Achtergrond

Eredoctor Dynamic Diana en het ondergrondse leven

Dat veld moeten we in het geval van Diana Harrrison Wall letterlijk nemen, want als één van 's werelds meest vooraanstaande specialisten op het gebied van de bodemdiversiteit doet de ecologe aan de Colorado State University onder meer onderzoek op verschillende plaatsen en onder verschillende omstandigheden naar het voorkomen in de grond van nematoden, kleine aaltjes met een lengte van enkele micrometers.

"Er wordt wereldwijd veel aandacht besteed aan het teruglopen van de bovengrondse biodiversiteit als gevolg van het uitsterven van plant- en diersoorten", zegt De Ruiter, "maar we zouden ons zeker zoveel zorgen moeten maken over wat er in de bodem gebeurt. Daar leven miljoenen soorten, variërend van micro-organismen zoals bacteriën tot aaltjes, mijten en insecten. Al die soorten vormen een gecompliceerd ecosysteem dat de bodem gezond en vruchtbaar houdt, maar ook dat systeem wordt bedreigd door onder meer bodemvervuiling, een overdosis aan bestrijdingsmiddelen en uitputting van de bodem door te intensieve landbouw. Vele mensen realiseren zich dat niet, maar één van de grootste milieuproblemen in Nederland vormen de meer dan honderdduizend stukken ernstig vervuilde grond."

Voor een duurzame landbouw is het in stand houden van de bodemdiversiteit van het grootste belang. Maar daarvoor is kennis van wat zich daar precies afspeelt onmisbaar en op dat gebied is Diana Wall volgens De Ruiter één van de pioniers. "Haar specialisme zijn aaltjes. Ze heeft ze gemeten, gewogen, geteld en onderzocht welke invloed verschillende bodemomstandigheden op hun voorkomen hebben, maar wel altijd als onderdeel van het hele ondergrondse ecosysteem. In de bodem vindt een groot aantal processen plaats die elkaar wederzijds beïnvloeden en elk onderzoek naar een deel van dat ecosysteem levert informatie op waarmee de modellen die die processen beschrijven, kunnen worden verbeterd en verfijnd. Dat is belangrijk want alleen op die manier kan worden voorspeld wat bepaalde beleidsmaatregelen voor gevolgen voor de bodem zullen hebben."

Hoe wezenlijk kennis van de bodem is, illustreert De Ruiter aan de problemen die natuurontwikkelingsprojecten in ons land ondervinden. "Op veel plaatsen stagneert die ontwikkeling, we noemen dat in ons jargon hangplekken, omdat het gaat om voormalige landbouwgebieden met de typische daarbij horende bodemorganismen. In landbouwgrond zitten bijvoorbeeld nauwelijks schimmels, terwijl die in een natuurbodem onmisbaar zijn. Wil je landbouwgronden veranderen in natuurgebieden, dan zul je er heel gericht bepaalde groepen organismen in moeten krijgen, die helpen om de strijd aan te gaan met dominante planten die de ontwikkeling van een soortenrijke vegetatie belemmeren."

Bodemdiversiteit

Met haar onderzoek heeft Diana Wall een belangrijke bijdrage geleverd aan onze kennis van de bodem, maar zeker zo belangrijk is wat De Ruiter betreft, het feit dat de toekomstige eredoctor die kennis op zo'n doeltreffende manier aan de man weet te brengen. "Er wordt wel gezegd dat je om haar te spreken te krijgen beter in Washington kunt zijn dan in Colorado, en dat klopt wel een beetje. Het is zeker mede aan Diana te danken dat het probleem van de afnemende bodemdiversiteit sinds een jaar of vijftien op de politieke agenda staat. Zij heeft zowel in de VS als in Engeland in adviesorganen van de overheid gezeten en was co-voorzitter van een commissie die voor de UNESCO de millenniumdoelstellingen voor duurzame ontwikkeling heeft opgesteld."

Ook in Nederland staat bodemdiversiteit tegenwoordig op de politieke agenda, aldus De Ruiter. "Zo heeft het RIVM onlangs een studie uitgebracht naar het effect van bodemdiversiteit op verschillende vormen van landbouw, en wordt in het landelijk meetnet bodem sinds tien jaar niet meer alleen de fysisch-chemische samenstelling van de bodem in kaart gebracht, maar nu ook het bodemleven."

Het feit dat Diana Wall zowel in het onderzoek als in het beleid haar sporen verdiend heeft, was voor de Utrechtse milieukundigen een belangrijk argument om haar een eredoctoraat toe te kennen. De Ruiter: "In onze groep milieu- en innovatiewetenschappen worden studenten niet alleen opgeleid tot milieuonderzoeker maar leren ze ook om de onderzoeksresultaten in een maatschappelijke context te interpreteren. Mijn collega Peter Driessen, directeur van de master Sustainable Development en volgende week ook erepromotor, is zelf een sociale wetenschapper die niets met bodemecologie van doen heeft, maar hij ziet Diana wel als een uiterst inspirerend voorbeeld voor onze studenten."

Maar daarnaast is zij ook een bijzonder mens, vindt De Ruiter, die haar inmiddels goed kent en die haar een paar jaar geleden al eens een keer in Utrecht heeft rondgeleid. "Ze is een Amerikaan in de goede zin van het woord, ze heeft een onvoorstelbare drive, zoals ook Amerikaanse sporters die wel kunnen hebben, en ze is voortdurend onderweg. Het verhaal gaat zelfs dat ze de eeuwige jeugd heeft, maar dat komt omdat ze nooit jarig is. Ze heeft namelijk een broertje dood aan het vieren van haar verjaardag en dus stapt ze elk jaar de avond voor die dag op het vliegtuig naar Antarctica. Onderweg passeert ze dan de datumgrens en als ze de volgende ochtend aankomt, is haar verjaardag dus voorbij."

De immunoloog, de onderwijskundige en de chemicus

EŽn van de vier eredoctoraten staat dit jaar in het teken van de Utrechtse Nobelprijswinnaar Christiaan Eijkman. Immunoloog Jan Verhoef van het Utrechtse Eijkman-Winkler Centrum rijkt de onderscheiding uit aan zijn collega Sangkot Marzuki, directeur van het Eijkman Instituut in Jakarta. Dat instituut op het gebied van de moleculaire biologie is gevestigd in het laboratorium waar Eijkman meer dan honderd jaar geleden ontdekte hoe onmisbaar vitamines zijn in de strijd tegen beriberi.

Onder leiding van Marzuki is het Eijkman Instituut een van de belangrijkste biomedische onderzoekscentra in Zuid-Oost Azi‘ geworden. Onlangs werd er een centrum voor Emerging Infections geopend voor onderzoek naar vogelpest, aids en resistentie bij virussen en bacteriën. Marzuki bezocht in de jaren vijftig de Nederlandstalige HBS in Jakarta. Zijn banden met Utrecht dateren niet van vandaag of gisteren, want één van zijn twee grootvaders studeerde voor de oorlog diergeneeskunde in Utrecht. Tegenwoordig onderhoudt hij vooral nauwe banden met zijn erepromotor Jan Verhoef. Mede dankzij de bemiddeling van Marzuki kon het Eijkman-Winkler Centrum onlangs gaan samenwerken met het vooraanstaande Genome Institute of Singapore.

De Engelse onderwijskundige Graham Gibbs krijgt een eredoctoraat net nu in Utrecht wordt teruggekeken op de universiteitsbrede invoering van de bama. Dat is niet toevallig, want de directeur van het Institute of the Advancement of Learning van Oxford University is een autoriteit op het gebied van Institutional Strategies for Teaching and Learning, zeg maar de universiteitsbrede aanpak van onderwijs. Eerder stond hij aan het hoofd van de Teaching & Learning Units (vergelijkbaar met het Utrechtse Ivlos) van de Britse Open Universiteit.

Het eredoctoraat is in het geval van Gibbs niet bedoeld om een al bestaand contact te onderstrepen. Volgens erepromotor Rob van der Vaart moet de uitreiking juist het begin van verdere samenwerking markeren. Vorig jaar is de UU lid geworden van een netwerk van researchuniversiteiten, waar onder leiding van Gibbs gepraat wordt over het behoud en de versterking van onderwijskwaliteit in een researchomgeving. Leden zijn onder meer Princeton, Stanford, Leuven en Edinburgh, In die stimulerende omgeving hoopt het Utrechtse college van bestuur het Utrechtse onderwijsconcept met behulp van Gibbs verder te kunnen ontwikkelen.

Chemicus Avelino Corma, directeur van het Instituto Tecnologia Quimica van de Universidad Politécnica in Valencia, is het schoolvoorbeeld van een wetenschapper die fundamenteel werk paart aan toepassingen in de praktijk. Zijn werkterrein is het maken van katalysatoren, moleculen die ervoor zorgen dat chemische reacties plaats vinden, maar die zelf ongeschonden uit die reacties te voorschijn komen. Veel chemische processen worden gestuurd door katalyse en Corma heeft onder meer gewerkt aan poreuze katalysatoren voor het maken van moderne benzines en belangrijke chemicaliën zoals propeenoxide. Met de jaren heeft Corma ongeveer honderd van zijn vindingen laten patenteren. Veel van die patenten hebben geleid tot commerciële toepassingen.

Have a break, voor het goede doel

Liften als protest

Een grote tas volgeplakt met Amnesty International buttons en een Amnestykaars. Dat zijn de belangrijkste dingen die derdejaars geschiedenis Stef Arens (22) meeneemt op een lift-expeditie naar Oost-Europa. Samen met vierdejaars Christie Miedema (21) vertrok hij woensdag 8 maart vanaf het Utrechtse stadion Galgewaard naar het oosten. Doel: al liftend de grens van Wit-Rusland bereiken. Reden: aandacht vragen voor de dictatuur van de Wit-Russische president Alexander Loekasjenko.

De Utrechtse liftpoging is onderdeel van een groter Amnesty-initiatief genaamd 'Can I get a right'. Vanuit Polen, Duitsland en Nederland zullen deze week tientallen studenten naar de grens met Wit-Rusland liften. De Nederlanders liften via Bonn, Hannover naar Berlijn en Warschau om te eindigen in de Poolse stad Bialystok, vlak bij de grens met Wit-Rusland. Op 16 maart - vandaag dus - zullen de de lifters, samen met Wit-Russische studenten, daar een kaars branden. Die dag is de internationale dag van de solidariteit, en op 19 maart zijn in Wit-Rusland presidentsverkiezingen waar Loekasjenko ongetwijfeld weer gaat winnen.

Amnesty wil op deze manier aandacht vragen voor de mensenrechtenschendingen in Wit-Rusland en de oppositie een hart onder de riem steken. "We hopen zo de misstanden in Wit-Rusland onder de aandacht van het Westen te brengen", verklaart Stef. "Bovendien is het een signaal naar Loekasjenko dat er op hem wordt gelet. Met deze actie zetten we zijn dictatuur in de spotlight."

