Achtergrond

Doorgaan met vernieuwing

Yvonne van Rooy over het Strategisch Plan 2009-2013

Armand Heijnen

Uw eerste termijn overziend, overheerst dan de tevredenheid?

"Je kunt natuurlijk nooit helemaal tevreden zijn. Terugkijkend naar vier jaar geleden en hoe de Universiteit Utrecht er toen voorstond, kun je constateren dat we met zijn allen fikse stappen vooruit gezet hebben. Maar vooruitblikkend naar de toekomst is er nog veel verandering en verbetering mogelijk en noodzakelijk."

Welke stappen vooruit zijn er gezet, de afgelopen vier jaar?

"Om te beginnen: veel meer dan voorheen hebben we de UU op de kaart gezet als een researchuniversiteit met een internationale positie waarop je trots mag zijn. We hebben, vergeleken met andere universiteiten, de afgelopen jaren meer middelen weten te verwerven voor onderzoek, niet alleen van NWO maar vooral ook uit de derdegeldstroom.

"We zijn strategische samenwerkingsverbanden aangegaan, bijvoorbeeld met Wageningen. Ook met de stad en de provincie Utrecht is de relatie intensief. Ik wijs op de stappen die gezet zijn voor de vorming van een Sciencepark in De Uithof. Dit heeft te maken met het toegenomen belang van kennisvalorisatie, zowel maatschappelijk - denk bijvoorbeeld aan de samenwerking van de faculteit Sociale Wetenschappen met GGD-instelling Altrecht -, als economisch. Het aantal 'technostarters' dat in Utrecht een eigen bedrijf begint, is even groot als dat van de technische universiteiten.

"En dan het onderwijs: vier jaar geleden moest de universitaire gemeenschap toch heftig slikken als het woord BSA (bindend studie advies, red.) viel, nu is het aan bijna alle faculteiten ingevoerd. Ambitie, prestatie, differentiatie zijn geen taboes meer in Utrecht, de tijd is er nu rijp voor."

Maar u wilt méér. Waarom niet gezegd: heel mooi wat we hebben bereikt, nu even pas op de plaats? Wat motiveert u om door te gaan?

Wat mij motiveert zijn drie dingen. Ten eerste de studenten. Die krijgen hier geweldig veel kansen om zich te ontplooien, om hun toekomstige loopbaan optimaal voor te bereiden. Het gaat er om dat zij die kansen grijpen en niet na vier jaar zeggen: had ik maar een andere master gekozen, was ik maar naar het buitenland gegaan, was ik maar actief geweest in een vereniging ... .

"Dan is er het onderzoek: geen mooiere baan dan te werken voor een organisatie die met de toekomst van de samenleving bezig is. Het is mijn taak als collegevoorzitter om dat naar buiten uit te dragen en duidelijk te maken hoe belangrijk die kennis is voor de samenleving. Tegelijkertijd hebben professionals, onderzoekers, vaak de neiging om zich te richten op hun eigen kring. Ik zie het daarom ook als mijn taak om de wereld van buiten naar binnen te halen.

"Wat mij tenslotte drijft, is de wens om de ondersteuning efficiënter te maken en de financiën op orde te krijgen. Daar is de afgelopen tijd door Hans Amman en veel medewerkers enorm hard aan gewerkt. Het doel is tweeledig: zorgen dat we een kwalitatief hoog niveau van ondersteuning hebben, bijvoorbeeld ICT en administratie. En dat tegen zo laag mogelijke kosten. Wat we besparen komt ten goede aan onderwijs en onderzoek.

"Samengevat: mijn drive als bestuurder is ervoor te zorgen dat deze organisatie op vernieuwing en verandering gericht blijft. Dat is complexer dan het klinkt, want vernieuwing wordt vaak als bedreiging ervaren. Ik zie het als mijn taak mensen daar in mee te krijgen. Gelukkig deel ik dat met mijn collega's in het cvb en met vele anderen in de universiteit."

Met de commissie Dijsselbloem in gedachte: volgen de vernieuwingen elkaar niet op in een te hoog tempo? En wordt er wel naar het veld geluisterd?

"Het is wel wat anders of er weer eens een circulaire uit Den Haag komt die ons dwingt om te veranderen, wat in het vwo veelal het geval was, of dat we zelf initiatieven nemen. We doen dat in nauwe samenwerking met de faculteiten, met ruimte voor eigen inbreng en invulling. Daarbij proberen we steeds de professionals intensief te betrekken. Het onderzoeksbeleid zoals dat eerst onder leiding van Willem Hendrik Gispen en nu door Hans Stoof vorm heeft gekregen in het project 'focus en massa' is vooral gebaseerd op keuzes die in de faculteiten zelf zijn gemaakt.

En wat Den Haag betreft: vergeet niet dat we als universiteiten de afgelopen jaren ons ingespannen hebben om onzalige plannen zoals dat van de leerrechten tegen te houden. Daar heeft de politiek uiteindelijk terecht naar het veld geluisterd."

Maar wat maakt vernieuwing dan zo noodzakelijk?

"De sterke positie die we nu als universiteit hebben is het resultaat van de vernieuwing van de afgelopen tien jaar. Die koers moeten we vasthouden. Bovendien dwingen ook veranderingen in de samenleving, bijvoorbeeld de steeds internationalere arbeidsmarkt, ons tot verdere vernieuwingen. Uit de OESO-review over het Hoger Onderwijs blijkt dat Nederland een veel te eenvormig hoger onderwijs heeft, dat er gedifferentieerd moet worden. Met ons Law College, de honours programma's, ons bama-stelsel of met University College zijn wij bij uitstek in een positie om in die differentiatie een voortrekkersrol te vervullen.

"We doen het niet slecht in het onderwijs, integendeel. In Utrecht halen we met het bachelorcohort 2002 een rendement van 57 procent na vier jaar, tegenover 37 procent landelijk. Dat is substantieel beter en een compliment voor onze docenten en studenten. Maar tegelijk moeten we constateren dat er ook bij ons nog veel ruimte voor verbetering is. Dat betekent bijvoorbeeld dat we ambitieuze en gemotiveerde studenten meer moeten uitdagen door speciale programma's aan te bieden. Een researchuniversiteit moet zich juist onderscheiden door excellentie te stimuleren. Dat is van belang voor onze eigen studenten maar ook voor onze aantrekkingskracht op goede studenten uit het buitenland. Bovendien vraagt de arbeidsmarkt in toenemende mate om hoogwaardige, ambitieuze afgestudeerden.

"Ander voorbeeld van de noodzaak van vernieuwing: internationalisering. Over een jaar of vier lopen alle grote onderzoeksprogramma's die uit de pot aardgasbaten gefinancierd zijn, af. Het is maar zeer de vraag of er opnieuw zo veel Haags geld onze kant op komt. Meer dan tot nu toe zullen we ons daarom moeten richten op Europa en dat betekent dus dat we onderzoeksmiddelen in internationale competitie zullen moeten verwerven. Dat stelt de nodige eisen aan onderzoekers die samenwerkingsverbanden moeten aangaan en daarvoor expertise moeten ontwikkelen. Ook bij het werven van talent zullen we ons meer op het buitenland moeten richten. Daarbij zijn de structurele relaties met buitenlandse universiteiten belangrijk. Bijvoorbeeld onze samenwerking met Californië. Die universiteit heeft maar met vier andere universiteiten op de wereld een samenwerkingsovereenkomst vergelijkbaar met die met de Universiteit Utrecht. Dat betekent dat wij hun ook het nodige te bieden hebben. Dat mogen we best meer uitdragen. We hoeven heus niet zo typisch Utrechts bescheiden te zijn; het wordt in het buitenland totaal niet begrepen als je niet trots bent op je eigen instelling."

We gaan nadenken over een Strategisch Plan en willen dan weer alles: internationaal, breed in onderwijs, goed in onderzoek, maatschappelijk en economisch relevant en liefst ook nog duurzaam... Is dat geen oude wijn in nieuwe zakken?

"We willen ons nadrukkelijk profileren als researchuniversiteit. En binnen het onderzoek hebben we onze focusgebieden aangewezen, keuzes die in de toekomst mogelijk nog verder aangescherpt moeten worden. Dat maakt ons ook een interessantere partner voor het bedrijfsleven en voor Europa. Bij het onderzoek gaat het er om talent te stimuleren door internationale competitie.

"Een researchuniversiteit willen zijn betekent tegelijk dat je heel goed onderwijs moet geven, dat je toptalent extra uitdaagt, zowel undergraduate als graduate, en dat laatste vooral ook internationaal. Toptalent aantrekken en vasthouden betekent selectie, numerus fixus, bsa. Dat is zeker niet geheel nieuw, maar op die ingeslagen weg gaan we zeker door. Utrecht heeft een solide basis, maar die kunnen we nog verder versterken. Bijvoorbeeld verdere specialisatie in de masteropleidingen. Ook dat betekent keuzes maken. Vernieuwen is niet alleen iets nieuws beginnen, maar ook stoppen met masters die onvoldoende studenten trekken. De spirit om permanent te vernieuwen moeten we vasthouden."

We hebben nu onderwijs hoog op de ranglijst, en in het personeelsbeleid moet het mogelijk zijn om langs die lijn carrière te maken. Dat valt dus tegen. Wetenschappelijk personeel wordt nog steeds afgerekend op onderzoek.

"Als je een researchuniversiteit wilt zijn is onderzoek het fundament, Natuurlijk spelen publicaties een wezenlijke rol voor de positie en de loopbaan van wetenschappers. Dat is internationaal zo en dat zal zo blijven. Maar dat neemt niet weg dat op alle fronten aan de UU groot belang wordt gehecht aan onderwijs. Waar nu pas landelijk wordt gesproken van een basis- of seniorkwalificatie onderwijs voor alle docenten, is dat in Utrecht al lang en breed usance. We hebben ook speciale onderwijshoogleraren, zoals bij Geneeskunde, Diergeneeskunde en Rechtsgeleerdheid. We hebben onze jaarlijkse Onderwijsparade met de verkiezing van een docent van het jaar. En het succes van dat alles is af te lezen aan de rendementcijfers. Ik vind dat we in Utrecht echt een goede onderwijsspirit hebben."

Meer dan bij het vorige Strategisch Plan wil het college nu de universitaire gemeenschap bij die vernieuwing betrekken. Hoe?

"Deze maand is er iedere week een lunchbijeenkomst waarbij studenten, onderzoekers, docenten, ondersteunend personeel en internationaliseringsmedewerkers met ons praten over het nieuwe Strategisch Plan. Dus over onderwijs, onderzoek, internationalisering, talentbeleid, de positionering van de UU naar buiten, en over de UU als organisatie. Daarbij komen ook thema's aan de orde als: de leefbaarheid van De Uithof, de ontwikkeling van het Science Park samen met het UMC Utrecht, de samenwerking met de hogeschool, of met de provincie en de gemeente, kennisvalorisatie en het stimuleren van ambities. "Daarnaast organiseert ook de U-raad deze week een conferentie die input voor de nieuwe strategie zal opleveren.

"Het zijn buitengewoon inspirerende bijeenkomsten. Er is veel elan en grote betrokkenheid. De ideeën die worden aangedragen en de positieve instelling van waaruit men met ons meedenkt ervaar ik als heel stimulerend. Dat geeft geweldig veel energie en vertrouwen dat we een ambitieus Strategisch Plan kunnen maken dat ook werkelijk draagvlak heeft."

