Achtergrond

interview met Hans Jansen

"Mensen uit de krakersbeweging en zo zetten me neer als een halve fascist. Alleen omdat ik ook het kwade van de islam benoem. Dat mag niet, dat is niet politiekcorrect. Je mag van vanalles en nog wat de kwade kanten belichten, over scientology of Lou de Palingboer, maar blijf van de islam af! Dat vind ik niet kloppen. Zeker nu er vanuit de islam geen enkele gêne is om onze cultuur als kwaadaardig neer te zetten, vind ik tegenwicht noodzakelijk. Daarbij wil ik niet eens oordelen, maar alleen informatie geven, inlichtingen.

Wat in de Koran staat, stemt in veel gevallen niet overeen met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens of met de Nederlandse wet. Maar onder Nederlanders bestaat er een neiging om dit te willen verdoezelen. Niks ervan, roep ik dan. Als je een godsdienstige groepering in je land hebt met een grote aanhang, hoor je het zoet en het zuur van die godsdienst te kennen. Het zoet is bijvoorbeeld de gemeenschapszin. Het zuur is het gebrek aan vrijheid van meningsuiting. Het is niet mijn opdracht om deze kennis wereldkundig te maken, maar als iemand er mij naar vraagt, wind ik er geen doekjes om. Op het gevaar af als 'fascistoïde' uitgemaakt te worden.

Eigenlijk ben ik per toeval in dit maatschappelijke debat gerold. Ik kan me voorstellen dat het raar klinkt dat je als zeventienjarige de wens hebt om Semitische talen te bestuderen, maar niettemin raakte ik op het gymnasium op een gegeven moment enorm geboeid door de taalverwantschappen van de westerse talen. Daar kon ik uren op zitten puzzelen. Toen zei mijn leraar klassieke talen - toevallig ook een Janssen, maar dan met dubbel-s - dat die overeenkomsten in taalfamilies nog vele malen duidelijker waren in de Semitische talen, waarna ik inderdaad theologie, Bijbels Hebreeuws en Arabisch ben gaan studeren, eerst in Amsterdam en na mijn kandidaats in Leiden.

Tijdens die talenstudies was ik natuurlijk ook al intensief bezig met de islam, want veel van de Arabische teksten die ik moest bestuderen hadden daar betrekking op. Vervolgens ben ik me in toenemende mate gaan bezighouden met de islam en de integratieproblematiek van moslims voor zover die met hun godsdienst samenhangt. Want tsja, zoals met elke verliefdheid, zo hield ook mijn verliefdheid op die taalfamilies op, en ging de aandacht allengs veel meer uit naar de inhoud en de actualiteitswaarde van die teksten.

Ondertussen is het reuze handig dat ik die teksten kan lezen. Ik kom op congressen en discussies veel islamdeskundigen tegen, maar dat zijn dan vaak sociologen, die heel veel boeken hebben bestudeerd, maar geen enkel Arabisch boek. De Koran lezen in zijn oorspronkelijke taal, dat kunnen die mensen niet. Misschien dat dit ertoe bijdraagt dat er veel feiten omtrent de islam verhuld worden. Of dat de Koran op eenzelfde plan wordt gezet als de Bijbel. Maar dat zijn toch echt wezenlijk andere boeken. De Koran bevat krijgshaftige verzen die uitnodigen tot radicalisering, veel meer dan de Bijbel. Ook in de Bijbel, het Oude Testament met name, is de taal niet altijd even fris. Maar daarbij gaat het steeds om wensdromen: de gelovige zou willen dat God de vijand stukslaat als een stuk aardewerk. Maar in de Koran staat geen wensdroom maar een oproep om de ongelovigen te vernietigen.

Sommige PvdA-politici doen alsof dit niet waar is, alsof er helemaal geen dingen in de Koran staan die tot problemen kunnen leiden. Ik kan alleen maar zeggen: die politici zijn ofwel dom, ofwel lui - en waarschijnlijk allebei. Radicale moslims zijn geen nobele wilden. Het is een groep die zoiets als de Verlichting, maar vooral de Franse Revolutie, heeft overgeslagen. Gevoelig voor rangen en standen, weinig sociale mobiliteit, uiterst huidkleurgevoelig en dus racistisch, de mogelijkheden voor vrouwen beperkend... En toch blijven die politici die moslims maar idealiseren.

Dus ja, als je het mij vraagt: vanwege een radicalisering van de islam leven we in gevaarlijke tijden. Er zijn moslimactivisten die het niet goed met ons voorhebben. Ik schat dat zo'n twintig procent van de moslims extreem is, zo extreem dat ze zelfs Samir A. nog een watje vinden. Twintig procent is heel fanatiek bezig met te vernederlandsen. En de helft ongeveer weet niet precies wat ze wil. Het probleem is: die minderheid extremen gaat fortissimo door het leven, terwijl de groep die wil integreren zich uitermate pianissimo manifesteert. Die hoor je niet, die houden zich op de achtergrond, bang ook als ze zijn voor represailles. Dat is een groep die beschermd moet worden, waar de Nederlandse overheid haar nek voor moet uitsteken. Maar die hele discussie omtrent de bewaking van Ayaan Hirsi Ali, een van de weinigen die wel van zich liet horen, laat zien dat het tegenovergestelde aan de hand is. De regering laat haar in de kou staan. Schande, vind ik dat.

Hoe ga je om met die gevaarlijke tijden? Hoe stimuleer je integratie? Ik zou zeggen: hou het vooral basaal. Om het met Exodus XII.49 te zeggen: 'Enigerlei wet zij er voor de ingeborene en voor de vreemdeling.' We hebben een Nederlandse wet, en als je je daar niet aan houdt ga je de gevangenis in. Op het niveau van normen en waarden geldt hetzelfde: je praat met twee woorden en houdt de deur voor iemand anders open. Je gaat vanwege een groep onwillige immigranten de wet of je normenpatroon niet veranderen, zou ik zeggen. Dat in de Koran staat dat je je vrouw mag slaan dat zal wel, maar het hoort hier niet en dus doe je het niet. Je hoeft geen diepzinnige theologische discussies aan te gaan om die beperkte speelruimte die je hebt tussen wieg en kist een beetje aangenaam met elkaar op te vullen.

Misschien gaat het trouwens ondertussen iets beter - is de aandacht van de radicale moslims verlegd van aanslagen en terreur naar bewustwording. Soms krijg ik de indruk dat ze de wereld meer vreedzaam willen islamiseren. Ook al is die islamisering de inzet, het lijkt me winst dat er meer energie gegeven wordt aan bewustwording dan aan terreur. Maar dat neemt niet weg dat je altijd radicalen kunt tegenkomen die, geïnspireerd door Koranteksten, toch weer naar terreur grijpen.

Toch vind ik dat die discussie van onlangs, aangezwengeld door Geert Wilders, dat de Koran verboden zou moeten worden vanwege zijn license to kill die sommige radicalen erin lezen, nogal onzinnig. Voor onze wet is doden verboden. Door de inhoud van de Koran letterlijk te volgen, ben je al strafbaar. Dus hoef je het boek niet meer te verbieden. Temeer daar zo'n verbod wetenschappelijk natuurlijk al helemaal niet in de haak zou zijn.

Ik ben er niet bang voor dat mensen mijn betoog zien als anti-islam in het algemeen. Mensen zijn niet gek, snappen heus wel dat ik louter wijs op het gevaar van radicalisme. Door het celibaat of het condoomverbod te bekritiseren verketter ik toch ook niet de voltallige rooms-katholieke kerk? Het gaat mij om de zwarte kanten van de islam. Er is een percentage fanatiek anti, maar ook zeker een percentage prowesters, en dat gaat van zwart via grijs naar wit. Ik wil niet dat het zwarte verdoezeld wordt, zoals nu veelal gebeurt. Dat 'luidruchtige zwijgen' begrijp ik gewoonweg niet."

CV

Hans Jansen (64) studeerde theologie en Semitische talen aan de UvA, in Leiden en in Caïro. Hij promoveerde in Leiden en werd docent in Groningen. Tot 1982 was Jansen directeur van het Nederlands Instituut in Cairo. Daarna was hij docent Arabisch en islamkunde in Leiden. Sinds 2003 is Jansen bijzonder hoogleraar 'hedendaags Islamitisch denken' in Utrecht. Hij is columnist van HP/De Tijd en weekblad Opinio.

Streamer: 'Twintig procent van de moslims is zo extreem dat ze zelfs Samir A. een watje vinden'

interview met Maarten Harteveld

IK

"Waar ik dat reislustige en avontuurlijke van heb? Niet van mijn ouders in ieder geval. Die vinden het best lastig te begrijpen, waarom ik weer zo nodig naar de andere kant van de wereld moet. Gelukkig vinden ze de verhalen en foto's achteraf wel heel interessant.

Het is eigenlijk allemaal begonnen toen ik op mijn zestiende naar Maleisië en Singapore vertrok om mee te doen met wedstrijden drakenbootvaren. Daarvoor had ik jarenlang fanatiek gejudood, maar ik raakte geblesseerd. Mijn fysiotherapeut vroeg me of ik zin had om mee te gaan naar Zuidoost-Azië.

Een drakenboot is een grote boot waar twintig man in zitten. Er staat een trommelaar voorop die het ritme aangeeft, samen met de voorste twee peddelaars. De boot heeft een drakenkop en staart. In China gaan de wedstrijden met veel rituelen gepaard, ze geloven dat de boot tot leven komt als de ogen van de draak ingekleurd worden.

In het team zaten veel ex-mariniers, buitensporters en mannen die adventureraces gedaan hebben. Die jongens hebben me geleerd om veel te sporten en het avontuur op te zoeken. Na het vwo wilde ik bij het Korps Mariniers. Alle testen gingen goed, totdat ik pfeiffer kreeg. Op dat moment besloot ik om een halfjaar naar Azië te gaan, daar was ik toch wel een beetje verliefd op geworden. De keuringen zou ik na terugkomst weer oppakken.

Tijdens mijn reis door Thailand, Maleisië, Cambodja, Indonesië, China en Vietnam heb ik heel veel gezien, geleerd en opgestoken. Het was echt een hele leuke tijd, maar zeker in Vietnam ben ik heel anders gaan denken over oorlog en alle gevolgen daarvan. Ik realiseerde me dat ik niet bij het Korps Mariniers wilde.

Terug in Nederland heb ik Commerciële Economie Sport & Entertainmentmarketing gedaan, maar daar ben ik na anderhalf jaar mee gestopt. Nu studeer ik Geschiedenis. Een goede student, ben ik niet. Ik vind het bijvoorbeeld niet leuk om lange stukken te lezen. Lang stilzitten kan ik niet, en binnen zijn vind ik ook niet fijn. Ik ben veel liever buiten om te sporten en te trainen.

Af en toe baal ik wel dat ik de mogelijkheid heb om te studeren. Als je vwo hebt gedaan, wordt het nu eenmaal van je verwacht dat je gaat studeren. En dat je die studie ook afmaakt. Gelukkig vind ik het studentenleven echt heel erg leuk, dat maakt het allemaal wat dragelijker.

Het idee voor het Alaska-project is zo'n drie jaar geleden ontstaan. Oprichter en expeditieleider John den Outer was in Canada toen zijn neefje op zestienjarige leeftijd overleed aan kanker. Het feit dat hij toen niet terug kon voor de begrafenis heeft veel indruk op hem gemaakt. Daarom besloot hij dat hij nog een expeditie wilde doen, om geld in te zamelen voor Kika, Kinderen Kankervrij.

Ik word heel erg aangetrokken door het Alaska-avontuur, door het onbekende. Waarom ik dit zo gaaf vind, is moeilijk uit te leggen. Het is een onbestemd gevoel dat zegt dat ik dingen moet doen, ik moet eruit. Toen een vriend mij vroeg om mee te gaan naar Alaska, had ik niet veel tijd nodig om ja te zeggen.

Tijdens een weekend wadlopen op Texel, nu zo'n anderhalf jaar geleden, heb ik de andere drie jongens leren kennen. Ik ben de laatste die erbij gekomen is, en veruit de jongste. De rest is eind dertig, ik ben 25. We trainen zoveel mogelijk met z'n vieren: hardlopen, mountainbiken, vooral veel conditietraining. Ook slepen we met autobanden door het zand, om vast te wennen aan de expeditiesleeën.

Op het moment dat ik begon aan de voorbereidingen van de expeditie, had ik persoonlijk geen ervaringen met kinderkanker. Het stond ver van me af. Inmiddels heb ik er wel veel meer gevoel bij gekregen. Ik spreek vaak mensen die kinderen met kanker hebben. En tijdens mijn periode als wedstrijdcommissaris bij Triton, heeft een van onze leden een jaar in het ziekenhuis gelegen door kanker. Dat vond ik heel heftig. Ik ben bewuster geworden, of dankbaarder, hoewel dat weer zo zwaar klinkt, maar door zulke ervaringen leer je de dingen die goed gaan meer te waarderen.

Dat de expeditie geld oplevert voor onderzoek en medicijnen, zal me straks zeker motiveren. Vooral als ik het even niet meer zie zitten. Die momenten komen er ongetwijfeld, dat ik het bijvoorbeeld helemaal gehad heb met die andere gasten of met de uitgestrekte witte omgeving. En je mist natuurlijk een warme douche en lekker eten. Af en toe zal ik er heus wel even klaar mee zijn. Maar zieke kinderen in het ziekenhuis zullen die gedachtes veel vaker hebben: dat ze naar huis willen en het niet meer zien zitten. En die moeten ook doorgaan. Als je daaraan denkt, dan kan ik me niet voorstellen dat je opgeeft.

Ik ben er veel mee bezig, met de expeditie, ook in mijn hoofd. Ik probeer allerlei situaties te bedenken die zich kunnen voordoen. Wat doe ik als ik een beer tegenkomt? Of stel iemand zakt door het ijs. Daarnaast zoeken we ook veel de publiciteit, bij hardloopwedstrijden, tijdens de Vierdaagse, en ook op festivals zijn we aanwezig met een stand.

