Achtergrond

Genenonderzoek moet licht werpen op ongeneeslijke ziekte

"Wereldwijd wordt veel onderzoek gedaan naar een mogelijke remedie tegen ALS. Een jaar of acht geleden heeft dat geresulteerd in een geneesmiddel dat het ziekteproces met drie tot zes maanden vertraagt, maar veel verder zijn we nog niet."

Prof.dr. Leonard van den Berg zegt het op bijna verontschuldigende toon. Als hoofd van het Nederlandse ALS Centrum met vestigingen in het Amsterdamse AMC en het UMC Utrecht is de Utrechtse neuroloog niet alleen verantwoordelijk voor de zorg voor een groot deel van de ALS-patiënten, hij is ook één van de drijvende krachten achter het onderzoek. Ondanks het gebrek aan resultaat wordt dat toch met kracht voortgezet. Volgens Van den Berg hangt dat samen met de komst van geheel nieuwe genetische screeningsmethoden.

"Hoewel we over de oorzaak van ALS nog in het duister tasten, is wel duidelijk dat variaties in bepaalde genen in het geval van ALS aan de basis liggen van het ziekteproces. Voor een succesvolle aanpak is het dus essentieel om te weten welke genen het betreft. Maar hoe kom je daarachter? Omdat je moeilijk alle 30.000 menselijke genen stuk voor stuk kunt onderzoeken, hebben we tot nu toe vooral gekeken naar de meest voor de hand liggende kandidaten, zoals bijvoorbeeld de genen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van zenuwcellen of genen waarvan bekend is dat ze ook bij andere spierziektes een rol spelen. Maar die aanpak heeft ons maar in beperkte mate verder gebracht."

"Een paar maanden geleden zijn chips op de markt gekomen waarmee het mogelijk is de genetische variatie van alle genen van een patiënt in één keer te testen. Mijn collega Cisca Wijmenga van Medische Genetica heeft in haar laboratorium de apparatuur en kennis om deze chips toe te passen bij ons onderzoek. Elke chip is in staat om 300.000 variaties in het genenmateriaal van één patiënt te onderscheiden. Dat is een ongelofelijk belangrijke ontwikkeling, die ons ongekende nieuwe mogelijkheden biedt om in hoog tempo het genenmateriaal van patiënten te testen."

In verschillende laboratoria in de wereld wordt ALS op dit moment met deze nieuwe methode onder de loep genomen. In Utrecht is recent een vergelijkend onderzoek gestart bij 500 ALS-patiënten en 500 gezonde mensen, vertelt Van den Berg. "Als we dat hebben afgerond, beschikken we dus over 300 miljoen genetische variaties en onze hoop is dat we door een vergelijking van het DNA van de ALS-patiënten en de controlegroepmensen variaties in genen op het spoor komen die een belangrijke rol spelen in het ontstaan van ALS."

Voor de vergelijking van dergelijke imposante hoeveelheden gegevens, is samenwerking met bio-informatici onmisbaar en het zal dan ook nog wel een half jaar duren voordat de eerste tastbare resultaten beschikbaar komen. Maar, waarschuwt Van den Berg, ook dan zijn we er nog niet. "Er zal nog jarenlang onderzoek nodig zijn om de mechanismen te achterhalen, die door die genen in werking worden gezet. Pas als we die kennen, kunnen we gaan denken aan het ontwikkelen van geneesmiddelen om die mechanismen te ontregelen en zo het ziekteproces te stoppen."

Dat dit de meest kansrijke wetenschappelijke aanpak is, staat voor Van den Berg vast. Ruim een jaar geleden kwam een in China ontwikkelde therapie met stamcellen als veelbelovend alternatief naar voren, maar hoewel de Utrechtse neuroloog alle begrip heeft voor wanhopige patiënten die spoorslags naar China vertrokken, is hij niet verbaasd over het tegenvallende resultaat. "In China kregen de patiënten stamcellen ingespoten in de hoop dat die zich zouden ontwikkelen tot nieuwe zenuwcellen, die de functie van de aangetaste cellen konden overnemen. Op zich is dat geen onzinnige gedachte en misschien komt het er ooit nog wel eens van, maar we weten nog veel te weinig om die methode nu al met succes toe te passen."

"We hebben bijvoorbeeld nog geen idee hoe we een stamcel in het lichaam in leven moeten houden, laat staan dat we weten hoe zo'n cel een zenuwcel wordt. Dat hij vervolgens vanuit het ruggenmerg vanzelf zou uitgroeien naar de veraf gelegen spieren in handen en voeten die hij moet aansturen, is helemaal onwaarschijnlijk. Dat veel patiënten zich na de behandeling toch beter voelden? Ik vrees dat dat niet meer dan een placebo-effect is geweest. Dat is niet verwonderlijk bij mensen die alle hoop op deze therapie hebben gesteld, maar helaas is inmiddels wel duidelijk geworden dat hun toestand niet werkelijk verbeterd is. Daarom is het des te belangrijker dat we intensief doorgaan met serieus wetenschappelijk onderzoek om een therapie te ontwikkelen die deze verschrikkelijke ziekte wel kan overwinnen."

KADER

Wat is ALS

ALS staat voor Amyotrofische laterale sclerose. Omdat de ziekte zich manifesteert in een steeds verder toenemend verlies aan spierkracht in handen en voeten en in het gezicht, wordt het vrij algemeen een spierziekte genoemd. In feite ligt het probleem echter in de motorische zenuwcellen in de hersenen en het ruggenmerg die door nog onbekende oorzaak afsterven. Omdat alleen de zenuwcellen aangetast worden die de dwarsgestreepte spieren ofwel de spiren voor de motoriek, aansturen, blijven organen zoals de darmen, het hart en de hersenen gewoon functioneren. De eerste symptomen van ALS openbaren zich veelal tussen het 45ste en 60ste levensjaar. Hoewel er uitzonderingen zijn, overlijden de meeste patiënten ongeveer drie jaar nadat de diagnose is gesteld. De meest voorkomende doodsoorzaak is een verzwakkende ademhaling omdat ook de lange rugspieren die de ademhaling aansturen, steeds verder achteruit gaan. In de Verenigde Staten staat de ziekte bekend als Lou Gehring's disease, omdat de Johan Cruijff van het Amerikaanse baseball er aan is overleden. Een andere bekende patiënt die een variant van de ziekte ALS heeft, is de theoretisch fysicus Stephen Hawkings.

'Het is onvoorstelbaar wat iemand met ALS doormaakt'

Hoewel het aantal nieuwe gevallen per jaar even groot is als dat van multiple sclerose, is amyotrofische laterale sclerose ofwel ALS in ons land een relatief onbekende ziekte. Een fietstocht in zeven provincies op Wereld ALS dag moet daar verandering in brengen.

"Mijn partner Henk was 45, toen hij in 1999 voor het eerst moeite met praten kreeg. Ik dacht: Hoe kan dat nou? Het lijkt wel of hij een borrel op heeft. Toen het niet over ging, zijn we eerst naar de huisarts gegaan, die Henk rust voorschreef, maar al snel werd duidelijk dat er meer aan de hand was. Toch heeft het bijna acht maanden geduurd, voordat wij uitsluitsel kregen. Maar toen was de klap ook gigantisch. Henk had ALS, zei de arts. Hij had nog een paar jaar te leven en genezing was niet mogelijk. Daar sta je dan."

Aan het woord is Cobi Noordhof, medewerker van IDC-gebouwbeheer in De Uithof. "Het is echt een vreselijke ziekte", zegt zij, terugkijkend op de vier jaar waarin zij haar partner zag veranderen van een gezonde, sportieve kerel in een 'kasplantje'. "Henk had de spreekvorm van ALS. Dat wil zeggen dat hij al snel moeite kreeg met praten. De eerste tijd kon hij zijn handen en voeten nog goed gebruiken, maar op een gegeven moment werd ook dat minder. Godzijdank konden we dankzij een lasergestuurde laptop blijven communiceren en heb ik tot de laatste dag alles begrepen wat hij me wilde vertellen.

"Het is in feite onvoorstelbaar wat iemand met ALS doormaakt. Telkens verlies je iets dat nooit meer terug zal komen. Ik merkte dat Henk zich dan even in zichzelf terugtrok om het te verwerken: weer iets kwijt. Op een gegeven moment kon hij niets meer optillen en bovendien verloor hij steeds sneller zijn evenwicht. Een paar keer is hij daardoor gevallen. Dan lag hij hulpeloos in zijn eigen bloed, omdat hij ergens tegenaan was gevallen, zonder dat hij overeind kon komen. Dat was echt walgelijk om te zien.

"Het allerergste was dat hij steeds moeilijker kon slikken. Daardoor werd hij banger dat hij zich zou verslikken. Dat is maar één keer gebeurd en gelukkig was ik in de buurt en kon ik het slijm met een afzuigapparaat uit zijn mond zuigen, maar hij had zo maar kunnen stikken. Kort daarna heeft hij een maagkatheter gekregen om verder per sonde gevoed te worden.

"Het laatste jaar was Henk zo verzwakt dat hij de deur niet meer uit wilde. Hij internette, hij las veel en ontving vrienden en collega's. Geleidelijk kreeg hij echter steeds meer moeite met ademen. We hadden afgesproken dat hij een seintje zou geven als het niet meer ging. We hadden de euthanasiepapieren al heel lang rond en toen hij zei: het is klaar, hebben we de huisarts gewaarschuwd."

Hoe moeilijk het leven in die vier jaar soms ook was, terugkijkend zegt Noordhof bijna verbaasd: "Het klinkt misschien gek, maar het zijn wel de mooiste jaren van ons leven geweest. Ik denk dat we in onze relatie zonder deze ziekte nooit zo diep zouden zijn gegaan. Dat is mede te danken aan het feit Henk zijn ziekte van meet af aan heeft geaccepteerd. Hij wilde kwaliteit en wist dat dat alleen kon als hij zich niet zou verzetten. In het begin hebben we heel veel samen gedaan. Af en toe leek het wel een feestje, al was het dat natuurlijk niet echt."

Ze kijkt even peinzend voor zich uit. "Ik kan me nog goed herinneren dat Stephen Hawking, de Engelse fysicus die ook ALS heeft, ooit een lezing in het Educatorium kwam geven. Ik werkte daar toen ook al en heb geholpen hem het podium op te takelen. Dat was toen Henk nog kerngezond was en ik weet nog goed dat ik tegen een collega zei: je zult toch zo'n vreselijke ziekte krijgen."