'Slopen zit Utrechter in het bloed'

Rob van Scheers schrijft cultgeschiedenis van Domstad

Van Scheers woont al zijn hele leven in de Domstad. In die 48 jaar heeft hij de stad in al zijn facetten leren kennen. Op jonge leeftijd nam zijn vader, "een echte voetbalman", hem elk weekend mee naar wedstrijden van de Utrechtse voetbalclubs Elinkwijk, DOS of Velox. Zelf ging hij voetballen bij UVV. Van zijn kunstminnende tante kreeg hij de nodige culturele injecties. "Ze nam me mee naar buurtbioscoop Olympia om The West Side Story te zien. Dat behoorde volgens haar onderdeel uit te maken van de opvoeding."

Naast deze sport- en bioscoopuitstapjes vergaapte kleine Rob zich aan de lichtreclames van de Jaarbeurs op de Neude: "Dat leek eigenlijk wel een beetje op Parijs." Ook de Dom werd in zijn jonge jaren menigmaal bedwongen: "Die heb ik wel een keer of tien beklommen."

Into space

Met Universiteit Utrecht kwam Van Scheers al op tienjarige leeftijd in aanraking. Aanleiding was zijn interesse voor de kosmos. "Ik groeide op in de tijd van de Apollo's en de eerste mens op de maan. Mijn vriendjes en ik liepen met kartonnen dozen op ons hoofd. Voor ons gezicht sneden we een raampje uit het karton. Boven op de doos plantten we een antenne die we van de auto van de buurman hadden afgebroken. En dan in slow motion lopen, alsof je op de maan was."

De nieuwsgierige jongen schreef een brief naar de Utrechtse sterrenwacht. Kees de Jager (tot 1986 hoogleraar Sterrenkunde aan de UU) nodigde hem uit op Sonnenborgh. "Hij was zo aardig, zo beleefd. Een beschaafde man en de kennis straalde ervan af. Ik mocht van hem door de grote kijker kijken. En aan het eind van mijn bezoek kreeg ik foto's mee van de zon, met zonnevlekken en al. Ik was helemaal into space! De professor werd mijn held."

De illustere sterrenkundige van de UU duikt enige malen op in het boek van Van Scheers. De chroniqueur geeft sowieso ruim baan aan de universiteit die al eeuwenlang onlosmakelijk verbonden is aan de stad. "Ze werkt als een magneet. Als de universiteit er niet was geweest, had de stad minder mensen en dus heel wat minder verhalen gehad."

Leven van de pen

Na zijn middelbare schooltijd ging Van Scheers studeren aan de School voor Journalistiek. Zijn stageplek vond hij buiten Utrecht: "In Amsterdam, bij de Haagsche Post. Dat tijdschrift had altijd financiële problemen waardoor ik als stagiair al heel veel mocht doen. Had ik ineens een paar weken het coververhaal! Dat was best een beetje gek; wie rekent daar nou op?"

Sindsdien kan Van Scheers leven van de pen. Naast vele journalistieke bijdragen in diverse dag- en weekbladen heeft hij enige boeken op zijn naam staan, waaronder de biografie van filmregisseur Paul Verhoeven. In 2005 verscheen van zijn hand De Grote Parade waarin "nooit bevroede dwarsverbanden" uit de twintigste eeuw worden uitgelicht. Van Scheers: "Naar aanleiding van De Grote Parade vroegen ze in Utrecht: kun je dat ook niet voor onze stad doen? Ik twijfelde of er wel genoeg verhalen zouden zijn. Maar als je eenmaal gaat spitten stuit je op zoveel dat nog niet bekend is." Het resultaat van zijn onderzoek is De kleine parade, een werk dat belooft om "bijna tweeduizend jaar Utrechtse cultgeschiedenis in ruim 300 pagina's te vangen".

Nieuwe en Oude Utrechters

Naast zijn schrijfcarrière is Van Scheers gastdocent Filmgeschiedenis aan de UU. In die hoedanigheid schotelt hij zijn studenten films voor die zij nog niet eerder hebben gezien. Zijn journalistieke achtergrond laat hij gedurende deze collegereeks een rol van betekenis spelen: "De studenten moeten een aantal papers schrijven. Ze krijgen bij mij een punt extra als er iets van nieuwsgaring inzit. Een goede stijl levert eveneens een bonuspunt op."

Ook in De kleine parade richt hij zich zo nu en dan rechtstreeks tot Utrechtse studenten. Deze 'Nieuwe Utrechters' hebben naar het idee van de auteur vaak geen weet van de stadsgeschiedenis. "Veel studenten komen van buiten Utrecht. Dankzij mijn werk krijgen ze een cultureel besef van de stad, dit boek geeft Utrecht zijn eigen culturele identiteit."

Naast de 'Nieuwe Utrechters' is er natuurlijk aandacht voor de zogenoemde 'Oude Utrechters'. Het motto van laatstgenoemde groep luidt: 'Alles is niets', hetgeen zich volgens Van Scheers vooral uit in de lust tot slopen: "Slopen zit de Utrechter in het bloed." Verder constateert Van Scheers dat "Utrechters lijden aan een soort minderwaardigheidscomplex, een second city syndroom." Een complex dat volgens de stadsauteur niet geheel terecht is. Utrecht en haar inwoners zijn immers bekend tot ver over de landsgrenzen. Geen Italiaan zal beweren dat ie nog nooit van Marco van Basten heeft gehoord, Japanse judoka's buigen nog altijd voor Anton Geesink en in Frankrijk kan de Utrechter pochen op de hoofdrolspeelster uit Emmanuelle: Sylvia Kristel.

Broodje Mario

Van Scheers beschrijft in zijn boek vele oude Utrechtse uitgaansgelegenheden. Een daarvan is stripclub Limburgia die een onderkomen had aan de Lange Elisabethstraat. Meer en minder bevallige dames dansten er op livemuziek. Van Scheers: "Begin jaren zeventig reed een busje, gevuld met vijf Italiaanse musici, deze straat in. De mannen vormden de band I Nuovi Cardinali, de nieuwe kardinalen, en kwamen de stripteaseacts in Limburgia begeleiden met hun muziek. De drummer was Mario."

Van de band is verder weinig vernomen. Maar de de Italiaanse bollen van pizzabakker Mario zijn tot ver buiten Utrecht bekend. Het Broodje Mario is zelfs zo populair dat hiphopformatie De Stropstrikkers er een rapnummer aan heeft gewijd. Ook bestaat er een Broodje Mario-hyves waar liefhebbers van de bol zich kunnen aanmelden.

En dat allemaal dankzij een kraampje aan de Oudegracht, waar goedlachse, besnorde Zuid-Europeanen hun waar aan de man brengen. "Die kraampjes staan er nog altijd, ook al is de bakkerij verhuisd naar de overkant. De kraampjes mogen niet weg van Mario; dat zou ongeluk brengen. Het is immers de bron van alles."

Volgens Van Scheers ontpopte de ex-drummer zich tevens tot de Godfather, in positieve zin, van de grachten: "Voordat Mario in Utrecht arriveerde waren de werven aan de grachten eigenlijk alleen maar goed voor vuilniszakken en andere rotzooi." Na enige tijd kreeg Mario het bij de gemeente gedaan dat hij een terras mocht openen aan de gracht. Zijn idee kreeg navolging van andere uitbaters. "Daarmee heeft Mario Utrecht eigenlijk groot gemaakt. De werven zijn nu het visitekaartje van de stad."

Paus Adrianus VI

De enige paus die Nederland aan het Vaticaan leverde is een Utrechter: Adriaan Florenszoon Boeyens. Zijn pontificaat was van korte duur; een jaar na zijn kroning in 1522 overleed hij. Van Scheers: "Toen ie overleed dansten de Romeinen in de straten. Tja, dat was onze paus. Het verhaal ging zelfs, al is dat niet vol te houden, dat hij vergiftigd was." Het jaar waarin de Utrechter leider werd van de katholieke kerk werkte niet bepaald in zijn voordeel: "Nee, het was niet het goede moment om aan de macht te komen. De kas was leeg, het Vaticaan verkeerde in een crisis, de reformatie klopte op de deur, net als de Turken."

Wat de katholieke Romeinen de Utrechtse paus evenwel het meest verweten, was diens voorkeur voor soberheid. Soberheid die juist gepast was. Zijn voorganger, Leo X, had het namelijk gepresteerd om de schatkist van het Vaticaan tot op de bodem leeg te krijgen. Maar wellicht dat Adriaan zijn liefde voor het sobere leven ietwat overdreef: "Het plafond van de Sixtijnse Kapel was een paar jaar eerder door Michelangelo beschilderd. Die schilderingen waren naar de smaak van onze paus veel te bombastisch, te uitbundig. Hij had daarom het idiote idee opgevat om alles te witten." Dat maakte hem volgens Van Scheers wel tot een echte Utrechter: "Alles is niets. Slopen."

De impopulariteit van deze Utrechter was zo groot dat het Vaticaan 450 jaar lang enkel Italiaanse kardinalen tot paus benoemden. Pas in 1978 durfden de kardinalen weer een niet-Italiaan, de Pool Johannes Paulus II, op het pauselijk podium te plaatsen. De afkeer voor 'onze' paus blijkt tot op de dag van vandaag. Hij ligt niet tussen de andere overleden katholieke leiders in de Sint-Pieterskerk, maar "voor straf in het Nederlands-Duitse kerkje Santa Maria dell'Anima". Van Scheers, wijzend op de beeltenis van zijn graftombe: "Moet je kijken hoe somber hij erbij ligt. Het is hem allemaal zwaar te moede. Misschien moeten we hem terughalen en bijzetten in de Dom of in de Paushuize."

Marco van Basten

Een andere Utrechter deed het een stuk beter bij de Italianen: Marco van Basten. Tussen 1987 en 1993 maakte San Marco furore bij AC Milan. Supporters van deze club hebben in die jaren herhaaldelijk een pelgrimstocht naar de geboortestad van de grootse voetballer gemaakt. Bij een dergelijk bezoek aan Utrecht werd niet zelden het geboortehuis van Van Basten aangedaan. Van Scheers: "Ze kwamen bij de vader van Marco, Joop van Basten, vragen of ze de jongenskamer van hun held mochten bekijken. Die kamer was eigenlijk een klein museumpje."

Vader Van Basten liet de Milan-aanhang niet zomaar binnen: "Ze moesten een briefje van Marco zelf hebben. Ik denk dat die supporters zo'n briefje kregen wanneer ze Marco opzochten bij een training. Ja, en als één fanatieke supporter dat weet, dan weet het hele stadion het."

Van Scheers heeft het bewuste kamertje ook bezocht. "Het was eigenlijk een keldertje in een flat langs het kanaal. Ongelooflijk, het ligt er vol met voetbalshirts die Van Basten gedragen heeft. Nee, ik ben nergens aan gekomen, dat wil Joop niet."

