdens het 'concert voor verdraagzaamheid' in Antwerpen, dat een tegengeluid was tegen het opkomende rechts-extremisme in België. Ineens begonnen dEUS-frontman Tom Barman en Koen Wauters van Clouseau voor tienduizenden Belgen "België (is er leven op Pluto?)" van Het Goede Doel te zingen. Ze hadden er een hele eigen versie van gemaakt. Dat al die Belgen uit volle borst zongen dat ze twijfelden over hun land, daar was ik echt wel even stil van."

Ook Erik de Jong, alias Spinvis, is gecharmeerd van Utrechtse popmuziek.

Op de vraag wat z'n favoriete Utrechtse band van het moment is, antwoordt hij meteen: "C-Mon & Kypski, die muziek zit heel goed in elkaar. Maar ik ben ook gecharmeerd van bands als Gem en SneakerFreak. Ja, en natuurlijk de Urban Dance Squad niet te vergeten!" Erik de Jong begon eind de jaren zeventig bij de Utrechtse punkband The Duds. Tot z'n 31e jaar woonde hij ook in de Domstad, maar hij is nu erg blij om in het anonieme Nieuwegein te wonen. "Eerlijk gezegd mis ik het wonen in de stad geen moment. Ik ben graag in grote steden, maar vind het daarna heel fijn om weer thuis in Nieuwegein te zijn. Lekker rustig." De Jong is zeer vereerd met z'n prominente rol in het overzichtsboek. "Het is een mooi boek, en vooral leuk om er doorheen te bladeren want ik ken zo ongeveer alle bands die erin staan."

Marjolein Versteeg

De echte paniekmomenten hadden we netjes na elkaar'

'

Hanneke Slotboom

Danielle van den Heuvel (30) en Jelle van Lottum (31) leerden elkaar zo'n acht jaar geleden kennen. "We gingen een avondje stappen met een groep van de studie, en toen zag ik haar eigenlijk pas voor het eerst. Daarna was het vrij snel bekeken", aldus Van Lottum.

Vier jaar geleden begonnen de twee historici tegelijkertijd aan een promotietraject. Niet alleen hun carrières lopen gelijk op, ook hun proefschriften hebben de nodige raakvlakken. Beide werken hebben betrekking op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de vroegmoderne tijd. En beide beschrijven ze 'barstjes' in de gangbare denkbeelden over fenomenen in de Gouden Eeuw en de periode daarna.

Pilgrim Fathers

Zo zullen veel mensen schepen vol hoopvolle Amerikavaarders op hun netvlies hebben als het gaat om migranten uit landen rond de Noordzee tussen de zestiende en negentiende eeuw. "Dat is ook een aansprekend beeld, de Pilgrim Fathers en de stichting van Nieuw Amsterdam, dat dan later New York wordt. Maar vaak is de geschiedenis veel banaler dan dergelijke mooie beelden", aldus Van Lottum. Hij gebruikte voor zijn onderzoek eerdere studies om in kaart te brengen hoe de verschillende migratiestromen in Noordwest-Europa zich tot elkaar verhielden. Zijn conclusie is dat de meeste migranten het helemaal niet zo ver zochten. 'Interregionale' migratie kwam het vaakst voor, vooral in de vorm van arbeiders uit omringende landen die naar de Republiek der Nederlanden trokken.

Met name Holland bleek in trek. Daar lagen de lonen in de Gouden Eeuw rond de twintig tot zestig procent hoger dan elders. Bovendien was er door de economische groei veel vraag naar arbeid. Mannen konden terecht in de bouw of de scheepvaart, terwijl vanuit de groeiende middenklasse veel vraag was naar meisjes die in het huishouden konden werken. "Eigenlijk verschilde de situatie toen helemaal niet zo veel van de migratie die je nu ziet vanuit bijvoorbeeld Polen", aldus Van Lottum. "Ook de migratie van bijvoorbeeld de Hugenoten, zo'n andere heel bekende groep, blijkt getalsmatig in het niet te vallen bij de stromen mensen die in de loop van de eeuwen migreerden vanwege de arbeidsmarkt."