Onder het motto 'Trap ALS de wereld uit' worden op 21 juni in zeven provincies fietstochten georganiseerd. Olympisch wielerkampioen Leontien van Moorsel is ambassadrice van het evenement. Alle opbrengsten komen ten goede aan het ALS Centrum. In Utrecht kun je tussen 14 en 15 uur vertrekken vanaf de sportvelden van Kampong achter Stadion Galgenwaard. Voor meer info zie www.trapalsdewerelduit.nl

'Ik bagger elke dag door de zandhopen'

Ernst van Faassen, universitair hoofddocent bij natuurkunde vindt het niet zo erg dat hij af en toe zijn fiets over zandhopen heen moet duwen. "Het is erger voor wie niet graag te voet gaat of op een fiets klimt. Ik hoor autorijders het meest pruttelen. Wel zie ik regelmatig behoorlijk gevaarlijke situaties ontstaan. Automobilisten ontdekken dat ze niet verder kunnen op de Leuvenlaan en proberen dan bij ons door het fysicacomplex heen te komen. Daar staat een paal. Die is er inmiddels al een paar keer uitgereden. Ze keren over het gras of wurmen zich om de paal en komen vervolgens op de busbaan terecht. Van de regen in de drup dus."

Simone Kooij, student-assistent bij Onderwijskunde vindt het vervelend dat De Uithof zo'n bouwput is. "Je kunt je fiets nauwelijks kwijt en als het lekker weer is kun je bijna nergens nog een stukje gras vinden om tijdens de pauze lekker even op te zitten. Ik heb ook niet echt een idee wat ze precies aan het doen zijn. En hoe lang het allemaal gaat duren, geen idee."

Marion Langevoort, assistent in opleiding bij aardwetenschappen: "Het omfietsen en omlopen is behelpen maar ach, daar is overheen te komen. Er ligt veel zand bij ons in het gebouw, dat is wel vervelend. En het werk lijkt allemaal niet veel op te schieten. Wij kijken dagelijks tegen een enorme bult zand aan voor het Minnaertgebouw, daar is wel onbegrip over. Hij ligt er toch zeker al anderhalve maand, er groeit zelfs gras op en er verandert niks. Ik snap überhaupt het hele doel van die bult niet, wat doet die daar? Ze zullen die busbaan er toch niet bovenop leggen?"

Pepijn Olders, derdejaars sociale geografie: "De overlast valt mee, als je goed uitkijkt tenminste. Maar het is niet optimaal nu ze zo lang bezig zijn. Je kunt alleen op speciale plekken de Heidelberglaan oversteken en dat is lastig. De plannen zijn me niet helemaal duidelijk, ik ben benieuwd hoe het verder gaat. Ik denk, als ik er moeite voor doe, dat ik er wel achter kan komen wat er verder gaat gebeuren."

Hans Gerritsen, hoogleraar bij natuurkunde: "Ik bagger elke dag door de zandhopen op weg naar de bus. Maar wat ik vooral storend vind, is de hoeveelheid vuil in de gebouwen. Wij werken hier met optische opstellingen, die zijn moeilijk schoon te houden momenteel."

Jo-anne Groefsema is secretaresse bij Pedagogiek en Onderwijskunde. "Ik kom met de fiets uit de binnenstad, dat is goed te doen. Het lastigste is om je fiets goed kwijt te raken. Ik zet hem onder het Langeveldgebouw, al is daar nu minder ruimte en ook een uitgang afgesloten. Wat ik wel gevaarlijk vind, is de busbaan oversteken vanaf het Langeveld richting V an Unnik. Je komt links van de bushalte terecht, daar kun je fietsers van rechts niet goed zien aankomen. Vaak sta je dan half op de busbaan te wachten tot alle fietsers weg zijn, dat is niet prettig."

Mark Dekkers, docent bij aardwetenschappen: "Ik moet ongeveer twintig meter omfietsen. Of ik dat over een parkeerplaats of over een weg doe, maakt mij niet uit. Ik snap alleen niet waarom die werkzaamheden nog een jaar moeten duren. Het gaat toch alleen maar om het verleggen van een stukje asfalt?

Antoinette de Bruin, zevendejaars planologie, vindt de basis van het plan niet slim: "Om op zo'n klein stukje grond, toch het hart van je gebied, alles tegelijk willen proppen: én een busbaan én een fietspad én een voetgangerspad en ook nog leuke buitenruimte. Je zou de ingang van de fietsgarages aan de achterkant van de gebouwen kunnen maken en fietsers weren van de Heidelberglaan. Of, als je dat niet wilt, accepteer dan de fietsers maar maak in vredesnaam voldoende fietsenstallingen want het is nu een puinhoop voor het Van Unnikgebouw. Er is ook niet één leuke looproute van de Cambridgelaan naar de Heidelberglaan, waar je 's morgens zoiets hebt van: "hè, lekker naar college. En er zijn geen leuke plekjes waar je kunt zitten kletsen. Behalve dan de de traverse tussen de bibliotheek en het Langeveld, maar ja, dat is binnengebied."

Co Bakker, hoogleraar bij theologie: Ik begeef me dagelijks van het Van Unnikgebouw naar de parkeergarage bij de bibliotheek. Daar moet ik voor omlopen. Dat heet overlast, maar ik vind het niet echt een groot bezwaar. Het is trouwens wel creatief hoe ze steeds nieuwe looproutes voor ons weten te bedenken, de route verandert om de haverklap. Wat ik wel jammer vind, is dat het centrumgebied zo ontzettend lang rommelig oogt, ook tijdens open dagen bijvoorbeeld."

Christiaan Minderhoud, tweedejaars rechten: "De bussen stoppen iets verder dus ik moet wat verder lopen maar dat is eigenlijk alleen maar positief, dan beweeg ik meer. Verder heb ik er geen last van, al ziet het er niet mooi uit. Ach we hoeven hier maar twee keer per week te zijn, ik vind het niet zo erg."

Ewout Tuyt, coördinator van het kindertheater van het WKZ, heeft helemaal nergens last van: 'Ik kom uit Amersfoort en als je van die kant komt, merk je van die hele busbaan niks. Op woensdag en donderdag ben ik met de auto en rij ik vanaf de A28 zo het Wilhelmina Kinderziekenhuis binnen. Op vrijdag fiets ik door een heerlijke landelijke omgeving ook zonder onderbreking of overlast regelrecht naar m'n werk.

Winnie Ellenbroek, tweedejaars psychologie: "Ik vind de verbouwing heel vervelend want je kunt nergens je fiets meer kwijt. Alle stallingen voor het Langeveldgebouw zijn weg, dus ik zet m'n fiets nu ergens tegen een boompje. En als ik naar Olympos ga, moet ik een eind omfietsen, Verder valt het wel mee, al doen ze er wel lang over."

John Roering, bedrijfsleider Spar: "Ik heb er, zeker in het begin, omzetverlies van gehad. Toen kon je niet oversteken en ging iedereen meteen de andere kant op. Het was toen echt minder druk in de winkel. Nu is er een smalle doorgang en gaat het beter. Maar dit heeft geen uitstraling natuurlijk, het ziet er niet uit. Met laden en lossen heb ik geen problemen meer, dat gaat nu via de Cambridgelaan en het fietspad. Daar ben ik blij mee, hoewel het niet ideaal is qua veiligheid. Maar het kan niet anders. Het is trouwens goed dat straks die busbaan voor automobilisten onbereikbaar wordt, als iedereen daarover gaat crossen krijg je levensgevaarlijke situaties."

Ilse Lugard, eerstejaars theater-, film en televisiewetenschappen: "Ik ken het alleen maar zoals het nu is, dus ik weet eigenlijk niet beter. Ik neem aan dat het wel ergens goed voor is. Het is wel lelijk natuurlijk."

Peter de Lange, bewoner van een spacebox met uitzicht op de Cambrigdelaan: Vandaag (23 maart, red) stond er rond 17.30 uur een file van de spaceboxen tot aan het stoplicht van het Wentgebouw. En 's ochtends is het ook druk met vrachtwagens voor de Bisschoppen terwijl iedereen via de Canbrigdelaan ergens heen moet. Sommigen rijden dan over het fietspad. Erg irritant overigens dat fietsers geen voorrang meer hebben bij de oversteek van de spaceboxen naar de parkeerplaats.

Noor Blaauw, studieadvisuer- voorlichter CKI op 2 februari: " Vanuit mijn kamer in het Bestuursgebouw kijk ik uit op de busbaan. Aan de overzijde zijn nu hekken verschenen; een student vroeg me gisteren of dit soms is om de hbo'ers te scheiden van de UU'ers. Lopen vanaf het parkeerterrein aan de Universiteitsweg naar de bibliotheek is levensgevaarlijk geworden. Je wordt ongemerkt van een breed naar een smal voetpad geleid en regelrecht de busbaan opgestuurd!"

KADER

Nieuwe fase

Deze week is de volgende fase in het vervaardigen van Hoogwaardig Openbaar Vervoer ingegaan. De Leuvenlaan is weer open, maar daar moet nu al het verkeer over dat van De Bilt of de snelweg afkomt en naar de parkeergarage bij de bibliotheek of de parkeerplaats aan de Heidelberglaan wil. De afslag naar het UMC blijft voorlopig nog in gebruik. De fietsers, voor wie de oversteek over de Leuvenlaan is verlegd, moeten de auto's daar nu voorrang verlenen. Ook moeten de fietsers hun ogen goed open houden bij het kruisen van de busbaan, want de verkeerslichten zijn uitgeschakeld en de bussen hebben ALTIJD voorrang! Deze situatie blijft zeker tot begin 2007 zo.

In de eerste week van juli gaat de bus over een andere baan rijden op de Heidelberg- en Padualaan zodat de oude busbaan kan worden opgebroken en verlegd. Er zullen tijdelijke halteplaatsen komen.

Zie voor meer informatie www.utrecht.nl/infraprojecten

Anushka Maharajh

Mijn ouders waren erg verrast toen ik hen vertelde dat ik in Nederland wilde gaan studeren. Trinidad is een kolonie van Engeland geweest en daarom gaan de meeste jonge mensen in Engeland of Amerika studeren. Maar toen ik hoorde dat de colleges hier ook volledig in het Engels gegeven werden, toen besloot ik om mij aan te melden. Ik moest een motivatiebrief schrijven en mijn cijferlijsten opsturen. Gelukkig werd ik aangenomen. Ik werd ook in Engeland op een universiteit toegelaten. Ik koos uiteindelijk toch voor Nederland, alhoewel ik er nooit was geweest.

Mijn keuze voor Nederland heeft er ook mee te maken dat ik een master wil gaan doen in Engeland. Ik vind het belangrijk om gestudeerd te hebben in verschillende landen. Dan heb ik op twee universiteiten in verschillende landen ervaringen opgedaan en dat is ook belangrijk voor mijn toekomst.