Van Scheers was in zijn jonge jaren maar wat graag door de benen gespeeld door een dribbelende Marco. Zover is het bij zijn weten nooit gekomen, ook al speelden ze allebei in de jeugd van UVV. "Zijn broer Stanley zat wel in mijn team. Dat is eigenlijk een tragisch verhaal. Iedereen, dus ook vader Van Basten, zag dat Marco veel beter voetballen kon. En dus stak die vader al zijn tijd in hém, waardoor Stanley zich altijd een beetje verwaarloosd voelde."

Prince

Een van de meest wonderlijke verhalen in De kleine parade is voorbehouden aan Prince. Van Scheers, groot fan van de kleine popmuzikant, kwam het verhaal op het spoor via een vriend die eind jaren negentig programmeur was van de Tivoli. Op 23 december 1998, laat op de avond, klopte het management van Prince op de deuren van het poppodium. "Prince en zijn band hadden net opgetreden in de Jaarbeurs. Dat was kennelijk niet genoeg: Prince wilde een afterparty in de Tivoli."

De kleine man gaf daar een toegift van ruim twee uur. Die avond was het Tivolipubliek getuige van een spontaan, fenomenaal optreden. Van Scheers was er tot zijn spijt niet bij: "Maar ik heb een bootleg van dat optreden weten te bemachtigen!"

Die bootleg leerde Van Scheers dat het optreden in de Tivoli niet alleen fenomenaal was. Tijdens dit nachtelijke optreden improviseert Prince namelijk hier en daar. Een van zijn improvisaties bestaat uit een rap. Prince zegt daarin: "Get ready 2 bomb - Osama bin Laden" en "America watch out in 2001".* Van Scheers heeft geen verklaring voor deze onheilspellende, profetische woorden: "Ik heb geen idee. Het is krankzinnig, echt krankzinnig. Het is een authentieke opname, hij zingt het echt, in 1998. Hoe het kan; ik weet het niet. Het leukste zou zijn om het Prince zelf te vragen, maar daar kom je natuurlijk niet bij." Mysterieuze (pop-)geschiedenis. En dat allemaal in Utrecht.

*Het audiofragment is te beluisteren op de site van het Ublad: www.ublad.uu.nl/audio/PrinceTivoli1998.mp3

'In Amsterdam is het allemaal van: kijk mij eens'

Twee kroegen en drie feesten: Utrechtse homoscene is dorps gemoedelijk

Mirjam Streefkerk

De avond is nog jong als we bij de Chueca aan de Oudegracht arriveren. In het onstuimige weer wappert de regenboogvlag flink. Een groepje meisjes van hooguit zeventien komt lallend naar buiten gerold en laat een vrijwel lege kroeg achter.

Drie kwartier later zit er niet bepaald vooruitgang in. Van de vijftien aanwezigen bij binnenkomst, zijn er even voor elven nog zeven over. "Op vrijdag weet je nooit wat er hier gaat gebeuren", zegt barman Nick (22). "Donderdag en zaterdag is het hier altijd feest, maar vrijdag is het nogal wisselvallig." De student Ruimtelijke Ordening & Planologie verwacht dat het nog wel drukker wordt. Hij krijgt gelijk als er een groepje jongens komt binnenvallen. Ze worden uitbundig gezoend door de twee barmannen. Eindelijk begint de Chueca vol te stromen.

Als je gaat homostappen in Utrecht is de keuze beperkt. Twee homokroegen kent de Utrechtse scene om precies te zijn. Het bruine café de Bodytalk, aan de overkant van de Oudegracht, vormt samen met de Chueca de enige vaste homohorecagelegenheid in Utrecht. Ook daar gaan we nog even langs vanavond. Verder is er een handvol vrijwilligersfeesten. Alles bij elkaar ronduit weinig voor de vierde stad van Nederland waar studenten een groot deel van de populatie vormen. Wat vinden homostudenten daarvan? Moet er meer homohoreca komen, of is het eigenlijk wel goed zo?

'Zonder homoscene was ik nu nog maagd'

Anderhalf jaar geleden werd de voormalige homokroeg De Wolkenkrabber Chueca gedoopt, naar de homowijk in Madrid. De Spaanse wortels van de naam van het café komen tot uiting in het blauwe mozaïek tegen de bar en de warme kleuren op de muur, ook buiten. Het discotheekgedeelte aan de werf, De Wolk, doet geen dienst meer: het bleek niet rendabel. Alleen het bord buiten bij de trap maakt er nog melding van.

Rond middernacht is de Chueca goed gevuld. Liberal Arts & Sciences-studenten Susanne (21) en Lieke (22) kijken met een wijntje in de hand wat onwennig rond in het café waar de mannen bij de mannen staan en de vrouwen bij de vrouwen.

Lieke weet het pas sinds een week zeker: ze valt niet alleen op jongens, maar ook op meisjes. En dus moest er met Susanne - al langer uit de kast - gestapt worden in de Utrechtse homoscene, "om een beetje te kijken wat er te kijken valt". Kan dat dan niet tijdens het heterostappen? "Als je hier iemand tegenkomt die je leuk vindt, is de kans toch groter dat het andersom ook zo is", denkt Lieke, die in de Chueca al een leuk meisje gespot heeft. "Kun je die met die pet ook niet even interviewen?"

Ook voor Mark (25), die niet met zijn echte naam in het Ublad wil, is het een belangrijke reden om te gaan homostappen. "Je hoéft niet per se iemand te ontmoeten", vindt de masterstudent Innovation Management. "Maar de wetenschap dat het kán, maakt het leuk om naar een homokroeg te gaan." Herman (29)zegt waar het op staat: "Als er geen homoscene was geweest, was ik nu nog maagd. Je herkent andere homo's lang niet altijd zomaar op straat of in het reguliere uitgaansleven."

Op het eerste gezicht lijkt er dus een behoefte te bestaan aan homohoreca, maar waarom is het Utrechtse aanbod dan zo beperkt? De meest gehoorde verklaring is de nabijheid van Amsterdam, dat jarenlang de eretitel homohoofdstad van Europa had. "Sinds je de hele nacht met de trein naar Amsterdam kunt en terug is het hier een stuk rustiger", zal barvrouw Monica later in de Bodytalk vertellen. Mark, die de Amsterdamse en Rotterdamse homoscene eigenlijk beter kent dan de Utrechtse: "In Amsterdam kun je gewoon naar een ander café als je het ergens niet naar je zin hebt, hier niet."

Als we Lieke en Susanne gedag zeggen en vertellen dat we na de Bodtyalk ook nog naar het Club RiTS-feest in het K-sjot gaan, veert Lieke op. "Een homoseksueel feest? Leuk! Waar?"

'Mannen vinden het extra interessant, als je zegt dat je lesbisch bent'

Chuecabarman Nick waarschuwde ons al voor de Bodytalk. In het bruine café komt het wat oudere publiek. Hoe dat komt? "Dat is zo gegroeid. En als er eenmaal een trend is onder homo's, is die moeilijk te doorbreken." Barvrouw Monica bedient een vrijwel lege kroeg en van de tien bezoekers zijn er negen man. Sommigen zitten alleen aan de bar. De gemiddelde leeftijd ligt boven de veertig.

Monica werkt al veertien jaar in de Bodytalk ("maar ik ben zelf hetero, hoor") en vindt de Utrechtse scene saai geworden. Dat komt niet alleen doordat de Amsterdamse homowereld veel bezoekers afsnoept: "Je ziet dat homo's ook veel meer naar reguliere uitgaansgelegenheden gaan. Homoseksualiteit is toch meer geaccepteerd." Stamgast Johan (59), die alleen aan de bar zit en zich al sinds eind jaren zeventig in de Utrechtse homoscene begeeft, zag de tolerantie inderdaad met de jaren groeien. "Dat is natuurlijk winst, maar het maakt de homoscene er niet gezelliger op."

De homo's die wij later in de RiTS spreken gaan inderdaad ook regelmatig heterostappen. Alternatievere cafés als de Bastaard, de Zaak en 't Hart zijn populair. Toch voelen de meesten zich het prettigst onder hun 'eigen' mensen. Rechtenstudent Chantal (30): "In de heterowereld heb ik soms last van de mannen. In het begin was ik nog naïef en zei ik dat ik lesbisch was, maar dat bleken die mannen alleen maar extra interessant te vinden."

Lieke, die vandaag voor het eerst aan homostappen is, vindt het ronduit bevrijdend: "Het is echt heel fijn dat de mannen hier niets van je willen. En er zijn veel meer vrouwen zoals ik hier, niet van die tutjes." Biologiestudent Kees (24) vindt het fijne aan homostappen dat iedereen elkaar accepteert. "Dan voel je je gewoon meer op je gemak." Hij benadrukt dat het belangrijk is om ook contacten in de heterowereld te houden. Want hoe gezellig en gemoedelijk het ook lijkt in de homoscene: "het kan soms ook een hard en oppervlakkig wereldje zijn, waar mensen alleen op seks uit zijn", is de ervaring van Kees, "en er wordt veel geroddeld."

'Utrecht heeft nu eenmaal een kleine homoscene'

In de vrijwel lege Bodytalk houden wij het na één drankje voor gezien. Het is tijd om naar het enige homofeestje op deze vrijdagavond in Utrecht te gaan: Club RiTS in het K-sjot. Het feest bestaat al tien jaar en ontstond als reactie op de PANN-feesten, die te mainstream werden volgens de initiatiefnemers van RiTS.

Voor buitenstaanders zijn de PANN-feesten het icoon van de Utrechtse homowereld. Het bekende feest in Tivoli, elke derde zaterdag van de maand, trekt bezoekers uit heel Nederland en is vaak binnen enkele minuten uitverkocht. Toch is het onder de homostudenten die wij spreken, niet zo populair meer.

Masterstudente Europees Recht Chantal en student Maatschappelijk Werk Simone (25) krijgen tegenwoordig moedergevoelens als ze ernaartoe gaan. Simone: "De gemiddelde leeftijd daar is zestien min." Chantal stond laatst inderdaad in de rij met een jongen van veertien. Ook Chuecabarman Nick vond PANN vroeger leuker. Hij werd naar eigen zeggen "ontgroend" op het bekende homofeest toen dat nog in Ekko werd gehouden. "Daar was de sfeer veel intiemer."

Naast PANN en Club Rits zijn er nog twee homofeesten die door vrijwilligers worden gerund: Kitty en Cruise Control vinden beide plaats in de ACU. Daarnaast gooit Gorgeous, een nieuw homofeest in de Winkel van Sinkel dat half februari voor het eerst werd georganiseerd, ook hoge ogen. Tenslotte is er ook nog het Midzomergrachtfestival, in juni een jaarlijks homohoogtepunt.

Het aanbod homohoreca in Utrecht is beperkt. Volgens Chantal zou het allemaal veel bruisender en beter kunnen. Maar Herman, de voorzitter van stichting RiTS, zag de afgelopen jaren veel vrijwilligersfeesten sneuvelen, sommige hielden het slechts een avond vol. Homodisco de Wolk kon het ook niet volhouden. "Er is simpelweg geen ruimte voor meer feesten. Utrecht heeft nu eenmaal een hele kleine scene."

'In een homokroeg is er altijd wel iemand gekker dan jij'

Dat dat zo is, blijkt in de RiTS. De meeste bezoekers herkennen we van hun aanwezigheid in de Chueca een uurtje eerder. Veel mensen kennen elkaar. Ook Lieke en Susanne hebben de proef op de som genomen. Nog wat afwachtend staan ze in het hoekje voor de dj-tafel.

