Achtergrond

Karakters te kijk in het Universiteitsmuseum

<ParaStyle:kop>'Onbegrijpelijk dat projectieve tests nog steeds worden gebruikt'

Het idee om een hele tentoonstelling aan persoonlijkheidsleer te wijden kwam van hoogleraar klinische psychologie Marcel van den Hout en hoogleraar gezondheidspsychologie Lorenz van Doornen. "Ongeveer een jaar geleden raakte ik met Peter de Haan, de directeur van het Universiteitsmuseum, aan de praat over de thematentoonstellingen", zegt Van den Hout. "Hij vertelde me dat de faculteit Sociale Wetenschappen nauwelijks was vertegenwoordigd in het museum en ik zei hem dat ik met wat collega's wel wilde nadenken over een aardig thema."

Van den Hout en Van Doornen brainstormden vervolgens over verschillende onderwerpen, maar kozen uiteindelijk voor persoonlijkheidsleer. "Over sommige onderdelen van de psychologie praten leken niet mee, maar dat ligt bij persoonlijkheidleer en individuele verschillen anders", vertelt Van den Hout. "Iedereen heeft zo zijn eigen ideeën over het karakter. Dat is ook niet erg, maar het leek ons voor bezoekers interessant om onderscheid te maken tussen kennis die wetenschappelijk de toets ter kritiek heeft doorstaan en 'common sense'-kennis. Vooral het wegnemen van misverstanden vinden we belangrijk."

Een groot deel van de tentoonstelling is interactief; bezoekers kunnen hun karakter testen door het doen van verschillende tests. Eén test springt eruit als meest betrouwbare: De Big Five. De test gaat ervan uit dat de persoonlijkheid een grondstructuur heeft van vijf dimensies. Scores op die dimensies verschillen tussen individuen, maar per individu zijn ze erg stabiel. Het gaat om extraversie (tegenover introversie), openheid (tegenover rechtlijnig), vriendelijkheid (tegenover vijandigheid), consciëntieusheid (tegenover laksheid) en emotionele stabiliteit (tegenover neuroticisme). Die vijf dimensies worden in verschillende culturen aangetroffen en tweelingonderzoek laat zien dat de scores op de Big Five in belangrijke mate genetisch worden overgedragen. Er zijn verschillende varianten van de Big Five test, maar de meest invloedrijke is gebaseerd op onderzoek uit 1992 van de Amerikaanse wetenschappers Costa en McCrae.

De Big Five test in de tentoonstelling bestaat uit een lijst met vragen als 'Ben je behulpzaam?' en 'Heb je vaak ruzie?' waarin je op een schaal van 1 (oneens) tot 5 (eens) aangeeft in hoeverre dat op jou van toepassing is. Binnen zeven minuten heb je een, weliswaar oppervlakkig, maar betrouwbaar beeld van je karaktereigenschappen op je computerscherm. "De scores zullen nauwelijks van elkaar verschillen als je de test na een maand of zelfs na jaren nog een keer zal doen", legt Van den Hout uit. "Zelfs als mensen ernstig ziek worden en ze scoorden voorheen laag op neuroticisme, dan zullen ze dat tijdens hun ziekte nog steeds doen. Het is een simpel testje, maar er is wereldwijd ontzettend veel onderzoek naar gedaan. De test doet wat hij moet doen: voorspellen hoe mensen zich gedragen."

Een paar BU-ers (Bekende Utrechters) deden speciaal voor de tentoonstelling ook een Big Five test, soms met verassende resultaten. Zo blijkt dat oud-schaatser Jochem Uytdehaage laag scoort op vriendelijkheid. Zelf zegt hij hierover: "Je moet me niet afleiden als ik ergens geconcentreerd mee bezig ben, dan kan ik onvriendelijk zijn, ja. Maar op straat ben ik altijd vriendelijk." Ook geschiedenisprofessor Maarten van Rossem scoort laag op vriendelijkheid: "Ik ben wel eens verbaasd over mijn eigen onvriendelijkheid. In een debat is het soms alsof er een kort lontje wordt aangestoken en kan ik heel demagogisch worden", licht hij in de tentoonstelling toe. En doelman Hans van Breukelen scoort laag op 'emotioneel stabiel'; hij zegt hierover: "Gemiddeld genomen ben ik een stabiele persoonlijkheid, maar als iets me werkelijk raakt, kan ik inderdaad heel emotioneel worden. Het zichtbare ongeloof of de blijdschap van anderen kunnen me emotioneren."

De afgelopen eeuwen zijn er ook veel onzinnige tests ontwikkeld. Op de tentoonstelling kom je bijvoorbeeld een paar projectieve tests tegen die de bezoeker kan doen. Hierbij zou je, zonder dat je dat zelf weet, iets van jezelf projecteren. Vooral in de jaren zestig waren dit soort tests populair, zoals de House-Tree-Person test. Bij deze test teken je een huis, boom en/of persoon. In het geval van de boom wordt bijvoorbeeld geanalyseerd hoe je de boom precies hebt getekend. Heb je bijvoorbeeld veel wortels getekend? Dan heb je, volgens de 350 pagina´s tellende handleiding, waarschijnlijk een geaarde en stabiele persoonlijkheid. "Klinkklare onzin", zegt Van den Hout. "Of mensen nou een boom tekenen met veel of weinig wortels, of hij bloeit of verdord is, het zegt echt niks. Er is geen peil op te trekken."

De COTAN, de Commissie Testaangelegenheden Nederland, bekijkt of tests betrouwbaar en valide zijn en dus een voorspellende waarde hebben. Projectieve testen voldoen niet aan die criteria en worden dus niet goedgekeurd.

"Toch leggen sommige psychologen dit oordeel naast zich neer en gebruiken dergelijke tests nog steeds", gaat Van den Hout verder. "Onbegrijpelijk dat dat nog steeds gebeurt. We weten al decennia lang dat ze geen enkele wetenschappelijke waarde hebben... Maar ja, hoe gaat zoiets? Studenten leren op de universiteit testtheorie, besliskunde, psychometrie enzovoort. Vervolgens gaan ze stage lopen en zien ze in de praktijk dat daar boompjes worden getekend en inktvlekken worden geanalyseerd. Veel studenten denken dan dat die methode de juiste is en de eerder geleerde methodologische regels kennelijk niet gelden."

Tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling was het soms lastig om te bepalen hoe bepaalde karaktertests te presenteren. Van den Hout: "We wilden bijvoorbeeld voorkomen dat mensen, na het doen van een projectief testje, zouden denken dat er toch wel een kern van waarheid in zou kunnen zitten. Anderzijds vonden we ook niet dat we konden zeggen: 'Wij zijn van de wetenschapspolitie en die tests komen er niet in.' Dat zou censuur betekenen. We hebben die onbetrouwbare tests dus toch opgenomen als curieuze voorbeelden. En ook om te laten zien hoe wetenschappers vooruit blunderen en eerder ideeën hadden die later achterhaald bleken te zijn. Ongetwijfeld ziet een tentoonstelling over de vorming van het karakter er over honderd jaar weer heel anders uit, en dat is maar goed ook."

STREAMERS

'De Big Five doet wat hij moet doen: voorspellen hoe mensen zich gedragen'

'Of mensen nou een boom tekenen met veel of weinig wortels, het zegt echt niks'

KADERS

De Big Five als selectieinstrument

De Big Five wordt vaak gebruikt als hulpmiddel bij de selectie van nieuw personeel, want de test geeft een prima eerste indruk. Docent arbeids- en organisatiepsychologie Rendel de Jong vindt het een goed instrument om een globale karakteromschrijving van iemand te krijgen. "Maar", zegt hij, "het zou niet het enige instrument moeten zijn. Werkgevers zouden tijdens sollicitatiegesprekken wat mij betreft veel meer aandacht mogen besteden aan concrete kennis. Vaak vallen sollicitanten bij kennisvragen namelijk door de mand."

