Achtergrond

Peter de Haan

Ik vind dat onze staatssecretaris een karikatuur van musea maakt als ze spreekt over 'die vitrines en spullen waar je niet aan mag komen'. De praktijk is al lang een andere. We zijn hier in Utrecht met onze 50 à 60.000 bezoekers per jaar onvergelijkbaar veel groter dan de andere universiteitsmusea in den lande, en twee keer zo groot als rijksmuseum Boerhaave bijvoorbeeld.

Ik heb niks met 'het brede publiek' als doelgroep. Ik weet niet waar dat woont, hoe we het moeten bereiken en wat het zou willen. Dus: net als bij media, theaters en restaurants heb je je als museum scherp te profileren om een bepaald slag publiek te trekken. Wij kiezen een positie tussen de klassieke wetenschapsmusea à la Boerhaave en science centers als Nemo: interactief, toegankelijk, zelf aan de slag, goeie voorzieningen, maar ook een rijke collectie en goeie verhalen.

We bedienen een duidelijke doelgroep: gezinnen met jongere kinderen uit de regio, wat hoger opgeleid, breed geïnteresseerd en niet uit op alleen maar pret. Via schoolklassen en educatieve programma's krijgen we weliswaar de hele wereld binnen, tot en met de compleet zwarte schoolklassen uit Kanaleneiland, maar het merendeel van die kinderen zie je toch niet terug komen met pa en ma.

We hebben wel een expliciete opdracht op het gebied van educatie en communicatie van wetenschap en technologie. Het vreemde is dat we op dat terrein door jan en alleman worden aangesproken, behalve door de universiteiten zelf. Dat vind ik dus vreemd. De UU zou zich meer bewust moeten zijn van haar taken op gebied van de kennisvalorisatie en van de rol die wij als museum zouden kunnen spelen om jongeren met bèta en techniek te confronteren.Sinds mijn aantreden is de core business van het museum toch verschoven van 'goed zorgen voor onze kostbare en oude spulletjes' - wat natuurlijk nog steeds een belangrijke taak is -, naar 'het Utrechtse publiek laten zien wat een universiteit en wetenschap is'.

Niet dat de UU geen belangstelling voor ons heeft. Wat ik met name hartverwarmend vind, is dat de universitaire gemeenschap altijd voor ons klaar staat. Of het nu gaat om een grote tentoonstelling zoals die over colloïdchemie of om kleinere manifestaties zoals de WetenWeek, studenten, medewerkers, hoogleraren... ze zijn altijd bereid mee te doen.

Dat contact met het veld willen we vanaf 2006 intensiveren in de zogeheten UU-NU projecten. Daarin gaan we, met gebruikmaking van de know how die binnen de UU aanwezig is, inspringen op onderwerpen uit de actualiteit. We moeten daar nog een goed format voor ontwikkelen, zodat er binnen pakweg enkele weken een kleine expositie of een posterpresentatie kan staan, gecombineerd met bijvoorbeeld een Studium Generale-lezing of een Ubladartikel.

Misschien dat er via die samenwerking ook iets te doen is aan de nog steeds tegenvallende bezoekersaantallen uit de universitaire gelederen zelf.Sinds enige tijd zijn we gratis toegankelijk voor studenten en medewerkers, maar ze lopen onze deur nog niet plat. Natuurlijk lopen er tientallen stagiaires over de vloer hier, en er zijn flink wat collega's die hun buitenlandse gasten meenemen naar het museum. Studenten en medewerkers komen vaak binnen op feesten en partijen in onze tuin of de Oranjerie, of straks in de gerestaureerde kassen. Want ook op dat gebied hebben we flink aan de weg getimmerd; hier wordt menige jonge promovendus gefêteerd.

We gaan dit jaar onze naam veranderen: hoe die precies gaat luiden is nog geheim, maar in de ondertitel zal het woord 'wetenschap' of misschien wel 'science' belangrijker worden dan het woord 'universiteit'."Illustratief voor de omslag is de nieuwe inrichting van de voormalige Utrechtzaal, zeg maar de vaste tentoonstelling van het museum. Was dat voorheen een uitstalkast van alle pracht en praal die we in huis hebben, nu wordt het een soort volwassen pendant van het Jeugdlab, een 'Kennislab' waarin we de empirische cyclus laten zien die in wetenschap doorlopen wordt, vanaf vraagstelling via hypothese via onderzoek tot antwoord. Net als in de wetenschap staat in die nieuw ingerichte zaal het ask and listen centraal, en niet meer zoals vroeger het know and tell.

Elke keer als ik hier het hek binnenloop en ik zie weer een schoolklas kinderen, dan ben ik enthousiast. Ik ben erg van het publiek en de overdracht - niet voor niets ook ooit zelf begonnen in het onderwijs. Prachtig dat we die oude functie van het museum, namelijk een bijdrage leveren aan het universitair onderwijs, weer oppakken. Waar kun je wetenschapsfilosofie of -geschiedenis beter doceren dan in de depots van een wetenschapsmuseum?

We hebben prachtige collecties op gebied van natuurkunde, geneeskunde, diergeneeskunde, biologie, aardwetenschappen of, in Sonnenborgh, van sterrenkunde. We hebben van de faculteit Letteren de collecties archeologie en kunstgeschiedenis overgenomen die daar maar lagen te verpieteren. Tegelijkertijd hebben we gesaneerd: we hebben geen honderdduizenden objecten meer ergens onder het stof liggen, maar 10 à 15.000 sleutelstukken geselecteerd, waarvan we echt álles weten en die ons een afgerond verhaal vertellen, tot en met gisteren. Met zulke collecties kun je het onderwijs fantastisch faciliteren.

Nu dit compleet vernieuwde wetenschapsmuseum aardig vorm heeft gekregen, ligt de uitdaging voor mij persoonlijk vooral in het gevecht met de gemeente. De stad wil niet kiezen. Ik probeer met een aantal collega-museumdirecteuren al geruime tijd het Museumkwartier aangemerkt te krijgen als unique sellingpoint voor de stad. Maar de gemeente tuigt de ene keer het Domplein op, de andere keer probeert ze de aftrap van de Tour de France binnen te halen, en zo is er elk jaar wat anders.

Maar waarom ga jij een weekendje naar Gent, Barcelona of Münster? Hoe verkoop je jezelf als grotere provinciestad? Toch niet met de Jaarbeurs en ons winkelaanbod? Utrecht moet het vooral van zijn rijke cultuur hebben. Zijn historische binnenstad, de gebouwen en prachtige musea. Niet alleen wij zijn een andere koers gaan varen, ook andere Utrechtse musea. Combineer dat met goede hotels en horeca, en het loopt storm met de bezoekers aan je stad. Wat dat betreft zou de gemeente veel kunnen leren van de 'focus en massa-discussie' van de UU: maak keuzes, stel prioriteiten en zorg dat je een spetterend cultureel centrum hebt, waaraan musea met hun bruisende activiteiten hun bijdragen kunnen leveren. Van zo'n strijd, met een dergelijk doel, daar krijg ik wel adrenaline van, ja.

interview

Iva Bicanic

Alette van Doggenaar

Omdat mijn ouders allebei uit Kroatië komen, ben ik officieel allochtoon. Daarom kon ik meedingen naar een Mozaïekbeurs van NWO, een beurs die is ingesteld om allochtonen te laten doorstromen in de wetenschap. Ik ben er heel blij mee, maar gek is het wel want ik voel me niet allochtoon of kansarm.

Mijn ouders zijn in 1968 naar de Verenigde Staten gegaan omdat ze in het buitenland verder wilden studeren. Mijn vader is natuurkundige, mijn moeder studeerde economie. In 1971 kwamen ze naar Nederland omdat mijn vader in Nijmegen kon gaan promoveren.