President Loekasjenko van Wit-Rusland is Europa's enige overgebleven alleenheerser. Hij is sinds 1994 aan de macht en organiseert weliswaar verkiezingen, maar die zijn zonder uitzondering doorgestoken kaart. Via een referendum heeft Lukasjenko inmiddels de macht naar zich toegetrokken om na twee termijnen wederom als president aan de slag te kunnen. Aan tegenspraak heeft hij een broertje dood. Vier bekende critici van het regime zijn 'verdwenen', diverse dissidenten zitten in ballingschap in Polen. Studenten die zich uitspreken tegen de regering in Minsk moeten weg van de universiteit. En kritische kranten worden niet officieel verboden, maar wel praktisch monddood gemaakt. Zo moeten ze bijvoorbeeld opeens in een speciaal, onhandig lettertype verschijnen.Stef is pas sinds kort lid van de Utrechtse studentengroep van Amnesty en is "een groot voorstander van mensenrechten". Hij studeert geschiedenis en is toevalligerwijs net bezig met het vak mensenrechten. Nu knijpt hij er twee weken tussenuit om z'n studie in de praktijk te brengen. "Ik heb hard gestudeerd en flink vooruit gewerkt, dus ik kan deze weken wel missen. Maar ik neem m'n boeken mee, ik hoop 's avonds nog wel te kunnen studeren."

Liften is eigenlijk een fenomeen van voor de ov-jaarkaart, het is de manier waarop je ouders tussen thuis en studiestad pendelden. Maar Stef heeft er alle vertrouwen in dat hij de Wit-Russische grens gaat halen. "Ik heb nog nooit gelift, dus het is best spannend. Ik ben benieuwd hoe mensen reageren op de actie. We zullen aan alle chauffeurs uitgebreid uitleggen waarom we deze actie organiseren. Ik heb de Amnestykaars en een digitale camera meegenomen zodat ik een foto kan maken van al onze chauffeurs met de kaars."

Stefs optimisme wordt bewaarheid, schrijft hij donderdag 8 maart op zijn blog. "Na zo'n 45 minuten koude tenen te hebben gekregen in Utrecht, kwam er een dikke BMW naast ons staan. Deze aardige meneer wilde ons wel een eindje op weg naar Amersfoort brengen. Na ons verhaal verteld te hebben voelde de chauffeur zich meteen een wereldverbeteraar!"

De volgende chauffeur is nog enthousiaster. "Uwe, met een zwaar Duits accent, wilde ons wel naar Apeldoorn brengen. Hij werd wild enthousiast door ons verhaal en wilde ons meteen naar Berlijn meenemen. Zo'n aanbod konden we natuurlijk niet weigeren! Uwe had kennelijk nog wat familie in Berlijn die hij spontaan eens wilde opzoeken en wij profiteerden daar mooi van. Deze vrolijke Duitse kletskous bleef de sfeer erin houden met zijn praatjes en trakteerde ons ook op Bockworsten."

Bij nader inzien kunnen Christie en Stef helaas geen gebruik maken van de rechtstreekse lift, omdat ze die dag een afspraak hebben in Hannover. Daar komen ze op tijd aan en het weekend gebruiken ze om naar Berlijn, Poznan en Warschau te reizen. Maandag 13 maart zijn ze in de Poolse hoofdstad. Christie laat dat weten via de mobiele telefoon vanaf een luidruchtig plein midden in de stad. "Ik ben aan het demonstreren. Ik sta hier met een bord in m'n handen dat samen met andere borden het hoofd vormt van ŽŽn van de vier verdwenen Wit Russische critici."

Inmiddels hebben twaalf chauffeurs het Utrechtse duo meegenomen, maar de mooiste ontmoeting was met een Wit Rus in een afgeladen Lada. Kleumend op een Pools tankstation zagen Christie en Stef de Lada alsmaar rondjes rijden, tot hij eindelijk naar hen toekwam. Helaas was het oude autootje afgeladen met rommelige koopwaar en pasten ze er niet bij. Even later kregen ze een andere lift en haalden ze de gammele Lada in. Dit herhaalde zich een uur later, toen de Utrechters na afgezet te zijn een nieuwe lift hadden gekregen. Toen ze na de tweede inhaalactie weer bij een tankstation stonden, kwam de Lada opnieuw voorbij. Het oude mannetje achter het stuur, kwam weer langs en ze raakten opnieuw aan de praat. "Hij was helemaal enthousiast en gaf ons cadeaus. Een onooglijk blocnote met z'n naam erop en twee proefmonsters van schoonmaakdoekjes!"

Wie meer wil weten over de avonturen van de liftende studenten kunnen surfen naar www.canigetaright.org of stefdegrote.blogspot.com

Crossen voor het goede doel

Een ruige autotocht van Amsterdam naar Dakar, grotendeels off-the-road door de woestijn, zou je het liefst afleggen in een stoere jeep. Zo niet de Utrechtse studenten Mark van Heijl en Engelbert Gieskes. Zij crossen de 7000 kilometer in een gezinswagen bij uitstek, een Renault Espace. De auto is natuurlijk gepimpt, zoals dat heet, maar het blijft een Renault Espace. Sterker nog, de auto is tweedehands, heeft niet meer dan 500 euro gekost en is voor maximaal 150 euro opgeknapt.

Geneeskundestudent Mark van Heijl (24) en economiestudent Engelbert Gieskes (22) doen mee aan de Amsterdam - Dakar Challenge. Dit is niet zomaar een rally, maar een race voor het goede doel die dit jaar voor de tweede keer georganiseerd wordt. De veertig deelnemende teams zamelen geld in voor goede doelen, de teller is momenteel de 300.000 euro voorbij. Als extraatje laten alle teams hun auto achter in Gambia, ze worden ter beschikking gesteld aan lokale hulporganisaties. De tocht gaat nog iets verder dan Dakar, namelijk naar Banjul, de hoofstad van Gambia.

Van Mark en Engelbert crossen voor de SOS Kinderdorpen, een organisatie die zich inzet voor weeskinderen. In 132 landen heeft de club 450 kinderdorpen waar zo'n 58.000 weeskinderen opgevoed worden tot ze op eigen benen kunnen staan. In Senegal, bij Dakar, is al sinds 1977 een dorp voor 150 kinderen.

De twee studenten hebben hun Renault Espace uit 1989 enigszins op de tocht voorbereid, schrijven ze op hun weblog. "We hebben ver-stralers aan de voorbumper bevestigd, dat is nuttig vanwege het gebrek aan straatverlichting in de Sahara. De hele auto is volgeplakt met rallybestickering. Leuk voor de sponsors en natuurlijk mooi voor de looks. Verder hebben we mistlampen op het dak die niet zijn aangesloten, maar er wel mooi uitzien. Hetzelfde geldt voor de spoiler: totaal zinloos, maar wel het paradepaardje van ons barrel."

De trip start op 25 februari in Amsterdam. Een konvooi van twintig auto's vertrekt naar het zuiden. Mark en Engelbert halen bijna de start niet eens. "Op weg naar de start hadden we per ongeluk wat reserve-onderdelen onder de motorkap laten liggen. Voor de start hebben we onze eerste noodstop al moeten maken omdat de auto bijna vlam vatte! Daarna vloog op de snelweg de halve spoiler eraf."

De reis door Belgi‘, Frankrijk en Spanje verloopt zonder problemen, het avontuur begint pas na de oversteek van de Middellandse Zee. Het konvooi trekt door het Marokkaanse Atlasgebergte naar de miljoenenstad Fes. Op 2 maart vertoont de auto zijn eerste gebreken. "Grote problemen, de stroomverdeelkap is waarschijnlijk kapot en het is de vraag of we op tijd een andere kunnen krijgen. We zijn twintig kilometer door volledig onbegaanbaar terrein gesleept voor we bij een garage waren. De monteur was op weg naar de moskee, maar wist nog even binnen anderhalve minuut de auto te maken!"

Rond het weekend van 11 en 12 maart zitten de scheurneuzen incommunicado in de woestijn tussen Mauretani‘ en Senegal. Het is de grote test voor de Renault Espace. "Hij ging erdoorheen als een mes door de boter", vertelt Mark maandagavond enthousiast via de mobiele telefoon vanuit Senegal. "We hebben natuurlijk wel vierwielaandrijving en een stalen plaat onder auto, maar onze Espace hield het geweldig. De woestijn was een slagveld. Van ons konvooi van vijf auto's zijn twee overleden, die zijn het hele eind gesleept door twee jeeps die mee waren. Er is geen weg natuurlijk, alleen mul zand. Een kwestie van vol gas geven en hopen dat je erdoor komt."

Afgelopen maandag hebben de rallyrijders net hun goede doel bezocht, het SOS Kinderdorp in Dakar. Ze hebben daar ballen van hun sponsor Nike uitgedeeld. "Het was een gekkenhuis, we hebben basketballen, volleyballen en voetballen uitgedeeld. Daar waren de kinderen enorm blij mee, want als je zag wat voor ballen ze nu hadden...!"

Marokko en Senegal zijn arme maar vrolijke en kleurijke landen, vinden Mark en Engelbert. Alleen Mauretani‘ was anders, zegt Mark. "Dat is echt een grote stoffige bende, er rijden auto's rond die je hier niet eens op de sloop ziet. In de hoofdstad is geen hoogbouw op het Mercur-hotel na. De mensen zijn er neerslachtig, en daar wordt je in meegesleurd als je niet oppast."

De laatste etappe is een tocht van 350 kilometer naar Gambia. "Daar laten we de auto achter en stappen we in het vliegtuig", zegt mark. "In zes of zeven uur leggen we dan de afstand af waar we met de auto drie weken over hebben gedaan. Dan is het hel‡‡s afgelopen."

Meer weten? Kijk op www.amsterdamdakar.com of http://www.abnc.nl/adamdakar/

And the Oscar goes to

De ambities van een studentfilmer

We gaan zo de première van zijn korte speelfilm Dood Spoor bekijken. Sidney schetst de eerste draaidag: "25 november 2005, de grote najaarsstorm en de langste file ooit: 820 kilometer. Ondertussen stond daar een crew veertien uur in de kou te werken." Voor we gaan kijken klinkt zijn enorme 'bedankt'-lijst. Subsidiegevers als Universiteits- en Alumnifonds en een lange rij vakmensen en vrienden komen voorbij. Het tekent zijn werkwijze. "Deze film zat op het randje van haalbaarheid", zegt Sidney. "Zeg nou zelf, ik ben 21 en heb hier geen opleiding voor gehad. Ik heb van ontzettend veel mensen hulp gekregen."

Dat kun je wel zeggen. De hele crew werkte op vrijwillige basis mee aan Sidney's film. Vrienden en bekenden, maar ook Pim van Hoeve (Costa, Liever verliefd) met het script, Katarina TŸrler (Gouden Kalfwinnaar Nijnok) met de montage en Marcel Brugman (Spangen, Baantjer) als cameraman. Sidney stuurde zijn script naar castingbureau Harry Klooster dat professionele acteurs voor hem regelde: Nelly Frijda (Flodder) en Jop Joris (Onderweg naar morgen).