Handelsvrouwen

Zijn partner Danielle van den Heuvel deed onderzoek naar een ander bekend beeld uit de Gouden Eeuw: de heroïsche Hollandse handelsvrouw. "Buitenlandse reizigers naar de Republiek noemen dat in hun reisverslagen vaak als iets opmerkelijks, ze schetsen een beeld van vrouwen die heel actief en bedreven zijn in de handel". Het gangbare idee is dat dit fenomeen eveneens te maken had met de gunstige economische omstandigheden in het Nederland van de Gouden Eeuw. "Ook in recente debatten over Afrikaanse en Aziatische economieën worden economische groei en de activiteiten van vrouwen in de handel met elkaar in verband gebracht. Dus het was voor mij volkomen onverwacht dat juist in de achttiende eeuw, toen de economie stagneerde, de participatie van vrouwen aan de handel het grootst was." Een van de conclusies van Van den Heuvel is dat niet zozeer economische groei, als wel de daaruit voortkomende veranderingen in de structuur van de handel gunstig bleken voor vrouwen. De opkomst van veilingen maakte het voor - alleenstaande - vrouwen makkelijker een marktstal te hebben, omdat zij niet meer afhankelijk waren van de directe aanvoer van een product door een echtgenoot. Vrouwen in de internationale koophandel bleken gebaat bij de opkomst van dienstverleners als makelaars en cargadoors. Winkeliersters profiteerden van de toename van nieuwe en goedkopere producten, omdat minder startkapitaal vereist was om een winkel te beginnen.

De boodschappen

Ondanks de raakvlakken hadden de historici het naar eigen zeggen thuis niet vaak over de inhoud van hun onderzoeken. Jelle van Lottum: "Voor mij is het wel klaar als ik thuis ben. Er moet ook aan de boodschappen gedacht worden." Van den Heuvel wilde daarentegen nog wel eens een plotseling opkomend idee spuien. "Maar dat was toch niet vaak. Alleen tijdens het halfuurtje op de fiets van en naar het werk, dan hadden we het er over."

Sterker nog, de twee hebben het proefschrift van de ander niet eens in zijn geheel gelezen. Van den Heuvel: "We haalden veel minder fouten uit elkaars werk dan anderen die we vroegen om mee te lezen. Het leverde weinig op, alleen maar extra werk voor de ander. Dus daar zijn we mee opgehouden". Zij vermoedt dat ze te dicht op elkaars werk stonden om er kritisch naar te kijken. Maar Van Lottum erkent dat hij het ook moeilijker vindt om kritiek te geven op zijn partner dan op een andere collega.

En toch heeft het tweetal naar eigen zeggen veel baat gehad bij de samenwerking. "Je weet precies hoe de ander zich voelt", vertelt Van Lottum. "Je hebt het zelf ook, of je hebt het net gehad. Als je partner ander werk doet, is het denk ik veel moeilijker om te zeggen:'Ik wil best tijd voor je maken, maar nu even niet'." Van den Heuvel reageert: "Maar we hadden ook geluk. De echte paniekmomenten hadden we netjes na elkaar, dus we konden elkaar geruststellen. En die momenten duurden nooit heel lang. Misschien werkt dat zelfs wel onbewust zo: je weet dat de ander ook door moet. En we konden natuurlijk ook tegen vrienden en vriendinnen zeuren."

Volgens de twee was het grootste pluspunt van gelijktijdig promoveren de steun die ze aan elkaar hadden op 'methodologisch' vlak. "We hebben heel veel aan elkaar gehad als het ging over de vraag hoe je iets het beste aan kunt pakken. Bijvoorbeeld hoe je het best een praatje kunt voorbereiden, of hoeveel tijd je nodig hebt om een bepaald hoofdstuk te schrijven. En we hebben heel veel gepraat over het aio-schap in het algemeen", aldus Van Lottum. Zijn vriendin kan eigenlijk maar een nadeel noemen van de weg die ze gevolgd hebben. "Als je samen thuis bent, en de ander gaat nog even aan het werk, dan is het wel heel moeilijk om zelf voor de buis te blijven zitten".