Zo'n Mozaïekbeurs brengt bijzondere verplichtingen met zich mee. Netwerken met elkaar wordt erg belangrijk gevonden en we moesten de beurs in traditionele kleding in ontvangst nemen. Wel een beetje vreemd als je in Nederland bent geboren en hier hebt gestudeerd. Ik heb ook alleen maar Nederlandse vrienden. Ik had eerder geprobeerd om op een ander manier aan geld voor mijn onderzoek te komen maar dat is niet gelukt. En ik wilde al heel lang antwoord op vragen die ik nu kan gaan onderzoeken.

Wat ik altijd al heb willen weten, is of het effect van therapie objectief te meten is. Mensen kunnen wel zeggen dat ze zich beter voelen maar zie je dat nu ook terug in het lichaam, bijvoorbeeld in de secretie van stresshormonen? We onderzoeken dat bij het Psychotraumacentrum voor Kinderen en Jongeren in het Wilhelmina Kinderziekenhuis. We hebben een groepsbehandeling ontwikkeld voor meisjes tussen de 13 en de 18 die eenmalig verkracht of aangerand zijn.

Het meest schokkende vond ik dat die meisjes bijna allemaal maanden of zelfs jaren met zo'n traumatische ervaring rondlopen zonder het aan iemand te vertellen. Ze komen thuis, bloedend soms, gaan lang onder de douche staan en doen vervolgens alsof er niets is gebeurd.

Ze zijn bang voor heftige emoties bij de ouders, bang voor wraak van de dader, bang dat ze niet geloofd zullen worden en dat mensen zullen zeggen dat het hun eigen schuld was. Ze doen hun uiterste best om gevoelens en gedachten aan het seksueel geweld te onderdrukken, en hebben allerlei vermijdingsstrategieën. Uiteindelijk houden ze het niet vol en gaan ze 'raar' doen. Ze maken steeds meer ruzie, krijgen eetproblemen of gaan zich snijden. Onder enige druk van de omgeving komt het verhaal er dan uit. Vaak hebben ze een posttraumatische stress-stoornis ontwikkeld.

De therapie die we toepassen, is gebaseerd op cognitieve gedragstherapeutische principes. Het idee is dat je gedachten bepalen hoe je je voelt en dat deze gevoelens vervolgens je gedrag sturen. We proberen irreële denkbeelden te corrigeren en gedrag dat daarop gebaseerd is te veranderen. Die meisjes denken bijvoorbeeld dat een verkrachting elk ogenblik opnieuw kan gebeuren. Dat maakt ze angstig waardoor ze nergens meer naartoe durven. Angst is als een olievlek als je niet uitkijkt. Het wordt steeds erger.

Een andere irreële gedachte is het idee dat het hun eigen schuld is of dat ze terug hadden moeten vechten. Door die gedachten worden ze boos op zichzelf en straffen ze zichzelf. Ze snappen zichzelf vaak niet meer. Ze dachten zichzelf te kennen als sterk en autonoom en hebben toch niets gedaan om zich te verweren. Dat is onbegrijpelijk voor ze. We geven daarom veel psycho-educatie onder meer over normale stressreacties. We leggen uit dat angst je letterlijk kan verlammen, waardoor ze meer begrip krijgen voor hun eigen reacties. Sommige meisjes komen tot het inzicht dat het eigenlijk heel verstandig is dat ze zich niet hebben verweerd omdat ze zo erger hebben kunnen voorkomen.

De meisjes krijgen ook een gynaecoloog op bezoek. Veel meisjes denken dat er van binnen iets beschadigd is of dat ze nooit meer zwanger kunnen worden. De politie komt ook langs om informatie te geven over het doen van aangifte, omdat meisjes en ouders daar een verkeerd beeld van kunnen hebben. Ze krijgen te horen dat niemand aan je lijf mag komen, ook al sta je in je blote kont op tafel.

Tussen de sessies door moeten ze oefenen met situaties die angst oproepen, want deze kan alleen op die manier uitdoven.

In sessie drie vertellen ze wat er precies is gebeurd. Vaak is dat voor het eerst. Ze zijn daar erg bang voor. Het is verschrikkelijk wat ze hebben meegemaakt en ook dat ze er al heel lang mee rondlopen. De gevolgen worden vaak onderschat, zeker bij aanranding. Ze bagatelliseren het zelf ook, om ermee te kunnen leven.

Eén van de belangrijke dingen van de therapie is dat we ook een oudergroep hebben. Die ouders moeten ook hun verhaal kwijt. Ze zijn kwaad op de dader, en ze vragen zich af waarom hun kind niet meteen naar hen is toegekomen. Ouders voelen zich vaak schuldig en kunnen overdreven toegeeflijk worden, terwijl het na een trauma juist zo belangrijk is dat de opvoeding gewoon doorgaat. Of ouders worden overbezorgd en laten hun puberdochter nergens meer naartoe gaan. Het is belangrijk om daar iets aan te doen. Deze meisjes willen uiteindelijk gewoon hun eigen leven terug en zijn na de behandeling soms verder in de verwerking dan hun ouders.

Onze therapie is uniek in Nederland. Er is hier geen georganiseerde vorm van hulp zoals in Amerika. Daar heb je sexual assault centres, waar alle deskundigheid bij elkaar zit. De politie, medici en psychologen.

Of ik ook een antwoord krijg op mijn theoretische vraag weet ik nog niet. We zijn pas begin dit jaar begonnen met de therapie. Het meten van cortisolspiegels moet nog volgen. Dat is overigens niet zo simpel. Je wilt het verloop van de secretie over de dag meten. Dat begint bij het ontwaken. Maar welk moment is precies het moment van ontwaken? Dat luistert heel nauw.

Het onderzoek vergt nogal wat van de deelneemsters en ook van de onderzoeker. Verzamelen van speeksel gebeurt met behulp van zo'n tandartsrolletje van watten. Daar moet iemand twee minuten rustig op kauwen. De proefpersoon mag het eerste uur na het ontwaken niet roken, niet eten en geen tandenpoetsen. Je moet als onderzoeker zorgen dat iedereen het volgens de regels doet, ook als je er zelf niet bij bent.

Ik hoor veel akelige verhalen, maar ik word er zelf niet bang van. Ik ga gewoon joggen in het bos, al neem ik dan wel een fluitje mee. Dat ik uitgerekend met dit onderzoek in het territorium van de Utrechtse serieverkrachter zit, daar had ik nog nooit bij stilgestaan.

Er kan altijd wat gebeuren, maar je moet je niet door angst laten leiden. Dat wil ik die meisjes ook leren. Het leven heeft risico's, maar je moet ze niet overschatten.

<ParaStyle:streamer>Ik hoor veel akelige verhalen, maar ik word er zelf niet bang van.

Glühwein drinken voor het goede doel

De Tsunami had het allemaal. Het gebeurde op tweede kerstdag; de boosdoener was een vloedgolf van bijbelse proporties; de getroffen gebieden puilden uit van westerse toeristen; die bovendien massaal hun videocamera´s lieten draaien; en satellietfoto´s lieten onthutsende 'voor' en 'na' beelden zien. Kortom, de mediagenieke ramp was gemaakt voor televisie - en de hulp kwam massaal op gang, Nederland zamelde 207 miljoen euro in.

Opvallend aan de Nederlandse reactie was dat veel mensen zelf de handen uit de mouwen wilden steken, in plaats van passief geld storten in de grote giro-555-pot. De Stichting Mensen in Nood werd overspoeld met dat soort verzoeken. Ook studenten namen zelf het initiatief om geld of spullen in te zamelen en dat hoogstpersoonlijk naar het rampgebied te brengen.

De reactie past in een trend, vindt Debra Aurich van de Stichting LaLuz. Deze stichting bemiddelt tussen hoger opgeleiden en ideële organisaties zoals het Rode Kruis of War Child die behoefte hebben aan specifieke expertise. "Mensen willen geen tientjeslid meer zijn van een organisatie en af en toe een folder in de bus krijgen die ze misschien meteen weer weggooien. Op die manier voelen ze weinig of geen betrokkenheid, ze willen liever zelf iets doen. En dat is dan geen operationeel werk - bijvoorbeeld het slaan van waterputten in Afrika - want dat geeft maar even voldoening. Mensen die zich bij ons aanmelden willen iets doen met hun eigen expertise of talent."