Nelly en Jop waren gewoon de besten voor de rol", zegt castingdirector Susanne Groen. "Ik had natuurlijk kunnen denken: 'het zijn bekende acteurs dus die vraag ik niet', maar zo werk ik niet." Ook Frijda en Joris werkten gratis mee. Waarom in vredesnaam? "Het is altijd leuk om een jong iemand te helpen", zegt Nelly Frijda. "Goed script, leuke rol. Oude dame op kerkhof, weer eens wat anders. Sidney is een ontzettend aardige jongen, weet precies wat hij wil."

Is het niet moeilijk om als beroeps met amateurs te werken? "Jawel. Je moet je voortdurend realiseren dat jij beroeps bent en dat er van je verwacht wordt dat je het wel even doet. Dat werpt je op jezelf terug, want er blijven natuurlijk altijd vragen over. Maar ik werd heel enthousiast van al die mensen die daar voor nop stonden te werken. Zo ongebruikelijk is het trouwens niet dat acteurs meespelen in studentenfilms."

V——r 'Dood Spoor' begint, krijgen we twee animatiefilms te zien. "Anders staan jullie met een kwartier weer buiten, dat is zonde", aldus Sidney die het zijn gasten duidelijk graag naar de zin wil maken. Mooi gemaakte filmpjes van twee andere jonge filmmakers. Dan 'Dood Spoor'. Oude vrouw Nelly Frijda ontmoet toevallig jongen Jop Joris, op een verlaten, stormachtig station. In elf minuten ontvouwt zich een spannend, soms bijna griezelig verhaal, dat naderhand veel stof tot praten geeft bij de kijkers. "Ik wil goede, spannende films maken die het publiek leuk vindt" zegt Sidney die het script vier jaar geleden al schreef. "Natuurlijk heb ik ook wat te zeggen, maar dat verstop ik in het verhaal."

Sidney maakte 'Dood Spoor' in eerste instantie als toegangsfilm voor de Filmacademie. Er zijn 250 gegadigden voor zes plaatsen. "Als ik niet wordt toegelaten ga ik mijn eigen weg. Mijn volgende film wordt iets heel anders, waarschijnlijk wordt het een project samen met BNN."

Negen maanden werkte Sidney aan 'Dood Spoor', de film koste hem al zijn spaargeld. Met een bedrijfsfilm voor het Leger des Heils verdiende hij 6000 euro. Die zitten in 'Dood Spoor'. "Gelukkig krijg ik het geld via subsidiegevers terug", zegt Sidney. Gedreven voegt hij eraan toe: "Ik zal altijd blijven schrijven. Ik heb negen scenario's klaarliggen. Die kunnen pas gemaakt worden als veel meer mensen vertrouwen in mij hebben en er veel meer geld is om ze te maken. Ik heb nog een lange weg te gaan, moet nog veel leren." Is hij zo echt zo bescheiden? Sidney lacht verlegen terwijl mensen hem ondertussen feliciteren met zijn film: "Ik doe ook maar wat. Ik werk op gevoel, dat is een risico. Maar ik weet wat ik wil."

Wat wil hij dan? Wat is zijn ultieme ambitie? Hij hoeft geen seconde na te denken: "Dat ik in die zaal sta en hoor: ''. Het is gewoon het hoogste wat je kunt nastreven. Het zal ongetwijfeld niet lukken maar het is leuk om het toch als doel te stellen."

Geen geringe opgave. Wat gaat hij er voor laten? Ernstig zegt hij: "Alles. Behalve familie, vrienden en liefde. Ik wil niet over veertig jaar thuiskomen van die uitreiking in een leeg huis. Ik wil wel mensen om me heen om mijn leven mee te delen."

Sidney stuurt zijn film naar nationale en internationale filmfestivals. De film is er speciaal Engels voor ondertiteld. Ondertussen gaat hij de komende vijf maanden zijn scriptie schrijven.

Jack van Poppelen

Alette van Doggenaar

Voor buitenstaanders is mijn positie hier waarschijnlijk heel spannend. Als hoofd Archief en Registratie van de universiteit zie ik vrijwel alles. Brieven voor het college van bestuur, vergaderstukken, verslagen, uitgaande post. Alles gaat het archief in en ik heb toegang tot alle archieven. Tegelijkertijd ben ik een vakbondsman en woordvoerder van de bonden in het Lokaal Overleg waarin wij onderhandelen met het college over arbeidsvoorwaarden.

Toch heeft dat nog nooit problemen opgeleverd. Ik heb een bijzondere vaardigheid ontwikkeld. Ik lees ontzettend veel, maar ik weet altijd waar ik mijn informatie vandaan heb. Ik kan me als het ware gespleten opstellen. Als ik in het overleg aan het college vraag of bepaalde informatie al binnen is en het college zegt nee, dan zal ik nooit zeggen, dat ik die gisteren heb langs zien komen. Daar kunnen de collegeleden op vertrouwen en naar mijn vakbondscollega's werkt dat precies hetzelfde.

Ik kan het vertrouwen nooit beschamen. En dat is ook nog nooit gebeurd. In de pakweg 27 jaar dat ik hier werk ben ik in die zin nog nooit over de tong gegaan.

Vertrouwen is voor mij enorm belangrijk. Tijdens het Lokaal Overleg (LO) stond er altijd een bandrecorder mee te draaien. Ik heb ervoor gezorgd dat die eruit ging. Toen ik ingewerkt werd als lid van het OPRU, de voorloper van het LO, werd mij gezegd 'daar aan de overkant van de tafel zit de werkgever, onze natuurlijke vijand'. Dat vond ik idioot. Je moet er toch samen uitkomen.

Ze noemen me dan ook wel een echte polderman maar dat maakt me niet uit. Ik heb daar veel mee bereikt. Je kunt wel tegenover elkaar gaan zitten in de bokshouding maar daar schiet je niks mee op. Het onderhandelingsspel van loven en bieden, geven en nemen, vind ik aardig maar de uitkomst is het belangrijkst: goede arbeidsvoorwaarden voor het personeel.

Het meest trots ben ik op de uitkomst van de outsourcing van het ACCU, het toenmalige computercentrum van de universiteit. Het ging om een reorganisatie waarbij zo'n honderd medewerkers naar Cap Gemini moesten. Dat lag erg gevoelig en er was veel weerstand. We hebben eindeloos moeten praten. En ik liep alsmaar heen en weer om de zaak te redden. Beweeg nou wat, anders gaat het mis, zei ik dan tegen Wim Kardux. En dan belde ik weer met Cap: morgen kunnen we verder praten. Een buitengewoon goed sociaal plan hebben we toen weten af te spreken, inclusief terugkeergarantie voor degenen die echt niet konden aarden bij Cap.

Toen kwam het grote moment. Alle medewerkers zaten bij elkaar in een zaaltje en kregen te horen wat precies de arbeidsvoorwaarden zouden zijn waaronder ze over zouden gaan. Wij wilden committent. We vroegen of ze onder die condities wilden overstappen. En toen stak 98 procent zijn hand op. Dat was geweldig.

Inmiddels werk ik al zo lang bij de universiteit dat ik elke dag in principe kan beslissen te stoppen met werken. Maar ik heb afgesproken nog twee jaar door te gaan. Voor ik naar Utrecht kwam, heb ik nog andere banen gehad. Ik begon met werken toen ik 16 was. Dat was in 1961 bij de marine.

Ik heb zes jaar gevaren op mijnenvegers. Wat ik daar deed was in essentie wat ik nu doe. Ik was telegrafist en ik decodeerde de geheime berichten en gaf de post door aan de commandant. Ik was de enige die contact had met de wal en ik wist zodoende alles eerder dan de commandant. Ik beheerde de conduiteboekjes, een soort personeelsdossiers van de bemanning. In feite had ik toegang tot alle vertrouwelijke informatie, net als hier. Morse kan ik nog steeds. Ik hoor geen piepjes maar de letters. Het was enorm verantwoordelijk werk. Ik was de enige die dit kon en moest desnoods 's nachts aan de slag.

Aan het eind van mijn diensttijd heb ik ook nog zestien maanden op Curaao gewerkt. Vlak daarvoor was ik getrouwd. EŽn keer per maand kon ik drie minuten bellen met mijn vrouw. Zij mocht niet naar mij toe komen en ik mocht niet naar haar toe. Die zestien maanden duurden lang. Ik had een meetlint aan de muur hangen en knipte er elke dag een centimeter af. En dan moest je ook nog terugvaren in plaats van vliegen. Ik wilde weer aan de wal werken. Ik had gezien wat het met zich meebrengt zo'n gespleten leven. Laten we maar zeggen 'pierewaaien', en dat wilde ik niet meer.

In 1967 kwam ik bij de gemeente Haarlem en later Haarlemmermeer als medeweker post en archief. In 1979 stapte ik over naar de universiteit. Hier kwam ik al snel in de medezeggenschap terecht. Ik was al lid van het CNV. Je wordt consulent, een soort vertrouwensman. Dat ben ik nog steeds. Mensen komen makkelijk naar me toe als ze ergens mee zitten. Ik sta op zo'n moment naast de hi‘rarchie in het Bestuursgebouw.

Ik heb al heel wat lief en leed meegemaakt. Soms is het alleen aanhoren. Soms kan ik echt iets doen. Dan hoor ik dat een regeling die we bedacht hebben vervelend uitpakt. Geldt dat nou voor meer mensen vraag ik dan. En moeten we die regeling niet een beetje opplussen zoals dat in onze geheimtaal heet.

Wat je nooit moet vergeten is dat het om mensen gaat. De menselijke maat is wat telt juist in een organisatie die zo professioneel is. Er kwam eens een oudere man bij me. Hij had een brief gekregen over de seniorenregeling. Hij was bijna in tranen en had het gevoel dat ze hem kwijt wilden. Ik heb met hem gepraat en de voordelen laten zien. Twee maanden later kwam ik een blije man tegen. Hij zag het ineens vanuit een ander perspectief en hij was dolgelukkig dat hij de mogelijkheid kreeg om na 43 jaar te stoppen met werken.

Al met al vind ik de universiteit een buitengewoon goede werkgever. Je kunt hier zoveel leren. Ik heb geen titel, maar ik ben wel woordvoerder namens de werknemers. De waardering is wederzijds. In 2001 ben ik op voordracht van de universiteit koninklijk onderscheiden. Ik wist van niks en dat wil wat zeggen als je bedenkt dat ik vrijwel alle post onder ogen krijg. De toenmalige rector Voorma kreeg een lintje en ik ben toen naar het Academiegebouw gelokt om daarbij aanwezig te zijn. Je moet even naar zaal 1 zeiden ze. Ik stapte de zaal binnen en keek recht in de ogen van mijn vrouw en Veldhuis en toen wist ik het. Een geweldig moment.