Spitwerk

Het lukte het tweetal om binnen vier jaar te promoveren. Inmiddels hebben beiden een beurs waarmee ze een jaar in Cambridge kunnen werken. Van Lottum gaat er verder met zijn onderzoek naar migratiestromen. Hij heeft geen speciale voorliefde voor een bepaalde tijd. "Ik ben vooral geïnteresseerd in de ontwikkeling van een fenomeen als migratie over een langere tijdsspanne. De achttiende en negentiende eeuw in Nederland zijn wat dat betreft nog redelijk onontgonnen. Veel Nederlandse studies richtten zich toch vooral op de Gouden Eeuw."

De sleutel tot Van Lottums succes is zijn abstractievermogen, zo weet Danielle van den Heuvel. "Hij is heel goed in staat om de grote lijnen te zien, om processen op macroniveau te bekijken. En bovendien is hij een duizendpoot, hij kan meerdere projecten tegelijk doen."

Van den Heuvel zelf houdt zich in Engeland bezig met de invloed van gilden op de commercialisering van de kleinhandel. Haar sterke punt is volgens vriend Van Lottum "haar ijver, zonder dat eufemistisch te bedoelen. Zij is heel creatief in het vinden van de juiste literatuur. Ze kan eindeloos veel boeken, geschriften en archieven doorpluizen, en weet daar dan toch een mooie lijn in te vinden."

Het spitwerk in archieven is voor Van den Heuvel een van de aantrekkelijke kanten van het bestuderen van de vroegmoderne tijd. "Ik word blij van het archief. Ik vind het fenomenaal om die eeuwenoude boeken voor mijn neus te krijgen die betrekking hebben op de dagelijkse gang van zaken toen."

Crossen door de bossen

Mirjam Streefkerk / fotografie Floor Fortunati

Thermoskannen, kinderwagens en klapstoeltjes: het lijkt een familiedag in het bos, maar het is het 'NK Relay oriëntatielopen'. Op een open plek in het Zandenbos bij Nunspeet hebben zo'n honderd mensen zich verzameld, Wouter Foppen (19) is er een van. De student Geneeskunde probeert op deze herfstachtige dag kampioen te worden, met zijn vader als teamgenoot.

Foppen gaat straks als derde en laatste van zijn team van start met een kaart in zijn handen en een chip en kompas om zijn vingers, de benodigdheden van een oriëntatieloper. De lopers moeten zo snel mogelijk navigeren langs de posten die

op de kaart staan de posten aangegeven. Bij elke post moet de chip worden ingevoerd in een elektronisch kastje. Zo kan de wedstrijdleiding zien dat hij straks daadwerkelijk elke post in de goede volgorde heeft bereikt.

De te volgen tactiek ligt voor de hand. Wouter: "Als je te hard loopt, kun je de kaart niet meer lezen. Dus hoe dichter je in de buurt van een post komt, hoe preciezer je gaat oriënteren en hoe langzamer je loopt." De kortste weg is niet altijd de beste, vertelt Wouter. Over los zand of door dichte bossen is het bijvoorbeeld erg lastig lopen. De details over de ondergrond staan allemaal op de kaart vermeld. Wouter: "Ik neem altijd wel wat risico, door stukken af te snijden, maar vandaag zal ik veel op het pad lopen. Ik wil m'n team niet benadelen."

De kaart onder je voet

Het van oorsprong Scandinavische oriëntatielopen is in Nederland een relatief onbekende en kleine familiesport. En dat is volgens Wouter meteen de charme ervan. "De sfeer bij wedstrijden is heel prettig, iedereen kent elkaar." Vriendschappelijke concurrentie, dat is wat er onder oriëntatielopers heerst. "Natuurlijk wil je zelf graag winnen, maar je gunt elkaar ook wel iets."

Langzaam maakt de herfstachtige grijze bewolking plaats voor wat flauw zonlicht. Als de eerste lopers zich bij de start verzameld hebben, legt de wedstrijdleiding onder hun voet de kaart neer waarop de renners kunnen zien naar welke posten ze moeten lopen. Pas als er is afgeteld van tien tot nul, mag de kaart opgepakt en bekeken worden.