Achteraf gezien heb ik de juiste keuze gemaakt. Ik ben u tweedejaars student en in het begin was het even wennen, maar nu voel ik me volledig thuis. Ik ga meestal twee keer per jaar terug naar mijn familie in Trinidad en als ik dan weer in Nederland kom, heb ik het gevoel dat ik hier thuis hoor. Het is moeilijk als je zo ver weg bent van je ouders en je familie, maar veel studiegenoten zitten in hetzelfde schuitje. We trekken zo veel met elkaar op dat het net voelt alsof zij familie van mij zijn.

Mijn hele leven speelt zich op de campus af. Hier is alles, de opleiding, buitenschoolse activiteiten zoals sport en danslessen en een bar waar we uit gaan. Ook zijn er veel privé-feestjes bij studiegenootjes. Er zijn ook commissies waar je lid van kunt worden. Zo ben ik voorzitter van de goede doelen commissie. We hebben ons dit jaar ingezet voor een project in Argentinië. In totaal hebben we 1200 euro ingezameld. Het zijn allemaal activiteiten die erg leuk zijn om te doen, maar prioriteit nummer één is toch de studie.

Ik heb gekozen voor sociale wetenschappen, richting politicologie. In het eerste jaar heb ik vooral veel rechtenvakken gevolgd, maar ik kwam er achter dat die richting toch niets voor mij is. Ik vond rechten te eenzijdig, daarom heb ik nu gekozen voor internationale betrekkingen en ontwikkelingsstudies.

Het voordeel van deze universiteit is dat je een hele brede algemene opleiding krijgt. De opleidingen zijn interdisciplinair en je kunt kiezen tussen heel veel verschillende vakken. Maar het probleem is ook, dat het soms moeilijk is om keuzes te maken en dat je opleiding dan ook weer te breed wordt. Daarom heb ik nu één richting gekozen, zodat ik straks een goede combinatie van vakken heb om verder door te stromen naar een master.

Daarnaast hebben we veel mogelijkheden om in het buitenland te studeren en stages te lopen. Zo ga ik binnenkort met drie andere studenten van University College zes weken onderzoek doen naar microfinanciering in Costa Rica. Het is een project dat is opgezet door de universiteit. Ook ga ik volgend studiejaar een aantal maanden in Singapore studeren. Ik vind het echt geweldig dat ik deze mogelijkheden krijg, dat maakt de studie echt afwisselend en boeiend.

Maar de universiteit stelt wel erg hoge eisen. De studies zijn erg zwaar, er gaat heel veel tijd en energie in zitten. In het begin was ik erg geschrokken dat er zo veel van je verwacht wordt. Wij hebben per week 16 uur college. Maar daarnaast moet je nog zo'n zes tot zeven uur per dag studeren wil je alles goed bijhouden. Op dit moment hebben we tentamenperiode, dan zitten er dagen bij dat ik wel tien uur per dag studeer. Ik ben niet de enige, iedereen is hier enorm ambitieus en gedreven om goede cijfers te halen. De concurrentie is echt heel groot. Ik voel me soms zelfs schuldig als ik niet studeer, omdat ik om me heen iedereen zie blokken. De studiezaal is tot middernacht open. Laatst waren er studenten die hebben gevraagd of de studiezaal tot twee uur in de nacht open kon blijven. Dat zegt genoeg, maar ik maak er meestal geen nachtwerk van. Ik ga op tijd slapen en sta vroeg op zodat ik weer genoeg kan doen en fit aan een nieuwe dag kan beginnen.

Gelukkig hebben we op woensdag een vrije dag. Meestal gaan we op dinsdagavond ook iets drinken bij de bar. Even niet aan de studie denken. Die vrije woensdag heb ik echt nodig. Daar staat tegenover dat ik eigenlijk altijd in het weekend studeer, op zaterdag meestal een halve dag en op zondag de hele dag. Op sommige momenten voelt het echt alsof ik geen privé-leven meer heb. Dan draait alles alleen maar om studeren en hoge cijfers halen. Ik kan geen dag missen, geen enkele keer ziek worden of een keertje overslaan, want dan lig ik meteen weer achter op schema en dat is heel moeilijk om in te halen. Dan vraag ik me wel eens af: waar ben ik mee bezig? Ik kan niet aan een stuk door produceren, ik ben nog steeds een mens en ik heb ook ontspanning nodig.

Gelukkig heb ik erg goede docenten en dat werkt zeer motiverend. Daarnaast zitten veel studenten in een studiegroepje om samen te studeren. Je ondersteunt elkaar dan als je het even moeilijk hebt. Op zo'n moment sta ik erbij stil waarvoor ik het allemaal doe. Ik ben heel blij dat ik de kans heb gekregen om hier te studeren, maar ik wil niet in Nederland blijven wonen en werken. Uiteindelijk wil ik terug naar het Carraïbisch gebied, liefst naar mijn eigen land. Ik mis mijn land, de warmte en cultuur wel. Daarom wil ik eerst promoveren en daarna aan de slag gaan voor een overheidsinstelling of een internationale organisatie, zoals een NGO. Ik wil iets bijdragen aan de wereld en door mijn internationale studie kan dat. Ondanks de zware studie ben ik heel blij met mijn keuze, want ik weet dat er met een diploma van het University College een wereld voor mij open gaat.

Streamer:

'Iedereen is hier enorm ambitieus en gedreven om goede cijfers te halen'

Golfen: leuk voor nu, nuttig voor later

Met een hoop kabaal komen de balletjes uit het apparaat. Geneviève Koolhaas (23) vangt ze op in een klein geel mandje. Geneviève is vijfdejaars studente geneeskunde. Daarnaast is zij voorzitter van de Utrechtse studentengolfvereniging FORE!. Samen met een aantal bestuursgenootjes stapt zij vandaag sinds lange tijd de baan weer op; vanwege de winterstop was die de afgelopen maanden gesloten.

Op wat schapenwolkjes na, is de hemel lichtblauw gekleurd. De takken van de bomen wiegen zachtjes in de wind. Perfect weer dus om te golfen. Ivo Spies (23) en Oscar van der Horst (23) vierdejaars commerciële economie en vierdejaars communicatie aan de Hogeschool Utrecht zijn al begonnen met inslaan. Vorig jaar september haalden zij hun golfvaardigheidsbewijs, een soort rijbewijs voor golfen. Om dit bewijs, dat ook wel GVB wordt genoemd, te behalen, moet je heel wat oefenen en zelfs een examen afleggen.

Om een goede indruk te maken bij dit examen, is het verstandig om in elk geval een stuk of tien praktijklessen te volgen. Er wordt tijdens het examen namelijk wel van je verwacht dat je de bal redelijk rechtuit kunt slaan, dat je weet hoe je moet putten en dat je niet de hele baan omploegt. Ook moet je de belangrijkste spel- en gedragsregels kennen; die worden getoetst in het theoriegedeelte van het examen. Bijna alle Nederlandse golfverenigingen geven speciale cursussen hiervoor.

Ook Wesley Stoel (22), vierdejaars student bedrijfseconomie, haalde afgelopen jaar zijn GVB. Hij raakt zijn eerste bal van dit jaar goed: 500 meter later komt hij neer op de oefenplaats, die de driving range wordt genoemd. "Mooie swing", vindt Tim van de Kemenade (25). De vierdejaars rechtenstudent is een wat verder gevorderde golfer; hij haalde zijn GVB al tien jaar geleden. Dat neemt niet weg dat ook hij wel eens mis slaat: zijn eerste bal van het seizoen belandt keihard tegen een boom aan.

De vijf jonge golfers slaan de ballen achter elkaar de lucht in. Zodra de gele mandjes leeg zijn, hebben zij genoeg geoefend en kan het 'opwarmtoernooi' van dit jaar beginnen. De studenten verdelen zich in twee groepjes en gaan de baan op.

Golfen voor je plezier

De golfsport is al jaren enorm in opkomst. Bij de Nederlandse Golf Federatie stonden in 1993 nog zo'n 70.000 golfers geregistreerd, begin dit jaar werden er al 264.618 geteld. En de verwachting is dat dit aantal blijft groeien. Ook onder studenten wordt de golfsport steeds populairder. De Utrechtste studentengolfvereniging FORE! werd eind 2002 opgezet door drie studenten en had binnen vier maanden al bijna zestig leden. En de studenten blijven toestromen. "Onze vereniging groeit ontzettend snel", vertelt Geneviève. "We hebben nu ongeveer 300 leden."

Maar wat maakt golfen nu zo interessant voor al die studenten? Want laten we eerlijk zijn: erg snel en flitsend is de sport niet te noemen. Duur is het wel, ook al heeft USG FORE! de sport een stuk toegankelijker gemaakt door de lessen tegen een gereduceerd tarief aan te bieden. "Het is gewoon leuk om te doen", zegt Geneviève. "En je kunt lekker van de natuur genieten, je bent immers de hele tijd buiten." Dat klinkt vrij standaard. Oscar komt met een toelichting: "Het spel bevat heel veel elementen. Zo is het er lange-afstandswerk, waarbij je de bal soms wel 500 meter verder weg moet slaan. En als je bal eenmaal vlak bij de hole ligt, is het meer een kwestie van precisie en concentratie."

Als ander pluspunt van de sport noemt de communicatiestudent het handicapsysteem. Dit systeem zorgt als het ware voor een verrekening bij het tellen van het aantal slagen. Hierdoor kunnen mensen die minder goed kunnen golfen, en dus meer slagen nodig hebben om de bal te putten, het spel toch nog winnen van een gevorderde golfer. Hij schetst een situatie waarin dit goed van pas kan komen: "Als je het spel nou bijvoorbeeld speelt met je vader die een stuk beter kan golfen dan jij en met je oma die een stuk slechter is, dan maakt dat voor het spel niets uit en hebben jullie alledrie evenveel kans om te winnen."

De studenten hebben er inmiddels achttien holes opzitten en gaan aan het bier en de bitterballen. Ze hebben zo'n drie uur over de baan gelopen en dat is toch inspannend. Oscar rekent uit wie er heeft gewonnen en ondertussen wordt er nog een beetje nagepraat. De studenten hebben een relaxte middag gehad en hebben met plezier gespeeld. Dat waren ook hun voornaamste redenen om de golfsport te gaan beoefenen. Maar die sport heeft toevallig ook nog een prettige bijkomstigheid: hij leent zich heel goed om waardevolle contacten te leggen en te onderhouden.