Alaska gaat iedere dag wel een paar keer door me heen, en de expeditie komt ook steeds dichterbij. Ik kan me nog goed herinneren dat we vorig jaar december in Noorwegen op trainingskamp waren. Toen zeiden we: over een jaar gaan we weg, dat duurt nog wel even. Het is alsof we het gisteren daarover hadden, maar nu zijn wel al acht maanden verder. Dat is wel een vreemd gevoel.

Vooral het moment dat we daadwerkelijk vertrekken fascineert me. Het moment dat je met je hele bepakking en slee het hotel uitloopt, de hoofdstraat uit het niks in. Weg van de bewoonde wereld naar het onbekende.

Het doel van de tocht is veilig aankomen met elkaar. Met z'n vieren hebben we veiligheid boven alles gesteld. Daarvoor moeten we natuurlijk een goede conditie hebben. Iedere dag train ik. We zijn ook echte jongens, het blijft een beetje een concurrentiestrijd. Ik wil niet zwakker dan de rest zijn, of als eerste opgeven. Ik heb minder ervaring dan de anderen, maar dat probeer ik te compenseren door fysiek sterk te zijn.

In Alaska zal ik veel tijd hebben om na te denken. Als het goed is, heb ik mijn bachelor gehaald voordat ik vertrek. Wat ik volgend jaar wil gaan doen, weet ik niet zo goed. Mogelijk begin ik een eigen reisbureau in buitensporten. Ik hecht veel waarde aan het indelen van mijn eigen tijd en aan het buiten kunnen zijn. Ik heb mezelf voorgenomen dat ik ga kijken of dat bureau haalbaar is. Zo niet, dan begin ik in september aan een master, maar liever niet. Misschien bedenk ik tijdens de reis wel iets heel anders. Een boek schrijven, dat lijkt me ook wel wat."

Kader CV

Maarten Harteveld (25) heeft na het vwo in Zoetermeer anderhalf jaar Commerciële Economie op de Hogeschool Utrecht gestudeerd. Daarna heeft hij de overstap gemaakt naar Geschiedenis op de UU. Naast zijn studie is hij actief lid van roeivereniging Triton. Sinds juli 2006 is Maarten betrokken bij Stichting Crossing Alaska for Kika. Om geld in te zamelen voor kinderen met kanker gaat hij naar Alaska. Zie ook www.crossingalaskaforkika.nl

Streamer: 'Af en toe zal ik er heus wel even klaar mee zijn'

Onzin over topbestuurders en bureaucratie

Volgende week woensdag 14 november vindt in de Faculty Club een discussie plaats over de vraag 'Van wie is de universiteit?'. Aanleiding waren stukken en stukjes in dit onvolprezen blad over het UU-bestuur. Zo schreef Jan Luiten van Zanden op 15 maart: "Uiteindelijk draait het om de volgende vraag: Van wie is de Universiteit? Van topbestuurders en raden van toezicht, of van studenten, docenten en onderzoekers?" Ik vind dat gewoon een rare vraag. Een vraag van een verongelijkte collega.

De vraagsteller suggereert natuurlijk dat die op macht beluste topbestuurders de vijand zijn van de echte intellectuele gemeenschap, die - hoe romantisch - bestaat uit op consensus gerichte samenspraak van studenten, onderzoekers en docenten. Ik herinner mij nog zeer goed hoe desastreus de marxistisch gekleurde strijd tussen machthebbers en studenten in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw verliep. Ik vind de verwijzing van Luiten van Zanden naar Stalin in verband met de strategieën van wat hij topbestuurders noemt dan ook tamelijk misplaatst. Het marxistische 'maatschappijkrietiese' denken van staf en studenten uit de tijd die ik net aanduidde, ondermijnde de wetenschap als nooit tevoren.

Zo werd ik er onlangs door mijn 84-jarige promotor Van der Werff, die in de jaren zeventig korte tijd hoogleraar ontwikkelingspsychologie in Utrecht was, aan herinnerd dat hij het niet voor elkaar kreeg een klassiek handboek ontwikkelingspychologie in de studiegids te krijgen, omdat de staf wist dat de auteur rijk was geworden van het boek en dus de maatschappelijke status quo bevestigde. De bestuurskracht om dergelijke onzin te negeren ontbrak, de universiteit was van de staf en de studenten (en niet van de hoogleraar en de bestuurders). Van wie is de universiteit? Ik denk: van de overheid. En ik vind dat best: zolang de Universiteit Utrecht ons die fantastische academische omgeving blijft bieden die we nu hebben.

Ik zou dan ook sociaal-geograaf Ton van Rietbergen (3 mei) willen zeggen: dat enthousiasme van "medewerkers en studenten in de jaren zeventig en tachtig" voor "bestuurlijke en wetenschappelijke aangelegenheden" was voor mij beslist geen bron van heel veel vreugde. Universiteitsraden zijn (volgens T.v.R.) krachteloze lichamen geworden, want "lieden van het CvB hebben meer op met begrippen als corporate identity en slagvaardigheid dan met het wetenschappelijk debat". Tja, een universiteitsraad die wetenschappelijk debatteert, in plaats van zakelijke, goeddoordachte kritiek op beleidsvoornemens te formuleren, moet naar mijn mening niet verbaasd zijn langs de kant te staan. Kom gewoon met concrete alternatieven voor de plannen. Want waarom zou je geen prachtige "shared services" kunnen hebben met fundamentele aandacht voor de menselijke maat? Beste Uraad: doe wat, wees concreet, onderdruk bij tijd en wijle de hang naar "debatteren".

Een belangrijk punt is natuurlijk wel dat alle beleid alleen maar kans van slagen heeft als dat beleid gedragen wordt door de mensen 'van de werkvloer'. Zo sprak ik met hoogleraren uit de bètafaculteit, die tot mijn verbijstering meenden dat zij "de gamma's en alfa's moesten subsidiëren". Ik werd gek van drift: sinds jaar en dag maken de studentenaantallen van alfa-gamma afroming van onderwijsinkomsten ten behoeve van de bèta's mogelijk, en dan kunnen de bèta's voor hun onderzoek nog eens profiteren van een NWO-aandeel dat tenminste vijf keer dat van alfa-gamma omvat. Wie dat niet weet, is bestuurlijk en strategisch een analfabeet. Maar tegelijk besef ik dat deze verwrongen ideeën op de werkvloer zeer contraproductief zijn. Er is in die mooie nieuwe bètafaculteit nog een wereld te winnen met geduldige uitleg. Een mooie taak voor rector Stoof.

Luiten van Zanden meent ook nog eens dat onze huidige bestuursvorm in vergelijking met de Angelsaksische wereld en historisch volstrekt uniek is. En minder "controle van onderop" kent. Ik geloof er niets van. Wat het eerste betreft, volsta ik met een voorbeeld. Toen ik, tussen 1991 en 1993, hoogleraar was aan de University of Michigan (Ann Arbor) viel ik onder prof. John Hagen, directeur van het wereldberoemde Institute for Human Growth and Development. John was een gewaardeerde directeur en uitstekende onderzoeker. Terug in Nederland bereikte me het bericht dat John was opgeroepen door zijn universiteitsbestuurders en dat hij plompverloren werd bedankt voor zijn diensten, maar nu met het oog op vernieuwing moest opstappen. Samen met Japanse, Chinese en Europese collega's heb ik een protestfax geschreven, waarna we van de 'topbestuurders' in Ann Arbor als antwoord kregen: "Dank u voor uw positieve aandacht, maar weest u niet ongerust: u zult zeer ingenomen zijn met de volgende directeur." Het meest opmerkelijk was de weigering van Amerikaanse collegae de brief mee te ondertekenen: zij zeiden: "Zo gaat dat bij ons: als het universiteitsbestuur je niet goed genoeg vindt dan moet je eruit. Wij accepteren dat." Kortom, ik ben niet onder de indruk van de Amerikaanse bottom up-procedures. Overigens hebben wij hier nog altijd faculteitsraden en universiteitsraden, die niet monddood zijn, behalve als ze zelf geen vuist maken.

Dan nu de historische dimensie. Daarbij sta ik wat langer stil. Maar geen misverstand: Luiten van Zandens mening dat we ten opzichte van vroeger iets verloren hebben is mijns inziens uit de lucht gegrepen.

Uit de Acta et Decretus Senatus, Vroedschapresolutiën en andere bescheiden betreffende de Utrechtsche Academie van Kernkamp blijkt dat de leden van de vroedschap, initiator van de academie, zich nadrukkelijk bezighielden met het bestuur van de academie(1). Dikwijls ging de senaat naar het stadhuis om te overleggen met de vroedschap, bijvoorbeeld om vrijstelling te krijgen van belastingen op bier en wijn om zo de aantrekkelijkheid van de universiteit te vergroten of om te praten over het al dan niet verderfelijke gedachtegoed van Descartes. Dat de vroedschap er niet voor terugdeinsde om daadwerkelijk in te grijpen in de academie bleek wel in de affaire Descartes.

In 1815 wordt het organiek besluit afgekondigd: er zijn drie universiteiten, Leiden, Groningen en Utrecht, die als staatsinstellingen voortbestaan. Zij worden bestuurd door het curatorium, notabelen, waaronder de burgemeester en Statenleden die op zekere afstand - samen met de senaat, verantwoordelijk zijn voor het bestuur en beheer van de universiteit.

In de wet van 1876 wordt er explicieter geschreven over de functie van de secretaris en president-curator. Als de werkzaamheden van dit bestuurslichaam toenemen, groeit ook de bureaucratie. Er ontstaat een bureau van het curatorium.

De senaat speelt in deze periode geen centrale rol. Hoogleraarbenoemingen blijven een zaak van curatorium en minister. Het lijkt erop dat er min of meer gescheiden leefwerelden bestaan tussen het curatorium dat bestuurt, beheert en controleert, en de senaat met veel debat en weinig consensus.

Huizinga heeft zich in 1922 in De Gids gebogen over deze verhouding. Hij erkent dat "efficiency op zijn Amerikaansch" (sic) ontbreekt. Kan men dit bereiken door de curatoria af te schaffen en de regering rechtstreeks tegenover rector en senaat te plaatsen? "De hemel verhoede het! Professoren hebben altijd den naam gehad van onpraktische menschen te zijn, en het zal ook wel zoo wezen. Wie de werking der academische senaten uit ervaring kent, zal niet begeeren, dit weekdier met de macht te bekleeden van een effectief bestuursorgaan." Huizinga doet dan een interessante suggestie: "Men hale de curatoren, die buiten de universiteit staan, in de universiteit [....]. Evenzoo verheffe men den president-curator tot een president der universiteit, eenigzins in den Amerikaansche trant, als een zelfstandig en bezoldigd ambt, welks drager zich niet regeeringsch maar universiteitsch moet voelen."

En zo is dan het college van bestuur ontstaan, een orgaan dat curatorium en senaat omvat. Is hiermee de ultieme integratie bereikt? We moeten bedenken dat er sprake is van een integratie van de top van twee leefwerelden, die van de academic tribe en van de control tribe; een formele integratie van een duplex ordo. En die academic tribe wantrouwt de control tribe, het beheersapparaat. Beide leefwerelden kennen hun eigen cultuur, discours, taal, affiliaties. De academic tribe is anarchistisch, sterk naar buiten gericht, op zoek naar hun peers in binnen- en buitenland. De control tribe is hiërarchisch ingesteld, in die zin naar binnen gekeerd, wars van complexiteit.

In deze situatie bevinden wij ons nu. En eigenlijk hebben wij ons met alle veranderingen in de loop der eeuwen in deze situatie bevonden: 'Plus ça change et plus ça reste la même chose.'

Ook ik maak deel uit van de academic tribe, en ik vraag mij met de boven bekritiseerde collegae af of er niet een ietsje doorgeschoten 'curatorium-denken' is ontstaan. Het neoliberaal denken waarbinnen het concept van de 'markt' gecombineerd met staatsregulering een centrale rol speelt, verandert de wereld en ook de academie in een audit society. Het beheersapparaat gaat rekenen, tellen, ken- en stuurgetallen vaststellen, visiteren, controleren; dit alles met het oog op kwaliteitscontrole ('bench marking') en beheersbaarheid. Erg? Neen, behalve als dit denken 'het weekdier' infiltreert en infecteert. En het weekdier, de academic tribe, zich verliest in klaagzangen over deze infectie.

Hoe nu verder? Ik heb geen panacee. Ik kan slechts de klagers adviseren de academic tribe te versterken met argumenten die boven geweeklaag uitstijgen. Probeer een senaat te vormen achter de rector magnificus. Bevorder het evenwicht tussen curatorium en senaat en wees over dat evenwicht verheugd!

1 Vanaf hier is de schrijver geïnspireerd door een ongepubliceerd essay van Henk van Rinsum, getiteld 'Senaat en Curatorium: duplex ordo'?

Meer info over het debat in de Faculty Club: www.helios.uu.nl. Links naar in dit artikel genoemde Ublad-artikelen zijn te vinden via www.ublad.uu.nl/essay.

Streamers:

'Van wie is de universiteit? Ik denk: van de overheid'

'Beste Uraad: doe wat, wees concreet'

'Ik ben niet onder de indruk van de Amerikaanse bottom up-procedures'

'De mening dat we ten opzichte van vroeger iets verloren hebben is uit de lucht gegrepen'

Multiculti naast je studie

Wie: Charlotte Leemans (24)

Studie: Zevendejaars Culturele Antropologie

Waar: De VoorleesExpress, SodaProducties

Doel: Taalontwikkeling bevorderen bij allochtone gezinnen

Sinds: Begin 2007

'Toen ik die hele stoet kinderen zag, schoot ik wel even vol'

"De VoorleesExpress zorgt ervoor dat allochtone kinderen met een taalachterstand wekelijks thuis worden voorgelezen. Toen ik hierover las was ik meteen enthousiast en meldde ik me als vrijwilliger. Door het voorlezen hopen we de Nederlandse taalontwikkeling van kinderen, maar ook van hun ouders, te bevorderen. De gezinnen waar wij komen hebben allemaal een taalachterstand en leven vaak vrij geïsoleerd.