Als ik stop ga ik misschien wel de politiek in. Bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen stond ik op de lijst voor Liberaal Democraten IJsselstein. Weliswaar op een onverkiesbare plaats. Het leuke van deze partij is dat die voortkomt uit de bewonersgroepen. En wie weet dat ik na mijn pensionering wel verder actief word. Ik ben nu eenmaal niet een man die thuis gaat zitten, al is dat met mijn kleinkinderen erbij wel heel erg leuk.

'Al met al vind ik de universiteit een buitengewoon goede werkgever. Je kunt hier zoveel leren'

'Academische vorming is kunnen omgaan met onzekerheid'

De Onderwijsparade is een modern vervolg op wat vroeger Onderwijs Meester heette. De dag is bedoeld om het onderwijs de aandacht te geven die het verdient binnen een universiteit. Doceren wordt - zo was het beeld enige jaren geleden - nog steeds minder gewaardeerd dan onderzoek doen. Met meer positieve aandacht voor het onderwijs moest aan die scheve verhouding iets worden gedaan. Vandaar het jaarlijkse congres met als absoluut hoogtepunt de uitverkiezing van docent en docent-talent van het jaar.

De locatie van het congres is dit keer het Ruppertgebouw. De ochtendsessies van de Onderwijsparade vallen nauwelijks meer op dan een matig bezocht college. Alleen de gedekte tafels en de kraampjes van de informatiemarkt in de altijd gezellige gang van wat eens Trans 1 heette, doen vermoeden dat er meer aan de hand is. Een paar studenten voeren op die markt tot op het laatst nog campagne voor hun favoriete docenten, hoewel de uitslag dan feitelijk al bekend is. Techneuten met schroevendraaiers en verstand van windows slaan nog de laatste hand aan de website 'leren doceren' die vandaag de lucht in gaat. De website moet een platform worden voor iedereen die binnen de universiteit vragen heeft over doceren.

Ook de blauwe zaal puilt nog niet uit wanneer organisator Albert Pilot rector Willem Hendrik Gispen aankondigt. De rector mag als eerste zijn mening geven over het vraagstuk van de dag wat de student in zijn mars heeft na het afstuderen. De universiteit moet academisch vormen, brengt Gispen zijn gehoor bij. Dat is onze opdracht. En het kunnen houden van een powerpointpresentatie is geen academische vorming - iedereen lacht - dat is een vaardigheid, vervolgt hij. "We denken dat de meeste studenten na het afronden van hun master de universiteit zullen verlaten en die masters moeten goed beslagen ten ijs komen, is de mening van Gispen.

Maar wie beslaat al die masters en hoe gaat dat in zijn werk. Daar zegt Gispen, die tot zijn grote verdriet het congres moet verlaten - helaas niet zo veel over. Hij belooft wel later op de dag terug te komen om de prijzen uit te reiken. "Maar eigenlijk zijn jullie de prijs. Jullie zijn de motoren van onze core-business", slingert hij tot slot nog een stevige portie peptalk de blauwe zaal met docenten in.

Ook na het vertrek van de rector bereiken de discussies een meer dan aanvaardbaar niveau. Er bestaat geen kennis zonder vaardigheden weet Melanie Peters, docent en directeur van Studium Generale die als volgende spreker is uitgenodigd. Melanie Peters komt vers uit de maatschappij en zij kan wellicht vertellen op wat voor masters die onbekende veeleisende maatschappij zit te wachten, zo hoopt de organisatie.

Peters is keurig afgestudeerd. Ze is toxicologe, werkte bij Shell, de overheid en de Consumentenbond, en vertelt zelf met een zekere trots, dat ze waarschijnlijk nog niet helemaal dezelfde taal spreekt als haar universitaire gehoor.

De ontwikkelingen in haar eigen vakgebied gebruikt ze als illustratie over hoe de verhouding tussen maatschappij en wetenschap kan veranderen. De toxicologie dacht de jaren zeventig van elke stof precies te kunnen vastleggen hoe kankerverwekkend deze was. Inmiddels is duidelijk dat ook politieke en economische keuzes net zo belangrijk zijn in de keuze of een stof wordt verboden of niet, vertelt Peters.

Toen Peters bij Shell terechtkwam, was net half Europa over het bedrijf heen gevallen omdat Shell olieplatform de Brent Spar wilde laten afzinken. De toxicologen hadden verteld dat het afzinken van zo'n booreiland geen kwaad kon, vertelt Peters met een veelzeggende glimlach. Maar de maatschappij dacht daar heel anders over. Het leidde zelfs tot een consumentenboycot. De rapporten van de toxicologen klopten wel, maar het bedrijf was zo naar binnen gericht dat het publiek Shell niet wilde geloven. Het publiek heeft daarom ook gelijk, waarschuwt Peters haar toehoorders en de hele universiteit.

Die academische vorming is omgaan met onzekerheid, zegt ze. Dat moeten de masters kunnen als ze de universiteit verlaten. De studenten moeten tijdens hun opleiding binnen de universiteit vooral doen wat ze inspirerend en boeiend vinden. Het is niet de plicht van een universiteit om alles mee te geven wat elk bedrijf wil, vindt Peters. "Dat kan ook helemaal niet in een paar jaar tijd."

Via de plakjes cake zoeken alle paradegangers vervolgens hun weg naar de eerste ronde workshops waar in kleinere groepen wordt gediscussieerd over de hoofdvragen van de dag.

Elf deelnemers hebben gekozen voor de workshop 'De onderzoeker als adviseur' van Caspar de Bok en Patricia Huisman. De link tussen onderzoek en maatschappij is hier heel direct.

De Bok en Huisman werken voor een wetenschapswinkel. Zij worden dagelijks met vragen en problemen uit de vandaag zo veelbesproken maatschappij geconfronteerd. En die vragen en problemen zijn per definitie interdisciplinair, vertelt de Bok.

De wetenschapswinkel biedt daarom een cursus aan om studenten interdiscipliair problemen te laten oplossen. Studenten van alle opleidingen kunnen in de bachelor- of in de masterfase meewerken aan interdisciplinaire wetenschappelijke vragen. Hun studenten zouden een actiegroep tegen de Brent Spar aan een gedegen wetenschappelijk rapport kunnen helpen. "We verwachten dat studenten stilstaan bij de context en achtergronden van een vraag", vertelt De Bok.

Hij wil met deze cursus deelnemers trekken uit alle faculteiten. Dat gaat niet altijd even gemakkelijk. Maar de grootste problemen bevinden zich binnen de organisatie van de universiteit. De muren tussen de faculteiten zijn (nog steeds) niet altijd even gemakkelijk te slechten. Tijden sluiten niet aan. Het vak heeft een biologienummer. Het gaat om studenten en dus gaat het feitelijk om zoiets banaals als geld, stelt hij. Zo geeft De Bok zijn klasje nog mee voordat iedereen naar de lunch vlucht. Er moet nog het nodige werk verzet worden voordat alle studenten evenveel kans hebben op zijn interdisciplinaire cursus.

Na de lunch en een volgende ronde workshops (zie kader) volgt de bekendmaking van de beste docenten van het jaar. Het geeft een feestelijk slot aan het jaarlijkse congres waar nog even wordt nageborreld.

Studenten slecht voorbereid op toekomstig werk

"Wat hebben studenten in hun mars?" is naast het thema van de Onderwijsparade ook de titel van een workshop. Het lokaal zit vol met belangstellenden, vooral werkzaam binnen het onderwijs.

Felipe Salve, medewerker Bestuursdienst en workshopleider, nodigde voor deze workshop drie UU-alumni met verschillende achtergronden uit. Het zijn biochemicus Rob Klerks die in het management van Heineken zit, natuurwetenschapper Edwin Koster die werkt als beleidsadviseur op het gebied van onderwijs en tot slot sociaal geograaf Martijn Blom die een adviesbureau runt voor jonge ondernemers.

Salve begint de workshop met wat opvallende resultaten uit de Arbeidsmarktmonitor die regelmatig onder UU-alumni wordt gehouden. Zo blijkt dat zo'n 28 procent van de ondervraagden vindt dat de aansluiting van de opleiding met de nieuwe functie matig tot slecht is. Ruim 25 procent vindt de opleiding te breed, en hetzelfde percentage vindt dat de opleiding te weinig diepgang heeft. De aansluiting van wetenschappelijk onderwijs met de arbeidsmarkt verloopt ook volgens de deelnemers niet altijd vlekkeloos.

Over de stelling 'een betere aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt is een illusie' wordt uitgebreid gediscussieerd. Koster vindt dat het bij pas afgestudeerden vaak ontbreekt aan praktische vaardigheden. "Inhoudelijk zijn ze vaak op de hoogte, maar weten vervolgens niet hoe je iemand telefonisch te woord staat.'" Blom vindt dat studenten zo doorgeïnternationaliseerd zijn dat ze de Nederlandse markt nauwelijks kennen: "Studenten zouden gedurende de hele studie vakken als bedrijfsori‘ntatie moeten kunnen volgen."

Klerks ziet het probleem vooral in de slechte interactie tussen de universiteit en het bedrijfsleven: "De universiteit is veel te laks in het zoeken naar binding met het bedrijfsleven. Het hbo is wat dat betreft veel verder dan de universiteit." Een andere deelnemer vindt dat het bedrijfsleven juist ‡chter loopt op de universiteit. De tijd blijkt een spelbreker te zijn, want na ŽŽn stelling is het uur alweer voorbij. Duidelijk is dat het laatste woord over de relatie van universiteit en maatschappij nog niet is uitgesproken.

En de winnende docenten zijn:

Kirsten Buist en Adri Thomas

Dr. Kirsten Buist en dr. Adri Thomas zijn gekozen tot beste docenten van 2005-2006.

Kirsten Buist ontving de prijs voor Jong Docententalent. Hoewel zij pas sinds 2004 aan de universiteit verbonden is heeft zij volgens de jury al diepe indruk gemaakt. Vooral haar enthousiasme en haar kritische houding worden gewaardeerd. Zij heeft een reisbeurs van 2000 euro gewonnen.

De prijs voor Beste Docent ging dit jaar naar dr. Adri Thomas van biomedische wetenschappen. 'Deze docent maakt studenten tot wetenschapper', aldus een gedeelte uit het juryrapport. _Hij krijgt een reisbeurs ter waarde van 5000 euro.

De jury heeft zich vooral laten leiden door de rapporten van studieverenigingen PAP (pedagogiek) en Mebiose (biomedische wetenschappen). Zij winnen elk 750 euro.

De prijs is in het leven geroepen om docenten van de Universiteit Utrecht te stimuleren en ze een tastbaar bewijs van waardering te geven vanwege hun verdiensten voor het universitaire onderwijs. De officiele prijsuitreiking is op 27 maart in de Domkerk tijdens de Diesviering.