Het beperkte aanbod van homohoreca vinden veel Utrechtse homostudenten niet eens zo erg. Soms is het misschien wat saai, maar aan de andere kant: less is more. Eerstejaars Bestuurs & Organisatiewetenschappen en Genderstudies Eline (18) is vaak in Amsterdam op stap geweest: "Als je dan weer in Utrecht gaat homostappen, voelt dat echt als thuiskomen." Haar heterovrienden gaan in Utrecht ook regelmatig mee naar homofeestjes, omdat ze die zo gemoedelijk vinden. Rechtenstudent Chantal: "Utrecht is gewoon net een dorp, het is hier heel vriendelijk. In Amsterdam is het allemaal van 'Kijk mij eens'."

"Okay, maar niet super", dat is het oordeel van Geneeskundestudent Arjen (23) over de Utrechtse scene. "Het uitgaansleven is hier wel laagdrempelig, maar er is weinig variatie." Arjen en zijn vrienden zijn in de RiTS een opvallende verschijning. Ze dragen felgekleurde strakke broekjes en shirtjes, met zweet- en polsbandjes en controleren de dansvloer met aerobicsachtige dansjes. Arjen vierde thuis zijn verjaardag en het thema was Funky Fitness. Naar een gewone kroeg zou hij in deze outfit niet zijn gegaan: "Maar hier kan het allemaal." Mark, die we in de Chueca al tegenkwamen, krijgt gelijk als hij Arjen ziet. Hij noemde eerder een aantrekkelijke factor van het homostappen: "Er is altijd wel iemand die gekker is dan jij."

Na een paar drankjes is het Lieke gelukt in gesprek te raken met het meisje met de pet. "Ze vroeg waarom ik zo naar haar zat te gluren", vertelt ze achteraf. "Ik vertelde dat ik haar wel interessant vond. Daarna hebben we een leuk gesprek gehad, maar ze heeft een vriendin." Teleurgesteld is Lieke echter allerminst over haar eerste avondje homostappen. "Ik heb met Susanne afgesproken dit voortaan elke twee weken te gaan doen."

Wij vinden het mooi geweest. Het wordt steeds leger in het K-sjot waar nu alleen nog maar homomannen de dansvloer bezetten. Bodytalk-barvrouw Monica vertelde dat RiTS-bezoekers vaak nog een afzakkertje nemen in haar café. We fietsen er nog even langs, maar vanuit de verte is het al zichtbaar: Monica heeft het licht vanavond vroeg uitgedaan. Dat betekent dat wij ook kunnen gaan slapen.

Brandbommen en stenen in Boedapest

Máxima die de homorechten openlijk ondersteunt, een nieuwe emancipatienota waarin veel homowensen tot beleid worden gepromoveerd en meer geld voor de uitvoering van dat beleid. Er was wat te vieren in homokringen de afgelopen weken.

Toch vindt rechtenstudente Chantal van den Berg dat er nog wel wat te verbeteren valt. "Scholen hebben bijvoorbeeld de vrijheid homo's te weigeren voor een baan. Daarvoor is Nederland op zijn vingers getikt door de Europese Commissie." Chantal stoort zich eraan dat - als het om homo-emancipatie gaat- de nadruk vaak wordt gelegd op de moslimgemeenschap. "Moslims en homo's worden door rechts Nederland tegen elkaar uitgespeeld, terwijl er ook onder autochtone religieuze gemeenschappen nog een hoop te doen valt."

Chantal, die we spreken in de RiTS, houdt zich veel bezig met de onderwerpen gelijke behandeling en homoseksualiteit. Haar scriptie ter afronding van de opleiding Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam schreef ze over het recht op gezinshereniging voor partners van hetzelfde geslacht binnen de EU-lidstaten. Nu volgt ze in Utrecht de master Europees Recht. Voor Roze Links, een werkgroep van GroenLinks, is Chantal secretaris Internationaal, waardoor ze ook in de praktijk aan de slag kan met het roze thema.

Waar dat idealisme uit voortkomt? Chantal: "Ik vind het erg dat sommige van mijn vrienden niet uit de kast durven komen of hun partner niet mee naar huis mogen nemen. En dan heb ik het alleen nog maar over Nederland. Onlangs liep ik mee in de gaypride in Boedapest, waar extreem-rechts ons bekogelde met brandbommen en stenen. Dan zie je hoe gevaarlijk homofobie kan zijn en hoe we in Nederland moeten blijven opkomen voor volstrekt gelijke behandeling."

Homostappen in Utrecht

In de homocafé's Bodytalk en Chueca, allebei op de Oudegracht, kun je bijna elke avond terecht. Het Ublad zette daarnaast alle Utrechtse homofeesten voor je op een rijtje.

Cruise Control Wanneer: eerste zaterdag van de maand Waar: ACU, oorstraat 71 Muziek: Elektro Entree: € 3,50 Info: www.cruisecontrol.nu

Kitty Alternative Queer Disco Wanneer: laatste zaterdag van de oneven maand Waar: ACU, Voorstraat 71 Muziek: Alternatief Entree: € 3,50 Info: www.kittyqueer.nl

Pann Wanneer: derde zaterdag van de maand Waar: Tivoli, Oudegracht 245 Muziek: mainstream Entree: € 3,50 Info: www.pann.nl

Club Rits Wanneer: elke vrijdag Waar: K-Sjot, Oudegracht a/d werf 157 Muziek: ‘Alternatieve mainstream' Entree: € 3,50 Info: www.clubrits.nl

Gorgeous Wanneer: vijf keer per jaar, eerstvolgende 10 mei Waar: Winkel van Sinkel, Oudegracht 158 Muziek: 'Gorgeous muziek'

Entree: € 13,-- Info: www.gorgeous-party.nl

Een noodslachting zonder trilhandjes

Goed nieuws voor vleesrunderen. Tijdens de komende universiteitsdag gaat bij de faculteit Diergeneeskunde het simulatieprogramma Shoot in première. Toegegeven, als de dieren een been breken, moeten ze nog steeds een noodslachting ondergaan. Maar in ieder geval heeft de dierenarts de situatie al eens virtueel geoefend.

Hanneke Slotboom

Universitair hoofddocent Diergeneeskunde Len Lipman won in 2005 een facultaire onderwijsprijs van tienduizend euro. Hij wilde het geld uitgeven aan een bijzonder project, "iets risicovols dat normaalgesproken niet zo snel van de grond zou komen". Als onderwijscoördinator wist hij dat de faculteit zat te dubben over de vraag hoe studenten moesten worden voorbereid op het verrichten van noodslachtingen. Deze moeten sinds 2006 door dierenartsen worden uitgevoerd, omdat geblesseerde vleesrunderen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn niet meer naar het slachthuis mogen worden vervoerd.

Lipman: "Met die noodslachtingen krijgen veeartsen te maken, maar ook andere dierenartsen als zij tijdens een weekenddienst bij zo'n noodsituatie worden geroepen. Toch kun je het niet standaard tijdens je opleiding oefenen, omdat het maar incidenteel voorkomt. Het is niet zoiets als het euthanaseren van een hond, wat studenten tijdens hun coschappen onder begeleiding kunnen leren".

Schietgaten

De techniek van een slachting is niet moeilijk, aldus Lipman. "Eerst schiet je het dier met een buis, een zogenaamd 'schietmasker' een pen in zijn kop, waardoor het hersendood raakt. Vervolgens snijd je de keel door, om het bloed snel uit het rund te laten lopen, wat nodig is bij vleesdieren." Studenten Diergeneeskunde oefenen zo'n 'normale' slachting tijdens hun coschappen in een slachthuis.

Lipman: "Maar zo'n noodslachting is anders. De situatie in het slachthuis is overzichtelijk en het dier is gefixeerd. Bij zo'n noodoproep kom je in een donkere stal, met een dier dat pijn heeft, met een boer die misschien op je vingers staat te kijken. Uit het slachthuis kwamen verhalen van in nood gedode dieren die meerdere schietgaten in hun kop bleken te hebben. Daarom lag voor ons de nadruk op het nabootsen van de stress en emoties die zo'n situatie oproepen."

3D-bril

Via Onno van der Veen van de afdeling Multimedia van Diergeneeskunde kwam de opdracht terecht bij het projectbureau van de afdeling Kunst, Media en Technologie van de HKU. De projectgroep Stunning Creations, bestaande uit zeven studenten, startte in september met het ontwikkelen van de simulatie.

Student en projectcoördinator Paul Reijnierse vertelt dat het nog niet eenvoudig was de opdracht te concretiseren. "We zijn meegegaan met de studenten naar een slachterij en hebben gesproken met verschillende betrokkenen. Zo'n slachtsituatie is voor iedereen verschillend, dus je weet niet welke emoties je moet oproepen zonder de werkelijkheid geweld aan te doen."

Uiteindelijk besloten ze de simulatie te concentreren rond een 'stappenplan' voor noodslachtingen. "Je moeten in elke fase weten waar je op moet letten, als het gaat om je eigen veiligheid, het welzijn van het dier en de economische belangen van de boer".

Om de werkelijke situatie zo dicht mogelijk te benaderen, gebruiken de studenten voor de simulatie een 3D-bril, een zogenaamde headmounted display. "Daardoor ben je veel meer 'in' de situatie dan als je gewoon achter een toetsenbord zit."

Denkproces

Reijnierse benadrukt dat het opgeleverde prototype nog moet worden "doorontwikkeld" voor het uiteindelijk in het onderwijs kan worden gebruikt. "De mogelijkheden en scenario's moeten nog worden uitgebreid, zodat een medestudent mee kan kijken, en via de computer de omstandigheden kan beïnvloeden. Bovendien zitten er nu nog een aantal bugs in en moet het allemaal nog 'hufterproof' worden gemaakt. Maar gezien de beperkte tijd die we hadden, zijn wij trots op het eindresultaat."

Ook Lipman is tevreden, niet in het minst vanwege het 'denkproces' dat inmiddels bij Diergeneeskunde op gang is gekomen. "Onze studenten moeten zo veel mogelijk vaardigheden aanleren voor ze de praktijk in gaan. Kijk naar jezelf, niemand wil geprikt worden door een student met zo'n trilhandje. Gaming en simulaties kunnen daar aan bijdragen. Maar de vraag is hoe we dat vorm gaan geven. Inmiddels zijn we dan ook in overleg met de HKU, om de mogelijkheden af te tasten."

Meer info over Shoot: www.ufonds.uu.nl/universiteitsdag

Noot: De Universiteitsdag voor alumni van de UU vindt plaats op 29 maart en heeft als thema 'Spelen met de werkelijkheid: over games en simulaties'. Meer info: www.ufonds.uu.nl/universiteitsdag

'Mijn stressniveau stijgt als ik achter een deurpost blijf hangen'

Alsof het vooruitzicht van een virtuele noodslachting niet al opwindend genoeg is, ziet de Shooting Pit van het simulatieprogramma Shoot er ook nog eens indrukwekkend uit. Via een semi-authentiek boerenhekje beland ik in een ronde buizenconstructie van zo'n drie meter doorsnee, waaromheen een zwart doek is gedrapeerd. In het midden van de ruimte hangt de headmounted display (HMD), een soort skibril met voor ieder oog een schermpje en op ieder oor een speakertje. Bovendien hangen er twee Wii-controllers naast, een voor iedere hand.