Ik ben vroeger zelf veel voorgelezen en heb daar goede herinneringen aan. Door het voorlezen maken de allochtone gezinnen kennis met dit, voor hen onbekende, ritueel. De kinderen kijken meestal erg uit naar de voorlezers met de voorleesboeken. Eigenlijk is de VoorleesExpress vooral bedoeld voor kinderen van 2 tot en met 8 jaar, maar oudere broers en zussen schuiven vaak aan. Ouders zijn over het algemeen erg gemotiveerd en heel nieuwsgierig naar hoe dat voorlezen nou precies in z'n werk gaat. In het begin is het even aftasten voor beide partijen, want ineens staat er zo'n Hollandse meid in je huiskamer. Dat is vaak de eerste keer dat er een autochtone Nederlander over de vloer komt, dus dat is wel even wennen. Maar eigenlijk is het contact altijd heel leuk en leerzaam.

Na een paar maanden voorgelezen te hebben bij verschillende gezinnen, ben ik aangenomen bij SodaProducties als projectmedewerker. SodaProducties is een jong cultureel projectbureau met als belangrijkste doel mensen met elkaar in contact brengen. De VoorleesExpress is ons grootste project. Sinds september werk ik daar drie dagen per week. Op dit moment volg ik maar één vak en dat is prima te combineren.

Als projectmedewerker werk ik aan de uitbreiding van de VoorleesExpress naar andere steden. Ik maak draaiboeken zodat mensen elders het project over kunnen nemen. Er is bijvoorbeeld een hele procedure voor het aannemen van nieuwe voorlezers. Het is niet zomaar even een boekje lezen en dan weer weggaan. We trainen de voorlezers bijvoorbeeld ook om interactief voor te lezen, dat wil zeggen dat je niet alleen maar voorleest, maar de kinderen actief betrekt bij het boekje. Door ze bepaalde vragen te stellen prikkel je hun fantasie en dat hoort ook bij het ritueel.

Naast de organisatorische taken lees ik zelf ook nog voor, het is zo ontzettend leuk om te doen. De VoorleesExpress loopt heel goed; in Utrecht hebben we per jaar nu ruim honderd gezinnen waar we voorlezen. Ruim negentig voorlezers, vooral studenten, bezoeken nu wekelijks gezinnen.

Eind september hadden we een evenement georganiseerd voor alle voorlezers en gezinnen in het Spoorwegmuseum. De meeste gezinnen zijn afkomstig uit Kanaleneiland en Overvecht en komen bijna nooit in het Utrechtse centrum. We hadden dus speciale bussen geregeld, en alles tot in de puntjes verzorgd. Het was nog even heel spannend hoeveel gezinnen er zouden komen. Dus toen er op een gegeven moment een hele stoet uitgelaten kinderen en ouders aan kwam lopen schoot ik stiekem wel even vol.

Waarom ik dit werk doe? Van huis uit heb ik een sterk rechtvaardigheidsgevoel meegekregen. In ons gezin kreeg zorg en respect voor de ander veel aandacht. Maar ik ben geen altruïst hoor! Ik vind het vooral belangrijk om te doen wat ik leuk vind."

Wie: Seren Dalkiran (20)

Studie: Tweedejaars Liberal Arts & Sciences, University College

Waar: Medeoprichter Stichting Verdwaalde Gezichten

Doel: Inzetten voor kwetsbare groepen, vrouwen en jongeren

Sinds: 2003

'We hadden geen enkele filmervaring'

"De stichting Verdwaalde Gezichten is ontstaan nadat ik kennis maakte met Yeter Akin tijdens een poëziewedstrijd, wij dichten namelijk allebei. We raakten aan de praat en bleken hetzelfde machteloze gevoel te hebben over maatschappelijke misstanden. De stichting heet Verdwaalde Gezichten omdat wij ons bezig houden met vergeten vraagstukken in de samenleving. Eerwraak is één van de onderwerpen die onze speciale aandacht hebben. In maart 2004 werd de jonge Turkse vrouw Gül door haar ex-echtgenoot vermoord voor het blijf-van-mijn-lijfhuis in Zaanstad. Dat was voor ons de druppel: hier moest wat gebeuren.

Eerwraak komt heel veel voor, ook in Nederland. Je hoort er nauwelijks iets over, want er wordt veel binnenshuis gehouden. Ons doel is een bewustwordingsproces op gang brengen rondom geweld dat met eergevoelens te maken heeft, en daarmee een mentaliteitsverandering te bewerkstelligen. We staan namelijk voor zelfbeschikkingsrecht en zelfverwezenlijking. Als autonoom individu moet je je eigen keuzes kunnen maken in je leven, zoals studie- en partnerkeuze. Je moet de baas kunnen zijn over je eigen lichaam en je eigen toekomst. Soms lopen zaken zo uit de hand lopen dat iemand zelfs het recht op leven ontnomen wordt.

Daarom besloten Yeter en ik een film te maken over eerwraak in Nederland en in Zuidoost-Turkije. In 2004 en 2005 zijn we zonder enige filmervaring naar Turkije afgereisd. Veel mensen verklaarden ons voor gek en dachten dat we het nooit voor elkaar zouden krijgen om verhalen over eerwraak voor de camera verteld te krijgen. Gelukkig hadden die mensen ongelijk, want we hebben veel kunnen filmen. Uiteindelijk resulteerde 24 uur ruw beeldmateriaal in de film 'Verdwaalde Gezichten'.

Naast onze film ontwikkelden we ook aanvullend lesmateriaal. Het werd een educatieproject dat we 'Zwarte tulp' hebben genoemd. Het project is speciaal bedoeld voor middelbare scholieren; zij zijn de toekomst. Veel, maar gelukkig lang niet alle, scholieren hebben een verkeerd beeld van eerwraak. Zij denken vaak dat het wel meevalt, en dat is gelijk de kern van het probleem: onwetendheid. Zelf heb ik in Utrecht ook les gegeven en zeker aan het eind van zo'n periode merk je dat scholieren er echt iets van hebben opgestoken en anders beginnen te denken. Dan kreeg ik bijvoorbeeld na afloop van een les reacties als 'zo had ik het nog niet bekeken' en 'ik wist niet dat het zo erg was'. Ik denk dat de kracht van de cursus de niet-moralistische toon is.

Twee jaar geleden draaide 'Zwarte Tulp' als pilot op vijf middelbare scholen, en dat was een groot succes. De voormalige minister van Onderwijs, Maria van der Hoeven, was zo enthousiast dat ze het project landelijk wilde invoeren. Dat is er uiteindelijk niet van gekomen omdat het kabinet in die periode viel. Nu wachten we een uitnodiging van minister Plasterk af. Het werk voor 'Verdwaalde Gezichten' is amper te combineren met mijn studie aan University College. Vorig jaar heb ik periodes gehad waarin ik maar twee uur per nacht sliep, maar als je ziet dat je met geloof en inzet echt een verschil kunt maken dan is het zeker de moeite waard geweest!"

Wie: Ilse Saffiyah- van der Meulen (23)

Studie: Derdejaars Taal- en Cultuurstudies

Waar: Stichting Dar el Houda (Huis van de leiding)

Doel: Een weeshuis realiseren in Marokko

Sinds: 2006

'We willen een veilig thuis creëren'

"Ons doel is een huis te bouwen voor weeskinderen en ouderen in Tanger, een stad in het noorden van Marokko. Tanger is een drukke stad waar erg veel mensen aan hun lot worden overgelaten. Veel Marokkanen proberen vanuit die stad naar Europa te komen, vaak met gevaar voor eigen leven. Ze gaan bijvoorbeeld onder een vrachtwagen hangen. Het lukt maar een paar gelukszoekers om Europa echt te bereiken, maar het overgrote deel blijft in Tanger achter.

Voor Dar el Houda ben ik daar één keer geweest, en sindsdien ben ik er nóg meer van overtuigd dat dit weeshuis er moet komen. In het straatbeeld zie je overal zwerfkinderen en ouderen die bedelen om zichzelf te kunnen onderhouden. Er bestaat niet zoiets als een AOW-uitkering, dus veel ouderen zijn op zichzelf aangewezen als ze alleen komen te staan. Eén nieuw weeshuis is eigenlijk nog veel te weinig, maar het is een begin.

Dar el Houda heeft twee afdelingen, één in Zeist en één in Tanger zelf. In Tanger wonen drie leden die daar veel regelen. Waar we nu bijvoorbeeld heel druk mee zijn, is het regelen van de bouwvergunningen voor het weeshuis. De bureaucratie is in Marokko zo mogelijk nog groter dan in Nederland, dus je kunt je voorstellen dat het heel fijn is om daar ook bestuursleden te hebben zitten.

Eigenlijk had ik, voordat ik bij de stichting kwam, niks speciaals met Marokko. Ik kwam in onze moskee in contact met de voorzitter van de stichting, die net als ik in Zeist woont. Ze vertelde zo bevlogen over het doel van de stichting, dat ik me meteen heb aangemeld als vrijwilliger. Na een halfjaar ben ik in het bestuur gekomen als secretaris. Ik ben ongeveer vijf uur per week bezig met dit werk, dus ik kom niet in de knel met m´n studie. Veel studiegenoten weten niet dat ik dit werk doe, maar de reacties zijn altijd positief. Door een reumatische aandoening werk ik vooral achter m´n computer, zo handel ik bijvoorbeeld de administratieve zaken af. Ik kan me door die aandoening helaas niet zoveel inzetten als ik zou willen.

Het is de bedoeling dat ons weeshuis plek gaat bieden aan 50 kinderen en 25 ouderen. We willen een veilig thuis voor hen creëren, maar ook zorgen voor een zinvolle dagbesteding. Kinderen zullen daar bijvoorbeeld onderwijs volgen, en ouderen kunnen lichte werkzaamheden uitvoeren zoals het bereiden van maaltijden. We zijn laatst benaderd door iemand die bij het weeshuis een pindakaasfabriekje wil opzetten, en vroeg of onze toekomstige bewoners daar zouden willen werken. Dat zijn natuurlijk mooie initiatieven.

Op dit moment hebben we met de stichting genoeg geld ingezameld om de grond voor het weeshuis te kunnen kopen. Ook zijn we begonnen met de start van de eerste bouw. We zijn er nog lang niet, we hebben nog veel meer geld nodig. Om dat bij elkaar te krijgen, houden we collectes en organiseren we inzamelingsacties."

Wie: Esme Houtman (26)

Studie: master Internationaal Publiekrecht

Waar: Vluchtelingenwerk Midden-Nederland

Doel: Juridische hulp bieden aan vluchtelingen

Sinds: 2005

'Laatst bracht een cliënt voor iedereen taart mee'

"Sinds ik dit werk doe, kijk ik met hele andere ogen naar het nieuws. Ik las in de krant altijd wel over bijvoorbeeld de oorlog in Irak en Afghanistan, maar nu gaan bepaalde situaties echt leven. Door de persoonlijke verhalen van vluchtelingen heb ik een veel beter beeld van wat er zich in die landen afspeelt, en wat dat met de bevolking doet.

Toen ik m´n bachelorfase aan het afronden was, zocht ik een stageplek, maar de zakelijkheid van een groot advocatenkantoor sprak me niet aan. Ik ben toen op zoek gegaan naar een organisatie waarbij ik mijn juridische kennis ten goede kon laten komen aan de maatschappij. Bij de meeste stages zou ik fulltime aanwezig moeten zijn, maar dat kon ik niet combineren met m'n studie. Toen Vluchtelingenwerk op m´n pad kwam, ben ik daar als vrijwilliger één dag per week aan de slag gegaan zodat ik net als in een stage praktijkervaring kon opdoen.

Het is een hele afwisselende functie. Tijdens het wekelijks spreekuur beantwoord ik vragen van vluchtelingen. Dat kunnen hele korte vragen zijn, bijvoorbeeld over de vertaling en de uitleg van bepaalde brieven, maar het kan ook gaan om het uitzoeken van ingewikkelde juridische kwesties. Daarnaast heb je als juridisch medewerker tussen de vijftien en twintig cliëntendossiers waar je verantwoordelijk voor bent.

De procedures die je voor je cliënten in gang hebt gezet, moet je goed in de gaten houden, want die hebben allemaal strakke tijdstermijnen. Ik heb veel contact met de advocaten van mijn cliënten, en dat is ook een heel leerzaam aspect van dit werk. Daarnaast verdiep ik me in het persoonlijke vluchtverhaal van mijn cliënt en in het land van herkomst. Het is voor mij bijvoorbeeld belangrijk om te weten of mijn cliënt uit een land komt waar onderdrukking plaatsvindt. Op basis van die kennis kan ik bijvoorbeeld mijn aanvraag voor een vergunning formuleren.

Ik leef ook mee met mensen die gefrustreerd zijn omdat ze eindeloos moeten wachten op een besluit van de overheid. Soms ben ik anderhalf jaar bezig met een cliënt en hebben we echt vorderingen gemaakt, en dan krijgen we ineens te horen dat een vergunning toch niet wordt toegekend. Dat zijn wel hele moeilijke momenten. Cliënten worden daar heel moedeloos van, en natuurlijk overvalt dat gevoel me ook wel eens. Maar er gebeuren ook genoeg mooie dingen. Laatst had een cliënt taart voor iedereen meebracht nadat hij een vergunning voor onbepaalde tijd had gekregen. Dat gaf echt een energy boost!

Mijn maatschappelijke betrokkenheid is volgens mij een combinatie van m´n karakter en m´n opvoeding. Ik heb het altijd wel interessant gevonden om mensen te ontmoeten en te helpen als dat nodig is. Zo heb ik bijvoorbeeld met studentenorganisatie AIESEC vrijwilligerswerk gedaan in een weeshuis in India.

Hopelijk heb ik mijn studie in december afgerond. Ik ben bang dat dit werk niet te combineren is met een vaste baan. Maar ik ga zeker op zoek naar een baan waarbij het menselijke aspect belangrijk is."