Voormalig Nederlands kampioen Ronald Dohmen (40) is de eerste loper van Wouters team en loopt 4,5 kilometer. Peter Foppen (54), de vader van Wouter, mag daarna aantreden voor de drie kilometer en ten slotte mag Wouter zelf het karwei afmaken door een afstand van zes kilometer te lopen.

Bij de start van de eerste lopers drukt Wouter de stopwatch in, zodat hij kan bijhouden hoeveel de achterstand of voorsprong straks is. "Kom op Ronald", roept hij naar zijn teamgenoot die verdwijnt in het bos. Een podiumplaats zit er wel in vandaag, denkt de Geneeskundestudent. En heel misschien kunnen ze zelfs eerste worden. Maar dan moet iemand in het team van Clemens Roos, de beste oriëntatieloper van Nederland, een fout maken. "Als ik iets eerder kan vertrekken dan Clemens, kunnen we winnen", denkt Wouter.

Verdwaald

Het is Wouter tot nu toe nog maar een keer gelukt Roos te verslaan, maar daar zal waarschijnlijk snel verandering in komen. "Ik word ouder", zegt Roos (35), "Wouter kan goed lopen en goed kaartlezen. Ik heb nu nog meer vermogen, maar ergens in de komende jaren zal ik hem moeten laten gaan."

Wouter leerde oriënteren van zijn vader en liep op zijn tiende zijn eerste wedstrijd: "Maar ik verdwaalde, omdat ik van de kaart was afgelopen." Niels-Peter, de oudere broer van Wouter, is herstellende van een blessure, maar rent normaal ook mee om de prijzen.

Sinds een paar jaar legt Wouter zich fanatiek toe op zijn sport. Twee keer per week traint hij in Utrecht bij een atletiekvereniging, twee keer doet hij zelf een training en een keer loopt hij een wedstrijd. Dat is behoorlijk zwaar naast zijn arbeidsintensieve opleiding. Wouter: "Het eerste half jaar van mijn studie woonde ik nog thuis in Harderwijk, toen was ik alleen maar aan het reizen, trainen en studeren. Inmiddels woon ik in Utrecht en heb ik wat meer tijd voor andere dingen."

Waslijnen

De Geneeskundestudent begint aan de warming-up met zijn vader, zodat ook de oudste Foppen klaar is om straks voor een podiumplaats te gaan rennen. Even voor de finish hangen twee waslijnen boven elkaar vol met kaarten voor de volgende lopers. Als de aanstormende Dohmen de kaart voor Wouters vader pakt, zijn er al vier weg. Wouter geeft zijn vader nog een bemoedigend schouderklopje: "Blijf scherp pa, blijf oriënteren." En weg is Peter Foppen.

Ronald, nog nahijgend van zijn loop, was verbaasd toen hij afgelopen seizoen voor het eerst sinds tijden weer aan een oriëntatieloop meedeed. "Jarenlang was ik een van de beste oriëntatielopers in Nederland, Wouter was altijd het kleine jongetje, dat ook meedeed. Dit seizoen haalde hij me gemakkelijk in." Het sterke punt van Wouter is volgens zijn teamgenoot dat hij zich met alle aspecten van de sport bezighoudt. "Hij duikt er heel diep in, maakt zelf ook kaarten. En dat zijn vader en broer ook fanatieke lopers zijn, helpt natuurlijk ook."

Wouter staat inmiddels klaar bij de start. Hij moedigt zijn vader de laatste meters nog aan, knikt even met zijn hoofd, pakt de kaart en sprint ervandoor. Al drie laatste lopers zijn dan weg. "Relaxed doen Wout", roept zijn broer hem na. Het verschil met de nummer 1, uiteraard Clemens Roos, is meer dan drie minuten, te veel om nog goed te maken. "Maar als Wouter geen fout maakt, komen we nog op het podium", denkt vader Foppen wiens handen onder het bloed zitten omdat hij door de bramenstruiken is gerend.