Golfen 'fore business'

"De golfsport leent zich uitstekend om zaken te doen," zegt Theo Daselaar, docent Engels aan de Utrechtse HBO-opleiding 'International Business and Languages' (IBL). De leraar probeert zijn studenten om deze reden al jarenlang warm te maken voor de sport en startte hiertoe de lesmodule 'Golf fore business' op. De module loopt heel goed: veel studenten zijn nieuwsgierig naar de sport. Dat die sport tevens een goede netwerkfunctie heeft, daar komen zij volgens Daselaar al snel achter als ze de visitekaartjes over en weer zien gaan op de baan.

Zo zijn er zelfs kantoren die via de golfsport met potentiële werknemers in aanraking proberen te komen. CMS Derks Star Busmann advocaten, notarissen en belastingadviseurs is bijvoorbeeld regelmatig betrokken bij allerlei activiteiten van USG FORE!. Vorig jaar waren er nog werknemers aanwezig bij een USG-borrel om contact te leggen met studenten. Naast golfballen (uiteraard met bedrijfslogo) deelden ze toen ook hun visitekaartjes uit. "Bij USG FORE! golfen veel rechtenstudenten," weet Bob van Zijl. Inmiddels is hij werkzaam als kandidaat-notaris bij CMS Derks, maar toen hij zelf nog rechten studeerde, was hij ook lid van de studentengolfclub. "Het is belangrijk dat wij af en toe ons gezicht laten zien bij studentenactiviteiten. Op die manier doen wij naamsbekendheid op en omdat studenten ons een beetje leren kennen, kunnen ze ons makkelijker benaderen."

Ook de vijf bestuursleden van de studentengolfclub hebben inmiddels ervaren dat golfen naast plezierig ook nuttig kan zijn. Zo vertelt Wesley dat hij op 1 juli mee gaat doen aan een golfclinic die wordt georganiseerd door accountantskantoor Deloitte & Touche. "Op die manier kan ik meteen het kantoor beter leren kennen", zegt de aankomende bedrijfseconoom. "En misschien kan ik er zelfs wel een goede stageplaats regelen." Toch benadrukken de studenten dat dit soort dingen vooral prettige bijkomstigheden zijn. Zij zijn met gewoon met golfen begonnen omdat het ze leuk leek. "Golfclinics zijn later vast dé ideale bedrijfsuitjes", denkt Oscar. "Maar nu wil ik het vooral doen omdat ik er plezier aan beleef."

Ook Bob van Zijl denkt dat die netwerkfunctie van het golfen pas op een later moment belangrijk wordt. "Nu gebruik ik de sport wel eens om contacten met bepaalde cliënten te verbeteren", vertelt hij. "Maar als student deed ik het vooral voor de gezelligheid en de borrel achteraf." Toch is het volgens hem goed om in je studententijd alvast een beetje te oefenen met golfen, zegt hij met een knipoog. "Het is wel handig als je in elk geval een beetje een balletje kunt slaan. Want als je straks de hele tijd in het bos naar je golfbal loopt te zoeken, lukt het niet echt met dat netwerken."

KADER

Do's en don'ts

-Luidruchtig gedrag, zoals juichen na een goede slag, rondlopen met rinkelende sleutels in uw zakken en mobiel bellen, wordt als zeer hinderlijk ervaren

-Je verleent je medespelers een dienst door de baan zo vlot mogelijk te doorlopen. Wacht dus niet te lang met slaan, maak niet teveel oefenslagen en zoek niet eindeloos naar een verloren bal.

-Het is zeer belangrijk dat je zorgvuldig met de baan omgaat. Leg daarom plaggen netjes terug, hark het zand in de bunker goed en haal de bal met de hand uit de hole om beschadiging te voorkomen. Zorg dat je altijd de verplichte pitch fork bij je hebt, om de putjes die door een harde bal in het gras ontstaan te herstellen.

-Als jouw bal in de richting van anderen gaat, roep dan de waarschuwingkreet FORE!. Is de waarschuwingskreet voor jou bedoeld, bescherm dan je hoofd met handen en armen en ga met je rug naar de richting van waaruit geroepen wordt staan.

-Kledingvoorschrift: op de golfbaan draag je gepaste, sportieve kleding. Een ontbloot bovenlijf, laag uitgesneden hemdjes en hotpants zijn not done.

Abdullahi Ahmed An-Na'im

Een held ben ik niet. Ik wil niet sterven voor mijn overtuigingen. Daarom vecht ik voor mensenrechten. Die strijd is persoonlijk en zelfzuchtig. Ik wil voor mezelf en mijn kinderen de ruimte om vrijuit te kunnen spreken. Dat kan alleen als iedereen die vrijheid geniet, als alle mensen kunnen zijn wie ze willen zijn.

Ik ben geboren in 1946 in een dorp aan de Nijl, tweehonderd kilometer ten noorden van hoofdstad Khartoum. In de jaren vijftig en zestig was er hoop in Soedan. Na de onafhankelijkheid maakte de overheid serieus werk van onderwijs en sociale verbetering. In dat liberale klimaat groeide ik op. Midden jaren zeventig veranderde dat toen de islamisten het voor het zeggen kregen. Zij wilden invoering van de sharia, de islamitische wetgeving.

Omdat we daartegen streden, werden mijn mede-activisten en ik in 1983 gearresteerd. Achteraf gezien waren die achttien maanden gevangenschap de interessantste periode van mijn leven. In die tijd begonnen de amputaties. Het plein waar ze handen afhakten was vlakbij onze cellen en we hoorden die arme mensen schreeuwen. Het was de slechtst denkbare plek voor een tegenstander van de sharia. Maar principes worden niet op de proef gesteld in makkelijke tijden. Alleen in tegenspoed kom je erachter wat ze waard zijn.

Dat kritiek op de uitleg van de islam mogelijk was zonder meteen een afvallige te zijn, leerde ik van Mahmoud Mohamed Taha. De kennismaking met mijn leermeester in 1976 was toeval. Ik was tweedejaars rechten, had zomervakantie en verveelde me. Op de billboards van de bioscopen in de stad zocht ik naar een leuke film, maar vond niets. Toen kwam ik een oud-klasgenoot tegen die vroeg of ik meeging naar een lezing van de theoloog Taha. Het bleek een keerpunt in mijn leven.

Taha stelt dat je religieuze teksten moet zien in hun historische context. Een deel van de Koran gaat over de Arabische maatschappij in de zevende eeuw. De wetten van toen kun je niet toepassen op de samenleving van nu. Het andere deel van de Koran is universeler, spreekt over rechtvaardigheid voor iedereen. Principes als gelijkheid tussen mannen en vrouwen, eerlijke verdeling van bezit. Daarop baseerde hij zijn liberale filosofie.

Zijn rede was voor mij een openbaring. Opgegroeid als moslim durfde ik niet over de sharia te praten, maar ik voelde wel dat er iets scheef zat. Deze man sprak openlijk en kritisch over de islam. Dat gaf me zelfvertrouwen: het is niet heidens om vragen te stellen. Ik vertrok van de lezing vastbesloten om alles over Taha te lezen dat ik kon vinden. Een jaar later was ik lid van zijn beweging en samen met hem belandde ik in 1983 de cel.

Taha werd een paar maanden nadat we waren vrijgekomen weer gearresteerd. In een proces dat nog geen twee uur duurde, veroordeelde de rechtbank hem ter dood. Ik was erbij. Het voorlezen van de veroordeling duurde langer dan de hele rechtszaak. De angst en woede die dat bij mij opriep schragen tot op de dag van vandaag mijn mensenrechtenstrijd. Ik ontvluchtte Soedan om uiteindelijk hoogleraar recht te worden aan de Emory Universiteit in Atlanta.

Inmiddels ben ik Amerikaans staatsburger en blij in de VS te wonen en niet in Europa. Met het buitenlandbeleid van Bush ben ik het oneens, maar de Amerikaanse samenleving is meer echt pluralistisch dan de Europese. West-Europeanen voelen zich intens bedreigd door immigratie, terwijl de VS in essentie een immigratiemaatschappij is. Mijn vrouw, die een hoofddoek draagt, mijn kinderen en ik zelf zijn zelfs na elf september in ons nieuwe thuisland nooit lastiggevallen.

Ik maak mij zorgen over het debat over immigratie en moslims in Europa. Het discours is simplistisch, mensen spreken over 'de islam' alsof er zoiets eenduidigs bestaat. Slechts tien procent van de moslims woont in Arabische landen. Toch zien velen deze regio als representatief voor mijn geloof. Dat is een veronachtzaming van de complexe werkelijkheid. In Afrika ten zuiden van de Sahara wonen meer moslims dan in de Arabische wereld, in India alleen ook al. Het Midden-Oosten kenschetsen als 'de islam' is een karikatuur. Wie de realiteit daartoe reduceert is net zo fundamentalistisch als de

fundamentalistische moslims die beweren 'islam betekent dit en niets anders.'

Mijn moeder was analfabeet, maar een zeer verstandige vrouw. Haar vijf zoons Žn drie dochters gingen naar de universiteit. Als je examens had en tot diep in de nacht zat te studeren, bleef zij op en bracht je kopjes thee. Mijn vader was als militair veel van huis, mijn moeder hield de familie bijeen en had financieel de touwtjes in handen. Het Afrikaanse continent kent ontelbare sterke vrouwen als zij. Als je enkel over zo'n samenleving spreekt als patriarchaal, doet deze stereotypering vrouwen geen recht. Sterker, het maakt ze tot slachtoffer.

Begrijp me niet verkeerd, ik sta aan de kant van vrouwen. Onder het mom van de islam wordt hun veel onrecht aangedaan. Steun vrouwenorganisaties in moslimlanden in hun strijd, maar degradeer ze niet tot slachtoffer voor wie westerlingen bepalen wat goed is.

De Wiarda leerstoel gebruik ik als platform voor een boodschap die nodig is in Nederland. Nederlanders moeten niet denken dat ze, omdat ze Nederlander zijn, immuun zijn voor racisme. Tolerantie en de bescherming van minderheden zijn niet aangeboren, daarvoor moet je werken. In een maatschappij waar dit vanzelfsprekend lijkt, dreigt zelfgenoegzaamheid. In Soedan in de jaren zestig dachten we ook dat het niet op kon. Totdat de terugslag kwam.

Mensenrechten zijn geen Europese waarden, ze zijn universeel. Geen enkele wereldburger zal het recht weigeren niet gemarteld te worden. Mensenrechten zijn een minimum waarop iedereen aanspraak moet kunnen maken, of je in Nederland woont, vastzit op Guantanamo Bay of vluchteling bent in Darfur.