Marjolein Versteeg

Topturner Tim Smeets studeert Farmacie in Utrecht

Trainen, paar uurtjes studeren, even chillen, en de dag is weer om

Reemt Borcherts

Tim Smeets staat nog in de schaduw van de echte Nederlandse turngiganten, maar af en toe klopt hij voorzichtig op de deur van het hoogste podium. Zo deed hij in 2006 mee aan het EK in Griekenland. "Dat was echt geweldig. Voor het eerst naar een groot seniorentoernooi met het Nederlandse turnteam. We werden met ons team, boven verwachting, achttiende."

Vanaf zijn zesde staat het leven van Smeets, die zich dit jaar aanmeldde voor een studie Farmacie in Utrecht, in het teken van het turnen. "School, vrienden, andere hobby's, allemaal randverschijnselen. Mijn doel was bij de beste turners van Nederland te gaan horen."

Tot zijn zestiende woonde de turner in Emmen, waar een goede trainingsaccomodatie niet voor handen was. "Dus moest ik elke dag op en neer naar Heerenveen. Toen we verhuisden naar Eindhoven, kwam ik gelukkig dichter bij een grotere turnclub te wonen."

De Drentse Eindhovenaar kwam bij Jong Oranje terecht en won het Junioren Nederlands Kampioenschap allround. Ook mocht hij in 2004 naar het jeugd-EK in Slovenië. Twee jaar geleden debuteerde hij bij de senioren. En dan is het "wel even schrikken" als je plotseling tussen de grote jongens staat. "Iemand als Yuri van Gelder, een boegbeeld van de turnsport, daar kijk je toch behoorlijk tegen op. Maar dat verandert natuurlijk wel, je leert elkaar steeds beter kennen en op den duur ben je gewoon collega's. Met Yuri en Jeffrey Wammes train ik nu bij de club Flikflak in Den Bosch."

Volle agenda

Het afgelopen jaar verliep minder succesvol voor de negentienjarige Smeets. "Dat kwam vooral door de examens, waardoor ik te weinig tijd had om te trainen", denkt hij. Deze 'opoffering' leverde hem echter wel zijn vwo-diploma op, waardoor de deur naar het studentenleven werd geopend.

"Ik was er al snel over uit dat ik iets in de geneeskundige- of farmaceutische richting wilde gaan doen. Maar de stad, dat was een groter probleem. Het lag voor de hand om in Eindhoven te gaan studeren. Dan kon ik thuis blijven wonen en bleef ik dicht bij Veldhoven en Den Bosch, waar ik train. Ik heb in Eindhoven gekeken naar Biomedische Technologie, maar dat viel een beetje tegen. Dus werd het toch Farmacie in Utrecht."

Door die keuze is het drukke leven van Smeets zo mogelijk nog chaotischer geworden. "Ik reis elke dag op en neer naar Utrecht, waar ik ongeveer vier uur per dag college heb. Na de colleges ga ik terug naar Brabant, in totaal train ik ongeveer twintig uur per week. Het is mijn doelstelling om iedere dag naar de zaal te gaan, maar als ik tot vijf uur college heb, wordt dat soms lastig. Na de training, studeer ik nog een paar uur, daarna even 'chillen' en de dag is alweer om."

De volle agenda vereist overleg met zijn trainer en studiecoördinator. "Mijn trainer is erg soepel. Ik heb een hele goede band met hem. Hij geeft me ook de tijd om een goede balans te vinden tussen topsport en studie. Als ik bel, dat ik problemen heb met vervoer of iets dergelijks, dan komt hij me hoogstpersoonlijk ophalen. Naast mijn trainer is hij dan ook mijn taxi-chaffeur", lacht Smeets.

Ook op de universiteit wordt rekening gehouden met zijn sportcarrière. "Het rooster, de duur van de studie en de financiën, het zijn allemaal lastige zaken voor mij. De situatie in Utrecht is heel anders dan op mijn middelbare school. Op die 'Loot-school' zat ik in de klas met allemaal jonge sporters die een topsportcarrière voor ogen hebben: judoka's, zwemmers, een autocoureur en wat voetballers. Eén oud-klasgenoot voetbalt nu bij Heerenveen en speelde bij Jong Oranje, Roy Beerens. Het was eigenlijk wel grappig en ook erg leerzaam om bij andere mensen in de klas te zitten die ook op hoog niveau sporten. Dat contact mis ik hier wel. Ik ben best benieuwd hoe anderen hun studie met de sport combineren. Het lijkt me dan ook erg interessant om daarover eens met topsporters aan de universiteit te praten."

Sociaal isolement

Sociaal gezien heeft Smeets vanzelfsprekend een ander leven dan zijn studiegenoten. Waar sommigen zich meerdere dagen per week vol laten lopen, of actief zijn in besturen of commissies, daar moet hij passen. "Ik ben al zo lang intensief met sport bezig dat ik niet anders gewend ben. Ik ben dus ook niet jaloers op mensen met een drukker sociaal leven. Begrijp me goed, ik leef echt niet in een sociaal isolement. Kan ik naar feestjes, de stad in, of naar activiteiten van de studievereniging, dan zal ik dat zeker niet laten. Maar als er wedstrijden op het programma staan, dan gaat het turnen helemaal voor het sociale gebeuren."

Bij het het echte studentenleven hoort natuurlijk ook het wonen op kamers. "Momenteel woon ik nog thuis, in Eindhoven. Dat is een bewuste keuze. In het begin van het jaar kreeg ik de mogelijkheid om in Utrecht te gaan wonen, maar daar was ik nog niet klaar voor. Dan was alles nóg moeilijker te combineren geweest."

Toch speelt Smeets met de gedachte om nog dit collegejaar naar de Domstad te verhuizen. "Natuurlijk is het handig om dicht bij de uni te zitten, maar dat is niet de belangrijkste reden. Binnenkort, als het goed is in januari, opent in Den Bosch een nieuwe sporthal, met geweldige faciliteiten. Dan hoef ik niet meer naar Veldhoven om te trainen. De reisafstand Utrecht-Den Bosch valt wel mee."

Is sporten in Utrecht dan geen optie? "De mogelijkheden zijn hier beperkt. In Nederland heb je eigenlijk maar drie topturnclubs, in Heerenveen, in Den Bosch/Veldhoven en in Rotterdam. Ik heb er weleens aan gedacht om hier te gaan fitnessen, maar krachttraining is maar een deel van de turnsport. Ik hoorde dat er in Utrecht een studententurnclub is opgericht. Dat had ik niet verwacht! Het is hartstikke goed voor de sport, dat er meer aandacht voor komt, ook bij studenten. Of ik zelf aan een overstap denk? Nee, ik blijf waar ik zit. Het idee van de studententurnvereniging is leuk, maar het is voor mij niet professioneel genoeg."

Raar contrast

Het afgelopen WK in Stuttgart is veelbesproken geweest. Smeets zag thuis zijn trainingsmaatje Yuri van Gelder tweede worden. Die prestatie bleek niet voldoende voor kwalificatie voor de Olympische Spelen van 2008. "Zuur voor Yuri, want hij kon er zelf niets aan doen. Het voelt oneerlijk, zeker omdat hij de Chinees, die eerste werd, al eens heeft verslagen. Hij heeft dus bewezen een medaillekandidaat te zijn."

Waar Van Gelder net naast een ticket greep, plaatste een oude bekende van Smeets, Epke Zonderland zich wel voor de Spelen. "Ik ken hem nog uit de tijd dat ik in Heerenveen trainde. Super voor hem natuurlijk, maar wel een raar contrast met Yuri."

De Olympische Spelen zijn voor Smeets zelf nog niet aan de orde. "Het gaat fijn met mijn carrière, dat probeer ik natuurlijk vol te houden. Er staat eerst een EK en een WK voor de deur. Plaatsing voor het EK wordt lastig, bij het WK zijn er twee plaatsen meer, dus daar zie ik betere kansen. Natuurlijk droom ik van de Olympische Spelen in 2012. Dan ben ik ook bijna klaar met mijn studie ... hoop ik."

De studententurnvereniging U-Turn

Roeien, hockey, tennis, basketbal, zo'n beetje alle grote sporten hadden in Utrecht een studentenvereniging. Een turnvereniging bestond tot vorig jaar nog niet. In september 2006 bracht een groepje turners, die elkaar leerden kennen tijdens het cursusuur turnen op Olympos, daar verandering in. Zij richtten de vereniging U-Turn op. "Het begon allemaal bij een Nederlands Studentenkampioenschap Turnen in Groningen. Bij dat toernooi kwamen we veel studenten tegen, die bij een studententurnvereniging zaten. Wij vroegen ons af waarom er in een grote studentenstad als Utrecht niet zo'n vereniging was", vertelt voorzitter Annette Wensink.

De deelnemers aan het cursusuur turnen wilden bovendien meer dan een uurtje trainen en dan weer huis. Wensink: "Ook de gezelligheid na de training wilden we graag organiseren. Met veel ideeën en plannen keerden we terug naar Utrecht. Daar moesten we eerst overleggen met de universiteit, de hogeschool, Olympos en andere instanties. In september konden we beginnen met de inschrijvingen."

U-Turn heeft onlangs haar eerste verjaardag mogen vieren en beleefde in augustus haar eerste UIT. "Een leuk en spannend eerste jaar", aldus Wensink. "We zitten nu op ongeveer 25 leden."

In het tweede jaar hoopt de vereniging te groeien. "We willen onze eigen trainingen organiseren, zodat we niet vast zitten aan het cursusuur op Olympos. Er is namelijk weinig ruimte in het rooster om extra te trainen. We kijken dan ook, samen met Olympos, naar andere mogelijkheden in Utrecht."

Om lid te worden van U-Turn is geen turnervaring vereist. "Iedereen die studeert is welkom. Anders was ik zelf ook geen lid geworden", lacht Wensink. Eind november is de echte vuurdoop voor U-Turn. Dan vindt de eerste studententurnwedstrijd plaats, in Groningen.

Eindelijk, daar was ie dan: de tram

Gwenda Knobel

Begin september kon de stad Utrecht kennis maken met het model tram dat het Bestuur Regio Utrecht (BRU) graag in de Domstad wil zien rijden. 'Een echte stadstram', zeggen de kenners. 'Niet zo'n massaal gevaarte als nu tussen het Centraal Station en Nieuwegein rijdt. "Dat klopt", zegt Frank Hemminga van de BRU. "Als deze tram een botsing krijgt met een auto, heeft dat minder ernstige gevolgen. Met de huidige tram blijft er weinig over van die auto."

Het is woensdag 12 september. Voor de vierde achtereenvolgende dag wordt de tram uit het Franse Mulhouse met trots geshowd aan belanghebbenden en belangstellenden. Vandaag mogen medewerkers van de Universiteit Utrecht mee.

De tram heeft een moderne, lichte vormgeving en lijkt zo uit de fabriek te komen, maar dat is niet zo. De Franse tramreizigers zijn gewoon heel netjes op hun openbaar vervoer, zegt Hemminga, die benieuwd is hoe de tram de proefreizigers bevalt. "Het rijdt wel lekker", zegt Ruut van Rossen die als complexbeheerder van De Uithof de universiteit vertegenwoordigt. "En hij rijdt nu nog op oude rails die vervangen moeten worden", zegt Hemminga duidend op de stalen staven die in 1983 werden ontwikkeld door de Nederlandse Spoorwegen. "Op nieuwe rails rijdt het nog veel soepeler." Als de gemeenteraad van Utrecht begin 2008 in meerderheid besluit dat er een tram naar De Uithof gaat rijden, wordt het waarschijnlijk dit model. Overigens kunnen we deze trams nog naar eigen smaak optuigen."

Het idee om een tram naar De Uithof te laten rijden, werd mede gevoed door de noodzakelijke renovatie van het tramtraject van het Centraal Station naar Nieuwegein en IJsselstein. Er moesten nieuwe rails komen en nieuwe tramstellen. Omdat tegelijkertijd de discussie liep over de aanleg van de busbaan 'om de zuid' en het aantal reizigers naar De Uithof de inzet van een tram rechtvaardigde, werd geopperd de busbaan te 'vertrammen'. Dan kon er voor heel Utrecht een echte moderne stadstram komen, kon de Uithoflijn gekoppeld worden aan die naar Nieuwegein én kon er gekeken worden naar verdere uitbreiding naar bijvoorbeeld Zeist en Vianen.

De tram uit Mulhouse voldoet aan de eisen van deze tijd, zo zegt de BRU. Het is een lagevloerstram, wat betekent dat er geen hoge perrons nodig zijn en mensen in een rolstoel of met een kinderwagen zo de wagon in kunnen rijden. Het voertuig is iets breder dan een stadsbus, er passen twee tweepersoonsbanken naast elkaar die gescheiden worden door een middenpad. De tram maakt minder geluid dan een bus en is milieuvriendelijker omdat ie op elektriciteit rijdt.

Het gehuurde exemplaar is 32,5 meter lang en kan in totaal bij een normale bezetting 213 passagiers vervoeren, maar met wat proppen passen er ook 306 mensen in. Er zijn 56 zitplaatsen. Hemminga: "Dubbelgelede bussen kunnen maximaal 17.000 passagiers per dag vervoeren, maar er gaan er nu al meer mee. In één tram kun je per dag 21.500 mensen vervoeren. Als het aantal passagiers verder groeit, koppel je er gewoon nog een tramstel aan vast. Bovendien is het ook mogelijk een tramstel van 43 meter te kopen."

UU'er Van Rossen ziet het wel zitten, zo'n tram. "Het aantal reizigers neemt nog steeds toe en de pieken zijn dramatisch. Het is leuk om al even in deze tram te hebben gezeten, ook al duurt het nog jaren voordat de verbinding met De Uithof er komt." Volgens Van Rossen is de universiteit altijd al voor de komst van een tram geweest. Er is jaren geleden in de bebouwing zelfs al rekening gehouden met de komst ervan. "De loopbrug over de Heidelberglaan die aan Centrumgebouw Noord vastzit heeft een houten beschoeiing. Die is daar speciaal aangebracht voor de komst van een tram."