Biertje komt zo

Bart Joosten is al jaren een bekend gezicht voor allerlei Utrechtse studenten. Vanuit zijn bestelbus van de Utrechtse Studenten Service - voorheen de Heineken Studenten Service - belt hij naar het studentenhuis waar hij zijn eerste bestelling af gaat leveren. "Ik ben er over een minuutje." Hij parkeert zijn bus voor het huis waar de huisjongste inmiddels in de deuropening staat met een aantal lege kratten. Bart tilt de nieuwe voorraad kratten naar de voordeur en neemt de lege weer mee. "Zo gaat dat hier wekelijks", zegt Willem-Jan van studentenhuis De Weerd. Als huisjongste is hij verantwoordelijk voor de wekelijkse voorraad bier van het grote USC-huis. Vanaf de oprichting van de bierlijn maakt zijn huis al gebruik van de dienst. "Het is natuurlijk heel makkelijk om op deze manier drank te bestellen, ik zie ons nog niet zo snel 10 kratten per week bij de supermarkt halen."

De Utrechtse Studenten Service rijdt elke dag om zeven à acht studentenhuizen van drank te voorzien. De service begon in 1997 in Groningen als een experiment van Heineken. Deze sloeg zo goed aan dat de brouwer besloot de dienst uit te breiden naar andere studentensteden. Maar vanwege tegenvallende inkomsten en verandering van marketingstrategie besloot Heineken de studentenservice eind vorig jaar landelijk af te schaffen - alleen Utrecht werd gespaard. Om verwarring in het land te voorkomen veranderde de drankvoorziener de naam in Utrechtse Studenten Service. Bart: "Ze blijven ons gelukkig wel faciliteren; ze hebben een bestelbus beschikbaar gesteld en wij hebben een kantoortje in hun distributiecentrum."

Bart denkt dat het grote succes in Utrecht vooral te danken is aan het feit dat Utrecht één van de meest georganiseerde studentensteden van Nederland is. "In Utrecht heb je veel huizen met meer dan vijf bewoners, die ook nog eens een hechte band met elkaar hebben door een gezamenlijke vereniging." Ook helpt het volgens hem dat de medewerkers van de Utrechtse Studenten Service allemaal een commercieel economische achtergrond hebben. "Wij vinden het leuk om ludieke acties te bedenken waarin we onze naamsbekendheid kunnen vergroten. Zo sponsoren we allerlei studentenactiviteiten en hebben we commercieel aantrekkelijke acties. De mensen die hier werken staan met hart en ziel achter het product."

Nadat bekend werd dat Heineken ging stoppen met de bierbus werd de Utrechtse tak overspoeld met verontruste telefoontjes van studenten. Bart: "Ook werden we veel benaderd door de media over het drankgebruik van Utrechtse studenten. Zo belde Yorin FM ons met de vraag of het klopte dat Utrechtse studenten zo ontzettend veel drinken omdat de service hier wél rendabel is, maar dat valt allemaal heel erg mee. Niet meer dan andere studenten in elk geval...."

Ondertussen stuurt Bart zijn bus door de straten van de Domstad. De bestellers wonen inderdaad bijna allemaal in verenigingshuizen. Ze houden in huis goed bij wie wat nuttigt. Zo heeft vrijwel elk huis een turflijst waar de biertjes per bewoner worden afgestreept en gaat de grootste voorraad op tijdens huisborrels en huisfeesten. De huisjongste coördineert de drankvoorraad en wordt daardoor ook wel de bierfiscus genoemd.

Ook de meisjeshuizen maken gretig gebruik van de service, zo blijkt als we langs Huize Hillegonda rijden om zes lege bierfusten op te halen. "Dit was van een huisfeest, normaal bestellen we ongeveer eens per maand", zegt Annemijn. Bewoonster Meike van studentenhuis Wijde Doelen 2a vertelt dat in haar huis niet méér wordt gedronken dan voordat ze de service inschakelden. "Hoewel, het is natuurlijk wel makkelijker om even een biertje te drinken als er een tap voor je deur wordt bezorgd." Studentenhuis Ruisenstein aan de Oudegracht heeft vandaag zes kratten bier besteld en er worden ongeveer 17 lege kratten door verschillende bewoners naar beneden getild. Bewoner Tjebbe vraagt nog even bezorgd bij Bart na of Utrecht nu ook gaat stoppen met de studentenservice.

Bart is zo vergroeit met de studentenservice dat hij ook zijn scriptie en bijbehorend businessplan schrijft over de dienst. Over een paar maanden hoopt hij klaar te zijn met zijn studie commerciële economie aan de Hogeschool Utrecht en stopt dan ook als bierchauffeur. Hij vindt het belangrijk dat er studenten met verschillende achtergronden werken: "We willen voorkomen dat de Utrechtse Studenten Service een eenzijdige uitstraling krijgt doordat er bijvoorbeeld alleen maar studenten van een bepaalde studentenvereniging werken. Het is een dienst voor studenten door studenten en dat moet zo blijven."

Het einde van de universitaire democratie?

"Ik vind het zorgelijk dat er dit jaar geen verkiezingen zijn. Ik weet ook wel dat het de laatste jaren een schijnvertoning is geweest met partijen die alleen voor de stembus werden opgericht, maar er werd in elk geval campagne gevoerd en de raadsleden werden democratisch gekozen. Als één club gaat bepalen wie er in de Universiteitsraad komt, dan ben ik bang dat de zo benoemde studenten snel hun geloofwaardigheid verliezen."

Beleidsmedewerker Matthias Jorissen van de Rebofaculteit is niet blij met het besluit van de nieuw opgerichte kiesvereniging VUUR om voor de komende Universiteitsraad één eenheidslijst te presenteren. Hij was de afgelopen jaren raadslid in de personeelsgeleding, maar was ook als student al actief in de universitaire politiek, die in de jaren tachtig in Utrecht werd gedomineerd door zijn partij PSO (links en gelieerd aan de studentenvakbond) en door Brug (nauw verwant aan de gezelligheidsverenigingen). De twee partijen waren het weliswaar vaak met elkaar eens, maar konden ook hartgrondig van mening verschillen, bijvoorbeeld over het buitenlandbeleid van de universiteit. De campagnes is die tijd waren dan ook fel en verkiezingsdebatten werden gehouden voor goed gevulde zalen.

Daar zit hem dan ook precies het verschil met vandaag, constateert Marie-Louise Schonewille, op dit moment studentlid van de Universiteitsraad en één van de voorvechters van één studentenlijst. "Ik wil best geloven dat er in de tijd van Matthias ideologische verschillen tussen de partijen waren, maar de tijden zijn veranderd en die verschillen zijn er domweg niet meer. De afgelopen jaren is kunstmatig geprobeerd om de kandidaten over verschillende partijen te verdelen, maar dat sloeg nergens op, want zodra de verkiezingen voorbij waren, waren de partijen verdwenen. Dan kun je je de moeite beter besparen."

Marie-Louise wijst er met nadruk op dat het niet de bedoeling is geweest om verkiezingen overbodig te maken. "Wij hebben samen met USF studentenbelangen en Linq een kiesvereniging opgericht met als doel om een representatieve lijst samen te stellen met een groot aantal kandidaten. De kiezers zouden dan kunnen bepalen wie er gekozen zou worden. Helaas konden we dit jaar maar twaalf kandidaten vinden. Maar als het aan mij ligt presenteren we volgend jaar een langere lijst, waardoor de kiezers wel iets te kiezen hebben. Als elke kandidaat zich op bepaalde punten profileert, dan zie ik niet in waarom dat ondanks het ontbreken van partijen geen boeiende verkiezingsstrijd zou kunnen opleveren."

Matthias Jorissen betwijfelt echter of die aanpak zal werken. Hij wordt bijgevallen door collegevoorzitter Yvonne van Rooy. "Ik vind het buitengewoon spijtig dat de verkiezingen dit jaar niet doorgaan, omdat er nog maar één lijst is. Mede gezien de lage opkomst van studenten in de afgelopen jaren denk ik dat er in Utrecht snel weer partijen of fracties gevormd moeten worden. Er zijn voldoende punten waarover studenten met elkaar van mening verschillen en door die meningen uit te dragen in verschillende fracties maak je jezelf veel herkenbaarder voor de achterban, dan door dat te doen als verschillende individuen op één gezamenlijke lijst. Een meerpartijenstelsel zal niet alleen de betrokkenheid van studenten bij de medezeggenschap vergroten, het brengt ook meer dynamiek in het debat. En hopelijk leidt het tot meer initiatieven van studenten, want daar ontbreekt het dit jaar nogal aan."

Volgens Van Rooy en Jorissen zouden de Utrechtse studenten eens naar andere steden moeten kijken. Naar Groningen bijvoorbeeld waar het 'linkse' VOS nauwe contacten onderhoudt met de Groningse Studentenbond en de studentenvakbond LSVb, terwijl de uit de gezelligheidsverenigingen voortgekomen SOG meer thuishoort in het pragmatische ISO-kamp, een andere studentenbond. In de Groningse Universiteitsraad zorgen de twee fracties, sinds vorig jaar geflankeerd door nieuweling Calimero, regelmatig voor vuurwerk en hoewel het verband niet valt te bewijzen, is opvallend dat vorig jaar 41 procent van de Groningse studenten een stem uitbracht, terwijl in Utrecht al heel blij werd gereageerd op een opkomstpercentage van negentien.

De opmerking van Marie-Louise Schonewille dat de huidige studenten niet meer met elkaar van mening verschillen wordt door vertegenwoordigers van de twee Groningse partijen gelogenstraft. "Onlangs ging het bijvoorbeeld over de regeling voor de verenigingsintroductie", zegt Anneke Kamphuis van SOG. "Toen zag je dat wij de belangen van de verenigingen verdedigden, terwijl VOS de kant van de faculteiten en de studieverenigingen koos."

Bianca Pander van VOS is het van harte met haar opponente eens. "Natuurlijk zijn wij het op veel punten met elkaar eens, maar er zijn heel duidelijke accentverschillen. Wij pleiten er bijvoorbeeld voor dat docenten zich meer gaan opstellen als een soort academische loopbaanadviseur voor studenten. Dat noemt SOG verschoolsing." "Onzin", reageert Anneke, "wij willen alleen niet dat studenten te veel aan het handje worden genomen. Wij gaan voor kwaliteit en keuzevrijheid. Studenten mogen best worden uitgedaagd om zelf wat meer initiatief te nemen."

De aanwezigheid van drie partijen zorgt in de Groningse raad niet alleen voor levendige debatten, maar ook voor een spervuur aan initiatieven en notities en daardoor tevens voor een betrokken achterban, vinden de woordvoerders. "Ook in Groningen lopen veel studenten rond die de hele medezeggenschap een zorg zal wezen", relativeert Anneke, "maar toen we laatst een enquête over de verschoolsing van het onderwijs hielden, kregen we niet minder dan 1500 reacties. Niet slecht, dacht ik zo."