Wouter komt als derde bij een van de laatste posten aan. Hij stopt zijn chip in de post en nadat die bliept, rent hij weer verder terwijl hij geconcentreerd op zijn kaart kijkt. Nu moet hij nog ongeveer een kilometer lopen. Iemand uit het publiek roept: "Je kunt Adrie nog pakken hoor." Adrie loopt in tweede positie.

Peter Foppen denkt niet dat zijn zoon in die ene kilometer nog bijna twee minuten kan inlopen. Hij staat dertig meter voor de finish te wachten met een enorme vlag van MINOR, de vereniging van de Foppens. Clemens Roos is dan al even binnen, net als de nummer twee. Een kleine minuut later komt Wouter uit de dichte begroeiing aangerend. "Je bent derde jongen", zegt Peter Foppen. Zijn zoon is tevreden: "Derde? Yes", zegt hij hijgend, terwijl hij doorrent. Zijn vader loopt met de vlag achter zijn zoon aan. Onder luid gejuich van het publiek komt Wouter over de finish.

"Jij had ook goed gelopen, pa", zegt Wouter als hij een ander shirtje aantrekt. Hij geeft een dikke zoen op het voorhoofd van zijn vader. "Er zat gewoon niet meer in."

Geen vrijstellingen

In een tent wordt een kind verschoond, lopers van verschillende teams vergelijken hun tijden met elkaar en in de verte roept een klein jongetje naar zijn moeder: 'Hup mama'. Het wachten is op de laatste lopers, die pas vertrokken toen winnaar Roos al binnen was.

De wedstrijd van vandaag is een van de laatste van het seizoen. Deze maand zal Wouter het rustig aan doen, om zich daarna vol op de voorbereiding voor het WK-junioren in Zweden te storten. Daar wacht hem een parkoers met veel meer hoogteverschil en moerasgronden. De extra trainingen zijn vooral gericht op het oriënteren. "Ik zal wat vaker zelf met een kaart het bos ingaan. Of ik neem een kaart waar ik met een computerprogramma de paden weghaal, zodat het moeilijker wordt te bepalen waar je bent."

In Zweden ontmoet hij de absolute wereldtop. Hij hoopt zich daar te kunnen kwalificeren voor de B-finale, de op een na hoogste eindstrijd. Wouter: "A zou natuurlijk leuker zijn, maar ik moet realistisch blijven. Voor een Nederlander is de B-finale een prima prestatie."

Wouter moet een tentamen missen voor het WK, maar vooralsnog heeft hij geen toestemming de herkansing wel te mogen maken. Oriëntatielopen is geen sport waar zomaar vrijstellingen voor gegeven worden. "Dat is weleens frustrerend", zegt Wouter. Hij is nog in onderhandeling met de examencommissie.

"Mijn studie is het belangrijkst. Van oriënteren kan ik straks niet leven. Bovendien zal ik als ik coschappen moet lopen geen puf meer hebben om zo intensief te trainen." De Geneeskundestudent ziet geen internationale oriëntatieloopcarrière voor zichzelf weggelegd. Daar is zijn sport te klein voor in Nederland. Wouter: "Maar we zien wel hoe het loopt. Eerst maar eens zorgen dat ik Clemens inhaal."

Kader

Nederlandse orientatielopers kijken jaloers naar Zweden waar de sport zelfs op scholen wordt beoefend. Eind negentiende eeuw ontstond het oriëntatielopen in Scandinavië als militaire oefening en in de twintigste eeuw professionaliseerde de sport zich in die regio. Nog steeds domineren de Noord-Europese landen de sport, al zijn er inmiddels wel 67 landen lid van de Internationale Oriëntatieloop Federatie. De Nederlandse afdeling telt ongeveer 350 leden, verdeeld over zeven verenigingen. Het Nederlandse leger heeft ook een oriëntatieploeg, waar de beste orientatieloper van Nederland, Clemens Roos deel van uitmaakt.