"Normaalgesproken hebben die controllers maar een beperkt bereik. Maar wij hebben ervoor gezorgd dat je ze overal in de constructie kunt gebruiken, door twee ringen met leds te monteren", vertelt projectcoördinator Paul Reijnierse. Door dit technisch vernieuwende hoogstandje kan een gebruiker in principe vrij rondlopen door de Shooting Pit.

Maar op het moment dat ik de - achtduizend euro kostende - HMD op mijn hoofd krijg, heb ik niet meer zoveel zin me voort te bewegen. Ik word overvallen door een licht gevoel van duizeligheid, dat volgens Reijnierse niet ongebruikelijk is. Ook de kabel van de HMD waar ik regelmatig mee in de clinch raak, zorgt ervoor dat ik niet al te ver van mijn plek dwaal.

De film waar ik vervolgens in mijn virtuele dierenartsenauto aan meedoe, is vormgegeven als een adventure game. Hij is gebaseerd op een bestaand first person shooter-spel, dat door de makers van Shoot op allerlei manieren is aangepast. Wat het bijzonder maakt, is dat ik om me heen kan kijken door mijn hoofd te bewegen. Zo zie ik vanuit mijn virtuele autoraampje bomen langsflitsen en een crosswagentje rondscheuren. Ondertussen spreekt de boer me via mijn autotelefoon in onvervalst plattelandsaccent toe.

Als ik uit mijn auto stap, moet ik de Wii-controllers gebruiken om te lopen en bijvoorbeeld de benodigde spullen uit mijn auto te pakken. Dat gaat makkelijker dan ik als matig begaafde gamer verwachtte. Het enige waar ik echt aan moet wennen, is dat ik de richting waarin ik loop bepaal door mijn hoofd te draaien. Mijn stressniveau stijgt behoorlijk als ik achter een deurpost blijf haken, en de boer - en zijn uitleg - in de verte hoor verdwijnen.

Eenmaal in de schuur tref ik de gewonde stier rustig en op vier poten aan. Als ik met mijn controllers van een afstandje een touw om zijn horens heb gewurmd, volgt een pikantigheidje: de tractor wordt ingezet om het beest binnen handbereik te trekken. Dat mag eigenlijk niet, zoals de boer mij netjes uitlegt. Maar omdat het in de praktijk wel gebeurt, is het toch in de simulatie opgenomen.

Dan volgt uiteindelijk het echte werk: ik moet het schietmasker pakken, laden en op de juiste plek op de kop van de stier zetten. Dat valt nog niet mee, omdat hij zijn kop beweegt. Ik zit inmiddels zo in mijn rol dat ik me rot schrik van de knal die ik hoor als ik de pen zijn kop in schiet. Vastberaden zet ik uiteindelijk het mes op zijn hals en snijd die door. Donker bloed stroomt uit het dier ...

En dan beland ik ruw weer in de werkelijkheid. Een beoordelingsscherm dat voor mijn ogen verschijnt. Ik ben geslaagd, het 'stappenplan' is afgewerkt. In mijn overwinningsroes overweeg ik een klein moment een carrière als noodslachter. Maar als ik na afloop een echt schietmasker in handen krijg, bedenk ik me onmiddellijk. Zo'n zwaar, ijzeren mechanisch ding doet denken aan echt bloed. Geef mij maar een controller.

Huub Schellekens

Alette van Doggenaar

Ik heb me op veel verschillende terreinen bewogen. Geneeskunde, ethiek, moleculaire biologie, farmacie, proefdieronderzoek, ... ik heb me gemengd in discussies in de media over genetische modificatie, noem maar op. Het is dan ook geen wonder dat mensen me niet altijd goed kunnen plaatsen. Dat is een persoonlijk marketingprobleem. Wat zeker meespeelt is dat ik me nogal gauw verveel. Maar ik heb ook veel plezier in al die verschillende dingen. En ik heb ze allemaal nodig. Mijn columns zou ik niet kunnen schrijven zonder de kennis van de harde science in het laboratorium.

Wat ik vooral graag doe is mensen aan het denken zetten. Ik zit in de commissie ter beoordeling van geneesmiddelen. We hebben een product te beoordelen gekregen waar chimpansees voor waren gebruikt. Dat mag in Europa niet. Mag je zo'n geneesmiddel dan in Nederland toelaten? Wat is nu verkeerd. Een goed geneesmiddel onthouden aan de mensen die het nodig hebben of het middel toelaten terwijl dat niet volgens onze regels is ontwikkeld? Dergelijke paradoxen, daar smul ik van. En ik mag graag mensen op het verkeerde been zetten. Door consequent door te redeneren kom je vaak in drijfzand terecht en worden zekerheden omver gegooid.

Mensen aan het denken zetten probeer ik ook met mijn columns. Tegenwoordig schrijf ik voor het Financieele Dagblad. Mijn vrouw was erg opgelucht dat mijn stukje vanochtend weer af was. Zij maakt zich enorm zenuwachtig. Dat komt door mijn manier van werken. Ik schrijf zo'n stukje in een half uur op. Maar dan gist het al een hele tijd. Iedereen denkt dan 'hij doet niks'. Maar ik schrijf snel en het denkproces is dan al achter de rug. Ik ben niet iemand die eindeloos tuttelt met teksten. Mijn proefschrift heb ik in twee maanden op papier gezet.

Mijn onderzoek ging over interferon. Interferon wordt door het lichaam aangemaakt als afweerreactie tegen bijvoorbeeld virussen. Toen ik promotieonderzoek deed had men hoge verwachtingen van interferon als geneesmiddel. Het idee was: we kunnen deze eiwitten nabouwen en vervolgens patiënten genezen. Maar wat denk je? We bouwden die stof na met recombinant-DNA-technieken, maar patiënten vertoonden na toediening een immuunreactie.

Lang is gedacht dat de stof die we maakten blijkbaar toch niet precies hetzelfde was als de stof die het lichaam zelf maakt. Maar er waren aan de andere kant voldoende redenen om te denken dat er met de stof niks mis was. Ik ben toen verder gegaan met het idee dat de stof zelf wel deugde maar dat het probleem gelegen was in de formulering, dat wil zeggen in de manier waarop die 'verpakt' is. Dat idee bleek een wetenschappelijke goudmijn. Er is veel geld voor onderzoek vrijgekomen.

Dat geld hebben we overigens voor een belangrijk deel te danken aan een groot ongeluk met EPO. EPO kent iedereen uit de wielrennerij maar het is ontwikkeld als medicijn voor mensen met een zware vorm van bloedarmoede. Kankerpatiënten kunnen er bijvoorbeeld enorm veel baat bij hebben.

Wat gebeurde er nu? De gekkekoeienziekte (BSE) kwam en de angst voor de menselijke variant Creutzfeld Jacob was groot. Theoretisch zou die ziekte ook overgebracht kunnen worden door menselijke bloedproducten. Om elk risico op besmetting uit te sluiten werd het gebruik daarvan verboden. Bij de productie van EPO werd 'humaan serum albumine' gebruikt, een stabilisator die de stof uitstekend intact hield bij toediening. En die moest dus plotseling vervangen worden door iets anders. Het resultaat was dat 275 patiënten ineens antistoffen tegen het medicijn gingen maken en zeer ernstig in de problemen kwamen. Een beter bewijs voor het idee dat het de formulering is die problemen veroorzaakt bij de toediening van nagemaakte eiwitten was bijna niet denkbaar.

De tragiek is dat er nog nooit iemand Creutzfeld Jacob heeft gekregen door medicijnen. Maar omdat we zo bang zijn voor mogelijke risico's nemen we maatregelen waardoor juist slachtoffers vallen. En de gevolgen van onze veiligheidsmaatregelen zijn vaak veel ernstiger dan de risico's die we willen uitsluiten.

Ik kan me daar enorm over opwinden. Onze obsessie met veiligheid. Er komen steeds meer regels. Maar onze angst werkt averechts. Voor zestig procent van de ziektes bestaan geen geneesmiddelen. En door alle regels wordt het ontwikkelen van medicijnen zo verschrikkelijk duur dat veel geneesmiddelen er ook nooit zullen komen. Met een groepje studenten heb ik eens berekend wat het kost om de kans op besmetting met Creutzfeld Jacob door een medicijn met 1 procent te verminderen. Dat kost 46 miljard euro. Terwijl die kans in feite al nul is. Dat is absurd maar dit soort dingen gebeuren elke keer opnieuw. Capsules worden gemaakt van gelatine en dat komt van beenderen van koeien. Dan komt er een heel circus op gang om te zorgen dat er alleen koeien uit BSE-veilige streken gebruikt worden.

Niemand durft meer een veiligheidsrisico te lopen. De farmaceutische industrie niet maar ook de overheid niet. De burger eist bescherming. We zijn gezonder dan ooit maar gaan ook vaker naar de dokter dan ooit.

Die angst zie je ook terug in het zogenaamde voorzorgsprincipe. Dat begrip is uitgevonden in de Europese discussie over genetische modificatie. Het is eigenlijk een containerbegrip. Het is met opzet niet gedefinieerd want dan kun je het er makkelijk over eens worden. De meest extreme invulling is dat je niks doet als je niet weet wat de consequenties precies zijn.

Ik snap nog steeds niet wat er mis is met genetische modificatie. Het is een soort onrustindustrie om daar zo tegen te zijn. Het is angst voor het onbekende zonder enige grond. Greenpeace probeert er nog wel eens wetenschappelijke argumenten tegen aan te voeren maar die zijn gewoon flauwekul. En dat weten ze zelf ook. Ze misleiden mensen daarmee. Ik ben nog steeds donateur van Greenpeace en ik vind dat ze vooral walvissen moeten blijven beschermen. En ik vind het ook prima als ze zeggen 'wij zijn tegen gentechnologie want dat past niet in onze filosofie'. Maar kom me niet aan met wetenschappelijke argumenten die niet kloppen.

Iets kan ik me trouwens wel voorstellen bij die angst voor het onbekende. Als ik een kleinkind had, en mijn zoon zou me vragen een potje babyvoeding te halen en ik kon kiezen tussen twee identieke potjes waarvan een genetische gemanipuleerde worteltjes bevatte en de andere biologische. Dan koos ik toch de biologische.

Ik beweeg me graag op de interface van politiek en wetenschap, maar ik zou nooit voor de politiek kiezen. Daar ben ik veel te onrustig voor. Journalist had ik nog wel willen worden maar dat zagen ze thuis niet zitten. Het werd Geneeskunde. Ik ben nog even huisarts geweest maar ik werd er gek van. Je krijgt zestig problemen per dag die je niet kunt oplossen. Er is bijna nooit een tastbaar resultaat. Ik kan ook niet zo goed omgaan met zeurende mensen. Specialist leek me ook niks. Dan sta je op je zestigste je vierduizendste galblaas eruit te halen. Nee, wat ik nu allemaal doe, vind ik leuk. Ik ben totaal niet bezig met stoppen. Ik denk dat ik altijd wel bezig zal blijven met het vak.