Terug naar een stelsel van verschillende partijen zoals weleer, lijkt de voor de hand liggende conclusie, al zal de tegenstelling in Utrecht misschien niet meer het traditionele links-rechts worden. Jorissen: "Gezien de huidige trend in de financiering van onderwijs en onderzoek, die almaar gunstiger wordt voor de exacte vakken zou de tegenstelling alfa-gamma tegenover bèta-medisch meer in de lijn liggen." Maar hoe de scheidslijn ook zou kunnen lopen, Marie-Louise Schonewille blijft sceptisch over partijvorming. Zij wordt bijgevallen door Roy Erkens, docent biologie en in 1998 voorzitter van de studentenfractie in de U-raad. "Ik kwam in de raad toen de MUB, de nieuwe wet op de bestuursstructuur, net was ingevoerd. Omdat die wet de raad een flink aantal bevoegdheden had afgenomen, had het PSO zichzelf opgeheven. Daardoor was er toen, net als nu, maar één studentenlijst, maar die lijst was heel zorgvuldig samengesteld. Wij hadden dat jaar een sterke fractie, waarin uitstekend werd samengewerkt. Samen met de personeelsleden hebben we het college van bestuur onder meer gedwongen om een serieus huisvestingsbeleid te gaan voeren. Toch geen gering resultaat, zou ik zeggen."

Marie-Louise is het met Erkens eens: "Ik zit in de Universiteitsraad om de belangen van alle studenten te verdedigen. Zeker tegenover een sterk college van bestuur zoals we dat hier in Utrecht hebben, lukt dat beter als iedereen goed samenwerkt dan met twee fracties die vooral bezig zijn elkaar vliegen af te vangen. Bovendien kunnen wij zo niet door het college tegen elkaar worden uitgespeeld. Ik denk toch dat de studenten daar uiteindelijk meer aan hebben dan aan spannende debatten en aan een levendige verkiezingsstrijd."

Het draagvlak kalft af

Een van de redenen voor de geringe belangstelling van studenten voor de U-raad is volgens Marie-Louise Schonewille dat veel potentiële kandidaten uit faculteiten er de brui aan geven. Zij knappen af op de geringe bereidheid van facultaire bestuurders om de medezeggenschap serieus te nemen. Hoe gering die bereidheid soms is, bleek afgelopen maandag toen de raad van de Bètafaculteit - niet voor de eerste keer - hardhandig in aanvaring kwam met het bestuur. Niet alleen vertrok tot verbijstering van de raadsleden het enige aanwezige bestuurslid na drie kwartier doodleuk naar een andere vergadering, ook bleken de Focus en Massa voorstellen zonder het toegezegde overleg met de raad niet alleen naar het college van bestuur te zijn gestuurd, maar zelf al in een folder te zijn verwerkt. Hoeveel waarde moet nog moet worden gehecht aan de bezwering van het bestuur dat men medezeggenschap van het grootste belang vindt, vroegen verschillende raadsleden zich af.

"Ik zit al jaren in raden en commissies, maar zelfs ik vraag me de laatste tijd regelmatig af of ik dit nog wel leuk vind", zegt voorzitter Hans Goedemans van de bètaraad. "Ik kan me levendig voorstellen dat die vraag ook bij studenten opkomt. Ons bestuur zegt wel regelmatig dat het veel waarde hecht aan medezeggenschap, maar uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat allerminst. Ik moet steeds meer energie steken in het overeind houden van tenminste onze formele rechten, energie die ik liever zou gebruiken voor een inhoudelijke discussie. In mijn visie is een van de belangrijke taken van de medezeggenschap draagvlak creëren voor het te voeren beleid. Daarvoor is een inhoudelijke discussie noodzakelijk, maar in deze faculteit komt daar momenteel helaas weinig van terecht, waardoor het draagvlak juist dreigt te verdwijnen."

Titia Loenen

Toen ik ging studeren, had ik nooit kunnen denken dat ik bij Vrouwenstudies terecht zou komen. Ik was niet erg met emancipatie bezig. Ik kom uit een geprivilegieerd, academisch milieu. Het was vanzelfsprekend dat ik, ook als meisje, zou gaan studeren, dat heb ik nooit hoeven bevechten.

Ik merkte voor het eerst dat er iets niet klopte toen ik bij mijn toenmalige vriend over de vloer kwam. Hij studeerde medicijnen en iedereen vroeg aan hem wat hij ermee wilde gaan doen. Ik deed twee studies, geschiedenis en rechten, en niemand die aan mij vroeg wat ik voor plannen had. Dat vond ik nogal vreemd. Ik beschouwde mezelf heel vanzelfsprekend als gelijkwaardig aan hem. Maar voor anderen was dat blijkbaar niet zo.

Na mijn studies kwam er een vacature voorbij bij Vrouw en Recht in Leiden, en aangezien mijn belangstelling voor emancipatiezaken was gewekt, besloot ik te solliciteren. Tot mijn stomme verbazing werd ik aangenomen. Terwijl de enige aanwijsbare belangstelling voor vrouwenemancipatie bestond uit mijn afstudeeronderwerp bij rechten. Mijn scriptie ging over gelijke behandeling van mannen en vrouwen in aanvullende pensioenen. Zo ben ik min of meer toevallig in deze richting beland. Inmiddels als fulltime hoogleraar. Maar ik heb er nooit spijt van gehad. Het is een heel goede en bevredigende keuze gebleken. Wetenschappelijk gezien heeft het me veel gebracht. Zo heb ik vorig jaar deel genomen aan het Fulbright New Century Scholar Program waarvoor dertig wetenschappers uit de hele wereld over disciplinegrenzen heen onderzoek samenbrengen rond het thema van (mondiale) gelijkheid van vrouwen. Dat is enorm inspirerend en leerzaam geweest.

Internationale rechtsvergelijking vind ik erg interessant. In sommige landen zoals bijvoorbeeld India, zie je dat er gedifferentieerde regelgeving bestaat op basis van religie. Voor de ene religieuze groep gelden dan andere regels dan voor de andere. Die regels gaan bijna allemaal over familierecht en meestal is er sprake van een ongelijkwaardige positie van mannen en vrouwen. Vaak zie je bijvoorbeeld dat vrouwen niet mogen scheiden maar mannen wel. Feministische juristen in die landen zijn daar ook mee bezig.

Maar ook als je neutrale regels hebt die voor iedereen gelden, moet je er op bedacht zijn dat die voor mannen en vrouwen verschillend kunnen uitpakken. Het onderwerp letselschade bijvoorbeeld is voor studenten altijd een enorme eye-opener. Stel je bent achttien en begonnen met een academische studie. Je wordt van je fiets gereden en raakt invalide. Dan kan er schadevergoeding worden toegekend. De hoogte daarvan wordt berekend op grond van gederfde inkomsten die je naar verwachting zal lijden. De rechter zal zich afvragen wat je geworden zou zijn en wat je dan verdiend zou hebben. Voor een vrouw is de redenering dat ze kinderen krijgt, tijdelijk stopt met werken en vervolgens een parttime baan neemt. Dan zie je dat het leven van een man meer waard is dan dat van een vrouw. Daar zijn studenten enorm verontwaardigd over.

De hoofddoekkwestie is ook een onderwerp waar ik me mee bezig heb gehouden. Een moslimstudente van ons wilde hulpgriffier worden bij de rechtbank. Ze mocht toen geen hoofddoek dragen tijdens zittingen. Ik heb haar adviezen gegeven hoe ze haar zaak bij de commissie gelijke behandeling kon aankaarten. Het argument dat in die situatie gebruikt wordt, is altijd dat de staat neutraliteit moet uitstralen. Een hoofddoek zou de schijn wekken dat je bevooroordeeld bent. Maar in welk opzicht dan? De invloed van levensovertuiging is heel diffuus.

En wat is dan neutraal. Is wat de Fransen doen neutraal, die elk godsdienstig teken uit de school weren? Of ontstaat neutraliteit juist door pluralisme? Je moet, vind ik, niet naar de uiterlijke kenmerken kijken maar naar de opvattingen. Mensen met radicale opvattingen moeten geweerd worden uit de rechterlijke macht en uit het onderwijs. Alleen het dragen van een hoofddoek is geen reden om aan te nemen dat iemand radicale ideeën heeft.

De kwestie is weer actueel door de motie van Wilders; hij pleit voor een boerkaverbod in het openbaar. De motie is dankzij steun van het CDA aangenomen met als argumenten veiligheid, integratie en gelijkheid van mannen en vrouwen. Dan word ik sowieso al een beetje achterdochtig, als rechts zich gaat opwerpen als de verdediger van vrouwenrechten. Er zijn moslimvrouwen die een boerka dragen als een soort protest tegen de wijze waarop integratie wordt opgelegd. Die vrouwen voelen zich vaak in eerste instantie allochtoon en pas daarna hebben ze een emancipatieprobleem. En daar zullen er vast meer van komen denk ik. Het is dan ook onjuist om te veronderstellen dat hoofddoeken of boerka's per definitie staan voor onderdrukking.

Veiligheid lijkt me ook niet bepaald een doorslaggevend argument. Wat is er op zich onveilig aan als je niet kan zien wie je voor je hebt? Op straat mag je anoniem zijn. Verdonk laat nu onderzoeken of zo'n verbod juridisch haalbaar is. Ik geef het weinig kans. De staat moet zich niet bemoeien met wat iemand op straat draagt.

Wat ik opvallend vind, is dat veel mensen zich wel druk maken over ideeën van een aantal islamieten, maar niet over vergelijkbare opvattingen van bepaalde christenen. Zo is de SGP een fundamentalistische en ondemocratische partij. Vrouwen mogen geen lid zijn, ze wil geen scheiding van kerk en staat en ze wil vrouwen het kiesrecht ontnemen. Dat is nogal wat. Maar omdat ze zich niet manifesteren als militant vindt niemand dat eng. Mensen zeggen wel 'je kunt een kind niet dwingen een hoofddoekje te dragen' maar niemand begint over de lange rokken op de Bible belt.

Wat mij betreft mag Internationale Vrouwendag zeker blijven. Ook al leeft de emancipatiegedachte hier in Nederland niet meer zo, er is nog genoeg te doen. Bijvoorbeeld zolang de arbeidseconomie niet ingericht is op zorgtaken en er nog steeds een glazen plafond is. Dat ik zelf geen last heb gehad van dat plafond komt waarschijnlijk omdat ik geen kinderen heb. Min of meer bewust. Als het makkelijker was geweest om kinderen met werk te combineren, had ik ze misschien wel gehad. Daar komt bij dat mijn man ook niet zo'n sterke kinderwens had. Dus het is er niet van gekomen. Als je geen kinderen hebt, is het zoveel simpeler.