NIOD-rapport over Nobelprijswinnaar:

Debye was tegenover het nazi-regime 'loyaal met de achterdeur open'

Debye leefde vooral voor de wetenschap en voor zichzelf. Voor de sociaal-politieke context waarbinnen zijn wetenschappelijke loopbaan zich afspeelde, had hij nauwelijks oog. Dat leverde een mengeling op van idealistisch en opportunistisch gedrag. Aldus de conclusie van het onderzoek dat Martijn Eickhoff van het het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) deed in opdracht van het ministerie van Onderwijs, naar het vermeende oorlogsverleden van Nobelprijswinnaar Piet Debye.

Afgelopen dinsdag werd in het Trippenhuis van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen in Amsterdam het NIOD-rapport In naam der wetenschap? P.J.W. Debye en zijn carrière in nazi-Duitsland aangeboden aan de directeur Onderzoek van het ministerie van OCW. Voor de UU is dit onderzoek van belang omdat het een rol speelt in een nog door het college van bestuur te nemen beslissing of het fysisch-chemisch Debye-onderzoeksinstituut die naam weer mag gaan dragen, of dat deze Nobelprijswinnaar die kortstondig in Utrecht hoogleraar was, voortaan in het Stichtse als persona non grata door het leven moet gaan.

Niet de in historische kringen veel bekritiseerde, morele vraag 'goed', 'fout' of 'grijs' staat in het onderzoek van Eickhoff centraal, maar de simpele vraag: hoe heeft Debye in het Derde Rijk carrière kunnen maken? De man staat niet te boek als een nazi-sympatisant of als een antisemiet, maar hij verwierf in Hitler-Duitsland wel de hoogst denkbare wetenschappelijke posten. En hij staat evenmin te boek als iemand die zich tégen het Duitse regime heeft gekeerd. Die opstelling vond haar dramatisch dieptepunt in de oproep per brief aan Joden om hun lidmaatschap van het natuurkundig genootschap waarvan Debye voorzitter was, op te zeggen, met als ondertekening: 'Heil Hitler'. Had dat echt niet anders gekund, bijvoorbeeld met als ondertekening: 'Mit deutschen Grüße'?

Volgens Eickhoff is die brief op te vatten als een combinatie van pragmatisme en formalisme. Sinds 1933 was het gangbare praktijk in Duitsland om Joden te weren uit allerlei ambten en gremia. Debye verrichtte met het verzenden van die brief een soort dubieuze klerkenarbeid, waarvan hij de portee op dat moment waarschijnlijk niet eens in de gaten had. Hij ondertekende met 'Heil Hitler', omdat dit in de ambtelijke correspondentie toendertijd gebruikelijk was, en waarschijnlijk nergens anders om. "Als wetenschapper maakte hij geen onderscheid tussen Jood en niet-Jood. Als wetenschaporganisator schikte hij zich naar de gangbare praktijk van die dagen", aldus het rapport.

Dit deed hij ter meerdere eer en glorie van de wetenschappelijke vooruitgang, waarvoor hij zich verantwoordelijk voelde. Debye bereikte zijn wetenschappelijke topposities mede dankzij zijn netwerken in Duitsland, zoals zijn contact met Max Planck of zijn connecties binnen de Rockefeller Foundation (die Europa na 1918 weer op de kaart wilde krijgen) en het Duitse onderwijsministerie. De wereld van de wetenschap probeerde hij strikt te scheiden van het nationaal-socialisme. Het ging hem louter om de toekomst van de Duitse fysica en haar rol in de internationale wetenschap.

Debye zou er, aldus het rapport, een negentiende-eeuwse wetenschapsopvatting op na gehouden hebben met een onstuitbaar geloof in de zegeningen van de wetenschap. Dat dit vooruitgangsgeloof ingehaald zou kunnen worden door een macabere sociaal-politieke werkelijkheid kwam eenvoudigweg niet bij hem op. In die opstelling voelde hij zich zelfs gesteund door koningin Wilhelmina, die hem toestond om in Duitsland te blijven werken met behoud van de Nederlandse nationaliteit. En ondanks al zijn Duitse sympathieën die zich uitstrekten tot zelfs in zijn huwelijksbed, heeft hij nooit een Duits staatsburgerschap nagestreefd.