Het manipuleren van de Big Five test is volgens De Jong vrij makkelijk: "Het kost even wat inspanning, maar het lukt best om een verkeerde uitslag te krijgen. Maar uiteindelijk kom je toch in een situatie waarin je dat niet meer kan volhouden en komt je ware aard boven. Geen aanrader dus."

De ideale score voor een sollicitant op een Big Five test is volgens hem afhankelijk van de functie. "Natuurlijk zijn voor de ene functie bepaalde karaktereigenschappen belangrijker dan voor de andere functie. Zo is het voor managementfuncties meestal wenselijk dat je bovengemiddeld scoort op extraversie, waardoor het waarschijnlijk makkelijker is om leiding te geven. Maar je hebt ook prima managers die vooral op die plek zitten vanwege hun grote kennis, en die compenseren daarmee hun lagere score op extraversie. Het is dus moeilijk om een ideaal profiel te schetsen voor een bepaalde functie."

In veel gevallen is het niet zo'n probleem om maar een beetje in het midden te zitten, vindt De Jong. "Uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen gemiddeld scoren, en daar is niks mis mee." Hij vervolgt: "Ik heb bijvoorbeeld wel eens onderzoek gedaan naar wat de ideale score op de Big Five test zou kunnen zijn bij leerkrachten in het voortgezet onderwijs. En wat zie je dan? Leerlingen vonden docenten met hoge scores op vriendelijkheid en extraversie het meest effectief, de naaste collega's waardeerden collega's met veel consciëntieusheid en weinig creativiteit, en de leidinggevenden hechtten vooral aan consciëntieusheid."

Een gevarieerde boekenkast? Vast creatief!

Naast de karaktertesten toont de tentoonstelling veel wetenschappelijke kennis aan de hand van voorwerpen, teksten, foto's en videofragmenten. Er wordt bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan de relatie tussen opvoeding en karaktervorming. En wat blijkt? De invloed van het gezin waarin je opgroeit op je persoonlijkheid is helemaal niet zo groot. Persoonlijkheidskenmerken zijn weliswaar voor een deel erfelijk, maar je genetische code legt veel minder gewicht in de schaal dan je functioneren op school of in je vriendenkring.

Ook kom je in de tentoonstelling een paar leuke onderzoeksresultaten tegen, bijvoorbeeld over de relatie tussen karakter en voorkeuren. Zo heeft Japans onderzoek aangetoond dat mensen die van pittig eten houden, die graag vlees eten en geregeld alcohol drinken vaak een extraverte persoonlijkheid hebben. Ander onderzoek heeft uitgewezen dat conservatieve mensen een voorkeur hebben voor abstracte kunst, en sociale mensen liever het werk van oude meesters aan de muur zien. Als jouw huis net, opgeruimd en minimalistisch is, is de kans groot dat jij een gewetensvol mens bent. Als je juist een hele aparte inrichting hebt met boekenkasten die uitpuilen met gevarieerde literatuur is de kans groot dat je een creatief mens bent.

Er wordt ook veel aandacht besteed aan inmiddels al lang achterhaalde en bijna lachwekkende theorieën over het karakter. Zo had je bijvoorbeeld de theorie van de Griekse dokter Hippocrates die dacht dat de mens afhankelijk was van de balans tussen verschillende lichaamssappen. Had je veel last van zwarte gal, of 'melancholie' zoals de Grieken zeiden, dan was je volgens hem een zwartgallig persoon.

Of bijvoorbeeld grafologie: het ontleden van het handschrift. De schrijfhoek, grootte, ruimtelijke indeling en vorm van het handschrift zouden allemaal iets kunnen zeggen over het karakter. Hoe meer je handschrift naar links neigt, hoe verstandiger je volgens deze theorie bent. In 1963 verscheen er een proefschrift met bewijs dat willekeurige studenten net zo goed (of slecht) waren in het beoordelen van handschriften als opgeleide grafologen. Zelfs na dit vernietigende bewijs zijn er nu nog bedrijven, ook in Nederland, die gebruik maken van grafologie tijdens sollicitatieprocessen.

Benieuwd naar meer zin en onzin over het karakter? De tentoonstelling Karakter te Kijk is nog t/m 30 september 2008 te zien in het Universiteitsmuseum aan de Lange Nieuwstraat

Schaal 18 is een lachertje

Wammes Bos

Hoe het vroeger was? Tja, dat weten ze bij het ministerie van OCW niet meer. "De expertise van vóór 1997 is met de VUT of heeft een andere baan", meldt een voorlichter. Nou ja, de grote lijnen zijn duidelijk genoeg: iedereen die bij een universiteit of hogeschool werkte was gewoon medewerker, had een functie die in een ambtelijke schaal viel en kreeg dienovereenkomstig betaald. Ook de bestuurders dus, die er overigens wel een toelage bij ontvingen.

De omslag kwam aan het eind van de jaren negentig, de jaren waarin de zelfstandigheid van de instellingen groter werd en daarmee ook de afstand tot het ministerie. Eigen raden van toezicht of equivalente organen kregen formeel de zeggenschap over de arbeidsvoorwaarden van bestuurders. De bestuurders zelf, de colleges en de directies, traden vervolgens op als werkgever van het gewone personeel en onderhandelden via hun brancheverenigingen VSNU en HBO-Raad over de cao's. Dat alles werd geregeld in het besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen van 1999.

Op het eerste gezicht ligt daar dan ook de cesuur: vanaf dat moment stond niets een snelle stijging van de bestuurderssalarissen, los van alle cao-afspraken, in de weg. Maar de minister van Onderwijs zag het kennelijk anders. Die handhaafde voor de bestuurders in zowel wo als hbo het uitgangspunt dat het salaris nooit meer dan het maximum van schaal 18 kon zijn, plus een toelage. Een en ander valt te lezen in een algemene maatregel van bestuur uit 1998 voor het wo; voor het hbo geldt een identieke tekst uit 2001. Sindsdien is er geen nadere wetgeving geweest.

Toelagen oprekken

Schaal 18: dat zou op dit moment zo'n 104.000 euro op jaarbasis betekenen. Één blik op de salarisstaatjes in wo en hbo, op de lijstjes van Intermediair of van het ministerie van Binnenlandse Zaken, en de conclusie is duidelijk: schaal 18 is een lachertje. Het is zelfs de vraag of toezichthouders nog weten dat ze geacht worden die schaal toe te passen.

Rien Meijerink, voorzitter van de raad van toezicht van de Universiteit Utrecht en tevens capo di capi als voorzitter van het overleg van alle universitaire toezichthouders: "Zelf weet ik wel dat we moeten uitgaan van schaal 18, maar of alle collega's dat nog weten? Het is ook een rare, verouderde regel. We lossen het op door de toelagen op te rekken. Die zijn niet gemaximeerd, en nu dus behoorlijk hoog." Inderdaad, zeker waar het voorzittersbeloningen betreft is vijftig procent of meer geen uitzondering.

Tweeslachtig, zo mag je de houding van de overheid op dit vlak wel noemen. Er is een wettelijke salarisregeling, maar met alle mogelijkheden om er via torenhoge toelagen onderuit te komen. Daarnaast is er het wonderlijke feit dat minister Hermans in 2001 een beloningssysteem voor hbo-topbestuurders, ontworpen door de Hay Group, officieel sanctioneerde als grondslag voor de beloningen. Dat systeem, dat stoelt op vergelijkingen met anderen op de nationale 'directeurenmarkt' en dus niets meer met ambtelijke schalen van doen heeft, is na een paar updates nog altijd van kracht. En het is zo berekend - dat viel ook minister Plasterk op toen hij de jongste uitwerking onder ogen kreeg - dat een bepaalde categorie bestuurders inderdaad boven Balkenende uitkomt. Inmiddels maakt de jongste versie deel uit van de branchecode governance van het hbo uit 2006. Onderzoek door weer een ander adviesbureau, PriceWaterhouseCoopers, in datzelfde jaar wees uit dat 96 procent van de beloningen conform de regeling was.