Als Soedanees voel ik mij verbonden met Darfur. Iedere zomer ging ik er op bezoek bij ooms, schoolvrienden komen er vandaan. De ellende daar treft mij diep, ik volg de ontwikkelingen. Maar als wereldburger raken gruwelijkheden die mensen elders overkomen mij net zo, al ben ik er nooit geweest. Dat schept solidariteit.

Islam en mensenrechten sluiten elkaar niet uit. Ik kan als moslim tot dezelfde waarden komen als een ander vanuit een humanistische wereldvisie, of een christelijke. Die verscheidenheid moeten we accepteren en respecteren. Zo kom je tot een wereld waar je de vrijheid geniet van mening te verschillen, Daarom ben ik activist. Ik wil niet enkel de wetenschap beoefenen maar haar ook toepassen op de wereld om mij heen.

'Alleen in tegenspoed kom je erachter wat principes waard zijn'

De UU, de grootste familie van Nederland

Michiel Hendrikx,

Het is voor een jongere broer lekker veilig om het zelfde pad te kiezen als zijn oudere broer, vindt ook Menno van de Lustgraaf (20). Hij is zijn drie jaar oudere broer Frank achterna gekomen naar Utrecht. Na een uitstapje bij economie koos Menno voor dezelfde studie als Frank: sociale geografie en planologie. Ook zijn eerste kamer in Utrecht is dezelfde als de eerste kamer van zijn broer: Frank verhuist op het moment dat Menno in Utrecht begint. Het is ook de Domstad geweest waar hun ouders elkaar hebben leren kennen bij hun studie biologie, en volgens Frank heeft dit bij zijn keuze wel meegespeeld.

Menno lijkt zijn broer niet op elk gebied blindelings te volgen. Hij is in zijn eerste jaar lid geworden van Unitas waar Frank drie jaar eerder voor rivaal Veritas koos, de vereniging waar ook hun moeder lid is geweest. Toch is ook dit geen stap in het diepe geweest voor Menno. "Ik wist door Frank al wat van studentenverenigingen. Frank raadde me af om bij Veritas te gaan, hij had het daar na twee jaar wel gezien." Zo blijkt dus dat het enige verschil tussen de studentenlevens van de broers op voorspraak van de oudste is ontstaan. Frank kan het ook niet laten om dat te benadrukken. "Ik ben zijn grote voorbeeld, hij volgt mij in alles".

Frank ziet veel overeenkomsten in het leven van Menno in vergelijking met zijn eerste jaren. "We zijn allebei actief naast het studeren. Ik was alleen wat actiever bij de studievereniging, hij bij de studentenvereniging. Ik ben wel eens jaloers als ik zijn vrijheid-blijheid-mentaliteit zie, maar ik gun het hem wel", aldus Frank die serieus met zijn master Economische Geografie bezig is. Menno verwacht ook dezelfde master als zijn broer te gaan doen. "Het is toch wel praktisch om een oudere broer in de stad te hebben. Hij heeft me aan mijn eerste kamer geholpen en nu kan ik ook zijn studieboeken lenen."

Voor Willemijn Kevenaar (19) was het feit dat haar broer al in Utrecht studeerde juist een reden om naar een andere stad te gaan. Toch kwam ze hierop terug en vooral omdat in Utrecht de studie werd gegeven waar ze helemaal voor wil gaan: taal- en cultuurstudies. Haar broer Andries (21) studeerde al twee jaar Farmacie aan de UU. "Onze vader heeft hier zijn opleiding tot fysiotherapeut gevolgd. Misschien ben ik onbewust be•nvloed door leuke verhalen van zijn kant, maar ik vind Utrecht gewoon een hele leuke stad", legt Andries zijn keus uit. Andries koos er voor om lid te worden van USC en Willemijn voor de vrouwelijke tegenhanger, UVSV. Dit lijkt op het eerste gezicht een klein wereldje. Op de vraag of ze daardoor ook veel gemeenschappelijke vrienden hebben, wordt ontkennend gereageerd. "We hebben allebei altijd een heel andere groep gehad. Haar vriendinnengroep was vroeger in Zundert al echt zo'n tutjesclub", stelt Andries. En zoals bij een echt broer-zus relatie kan hij de gekaatste bal terug verwachten: "Hij had toen ook al een vriendengroep met alleen maar blaatapen!" Er lijkt dus weinig veranderd tussen broer en zus. Zelf zien zij toch dat de band een stuk hechter is geworden sinds september. "De eerste twee jaar dat hij studeerde en ik nog niet, was er toch een kloof ontstaan. Die is nu weer helemaal weg." Andries vult zijn zusje aan: "Je begrijpt elkaar veel beter en ze is ook wat ouder geworden." Over twee jaar wordt de Utrechtse tak van de familie Kevenaar uitgebreid naar drie leden. Het oudste zusje van de nog thuiswonenden telgen wil dan waarschijnlijk geneeskunde gaan studeren in Utrecht. "Ze hoort nu al van twee kanten mooie verhalen over deze stad en bovendien is ze niet zo avontuurlijk", aldus grote broer Andries die dan op twee zusjes moet passen.

De eerste stap in de studentenwereld hoeft geen eenzame te zijn. De twintigjarige tweeling Pleunie en Loes van den Boorne bleef dicht bij elkaar toen het duo drie jaar geleden zijn start in Utrecht maakte. De zussen hadden het plan om samen geneeskunde te gaan studeren en lid te worden bij Veritas. Het tweede is gelukt, het eerste niet. Loes had met de geneeskundeloting meer geluk dan Pleunie. Inmiddels is Pleunie nu derdejaars Biomedische wetenschappen. Samen volgen zij het pad wat al begaanbaar was gemaakt door hun oudere zus. Zij studeerde ook hier geneeskunde en koos ook voor een lidmaatschap bij Veritas. Haar studententijd heeft de keuze van de tweeling voor Utrecht positief be•nvloed. Dat de tweeling in dezelfde plaats zou gaan studeren was geen vraag: Pleunie en Loes kunnen geen dag zonder elkaar. Naast het feit dat ze minimaal zes keer per dag met elkaar bellen, lopen ze op dezelfde faculteit rond en hebben ze dezelfde vriendengroep. Aan hun ouders vertellen ze het liefst wat de ander in Utrecht heeft uitgespookt. "Het is zelfs zo dat mijn moeder me belt om te vragen hoe het met Loes gaat. Of ze controleert de verhalen die ze van Loes heeft gehoord over mij", zegt Pleunie met een licht verontwaardigde blik in haar ogen. Zelf weet ze natuurlijk ook goed dat het andersom precies zo is. Wat ze aan elkaar hebben nu ze allebei in Utrecht studeren? "Je bent elkaars spiegel." Wanneer de ŽŽn een zin begint wordt hij negen van de tien keer door de ander afgemaakt, zo ook nu door Loes: "En je mist geen ŽŽn televisieprogramma, we bellen elkaar alles door. Ook heb ik Pleunie aan een kamer geholpen." Samenwonen is nooit een plan geweest voor de zussen. "Dan isoleer je je Žcht sociaal. Je moet nog wel iets apart van elkaar doen", zegt Loes.

Ook al is Govert van Beek (21) twee jaar ouder dan zijn zusje Lizelot, hij heeft geen pad voor haar begaanbaar gemaakt. Het is Lizelot geweest die als eerste het ouderlijk huis in Utrecht verliet. Ook is zij een jaar eerder dan haar broer gaan roeien bij Orca. De keuze voor Utrecht was een makkelijke voor broer en zus. Hun ouders - die elkaar hebben leren kennen tijdens hun studietijd in Utrecht - wonen er.

Govert is nu derdejaars sociale geografie en planologie, Lizelot is vorig jaar begonnen met geneeskunde. De band tussen hen is niet veel veranderd nu ze allebei studeren. "We gaan allebei altijd op zaterdag bij onze ouders eten, daar zien we elkaar dan. Als we elkaar bellen gaat het meestal over praktische zaken." Govert vult zijn zus aan: "Zij moet soms onze stuur zijn in de vier waar ik in roei. Je weet doordat je allebei bij Orca zit wel meer van elkaar. We schromen ons er dan ook niet voor om elkaar daarmee te pakken bij onze ouders. Een dronkemansverhaal over mijn zusje doet het toch leuk."

De band is niet veel hechter geworden tussen de twee. Dit blijkt ook uit het feit dat veel mensen op Orca niet eens weten dat ze broer en zus zijn, terwijl ze er vooral vorig jaar minimaal twee keer per week rondliepen. Hoewel Lizelot in het studentenleven alles zelf ontdekt, vindt ze toch dat ze het pad van haar broer is gevolgd. "Hij heeft wel de weg vrijgemaakt met uitgaan. Ik mocht ergens naartoe omdat mijn ouders van Govert wisten dat het veilige plekken waren. Als er daar iets zou gebeuren, was Govert er ook."

"De kans is klein dat de familie van Beek snel wordt uitgebreid. Hun oudste broertje is zeventien en zou graag aan de UU gaan studeren, maar het wordt voor hem waarschijnlijk een technische studie die niet in het brede scala aan UU-studies zit.

Droge keeltjes voor het lustrumconcert

Decafonie: 400 studenten van 10 gezelschappen maken tegelijk muziek

De deur van het muzieklokaal is wagenwijd opengeslagen. Iedere donderdagavond repeteert het Utrechts Studenten Koor en Orkest (USKO) in Parnassos. De ruimte staat vol stoelen waarop studenten met rode hoofden ingespannen staan te zingen. Tot ver in de gang is het Utrecht te Deum van HŠndel te horen.

In diezelfde gang verzamelen drie studenten zich om een tafel. Zij bereiden de pauze voor en zorgen dat er voor iedereen koffie en thee is om de droge keeltjes te smeren. "Vanavond is het extra druk", legt Geeke Hardeman uit. "Normaal repeteren we alleen met het USKO maar vanavond doen ook Dekoor Close Harmony, de Utrechts Studenten Cantorij en Medusa mee."

Geeke (22) is tweedejaars studente Engels, sinds anderhalf jaar is zij sopraan bij het USKO. "Als lid doe ik automatisch mee met het Decafonie 2006. Ik vind het een goede kans om met iedereen samen een concert te geven voor het 74ste lustrum van de universiteit. Het is leuk om vanavond samen met andere gezelschappen te repeteren. Je kan dan alvast een beetje horen hoe het gaat worden."

Voor Anne Sandbrink (21) was het samen repeteren even schrikken. "Ik ben sopraan bij Medusa en bij ons zitten geen mannen in het koor. Ineens hoor je dan vlak naast je een zware mannenstem. Maar het is leuk voor de afwisseling, heel anders."