En daarmee rakelt Van Rossen een oude politieke discussie op die eind jaren tachtig, begin jaren negentig speelde in Utrecht. Bij de komst van de sneltram naar Nieuwegein opperden verschillende politieke gemeenteraadspartijen om eenzelfde type tram door het centrum van Utrecht richting De Uithof te laten rijden. D66 was de partij die zich toen het felst verzette tegen zo'n log voertuig waarvoor waarschijnlijk ook gebouwen moesten wijken. De democraten kwamen met alternatieve plannen. Of er moest een tunnel van het station onder de binnenstad aangelegd worden óf er moest een route 'om de zuid' komen.

De discussie leefde zo in de Domstad dat de plannen voor het openbaar vervoer inzet van de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 werden. D66 groeide van twee naar acht zetels en kreeg twee wethouders. Anderhalf jaar later boden de twee collegeleden hun zetel weer aan omdat hun plannen bakzeil haalden. "Een tunnel was te duur, zeiden de andere collegepartijen", herinnert fractievoorzitter van D66 Alice van Rooij zich. Zij had in de politiek tumultueuze jaren verkeer in haar portefeuille. "Volgens ons, en dat geloof ik nog steeds, was er onvoldoende gekeken naar de haalbaarheid van een tunnel. Later hoorde ik dat er misschien best nog een mogelijkheid zou zijn geweest."

Bij de daaropvolgende gemeenteraadsverkiezingen was het openbaar vervoer weer inzet van veel strijd en groeide D66 uit tot de grootste partij van Utrecht. De ideeën van D66 voor een ander openbaar vervoer redden het echter niet. Resultaat van de hele discussie waren de HOV-banen mèt een baan Om de Zuid. "Met de busbaan door het centrum als het ultieme poldermodel", zegt Van Rooij die nog steeds vindt dat deze baan niet past in het centrum. Met de HOV Om de Zuid maakt de PvdA volgens haar nu mooie sier met een oud plan van haar partij. "Over die HOV-banen is een boek te schrijven. Maar uiteindelijk gaat het er om dat er nu een goede verbinding komt die ook nog het milieu spaart."

Hoogwaardig Openbaar Vervoer, daar staan de letters HOV voor. In de ogen van de gemeente gaat het om een netwerk van vrij liggende busbanen van hoge kwaliteit die vanaf het Centraal Station goede verbindingen bieden met alle stadsdelen. Van meet af aan is er bij het ontwerp rekening mee gehouden dat er over de vrije banen in plaats van bussen ook trams moeten kunnen rijden. De breedte en de bochten zijn daarop berekend.

De aanleg van de HOV Om de Zuid laat lang op zich wachten, maar dit najaar wordt naar verwachting het definitieve besluit over de ligging van deze route naar De Uithof dan eindelijk genomen. De beoogde route gaat vanaf het Centraal Station via de Adema van Scheltemabaan naar de Vaartse- en daarna de Pelikaanstraat, vervolgens langs de twee begraafplaatsen naar de Laan van Maarschalkerweerd, dan via het Herculesplein en de Weg tot de Wetenschap naar de busbaan in De Uithof. Het vaststellen van de route heeft grote vertraging opgelopen, onder meer omdat de bewoners van de Pelikaanstraat een busbaan voor de deur tot nog toe niet zagen zitten. Een tram, zo denkt de politiek, zal hun goedkeuring wellicht wel krijgen, omdat er minder trams door de straat zullen rijden. Trams zijn bovendien stiller en milieuvriendelijker.

De tram op de HOV Om de Zuid zal slechts enkele haltes krijgen. De eerste stop na het Centraal Station is het nieuwe station Vaartse Rijn. Daarna zijn er nog in- en uitstapmogelijkheden aan de Koningsweg, Stadion Galgenwaard, de Kromme Rijn en De Uithof. De haltes in De Uithof moeten nog nader worden bepaald. De tram zal zijn eindpunt krijgen bij het nog te bouwen transferium dat opgetrokken wordt op een deel van de sportvelden van Olympos.

In De Uithof moet de tram op de onlangs opgeleverde busbaan gaan rijden. Deze dient hiervoor nog wel te worden aangepast, zegt Gerard Derksen, de woordvoerder van de verkeerswethouder. Of het alleen gaat om het frezen van sleuven voor de rails of dat er meer werk aan vast zit, weet hij nog niet. En of alle bussen die nu over de busbaan rijden daar blijven rijden als de tram een feit is, is "nog onduidelijk". Of alle buslijnen blijven bestaan, moet ook nog worden uitgezocht. In een onlangs verschenen onderzoeksrapport naar de vertramming van de HOV-baan dat in opdracht van de gemeente en de BRU is gemaakt, staat dat een optimalisering van het regionale en stedelijke busnetwerk volgt op de komst van de tram.

Arjan Kleuver, raadslid voor D66 en verkeerswoordvoerder van de partij, geeft eerlijk toe nog niet nagedacht te hebben over de vraag of, en zo ja hoe, trams en bussen de HOV-baan kunnen delen. "Ik ben een voorstander van de tram: het wordt echt tijd om nu eens goed door te pakken. Studenten worden als vee naar De Uithof vervoert en dat is niet acceptabel. Maar tja, als het heel druk wordt met bussen en trams op dezelfde baan, zou je opnieuw kunnen gaan denken aan een tunnel of tunnels. Het is een gratuite opmerking, want ik weet dat het een mega-overweging zou zijn die alles veel duurder zou maken. Maar ja, ooit was de metro in Londen en Parijs ook duur. We zouden een keer het lef moeten hebben om iets groots te doen. Goedbeschouwd leidt elke oplossing weer tot nieuwe problemen. Wegen moeten verlegd, gebouwen afgebroken, omwonenden hebben of krijgen overlast."

"Ik denk ook dat het niet zo simpel ligt als 'de buslijnen 12 en 12s schrappen en vervangen door een tram'", zegt Herman Opmeer persvoorlichter van Connexxion. "Er zullen inderdaad meer aanpassingen gemaakt moet worden in het openbaar vervoersnet in de regio. Denk bijvoorbeeld aan overstapmogelijkheden. De bewoners van de Zuid-Hollandse eilanden rijden met de bus naar station Zuidplein in Rotterdam en vervolgen daar hun weg met de metro naar bijvoorbeeld het centrum. De komst van een tram vraagt om een ander vervoersplan. Dat gaat ook niet altijd zonder problemen. Bij de Noord-Zuidlijn in Amsterdam voelen de reizigers uit Purmerend zich benadeeld. Beslist werd dat zij moesten gaan overstappen op het Buikslotermeerplein in Amsterdam-Noord. Dat vinden ze een slecht plan, omdat ze een goede rechtstreekse verbinding hebben vanuit Purmerend naar het Centraal Station in Amsterdam. Door hen op het Buikslotermeer over te laten stappen wordt hun reistijd verlengd."

De woordvoerder van de Utrechtse afdeling van reizigersvereniging Rover Arnoud Teljeur denkt eveneens dat het hele busnet in Utrecht opnieuw bekeken moet worden bij de komst van de tram. "Wij zijn helemaal voor een tram omdat het aantal passagiers naar De Uithof niet meer te verwerken is met bussen. Het gaat hier om een grote investering, want de drukte is er alleen in de spits en van maandag tot en met vrijdag. Daarom is het volgens mij ook goed dat de lijn gekoppeld wordt aan de Nieuwegeinlijn. Het kan het begin zijn van een interessant tramnet dat uitbreiding krijgt naar Leidsche Rijn, Overvecht of Zuilen." Maar ook Teljeur waarschuwt voor wat er gaat verdwijnen. "De mensen die nu in- of uitstappen aan de Ina Boudier Bakkerlaan en het Diakonessenziekenhuis zien hun lijn 12 verdwijnen. Daar komt de tram niet."

Voor economisch geograaf Ton van Rietbergen is het of er een sequel van een oude film in première gaat. "Eind jaren tachtig heb ik me enorm verdiept in dat hele tramgedoe. Ik was fel tegen een tram door het centrum, hoewel een tram op zich een mooi vervoersmiddel is." De komst van een tram heeft in zijn professionele opinie niet alleen voordelen. "Wil je een tram rendabel maken dan moet je drie buslijnen opheffen. Iedereen wordt dan in die tram geduwd bij overstaphaltes. Voor wie via het centraal station rijdt is het natuurlijk een mooie route, maar anderen kunnen er op achteruit gaan. Dat is nou eenmaal zo. Je structureert het verkeer, zoals mensen dat wel eens plegen te noemen, maar je creëert nieuwe hindermomenten." Het lijkt Van Rietbergen geen goed idee de tramlijn door te trekken naar Zeist. "Dan ga je door beschermde natuur. Je moet bij het leggen van rails of wegen altijd bedenken wat er door verdwijnt."

Naar verwachting vallen in december diverse besluiten. Dan moet duidelijk zijn of er een tram komt en wat het precieze traject is. Vervolgens moet er een goed eindplan komen waarin ook naar alle buslijnen wordt gekeken. De hele operatie gaat honderd miljoen euro kosten. Dat geld moet van van het rijk en de gemeente komen. En misschien zal er dan in 2015 geen getoeter meer te horen zijn op de Heidelberglaan, maar alleen een lieflijk getingel van een trambel.

Suggestie streamers

Het aantal reizigers neemt nog steeds toe en de pieken zijn dramatisch

Over die HOV-banen is een boek te schrijven

Studenten worden als vee naar De Uithof vervoert en dat is niet acceptabel

Wil je een tram rendabel maken dan moet je drie buslijnen opheffen

Een tram naar De Uithof....

- kan meer passagiers comfortabeler vervoeren

- maakt minder geluid

- is milieuvriendelijker

- kan sneller na het voorgaande voertuig vertrekken

- heeft rails die op gras liggen

- heeft een betrouwbaarder imago

- verkleint de kans dat mensen uitwijken naar buslijn 11. waardoor de groei van het aantal bussen op de 11 beperkt kan worden. Nu nemen busreizigers bij grote drukte ook lijn 11 in plaats van 12 naar De Uithof

- kan sneller een maximum snelheid van 70 kilometer per uur halen

- kan gekoppeld worden aan de tramlijn naar Nieuwegein en IJsselstein

- trekt meer reizigers het openbaar vervoer in

- kan wellicht fietsen meenemen. Dit wordt nog onderzocht, in principe is er ruimte voor.

USF is voor

Scheikundestudent Peter de Lange, voorzitter van de vervoerscommissie van USF studentenbelangen: "We zijn groot voorstander van een tram. Daarom zijn we ook verheugd dat er eindelijk schot in de zaak komt. Een tramlijn lijkt ons de enige oplossing voor de drukte naar De Uithof. Ik hoop dat de tram daar waar mogelijk hard gaat rijden en dat je dus snel in De Uithof bent. In dat geval kun je ook zeggen dat een tram De Uithof dichter bij het centrum brengt. het gekozen model lijkt me goed. Waar ik tijdens de proefrit op heb gelet is of er voldoende mogelijkheden zijn om je vast te houden als je staat, en die zijn er volgens mij. Studenten zullen dan eindelijk fatsoenlijk worden vervoerd. Ja, medewerkers ook natuurlijk. Misschien gaan er straks wel meer medewerkers met het openbaar vervoer, want nu staan ze met hun de auto in de file naar De Uithof. De tram is een echte oplossing voor de langere termijn. Maar dat betekent wel dat er op de korte termijn meer bussen moeten gaan rijden."

Tram in Utrecht

Het vervoersmiddel tram heeft een lange historie in Utrecht. In 1879 reed de eerste paardentram tussen het Rhijnspoor (het huidige stationsplein) en de Biltstraat. Tegen 1900 reden er vijf lijnen waarvan er één onder de Domtoren door reed. In 1906 reed de eerste elektrische tram. Het tramnetwerk bestond uiteindelijk uit vier lijnen. De modernisering werkte dit type openbaar vervoer in 1949 het straatbeeld uit, maar uit de straatdiscussies is de tram nooit verdwenen. In de jaren zeventig stimuleerde de overheid snelle hoogwaardige verbindingen met satellietsteden en kwam een railverbinding tussen Utrecht en Nieuwegein ter sprake. De Nederlandse Spoorwegen ontwikkelde de sneltramverbinding met Nieuwegein waardoor de tram ook weer in beeld kwam als vervoermiddel voor reizigers naar De Uithof.

Een boete van de beurtenbitch

Reemt Borcherts

Aan de Albatrosstraat wonen vier dames. Zij delen in ieder geval een passie: ze zijn lid van UVSV. Rechtenstudente en huisoudste Roos en haar huisgenootje Economiestudente Puck ("Dat is niet mijn echte naam, maar mijn huisnaam") laten de geru (gemeenschappelijke ruimte) zien. Een klein vertrek, dat het meest lijkt op een keuken, waar een bank in is geplaatst. Roos: "We wonen hier met z'n vieren, en dat is voor een UVSV-huis een behoorlijk klein aantal. Er zijn ook huizen waar je met z'n achttienen of negentienen woont. Als je met minder mensen woont, leer je elkaar sneller kennen. Ik zou ons dan ook behoorlijk close willen noemen. We zijn zelfs met elkaar op vakantie naar Terschelling geweest!"

Tussen alle sociale bezigheden door moet het huis natuurlijk ook worden schoongemaakt. Roos: "Dat doen we samen. We hebben een lijst, waarop drie van de vier meiden iedere week een taak hebben. De HJ (huisjongste) heeft een extra taak, zij zorgt voor de vuilnis. De vierde, die dus 'vrij' heeft, noemen we de beurtenbitch. Haar taak is om in de gaten te houden of de huistaak inderdaad wordt gedaan en zo niet, om ervoor te zorgen dat het boetesysteem in werking treedt. Maar heel serieus is deze taak niet hoor." Wie op de afgesproken dag haar taak niet heeft gedaan, moet voor elke volgende dag een euro betalen. Dit bedrag gaat naar het dvd-doosje. Het dvd-doosje is niet een andere huishoudelijke rol, maar een klein beplakt kistje, waar de boetes in verdwijnen. "Eens in de zoveel tijd kopen we van de boetepot dvd's. Maar iedereen doet eigenlijk gewoon zijn taak, de regels blijken te werken. Er zijn dus nog niet zoveel dvd's bijgekomen."