Rare bedragen

Stevige salarissen dus hier en daar, maar het is geen wildwest in het hbo. En dat is ook niet het geval in de universitaire wereld, vindt Rien Meijerink. Een adviesregeling van Hay Group, gemaakt in opdracht van de raden van toezicht, vormt de basis voor de bestuurdersbeloning. Die regeling dateert uit 2000 en werd braaf naar het ministerie gezonden, alleen heeft de minister er nooit op gereageerd. Meijerink: "Een gemiste kans; op dat moment had men de discussie over de bestuurdersbeloning kunnen voeren."

Dat was beter geweest, zegt hij, dan al die verhalen over de Balkenende-norm nu. "Universiteiten zijn tegenwoordig hybride bedrijven, die voor een deel op de markt actief zijn. Dan kun je niet alleen maar publieke normen hanteren als je goede mensen wilt krijgen. En kijk ook eens naar de academische medische centra. Daar worden veel hogere bedragen betaald, en die zijn toch nauw verbonden met de universiteiten."

Een wettelijke maximering, vindt Meijerink, "is heel onverstandig. Het leidt tot verschraling in het publieke domein. En je loopt de kans dat men toch weer wegen er langs zoekt. Dus als die Balkenende-norm er komt en je stopt alles wat van belang is erin, dan zou het kunnen. Maar hoe hoog is die norm? Ik hoor allerlei rare bedragen."

Rare bedragen horen de vakbonden al lang. En dan hebben ze het over wat effectief betaald wordt in de top van het hoger onderwijs, met de systematiek van Hay in de hand. Marieke van den Berg van de Abvakabo FNV, vooral sterk in de universitaire wereld: "Kijk naar het college van bestuur in Groningen: een verhoging ineens met dertig procent, terwijl ze promovendi in een bursalenstelsel duwen. Als men de bestuurders al niet onder de cao wil brengen, dan zouden ze er ten minste mee in de pas kunnen lopen."

Dichten pensioengat

"Als je Hay binnenhaalt gaan de topsalarissen omhoog; ja, ik ken die verhalen. Maar het klopt niet." Peter Langerak is senior consultant bij Hay Group met onder meer het hoger onderwijs in zijn portefeuille. Hij legt geduldig uit hoe het systeem werkt. Dat Hay functies op hun zwaarte waardeert met een aantal punten, dat het systeem gewoon in een boekje staat en transparant is, dat vergelijkbare functies in de gezondheidszorg, bij woningcorporaties maar ook bij het bedrijfsleven een bepaald beeld over de beloning opleveren. Dat dit de markt is waaruit bestuurders worden gerekruteerd. "En dan kun je bovenin die markt gaan zitten, in het midden of laag. Voor het hoger onderwijs zijn we laag gaan zitten."

Vervolgens worden de loonontwikkelingen in die markt gevolgd en doorgegeven. En daar is wel eens wat mis gegaan, erkent hij. Zodra Hay haar onderzoek naar de gemiddelde salarisstijging in dit marktsegment bekendmaakte, renden bestuurders in het hbo spoorslags naar de salarisadministratie om de jongste verhoging in gang te zetten. Langerak: "Wij stuurden die overzichten naar de vereniging van bestuurders, die toen onze opdrachtgever was, en die bleek ze rechtstreeks door te geven aan de leden in plaats van aan de toezichthouders. Sinds 2006, de jongste actualisering die is opgenomen in de hbo-branchecode, loopt alles via de raden van toezicht. Die krijgen voortaan om de twee jaar een overzicht van de marktontwikkelingen, en dan moeten ze maar zien wat ze ermee doen. Wij nemen geen opdrachten meer aan van bestuurders, uitsluitend nog van toezichthouders."

De Hay-regeling voorziet in variabele onderdelen van de beloning, die zodoende op 115 procent van het maximum per categorie kan komen. De leidende gedachte, zoals bij zoveel gedragscodes, is 'pas toe of leg uit'. Een raad van toezicht die bonussen uitkeert moet dat doen aan de hand van vooraf afgesproken prestatie-indicatoren. Maar sluit dat dealtjes tussen toezichthouders en bestuurders uit? Toezichthouders bovendien die al te vaak zelf uit vorstelijk betaalde commerciële banen komen? Langerak: "Oké, dat bepaalt inderdaad iemands referentiekader, maar ik zie in het hbo ook vakbondsmensen en dominees in raden van toezicht hoor. Maar goed, als men bonussen uitkeert boven de bandbreedte die wij aangeven, dan gaat de openbaarheid spelen. Daar is een rol weggelegd voor journalisten, vind ik."

Dat geldt ook voor iets wat onlangs naar buiten kwam: onderhandelingen bij de aanstelling over het dichten van een verondersteld pensioengat, zoals collegevoorzitter Jo Ritzen in Maastricht bedong. Langerak: "Dat lijkt inderdaad een achterdeur. Ik ben het er mee eens dat daar een normering moet komen."

Nog één ding: waar Hay het hele hoger onderwijs van functiewaarderingssystemen voor de rest van personeel heeft voorzien - ook al kreeg ze die opdracht na openbare aanbesteding - en ze tegelijkertijd de bestuurdersbeloningen reguleert; hoeveel handjeklap zit daar dan bij? Langerak: "Die laatste regeling voor hbo-bestuurders, daar zijn we echt niet rijk van geworden. Ik schat dat die de opdrachtgevers tegen de 60.000 euro heeft gekost. Nee, als wij hier echt geld aan willen verdienen maken we geen algemene regeling maar laten we ons door afzonderlijke raden van toezicht inhuren voor een advies. Dat zou veel meer opleveren."

Wammes Bos

Kader

De JP-norm

Of minister Plasterk nu ageert tegen de hoge bestuurderssalarissen, of de commissie Dijkstal de vergoedingen te hoog noemt, altijd komt de JP-norm om de hoek kijken. Maar wat is dat nu eigenlijk?

"De Balkenende-norm? Dat hangt er van af welke je bedoelt. Er zijn er twee." Nee, de voorlichter van het ministerie van Binnenlandse Zaken maakt geen geintje. "De ene, het gemiddelde van alle ministerssalarissen, bepaalt de grens waarboven je salarissen in de publieke sfeer openbaar moet maken. En er is een andere die in de volksmond de 'echte' norm is: niemand bij de (semi-)overheid mag meer verdienen dan de minister-president", zegt hij. Interessant is dat beide bedragen op dit moment op ongeveer 170.000 euro liggen. Alleen is het eerste 'inclusief', dus met allerlei toeslagen, vergoedingen en werkgeversbijdragen, ook die voor het pensioen; het tweede, de 'echte' JP-norm, is kaal. Daar moet dus weer zo'n 35 procent (een vuistregel die de overheid zelf hanteert) bij opgeteld worden omwille van de vergelijkbaarheid. En zo wordt het topsalarissendebat er niet helderder op.

De topverdieners

interview met Thomas Heinrich von der Dunk

Thomas von der Dunk is historicus en publicist. Hij keek een jaar lang vol verbazing naar de gang van zaken in het Utrechtse onderwijs.

Erik Hardeman

"Ik ben vorig jaar gevraagd om als invaller een paar cursussen te verzorgen bij Geschiedenis. Ik zou hoorcolleges gaan geven, maar ik merkte al snel dat die colleges aan de studenten waren verkocht als responsiecollege voor groepen van maximaal veertig studenten. In werkelijkheid zaten er 140 studenten in mijn groep, dus niks responsie, ik hield gewoon een verhaal.