Maar wat beweegt studenten of pas afgestudeerden om zich belangeloos in te zetten? Het is verleidelijk om studenten links en idealistisch te noemen. Zo doet GroenLinks het traditioneel goed bij studenten in Utrecht. Maar de redenen waarom studenten zich inzetten voor het goede doel kunnen heel pragmatisch zijn. Kort door de bocht: studenten hebben veel tijd en weinig geld. Dat vertaalt zich naar een ruime inzet voor goede doelen en misschien niet meteen tot het doen van fikse donaties.

Kindertehuis

Neem de Stichting Bouworde Nederland. Deze organisatie stuurde dit jaar ruim 400 Nederlandse jongeren, veelal studenten uit Utrecht en Gelderland, naar Oost-Europa om daar een paar weken mee te werken aan sociaal noodzakelijke bouwprojecten. Dat kan zijn het renoveren van een Pools kindertehuis of het opknappen van een tehuis voor gehandicapten in Bulgarije. Iets meer mannen dan vrouwen melden zich aan voor de bouwprojecten, vertelt directeur Regina Vermeulen. Wel zijn alle studies vertegenwoordigd. "Ze komen uit alle hoeken en gaten, van sociale studies, de Pabo tot aan bouwkundigen."

Hoewel de van oudsher katholieke stichting zich inzet voor sociaal belangrijke doelen, relativeert Vermeulen het idealisme van de deelnemers. "Voor de meeste vrijwilligers is het gewoon een actieve vakantie, het zijn mensen die niet graag stilzitten. Als je in drie weken de wereld wilt verbeteren, kom je gedesillusioneerd thuis."

Ike Teuling doet een master sustainable development aan de Universiteit Utrecht en ze is een vaste klant van de Bouworde. Zes jaar geleden ging ze voor het eerst mee, dit jaar vloog ze naar "een klein dorpje in de bergen" in Bulgarije. "In een kindertehuis heb ik wat geschilderd en opgeknapt. Het is altijd heel bijzonder, je doet niet de toeristendingen, maar je logeert bij een gastgezin en je leert het land kennen op een manier die anders niet zou kunnen. De lokale bevolking vindt het altijd heel leuk, hoewel ze er niks van snappen dat je het gratis doet. Het is nobel werk inderdaad, maar hoewel dat wel meeweegt, is het niet de belangrijkste reden om mee te gaan. Ik vind het fijn om wat te doen op vakantie. Ik ben niet het type dat weken languit op het strand ligt."

Feesten

Ook Joyce de Vries van de studentengroep van Amnesty International Utrecht vind dat het wel meevalt met het idealisme van studenten. "In het algemeen vind ik niet dat er in de maatschappij of onder studenten opvallend veel aandacht is voor goede doelen. Als ik naar mijn eigen vriendenkring kijk, dan zijn die daar niet echt mee bezig. Studie halen, feesten aflopen, dingen doen. Studenten blijven studenten."

Maar de studentenafdeling van Amnesty heeft niet te klagen over belangstelling. "Wij hoeven totaal geen reclame te maken", zegt De Vries. Nieuwe leden weten zelf hun weg te vinden naar de mensenrechtenorganisatie. De studentengroep organiseert bijvoorbeeld elke donderdag in De Uithof een schrijflunch waar ze brieven opstellen om onderdrukte vrouwen in Afrika of gevangenen in Birma te steunen. Op 10 december lazen leden van Amnesty vrouwenverhalen voor in De Uithof in het kader van de campagne Stop Geweld tegen Vrouwen.

De studentengroep bestaat vooral uit studenten bestuurs- en organisatiekunde en rechten, zegt De Vries. "Verder hebben we veel meer vrouwen dan mannen, bij ons is maar tien procent man. Hoewel in Utrecht natuurlijk ook meer vrouwelijke studenten zijn, zie ik deze verdeling bij alle studentengroepen van Amnesty in Nederland. Kennelijk zijn vrouwen meer sociaal begaan dan mannen."

Christendom

Diep gewortelde aandacht voor de medemens vinden we bij de christelijke studentenvereniging S.S.R.-N.U. De vereniging ontplooit een waaier aan activiteiten, van de financiële adoptie van een Braziliaans kind tot aan het meehelpen bij de maaltijdvoorziening voor daklozen en portierzitten bij 24-uursvrouwenopvang. Ook deed S.S.R.-N.U. in oktober mee aan de actie 'Time to Turn' tegen misstanden in de chocoladehandel en de bananenteelt.

"Het leeft heel erg", zegt fiscus Wouter Beekhuis, ook lid van de ondervereniging Ignis die zich speciaal bezig houdt met goede doelen. Ignis zamelt geld in bij leden door bijvoorbeeld het verkopen van popcorn op een video-avond of glühwein met kerst. Beekhuis noemt het "een christelijke verantwoordelijkheid naar de maatschappij" om de sociaal zwakkeren te helpen. "Natuurlijk is het ook je verantwoordelijkheid als mens", vindt hij. "Maar het christendom is voor een belangrijk deel gestoeld op naastenliefde, daarom denk ik dat veel S.S.R.-N.U.-leden die verantwoordelijkheid zeker voelen. Bovendien heb je het als student financieel misschien vaak krap, eigenlijk heb je het wel heel goed. Het is daarom vooral leuk om iets praktisch te doen, in plaats van geld te geven."

Andere studentengezelligheidsverenigingen hebben hun ideële inspanningen meer geïnstitutionaliseerd: het hoort erbij, zogezegd. Alle verenigingen hebben wel een 'goede doelen'-commissie en zamelen jaarlijks duizenden euro's in voor diverse goede doelen in binnen- en buitenland. Zo haalden eerstejaars Unitas-leden dit jaar tijdens een collecte bijna 9000 euro op voor een fonds voor verstandelijk gehandicapten. Eerstejaars die geld inzamelen voor een goed doel is bij Unitas een jaarlijks terugkerende gebeurtenis. Rosanne Snijders, vice abactis van de senaat, legt uit waarom. "Aan de ene kant is het een manier voor de eerstejaars om elkaar te leren kennen, aan de andere kant zijn we bij een vereniging met zoveel mensen, dat het makkelijk is om iets goeds te doen voor mensen die het minder hebben dan wij."

Spontaan, de vereniging voor studenten die een verschil willen maken, houdt zich alleen bezig 'goede-doelenprojecten'. De vereniging bestaat nu anderhalf jaar en heeft 40 leden. Per maand komen er een stuk of twee bij, zegt secretaris Erik van Zuijdam. Spontaan was genomineerd voor de vrijwilligersprijs maar helaas buiten de prijzen gevallemn. In november hadden ze hun eerste benefietfeest en wel voor de Stichting Bosnische Toekomst: twee Bosnische gezinnen krijgen met de opbrengst weer een huis. Ook zijn ze genomineerd voor de

Liefdadigheid en feesten gaat bij studenten vaak hand in hand. Maar ach, wat is er mis met wat vrolijkheid rond het geven van geld? Neem Amerikanen, dat zijn gulle gevers. Per jaar doneren ze 240 miljard dollar aan goede doelen. Met gemiddeld 750 dollar per inwoner is dat drie à vier keer zoveel als in Nederland. En dat mag gevierd worden, schetst Charles Groenhuijsen, ex-Ubladverslaggever en voormalig Amerika-correspondent in zijn boek 'Amerikanen zijn niet gek'. "Scholen, kerken, musea, sociale hulporganisaties en politieke partijen maken er altijd iets leuks van. Het is geen anoniem girootje, nee, het zijn grote feestavonden."

In de universitaire vitrine: de prestigemasters.