Gelegenheidsstuk

De tweedejaars biologie studente moest ook even wennen aan dirigent Johan Rooze. "Hij is de vaste dirigent van het USKO maar wij kenden hem nog niet. Elke dirigent heeft zijn eigen stijl, Johan beweegt veel. Tijdens het inzingen moeten ook wij allerlei bewegingen maken. Dat was de eerste keer wel even lachen, want dat waren we niet gewend. Iedereen voelde zich heel hard voor lul staan."

Het lustrumconcert bestaat uit vier composities. Het concert wordt geopend met de Akademische FestouvertŸre op. 80 van Johannes Brahms (door het Utrechtsch Studenten Concert). Daarna volgen Fearful Symmetries van John Adams (door het Utrechts Blazers Ensemble, Zoroaster en Het Huisorkest) en het Utrecht te Deum van Georg Friedrich HŠndel (door Dekoor Close Harmony, het Kunstorkest, Medusa, de Utrechtse Studenten Cantorij en het Utrechts Studenten Koor en Orkest). Het laatste gelegenheidsstuk, Sinfonia Trajectina, zal door ˆlle gezelschappen samen worden uitgevoerd. Deze compositie is in opdracht van de universiteit door Carlos Mich‡ns geschreven. De componist en auteur uit Buenos Aires woont en werkt sinds 1982 in Utrecht en is de winnaar van verschillende internationale compositieprijzen. Door de combinatie van de vier composities zal het lustrumconcert vier eeuwen muziekgeschiedenis beslaan, vanaf het ontstaan van de universiteit tot nu.

Mich‡ns was verrast dat de universiteit hem benaderde voor de compositie, maar vond het een interessante opdracht. "Ik kreeg van de universiteit een aantal richtlijnen mee. De opdracht was om zoveel mogelijk ensembles bij elkaar te krijgen zodat iedereen mee kan doen. Het mocht niet vreselijk moeilijk worden omdat er weinig tijd is om de muziek in te studeren. En het moest verband houden met het lustrum van de universiteit. Het was een uitdaging omdat het in weinig tijd gerealiseerd moest worden. Ik heb het in twee en een halve maand geschreven. Het hielp dat ik ervaring heb met het schrijven voor jubileums en amateurs. Maar het feit dat het niet wordt uitgevoerd door professionals, betekent niet dat het minder goed zou zijn. De studenten hebben alleen minder tijd om het voor te bereiden. Ik verwacht dat ze het geweldig doen. Ik wil me er nu niet te veel mee bemoeien. Ze moeten eerst kennismaken met het stuk, met elkaar en de dirigenten. Later zal ik een keer komen luisteren en misschien suggesties doen. En natuurlijk kom ik in Vredenburg kijken."

Fagot

Anne is erg enthousiast over de gekozen muziek. "Het stuk van HŠndel dat wij uitvoeren gaat erg snel. De compositie die we met z'n allen doen is super anders, heel modern. Het legt de akkoorden rustig neer, heeft harmonische klanken en is niet zo bombastisch. Ik vind het een hele mooie compositie. Tijdens het eerste repetitieweekend was het alleen wel lastig. Er was weinig tijd om het nieuwe stuk in te studeren. We hadden het maar ŽŽn keer gezongen toen we het met het orkest samen moesten repeteren. Bij het inzetten viel het helemaal stil, niemand wist meer hoe het moest. Dat was grappig."

Anne leeft erg naar de uitvoering toe. "Het is nu zwaar want je moet veel repeteren, er zijn veel gezamenlijke repetities en minder repetities met je eigen koor. Maar het is te gek om in het muziekcentrum Vredenburg op te treden. Als klein koor kom je daar anders nooit. Als ik vertel waar ik ga optreden zegt iedereen: Wauw, ga jij in Vredenburg zingen!? Iedereen die ik ken uit Utrecht komt kijken."

Terwijl beneden in Parnassos gerepeteerd wordt, vindt boven de organisatie plaats. In een rommelig kamertje is de werkgroep lustrumconcerten druk bezig met het maken van programmaboekjes, overleggen en vooral orde in de chaos scheppen.

Remko Littooij (26) speelt fagot bij het USKO. Daarnaast zit hij in het bestuur van het KOSMU, de stichting waaronder de tien studentenmuziekgezelschappen vallen. De derdejaars muziekwetenschapper legt het bijzondere karakter van het lustrumconcert uit. "Er is nog nooit een concert gegeven waar alle gezelschappen aan mee deden. Het is moeilijk om iedereen bij elkaar te krijgen om ŽŽn stuk te doen. Daarom is er nu speciaal een opdrachtcompositie door Carlos Mich‡ns geschreven voor alle gezelschappen."

"Het is een leuk en goed stuk geworden. Het spreekt meteen aan. Bij een hedendaagse compositie weet je nooit wat het wordt, het kan al snel tŽ modern zijn. Maar hier zit een heldere structuur in, mooie klanken. De compositie is ook zo geschreven dat het voor alle groepen goed te doen is, niet te moeilijk. Het is makkelijk in te studeren, zodat daar niet veel tijd voor nodig is. Daarom is het niet nodig om steeds met alle gezelschappen samen te repeteren. Iedereen heeft ook nog zijn eigen bezigheden en concerten."

Voldoening

Volgens Remko verloopt de samenwerking goed. "Het is heel inspirerend. Iedereen trekt met elkaar op en daardoor ontstaat er een enthousiaste sfeer. We willen een gezamenlijk doel bereiken en iedereen is bereid daar hard voor te werken. Het is een unieke ervaring.

"Voor een klein koor of orkest is het een leuke kans om in Muziekcentrum Vredenburg te spelen. Vredenburg is ideaal voor moderne muziek. Omdat we met bijna 400 man op het podium moeten, gebruiken we ook delen van de zaal waar normaal het publiek zit. Het publiek zit daardoor dichtbij, dus je hebt direct contact. Het geeft veel voldoening om daar drie avonden te staan en iets te doen voor de universiteit. De lustrumcommissie is erg trots op het concert. Bovendien is het leuk dat je op deze manier veel mensen bereikt die anders niet naar zo'n concert zouden komen."

Decafonie 2006. Op 28, 29 en 30 mei in Muziekcentrum Vredenburg, vanaf 20.00 uur. Kaarten verkrijgbaar bij Vredenburg: 2314544. Zie ook www.vredenburg.nl. Prijs: 12.50 euro of op vertoon van je collegekaart: 7.50 euro.

Twee oersterke vrouwen-roeiers

Achter elkaar in de Acht

Ze zijn even oud, ze doen dezelfde studie en ze zijn allebei opvallend lang: 1.88m en 1.87m om precies te zijn. De overeenkomsten tussen Roline Repelaer van Driel en Reina Sikkema gaan echter nog verder.

Op een bankje in de zon voor het Androclusgebouw vertellen ze dat er ook op roeigebied veel gelijkenissen zijn. Roline: "We zijn allebei in 2004 begonnen in een eerstejaars Acht. Reina bij Orca, ik bij Triton. We maakten dat jaar meteen de stap naar de nieuwelingenstatus. Al heel snel wisten we dat we elkaar in de gaten moesten houden."

Reina: "Vooral omdat we alletwee erg sterk bleken te zijn. Dat merkten we bijvoorbeeld bij het roeien op de ergometer binnen. Daar hoef je niet veel voor te kunnen. Domme kracht is het, niet meer. Op de ergometer zijn we nu echte rivalen. Roline heeft het laatste Nederlands Kampioenschap in december gewonnen. Ze was toen net een seconde sneller dan ik, maar ik pak haar nog wel een keer terug, hoor."

Sinds dit jaar reizen Roline en Reina meerdere malen per week samen naar de Amsterdamse Bosbaan waar de Nederlandse bondsselectie in aanloop naar de grote internationale wedstrijden de trainingen afwerkt. Enkele weken terug plaatsten zij zich tijdens de Randstadregatta voor deelname aan de belangrijke internationale wedstrijden dit voorjaar. De twee studenten kunnen nog steeds grinniken over de blunder van Reina die haar roei-outfit voor die wedstrijd in Amsterdam achterstevoren aangetrokken had. Reina: "Daar kom je pas achter wanneer je het bovenstuk vlak voor de start omhoog doet en de hals van dat pakje ongeveer op je kin zit. Maar het is misschien wel tekenend voor mij. Ik ben ook altijd degene die vergeet haar spullen op tijd te wassen of de faculteit in te lichten wanneer ik twee weken naar een trainingskamp in Sevilla ga."

Olympische Spelen

Roline: "De Spelen in Beijing zijn natuurlijk het grote doel. In het roeien blijft Olympische deelname toch het allerhoogste."

Reina: "We proberen allebei zo snel mogelijk in de Nederlandse vrouwen Acht te komen. Naar alle waarschijnlijkheid zal dat de enige Nederlandse boot zijn die aan de start zal komen bij de zware vrouwen. Voor de overige nummers komen we in Nederland helaas kwaliteit te kort. Ook in Athene ging alleen de Acht van start."

Roline: "We maken deel uit van een groep vrouwen die kans maakt op een van de acht plekken. Daarbij zijn we trouwens niet elkaars directe concurrenten. Reina roeit bakboord en ik stuurboord. Hopelijk zitten we straks achter elkaar in die Acht. De krachtroeisters plaatsen ze meestal in het midden van de boot, dus wie weet. Maar het wordt natuurlijk vechten. Wanneer er Olympische Spelen aankomen, zijn er ook altijd vrouwen die weer opnieuw beginnen, nadat ze eerder gestopt zijn."

Reina, lachend: "Ja, denk je van ze af te zijn ..."

Diergeneeskunde

Roline: "Vanaf mijn vijftiende wilde ik niets anders. Als middelbare scholier liep ik al meerdere keren dagjes mee met dierenartsen. Ik ben ook eens een aantal weken bij een dierenarts in Engeland geweest. Helemaal op zijn James Herriots, ja. Maar tijdens mijn studie heb ik toch besloten me op gezelschapdieren te gaan richten. Honden hebben mijn voorliefde."

Reina: "Ik kom van een boerderij in Harkema, in Friesland. Dus de liefde voor dieren zat er al vroeg in. Diergeneeskunde was ook een studie die me als kind erg trok. Zo rond mijn vijftiende heb ik nog even getwijfeld of ik toch niet liever helicopterpiloot wilde worden. Daar heb ik toen heel serieus over nagedacht, folders aangevraagd enzo. Uiteindelijk heb ik me toch maar bij de koeien gehouden."

Topsport en studeren

Reina: "Roeien kost tijd. We trainen zo'n tien keer in de week. Per training ben je snel drie uur kwijt. En als we naar Amsterdam moeten, kun je daar nog twee uur reistijd bij optellen."