Ik had al eerder in Utrecht gewerkt en op zich voelik me hier prima thuis, maar ik ben geschrokken van de druk waaronder docenten tegenwoordig moeten werken. De idiotie ten top vond ik dat ik in een cursus van zeven weken drie toetsmomenten moest inbouwen. Dat had men bij Geschiedenis illegaal gelukkig al tot twee teruggebracht, maar zelfs dat is nauwelijks vol te houden. Ik liet de studenten onder meer een paper schrijven over een politieke moord naar keuze. Toen ik hier in de jaren negentig college gaf, was er nog voldoende tijd om de opzet van zo'n paper een paar keer met elke student afzonderlijk door te spreken. Nu heb ik gezegd: alleen bij heel dringende vragen kunt u langskomen. Ik moest wel, want alleen al met het nakijken van ruim honderd papers was ik met mijn drietiende aanstelling twee weken kwijt. Met zoveel toetsmomenten kun je toch geen fatsoenlijk onderwijs geven? Het trieste is dat iedereen dat weet behalve het management van de universiteit. Dat is kennelijk helemaal losgezongen van de werkvloer en beroemt zich vrolijk op het kleinschalige Utrechtse onderwijs. Wat Geschiedenis betreft is dat een pertinente leugen. In feite worden de studenten dus bedonderd, wat ik ze trouwens ook meteen bij het begin van de cursus gezegd heb. 'Als u terecht boos bent, daar staat het Bestuursgebouw, gaat u dat maar bestormen.' Maar iedereen is murw, ook de staf. Tja, wat wil je. Het is vechten tegen de bierkaai als je wordt overlopen door studenten, terwijl je uit het Bestuursgebouw kletsverhalen krijgt dat je volgens hun berekeningen voldoende docenten hebt.

Van huis uit ben ik kunsthistoricus, maar omdat mijn vader in Utrecht hoogleraar geschiedenis was, heb ik dat vak met de paplepel ingegoten gekregen. Mijn allereerste ervaring met de Utrechtse universiteit dateert van de promotie van mijn vader. In de cortège liep een kleine hoogleraar mee en ik schijn toen als jochie van vijf grote indruk te hebben gemaakt door luidkeels te roepen: 'Kijk, een kleintje'. Na een studie in Amsterdam ben ik in Leiden promotieonderzoek gaan doen naar de Duitse monumentencultus in de negentiende eeuw, maar toen ik halverwege de achttiende eeuw was, had ik al een forse pil bij elkaar geschreven. 'Houd u maar op', zei mijn promotor, 'de rest komt later wel.' Vervolgens ben ik als postdoc de relatie tussen politiek en architectuur in de negentiende eeuw in Nederland gaan onderzoeken, maar ook daarmee ben ik niet verder gekomen dan het eind van de achttiende eeuw. Her en der in mijn boekenkast staan dus boeken die in feite inleidingen zijn van boeken die ik nog wil schrijven, maar de ellende van het universitaire systeem is dat je nooit verder kunt gaan met waarmee je begonnen bent. Je moet elke keer weer op iets anders schieten. Mede daarom ben ik van de universiteit weggaan. Dat kon ik me permitteren omdat ik inmiddels een aantal lucratieve nevenwerkzaamheden had gekregen. Ik schreef onder meer voor NRC en Vrij Nederland en in 2001 werd ik gevraagd voor de redactie van Buitenhof. Ik viel van mijn stoel toen ik hoorde wat ze me wilden betalen voor een halve ochtend per week brainstormen plus het bekijken van het programma, dus ik heb meteen ja gezegd. Veel van mijn stukken in dag- en weekbladen zijn uit ergernis geboren. Ik schrijf natuurlijk ook meer 'Olympische stukken', maar ik kan niet ontkennen dat ik het leuk vind om een beetje te provoceren. Ik kan een zeker genot ontlenen aan een formulering waarvan ik weet dat sommige mensen zich er gepikeerd door zullen voelen. Dat lijkt onaardig van me, maar het is alleen maar heilzaam, want straks in de geschie-denisboekjes staat het ook. Zo iemand als Balkenende kan het dus beter nu maar vast van mij horen, zodat hij er geestelijk op kan anticiperen hoe vernietigend hij straks door historici zal worden weggezet. Ook studenten krijgen er van mij van langs, want je maakt wat mee als docent. Omdat ik er genoeg van had dat zoveel studenten slecht voorbereid naar college kwamen, heb ik vorig jaar voor mijn derde cursus een puur feitelijk entree tentamen gegeven. Dat werd een slachting. Sommige studenten dachten serieus dat Karel de Grote in de 18e eeuw leefde en dat Brezjnev

voor Stalin kwam. Ik had van te voren een email gestuurd: Zorg dat U de kaart van Europa kent. Wie even zijn best had gedaan, kreeg dus een hoog

cijfer cadeau. Toch waren er studenten met veertig fouten, terwijl ik alleen maar vroeg naar landen en hoofdsteden. Echt erbarmelijk. Ja maar, wordt er dan gezegd, studenten hebben tegenwoordig andere vaardigheden. Dat heb ik gemerkt, ja. Weet je waar ze goed in zijn? In beargumenteren waarom ze ten onrechte een onvoldoende hebben gekregen. Zúlke emails kreeg ik met daarin uitgelegd waarom het cijfer niet deugde. Als je

gewoon je huiswerk had gedaan, dacht ik soms, had je me nu niet zo'n lange mail hoeven schrijven.

Waar ik me op de universiteit mateloos aan kan ergeren, is aan de kritiekloze omarming van de internationalisering. Wat heeft het voor zin om

Nederlandse studenten die niet weten wat ze willen, een half jaar naar Madrid te sturen? Zeker voor alfa's, die voor negentig procent aan de slag

zullen moeten in eigen land, is het effect van zo'n stage nul komma nul. Niet dat ik tegen buitenlandse stages ben, maar laat studenten naar een land gaan waar ze meer kunnen leren over hun onderwerp dan hier in Nederland. En

hoe vaak is dat nu echt het geval? Maar ja, je bent tegenwoordig al bijna mislukt als je zegt dat je alleen aan de universiteit om de hoek hebt gestudeerd. En omgekeerd geven buitenlandse

studenten glamour en status. Volgens mij heeft men in Utrecht liever vijf middelmatige studenten uit Atlanta dan één goede uit Appelscha. Zo'n

opmerking van mevrouw Van Rooy in NRC, die doodleuk zegt dat het voor studenten nog wel mogelijk moet blijven om onderwijs te krijgen in hun eigen taal, spreekt toch boekdelen? Heel genereus van haar, want eigenlijk vindt ze onderwijs in het Nederlands dus volstrekt oninteressant. De ellende is dat je als docent/onderzoeker tegenwoordig omwille van de

internationalisering wordt beoordeeld op het onwetenschappelijke criterium of je ervaring hebt met Engelstalig onderwijs. En ook NWO doet mee aan die modieuze onzin, want alle subsidie aanvragen moeten in het Engels. Een hoogleraar in Harvard mocht eens geïnteresseerd zijn in een onderzoek naar de verzuiling in Doetinchem-Oost. Maar toen ik bij datzelfde NWO subsidie vroeg voor mijn onderzoek naar Duitse architectuur kreeg ik te horen: Uw onderwerp is niet Nederlands, zoek uw geld maar in Brussel. Hoezo

internationalisering?"

Kader

CV

Thomas Heinrich von der Dunk (46) studeerde kunstgeschiedenis en archeologie in Amsterdam. Hij promoveerde in 1994 in Leiden op een proefschrift over de geschiedenis van Duitse monumenten, dat in 1999 werd uitgegeven onder de titel Das deutsche Denkmal: eine Geschichte in Bronze und Stein vom Hochmittelalter bis zum Barock. Van zijn hand verschenen verder onder meer Het Nederlands museum, een tweeduizendjarige wandeling door de vaderlandse geschiedenis (2005) en Alleen op de wereld, de Nederlandse worsteling met zichzelf, God en Europa (2001). Von der Dunk publiceert regelmatig in De Volkskrant en De Gelderlander en heeft een wekelijkse column op www.planet.nl.