'Universiteit zoekt knappe koppen' en 'Universiteit Utrecht wil nog meer aanzien'. De manier waarop regionale kranten twee weken geleden over de bekendmaking van de zeven nieuwe prestigemasters berichtten, werkt bij ingewijden wellicht ietwat op de lachspieren. Toch geven ze in essentie de bedoeling van de universiteit aardig weer met de onderzoeksmasters waar ambitieuze en talentvolle studententen onderwijs krijgen van excellente onderzoekers.

"Met de prestigemasters kunnen we de Universiteit Utrecht naar buiten toe nog scherper profileren", meent prof.dr. Wiljan van den Akker, voorzitter van de commissie die het college van bestuur dit jaar adviseerde bij het aanwijzen van de tweede golf masters die het felbegeerde prestigepredikaat mochten ontvangen. De Engelstalige topprogramma's moet de universiteit vooral opstoten in de internationale vaart der onderzoekersuniversiteiten.

Rijkdom

De zeven masters die in de prijzen vielen, kunnen worden toegevoegd aan een rijtje van acht die na een eerste ronde in 2004 al tot prestigemaster werden benoemd. Deze vijftien geselecteerde programma's kunnen beschikken over een extra universitaire bijdrage van een halve tot twee ton per jaar. Met dat geld moeten de programma's werken aan verdere kwaliteitsverbetering en internationalisering. Maar wat gebeurt er eigenlijk met dat geld? En slagen de prestigemasters in hun opzet?

Het Ublad maakte een korte rondgang langs enkele prestigemasters uit die eerste ronde. Al snel blijkt dat met de extra middelen vaak buitenlandse sprekers of gastdocenten worden uitgenodigd, ook krijgen studenten beurzen voor een kort bezoek aan een belangrijke conferentie, een excursie of een langdurige stage in het buitenland. Zo is er bij de sociologiemaster een wisselleerstoel en kunnen studenten mediëvistiek naar een bekend wetenschappelijk congres in Leeds.

Maar is er ook geïnvesteerd in apparatuur en personeel. Van de gelden voor de master Neuroscience and Cognition is een laboratorium ingericht voor onderzoek naar de genetische oorsprong van ziekten in de hersenen. Voor de ondersteuning daarvan is bovendien een postdoc aangesteld. Diezelfde postdoc doet tevens een deel van de studentenbegeleiding. Programmacoördinator dr. Gerda Croiset: "Een geweldige impuls, waarvan zowel het onderwijs als het onderzoek profiteert."

Maar de rijkdom uit zich vaak in kleine zaken. Docenten bij de prestigemaster Medieval Studies zien nu kans op ouderwetse wijze kleinschalig, welhaast privé-onderwijs te geven in verloren gewaande disciplines. Zo bestaat er nu een tutorial oorkondenleer.

Ambities

Het geld, maar zeker ook de erkenning van de universiteit, geven de programma's een flinke steun in de rug bij het waarmaken van de universitaire ambities, vinden de gesprekspartners. De luxe is ook niet overbodig. De masters voldoen immers nog niet in alle opzichten aan de wensen, bleek uit een verslag van een korte evaluatie door de rector die halverwege dit jaar plaatsvond.

De kwaliteit van de opleiding en van de deelnemende studenten staat op geen enkele manier ter discussie, die is uitmuntend. Maar het aantal studenten laat nog te wensen over. Alleen het programma van Gerda Croiset zorgde op dit punt voor werkelijke tevredenheid. "Wij zitten vol."

Natuurlijk, de programma's lopen pas kort en de echte bacheloruitstroom moet in sommige gevallen nog op gang komen. En de programma's voorzien bovendien in een stijgende instroom. Toch is commissievoorzitter Van den Akker al vaker opgevallen dat masterprogramma's in Nederland wel erg hooggespannen verwachtingen hebben van de belangstelling van studenten. "Bij een graduate course aan het English department in Berkeley is vijf tot zes studenten heel gewoon. Waarom zo hoog mikken, als je dat niet waar kunt maken?"

Beurzen

Ook het percentage buitenlandse studenten in de prestigemasters voldoet niet in alle gevallen aan de doelstelling van dertig procent. Daarom is er inmiddels een offensief van de PR-afdeling in gang gezet. Vanaf volgend jaar is er budget voor zaken als het bezoeken van onderwijsbeurzen en gerichte promotie via partnerinstellingen.

De prestigemasters zullen echter - zo is de verwachting - vooral kunnen gaan profiteren van een hoger aantal Utrecht Excellence Scholarships; beurzen voor prestigemaster-studenten van buiten de 'Europese Economische Ruimte' (EER). Dat aantal zal in de komende jaren worden uitgebreid van 32 in 2006-2007 tot 140 in 2007-2008. De beurzen zijn bedoeld als compensatie voor het hogere collegegeld dat niet-EER-studenten in Nederland moeten gaan betalen.

Daarnaast heeft de universiteit de hoop gevestigd op samenwerkingsverbanden met partners in het buitenland. Ook op dat vlak is nog veel te winnen, stelde de genoemde evaluatie van juni dit jaar. De masters hebben allemaal zeer goede contacten in het buitenland, maar deze blijven nog te veel een zaak van de individuele hoogleraar en te weinig van formele samenwerkingsverbanden. Opleidingen zouden bijvoorbeeld moeten streven naar vormen van gezamenlijke diplomering.

De meeste prestigemasters bevestigen het belang van structurele afspraken met buitenlandse universiteiten. De aanzetten zijn er ook, maar het is iets van de lange adem. De obstakels zijn divers van aard. Zoals te verschillende onderwijsprogramma's, het ontbreken van fondsen en tijd. 'Zo'n joint-degree doe je niet even op een achternamiddag', zo wordt de gemeenschappelijke opvatting verwoord door sociologiehoogleraar Raub.

Sommigen relativeren ook de grote nadruk op buitenlandse instroom. Zo leidt de vaak problematische aansluiting tussen de buitenlandse vooropleiding en de Utrechtse master, ertoe dat opleidingen er voor waken coûte que coûte buitenlandse studenten toe te laten.

Promotieplekken

Het grote probleem bij het vergroten van instroom van ambitieuze en talentvolle studenten vanuit de gehele wereld, blijft de inrichting van het Nederlandse promotiestelsel. Wanneer de universiteit in een persbericht stelt dat de prestigemaster een verbinding biedt tussen master en PhD-traject, dan kan zij dat maar zeer ten dele waarmaken. Er zijn eenvoudigweg geen of slechts een gering aantal promotieplekken. Gerda Croiset ziet veel goede studenten na een stage voor een promotie voor een buitenlandse universiteit kiezen. "Ik moet bekennen dat we dat met lede ogen aanzien." Wiljan van den Akker spreekt over de 'achilleshiel' van het Nederlandse onderwijssysteem en een 'zwakke plek' van de prestigemasters. "Je kunt nooit beloven dat een prestigemaster leidt tot een PhD, dat is gewoon niet waar. En daar moet je bij de inrichting van je programma dus ook rekening mee houden. Je leidt niet alleen op voor de wetenschap."

Grotere prestigemasters als Neuroscience and Cognition en Biomolecular Science zeggen in de voorlichting op realistische wijze aandacht te besteden aan dit gegeven. Buitenlandse studenten weten dat de promotieplaats allesbehalve gegarandeerd is. Tegelijkertijd houden sommige andere programma's de instroom bewust klein om de kansen op een promotieplaats zo groot mogelijk te maken. Werner Raub van Sociology and Social Research: "Wij beschouwen onze prestigemaster als een kweekvijver van onderzoekstalent. In dat opzicht stelt het gebrek aan aio-plaatsen een bovengrens aan het aantal masterstudenten. Wij zijn gedwongen zeer selectief te zijn. Studenten moeten bij ons een vliegende start voor een promotie kunnen maken."

De mitsen en de maren die er op dit moment nog zijn, moeten in perspectief worden gezet. De prestigemasters zijn nog maar net bezig. Het bachelor-masterstelsel is nog in ontwikkeling. En het promotiestelsel zal - hoe dan ook - een keer op de schop gaan. De prestigemasters zullen zich echter snel moeten gaan bewijzen als etalagekast van de universiteit. "We hebben bepaalde terreinen nu als excellent aangewezen", zegt Wiljan van den Akker. "Die opleidingen zijn echt top. En dat kunnen we waarmaken, daar ben ik van overtuigd."