Streamer: 'De huisjongste zorgt voor het vuilnis'

Een schoonmaakboete komt in het huis van Rechtenstudent Asyer Manusama (21) niet voor. Of beter gezegd: in het huis van de hospita van Asyer. Samen met de hospita, haar zoontje van zestien en een andere student woont hij sinds een jaar aan de Amsterdamsestraatweg. "Schoonmaken hoef ik niet. Ja, alleen op mijn eigen kamer, maar dat is compleet mijn eigen zaak. Je hoort vaak negatieve berichten over hospita's, maar de mijne is heel relaxed hoor." Asyer deelt zowel de woonkamer annex keuken, het terras en de badkamer met zijn huisbaas. "Het leidt eigenlijk nooit tot probleem. Zij is heel liberaal en laat me dus vrij in wat ik doe."

Het huis van Asyer en zijn hospita is een duidelijke mengelmoes van een studenten- en een 'volwassenen'-cultuur. Een verkeersbord siert het terras, in de keuken staan vele lege flessen wijn en van het aanrecht zou menig muis vrolijk worden. Dit staat in een schril contract tot de designlamp en de moderne kunst aan de muur. Is het niet lastig om het voor elkaar aangenaam te houden, de leefpatronen van feestende student en werkende hospita liggen immers ver uit elkaar? "Dat valt wel mee. Alleen moet na half elf de muziek wat zachter en kan ik mijn jaarclub niet uitnodigen als haar zoontje een toetsweek heeft, maar ach...ik ben hier best tevreden hoor."

Streamer: 'Mijn hospita is heel relaxed'

Ook Arnaud van Elk, masterstudent Planologie, heeft geen last van een strenge huisbaas. Hij woont met negen andere studenten in een SSH-woning in een van de Tuindorpflats. "Er bestaat eigenlijk maar een regel: 'maak er geen ontzettende puinhoop van'."

Hoe de boel schoongehouden moet worden, kunnen de bewoners nalezen in de gang. Van het boenen van de gootsteen tot het schoonmaken van de krijtborden, alles is in een keurig dameshandschrift opgesteld. Op de borden in de keuken wordt gewaarschuwd: "Vliegjesplaag, houd vuilniszak en goot schoon aub!"

Arnaud: "Om de tien weken moet je de keuken doen. Iedere verdieping heeft daarnaast zijn eigen toilet en badkamer die je om de vijf weken moet schoonmaken." De sancties die op het niet nakomen van je huisverplichtingen staan zijn niet mals. "De keuken vergeten kost je 15 euro, de wc volgens mij een tientje. Een behoorlijk bedrag inderdaad, maar je moet wel een stok achter de deur hebben, anders werkt het niet." Het bedrag komt op de huisrekening terecht. "Die gebruiken we voor het geval er iets kapot gaat. Zo is onze oven binnenkort wel aan vervanging toe. Het bedrag dat we jaarlijks overhouden, gebruiken we voor een uitje. Zo zijn we afgelopen jaar van de boetepot met het huis naar De Efteling gegaan."

Naast de boeteregeling is sprake van sociale controle. "We zetten bijvoorbeeld een herinnering op de krijtborden in keuken als iemand zijn beurt niet heeft gedaan." Maar de aanmerkingen op de schoonmaakkunsten van een ander kunnen ook mondeling worden medegedeeld. "Vaak zijn het de vrouwen in huis die er over beginnen. Zij vertellen dan gedetailleerd hoe het wel moet, welke plekken er vergeten zijn en welk schoonmaakmiddel erbij gebruikt dient te worden", geeft Arnaud toe. "De mannen in huis zijn vaak de schuldigen. Het is misschien rolbevestigend, maar dat vrouwen nauwkeuriger zijn in het schoonmaken, klopt bij ons wel."

Streamer: 'Vliegjesplaag, houd vuilniszak en goot schoon aub!'

Judith (22) en Nyncke (23) wonen samen met twee andere studentes in een christelijk vrouwenhuis. "Het is fijn om met drie meiden in huis te wonen die dezelfde gedachten hebben over het geloof. Dat je je niet telkens hoeft te verdedigen", zegt studente Sociale Geografie Nyncke. "Maar wij zijn niet zo extreem als sommige andere christelijke huizen, die bijvoorbeeld afspraken hebben over logees laten overnachten." Judith vult aan: "Alles mag, en niets hoeft."

Dit gold eerst ook voor het schoonmaken in hun huis. "Eigenlijk kwam het erop neer dat wij twee niets aan de badkamer deden en onze huisgenootjes wel hun complete schoonmaaktaak uitvoerden. In eerste instantie werd er niets van gezegd, maar na verloop van tijd wekte het toch wel ergernis op. Meestal proberen we elkaar met een grapje aan te sporen. Iets in de trant van 'he joh, denk je niet dat de badkamer schoongemaakt moet worden?'." Om er echt voor te zorgen dat de bewoners de daad bij het woord voegden, werd ook in dit huis een boetesysteem ingevoerd.

Judith: "Voor iedere dag dat er niet wordt schoongemaakt krijg je een euro boete. Wat er met dat geld gebeurt? We hebben er een keer van gegeten en het is nog de bedoeling om er een uitje van te betalen. Ik vind het wel prima om door de boeteregel een soort extra motivatie te hebben. Dat heb ik eigenlijk wel nodig. Maar het schoonmaken is geen hot item bij ons hoor!"

Voor de huis-, tuin- en keukenklusjes hebben de dames hun eigen assistent, 'Flip de Klusjesman'. "Hij komt in opdracht van onze huisbaas. Eigenlijk hebben we hem gekregen bij de huur van het huis. Wel makkelijk, want hij kost óns niets."

Vervelende huishoudklusjes

-De binnenkant van de ijskast schoonmaken

- Terugbrengen van gehuurde dvd's

- Haarballen van de kat opruimen

- Schoonmaken van de vissenkom (grootste probleem: de vis)

- Een klassieker: het immer gehate doucheputje, dat vol zit met haren, legen.

interview met Promise Mkwananzi

Femke van Zeijl

Een student in Zimbabwe eet één keer per dag, soms maar een keer in twee dagen. Als ik 's ochtends brood ging halen moest ik snel zijn. Betaalde ik om acht uur nog 4000 Zim dollars, twee uur later was de prijs al 6500.

Zimbabwanen waren niet eens zo lang geleden trots op hun land. We waren de graanschuur van Afrika, de bevolking was een van de hoogste opgeleide van het continent en de infrastructuur was goed. We hadden een stabiel bestuur en vrijheid van meningsuiting. Dat is allemaal verdwenen. Zimbabwe kent nu honger en een inflatie van vijfduizend procent. Iedereen die zich uitspreekt tegen het regime van president Mugabe riskeert arrestatie, marteling en verdwijning. Duizenden landgenoten per dag vluchten de grens over naar bijvoorbeeld Zuid-Afrika, Botswana en Zambia.

Robert Mugabe kreeg zelf maar liefst zeven universitaire graden. Hij onderscheidde zich vroeger van andere Afrikaanse leiders door zijn nadruk op onderwijs, maar nu keren zijn hoogopgeleide onderdanen zich tegen hem en dat pikt hij niet. Hij heeft in 2005 de studieleningen stopgezet, omdat de studenten volgens hem ondankbaar waren. Daardoor moest tachtig procent van de studenten stoppen met hun studie.

Dat er iets mis was, merkte ik halverwege de jaren negentig toen ik nog op de middelbare school zat. Ik ben opgegroeid in Kadoma, een kleine stad in de Midlands. Mijn ouders waren arm, maar voor mijn opleiding kreeg ik geld van buitenlandse fondsen. In die tijd begonnen de oorlogsveteranen zich te roeren. De mannen die voor de onafhankelijkheid hadden gevochten was van alles beloofd, maar ze hadden niets gekregen. Ze eisten een pensioen. Mugabe heeft ze toen miljoenen betaald om ze stil te houden. De dag dat deze som werd uitgedeeld, kelderde de Zimbabwaanse dollar. De ingreep creëerde een aparte klasse van mensen met geld en dat destabiliseerde de economie. Daar kwam nog eens bij dat Mugabe soldaten naar de oorlog in Congo had gestuurd, wat verschrikkelijk veel kostte.

De economie stortte echt in toen de regering de boerderijen van de blanken ging onteigenen in 2001. Die grote boerenbedrijven waren de ruggengraat van onze economie. Ze werden overgedragen aan nieuwe eigenaars, veelal veteranen en partijgenoten, zonder enige garantie dat de nieuwe eigenaren deze bedrijven goed zouden leiden. De landbouwproductie daalde tot nog geen dertig procent van wat zij ooit was. Om mij heen werden ouders van vrienden werkloos, sommigen konden niet eens schoenen betalen. Het schoolgeld werd hoger en de maaltijden werden minder.

De hoofdmeester van mijn middelbare school sprak destijds vaak met trots over een oud-leerling die het heel ver had geschopt. Dat was de broer van een klasgenoot van mij: de inmiddels overleden Learnmore Jongwe. Hij was voorzitter van de nationale studentenbond Zinasu en beroemd. Sommige mensen zagen hem als de toekomstige president van Zimbabwe. In toespraken op school werd hij altijd genoemd: dit is misschien een arme school, maar kijk wat voor studenten we afleveren! Toen nam ik me voor ook zo iemand te worden om trots op te zijn.

Tijdens de eerste demonstratie van de oppositiepartij MDC bij mij in de buurt was Learnmore de spreker. Ik heb hem nadien aangesproken en gezegd dat ik ook wat wilde doen voor de democratie. Hij gaf me toen zijn nummer en moedigde me aan. Hij is mijn inspiratie geweest, een van de redenen dat ik rechten ging studeren, net als hij.

Vanaf het moment dat ik in de hoofdstad Harare naar de universiteit ging, heb ik geen normaal leven gehad. Alles op de campus was gepolitiseerd. De meeste studenten waren voor de democratie. Er waren bijna iedere dag demonstraties. Studenten zongen revolutionaire liedjes, en mobiele eenheid en traangas waren nooit ver weg. Ik werd een studentenactivist.

In 2005 werd ik tot voorzitter gekozen van de Zinasu, en meteen daarna gearresteerd. Een resolutie die we op de vergadering hadden aangenomen, stelde namelijk dat het regime van Mugabe onwettig was omdat de verkiezingen oneerlijk waren verlopen. Zo had de oppositie geen enkele kans gehad om campagne te voeren en liet de staatsmedia tegenstanders niet aan het woord. Op die Zinasu-bijeenkomst hadden medestudenten zelfs het portret van Mugabe van de muur gehaald.

Sindsdien heb ik zo vaak gevangen gezeten dat ik ben opgehouden met tellen. Mishandeling is in Zimbabwe een gangbare onvervragingstechniek. Sommige medestudenten zijn daardoor doorgedraaid. Ik ben er nog redelijk uitgekomen, heb alleen problemen met mijn geheugen. Jaartallen en data kan ik me vaak niet precies herinneren.

Soms kwam de politie midden in de nacht op mijn deur bonken en dan moest ik mee voor een ondervraging. Het wemelde op de campus van de agenten van de geheime dienst die zich voor student uitgaven, je kon niemand vertrouwen. De vriend die de vergadering voorzat waarin we de studententak oprichtten van de MDC bleek een spion te zijn. En toen ik ooit bij een rel wegholde riep een collega-student 'Deze kant op!' en leidde me zo direct in de armen van de politie bij een wegversperring.

Toch trok ik me er weinig van aan. Ik was te bekend om zomaar te verdwijnen. Bij de grote demonstratie op 11 maart van dit jaar, toen de leiders van MDC op weg naar het stadion werden gearresteerd, werd ik niet opgepakt. Ik ben klein en val niet zo op. Ik heb toen het publiek toe kunnen spreken. Op dat moment besloot de regering dat ik het enige probleem was dat nog vrij op straat rondliep en dat dat probleem geëlimineerd moest worden.

Er waren wegversperringen door het hele land, op zoek naar mij. De politie pakte twee mensen op die ze voor mij aanzagen. Een ervan was al bijna doodgeslagen voordat een collegastudent met zijn studentenkaart kon aantonen dat hij mij niet was. Mijn familie in Harare werd lastiggevallen, mijn ooms in elkaar geslagen. Ik was ondergedoken, maar het werd steeds duidelijker dat ik het land uitmoest, voor mijn eigen veiligheid en die van anderen.

Dat ik Zimbabwe kon worden uitgesmokkeld en werd toegelaten tot het University College, geeft mij een tweede kans. Omdat het onderwijs in het Engels is en ze hier studenten willen die bijzondere inzet tonen, leek me dit een geschikte plek. Door financiële steun van Nuffic en de universiteit Utrecht kan ik hier studeren. Nu kan ik de wereld vertellen wat er in Zimbabwe gebeurt. Ik wil Mugabe laten zien dat hij mijn leven niet heeft weten te verpesten. Dat ik een universitaire studie kan afmaken, ook al heeft hij mij van de universiteit laten gooien. En als de president er straks niet meer is, dan ben ik toegerust met de kennis om een rol te kunnen spelen in de wederopbouw van mijn land."

CV

Promise Mkwananzi (24) ging in 2003 rechten studeren aan de universiteit van Harare. In 2005 werd hij voorzitter van de nationale studentenvakbond Zinasu. Deze club vaart de koers van de oppositie. Sindsdien heeft het regime het op de studentenleider gemunt. Begin dit jaar werd hij van de universiteit gegooid. Toen hij bovenaan de hitlist van de geheime dienst bleek te staan, moest hij Zimbabwe ontvluchten. Eind augustus kwam hij aan in Utrecht waar hij aan het University College studeert.

interview met Hans Stoof

Nieuwe rector Hans Stoof treedt aan

'Ik ga niet als een olifant door de porseleinkast banjeren'

Erik Hardeman

Op zijn kloeke werkkamer in een uitbouw van het UMC doet Stoof niet al te veel moeite om die indruk weg te nemen. "Wat mijn plannen voor de komende vier jaar zijn? Er is in Utrecht met de invoering van de bachelor-masterstructuur, de invoering van colleges en honourstrajecten, de vorming van graduate schools en focus en massa de afgelopen tijd al heel wat overhoop gehaald. Voeg daarbij de bestuurlijke reorganisatie en de emoties daarover die in een aantal departementen nog niet zijn verdwenen. Daar moet je een paar jaar voor uittrekken voordat dat een beetje begint te integreren. Dus om nou weer drie topprioriteiten te bedenken en te roepen: jongens, we gaan het helemaal anders doen, dan draai je mensen compleet dol, daar wilde ik niet aan beginnen. Laat mij maar proberen om de kwaliteit van de primaire processen onderwijs en onderzoek verder te verbeteren, want ondanks mooie plaatsen op hitlijstjes valt daar nog veel te doen."