Streamer: 'Daar staat het Bestuursgebouw, gaat u dat maar bestormen'

'Er is helemaal geen innovatieparadox'

Descartes Centrum voor wetenschapsgeschiedenis van start

Erik Hardeman,

"In Utrecht wordt al lange tijd onderzoek gedaan naar de geschiedenis en de grondslagen van de natuurwetenschappen. Maar je kunt de ontwikkeling van de wetenschap pas echt goed begrijpen als je de geschiedenis van alle disciplines in hun onderlinge samenhang bestudeert. Dat gebeurt nog nergens ter wereld. Daarom is het zo bijzonder dat die integrale benadering er nu in Utrecht gaat komen."

Hoogleraar Ideeëngeschiedenis Wijnand Mijnhardt en zijn collega in de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen Bert Theunissen zijn zichtbaar trots op de totstandkoming van het Descartes Centrum. Al in 2001 staken zij de koppen bij elkaar om te zien wat er in Utrecht op het gebied van de wetenschapsgeschiedenis mogelijk was. Aanvankelijk waren hun ambities bescheiden, maar geleidelijk gingen de gedachten van de initiatiefnemers - met steun van Gispen - in de richting van een universiteitsbreed centrum voor onderwijs en onderzoek. "Wij hebben dat plan vorig jaar voorgelegd aan de decanen en die waren zonder uitzondering enthousiast, sterker nog, ze wilden zelfs in zo'n centrum investeren. De twee ton die wij op jaarbasis krijgen, lijkt misschien niet veel, maar een zo universiteitsbrede steun voor de wetenschapsgeschiedenis is echt uniek."

Op de vraag wat het Descartes Centrum nu precies is, beklemtonen de initiatiefnemers dat er sprake is van een virtueel centrum. "Er is de laatste tijd een fors aantal hoogleraren in de geschiedenis van verschillende vakgebieden aangesteld, maar ons uitgangspunt is dat die allemaal blijven werken in hun eigen instituut. Het Centrum krijgt wel een bureau, maar dat kan wat ons betreft bescheiden blijven, een secretariaat, twee kamertjes en een koffieautomaat. Als er maar wat gaat gebeuren, want we willen binnen- en buitenlandse fellows uitnodigen om hier onderzoek te doen en we willen ook een rol gaan spelen in het publieke debat.

Onderzoek naar epidemieén

Een belangrijke taak van het Descartes Centrum wordt het opzetten van een universiteitsbreed onderwijsaanbod, aldus de initiatiefnemers. "Om te beginnen komt er een minor voor geïnteresseerde studenten, maar op termijn is het streven dat elke Utrechtse bachelorstudent onderwijs krijgt in de geschiedenis van zijn of haar eigen vak tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de wetenschap in zijn algemeenheid. Bovendien bieden we universiteitsbrede researchmasters op dit gebied aan. Die vind je nergens ter wereld. Als je de geschiedenis van de humaniora wilt bestuderen in relatie tot de geschiedenis van de natuurkunde, dan is Utrecht de enige plek waar je dat georganiseerd kunt doen.

Hoewel onderwijs een belangrijk aandachtsgebied vormt binnen het Descartes Centrum, maken Mijnhardt en Theunissen duidelijk dat de bundeling van expertise wat hen betreft ook vruchten moet gaan afwerpen voor het onderzoek. Niet voor niets is History and Philosophy of the Sciences and the Humanities dit voorjaar aangewezen als één van de vijftien Utrechtse focusgebieden. Als 'trekkers' van dat focusgebied is het hun taak om enige eenheid te brengen in de grote diversiteit aan onderzoeksthema's op het gebied van de Geschiedenis en de Grondslagen van de wetenschap.

Mijnhardt: "De combinatie van disciplines maakt tal van interessante dwarsverbanden mogelijk. Eén voorbeeld: we denken nu na over een plan om met economisch historici, ideeënhistorici en historici van de geneeskunde en de diergeneeskunde het probleem van dierziekten en de relatie met menselijke epidemieën te onderzoeken vanaf de achttiende eeuw tot nu. Ideaal is een groot internationaal programma met deelnemers uit Amerika, Engeland en Nederland met Utrecht als centrum. Die plannen bestonden al langer, maar de komst van het Descartes Centrum maakt ze veel gemakkelijker realiseerbaar.

Overtrokken verwachtingen

Als een uiterst belangrijke taak voor het nieuwe centrum zien de twee hoogleraren historisch onderzoek waaruit blijkt dat de wetenschap onmogelijk kan voldoen aan de overtrokken verwachtingen van beleidsmakers.

Theunissen: "Van de wetenschap wordt de laatste tijd nadrukkelijk maatschappelijke relevantie gevraagd. Op zich is dat een terechte vraag. Het probleem is alleen dat die vraag steeds meer wordt vernauwd tot een vraag naar concrete oplossingen voor problemen op de korte termijn, naar kennisvalorisatie. En als die oplossingen er niet komen, wat helaas meestal het geval is, klaagt men over de innovatieparadox. Maar als je naar de geschiedenis kijkt, zie je dat het nooit zo gewerkt heeft. Het idee dat de wetenschap pasklare antwoorden heeft op concrete vragen is een idee-fixe." Mijnhardt: "Kijk bijvoorbeeld maar naar de investeringen van Lodewijk XIV en de koningen van Savoye in natuurwetenschappelijk onderzoek om de positie van de staat te versterken. Dat liep uit op een grote teleurstelling. De geschiedenis leert dat fundamenteel onderzoek weliswaar op lange termijn tot innovatie kan leiden, maar dat het onmogelijk is om innovaties op korte termijn te plannen. Er is dus helemaal geen innovatieparadox."

De hoop van de initiatiefnemers van het Descartes Centrum is dat hun wetenschapshistorisch onderzoek politici duidelijk kan maken wat ze wel en niet van de wetenschap mogen verwachten. Mijnhardt: "Wij worden vaak als ondermijnend gezien omdat we het nut van wetenschap zouden relativeren, maar dat verwijt is onterecht. Wij hebben juist een rotsvast vertrouwen in de wetenschap. Wij waarschuwen alleen voor overspannen verwachtingen ten aanzien van wat wetenschappelijk onderzoek vermag." Theunissen: "Wij geloven niet dat de wetenschap op bestelling problemen kan oplossen, en de geschiedenis steunt ons in die overtuiging. Neem nou dat ondoordachte besluit van premier Balkenende om een innovatieplatform op te richten met allemaal hotemetoten uit het bedrijfsleven. Zulke initiatieven zijn in het verleden al zo vaak misgelopen. Iedereen met een beetje historisch inzicht had op zijn vingers kunnen natellen dat zo'n aanpak ook nu niet zou werken."

Kader

Hoogleraren

Van oudsher heeft Utrecht leerstoelen op het gebied van de Geschiedenis en Grondslagen van de Natuurkunde en van de Geschiedenis van de Wiskunde. Deze leerstoelen worden thans bekleed door Bert Theunissen (Geschiedenis van de Natuurwetenschappen), Dennis Dieks (Grondslagen van de Natuurwetenschappen) en Jan Hogendijk (Geschiedenis van de Wiskunde).

Daarnaast is de laatste jaren een groot aantal nieuwe hoogleraren benoemd op het terrein van de algemene en vergelijkende wetenschapsgeschiedenis:

Universiteitsgeschiedenis: Leen Dorsman, 2001

Psychiatrie: Joost Vijselaar, 2004

Diergeneeskunde: Peter Koolmees, 2005

Geneeskunde: Frank Huisman, 2006

Natuurwetenschap: Floris Cohen, 2006

Farmacie: Toine Pieters, 2007

Vergelijkende Wetenschapsgeschiedenis: Wijnand Mijnhardt, 2007

Kader

Descartes Centre

Het Descartes Centre is vernoemd naar de filosoof, wiskundige en natuurwetenschapper René Descartes (1596-1650), die als de vader van de Moderne Wijsbegeerte en Wetenschapsbeoefening beschouwd kan worden. Hij heeft de wetenschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd diepgaand beïnvloed: door eigen bijdragen, maar vooral door zijn methode en door de radicaal nieuwe fundering die zijn filosofie aan de wetenschappen wilde verschaffen. De jonge Utrechtse universiteit was jarenlang het podium voor de felle debatten over zijn opvattingen.