KADER

15 prestigemasters

Eerste ronde 2004

*Neuroscience and Cognition

twee programma's: - Cognitive Neuroscience

- Experimental & Clinical Neuroscience

*Sociology and Social Research

*Medieval Studies

*Human Geography and Planning

*Biomolecular Science

*Theoretical Physics

*Mathematical Sciences

Tweede ronde 2006

*Chemistry and Physics

*Epidemiology

*Linguistics

*Genomics and Developmental Biology

*Sustainable Development

*Migration, Ethnic Relations and Multiculturalism

*Drug Innovation

"Docenten hebben veel tijd en energie voor ons"

Met haar prestigemasters probeert de universiteit topstudenten uit binnen- en buitenland naar Utrecht te halen. Wie zijn deze studenten en hoe denken zij zelf over hun prestigieuze onderzoeksmaster? Het Ublad sprak met vier van hen.

Alexander Kroon

In haar voormalige Poolse woonplaats Poznan surfte Agnieszka Kanas (25) wat over het internet toen ze plots op informatie stuitte over de Sociology and Social Research-master. Vanaf dat moment wist Agnieszka het zeker: ze zou haar zinnen zetten op deze Utrechtse prestigemaster. Dat ze haar studieloopbaan niet in haar vaderland zou vervolgen, stond al langer vast. Over de grens waren de academische faciliteiten en mogelijkheden immers een stuk beter, zo ondervond ze tijdens eerdere uitwisselingsprogramma's in Denemarken en in Nederland aan de Erasmus Universiteit. "Wat Nederland vooral aantrekkelijk maakt voor buitenlandse studenten is het uitgebreide aanbod aan Engelstalig onderwijs. Dit in tegenstelling tot een land als Duitsland", vertelt Agnieszka. "Natuurlijk had ik ook voor Engeland kunnen kiezen, maar studeren is in Nederland een stuk beter te betalen."

Wat de Poolse aanspreekt aan haar master is de combinatie van theorie en onderzoek. Bovendien steekt de universiteit veel geld in de prestigemasters, waardoor het mogelijk is om een klein studentenaantal te laten begeleiden door een relatief groot docentenkorps. "Onze groep bestaat slechts uit tien mensen. Docenten hebben zodoende veel tijd en energie voor ons. Dat bevordert het studieresultaat."

Of haar prestigemaster in het buitenland grote bekendheid geniet? "Ik denk het eigenlijk niet. Maar het gaat hier natuurlijk wel om een nieuw programma. Dat heeft gewoon nog wat tijd nodig, denk ik. Zo bestond de eerste lichting nog voornamelijk uit Nederlandse studenten, nu hebben mensen zich aangemeld uit landen als Turkije, China, Polen en Taiwan."

Silvia Surinova (22) uit Slowakije meent dat - op haar vakgebied - maar weinig Europese universiteiten over zoveel expertise en faciliteiten beschikken als haar afdeling Biomolecular Mass Spectrometry. "Dit maakt de Universiteit Utrecht uniek in Nederland. Studeren op een dergelijke faculteit is voor een masterstudent van onschatbare waarde."

Net als Agnieszka uit Polen prijst Silvia de kleinschaligheid van het onderwijs. Voor haar was het één van de voornaamste redenen om naar Utrecht te komen. Dit deed ze overigens al in een vroeg stadium: ze behaalde haar bachelor aan het University College Utrecht (UCU). "In Slowakije kwam ik in contact met enkele mensen die op het University College hadden gezeten en zij waren daar erg positief over. Dat wekte mijn belangstelling. Vooral de onderwijsmethode sprak me aan. Engels als voertaal en kleine groepen van maximaal 25 studenten. En daarnaast veel vrijheid om je studie zelf in te vullen.

Het UCU bleek voor Silvia een ideale springplank voor haar prestigemaster Biomolecular Sciences. Een toets Engels, die prestigemaster-kandidaten doorgaans wordt afgenomen, hoefde ze daarom niet te doen en ook een toelatingsgesprek was niet nodig. Eigenlijk kon ze na het opsturen van haar cijferlijst en motivatiebrief direct aan de slag.

Di-jonne der Kinderen (22) moest beduidend meer peentjes zweten alvorens toegelaten te worden tot de prestigemaster Medieval Studies. Tijdens het toelatingsinterview met coördinatoren Marco Mostert en Maarten Prak werd zij - in haar eigen beleving - flink door de mangel gehaald. "Ik had zelf het idee dat het dramatisch ging. Ik stond stijf van de zenuwen!" Om de toelatingskans te vergroten, volgde Di-jonne tijdens haar bachelor Engelse taal en cultuur zoveel mogelijk vakken die aansloten op Medieval Studies. Zowel inhoudelijk als op het onderzoeksvlak. "Je moet er veel voor doen om toegelaten te worden, maar dat is alleen maar goed, denk ik. Je kunt wel streven naar een groter studentenaantal, maar als daarmee het niveau omlaag gaat, haal je heel de opleiding naar beneden."

Of Medieval Studies zich in de rest van de wereld onderscheidt, vindt Di-jonne moeilijk te zeggen. "Maar zelf heb ik heel sterk het idee dat het een topstudie betreft." Dit blijkt bijvoorbeeld uit de faciliteiten die de studenten ter beschikking staan. De letterenbieb oogt dan misschien niet zo fraai, de bieb is in het buitenland weldegelijk vermaard om haar uitgebreide collectie. "Vooral de collectie middeleeuwen staat in hoog aanzien. Een docente van de universiteit van York sprak laatst nog haar bewondering uit. Ze vindt de Utrechtse bibliotheek beter dan die van York. Nou, dat zegt toch wel wat."

Mark van Eekelen (25) bericht vanuit Boston dat de internationale pretenties van de UU voor een groot deel terecht zijn. Hij begon in 2003 met de master Biomolecular Sciences en is nu uitgevlogen voor een stage aan de Harvard Medical School. "Nederlandse studenten zijn hier redelijk populair voor stages. Hoewel het onderwijsverschil tussen de VS en Nederland daar de voornaamste reden voor is. In Nederland doen studenten tijdens hun master al veel onderzoekservaring op, terwijl studenten in de VS pas met lab rotations beginnen tijdens hun PhD-programma. Ook hebben Nederlandse studenten vaak meer achtergrondkennis. Ik heb zelf in elk geval altijd het idee gehad over voldoende kennis en ervaring te beschikken om me op een prestigieus lab in Boston te kunnen handhaven. Ik zou dus zeggen dat de UU op hoog niveau met andere universiteiten kan concurreren."

'Mijn vader geeft de planten water'

Ton (48), Sjoerd (4), Casper (4) en Lisa (4)

Alles in 3voud. Zo luidt de titel van het boek dat sociaal-geograaf Ton van Rietbergen deze zomer uitbracht. In die verzameling columns uit 'Ouders van Nu' mijmert Van Rietbergen naar hartelust over het vaderschap en de vele onverwachte kanten die daar voor hem aan bleken te zitten. "Wat moet je doen als Casper met zijn piemel zit te spelen en opeens tegen je zegt: "Hé, hij wordt hard."?