Toen Debye na de oorlog, in de jaren 1946 - 1947 terugkeerde in Nederland, in zijn geboortestad Maastricht, werd hij op handen gedragen. Terwijl dat de jaren waren waarin de zuiveringen op het scherpst van de snede werden doorgevoerd. Inmiddels is dat heldenbeeld bijgesteld. Maar de conclusie uit het boek Einstein in Nederland van Sybe Rispens, waardoor deze hele affaire aan het rollen is gebracht, noemt het NIOD "karikaturaal". Het is onterecht Debye te kenmerken als een opportunist die niet vies was van de nazi's.

Hoewel het NIOD eerder te kennen gaf dat Rispens zich op deugdelijke bronnenmateriaal baseerde, wordt dat beeld in het nu gepresenteerde onderzoek genuanceerd. Zo zou Rispens bijvoorbeeld slechts gebruik hebben gemaakt van één brief die Debye schreef vanuit de VS naar Duitsland. Uit die brief zou een wens spreken om terug te kunnen keren. Er bestaan echter vijf van dergelijke 'terugkeerbrieven', en daaruit doemt een veel genuanceerder beeld op. Een "selectief bronnengebruik", noemt Eickhoff dit nu.

Er valt het een en ander aan te merken op Debye, maar om hem compleet te diskwalificeren voert te ver. Het is dus maar helemaal de vraag of dit onderzoek veel nieuws toevoegt aan wat in het voorjaar 2006, toen er opdracht toe gegeven werd, al bekend was. De voorstanders van handhaving van de naam Debye zullen uit dit rapport even gemakkelijk munitie voor hun stellingname weten te halen als de tegenstanders ervan. De voorstanders zullen zeggen: het eerdere oordeel van het NIOD waarop het college van bestuur zijn beslissing baseerde houdt niet stand want Rispens heeft zijn bronnen wel degelijk selectief gebruikt. De voorstanders zullen wijzen op het feit dat hoe dan ook Debye een misplaatst gevoel had van wetenschappelijke onaantastbaarheid, waardoor hij op cruciale momenten verkeerde keuzes gemaakt heeft, en dus niet zondermeer al voorbeeld voor een huidige generatie studenten kan gelden.

Waarmee de leuze van de befaamde Utrechtse historicus Pieter Geyl maar weer eens bevestigd is: Geschiedenis is een discussie zonder eind. De commissie Terlouw, die het college van bestuur over pakweg twee maanden moet adviseren bij de beslissing om Debye al dan niet te rehabiliteren, zal er nog een hele klus aan hebben.

Lees het hele rapport via www.niod.nl

Wat eraan voorafging

'Einstein in Nederland. Een intellectuele biografie'. Aldus de titel van het boek van Sybe Izaak Rispens. Vrij Nederland bracht een voorpublicatie uit dit boek onder de kop 'Nobelprijswinnaar met vuile handen' en Volkskrantredacteur Martijn van Calmthout (zelf Einstein-biograaf) besprak het boek onder de titel 'Beroemde Utrechter hielp Hitler-regime'. Kortom: in beide publicaties werden nog eens de passages uit Rispens boek over het oorlogsverleden van Peter Debye over het voetlicht gebracht.

Het boek bracht de reputatie van Debye onmiskenbaar een deuk toe. Debye riep op tot zuivering van de Deutsche Physikalische Gesellschaft van Joden en ondertekende deze brief met 'Heil Hitler'. Bovendien zou Einstein getracht hebben hem vanwege zijn relaties met het nazi-regime tot persona non grata in de Verenigde Staten te laten verklaren.

Het college van bestuur van de Universiteit Utrecht (evenals trouwens de Universiteit Maastricht die een Debye-prijs heeft en de Stichting Edmond Hustinx die een Debye-leerstoel beheert) zat met deze constateringen in zijn maag, en vroeg het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie om een onderzoek in te stellen naar de deugdelijkheid van de bronnen waarop Rispens zich baseerde. Het NIOD oordeelde positief: de bronnen klopten en Rispens had er op een verantwoorde manier gebruik van gemaakt. Daarop besloot het CvB om Debye niet meer te gebruiken als voorbeeldfiguur en hem als naamgever van een onderzoeksinstituut te schrappen. Weliswaar met als kanttekening dat 's mans wetenschappelijke reputatie zonder blaam is.