Afstuderen

IRENE VAN DEN BROEK (25). De negendejaars moet dit jaar afstuderen. Tot haar derde jaar Sociale Geografie liep ze op schema met haar studie. Daarna ging ze vakken Politicologie volgen in Amsterdam en bestuurswerk doen. Haar frisse start: de studie afronden.

"Ik was zeventien toen ik ging studeren. Ik ben dus nog een doctoraalstudent. Vanaf mijn eerste jaar was ik actief buiten mijn studie. Tijdens de introductie leerde ik de studievereniging van Sociale Geografie, VUGS, kennen en begon ik bij de barcommissie. Zo rolde ik het bestuurswerk in.

"Met mijn studie ging het heel goed. Ik had op mijn 21ste kunnen afstuderen, maar het idee om dan al klaar ze zijn, beviel me niet zo. Omdat ik het bestuurswerk zo leuk vond om te doen, solliciteerde ik bij de Utrechtse studentenvakbond USF. Ik werd er voorzitter en kreeg een bestuursbeurs. Tijd om te werken of te studeren had ik toen niet. Daarna werd ik actief voor de Jonge Democraten en ging ik vakken politicologie volgen in Amsterdam. Vorig jaar werd ik aangenomen en gekozen als voorzitter van de Landelijke Studenten Vakbond.

"Het was een hele verantwoordelijkheid om alle studenten van Nederland te vertegenwoordigen. Het was een druk jaar. Toen ik begon, zouden de leerrechten worden ingevoerd, maar gelukkig werden die uit- en vervolgens afgesteld. Dat is gaaf, want het ging echt om een hele slechte regeling. Het zou voor studenten heel lastig zijn geworden om bestuurswerk te doen of een tweede studie te volgen.

"Graag had ik gezien dat we de studiefinanciering hadden kunnen veranderen. Met de stufi voor uitwonenden kun je niet of nauwelijks je kamer betalen. Het zou mooi zijn als alle studenten genoeg geld kregen om van te studeren, te wonen en te leven. Zelf ben ik door alle mogelijkheden heen om nog te lenen. Daarom moet ik naast het schrijven van mijn scriptie dit jaar ook pittig gaan werken. Toch had ik het niet anders willen doen en eerstejaars raad ik ook aan om naast hun studie heel actief te zijn. Natuurlijk moet je ook studeren, maar buiten de collegebanken leer je misschien wel het meest."

Naar het buitenland gaan

JASON PEI-SHIUE TSAI (31). De assistent in opleiding (aio) in het reproductielab van Landbouwhuisdieren van Diergeneeskunde is made in Taiwan. Op zijn Engelse school daar kreeg hij de naam Jason wat in het Grieks staat voor 'altijd optimistisch'. Pei-Shiue betekent: hij die graag wil leren. Zijn frisse start: zijn komst naar Nederland.

"Toen ik in Taiwan bijna klaar was met mijn bachelor, vroeg ik mijn begeleider waar ik het beste mijn master kon gaan doen. Zelf was hij de eerste Taiwanese PhD uit Utrecht en hij zei dat ik met mijn interesse het beste hier naar toe kon gaan. Diergeneeskunde in Utrecht hoort bij de wereldtop, dus dat wilde ik wel.

"Na mijn master solliciteerde ik als aio. Nu doe ik vrij fundamenteel onderzoek. Ik probeer te ontdekken welke rol een bepaalde proteïne in de membraan van een spermacel speelt bij onvruchtbaarheid. Inmiddels ben ik nu vijf jaar hier. Als ik over twee jaar ben gepromoveerd, hoop ik nog als postdoc ergens te werken. Daarna wil ik terug naar Taiwan om te doceren.

"Ik ben nog steeds blij dat ik naar het buitenland ben gegaan. Het verschil met een Taiwanese universiteit en deze is groot. Daar wachten studenten een opdracht van de professor af, voeren die uit en volgen hem in zijn denkbeelden. Hier gaan docenten in gesprek met studenten. Ze geven ze een zaklamp, maar ze moeten hun eigen weg in het donker zien te vinden. Het zou voor alle studenten goed zijn om naar het buitenland te gaan en andere ervaringen op te doen. Het geeft je een andere kijk op dingen.

"Mijn tip aan nieuwe studenten is om te genieten van hun nieuwe leven. Er zijn later nog zoveel dingen die moeten! De Aziatische mentaliteit is om zo snel mogelijk je doel te bereiken en onderweg niet links of rechts te kijken. Met die instelling kwam ik naar Nederland. De eerste vraag aan mijn begeleider was dan ook wat ik moest doen. Hij zei: 'Ga naar huis, neem de tijd om te wennen en kom over een maand maar terug.' Dat was een goed advies."

GK

De frisse start van YVONNE VAN ROOY (56).

Talent stimuleren

"Ik heb mijn studie rechten hier in Utrecht met veel plezier gevolgd. Ik deed er ook veel naast. Elk jaar wilde ik wat nieuws. Zo heb ik bijvoorbeeld gewerkt als student-assistent en stand by stewardess, in de medezeggenschap gezeten en was ik actief bij studentenvereniging UVSV. Ik heb ook cursussen gevolgd in het buitenland. Het was wel druk, maar daar hou ik van. Dat dwingt je om efficiënt met je tijd om te gaan en goed te plannen. Bovendien ben ik een avondmens en studeerde vaak 's nachts. Dan kwam er niemand meer langs en was het lekker rustig in huis.

"Als bestuur gaan we dit jaar een nieuw strategisch plan voorbereiden. Daar kijk ik naar uit. We formuleren daarin samen met faculteiten en de medezeggenschap onze ambities op met name het gebied van onderwijs en onderzoek. Daarbij zal het optimaal stimuleren van talenten van studenten een centrale plaats blijven innemen. Ik vind het belangrijk dat studenten alles uit hun studie en studententijd halen wat er in zit. Dus proberen we studievertraging tot een minimum te beperken. Daar zijn bijvoorbeeld het bindend studieadvies en goede begeleiding via het tutoraat op gericht. Van studenten wordt immers steeds meer verwacht dat zij in een stevig tempo studeren. Voor studenten die extra uitdaging wensen, hebben we tal van honoursprogramma's . Ze krijgen daarvoor een aantekening op hun bul. Dat is - net als goede cijfers, een verblijf in het buitenland of actief zijn in een vereniging - belangrijk als ze gaan solliciteren. De grote internationale bedrijven zoeken de beste studenten uit de wereld, en daar moeten en kunnen die van ons bijhoren.

"Uit onderzoek blijkt dat het eerste halve jaar cruciaal is voor de toekomst van je studiesucces en mijn tip aan nieuwe studenten is dan ook om vanaf de eerste maand gedisciplineerd te studeren. Je studie vormt tenslotte de basis voor de invulling van de rest van je leven."

Muziek maken

TEUN BONENKAMP (20). De student had geen zin om net als zijn broers en zussen in Groningen te studeren en ging daarom naar Utrecht. Inmiddels is hij derdejaars Geschiedenis. Elke zaterdag gaat hij terug naar Hengelo voor zijn werk, familie en oude vrienden. Tot oktober loopt hij ook nog stage. Zijn frisse start: hobo spelen bij het USKO.

"Eigenlijk is het meer een frisse doorstart. Ik speel al hobo sinds mijn negende. Ik heb dat altijd leuk gevonden, maar het echte plezier kwam pas toen ik in een orkest ging in Twente. Je werkt met z'n allen naar iets toe en dat motiveert enorm om goed je best te doen. Als je dan hebt opgetreden, geeft dat echt een kick.

"In Utrecht lukte het me pas na anderhalf jaar om een plekje te bemachtigen bij het USKO, het Utrechtse Studenten Koor en Orkest. De meeste orkesten hebben maar plaats voor twee hoboïsten, maar voor een speciaal stuk hadden ze er vier nodig. Ik deed auditie en werd aangenomen. Dat was begin 2007. Ik was heel blij. Ik vind het erg leuk om weer samen met anderen te spelen. Ik had ongeveer een jaar nauwelijks wat gedaan. Het is moeilijk de discipline op te brengen om te oefenen als je nergens voor speelt.