"Vanaf de geboorte van onze drieling wist ik dat ik het volledig wilde ervaren. Dus niet alleen maar het vlees aansnijden op zondag en af en toe met ze naar de dierentuin, maar juist ook de immense drukte en de verkleining van je wereld tot het eigen huis. Je hebt natuurlijk ook geen keus, want met drie kinderen heb je altijd je handen vol. Daarom heb ik de afgelopen vier jaar bewust mijn aantal uren tot 27 teruggebracht. Daar zijn op de universiteit gelukkig veel mogelijkheden voor. Komisch en typisch Nederlands is wel dat er een echte regeling bestaat voor drielingen. Ouders hebben bijvoorbeeld recht op drie maal ouderschapsverlof, maar er is slechts voor één kind financiering. Bij mijn faculteit vonden ze dat niet echt rechtvaardig. Vandaar dat ze mij twee ouderschapsverloven hebben doen toekomen en met de inlevering van al mijn vrije dagen kon ik die vier jaar net doorkomen. Ondanks al dat verlof heb ik echter nog nooit zo weinig echte vrije tijd gehad. Kinderen zijn nu eenmaal zeer dwingend en ik durf de stelling wel aan dat opvoeding van kinderen een aanzienlijk zwaardere baan is dan een fulltime aanstelling als docent-onderzoeker. Ook je wereldbeeld wordt door kinderen flink aangetast want inmiddels reken ik Bert en Ernie tot mijn vrienden maar heb ik geen flauw idee meer wat voor popmuziek er uitkomt. Bij films kan ik alleen nog meepraten over Pluk van de Petteflat (leuke film trouwens, ook voor volwassen).

"Aan de andere kant maken kinderen je rustiger, ook relativeer je meer. Als alle mannen gedwongen zouden worden om een paar dagen per week thuis voor de kinderen te zorgen, zou de wereld er een stuk humaner uitzien. Kinderen die zich onder de uitroep 'bij je zitten' op je schoot wringen en wiens billen je duizenden keren hebt afgeveegd, zul je niet makkelijk ten oorlog laten gaan. Nu kun je zeggen dat veel bestuurders ook kinderen hebben, maar bij de meesten beperken de activiteiten zich toch tot een plichtmatige nachtzoen en het halen en brengen van en naar de sportclub. Het oneerlijke is dat deze wegblijvers door de kinderen met veel meer enthousiasme worden onthaald dan de tobbende thuiszitter.

"Wel heb ik een duidelijke keuze moeten maken. Mijn carrièrepad is wel zo'n beetje gestrand. Hoogleraar worden zit er, als ik daar al de capaciteiten voor zou hebben, gewoon niet in. Al die vergaderingen en bijeenkomsten waar je dan bij moet zijn, ik zou er echt geen tijd voor hebben. Het grappige is wel dat ik mijn werktijd efficiënter besteed dan voordat ik vader werd. Toen maakte het me niet zoveel uit hoe laat het werd, met als gevolg dat ik behoorlijk wat tijd vermorste. Nu haal ik het uiterste uit de dagen die ik heb.

Wat mij verrast heeft, is hoe veel zorgen je je als vader maakt. Bij elk kuchje gaat er, zeker als de kinderen nog heel klein zijn, een golf van angst door je heen. Maar het ergste van het vaderschap op latere leeftijd is misschien wel dat je voordurend zit te rekenen. Hoe oud zijn ze als ik tachtig ben? Wanneer kan ik rustig overlijden? Nou ja, een voordeel van mijn leeftijd is wel weer dat ik nu veel meer uitgebalanceerd ben dan toen ik twintig was. En afgezien van de puberteit krijgen ze waarschijnlijk niet de kans om me echt zat te worden, want tegen die tijd ben ik dood en wacht de erfenis, zoals Max Pam het ooit beschreef. En dat is een hele geruststelling voor beide partijen.

"Nu de kinderen naar school gaan, komen de opvoedingsvragen. Zullen ze wel populair genoeg worden, en krijgen ze wel vriendjes en vriendinnetjes? En het ergste van al: wordt de één niet populairder dan de ander? Laatst bracht Sjoerd een vriendje mee naar huis, die vervolgens de hele middag met Casper ging zitten spelen. Dan zit ik met arendsogen te kijken hoe Sjoerd dat opvat. En wat te denken van een vriendinnetje van Lisa dat Sjoerd vol op de mond zoende? Dat vond Sjoerd natuurlijk prachtig. 'Nu ga ik je al mijn speelgoed laten zien'. Maar Lisa begreep er niets van. 'Papa, meisjes horen toch met meisjes te spelen?' En wat moet je doen als Casper met zijn piemel zit te spelen en opeens tegen je zegt: 'Hé, hij wordt hard'. Daar staat niks over in al die mooie opvoedkundige boekjes, waar je als jonge ouders mee wordt doodgegooid."

"Ik ben blij dat ik columns in Ouders van Nu ben gaan schrijven, want ik denk dat ik de ontwikkeling van mijn kinderen daardoor bewuster heb meegemaakt dan veel andere ouders. Kinderen hebben zo'n oorspronkelijke kijk op de dingen en van die prachtige uitdrukkingen, die moet je gewoon vastleggen. Doe je dat niet, dan vergeet je ze. Op het boek met die columns wordt trouwens heel wisselend gereageerd. Vooral veel mannelijke collega's vinden het toch een beetje gênant: een wetenschapper die een boek over zijn kinderen schrijft. Een collega van mij zei zelfs tegen zijn vrouw: 'Je gaat dat boekje van Van Rietbergen toch hopelijk niet kopen?' Tja, het onderwerp kinderen staat nu eenmaal ver weg van de bronstige wereld waarin echte mannen zich bewegen. Maar daar staan heel leuke reacties tegenover. 'Hé', zei een hoogleraar uit Groningen die zelf al grootvader is, 'ik ben je laatst in de Ouders van Nu tegengekomen'. En in Utrechtse zwembaden en speeltuinen ben ik inmiddels de bekendste wetenschapper: 'Ik ken u ergens van', gaat het dan. 'Ja nu weet ik het weer, u schrijft stukjes in zo'n damesblad'."

Willemien (46), Maud (9) en Fu-Cheng (7)

We hebben er één van McDonalds en één van de Chinees. Dat is de standaardgrap van hoogleraar theologie Willemien Otten en haar partner Dick over hun dochters Maud, geboren in Boston, en Fu-Cheng, geadopteerd in China. Toen ze een emeritus-hoogleraar vertelde van de adoptie zag ze hem kijken: 'Ze heeft al een kind en nu nog één erbij, wat moet er worden van haar wetenschappelijke loopbaan?' Maar Otten zag het probleem niet en werd naast moeder en hoogleraar ook nog decaan van haar faculteit.

"Mijn jongste dochter vroeg me laatst: 'hoeveel vergaderingen heb je eigenlijk in je leven al gehad?' Ik denk niet dat ze zich kan voorstellen dat het leuk werk is wat ik doe. Toen de oudste een spreekbeurt moest houden, koos ze meteen voor het beroep van haar vader, want die werkt bij de televisie. Dat was veel flitsender dan het saaie werk van een hoogleraar kerkgeschiedenis, laat staan van dat van een decaan.

"Het beeld dat Maud van me heeft klopt wel een beetje, want als decaan heb ik uiteraard de nodige vergaderingen. Vergeet trouwens ook de recepties niet, want daar worden veel zaken bedisseld en het is onhandig om daar als decaan niet bij te zijn. Soms ben ik daardoor wel eens te laat thuis voor het eten en dan kan het behoorlijk knallen. 'Laat ze aan de universiteit eens fatsoenlijke werktijden aanhouden', roept Dick dan. Niet onlogisch, want hij is degene die kookt. Vroeger deed ik dat ook nog wel eens, maar geleidelijk is het zo gegroeid dat hij het eten maakt.

"Afgezien van een keer te laat thuiskomen, heb ik verder eigenlijk nooit problemen gehad met het combineren van werk en kinderen. Ik maak werkweken van gemiddeld zestig uur, maar het voordeel van mijn soort werk is dat ik relatief veel thuis kan doen en vaak pas 's middags naar de faculteit hoef. En we hebben de taken thuis netjes verdeeld. Al met al leid ik dus een redelijk geëmancipeerd leven, maar het gekke is dat ik allesbehalve geëmancipeerd ben opgevoed. Een vrouwenhand en een paardentand staan nooit stil, zei mijn vader altijd. Maar Amerika is in dit opzicht een goede leerschool geweest. Een collega van mij, een bekende ethica had twee eigen en drie geadopteerde kinderen, en schreef toch elk jaar een boek. Dat vond ik heel inspirerend. Amerika is trouwens ook een opmerkelijk kindvriendelijk land. Dick werkte daar veel van huis uit en ik weet nog dat hij een keer een Amerikaanse minister aan de lijn had voor een interview, toen Maud begon te brullen. 'Sorry', zei hij, 'even een speentje erin stoppen'. Die man vond dat de gewoonste zaak van de wereld.