Roline: "Dat is waar. Maar eerlijk gezegd valt de combi studie en sport best te doen. Mensen denken dat een zware studie als diergeneeskunde niet samengaat met iets anders, maar als je een beetje goed plant, lukt het wel. We hebben wel meer college dan andere opleidingen, maar echt niet van 9 tot 5. Dat ik nu niet helemaal nominaal studeer, heeft misschien wel niets met het roeien te maken. En Reina is gewoon een genius. Die gaat het zo gemakkelijk af."

Reina: "Ik heb in ieder geval nooit gebruik hoeven te maken van uitzonderingsregelingen. Alleen groepsopdrachten zijn vervelend, dan willen ze net afspreken op tijden dat jij absoluut niet kunt. En de tentamens in juni worden nu wel echt lastig. Dan zitten we net in intensieve trainingsweken. Misschien dat ik dan ga vragen om uitstel."

Roline: "Dan moet je je tentamens wel mondeling doen."

Reina: "Echt??!!! ... Ach, daar ben ik eigenlijk best goed in."

Orca en Triton

Roline: "De eerstejaars Achten voelen die rivaliteit vaak nog wel een beetje, maar tussen ons spelen die gevoelens helemaal niet. We gaan gewoon gezellig samen met de trein naar Amsterdam."

Reina: "Ik vind dat die tegenstelling soms wel erg wordt overtrokken. Het is toch geen vete of zo. Ik merk er zelf ook weinig van. Ik wil gewoon van iedereen winnen, of ze nu van Triton zijn of van een andere vereniging."

Nederlandse Kampioenschappen

Roline en Reina komen op 3 en 4 juni ook in actie tijdens de Nederlandse Kampioenschappen roeien op de Bosbaan. Dit kampioenschap wordt dit jaar georganiseerd door de Utrechtse Studenten Roeivereniging Triton in samenwerking met de Koninklijke Zeil- en Roeivereniging 'Hollandia'. De Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht zijn sponsor van het evenement. Zie voor meer info: www.nkroeien.nl.

'Pieter Christiaan zag er mooi uit'

"Ik ben vier jaar geleden begonnen aan een onderzoek dat antwoord moet geven op twee vragen. Ten eerste wilde ik weten of signaalwoorden in een tekst invloed hebben op het begrip van die tekst, maar ik was vooral benieuwd of lezers door dat soort woorden meer of juist minder snel van de boodschap overtuigd raken. Dat laatste is natuurlijk van groot belang voor schrijvers van reclameteksten en voorlichtingsmateriaal."

Al kort na het begin van haar onderzoek liet Judith een aantal proefpersonen teksten met en zonder signaalwoorden lezen, waarna zij hen een aantal vragen voorlegde. De resultaten waren uiterst teleurstellend, herinnert zij zich. "Het werd mij al snel duidelijk dat tekstbegrip op die manier niet goed kon worden gemeten. Nu waren er voor dat doel twee nieuwe Amerikaanse methoden ontwikkeld en ik heb toen maar besloten om eerst te onderzoeken of die voor mijn doel wél geschikt waren. Dat zou me fors extra tijd gaan kosten, maar ik had gewoon geen keuze."

De vergelijking van de twee nieuwe met twee bestaande methoden vond plaats bij vierhonderd vwo leerlingen uit de vierde en de zesde klas. Judith lacht bij de herinnering. "Het was voor mij bijna een militaire operatie. Je wilt niet weten hoeveel mobieltjes en MP-3 spelers ik in beslag heb genomen, maar uiteindelijk is het me gelukt om al die leerlingen een aantal verschillende teksten voor te leggen, waarna telkens volgens een van de vier methoden werd getoetst wat zij ervan begrepen hadden."

Opmerkelijk genoeg bleek het toetsen van begrip via open of meerkeuzevragen, de gangbare methode bij Nederlandse eindexamens, het minst betrouwbaar. Met afstand op nummer één eindigde de in Amerika bedachte sorteertaak, waarbij leerlingen na lezing van een tekst een lijst met sleutelwoorden of -begrippen krijgen voorgelegd. Kamalski: "De opdracht luidt dan om groepjes te vormen van woorden of begrippen op basis van verbanden die in de tekst zijn gelegd. Het aardige is dat er verschillende mogelijkheden zijn. Je kunt alle oorzaken in één groep plaatsen en alle gevolgen in een andere groep, maar je kunt ook groepjes maken van telkens één oorzaak en één gevolg. Zolang er maar geen woord in een verkeerde groep terechtkomt."

Na dit resultaat, waarin ook het Cito zich inmiddels geïnteresseerd heeft getoond, vatte Judith vorig jaar haar eigenlijke onderzoek weer op en toetste bij tal van proefpersonen de functie van signaalwoorden. Het resultaat staat volgend jaar in haar proefschrift, maar zij wil al wel een tipje van de sluier oplichten. "Zoals ik verwacht had, hebben signaalwoorden een positief effect op begrip. Maar zij kunnen averechts werken op de overtuigingskracht van een tekst. Een goed voorbeeld daarvan leveren de volgende twee teksten over prins Pieter Christiaan:

1) Hij trouwde in uniform. Hij zag er prachtig uit.

2) Hij trouwde in uniform. Dus zag hij er prachtig uit.

De eerste tekst klinkt bijna iedereen logisch in de oren, maar tegen de tweede tekst voelen veel mensen weerstand, zo blijkt uit diverse experimenten. Om te overtuigen, kun je dus maar beter niet al te royaal zijn met subjectieve signaalwoorden zoals 'dus'."

Amerikaanse methode

Lees deze tekst en zet de volgende vijf begrippen in twee groepen

Door betere scholing en tal van informatiebronnen hebben mensen tegenwoordig meer kennis van verschillende professies, wat wel protoprofessionalisering wordt genoemd. Zo voelt de leek zich veel meer dan vroeger deskundig op medisch gebied, door allerlei medische programma's en rubrieken. Dit heeft geleid tot afgenomen respect voor en meer wantrouwen en agressie jegens artsen. Welnu, er is dankzij de media ook sprake van een politieke protoprofessionalisering van de burgers. Dat heeft niet zozeer geleid tot meer democratie als wel tot meer wantrouwen en ongenoegen.

1. protoprofessionalisering

2. meer democratie

3. leken weten meer van professies

4. respect voor deskundigen neemt af

5. minder respect voor de politiek

Antwoord:

Groep a: 1,3,4,5

Groep b: 2

'Als we de taal eenmaal beheersen, zijn we blijkbaar causale wezens geworden'

De afgesloten ruimte op de zolder van Trans 10 is gehuld in het halfduister. Voor een beeldscherm zit een letterenstudente met op haar hoofd een constructie waaraan twee kleine camera's zijn bevestigd. De camera's registreren exact de plek op het scherm waarop haar blik is gericht. Op het beeldscherm verschijnt een zin. Zodra zij begint te lezen, vertoont een monitor in een aangrenzende ruimte twee stipjes, die met een hortende en stotende beweging langs de woorden glijden.

"Die stipjes", zegt Ted Sanders, "geven precies weer op welke plek haar blik gericht is en hoe haar ogen over de zin glijden. Je ziet dat er geen sprake is van een continue beweging, maar dat de blik van iemand die leest, van woord naar woord en soms van lettergreep naar lettergreep springt." En als de beweging van de stipjes een korte hapering vertoont: "Kijk, bij dat woord is de zin kennelijk zo lastig dat het iets langer duurt voordat zij verder leest. Dat is interessant, want daarvoor doen wij dit soort experimenten. Wij willen er achter komen welke elementen in teksten het begrip ervan belemmeren of juist bevorderen."

Deskundigen en leken

Op zijn werkkamer met uitzicht op een fruitboom vol bloesem geeft de drie jaar geleden aangestelde hoogleraar taalbeheersing tekst en uitleg. "Wij kijken in onze groep naar de manier waarop taal functioneert als communicatiemiddel. Hoe wordt taal gebruikt en wat maakt de ene tekst begrijpelijker dan de andere? Dat doen we enerzijds om er achter te komen welke kenmerken van zinnen een tekst tot een begrijpelijke en dus kwalitatief goede tekst maken. Maar tegelijkertijd bestuderen we via dat taalgebruik het begrijpen zélf. Met andere woorden: taalgebruik leert ons veel over hoe cognitie werkt, bijvoorbeeld hoe wij de wereld interpreteren."

Een centrale plaats in dat onderzoek wordt ingenomen door signaalwoorden, woorden die duidelijk maken hoe verschillende onderdelen van een tekst samenhangen. Sanders: "Neem een lange opsomming. In de meeste taalvaardigheidsboeken staat dat je de lezer moet helpen die te herkennen door in je tekst 'ten eerste', 'ten tweede' en ga zo maar door te gebruiken. Je kunt die signaalwoorden ook achterwege laten, maar de algemene opvatting is dat een tekst daardoor minder begrijpelijk wordt. Dat klinkt plausibel, maar merkwaardig genoeg is naar dit soort zaken eigenlijk weinig onderzoek gedaan. Taaladviezen zijn vrijwel uitsluitend gebaseerd op de intuïtie en ervaring van de auteurs in kwestie. Dat geldt ook voor de veelgebruikte Schrijfwijzer van Renkema.

"Een van onze doelen is om dit soort adviezen wetenschappelijk te onderbouwen. Daartoe doen we onder meer experimenten met het hierboven beschreven eyetracking, waarin proefpersonen eenzelfde tekst zowel met als zonder signaalwoorden te lezen krijgen. Uit experimenten die we al hebben gedaan, blijkt dat signaalwoorden het begrijpen van de samenhang in een tekst tot op zekere hoogte inderdaad vergemakkelijken. Maar als we een tekst voorleggen aan lezers die niets van het onderwerp af weten, en we vergelijken hun leesgedrag met lezers die er wél het een ander van weten, dan gebeurt er iets merkwaardigs. Bij leken zorgen de signaalwoorden voor meer begrip, maar bij specialisten zie je precies het omgekeerde.

"Hoe meer signaalwoorden, des te minder goed blijken ze de tekst te begrijpen. Kennelijk denken ze door al die steuntjes in de rug: o ja, dat weten we al, en vliegen zij er daardoor zo snel doorheen dat ze informatie missen. Voor deskundigen moet je dus een ander soort tekst schrijven dan voor leken. Ik vind dat buitengewoon intrigerende informatie. Signaalwoorden en wat er gebeurt als lezers ze in een tekst tegenkomen, behoren tot mijn favoriete onderzoeksobjecten, want die signalen markeren de tekststructuur, en de kwaliteit van teksten staat of valt met een heldere structuur. Die is in mijn ogen zeker zo belangrijk als een correcte spelling."