Noot: houdt op 26 maart in de Boothzaal van de UB een lezing in het kader van de 'let's do lunch'-reeks van Studium Generale en Ublad. Meer info: www.sg.uu.nl

'Kom niet aanzetten met wetenschappelijke argumenten die niet kloppen'

CV

Dr. Huub Schellekens (1949) studeerde Geneeskunde in Rotterdam en promoveerde in 1980 op onderzoek naar het anti-virale middel interferon. Hij was plaatsvervangend directeur van het Primatencentrum in Rijswijk en directeur van het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium in Utrecht.

Bij Farmaceutische Wetenschappen houdt hij zich voornamelijk bezig met onderzoek naar medische toepassingen van nieuwe biotechnologie. Daarnaast heeft hij een aanstelling bij de afdeling Natuurwetenschappen en Innovatie. Schellekens is tevens columnist van het Financieele Dagblad.

Hij is lid van het college ter beoordeling van geneesmiddelen, de commissie Genetische Modificatie en de commissie Biotechnologie bij dieren.

'Vroeger was ik echt party party'

Synchroonzwemmen, dat is toch op je kop in het water hangen met een wasknijper op je neus? De ogen van Christel de Kock (21) spuwen vuur als de eeuwige vooroordelen naar voren komen. De studente Theaterwetenschap maakt deel uit van het Nederlands synchroonzwemteam dat deze week meedoet aan het EK in Eindhoven. "De meeste mensen hebben geen idee wat de sport inhoudt."

Reemt Borcherts

Midden in de Zeister bossen ligt het zwembad van de voetbalbond KNVB. Deze idyllische locatie wordt iedere dinsdagavond bevolkt door het Nederlands synchroonzwemteam. Christel de Kock kan door een oorontsteking niet meedoen, maar is wel moreel verplicht om bij de training aanwezig te zijn. Terwijl de synchroonzwemsters zich aan de ene kant van het bad met topsport bezighouden, krijgen aan de andere kant kinderen van een jaar of acht zwemles.

Topport en breedtesport in één bad. Het geeft aan dat de synchroonzwemsport in Nederland nog niet helemaal serieus wordt genomen. Het idee dat het Nederlands voetbalelftal een veld zou delen met beginnende pupillen uit, pakweg, Bunnik, is onvoorstelbaar. "Doordat die kinderen hier zwemmen, kunnen wij pas later trainen met muziek aan", vertelt Christel. Toch lijken de topsporters en de basisscholieren zich niet aan elkaar te storen. De harde stem van bondscoach Leonie Cornielje overstemt de kindergeluiden. Met handen en voeten benadrukt ze haar aanwijzingen. "Ik zie zo veel verschil, dat stoort me! Je moet op de goede tel omhoog, dan bam-bam en dan een tel wachten." De zwemsters zijn overduidelijk aan de aanwijzingen gewend, maar voor een leek is het abacadabra.

Korte spieren

De dames oefenen verschillende nummers. De sport bestaat uit drie onderdelen; de korte kür, de lange kür en de combo. Bij een korte kür heb je vaste elementen, elk team doet dezelfde onderdelen. Een lange kür is spectaculairder, vaak wordt een zwemster tijdens het nummer uit het water omhooggeduwd. Elk team mag een eigen invulling geven aan dit onderdeel. De combo is nog vrijer, er kan een solo inzitten, of een duet en er mogen tien in plaats van acht zwemsters meedoen. Bij wedstrijden geeft de jury net als bij turnen een cijfer voor elk onderdeel.

"Het is een sport waarbij je veel moet uitleggen", vindt ook Christel. "Het is niet zo relaxt en makkelijk als veel mensen denken. Ga jij maar eens onder water je adem inhouden en daarna, als je boven komt, breeduit lachen! Er komt veel meer bij kijken." Ze begint te stralen als ze over haar sport vertelt. "Het is een mix van coördinatie, conditie, techniek, ritme, lenigheid en kracht. Je korte spieren zijn belangrijk, voor bijvoorbeeld de explosiviteit waarmee je omhoog moet komen vanuit het water, maar ook je lange spieren moet goed getraind zijn, voor de spagaat en de split."

Pusherig

Haar passie voor de zwemsport kreeg Christel met de paplepel ingegoten. "Mijn moeder komt uit een echte zwemfamilie en deed aan wedstrijdzwemmen. Mijn vader was waterpoloër. Ik geloof dat ze samen nog zwemles hebben gegeven. Mijn beide broers hebben ook waterpolo gespeeld. Eén heeft zelfs het Nederlands elftal gehaald. Je kunt dus wel stellen dat het zwemmen in de genen zit.

"Toen ik een jaar of zes was, mocht ik, zoals bijna alle andere kinderen, op een sport. Mijn ouders waren niet pusherig, ik mocht alles doen wat ik wilde, maar we gingen eerst even in het zwembad kijken", lacht Christel. Zo belandde dus ook deze De Kock-telg bij de zwemvereniging in haar toenmalige woonplaats, Amersfoort. "Ik had voor wedstrijdzwemmen gekozen, maar ik vond het vreselijk. Elke keer die baantjes op en neer. Toch vond ik het wel leuk om iets in het water te doen."

Toen ze bij synchroonzwemmen ging kijken vielen de puzzelstukjes op hun plaats. "De combinatie van muziek en bewegen vond ik heel interessant. Ik hoorde van mijn moeder dat ik zei: 'Dit wil ik, want hier hebben ze geen wedstrijden'. Dat is dus behoorlijk anders uitgepakt."

Scoliose

Christel was talentvol een haar trainster in Amersfoort besefte dat het mogelijk was, met intensieve trainingen, de Nederlandse top te behalen. Een chronische blessure onderbrak echter haar plannen. "Ik was een jaar of dertien toen mijn vader ineens opmerkte dat ik scheef liep. Ik belandde in een ziekenhuis in Nijmegen, waar uit foto's bleek dat mijn rug in een s-vorm stond. Ik had scoliose, een afwijking aan mijn ruggengraat. Mijn rug had een bocht van 60 graden. Vanaf 40 graden is een operatie nodig..."

De arts kwam met een alternatief. "Ik wilde alles aangrijpen om niet onder het mes te hoeven. Het gevolg was wel dat ik twee maanden vanaf mijn keel tot mijn bekken in het gips zat en daarna een korset moest dragen."

Na een half jaar bleek het een vruchteloze onderneming te zijn. "Het gips en het korset werkten voor geen flikker, alles was weer ingezakt. We hebben de boel toen maar bij het grof vuil gezet." Een gesprek met de osteopaat, een alternatief genezer, leidde tot een opmerkelijke conclusie. 'Als jij geen pijn hebt en je komt hier zo binnen huppelen, wie ben ik dan om jou te opereren', zei die arts tegen mij. Ik ben dus niet geopereerd en ik heb nu nergens last van."

Kwijlen

Inmiddels komt Christel uit voor de vereniging ZPCH in Hoofddorp. "De trainingen zijn daar op een hoger niveau dan in Amersfoort. Ik maak nu ook meer kans op een plek in het bondsteam." De studente heeft al verschillende keren met haar nieuwe club op het podium gestaan tijdens de Nederlandse kampioenschappen en nu staat het EK voor de deur.

Het Nederlands team kijkt niet naar de medailleplekken. "Teams als Rusland en Griekenland zijn onbereikbaar voor ons. Ik was laatst, tijdens mijn eigen training, aan het kijken bij het Griekse team. Mijn trainster zag dat en zei toen: 'Niet kwijlen hè, Christel'." De Nederlandse ploeg redeneert daarom andersom, aldus Christel. "Wie moeten we sowieso verslaan? Landen als Tsjechië, Polen en België kunnen we absoluut achter ons laten", klinkt het resoluut.

Christel komt overigens alleen in actie op de 'combo', voor de andere onderdelen is ze niet geselecteerd. "Ik had het wel verwacht, de trainster had in gesprekken al aangegeven dat ik op korte stukken prima mee kan, maar dat het conditioneel nog beter moet."

Voor de toekomst hoopt de studente Theaterwetenschap op een vaste plek in het bondsteam. Ook een deelname aan een WK staat hoog op haar verlanglijstje. "Maar als Europees team is het ontzettend lastig om je te plaatsen. Bijna alle goede landen zitten in Europa, en er is voor elk werelddeel maar een beperkt aantal plekken beschikbaar."

Camera's

Door haar drukbezette schema heeft Christel ook niet veel tijd om van het studentenleven te genieten. "Aan feesten en uitgaan kom ik momenteel niet veel toe. Die periode van 'seks, drugs en rock 'n roll' heb ik anderhalf jaar geleden afgesloten toen ik bij ZPCH ging zwemmen. Vroeger was ik echt party party, maar tegenwoordig heb ik bijvoorbeeld op zaterdag meer zin om thuis te relaxen, bij te komen. Het is een bewuste keuze geweest. Toch ben ik blij dat ik wel een 'feesttijd' heb gehad. In het bondsteam zitten meiden die al van kleins af aan bezig zijn met topsport. Die hebben altijd dat strakke ritme gehad en hebben nooit van het uitgaan kunnen genieten."

Een snel rekensommetje leert dat Christel nu ongeveer twintig uur per week in het bad ligt. Tel je daar de individuele trainingsuren op de kant en de reistijden bij op, dan haalt ze ongeveer een 32-urige 'werkweek'. "En dan heb ik ook nog mijn studie en mijn baantje bij een bank. Eerlijk gezegd houd ik het ook niet altijd vol. Op zo'n moment vraag ik me wel eens af of topsport nog wel leuk is. Maar 'effe niet' bestaat niet. Je moet door. Als ik dan aan het EK denk, zijn die twijfels al weer snel vergeten. Dat grote bad, die camera's, live op televisie, ..."

'Het was behoorlijk overweldigend'

Gwenda Knobel

Liesbeth Woertman: Docent van het Jaar

Ze had drie dagen enorme hoofdpijn en ze wist niet of dat nu iets fysieks was of dat het kwam door de spanning. "Toen ik na mijn eerste nominatie geen Docent van het Jaar was geworden, had ik na afloop een katerig gevoel. Zit je daar met je gekapte hoofd en je nette kleren. Toen ik voor de tweede keer werd genomineerd, ben ik het land uitgevlucht. Dit jaar vroegen mijn studenten me of ik echt wel zou komen. 'Natuurlijk', zei ik, 'ik ben weer wat volwassener geworden.'" En nu mocht Liesbeth Woertman dan met de prijs naar huis.

"Het was behoorlijk overweldigend", zegt ze. "Je weet dat alle genomineerde docenten goed zijn. Of jij wint hangt helemaal af van wat die anderen hebben gepresteerd en van de verdediging van de studenten die jou hebben voorgedragen. Dit jaar was ik blijkbaar net iets origineler en heeft studievereniging Alcmaeon een goed dossier gemaakt."

Waar ze van geniet is de hartelijkheid waarmee haar overwinning is ontvangen. "Iedereen is ontroerend aardig. Toen ik donderdagochtend verregend op de universiteit aankwam, hadden de secretaresses mijn deur versierd, stond er een mooi stuk op intranet en werd er thuis een enorme bos bloemen bezorgd."