"Veel mensen denken dat je met kinderen niet meer toekomt aan uitgaan en dat soort dingen, maar ik heb eigenlijk nooit het idee gehad dat ik iets voor ze heb moeten opgeven. Ja, deze zomer zal het wel even lastig worden, omdat ik een uitnodiging heb gekregen om naar Australië te komen voor een aantal gastcolleges. Ik probeer dat wel te doen, maar om zoals vroeger dan meteen een maand of langer weg te blijven, is met twee opgroeiende kinderen en een werkende partner niet goed mogelijk. Naar belangrijke congressen ga ik wel, maar een lang studiereces kan er met twee kinderen niet af. Het is waar dat we sinds de kinderen er zijn minder vaak uitgaan dan vroeger, maar ik heb dat nooit als een probleem ervaren. We waren al twaalf jaar getrouwd toen we Maud kregen. We kregen heel wat aanbiedingen van mensen die wilden komen oppassen, maar wij vonden het juist heerlijk om na al die jaren 's avonds lekker rustig op de bank te kunnen zitten.

"Zorgen maak ik me totaal niet. Dick heeft dat meer, maar ik kom uit een gezin, waar het motto was: kinderen voeden zichzelf wel op. Als ze ergens om huilen, ga ik ze natuurlijk wel troosten, maar ik ben niet zo iemand die zit te tobben of ze het wel goed zullen doen op school. Ik ben overigens wel een voorstander van een goede opvoeding en je kunt met onze kinderen dan ook zonder problemen in een restaurant gaan eten. Dat is mede te danken aan de zondagse kerkgang. Met de kinderen naar de kerk gaan, is een fantastische training om ze te leren een tijd stil te zitten.

"Een van de belangrijkste dingen in huis vind ik humor. Ik ben berucht om de manier waarop ik mijn kinderen kan pesten, en op een gegeven moment zei Dick tegen ze: 'dat moet je niet langer pikken, je moet je moeder gewoon een keer terugpakken'. Kreeg ik een paar dagen later een schattig briefje op roze papier in het handschrift van Maud: Mevrouw Otten, het spijt ons zeer, maar u bent ontslagen. Was getekend: het college van bestuur van de Universiteit Utrecht. Ze had er zelfs een heel mooie Sol bij getekend. Toen ik dat briefje aan een collega liet zien, zei hij: "Goh, die dochter van jou kan zo decaan worden."

Corné (41), Silke (9) en Nikki (7)

Corné Pieterse is hoogleraar biologie. Toen hij in oktober zijn oratie hield verraste hij zijn gehoor door allereerst het woord tot zijn kinderen te richten. Om te voorkomen dat ze zich gingen vervelen bij zijn al te academische verhaal gaf hij ze de opdracht om te tellen hoe vaak hij het woord Arabidopsis zou gebruiken. Kinderen opvoeden combineren met een onderzoeksbaan is topsport, zei hij in diezelfde oratie, maar gevraagd naar nadere details blijkt het allemaal erg mee te vallen.

"De grote kunst is volgens mij om de dingen goed te organiseren. Toen Silke was geboren, heb ik aansluitend aan het zwangerschapsverlof van mijn vrouw Lisette mijn dag ouderschapsverlof opgenomen. Dat liep precies af, toen Nikki werd geboren en Lisette weer vier maanden zwangerschapsverlof had. Meteen aansluitend heb ik toen weer míjn dag ouderschapsverlof laten ingaan. Dat was wel een aardig staaltje planning, al zeg ik het zelf. De dingen goed regelen houdt ook in dat je goede afspraken met elkaar maakt. Bij ons is zo'n afspraak bijvoorbeeld dat Lisette de bovenverdieping van het huis schoon houdt en ik de begane grond. En een tweede afspraak is dat we nooit zeuren als het een keer niet goed is gebeurd.

Natuurlijk is de combinatie kinderen-werken af en toe best zwaar, maar in feite hebben wij er nooit serieuze problemen mee gehad. Lisette werkt vier dagen in de week en ik vijf en daarom gingen Silke en Nikki al vanaf de tiende week naar de crèche en later naar de buitenschoolse opvang. Dat hebben ze van meet af aan erg leuk gevonden. Nu ze naar school gaan, werk ik op woensdagmiddag trouwens thuis. Met een doorsnee kantoorbaan zou dat niet kunnen, maar het mooie van een universitaire baan is dat je zoiets zonder veel problemen kunt doen. Als ik toch in De Uithof moet zijn, gaan ze wel eens mee. Dan zet ik ze achter de computer of neem ze mee de plantenkassen in.

Voor mij is het goed om kinderen te hebben, want toen ik nog aio en postdoc was, leefde ik wel erg sterk voor mijn werk. Ik stond op met mijn proeven en ik ging ermee naar bed. Kinderen kunnen ook een geweldige afleiding zijn. Kennelijk voorvoelde ik dat, want van ons tweeën was ik degene die heel graag kinderen wilde. Ik heb dan ook nooit het gevoel gehad dat ik nu opeens veel minder vrije tijd heb, iets waarover ik sommige ouders nog wel eens hoor klagen. Nu was ik toch al nooit zo'n uitgaanstype, maar met een goede oppas kun je nog steeds veel doen, heb ik gemerkt. En bovendien, er is toch niets leuker dan om dingen met je kinderen te doen? Dat beschouw ik net zo goed als vrije tijd.

Natuurlijk zijn kinderen druk, maar heel erg vermoeiend vind ik ze niet, misschien ook omdat het twee meiden zijn, dat scheelt wel, denk ik. Ik zorg er voor dat ik om zes uur thuis ben om te koken. Intussen haalt Lisette de kinderen op en dan is de tijd tot half negen gereserveerd voor het gezin. Dan gaan ze naar bed en is er nog tijd genoeg om te werken. Alleen 's ochtends kan ik me wel eens opwinden. Lisette staat niet graag vroeg op en mijn twee dochters zijn dan ook niet vooruit te branden. Dan komt de stoom wel eens uit mijn oren, want ik wil wel graag om kwart over acht op de fiets zitten. Dan is het prettig om een baan te hebben waarbij je achter je PC even tot rust kunt komen. Dat komt kennelijk zo vaak voor dat mijn collega's er na mijn oratie zelfs een stukje over hebben opgevoerd.

Voor mijn dochters is het nog een beetje raadselachtig wat ik doe. In het begin zeiden ze: hij geeft de planten water. Sinds enige tijd ben ik de plantendokter voor ze en in zekere zin klopt dat natuurlijk ook wel voor iemand die de resistentie van planten tegen ziekten bestudeert. Wat ze heel interessant vonden, was dat ik mijn oratie in toga hield. Tegen hun vriendinnetjes zeggen ze nu steevast: mijn papa is een prof. Ik denk niet dat ze al weten wat dat is, maar uit hun stripboeken weten ze dat proffen eerbiedwaardige mannen zijn die denken dat ze veel weten. Als je vader ook zo iemand is, dan kan het nooit kwaad om dat je vriendinnetjes duidelijk te maken."

'In feite is het hier één grote speeltuin'

De instrumentmakers

"Kijk, daar heb je nog zo'n oude knakker." Een lach trekt over het gezicht van Dick Stoker (reeds 33 jaar in dienst), als hij Gerard van Voorst (reeds 37 jaar in dienst) ziet binnenkomen. Het is woensdagochtend acht uur en de twee instrumentmakers zijn vandaag de eerste medewerkers van de Instrumentele Groep Fysica die het Caroline Bleekergebouw in De Uithof betreden.