Dat betekent ook dat ik ondanks een drukke fulltime baan nog tijd heb voor mijn grote hobby: beeldhouwen en boetseren. Ik heb een keer een beeldje gemaakt voor een scheidend decaan. En naar aanleiding daarvan ben ik gevraagd een ontwerp te maken voor een beeld bij een kinderdagverblijf. Ik heb het uiteindelijk niet gedaan. Dan moet je erover nadenken. En voor mij vertegenwoordigt beeldhouwen juist niet nadenken. Vrijheid. En die wilde ik niet verliezen.

MRI: een scherpe blik naar binnen

Terwijl een patiënt bewegingsloos in de scanner ligt, zoeken zijn artsen geconcentreerd het beeldscherm af naar eventuele afwijkingen. Dat het door de apparatuur geregistreerde signaal zo soepel in beeld wordt omgezet, is mede te danken aan het werk van de beeldvormers en beeldverwerkers, die in de jaren tachtig hun intrede in het ziekenhuis deden. Hoewel de artsen aanvankelijk nogal vreemd tegen hen aankeken, zijn de technici en ingenieurs van het ISI nu niet meer uit het UMC weg te denken. Uiteraard wordt voor de diagnostiek van patiënten een keur aan beeldvormende technieken gebruikt, maar in het wetenschappelijk onderzoek ligt de nadruk in Utrecht al sinds jaar en dag op MRI, vertelt hoogleraar beeldverwerking Max Viergever.

"Die keuze hebben wij gemaakt omdat magnetische resonantie een beeldvormende techniek is, waarvoor nog voortdurend nieuwe toepassingen worden gevonden. Er valt voor ons dus veel interessant onderzoek aan te verrichten. Dat geldt ook voor positron elektron tomografie (PET), een andere technologie die een snelle groei doormaakt. PET is echter voornamelijk bruikbaar in de diagnostiek van kanker, terwijl MRI veel meer mogelijkheden biedt. Daar komt bij dat PET op basis van radioactiviteit werkt, terwijl MRI gebruik maakt van niet ioniserende straling in de vorm van radiogolven. Daardoor is het naast ultra-geluid een van de weinige technieken, waarmee je patiënten over een langere periode kunt volgen, want een patiënt kan zo vaak de scanner in als je wilt."

Op dit moment heeft het krachtigste MRI-apparaat in het UMC een magnetische veldsterkte van 3 Tesla. Omdat een grotere veldsterkte een sterker signaal en dus betere informatie betekent, zijn de verwachtingen rond de komst van de 7 Tesla machine hoog gespannen, maar Viergever waarschuwt voor al te veel optimisme. Wij zullen het nieuwe apparaat zeker niet meteen op grote schaal voor onderzoek bij patiënten gaan gebruiken. Er is een breed scala van nieuwe mogelijkheden, maar het zal nog veel onderzoek vergen voordat nieuwe methodieken bij 7T rijp zijn voor grootschalig patiëntengebruik. Neem bijvoorbeeld het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer. Uit experimenten met dieren is gebleken dat die ziekte gepaard gaat met ijzerstapelingen in de hersenen, maar die zijn zo klein dat een 3T-machine ze niet registreert. De nieuwe magneet kan dat mogelijk wel, maar voordat artsen hem kunnen gaan gebruiken om patiënten te screenen, zullen wij eerst parameters moeten ontwikkelen op basis waarvan die ijzerstapelingen op het beeldscherm als zodanig herkenbaar zijn."

De Utrechtse eredoctor Ugurbil heeft voor zijn onderzoek in Minneapolis en Tübingen een 9.4 Tesla machine beschikbaar, maar Viergever heeft op dit moment geen behoefte aan zo'n krachtige magneet. "Wij willen hier onderzoek doen, waarbij de drempel naar klinische toepassing niet al te hoog is. Met een 9.4 Tesla scanner kun je in theorie wel mooiere plaatjes maken, maar doordat je op de grens zit van wat technisch mogelijk is, is de stap naar klinisch gebruik nog veel groter. Voorlopig hebben we onze handen al vol genoeg aan het ontwikkelen van parameters voor de diagnostiek op een 7 Tesla machine."

Behalve voor betere en meer verfijnde 'foto's' hopen Viergever en zijn medewerkers dat apparaat ook te gaan inzetten voor heel nieuwe toepassingen. Zij verwachten met name veel van de moleculaire beeldvorming. Viergever: "MR maakt het niet alleen mogelijk om verschillende soorten weefsel te onderscheiden, maar kan ook grote moleculen herkennen. Die mogelijkheid bestaat al door middel van de NMR-spectroscopie, waarmee de aanwezigheid van een aantal lichaamseigen biochemische stoffen bij patiënten aangetoond kan worden. Hiermee kun je bepaalde ziekten identificeren voordat zij met MRI in beeld gebracht kunnen worden."

"Een andere toepassing haakt in op de trend om steeds meer te gaan werken met geneesmiddelen die selectief naar een tumor of een ontstekingshaard worden gestuurd. Door aan zo'n middel een deeltje te bevestigen dat met MR-spectroscopie kan worden opgespoord, kun je dus exact vaststellen of het geneesmiddel op de bestemde plaats is aangekomen. Het aardige is, dat we voor dat doel nauw samenwerken met farmaceuten en chemici. Ook hieruit blijkt weer dat de interdisciplinaire verbanden in Utrecht ook voor ons steeds belangrijker worden."

Samenwerking

Naast de samenwerking binnen Utrecht prijst Viergever ook de goede verstandhouding in medisch Nederland, die volgens hem zeker heeft bijgedragen aan het honoreren van de aanvraag van Utrecht, Nijmegen en Leiden. "De UMC's hebben samen besloten de aanschaf van grootschalige apparatuur onderling af te stemmen. Alle acht ziekenhuizen ondersteunen onze aanvraag en mogen dan gebruik maken van de nieuwe apparatuur. Als andere UMC's straks een nieuw PET-systeem aanvragen, komt er zo'n zelfde afspraak. Zo voorkomen we onnodige concurrentie."

Als de nieuwe machine er over twee jaar staat, zal de toch al hechte samenwerking tussen het Utrechtse ziekenhuis en Philips geïntensiveerd worden. Vrijwel alle apparatuur in het UMC op het gebied van medische beeldvorming komt van Philips en van oudsher is er dan ook sprake van gezamenlijk onderzoek. Onlangs maakte Philips onderzoeker Peter Luijten de overstap naar Utrecht. Na twee decennia binnen Philips een belangrijke rol gespeeld te hebben bij het tot stand komen van een sterk MRI programma, is de oversteek naar de academische wereld een nieuwe uitdaging. "In feite vormt het UMCU een soort proeftuin voor de klinische toepassing van de vindingen van Philips. Je zou kunnen zeggen dat Philips verantwoordelijk is voor het aanreiken van de ruwe diamanten, en dat het UMC het slijpen voor zijn rekening neemt. Dit samenspel tussen industriële en academische instellingen wordt steeds belangrijker, onder meer vanwege de goede mogelijkheden voor het werven van fondsen en subsidies."

Luijten ziet ook de geringe fysieke afstand tussen de twee partners als een groot voordeel. "De belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van MRI en moleculaire beeldvorming binnen Philips vinden plaats in Best en Eindhoven en de korte lijntjes met Utrecht maken een snelle wisselwerking mogelijk. Dat is voor beide partijen uiterst voordelig. ook stuurt Philips regelmatig potentiële klanten naar Utrecht om ze te laten zien hoe hun apparatuur in de praktijk wordt gebruikt. Ook in dat opzicht is het dus heel gunstig dat de afstand tussen Utrecht en Eindhoven zo klein is."

Wat is magnetische resonantie

In het fundamentele onderzoek heet het kernspinresonantie of Nucleaire Magnetische Resonantie (NMR); in het ziekenhuis noemen ze het Magnetische Resonantie Imaging (MRI); maar in beide gevallen is de aanpak gebaseerd op het feit dat protonen in de kern van waterstofatomen zich in een magnetisch veld als magneetjes gedragen. De manier waarop ze in gelid gaan staan, hangt echter af van het soort weefsel waarin ze zich bevinden. Voor spierweefsel is dat anders dan voor vet of bloed. De essentie van de MR-aanpak is nu om de in gelid staande protonen met een radiogolf uit evenwicht te tikken. De manier waarop ze naar hun evenwichtstoestand terugkeren, geeft via een door de apparatuur opgevangen signaal informatie over het soort weefsel waarin ze zich bevinden. maar ook over eventuele afwijkingen, want ook het verschil tussen gezond en ziek weefsel wordt door MR geregistreerd.

"MR is groot geworden rond het brein", zegt Luijten, "want het is een techniek waarbij je liever niet te veel beweging hebt en het object moet ook niet te groot zijn en lekker in het midden van de magneet kunnen liggen. Omdat alle menselijk weefsel waterstofatomen bevat is het bij uitstek geschikt om de weke delen in het lichaam af te beelden. Historisch gezien was multiple sclerose de eerste ziekte waarbij de afwijking in de hersenen met MR kon worden aangetoond. Aanvankelijk werd de techniek uitsluitend gebruikt om naar weefsel te kijken, maar tegenwoordig kunnen ook andere zaken goed in beeld worden gebracht, zoals de doorbloeding van het brein (perfusie-MRI), van groot belang bij de behandeling van beroertes en hersenbloedingen, en de activiteit van delen van de hersenen (functionele MRI), waarvan vooral cognitieonderzoekers steeds meer gebruik maken." De kracht van de apparatuur wordt uitgedrukt in Tesla's, een maat voor de sterkte van het magnetisch veld dat het opwekt. Het magneetveld van de aarde varieert in sterkte tussen 0,00003 en 0,00007 Tesla. Het magnetisch veld in de Utrechtse magneten is dus 100.000 keer zo groot.

De ballade van de chaperonne en het eiwit

Een eiwit dat zich vouwt met behulp van een chaperonne. Het klinkt idyllisch, maar in werkelijkheid gaat het om een van de meest fundamentele processen in de cel. Afgelopen najaar kreeg Stefan Rüdiger (37) een Vidi-subsidie van 600.000 euro en een Marie Curie Excellence Grant van 1,3 miljoen om met behulp van magnetische resonantie technieken te onderzoeken wat eiwit en chaperonne met elkaar doen.

Hoewel moleculair biologen steeds verder doordringen in de geheimen van de cel, blijft het aantal raadsels onveranderd groot. Nog onbekend is bijvoorbeeld hoe een eiwit, dat zijn bestaan in ongevouwen toestand begint, de driedimensionale structuur krijgt waarin het in de cel werkzaam is. Twintig jaar geleden werd duidelijk dat een speciale klasse van eiwitten, de heat shock proteins (Hsp), daarbij een zo cruciale rol spelen, dat ze de benaming chaperonnes kregen.