Na 23 jaar colleges geven, is Woertman het onderwijs nog lang niet moe. "Al kan ik soms wel opzien tegen een nieuwe collegereeks. De komende periode bijvoorbeeld mag ik op maandagochtend om negen uur aantreden. Dan ben je Docent van het Jaar en krijg je het meest ondankbare tijdstip! Gelukkig weet ik ook dat mijn roem me vooruitsnelt en dat de studenten er allemaal zullen zitten. En omdat ik ook weet dat ze graag iets willen leren, krijg ik er weer zin in."

Hoewel er door de jaren het nodige is veranderd, blijven de theorieën van de psychologie dezelfde en worden deze nog steeds in grote hoorcolleges overgedragen. "Maar ik trek nooit een oud college uit de kast." Door middel van het discussion board houdt Woertman zich op de hoogte van de leefwereld van haar studenten. "Maar ik kijk ook naar dat BNN-programma Say no to the knife en daar probeer ik dan een link mee te leggen in mijn college. Die actualiteit maakt een college voor mij ook steeds nieuw en dus leuk."

De basis van haar succes als docent, zo zegt ze, is dat ze een fascinerend vak heeft waar ze graag over uitweidt. "Ik vind er niks aan als studenten braaf opschrijven wat ik zeg. Ze moeten actief meedenken en mij zien als een vat geleefde kennis waar ze van alles uit kunnen halen. Daar beleef ik dan op mijn beurt veel plezier aan."

Ian Curry-Sumner: Jong Docententalent van het jaar

"Het kwam echt helemaal onverwacht, ik vond het heel spannend." Ian Curry-Sumner staat een half uur nadat hij tijdens 'de Onderwijsparade' werd uitgeroepen tot Jong Docententalent van het Jaar nog te glimmen. Hij is vooral trots op de studenten van de JSVU die hem hebben voorgedragen. "Ze hebben er zo veel werk aan besteed, ze moesten echt zo'n dossier inleveren", zegt hij terwijl hij zijn duim en wijsvinger ver spreidt.

Curry-Sumner is geeft sinds 2003 college en werd in 2005 docent Rechtsvergelijking en Internationaal Privaatrecht. Hij herkent zichzelf wel in de tekst van het juryrapport. "Ik gebruik inderdaad veel verschillende onderwijstechnieken, probeer heel interactief te zijn en de studenten altijd uit te dagen."

De jurist die als student voor een uitwisseling vanuit Engeland naar Nederland kwam en later terugkeerde, lijkt de verpersoonlijking van het thema van de Onderwijsparade. Centrale vraag tijdens deze onderwijsbijeenkomst was hoe je buitenlands talent naar Nederland haalt en dat vervolgens vasthoudt. Een makkelijke vraag voor de Brit. "In 2000 wilde ik graag naar het buitenland. Ik zat in Cambridge en kon naar Frankrijk, Duitsland of Nederland. De keuze voor Nederland was snel gemaakt, omdat ik hier colleges in het Engels kon volgen." Eenmaal in de Domstad werd hij gegrepen door het Utrechtse onderwijssysteem. "De kortere vakken, het schrijven van papers, het houden van presentaties en de sfeer. In Cambridge volg je een jaar lang een vak en dat wordt dan afgesloten met één tentamen. Ik wilde in Nederland blijven en solliciteerde op een plek als aio. Ik werd aangenomen op voorwaarde dat ik terug naar Engeland zou gaan om mijn bachelor te halen. Daarna kwam ik terug, met de bedoeling om na vier jaar weer weg te gaan, maar eenmaal gepromoveerd had ik hier een nieuw leven opgebouwd."

Curry-Sumner geeft net als Woertman college aan grote groepen studenten. "Ik zorg dat ik alle 150 namen uit mijn hoofd ken. Op die manier kan ik elke student direct aanspreken en ze actief betrekken bij het college. 'Sander wat vind jij daar van', 'Lotte reageer daar eens op'. Daarbij doe ik iets extra's voor de betere studenten. Voor hen heb ik bijvoorbeeld studiegroepen opgezet waarin we ons verder verdiepen in de studiestof."

Curry-Sumner kan dit collegejaar zijn geluk niet op, zegt hij. Eerst sleept hij een Veni-subsidie in de wacht en nu dit. "Ik heb het gevoel dat ik het niet verdien om voor iets dat ik zo leuk vind om te doen, zo beloond te worden. Het is moeilijk om dat te accepteren."

René Bekkers

Armand Heijnen

Toen ik van de middelbare school afkwam, stonden Zweeds, Slavische talen en Amerikanistiek op mijn lijstje, zeg maar zo'n beetje alle universitaire studies behalve theologie. Mij leek alles leuk. Ik was óók zeer geïnteresseerd in cijfers. Uiteindelijk ben ik in Nijmegen sociologie gaan doen, en om aan die brede interesse tegemoet te komen, ben ik na mijn propedeuse ook nog wijsbegeerte erbij gaan doen.

Na mijn afstuderen kon ik aan de onderzoekschool ICS - het Interuniversity Center for Social Science Theory and Methodology, een samenwerkingsverband van Groningen, Nijmegen en Utrecht - een promotieplaats krijgen, waarna ik in Utrecht ben komen werken als aio. Het ging om een onderzoek naar leefstijlen. De onderzoeksvraag was zo'n beetje: hoe komt het dat er mensen zijn die zich niet alleen zorgen maken over hun inkomen en hun boterham, maar ook over zaken als het milieu, de vleesindustrie, vrouwenrechten of de toestand in de wereld. Welke invloed heeft die aandacht op hun leefstijl: zijn ze bijvoorbeeld eerder New Age-adept dan katholiek, of kiezen ze bewust voor biologisch vlees of het openbaar vervoer? Wat mij vooral fascineerde was de vraag: waarom betalen mensen méér voor iets terwijl ze er zelf geen voordeel van hebben, dus puur en alleen omdat ze weten dat hun extra uitgegeven geld beter is voor de kip of omdat er in dat aangeschafte stukje textiel geen kinderarbeid zit.

Via die route kom je al snel bij het onderwerp filantropie. Waarom geven mensen, steunen ze goede doelen, steken ze tijd in vrijwilligerswerk of zijn ze onbaatzuchtig? In 2004 kwam mijn proefschrift 'Giving and Volunteering in the Netherlands' uit, waarna ik een Veni-beurs van onderzoeksfinancier NWO kreeg, zodat ik nu nog steeds onderzoek mag doen op dit gebied.

Wat ik graag wil weten is: wat zijn de kenmerken van vrijwilligers of mensen die geven? Is het telkens eenzelfde soort mensen die dat doet? Grosso modo zou je kunnen zeggen dat onbaatzuchtigheid niet bepaald wordt door persoonskenmerken. Soms is doorslaggevend dat mensen empathisch zijn ingesteld, dus zich erg inleven in het leed van de gewone man in Kenia. Maar een andere keer gaat het juist weer om mensen met een grote emotionele stabiliteit - wat bij bloed- en orgaandonoren bijvoorbeeld meestal aan de hand is.

Ik vond dus niet zozeer psychologische verklaringen, maar wel sociologische. Ook weer een beetje kort door de bocht, maar gevers van geld en van tijd kom je meer tegen onder mensen met een religieuze achtergrond en onder hoger opgeleiden dan onder mensen die niet gelovig zijn en/of lager opgeleid. Het klinkt misschien vreemd, maar mensen die veel moeilijke woorden kennen - wat weer een kenmerk is van hoger opgeleiden - geven méér. Tussen die twee zaken - woordenschat en geefgedrag - bestaat kennelijk een verband. Misschien kunnen mensen die verbaal intelligent zijn makkelijker complexe informatie verwerken, en zijn ze dus ook in staat om beter in te zien wat het nut is van een goed doel. Hoger opgeleiden voelen zich eerder verantwoordelijk, vooral als het om anonieme ontvangers, bijvoorbeeld kinderen in Afrika, gaat. En ze hebben meer vertrouwen in de tussenpartijen. Lager opgeleiden denken eerder dat een bloedbank geen goede controle op de te gebruiken naalden heeft, of dat er bij goede doelen veel geld aan de strijkstok blijft hangen.

Ik voel me bevoorrecht. Ik mag de hele dag bezig zijn met de dingen die ik leuk vind, en ook nog onder ideale omstandigheden. Als het druk is tijdens de ochtendspits - ik woon in Den Bosch -, dan neem ik de trein een uurtje later. Of ik werk een dagje thuis als er tegelijk voor de kinderen gezorgd moet worden. En als het echt druk is met de kinderen, dan hebben we hier ook nog een opa en oma in de buurt, want dat was de reden om terug te keren naar Brabant. Oorspronkelijk kom ik uit Heeswijk-Dinther, bekend van de abdij. In die abdij zat ook een streekschool, een gymnasium. Alhoewel ik geen gymnasium-advies had, ben ik toch naar die school gegaan om al te verre, dagelijkse fietstochten te kunnen vermijden. Het was een heel gezellig schooltje. Mijn favoriete leraar - de laatste pater uit de abdij die nog doceerde - gaf geschiedenis. Misschien heeft hij wel bijgedragen aan mijn latere, sociologische belangstelling.

Ik vind dit fantastisch leuk onderzoek, relevant ook. Bijvoorbeeld om mee te denken als de overheid zich afvraagt of een maatschappelijke stage voor jongeren zin heeft en hoe die ingevuld zou moeten worden. Of om met de universiteit mee te denken als ze overweegt om alumni meer aan te spreken als bron van inkomsten - zoals nu in Utrecht gebeurt in een project waarin alumni wordt gevraagd bij te dragen aan een beurs voor jonge onderzoekers uit het buitenland. Wat dit laatste betreft: het is zeer onwaarschijnlijk dat zo'n programma gaat werken. Utrecht is geen Harvard of Yale, waar dit soort alumni-giften heel gewoon zijn. Wij weten hier in Nederland allemaal dat de overheid uit onze eigen belastingcenten de universiteiten betalen, dus waarom zouden we daar nog een schepje bovenop doen. Een universiteit is toch geen goed doel?

En wat zeker ook meespeelt: een alumnus heeft niet het idee dat zijn succes bepaald wordt door de instelling waaraan hij heeft gestudeerd. Of hij nu in Nijmegen of Rotterdam studeerde, voor succes op de arbeidsmarkt maakt dat niet uit. In de VS is wel degelijk verschil tussen een studie in Berkeley of aan de, pakweg, University of Wyoming. Die instellingen leveren niet hetzelfde diploma op, wat de Nederlandse universiteiten wel doen. Geefgedrag van alumni floreert in een ongelijke samenleving. De Nederlandse is daar nu veel te egalitair voor. Misschien dat er over zo'n dertig jaar iets in die richting is veranderd.

De universiteit doet er beter aan te hameren op de verbondenheid die alumni wél met de instelling kunnen opbouwen, en daarmee zou ze al vanaf het eerste studiejaar moeten beginnen. Dan gaat het niet alleen om de binding met de UU, maar ook met de stad, de band met jaargenoten of met kleinschalige colleges zoals University College. Als je die binding hebt, kan er zoiets ontstaan als het 'Mijn-Alma-Mater-gevoel'. Overigens: de namen U-fonds - dat het alumnibeleid in zijn takenpakket heeft - en UU zijn ook niet zo handig voor geefgedrag van alumni. Uit onderzoek is gebleken dat mensen eerder aan organisaties geven met een naam waarin de voorletters van hun eigen naam zijn verwerkt. Niet alleen bij geefgedrag trouwens, maar ook bij het kopen van producten: dus als je Jacques heet, is de kans groter dat je liever Jack Daniels drinkt dan The Famous Grouse. Alumni die Umberto of Ulrich heten heb je niet zoveel, dus die U's, daar zou de universiteit vanaf moeten zien te komen.