"Ik zing nu ook in het koor bij het USKO. Er zijn niet altijd vier hoboïsten nodig, maar ik wilde er niet weg, daarvoor vind ik het veel te gezellig. Zangers kunnen ze altijd wel gebruiken. En zingen is óók leuk. Het laatste project was het Requiem van Verdi. Veel drama, veel koper, het klonk gigantisch hard. Als je daar dan tussen staat te zingen... wauw.

"Het mooie aan lid zijn van deze club is dat je een gezamenlijk doel hebt. Dat geeft een bepaalde sfeer. Daarnaast vind ik het leuk om veel mensen buiten mijn studie om te leren kennen. We gaan na de repetities altijd samen iets drinken, meestal martini's, en eens per jaar op kamp om een stuk in te studeren. Zo leer je elkaar goed kennen. Ik zou eerstejaars daarom ook zeker aanraden om iets te gaan doen, wat niets te maken heeft met hun studie."

GK

´Ik wist niet dat ik zo lui was´

Vijf ervaringsdeskundigen over hun eerste jaar in Utrecht

Duizenden studenten zijn vorige maand aan hun Utrechtse studentenleven begonnen. Voor hen komt het er allemaal aan: voor het eerst koken voor tien man, voor het eerst schrikbarend rood staan, voor het eerst dressed up naar een gala. Hoe verging het de nieuwkomers van vorig jaar? Het Ublad sprak met vijf studenten die hun eerste jaar als student er net op hebben zitten.

Kader:

Gijs van der Neut (21), Theologie:

"Voordat ik aan deze studie begon, heb ik eerst een oriëntatiejaar bij de Evangelische Hogeschool in Amersfoort gedaan. Daar kwam ik erachter dat Theologie het best bij mij zou passen, en tot nu toe heb ik nog geen moment spijt gehad. Vooral de vakken over filosofie en geschiedenis vind ik interessant."

Christine Tjong (19), Scheikunde:

"Ik wilde eigenlijk Geneeskunde studeren, maar werd uitgeloot. Mijn tweede keus was Scheikunde, en inmiddels ben ik zo enthousiast dat het niet meer als tweede keuze voelt. Het is een zware studie, maar als je alle colleges volgt dan hoef je thuis niet zoveel meer te doen."

Marcus Westerman (20), Milieu- & Natuurwetenschappen:

"Ik heb eerst Rechten gedaan. Daar haakte ik na een half jaar af. Ik vond het veel te saai en massaal, maar ik heb het toch tot februari volgehouden. Op dat moment wist ik echt niet wat ik wilde studeren, daarom besloot ik een tijd te gaan werken. Deze studie is een goede keuze, ik zit helemaal op mijn plek."

Eveline de Wilde (19), Theater-, Film- en Televisiewetenschap:

"Ik zocht naar een creatieve studie waarbij naast theorie ook aandacht is voor praktische vakken, en deze opleidinge sloot het beste aan bij die wens. We bekijken en analyseren veel films en theaterstukken. Je bent dus heel actief met de stof bezig, veel actiever dan tijdens de vakken die ik op de middelbare school had."

Jorg van Velzen (20), Geschiedenis:

"Ik ben blij dat ik iets studeer wat echt bij me past. Geschiedenis boeit me al heel lang. Als kind wilde ik altijd al óf voetballen, óf naar een geschiedenismuseum."

Vrijheid. Dat is toch het eerste waar aankomende studenten aan denken wanneer ze voor het eerst afreizen naar Utrecht. Volgens een landelijk onderzoek van Kamerlink.nl is 'meer vrijheid willen' voor tachtig procent van de studenten die op kamers gaan de belangrijkste reden om het warme gezinsnest in de provincie te verlaten.

De studenten die het Ublad interviewde zijn niet anders. Hoewel ze het 'thuis' ook prima hadden, wonen ze inmiddels allemaal op kamers, maar niet allemaal vanaf het begin. Christine en Gijs besloten eerst de studie nog even aan te kijken voordat ze zich definitief in Utrecht zouden nestelen. "Maar op een gegeven moment kom je erachter dat je leven zich vooral in Utrecht afspeelt. Bij mij was dat na ongeveer een half jaar", vertelt Christine. "Mijn ouders wonen in Amsterdam en de reistijd was ongeveer drie uur per dag. Scheikunde is best een zware studie; ik heb bijna elke dag van negen tot vijf colleges. Dan zit je niet meer te wachten op die lange reistijden. En buiten dat is het natuurlijk ook veel gezelliger om bij studiegenoten in de buurt te wonen." Na twee maanden intensief zoeken vond ze een kamer op de Cambridgelaan via studentenhuisvester SSH. "Het is een mooie grote kamer van achttien vierkante meter, maar ik ben zo druk dat ik er eigenlijk nauwelijks ben! Ook in de weekenden niet, want dan werk ik in de Chinese toko van m´n ouders." Gijs heeft in maart een kamer gevonden. Eigenlijk zou hij er maar tot juni in kunnen blijven, maar hij heeft net van de SSH gehoord dat hij er pas in december uit moet. "Het is een sloopwoning in de wijk Zuilen waar je eigenlijk niet zou willen wonen.....het is oud en slecht onderhouden. Ondanks alles bevalt het goed, ik woon met twee vrienden van m´n studentenvereniging Navigators".

Marcus, Eveline en Jorg wonen ook met vrienden op kamers. Toen Marcus Rechten ging studeren kocht hij samen met z´n broer, die al langer studeerde, een eigen huis. De overige drie kamers verhuurt hij. "We hebben het huis kunnen kopen door een tweede hypotheek die m´n moeder op haar huis heeft genomen. Het is een mooie woning en het bevalt prima om daar met z´n vijven te wonen."

Jorg woont samen met z´n vriendengroep uit Den Bosch die ook allemaal in Utrecht studeren. De ouders van een vriendin hebben het huis aan het begin van het studiejaar gekocht. "Het is supergezellig, alleen jammer dat ik er bijna nooit ben. Volgens mij is het drie maanden geleden dat ik voor het laatst thuis heb gegeten." Hij woont met twee meisjes en twee jongens, en de meisjes zijn duidelijk wat serieuzer met het huishouden bezig. Jorg: "Ze maken bijvoorbeeld schoonmaakroosters die soms zo ingewikkeld in elkaar zitten dat ze het zelf niet eens snappen....maar ze zijn wel lief hoor!"

Volgens Eveline heeft het wonen met vrienden veel voordelen: "Het voelt huiselijker dan wanneer je met mensen woont die je niet zo goed kent. Ik woon sinds begin juni met vrienden van AKT, de studievereniging van mijn studie. Daarvoor woonde ik een paar maanden op de Cambridgelaan. Dat was ook prima, maar ik verlangde echt naar een kamer in het centrum omdat ik daar bijna altijd ben."

Roosters en regels

De vijf studenten hebben de overgang naar de studentenkamer van luttele vierkante meters zonder al te grote psychische schade doorstaan. Maar is wel even wennen om helemaal op jezelf aangewezen te zijn. Gijs: "Je oude vertrouwde leven is weg en het was even zoeken naar een nieuwe balans. Vooral in het begin werd ik echt met mezelf geconfronteerd. Ik wist bijvoorbeeld niet dat ik zo lui was, zeker als het om het huishouden gaat. Ook verslaap ik me vaak. Als ik afspraken met anderen heb, zorg ik wel dat ik op tijd ben, maar blijkbaar heb ik niet zo´n sterk plichtsbesef naar mezelf toe."