En toen begon wat als variant op de Debye-kwestie ook wel de Gispen-kwestie is genoemd. Want veel medewerkers van het Debye-instituut en een flink aantal hoogleraren was het met deze gang van zaken niet eens; ze vonden dat de vorige rector, Willem Hendrik Gispen, wat al te voorbarig had gehandeld. Zakelijk directeur Gijs van Ginkel van het Debye-instituut bijvoorbeeld zei te beschikken over bronnen die een ander licht zouden kunnen werpen op de positie van Debye in de periode 1935-1945. Het college vroeg hem die bronnen beschikbaar te stellen voor eventueel nader historisch-wetenschappelijk onderzoek - waartoe het Ministerie van Onderwijs inmiddels opdracht had gegeven aan het NIOD.

Dat deed Van Ginkel, maar tegelijk gaf hij in zijn publicatie zijn eigen visie op het oorlogsverleden van Debye, en een toelichting op zijn mening dat het college een misstap had begaan met het schrappen van de naam. "Dit is niet louter een bronneninventarisatie en dus niet volgens onze afspraak", zei rector Gispen, waarop hij publicatie van dit boekje verbood en de auteurs vroeg het te herschrijven tot louter die bronnenuitgave. Zo ontstond er een 'censuurrel'. Die werd weer door een aantal hoogleraren en emeriti - onder wie Theo Ruijgrok en Kees Andriesse - toegespeeld aan Universiteitsraad en Ublad. Na rijp beraad achtte de U-raad zichzelf niet bevoegd om een uitspraak te doen. Het Ublad deed weliswaar verslag van de onenigheid tussen hoogleraren en college, maar weigerde over de vraag of hier sprake zou zijn van een publicatieverbod zelf positie in te nemen. Daarmee laadde de redactie de verdenking op zich slippendrager van het CvB te zijn - ook al raakte anderzijds de relatie tussen de rector en het Ublad door deze affaire tijdelijk ernstig verstoord.

Inmiddels is het NIOD-onderzoek afgerond. Op basis van de bevindingen in dit rapport van onderzoeker Martijn Eickhoff gaat de commissie Jan Terlouw een advies uitbrengen aan de universiteiten van Utrecht en Maastricht en aan de Hustinx-stichting over hoe te handelen met de naamgevingskwestie. Dat advies wordt eind januari 2008 verwacht.

Peter (Pie) Debye (Debije) - 1884-1966

* 1884: Geboren te Maastricht

* 1901: Studie elektrotechniek aan de Technische Hochschule in Aken

* 1906: Overstap naar München, in het voetspoor van zijn hoogleraar A. Sommerfeld

* 1908: Promotie

* 1911: Overstap als hoogleraar naar de ETH Zürich, als opvolger van Einstein

* 1912: Overstap naar Utrecht, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit

* 1913: Hoogleraar te Göttingen en huwelijk met de Münchense Mathilde Alberer

* 1920: Terugkeer naar Zürich

* 1927: Hoogleraar experimentele natuurkunde in Leipzig

* 1936: Winnaar van de Nobelprijs voor Chemie. Verhuizing naar Berlijn voor een dubbelfunctie: directeur van het Kaiser-Wilhelm Institut für Physik - het latere Max Planck Institut - en hoogleraar aan de Friedrich-Wilhelm Universität.

* 1938: In een rondschrijven als voorzitter van de Deutsche Physicalische Verein riep hij Joodse leden op hun lidmaatschap op te zeggen

* 1940: Overstap naar de Cornell University, Ithaca, VS

* Nadat in 1946 Pie Debije Amerikaans staatsburger was geworden, ging hij verder als Peter Debye door het leven.

* 1966: overleden te Ithaca.