, geboren in 1974 in 's-Hertogenbosch. Studie Sociologie en Filosofie in Nijmegen. Promotie in 2004 Utrecht. Winnaar Veni-beurs die hij inzet voor verder onderzoek naar de correlatie tussen geefgedrag en opleidingsniveau.

'Op tv moet je een maskertje opzetten'

Charlene voelt zich winnaar na mislopen Idols-finale

Net een week te vroeg, kwam een einde aan het Idols-avontuur van Charlene Meulenberg. De studente Communicatie- en Informatiewetenschappen vergaarde in de halve finale met haar vertolkingen van Bubbly van Colbi Caillat en Shut up and drive van Rihanna minder stemmen dan podiumbeest Nathalie en de latere winnares Nikki. Geen 'Idol van 2008' dus, maar de muzikale ambities van de 19-jarige studente zijn alleen maar groter geworden. "Mijn studie vries ik even in."

Wat gebeurde er na je uitschakeling?

"De dag na Idols was mijn moeder jarig. Het was lang geleden dat ik mijn familie had gezien, dus dat was wel prettig. Daarnaast heb ik thuis weer eens heerlijk Indonesisch kunnen eten."

En de maandag erop weer de collegebanken in?

"Haha, ja direct, daar had ik zo'n behoefte aan.... Nee, ik heb eerst wat uitgerust. En er waren ook meteen veel interviews. Zo zat ik de maandag na mijn uitschakeling in de ochtendshow van Giel Beelen op Radio3. Dat was wel grappig, want Colbi Caillat, van wie ik een nummer heb gezongen, was daar ook te gast. Ze zei dat ze mijn uitvoering wel mooi vond. Daarnaast ben ik bij TMF geweest en zat ik zaterdag bij de Idols-finale."

Geen colleges dus. Zijn er al muzikale plannen?

"Ja! Ik ga met Nathalie en Nikkie optreden. We vinden het superleuk om dat te doen. Als het goed is, komen we ook in Ahoy te staan met z'n drieën. In mei zijn we te gast bij Gordon, Froger en Joling in hun 'Toppers-show'. Dat is natuurlijk wel heel vet."

Het begin van een nieuwe girlband?

"Nee, het lijkt me niet dat we een vast groepje blijven. We gaan samen nog even door op de hype van Idols, maar uiteindelijk willen we toch een eigen kant op. We willen nog even de tijd nemen voordat we onszelf 'solo' neerzetten. Als je iets in elkaar moet flansen, dan gaat dat niet goed. Nu treden we samen op en werken we tegelijkertijd aan ons eigen repertoire. Ik sta inmiddels onder contract bij een manager, die mijn boekingen regelt. Hij plant mijn 'werkweek' in. Daarnaast heb ik contact gehad met John Ewbank (Idols-jurylid en muziekschrijver- producer rb). Ik kijk er naar uit de studio's in te duiken om een single op te nemen. En natuurlijk het liefst een heel album!"

Is het geen dubbel gevoel om als 'niet-finalist' aan die optredens met Nathalie en Nikki mee te doen?

"Al die media-aandacht in de week voor de finale was wel een beetje gek, je zit daar toch als afvaller terwijl je er zo dichtbij was. Maar dat gevoel is nu weg. De jury sprak niet voor niets over de 'drie winnaars'."

Veel Idols-finalisten zijn snel vergeten. Denk je dat jij de belangstelling kunt vasthouden?

"Dat is natuurlijk wel de bedoeling! Aan de ene kant ben ik wel een beetje bang dat het na zo'n hype opeens stilvalt. Aan de andere kant zeggen 'kenners', zoals de juryleden, dat het niveau nog nooit zo hoog is geweest. Dat geeft goede hoop."

Hoe zijn die juryleden in de omgang? Van buitenaf lijken ze soms zo hard en afstandelijk...

"Als je ze beter kent zijn ze stuk voor stuk sympathiek hoor, haha! Zo iemand als Jerney (Kaagman rb) komt misschien minder aardig over, maar juist zij klopte op mijn deur toen ik na een minder goed optreden in een dip zat. Ze is echt een lieve, intelligente vrouw. Daarnaast heb je natuurlijk Gordon. Hij is inderdaad een grappenmaker, maar hij heeft het beste met de deelnemers voor. Hij heeft natuurlijk soms wel botte uitspraken waarvan je denkt 'nou zeg..', maar hij bedoelt het allemaal goed."

Wat zal je het meest bij blijven?

"De laatste show waar ik aan mee deed. Voor mijn gevoel heb ik me daar als een winnaar laten zien. Ik moest eruit, maar ik ging wel met opgeheven hoofd. Normaal gesproken kan ik heel slecht tegen mijn verlies, maar nu kon ik het accepteren. Het verschil was dan ook minimaal, driehonderd stemmen."

En wat viel je het meest tegen?

"Ik had soms een dipje voor de liveshows, dat kwam voort uit onzekerheid. Je moet natuurlijk continue presteren. Op een moment dat je dan even niet vrolijk bent en lacht, vindt iedereen je al snel chagrijnig en arrogant. Ik heb geleerd dat je op tv soms een maskertje op moet doen. Het publiek kan soms heel naar zijn. Op internetfora worden heel lelijke dingen over je geschreven. Kijk je teleurgesteld in de camera omdat het niet zo lekker gaat, dan heb je meteen een 'rotkop'."

Je hebt in een interview gezegd dat je jezelf niet als 'seksbom' wilt neerzetten. Denk je dat je dat wel zou moeten doen, om een idool te worden?

"Nee, kijk maar naar Jamai, haha. Iedereen probeert alles te geven op zijn eigen manier om stoer of sexy over te komen. Een idool hoeft niet per se een seksbom te zijn. Maar je kunt natuurlijk wel wat doen met je charme, je 'vrouw-zijn' en je sexappeal; met de camera flirten bijvoorbeeld. Toch zou ik nooit minuscule dingetjes dragen of shaken met alles wat ik heb."

En wat nu met je studie?

"Die vries ik de komende tijd even in. Ik noem het een pauze, want het is zonde om alles meteen weg te gooien. Ik weet ook niet hoe het de komende tijd zal gaan. Als het zingen flopt, heb ik misschien nog profijt van die studie. Dit collegejaar kom ik niet meer aan studeren toe. Of ik volgend jaar mijn studie weer oppak? Dat bekijk ik in augustus, september. Het hangt helemaal van mijn succes als zangeres af."

Wie is Charlene?

Charlene Meulenberg kwam op 9 september 1988 in Zwolle ter wereld. De liefde voor muziek is haar met de paplepel ingegoten. Haar ouders zongen beiden in een gospelgroep. Op haar zesde maakte ze haar formele muzikale debuut. Charlene was samen met enkele neefjes en nichtjes te horen op een cd van haar oom, die dus ook muzikaal aan de weg timmerde.

Dat ze uiteindelijk zelf in een gospelkoor terechtkwam, was geen verrassing. 'Hilversum' begon haar talent te ontdekken, toen ze optrad bij Paul de Leeuw en tijdens het kerstgala van SBS6. Haar deelname aan Idols is te danken aan twee vrienden, die zich inschreven en Charlene ook overhaalden. Opvallend detail: Een van die twee motivators was Idols-deelnemer Nigel, die het tot de vierde plek schopte in de Idols-cyclus. Echte idolen heeft Charlene niet; maar ze heeft veel bewondering voor Brian McKnight, Alicia Keys, Michael Jackson en Mariah Carey.

De deelneemster aan Idols begon in 2006 ze haar studie Communicatie- & Informatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Nadat ze twee maanden heen-en-weer reisde tussen haar ouderlijk huis en de universiteit, ging ze in november op kamers wonen. Ze woont nu in een studentenhuis in Tuindorp.

'Sinterklaas vieren we nu ook met de Nederlandse studenten'

Studievereniging ECU'92 doet er, volgens voorzitter Thijs Weistra (23, vijfdejaars Economie), alles aan om de internationale studenten thuis te laten voelen aan the Utrecht School of Economics. Al sinds de start van Economics heeft de studievereniging daarom een English Committee.

De Griekse student Alexandros Couclelis (20, derdejaars Economics & Geography) is dit jaar voorzitter van dat comité.

Toen Alexandros aan zijn studie begon, waren de meeste ECU'92-activiteiten in het Nederlands, en bemoeide hij zich weinig met Nederlandse studenten. "Ik zocht vooral internationale studenten op die hier ook voor het eerst in Nederland waren. Maar ik zie nu in dat dat niet handig was.

Ik raad alle internationale studenten aan vanaf het eerste moment Nederlands te leren. Het is zoveel makkelijker als je die taal een beetje beheerst, en je ontmoet zoveel nieuwe mensen. Daar kwam ik pas in mijn tweede jaar achter, een beetje laat", vertelt de Griek.

Om de nieuwe eerstejaars te laten wennen aan Nederland en aan elkaar organiseerde ECU ´92 afgelopen september een zogenaamde Cultural Fair. Alle internationale studenten kregen de kans om hun eigen land te presenteren aan hun medestudenten, en dat was volgens Weistra en Couclelis een groot succes. "Iedereen was natuurlijk heel trots op zijn of haar eigen land, dat was wel grappig om te zien", vertelt Couclesis.

"Deze activiteit was ook bedoeld voor alle Nederlandse studenten, zo konden ze hun internationale medestudenten wat beter te leren kennen," vertelt Weistra. "Dat is sowieso een belangrijk speerpunt bij dit bestuur van Ecu´92; zorgen dat Nederlandse studenten ook worden betrokken bij die typische 'leer Nederland kennen'- activiteiten'. Het vieren van Sinterklaas was vroeger bijvoorbeeld een activiteit die vooral voor internationale studenten was bedoeld. Vanaf dit jaar hebben we geprobeerd om er zoveel mogelijk Nederlandse studenten bij te betrekken, en dat was heel geslaagd."

Omdat de Engelse taal een steeds prominentere rol speelt in de opleidingen binnen USE, is ook ECU´92 overgestapt op deze taal. Zo is het verenigingsblad De Ecunomist sinds dit studiejaar helemaal in het Engels, en ook tijdens de ALV's (Algemene Leden Vergadering) wordt er alleen maar Engels gepraat. "Weerstand hebben we niet gehad op deze verandering. Integendeel eigenlijk, steeds meer studenten weten ons te vinden", vertelt Weistra.

Niet alles wat ECU '92 organiseert kan in het Engels: zo zijn er speciale bedrijvendagen van Nederlandse bedrijven die zich vooral willen presenteren naar Nederlandse studenten. Weistra: "Voor dit soort puur Nederlandse activiteiten hebben we sinds dit jaar een apart logo ontworpen wat op het promotiemateriaal komt, namelijk een klein blokje kaas met daar omheen de tekst "For Dutch speaking studentes only".