Marcus moest vooral wennen aan het hebben van huisgenoten. "In ons huis hebben we allemaal ons eigen ritme, wat best hectisch kan zijn. In het begin hadden we ook wat problemen met het schoonmaakrooster, niet iedereen kwam het even goed na. Toen hebben we een regel ingevoerd: je taken niet gedaan betekent een taart bakken voor je huisgenoten. Er werd toen geregeld taart gegeten bij ons! Inmiddels gaat het schoonmaken veel beter, en die taartregel hebben we dus ook maar afgeschaft."

Christine komt uit een rustig gezin. Haar oudere broer en zus zijn al een tijd het huis uit en haar ouders werken in hun toko: "Ik ben dus gewend om veel alleen te zijn. Maar mijn ouders waren wel altijd in de buurt en soms mis ik hun gezelschap, maar eenzaam voel ik me nooit." "Ik kan me we voorstellen dat als je niks te doen hebt, je wel eenzaam kan worden in zo´n eerste jaar", zegt Jorg. "Gelukkig heb ik veel om handen en heb ik vaak mensen om me heen."

Gijs vond de hoeveelheid verantwoordelijkheid in het begin ook best wel lastig: "Je moet goed op je geld en je tijd letten. Dat is moeilijk om in de vingers te krijgen, maar ik begin het te leren. Ik heb er nu in ieder geval een helderder zicht op wát ik moet leren. In het begin had ik vaak de neiging om gewoon de hele dag in bed te liggen omdat ik niet goed wist hoe ik m´n tijd moest indelen." Studentpsycholoog Van Rees ziet geregeld studenten die moeilijk met hun vrijheid om kunnen gaan. "Het is vrij logisch dat je als eerstejaars op heel veel nieuwe activiteiten inspringt, maar het is ook belangrijk om je studie in de gaten te houden. Wij adviseren om prioriteiten te stellen, dat geeft houvast. Soms helpen we studenten met het maken van een planning waardoor ze een veel beter inzicht in hun tijdsbesteding krijgen."

Eveline heeft soms ook moeite met haar tijdsindeling: "Op de middelbare school had je een vast rooster waardoor je dingen beter kon plannen. Met de wisselende roosters die ik nu heb is het heel moeilijk om een soort ritme te krijgen." Verder voelt het voor haar heel natuurlijk om op eigen benen te staan. "Maar waar ik me wel op moest instellen is dat er nu van die volwassen dingen zoals het invullen van m´n belastingformulieren op me af komen. Maar verder geeft het vooral een goed gevoel om een eigen leven op te bouwen en helemaal zelf in te vullen. "

Drager in de uitvaartbranche

Het beeld dat studenten altijd blut zijn klopt volgens Jorg wel een beetje. "Het begin van de maand gaat het meestal nog wel goed, maar zeker de laatste week voordat de stufi weer wordt gestort is het vaak lastig. Vooral in het begin kocht ik veel te dure dingen. Ik zou eigenlijk meer moeten werken dan ik nu doe. Nu werk ik nog in een kroeg in Brabant, maar ik zit te denken aan een tweede baantje in Utrecht." Ook Christine denkt aan een extra baantje, naast haar baan in de toko van haar ouders. "Maar ik heb zo weinig tijd dat ik alleen ´s avonds een paar uur per week zou kunnen werken, en dan heb je niet zoveel keus. In een callcenter zou ik altijd terecht kunnen, maar dat lijkt me echt vreselijk!"

Marcus noemt zich 'best een rijke student´. Hij geeft tien uur per week bijles aan middelbare scholieren op het Luzac Lyceum. Daarnaast zijn de hypotheeklasten van z´n huis veel lager dan de gemiddelde maandelijkse huur. "Natuurlijk moet ik opletten wat ik uitgeef, maar ik kan er goed van leven." Gijs kan met geld omgaan, maar merkt ook dat studiefinanciering alleen niet voldoende is. "Daar kun je net je kamer van betalen. Ik ben ook aan het zoeken naar een extra baan, naast m´n werk als student-assistent bij Sociale Geografie. Het liefst zou ik willen werken als drager in de uitvaartbranche, dat is mooi werk én het verdient aardig."

Om haar uitgaven bij te houden houdt Eveline een budgetboekje bij. "Dat werkt wel voor mij, al kan ik soms ook heel impulsief geld uitgeven. Dan is dat budgetboekje ineens niet zo belangrijk meer! Laatst ben ik bijvoorbeeld mee geweest op een studiereis naar Budapest en daar heb ik toen veel te veel uitgegeven. Dan moet ik het daarna weer extra rustig aan doen. Gelukkig heb ik sinds kort een bijbaan bij een cadeauwinkel in het centrum, en daar kan ik in de zomer ook extra werken."

Chemie en de liefde

Of je nou bij een studentenvereniging of studievereniging zit: verenigingen zijn volgens de studenten heel belangrijk. Vooral voor het ontmoeten van mensen zijn verenigingen handig. Marcus is heel actief bij zijn studievereniging Storm, waar hij volgend jaar zelfs in het bestuur van gaat zitten.

Ook Christine kan zich een leven zonder studievereniging Proton niet meer voorstellen. "Ik heb het afgelopen jaar in drie verschillende commissies gezeten. Mijn vader zich soms af of ik wel genoeg aan m´n studie doe." Proton heeft Christine niet alleen veel vrienden en kennissen opgeleverd, ze heeft er ook haar vriend leren kennen. "Ja, chemie hè....ik ben niet voor niks Scheikunde gaan studeren!"

Jorg is in z´n vrije tijd het meest bij roeivereniging Triton te vinden. In het begin van het jaar trainde hij zo´n zes keer per week, maar dat ging ten koste van z´n studie. Nu traint hij twee tot drie keer per week, en heeft hij een heel sociaal leven opgebouwd bij Triton. "Vooral m´n eigen roeiploeg is inmiddels een hechte vriendengroep geworden. Ik kan het iedereen aanraden om bij een vereniging te gaan, het maakt je studentenleven veel rijker."

Zo denkt Gijs er ook over. Hij is sinds het begin van dit jaar lid van Navigators, een christelijke studentenvereniging. "Buiten de gezelligheid is er veel ruimte voor verdieping in het geloof, en ik merk dat ik daar veel behoefte aan heb. Met een paar mensen vormen we een zogenaamde 'kring', en met elkaar discussiëren we over allerlei dingen en bidden we." Eveline zit bij studievereniging AKT: "Ik heb nog nooit zoveel leuke mensen ontmoet die ook nog eens in dezelfde dingen geïnteresseerd zijn als ik. Heel anders dan op de middelbare school."

Marjolein Versteeg

Kader:

Tips om het eerste jaar goed door te komen:

- Ga bij een vereniging: de beste manier om mensen te leren kennen

- Wacht niet tot je de perfecte kamer hebt gevonden en accepteer ook minder goede kamers: als je eenmaal in Utrecht woont gaat het zoeken makkelijker

- Begin zo vroeg mogelijk met het investeren in nieuwe contacten: dan is iedereen nog op zoek dus dan is het makkelijker

- Ga naar veel feesten van studieverenigingen: die zijn meestal heel gezellig

Kader:

En wat moet je vooral NIET doen:

- Boodschappen doen bij de Spar in De Uithof: veel te duur

- Eten bij Mr. Jacks (alleen de pizza Gyros en pizza Quattro Formaggio zijn goed te eten)

- Eten in het Educatorium: veel te weinig en ook niet zo lekker

- Een goede fiets kopen: hij wordt toch wel gejat

Kader:

Lekker en goedkoop eten volgens de studenten:

- Popocatepetl (Nobelstraat 163)

- Stairway to Heaven (Mariaplaats 11-12)

- ´s Gras van de Buren (Lange Jansstraat 16)

- De Steeg (Drieharingenstraat 1-3)

- Havana (Oudkerkhof 29)

Streamersuggesties:

'Ik kan me we voorstellen dat als je niks te doen hebt, je wel eenzaam kan worden in zo´n eerste jaar'

'Op een gegeven moment kom je erachter dat je leven zich vooral in Utrecht afspeelt'

'Blijkbaar heb ik niet zo'n sterk plichtsbesef naar mezelf toe'