De belangstelling van Rüdiger gaat vooral uit naar chaperonne Hsp90, want die zou wel eens de sleutel kunnen vormen tot een nieuwe aanpak van kanker, denkt de in 2004 in Utrecht gearriveerde biochemicus. "Ik ben in Cambridge begonnen met onderzoek naar Hsp90, omdat dat als chaperonne optreedt voor een paar heel specifieke klassen van eiwitten onder meer de kinasen, die zijn betrokken bij het ontstaan van kanker."

"Alle activiteiten in een cel worden uitgevoerd doordat eiwitten elkaar via signalen boodschappen doorgeven. Bij die signaaltransductieroutes, zoals wij ze noemen, zijn vaak tientallen eiwitten betrokken en een veel voorkomende oorzaak voor het ontstaan van kanker is dat de kinasen onder bepaalde omstandigheden de boodschap doorgeven dat een cel zich ongeremd moet gaan delen. Nu kan je proberen om geneesmiddelen te ontwikkelen die de uit de rails gelopen kinasen uitschakelen, maar een andere optie is om te voorkomen dat ze zich vouwen, want alleen in gevouwen toestand zijn ze actief. Een nieuwe benadering in het kankeronderzoek is dan ook het zoeken naar geneesmiddelen die Hsp90 aanpakken, maar of dat concept gaat werken is nog onduidelijk. Bovendien moeten we voorzichtig zijn, want Hsp 90 vervult in het lichaam ook functies die we niet kunnen missen. Als je het volledig uitschakelt, is de tumor wel dood, maar de patiënt ook."

Wil deze nieuwe aanpak van kanker succes hebben, dan is eerst meer fundamentele kennis nodig, zowel over Hsp90 als over de rol die het speelt in het vouwingsproces. Met dat doel voor ogen is Rüdiger naar Utrecht gekomen, want zegt hij, bijna nergens ter wereld zijn de faciliteiten voor onderzoek aan eiwitten zo optimaal als in het Bijvoetcentrum. "Ik doe mijn onderzoek met behulp van NMR-spectroscopie en daarvoor is Utrecht een van de beste plaatsen in Europa. De infrastructuur hier is echt fantastisch."

De NMR-apparatuur in het Bloembergengebouw stelt Rüdiger in staat de vorm van de door hem onderzochte eiwitten te bepalen. "Eiwitten bestaan uit ketens van aminozuren en doordat elk aminozuur op zijn eigen manier op het signaal van de spectroscoop reageert, krijgen we een ruimtelijk beeld van het eiwit. Elk aminozuur wordt door de NMR-apparatuur als het ware gemeten en omgezet in een puntje op een diagram. Als er nu iets met het eiwit gebeurt, bijvoorbeeld als het door contact met een Hsp wordt gevouwen, zien we dat ruimtelijke beeld veranderen. We zien bepaalde aminozuren naar een andere plaats gaan en we kunnen ook zien welk onderdeel van het eiwitmolecuul met Hsp90 interacteert."

De eerste stap in het onderzoek is het analyseren van dat proces in een afzonderlijk eiwit. Maar echt boeiend wordt het als de zo verworven kennis kan worden getoetst door te kijken naar wat in levende cellen gebeurt. Een belangrijke reden voor Rüdiger om naar Utrechts te komen, was dat hem in de groep van Ineke Braakman die kans wordt geboden. "Ik wil hier uiteindelijk de eiwitvouwing bestuderen vanaf atomair of moleculair niveau tot in de levende cel. De aanwezigheid van Ineke was een tweede belangrijke reden waarom ik voor Utrecht heb gekozen."

Met de twee subsidies die hij in de wacht sleepte, kan Rüdiger een eigen onderzoeksgroep gaan opbouwen, maar zeker zo belangrijk vindt hij de erkenning. "De Vidi-subsidie gaf me het gevoel dat ik als buitenlander volledig door de Nederlandse wetenschappelijke gemeenschap was geaccepteerd. Helemaal bijzonder was dat ik vlak daarna ook een Marie Curie Excellence Grant kreeg. Daarvan zijn er in de hele EU op alle wetenschapsgebieden maar 29 uitgereikt. Ik ben er heel erg trots op dat ik één van die uitverkorenen ben."

Tim Boekhout van Solinge

Margot van der Kamp

Toen in 1995 de diplomatieke rel over drugs tussen Frankrijk en Nederland uitbrak, had ik toevallig net mijn onderzoek af naar cannabis in Frankrijk. En ineens ging het heel snel: de Fransen pikten het rapportje op, De Volkskrant schreef erover op zaterdag en toen ik in Netwerk was geweest, was ik ineens een mediapersoon. Nog steeds word ik regelmatig gevraagd voor lezingen en discussiepanels. Mijn interesse in de drugsproblematiek ontstond toen ik in 1991 een jaar in Parijs ging studeren. Daar las ik dat de drugsindustrie net zo groot was als de auto-industrie: er gaat acht procent van de wereldhandel in om. Ik liep door de straten van Parijs en vroeg me af: waar zit dat geld dan? Dat bleek dus overal te zitten; bij banken, particulieren, vastgoed.

Ik heb sindsdien verschillende onderzoeken gedaan naar drugs. Mijn manier van kijken bleek vernieuwend en werd internationaal gewaardeerd. Noem het holistisch, maar ik sprak met iedereen die betrokken is bij drugs: straatpolitie, hoge beleidsmakers, gezondheidswerkers, voorlichters, gebruikers en dealers. Ook wilde ik weten waar de drugs vandaan komen, hoe je er aan komt, hoeveel je ervoor betaalt, hoe het drugsbeleid er uiteindelijk in de praktijk uitziet.

Dat betekende dat ik de ene keer keurig in pak was, maar op andere momenten onopvallend door ongure wijken moest slenteren. Als ik mijn baard laat staan en me kleed met capuchon, leren jasje en petje, heb ik wel een beetje een Arabische look. Dat kwam wel van pas bij dit veldwerk. Soms ging ik alleen op stap, vaak ook met lokale mensen die ik via-via heb leren kennen om nog meer informatie over de 'markt' te verzamelen. Nadat ik die de drugsketen in Frankrijk en Zweden in kaart bracht, heb ik ook onderzoek gedaan in Nederland, Jamaica en Thailand. Ik was en ben nog steeds veel bezig met de ongelijkheid in de wereld, het herverdelingsvraagstuk. Drugs hebben mondiaal gezien een sterke noord-zuid component: ze worden geproduceerd in de arme zuidelijke landen en geconsumeerd in het rijke noorden.

Door de illegaliteit zijn drugs een krankzinnig probleem. De strijd ertegen zorgt voor structurele overbelasting van het justitièle apparaat en zitten gevangenissen overvol. Ik ben dan ook voorstander van het legaliseren van drugs. Maar ik spreek liever van regulering want anders denken mensen dat ik drugs in de supermarkt wil hebben liggen. Nu is de markt ongereguleerd, overgelaten dus aan illegale handelaren terwijl het denk ik verstandig is als de overheid meer grip op deze markt krijgt. Daarom nam ik in 1998 ook het initiatief een brief te schrijven aan Kofi Annan om over dit onderwerp een echte internationale discussie te openen.

De laatste paar jaar verschuift mijn onderzoeksterrein zich. Volgens mij is onze omgang met de natuur een van de grootste vraagstukken van deze tijd. Ik ben er van overtuigd dat we nu op een belangrijk moment in de menselijke evolutie leven. We gaan helemaal verkeerd met onze leefomgeving om. Het is 'erop of eronder': of we veranderen onze manier van leven en handelen, of we maken de boel, en daarmee onszelf en ander leven kapot. Ik zie mezelf als deel van die noodzakelijke verandering. Ik wil helpen voorkomen dat de wereld naar de klote gaat. Daarbij probeer ik praktisch te denken, mee te helpen. Waar moet je beginnen? De grootste soortenrijkdom vind je in het tropisch regenwoud dat massaal wordt gekapt. Mijn onderzoeksingang is ook hier de illegaliteit. Er wordt veel meer hout illegaal dan legaal gekapt en verhandeld.

Ik ben al in het Amazonegebied in Braziliè geweest en vorig jaar op Borneo. Het was het begin van mijn onderzoek naar illegale houtkap. De bedoeling was om daar een beetje rond te kijken en uit te zoeken waar ik terecht kan voor mijn onderzoek. Deze bezoeken leverden heel veel informatie op, maar doordat ik op een toeristenvisum reisde, mag ik mijn bevindingen niet als officièle onderzoeksinformatie gebruiken. Dus met de foto's die ik heb genomen van houtkap en houtsmokkel kan ik formeel niets.

Het probleem van de houtkap en de export is groot. Volgens officièle statistieken is in Braziliè tachtig procent van de export illegaal. Nederland is wereldwijd gezien een belangrijke houtimporteur. Ongeveer de helft van het tropisch hardhout in Nederland is illegaal gekapt. Veel hout komt uit Maleisiè, terwijl daar niet veel bos meer is.

Ik wil de komende tijd terug naar Indonesiè en Braziliè. Criminologisch onderzoek doen. Ik wil de handelsketen blootleggen, de spelers, de belangen. Ook bij dit onderzoek werk ik weer met lokale contacten. Die doe ik altijd 'vanzelf' op. Ik ga gewoon ergens heen, en loop altijd tegen mensen aan die me verder kunnen helpen. In het Amazonegebied kwam ik toevallig iemand tegen die met Greenpeace op onderzoek was geweest. Hij kon me weer verder helpen aan informatie over de illegale houtkap. Ik vertrouw sterk op mijn intuitie. Dat klinkt misschien niet wetenschappelijk, want het staat niet bij 'methoden en technieken'.

Een belangrijke drive voor dit type onderzoek is dat ik de wereld wil kennen. Dat ik andere manieren van denken wil leren begrijpen, en ook een beetje op zoek ben naar het verborgene. Daarnaast wil ik de wereld bewust maken van de problemen die de illegale kap veroorzaakt. Dat wil ik uitdragen waar dat maar kan. In persoonlijke gesprekken, presentaties; whatever.

Bewustwording is zo belangrijk: de meeste mensen hebben niet goed door wat de problemen van de houtkap zijn en dat we die met zijn allen moeten oplossen. Zelf kan je al veel doen. Ik ben niet zo'n wereldverbeteraar die bij vrienden onder de eettafel duikt om te zoeken naar het FSC-keurmerk - ik woon ook in sociale woningbouw met kozijnen van tropisch hardhout, misschien wel van illegale oorsprong - maar ik probeer wel bewust te leven. Ik ben vegetari‘r en heb ik geen auto.

Ik ben ook nog lang niet klaar met mijn werk. Misschien zit ik over twintig jaar nog steeds bij de universiteit, maar misschien neem ik meer verantwoordelijkheid en zit bij de VN. Als ik er tenminste

tegen kan dat je in zo'n hoge functie wordt geleefd, veel moet vergaderen en moet meedoen aan politieke spelletjes. Dat lijkt me namelijk wel erg moeilijk, want ik hecht veel waarde aan mijn vrije rol als wetenschapper.