Bijsluiters

Het onderzoek naar effectief taalgebruik vormt al sinds jaar en dag een voornaam aandachtsterrein van de Utrechtse taalbeheersers. Niet alleen is het vak populair bij het groeiende aantal studenten dat zich bezig houdt met communicatie, ook auteurs van gebruiksaanwijzingen en bijsluiters weten de groep van Sanders steeds gemakkelijker voor advies te vinden. De laatste tijd komen daar nog ontwerpers van homepages bij, want zegt hij "ook bij nieuwe media heb je te maken met leesgedrag en dus met de vraag hoe je pagina's het beste kunt ontwerpen. Ook daarnaar doen we sinds kort onderzoek met eye-tracking: hoe scannen internetgebruikers pagina's? Wat stuurt hun zoekgedrag? Mijn collega Leo Lentz heeft een derde geldstroomnetwerk opgebouwd van gemeentes, provincies en waterschappen, voor wie we de websites evalueren.

Door die nadruk op praktische kwesties en door de grote studentenaantallen dreigde het meer fundamentele onderzoek naar de relatie tussen taal en denken enigszins tussen wal en schip te raken. Vandaar dat Sanders een gat in de lucht sprong, toen eind vorig jaar bekend werd dat hij bij NWO een Vici-subsidie van 1,25 miljoen euro in de wacht had gesleept. Dat geld gaat hij gebruiken voor een grootschalig onderzoek naar de relatie tussen taalgebruik en denken, waarbij hij zich vooral zal richten op oorzaak-gevolg relaties .

"Algemeen wordt aangenomen dat causaliteit een universeel principe in ons denken is. De zeventiende-eeuwse filosoof Hume zei al 'causal relations are the cement of the universe'. Denk maar aan het volgende voorbeeld. Stel dat ik tegen jou zeg: 'Jan kwam de kamer binnen. Piet rende de kamer uit.' Tien tegen één dat je dan denkt dat Piet de kamer uitrende, omdat Jan binnenkwam. Toch heb ik in mijn woordkeus op geen enkele manier die suggestie gewekt. Kennelijk zit ons denken zo in elkaar dat we altijd zoeken naar een causale relatie tussen gebeurtenissen. Denk maar aan het gegrinnik in een vergadering als iemand net vertrekt op het moment dat een ander binnenkomt. Daar worden altijd flauwe grappen over gemaakt. Dat vraagt om een verklaring. Het is geweldig intrigerend dat wij elke relatie tussen twee gebeurtenissen zonder tegenbericht als een relatie van oorzaak en gevolg interpreteren, vooral omdat causaliteit linguïstisch gezien nogal complex is. Niet voor niets leren kinderen causaliteit pas nadat ze én en, en toen hebben geleerd. Maar als we de taal eenmaal beheersen zijn we blijkbaar causale wezens geworden."

Oorzaak en gevolg

Een voor taalkundigen boeiende bijkomstigheid is dat de meeste talen verschillende signaalwoorden kennen voor oorzaak-gevolg relaties en dat die corresponderen met verschillende soorten causaliteit. In het Nederlands zijn dat onder meer de woorden 'dus' 'daarom' en 'daardoor' (of in omgedraaide zinnen: 'want', 'omdat' en 'doordat').

Een voorbeeld:

-In 'De zon scheen. Daardoor steeg de temperatuur.' rapporteert de spreker een objectief bestaand causaal verband.

-In 'Het was warm. Daarom gingen de kinderen naar het zwembad', rapporteert de spreker de reden die de kinderen hadden voor hun handeling.

-In 'De auto van de buren is weg. Dus zijn ze niet thuis.' is het de spreker zelf die het causale verband legt.

Sanders: "Ninke Stukker heeft in haar proefschrift laten zien dat elk van de drie soorten causaliteit zijn eigen signaalwoord heeft. Die dus-relatie noemen we subjectief en die zul je nooit met daardoor uitdrukken. Die woorden worden in de praktijk ook zelden door elkaar gebruikt. We hebben de afgelopen jaren een groot aantal teksten geanalyseerd, waaruit dat duidelijk bleek. Toch is het ook weer niet zo dat er waterdichte schotten tussen staan. Onze hypothese is nu dat de keuze van sprekers of schrijvers voor een van de drie woorden wordt bepaald door de manier waarop zij de werkelijkheid zien, en misschien ook graag willen zien."

Als voorbeeld noemt de taalonderzoeker de NS-conducteur die hij op een opvallende manier 'daardoor' hoorde gebruiken. "Je kent die mededelingen wel: 'Dames en heren, deze trein heeft op dit moment nog geen machinist. Daardoor is het helaas onmogelijk om te vertrekken.' Hij had ook kunnen zeggen: 'Dus kunnen we nog niet vertrekken', maar door het gebruik van het woord 'daardoor' neemt zo'n conducteur afstand en legt hij de schuld bij een ander. Als hij 'dus' zou zeggen, zou hij begrip tonen en zich medeverantwoordelijk maken voor de vertraging."

Johan Cruijff

Om het gebruik van causale signaalwoorden in kaart te brengen wil Sanders de komende tijd vooral gesproken teksten gaan analyseren, omdat de taal daarin spontaner en met minder planning vooraf wordt gebruikt. "We hebben al ontdekt dat in schrijftaal, waarin de auteur vaak wat meer afstand tot zijn onderwerp houdt, relatief vaak 'daarom' wordt gebruikt, terwijl we in de spreektaal meer 'dus' tegenkomen." Voor een letterlijk en figuurlijk sprekend voorbeeld verwijst PSV-supporter Sanders naar voetbalanalyticus Johan Cruijff. "Hij gebruikt het woord 'dus' bijna om de zin, let maar eens op. Dat doet hij natuurlijk niet bewust, maar in feite gebruikt hij dat woord om zijn beweringen kracht bij te zetten en ze een grotere vanzelfsprekendheid te geven dan ze vaak hebben. Misschien mede dankzij Cruijff wordt 'dus' in gesproken taal steeds meer een signaalwoord dat erop duidt dat de spreker iets gaat zeggen wat zo logisch is dat je het er eigenlijk niet oneens mee kunt zijn

Om meer inzicht te krijgen in de manier waarop causale signaalwoorden in taal functioneren, wil Sanders de Nederlandse praktijk naast de Engelse en de Duitse gaan leggen. "Interessant is bijvoorbeeld dat 'want', 'omdat' en 'doordat' in het Engels alle drie met because kunnen worden vertaald. Je zou zeggen dat dat onze theorie over verschillende soorten causaliteit onderuit haalt, maar het boeiende is dat er in gesproken Engels toch een verschil lijkt te zijn. In de betekenis van 'doordat' wordt een because-zin met een andere intonatie uitgesproken dan in de betekenis van 'want'. Ook al is er in de schrijftaal geen verschil, het onderliggende verschil in causaliteit wordt in de spreektaal dus wel degelijk uitgedrukt.

"Iets anders zie je in Duitsland, waar denn ('want') geleidelijk verdwijnt om plaats te maken voor weil ('omdat'). Maar als er sprake is van subjectieve causaliteit, zegt men niet: Er blieb zu Hause weil er Kopfweh hatte, maar ..., weil er hatte Kopfweh. Ook in het Nederlands steekt dit verschijnsel trouwens de kop op. Je hoort Nederlanders tegenwoordig zeggen: 'hij is niet thuis, omdat het licht is uit' in plaats van want het licht is uit. De woordkeus verandert dus, maar de woordvolgorde blijft subjectieve causaliteit weerspiegelen. Dat is leuk collegemateriaal, vooral voor onze studenten Nederlandse taal en cultuur.

Voorlopig valt er op dit onontgonnen gebied nog voldoende te onderzoeken en dat kan, nu dankzij de Vici-subsidie het relatief dure experimentele onderzoek voor een aantal jaren is veilig gesteld. Heel belangrijk vindt Sanders, want in de studentrijke maar financieel arme Letterenfaculteit staat onderzoek onder druk. "Gelukkig blijft het onderzoek in het Utrechts instituut voor Linguïstiek OTS niettemin op een zeer hoog peil. Dankzij de Vici-gelden geldt dat ook voor het onderzoek naar tekst en cognitie. In feite beweegt ons onderzoek zich op het grensgebied van taalwetenschap en psychologie, en dat is een terrein waarop Utrecht heel sterk is. Ons instituut heeft dan ook hoge verwachtingen van Focus en Massa. Met groepen bij psychologie, geneeskunde, filosofie en letteren vormt het cognitieonderzoek echt een ijzersterk Utrechts speerpunt. Het zou geweldig zijn als dat door het college van bestuur nu ook als zwaartepunt erkend gaat worden."

Dus

Johan Cruijff beantwoordt een vraag van Barend & Van Dorp: Wat wilde hij vijf jaar geleden met Ajax?. Een letterlijk verslag:

"Dat is altijd een beetje moeilijk uit te leggen, omdat dus elk ding eigenlijk in elkaar over loopt, maar als je dus ziet, wat dus, hoeveel geld er uitgegeven is aan aankopen. En die aankopen kloppen niet. En dan zie je dus, jongens, waar gaat de opleiding goed, waar is de scouting wel aanvullend niet aanvullend, hoe functioneert een ledenraad, hoe... en zo ken je wel door blijven gaan. En dan heb ik een paar keer heb ik een aanvaring gehad, maar dat is bekend, al een paar jaar geleden, heb ik dus gezegd, en hebben we gezegd, nou oké, als je die kant op wil moet je het zelf weten, en nu, lijkt de tijd aangebroken te zijn, dat ze dus gezegd hebben oké jongens, zo kan het niet verder, streep er onder, laten we beginnen, om te proberen daar weer een club van te maken."

Signaalwoorden

Welke tekst vinden VMBO-leerlingen begrijpelijker?

• Hitler vond de Duitse mensen veel beter dan de andere mensen. Hij wilde dat Duitsland de baas van de wereld werd. Hij wilde oorlog. Hij had een groot leger opgebouwd.

• Hitler vond de Duitse mensen veel beter dan de andere mensen. Dus vond hij dat Duitsland de baas over de wereld moest worden. Daarom wilde hij oorlog en had hij een groot leger opgebouwd.

Antwoord:

Uit onderzoek van Jentine Land blijkt dat de tweede tekst door VMBO-leerlingen niet alleen beter wordt begrepen, maar ook hoger gewaardeerd. Maar educatieve uitgevers leggen de leerlingen boeken voor met teksten zoals de eerste!