Zijn antwoorden zijn gekruid met de van hem bekende melange van onderkoelde humor en vederlichte zelfspot. Als hij vertelt dat hij lang heeft geaarzeld voordat hij 'ja' tegen het rectoraat zei, omdat zijn echtgenote hem na al die jaren wel eens wat vaker thuis wilde zien, voegt hij daar quasi achteloos aan toe: "Het is natuurlijk mooi dat zo'n vrouw dat nog steeds wil." En als bij het koffie inschenken de druppels over de rand van de fraai vormgegeven koffiekan springen, zegt hij zonder een spier in zijn gezicht te vertrekken: "Net het Hijmans van den Bergh gebouw, het design is mooi maar de functionaliteit is lousy."

Worstelen met Homerus

Hans Stoof is een klassieke babyboomer, geboren in 1946 in de Haarlemmermeer waar zijn vader een toekomst voor hem en zijn broer zag in de zeer lucratieve bloemenexport. Op zijn elfde ging hij naar het gymnasium in Buitenveldert, maar vier jaar later besloot hij tot ieders verbazing over te stappen naar de HBS. "Dat was inderdaad een wat ongebruikelijke stap, maar mijn belangstelling lag meer in de exacte sfeer, dus ik dacht: waarom zal ik dan blijven worstelen met Homerus en Ovidius? Mijn ouders lieten me vrij, maar ik weet nog goed dat de rector zei: kom op man, ga eens een keer wat doen, je loopt maar een beetje te flierefluiten. Maar ik heb voet bij stuk gehouden en ben naar de HBS gegaan. Ik heb niet het gevoel dat ik daardoor kennis ben misgelopen, maar achteraf vind ik het wel een beetje slap van mezelf. Maar ja, ik was 15, dus waar praten we over?"

In 1963 ging hij aan de Vrije Universiteit scheikunde en natuurkunde studeren. "Toen was net dat hele verhaal van het DNA, de dubbele helix van Watson en Crick, bekend aan het worden en dat vond ik uitermate boeiend. Vandaar dat ik als hoofdvak biochemie heb gekozen. Dat leek me in elk geval een grotere uitdaging dan veel geld verdienen met het exporteren van bloemen. Ik heb nog even gedacht over geneeskunde, maar ik zie de collegedictaten van mijn twee jaar oudere broer, die naast scheikunde ook geneeskunde studeerde, nog liggen." Hij lacht. "Ik was actief lid van het Corps en terwijl hij zat te blokken, kon ik een uurtje langer in de kroeg blijven hangen. Maar zonder gekheid, ik zag meer in de vrije wetenschap. Die patiënten, dat hoefde van mij ook niet zo nodig."

Voor in het peloton

Na zijn afstuderen meldde Stoof de decaan van de faculteit geneeskunde dat hij wel wilde doorgaan in de wetenschap. "In die tijd kon het geld aan de universiteit niet op. Hij zei: ik heb hier tien projecten in de la liggen, allemaal van hoogleraren die wel onderzoek willen doen, maar er zelf niet voor zijn opgeleid. Neem de stapel maar mee en kies er één uit." En met een van zijn typische understatements: "Dat was geen verkeerde periode om in de wetenschap te starten."

Laconiek vertelt Stoof hoe hij aan de slag ging als hersenonderzoeker, na zijn promotie met behoud van salaris een jaar in Amerika werkte, terugkwam naar Nederland ("lo and behold, weer op diezelfde drie vierkante kilometer Buitenveldert"), een onderzoeksgroep opbouwde, en samen met collega's een instituut voor neurowetenschappen oprichtte. Eind jaren tachtig lag dat instituut aan de basis van de Onderzoekschool Neurowetenschappen Amsterdam, een samenwerkingsverband tussen de KNAW, de UvA en de VU, waarvan hij in 1997 wetenschappelijk directeur werd.

"In het begin hield ik mij vooral bezig met signaal overdrachtsprocessen in het zenuwstelsel, later meer met neuro-degeneratieve aandoeningen zoals de Ziekte van Parkinson. Ik was als onderzoeker redelijk succesvol en ben in de jaren tachtig veel geciteerd, maar ik werd ook steeds meer gevraagd voor bestuurlijke functies, waaraan ik veel aardigheid beleefde. Dat was een dilemma, maar gelukkig had ik een paar heel goede jonge medewerkers, dus ik dacht: ik geef ze de ruimte en ga zelf wat meer bestuurlijk werk doen. Ik kon dat gemakkelijk zeggen omdat ik nooit een absolute topambitie heb gehad. Ik wilde wel altijd voor in het peloton rijden en af en toe een tussensprintje winnen of een etappe, maar ik ben nooit geïnteresseerd geweest in het winnen van de hele ronde. Ik ben absoluut geen zesje, maar ik ben ook geen tien, daar ben ik misschien toch net iets te lui voor."

Een korte droge tik

Een beslissend moment in zijn loopbaan was een vrijdagmiddag in het voorjaar van 1997. NWO had geld beschikbaar gesteld voor de vorming van zes toponderzoekscholen. Dat was een verdomd leuke exercitie, want je kon vijf jaar lang tien miljoen gulden verdienen en als je het goed deed, daarna nog vijf jaar tien miljoen. Na een eerste schifting mochten elf van de 32 aangemelde consortia een plan uitwerken. Ik had als coördinator, samen met Leiden, Utrecht en Amsterdam, een voorstel in elkaar gedraaid, want ik dacht: ik ben vijftig, dus dat kan ik mooi de komende tien jaar nog gaan doen. Maar op een vrijdagmiddag om half vijf werd ik gebeld; wij waren nummer zeven geworden en kregen dus niets. "Natuurlijk was ik teleurgesteld, maar ik kon dat wel hebben. Een van mijn collegae was er erger aan toe. Ik zie ons nog zitten op mijn kamer in Amsterdam. Hij heeft het echt als een korte droge tik achter de oren ervaren, vooral omdat wij ons best hadden gedaan om er ook een geïntegreerd geheel van te maken met serieuze samenwerking tussen de partners. Hij heeft er een tijd lang psychisch en zelfs fysiek last van gehad.

"Dat was ook niet verwonderlijk, want het Centre for Biomedical Genetics, waarvan Utrecht penvoerder was en waarvan ook Piet Borst en Ronald Plasterk deel uitmaakten, viel wél in de prijzen, terwijl wij sterk het gevoel hadden dat de samenwerking in dat voorstel voor een belangrijk deel window dressing was. Hun voorstel was wetenschappelijk gezien absolute top, maar wij waren ervan overtuigd dat die vijf groepen, als het geld eenmaal binnen was, gewoon weer hun eigen gang zouden gaan. Dat maakte het extra pijnlijk dat zij wel in de prijzen vielen en wij niet. Of we gelijk hebben gekregen? Sorry, daarover ga ik in mijn positie niets zeggen."

Weg uit Buitenveldert

Met het besluit van NWO was de teerling geworpen. Stoof koos definitief voor een bestuurlijk vervolg van zijn loopbaan en kreeg eind 1998 een telefoontje uit Utrecht: Heb je zin om hier decaan te worden? "Mijn eerste reactie was: nee, maar al snel zei ik tegen mezelf: goede vriend, je hebt een mooi leven, je bent 52, je zit nu al ruim veertig jaar in Buitenveldert en je kunt hier gemakkelijk de rit uitzingen. Maar als je dan later terugkijkt op je loopbaan, vind je jezelf dan niet een beetje een sukkel? Op dat moment wist ik: ik ga hier weg, ik ga het gewoon doen."

In 1999 kwam Hans Stoof naar Utrecht, waar hij ruim acht jaar lang als decaan Geneeskunde en vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht actief was. Mede onder zijn leiding fuseerden faculteit en academisch ziekenhuis tot het Universitair Medisch Centrum, kreeg Geneeskunde een nieuw curriculum, werd het medisch onderzoek gebundeld in zeven programma's en brachten landelijke kwaliteitsanalyses van het onderzoek het UMC Utrecht aan de top, om maar een paar van zijn wapenfeiten te noemen.

Hij erkent dat hij aanvankelijk van plan was om het vanaf volgend jaar wat rustiger aan te gaan doen. "Maar er waren een paar redenen om toch 'ja' te zeggen op het verzoek rector te worden. Ten eerste is de sfeer in de maatschappij veranderd. Acht jaar geleden kreeg ik regelmatig hoogleraren van 58, 59, op bezoek die zeiden: we hebben het gehad, we gaan afbouwen. Dat zie je niet meer. Tegenwoordig is het raar om te willen stoppen met werken als je nog zo jong en kerngezond bent.

Daar komt bij dat ik dacht: ik ben in ruim acht jaar anderhalve dag ziek geweest, ik ben elke dag fluitend naar mijn werk gegaan en ik kom hier aan de lopende band boeiende mensen tegen. Dan kan ik wel wat kleinere klusjes gaan doen, een Raad van Toezicht hier, een commissie daar, maar is dat dan zo leuk? Ik zou zonder baan van zestig uur in de week geen moeite hebben om me te vermaken, want ik sta vrij positief in het bestaan, maar waarom zou ik er eigenlijk niet nog vier jaar in een nieuwe inspirerende omgeving mee doorgaan?"

Hogere rendementen

Vanaf deze week is Stoof dus rector magnificus, maar op korte termijn hoeven we van hem geen drastische besluiten te verwachten, herhaalt hij. "Mijn insteek als bestuurder is altijd geweest: kijk goed om je heen, maak analyses, zet de goede mensen op de goede plek en grijp alleen hard in waar dat echt nodig is." Ook op de vraag naar zijn prioriteiten voor het nieuwe Strategisch Plan van de UU reageert hij terughoudend. "Ik heb daar natuurlijk wel ideeën over, maar als je het goed vindt, houd ik de kaarten nu nog even tegen de borst. Ik wil eerst zien hoe de hazen hier lopen, ik ga niet als een olifant door de porseleinkast banjeren."

Eén opmerking wil hij echter wel vast maken, namelijk dat zo'n nieuw plan wat hem betreft alleen zin heeft als er boter bij de vis komt. "Op zich heb ik niet zoveel met strategische plannen,meestal verdwijnen ze al snel in een bureaula en kijkt niemand er meer naar. Maar goed, als er dan toch zo'n plan moet komen, dan graag een tekst met concrete beleidsvoornemens waarbij meteen ook geld wordt neergelegd, zoals wij dat met onze nieuwe strategienota in het UMC Utrecht gedaan hebben Ik heb een hekel aan wollige, wazige teksten. We willen bij de beste vijf universiteiten van dit of dat gaan horen, ja, dat weet ik allemaal wel, maar vertaal dat nou eens in concrete actiepunten, zodat mensen het gevoel krijgen: we weten waar we aan werken."

Als één onderwerp hoog nodig zijn aandacht verdient, dan is dat het bachelor-onderwijs, zo bleek hem uit de gevoerde gesprekken. "Ik denk dan niet alleen aan de enorme werkdruk van docenten in de alfa- en gammafaculteiten, maar vooral aan de nog steeds relatief lage studierendementen en de forse studieuitval in sommige opleidingen. Dat is niet alleen nadelig voor de universiteit, maar zeker ook voor studenten zelf, want op die leeftijd is niets zo vervelend als te moeten constateren dat je de verkeerde route hebt gekozen. Het moet toch mogelijk zijn om met een universiteit en een hogeschool in De Uithof al het jonge volk dat zich hier meldt een op maat gesneden opleiding te bezorgen?"

Voor een decaan van Geneeskunde is dit een heel nieuw probleem, erkent hij, want lage rendementen komen daar niet voor. "Onze studenten zijn veel te eager om dokter te worden. Maar ook ons gestructureerde programma en ons kleinschalig georganiseerde onderwijs bevorderen hoge rendementen. Nu zul je mij niet horen beweren dat we met onze aanpak bij Rechten over een half jaar ook een rendement van negentig procent moeten kunnen halen, maar dat het hoger kan, lijdt voor mij geen twijfel. Ik was in juni bij de buluitreiking van de Roosevelt Academy in Middelburg. Daar hadden van de 110 studenten die in september 2004 waren begonnen, nog geen drie jaar later 91 hun bachelor gehaald. En dat zijn studenten die zonder vooropgezet doel zoals 'dokter worden' aan de studie zijn begonnen. Het kan dus wel. Ik wil in Middelburg en op het University College heel goed gaan kijken naar zaken als het aantal contacturen, de begeleiding, de sociale contacten van studenten onderling en wat er nog meer specifiek is aan die opleiding, want hun rendementscijfers liegen er niet om."

Amateurwerk

Een van de eerste beleidsdaden van de nieuw rector was vorige week het in ontvangst nemen van de brochure Focus en Massa. In het UMC Utrecht had al eerder een concentratie van onderzoek plaatsgevonden, waarbij duidelijke keuzes zijn gemaakt. Zou dat bij de universitaire operatie Focus en Massa niet ook moeten gebeuren? Stoof reageert bijna verontwaardigd: "Die vraag vind ik wel erg prematuur. Ten eerste zijn er wel degelijk keuzes gemaakt, maar bovendien is de inkt van de brochure nog maar nauwelijks droog. Sorry, maar ik zit niet zo in elkaar dat ik dan meteen weer een forse koerscorrectie aan ga brengen. Deze vijftien gebieden zijn met veel discussie en het nodige gepiep tot stand gekomen, dus laten we nou eerst maar eens kijken of het gaat werken. Zo niet, dan kunnen we altijd nog bijsturen. En trouwens, dit is geen evangelie voor de rest van de eeuw. Ik zie dit als een ordeningspoging die kwaliteitsverbeterend kan werken en laat de tijd nu maar leren of we er handen en voeten aan kunnen geven. Ook hier geldt weer net als in het onderwijs: continue kwaliteitsverbetering, daar gaat het om."

Ook voor alfa's en gamma's noemt Stoof het 'niet verkeerd om te focussen en wat massa te creëren'. "Ik heb hier in het UMC zelf gezien dat als mensen te kleinschalig bezig zijn, het resultaat vrijwel altijd amateurwerk is. Dat wil niet zeggen dat een onderzoeker van pakweg de middeleeuwse cultuur zich niet terug moet kunnen trekken in een klooster om een prachtig boek te schrijven, dat moet hij vooral blijven doen. Maar ook in de alfa-gammahoek van de universiteit moet dat naar mijn mening niet de gemiddelde manier zijn, waarop onderzoek wordt bedreven."

Anders dan zijn aanstaande collega's heeft Stoof begrip voor het besluit van minister Plasterk om honderd miljoen euro van de universiteiten over te hevelen naar NWO. "Ik kan domweg niet ontkennen dat er zowel aan de universiteit als in het UMC nog steeds onderzoek gebeurt, waarvan iedereen weet: zouden we daar niet mee moeten stoppen en zouden we sommige mensen niet vriendelijk of minder vriendelijk moeten vragen om wat anders te gaan doen? Maar om de een of andere reden stellen we die vraag te weinig. Dan moet die selectie maar via NWO worden afgedwongen. Natuurlijk moet de overheveling zorgvuldig gebeuren, zonder wisseltrucs, maar om de kwaliteit van het onderzoek te verhogen, kun je niet zonder competitie. Als ik in mijn loopbaan ergens van overtuigd ben geraakt, dan is het wel dat het christelijk-sociale gedachtegoed, het helpen van de zwakken, in de wetenschap dodelijk is."

Hans Stoof over ...

Studententijd: "Ik heb een zeer vrolijk studentenleven geleid. Wij hadden aan de VU twee subcorpora met allebei een collegium als bestuur en een overkoepelende senaat. Ik heb een jaar in een van de twee collegia gezeten en was bijna fulltime met andere dingen dan met de studie bezig zijn. Omdat we thuis altijd vroeg opstonden, stond ik zelfs in mijn studententijd elke ochtend om acht uur naast mijn bed, ook al was het 's nachts vier uur geworden. In feite ben ik zowel een avond- als een ochtendmens. Ook nu nog slaap ik gemiddeld maar vijf à zes uur per nacht en daar voel ik me uiterst fit bij."

Lezen: "Aan romans kom ik eigenlijk alleen toe als ik in mijn huisje in Zwitserland zit, maar ik lees vrij weinig fictie. Ik spit wel elke week Vrij Nederland, HP en Elsevier door, plus de Volkskrant en de NRC. En ik probeer nieuwe dingen rondom het hersenonderzoek te blijven lezen."

Politiek: "Ik ben geen lid van een politieke partij, maar heb wel altijd trouwhartig gestemd voor de Tweede Kamer, veertig jaar ronddolend tussen PvdA, D66 en CDA. Ik heb nooit gestemd voor de provinciale staten, omdat ik dat een volmaakt overbodige bestuurslaag vind."

Muziek: "Ik heb vroeger veel piano gespeeld, gewoon als amateur, soms met mijn dochter op viool, maar de laatste tijd is de muziek er nogal bij ingeschoten. Naar muziek luisteren doe ik vooral in de auto en dan is het toch altijd weer het klassieke repertoire: Schubert, Chopin, Mozart, Bach,daar kan ik nooit genoeg van krijgen."

Uitgaan: "Ik ga een paar keer per jaar naar een toneelstuk. Het theater spreekt mij gemiddeld genomen meer aan dan de bioscoop. Ik kom wel regelmatig in het concertgebouw, en nog eens drie of vier keer per jaar bij een serie kamermuziek."

Sport: "Ik heb in mijn middelbare schooltijd veel gezeild en in mijn studententijd met een aantal vrienden uit mijn dispuut geroeid. Tot voor anderhalf jaar heb ik met datzelfde clubje ook zeer regelmatig gebridged, maar na de dood van mijn dispuutsgenoot Frans Dieleman, hoogleraar geografie hier in Utrecht, is de frequentie sterk afgenomen."

Supporter: "Nee, totaal niet. Vreemd misschien, want mijn schoonvader heeft voor de oorlog nog in Ajax 1 gespeeld. Waarschijnlijk heeft hij mijn zoon 'vergiftigd', want dat is een trouwe Ajax-fan. De liefde voor voetbal heeft bij ons kennelijk een generatie overgeslagen."

Emancipatie: "Als je voor het UMC Utrecht de jaren 2001, 2004 en 2007 naast elkaar zet, zie je een prachtige feminiene golf door het gebouw gaan. Toen ik kwam, hadden we zes vrouwelijke hoogleraren, nu zijn dat er zestien op een totaal van 125. Ook in de andere academische rangen zie je een forse stijging in het percentage vrouwen. Ik ben in dit opzicht heel optimistisch. Dit gaat vanzelf goed komen."

Peter de Haan promoot Utrecht als culturele hoofdstad van Europa

Zijn functie bij de Vrede van Utrecht heet officieel 'intendant', maar van die malle titel wil Peter de Haan zo snel mogelijk af. "Intendant?, nee, zo wil ik niet genoemd worden. Eigenlijk is dat een ambtenaar die de koninklijke huishouding bestiert. Ik noem mezelf directeur, dat is duidelijker. We denken er ook over de naam 'Stichting Vrede van Utrecht' om te dopen in 'Stichting Europese Culturele Hoofdstad 2018'. Want dat is onze uiteindelijke opdracht. De viering van driehonderd jaar Vrede van Utrecht in 2013 is een welkome tussenstap op de weg daarheen."

Hij noemt zichzelf een creatieve regelneef. "Ik heb geen zware artistieke bagage, ik ben historicus en heb ook enkele jaren economie gestudeerd. Die nuchtere combinatie heeft me altijd geholpen bij het leiden van het Universiteitsmuseum en komt nu ook van pas in mijn nieuwe functie bij de Vrede van Utrecht. Ik ben eigenlijk een marketeer, een verkoper. De stad Utrecht cultureel verkopen, dat is wat we doen." Peter de Haan (50) is nu negen jaar directeur van het Utrechtse Universiteitsmuseum en sinds drie jaar ook van de Sterrenwacht Sonnenborgh. Zijn detachering bij de Vrede van Utrecht voor twee dagen per week geldt voorlopig nog een jaar; zijn taak bij het museum wordt zo lang waargenomen door twee afdelingshoofden.

Internationale uitstraling

Maakt Utrecht een serieuze kans culturele hoofdstad te worden? "Jazeker", zegt De Haan, "Nederland is volgens een strakke internationale agenda aan de beurt in 2018. Enkele Brabantse steden zijn in de race en we rekenen ook Maastricht, Groningen en Almere tot onze concurrenten. Amsterdam en Rotterdam zijn al aan de beurt geweest. Bovendien gaat de toekenning tegenwoordig eerder naar middelgrote steden. Misschien is Utrecht zelfs te groot en te goed om in aanmerking te komen. Een stad moet echt iets te winnen hebben bij de nominatie. Lille en Gent hebben als culturele hoofdstad van Europa allebei een geweldige sprong voorwaarts gemaakt, qua voorzieningen, infrastructuur en naamsbekendheid."

Utrecht heeft al veel te bieden, vindt Peter de Haan, maar de uitstraling is op enkele uitzonderingen na nog steeds niet internationaal genoeg. Het perspectief van de culturele hoofdstad kan ervoor zorgen dat de stad op Europees niveau echt gaat meetellen en dat het draagvlak onder de inwoners groeit. "Nu wordt het cultureel profiel nog gedragen door de happy few, maar de stad en de regio streven naar een bredere participatie. De eigen bevolking moet snappen waar we mee bezig zijn. Dan helpt het als je kunt laten zien dat de inspanningen zullen leiden tot een aantrekkelijker vestigingsklimaat voor bedrijven, tot meer toerisme en betere voorzieningen voor iedereen."

Stammenstrijd

De Haan nam de leiding van de Vrede van Utrecht een half jaar geleden over van Henk Scholten, de vroegere directeur van de Stadsschouwburg die is vertrokken naar het Theater Instituut in Amsterdam. Het heeft hem even gekost om greep te krijgen op de zuivere doelstellingen van zijn organisatie, maar hij is inmiddels tot de conclusie gekomen dat de opdracht in elk geval níet is om zelf culturele producties te realiseren. "Daar gaan we mee stoppen, we zijn vooral een lobbyorganisatie en moeten de productie van mooie opvoeringen overlaten aan de vele organisaties in de stad. Wij scheppen waar dat kan de voorwaarden voor een structurele verbetering van het culturele klimaat."

Dat valt lang niet mee, heeft hij al gemerkt in de korte periode dat hij aan de slag is. Het is een publiek geheim dat de daadkracht van de gemeentelijke organisatie hier en daar te wensen overlaat, onder andere vanwege een stammenstrijd tussen de afdelingen economie en cultuur.

"Dat beeld klopt inderdaad, ten dele. Dat stemt me soms wel somber. In het algemeen beschikt de gemeente over een adequaat bestuur, ons contact met een deel van de organisatie is goed, het contact met de provincie is zelfs prima. Toch is het risico van een mislukking aanzienlijk, juist vanwege de interne controverses over macht en geld. Die verhinderen dat er krachtdadig wordt samengewerkt. Daarom heb ik mijn post ook op basis van detachering vanuit het museum aanvaard. Wij kunnen mooie plannen maken, maar hebben niet in de hand of de gemeente boter bij de vis levert."

Op veel andere momenten slaat het enthousiasme weer toe. "Als het ons lukt de impasse te doorbreken kan dit een geweldige injectie worden voor de Utrechtse cultuursector. Onze monumenten, onze musea, onze historie, de experimenteerdrift van de jonge generatie, de bovengemiddelde intelligentie van de inwoners, de dynamiek van de universiteit. Het zijn de onderscheidende karaktereigenschappen van deze stad. Al die krachten kunnen we bundelen in een coalitie van bedrijfsleven, cultuur, onderwijs en wetenschap."

Potentaat

Afgelopen vakantie reed Peter de Haan Aix en Provence binnen. Binnen tien minuten voelde hij: dit moet een universiteitsstad zijn, veel jonge mensen op straat, de cultuurhistorische aantrekkelijkheden, de arty atmosfeer. "Utrecht komt in de buurt van steden als Aix en Provence, Bologna, Gent, maar is veel minder bekend en zichtbaar. We horen bij de middelgrote Europese universiteitssteden met een herkenbare kwaliteit en dynamiek. De aanwezigheid in onze regio van de grootste universiteit van Nederland is een sterke troef."

Peter de Haan belichaamt in zijn dubbele directeursfunctie de culturele samenwerking tussen universiteit en stad. Die twee zijn zichtbaar naar elkaar toegegroeid de laatste tijd. Door de Culturele Zondagen, het Museumkwartier, de toenemende bijdragen van studenten en wetenschappers aan de Utrechtse evenementen. In het lustrumjaar 2006 resulteerden deze warme betrekkingen in een heus cultureel convenant dat de wederzijdse betrokkenheid vastlegt voor de toekomst. "Willem Hendrik Gispen heeft daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd. Hij heeft het profiel van de universiteit als drager en ook als producent van cultuur stevig gearticuleerd en als bestuurder de cultuurpolitiek serieus genomen." Peter de Haan typeert de scheidende rector als een 'warme' bestuurder. "Hij is op zijn manier natuurlijk een potentaat, laten we wel wezen. Hij kan ijdel zijn en arrogant. Maar hij is wel een potentaat van de warme, emphatische soort. Ik ben van die man gaan houden, vanwege zijn betrokkenheid en zijn inhoudelijke kracht en visie. Zijn culturele interesse is zeer oprecht."

En daar heeft de universiteit van geprofiteerd ? "Zonder hem had het Universiteitsmuseum misschien niet meer bestaan. En samen met zijn broer Toon Gispen, die destijds wethouder was, heeft Willem Hendrik ervoor gezorgd dat Sterrenwacht Sonnenborgh als cultureel erfgoed voor de stad en de universiteit behouden is gebleven. Die eer kan ik ze wel gunnen. Het is knap dat dat is gelukt in een klimaat waar dit soort culturele voorzieningen maar moeilijk zijn uit te drukken in economisch rendement." Peter de Haan vreest niet dat de universitaire cultuursector onder het nieuw samengestelde college van bestuur gevaar loopt. "Ik heb alle vertrouwen dat de nieuwe rector de cultuur ook een warm hart toedraagt. Hans Stoof gedraagt zich ingetogener dan zijn druk gesticulerende voorganger, maar volgens mij is ook hij authentiek cultureel angehaucht."

Vrede van Utrecht

Op 11 april 1713 is de Vrede van Utrecht getekend, een belangrijk moment in de geschiedenis van Europa. Een jaar lang hadden diplomaten uit alle windstreken in het veilige conferentieoord Utrecht met elkaar onderhandeld om een eind te maken aan een reeks verwoestende oorlogen, die in bijna twee eeuwen vele miljoenen mensenlevens hadden gekost. In het buitenland is Utrecht het meest bekend door deze Vrede van Utrecht, in eigen land roept de Unie van Utrecht uit 1579 meer herkenning op. In 2013 willen de stad en de provincie driehonderd jaar Vrede van Utrecht groots herdenken. Nu al organiseert de gelijknamige stichting tal van programma's die kunst en cultuur koppelen aan actuele thema's als oorlog, vrede en verzoening. Zoals dit najaar met het programma Kunst in mijn buurt 'over het bijzondere dagelijks leven van Utrechters'.

Twan Geurts