Onder het genot van een lekker bakkie willen ze best even terug gaan in de tijd. Dick: "Het grootste verschil met vroeger is dat we een jaar of dertig geleden nog hele apparaten maakten en nu vooral losse onderdelen." Gerard: "Dat betekende dat je vroeger behoorlijk all round moest zijn. Je moest alle technieken beheersen. Nu staat hier een groot aantal computergestuurde machines. Dick: "Die machines kunnen dingen die vroeger onmogelijk waren. Daardoor kunnen we hier nu echt heel gecompliceerde vormen maken. Door die computergestuurde apparatuur is het hier wel stiller geworden. Vroeger liepen we hier met zeker twintig instrumentmakers rond, nu zijn we nog maar met zijn achten."

Op de werkvloer zet één van de jonge gasten de Deckel Maho 80 aan. Helge Veltkamp (31) kijkt hoe de computergestuurde freesmachine een voorgeprogrammeerde bewerking uitvoert op een blok aluminium. "Ik maak een gatenpatroontje voor een onderdeel van de atoomlaser, die we hier voor Johnny Vogels maken. Dat is een onderzoeker bij natuurkunde die atomen tot het absolute nulpunt wil afkoelen, omdat die dan in een andere orde overgaan of zo."

Even verder staat Erik Jan de Jong gebogen over een tekening van de ontwerpafdeling. Terwijl zijn vijfassige freesmachine met een snelheid van 18.000 toeren per minuut vrijwel geluidloos gaten in een dik stuk metaal boort, studeert de instrumentmaker al weer op zijn volgende klus. "Kijk, dit wordt een onderdeel van de draagstructuur van de Alice", zegt hij op het papier wijzend, "Dat is een detector die we maken voor de nieuwe deeltjesversneller in Genève. Alice moet begin 2007 in bedrijf komen om honderd meter onder de grond botsingen te meten tussen loodkernen. Die kernen botsen met zoveel energie op elkaar dat de temperatuur oploopt tot een biljoen graden. Bij elke botsing van twee kernen komen 8000 deeltjes vrij en om de snelheid en de banen van al die deeltjes te meten, krijgt de detector 1,6 miljoen sensoren. De kunst is om die sensoren met gigantische precisie op koolstofframes te bevestigen en dat kunnen ze nergens anders. De frames hebben we niet zelf gemaakt, die komen uit Sint Petersburg, maar het bedrijf dat ze gemaakt heeft, heeft daar wel een door ons gedraadvonkte mal voor gebruikt, want die konden ze daar ook niet met de vereiste precisie maken."

De Jong is trots op wat zijn werkplaats allemaal kan. "In bedrijven zit je tussen mensen die alleen maar over hun hypotheek kunnen praten. Ik heb er jaren gewerkt, maar zeven jaar geleden heb ik besloten om terug te gaan naar de universiteit. Je verdient hier misschien wat minder, maar wij maken dingen die gewone bedrijven niet kunnen. Neem deze stangetjes. Die zijn bedoeld om in een satelliet warmte af te voeren, want in een vacuüm kan warmte zonder hulp van buiten niet weg. Dat materiaal is zo zacht dat je het niet in een klemmetje kunt zetten zonder het kapot te knijpen. Daardoor kon het bedrijf dat de opdracht oorspronkelijk had aangenomen, die stangetjes niet maken. Toen zijn ze bij ons gekomen en wij hebben een manier gevonden om het aluminium van de stangetjes op een stevige drager te solderen, die wel in de klem kan."

Chef instumentmakerij Mari Hanegraaf heeft het vaker meegemaakt dat bedrijven bij hem aankloppen om een klus te klaren. "Dan vinden onderzoekers ons te duur en hollen ze met een opdracht naar de industrie. Maar vaak staat zo'n bedrijf dan korte tijd later bij ons op de stoep met de vraag hoe wij het zouden aanpakken. Sterker nog, het komt regelmatig voor dat ze ons vragen om het voor hen te maken. Met als gevolg dat de opdrachtgever duurder uit is dan als hij meteen hier was gekomen. Tja, wij hebben nu eenmaal uitstekend geschoold personeel en we beschikken hier over ultramoderne machines waarmee we onder meer kunnen zinkvonken en draadvonken. Dat kunnen de meeste bedrijven niet."

"Wat draadvonken eigenlijk is?" Manfred van den Berg grinnikt breeduit over de onwetendheid van de journalist. "Dat is metaal in de gewenste vorm snijden met een heel dunne draad. Ik noem het altijd figuurzagen voor volwassenen. Je kunt met deze machine tot op drie micrometer nauwkeurig werken en je kunt er het hardste materiaal mee bewerken, ook materiaal waar een freesbank niets mee kan. Vonken is echt een superleuk specialisme, want het zorgt voor de finishing touch. Als ik ook maar één foutje maak, dan is het hele apparaat naar de Filistijnen en dat kost een godsvermogen. Maar je kunt er wel heel mooie dingen mee maken. Moet je dit veersysteem voor een microscoop zien. Prachtig toch? We maken ook veel dingetjes voor in de satellieten van SRON. Ik vind het een grappig idee dat mijn werk op dit moment door de ruimte zweeft."

De ontwerpers

Eén verdieping hoger betreedt de bezoeker een geheel andere wereld. Hier huizen in twee vleugels aan weerszijden van een lange galerij de ontwerpers van de groep, aan de ene kant de mechanische ontwikkelafdeling en aan de andere kant de elektronici. Precies in het midden van de galerij heeft werkplaatschef Jaap Verkerk een fraai uitzicht op zijn bedrijf. "Wij maken hier alles wat elders niet te koop is", vat hij de taak van de IGF kort en bondig samen. "Wij werken in eerste instantie voor Utrechtse wetenschappers die voor hun onderzoek bijzondere apparatuur nodig hebben, maar we doen ook dingen voor externe opdrachtgevers zoals SRON. Wij zijn gespecialiseerd in apparatuur die of extreem snel of extreem nauwkeurig werkt, want juist daarin schiet de industrie vaak tekort."

"Meestal komen wetenschappers, die een bepaald onderzoek willen uitvoeren en ook wel een idee hebben wat voor soort apparaat ze daarvoor nodig hebben, eerst bij ons informeren of zo'n apparaat ergens te koop is. Als dat zo is, moeten ze het vooral daar kopen, want dan is er geen enkele reden om het hier voor veel geld te maken. Zo niet, dan gaan onze ontwerpers met ze om tafel zitten om te inventariseren wat ze precies willen. Op basis van die gesprekken wordt dan een ontwerp gemaakt, dat vervolgens door de instrumentmakers wordt uitgevoerd."

In een kamer vol elektronica bestudeert Theo Beijaard de geheimzinnig ogende inhoud van een doos. Voor de ervaren elektronicus heeft die doos echter geen geheimen. Logisch, want het is zijn eigen ontwerp. "Het apparaat is door ons ontworpen in opdracht van de hoogleraar biofysica Hans Gerritsen. Hij kijkt met een zogenaamde confocale lasermicroscoop in levend weefsel. Dat kijken moet je overigens niet al te letterlijk nemen, want in feite meet hij de snelheid van het uitdoven van fluorescerende fotonen die met de laser via de microscoop worden aangestraald in het weefsel. De snelheid van het uitdoven is karakteristiek voor de onderzochte materie."

"De grote kunst is om dat verval, dat maar een paar nanoseconden duurt, secuur te meten. Op verzoek van Gerritsen hebben wij daarom - als aanvulling op een commercieel verkrijgbare microscoop - een ontwerp gemaakt voor een apparaat dat dat kan. Het prototype, de LIMO (Lifetime Imaging MOdule) zoals wij hem noemen, is een paar jaar geleden hier met supersnelle chips geproduceerd. Het voldoet zo goed dat Nikon commerciële belangstelling toonde. Daarom worden hier nu af en toe een aantal LIMO's in opdracht van hun geproduceerd en getest."

Een dergelijk succes is leuk, beaamt Beijaard, zeker omdat Gerritsen hiermee in het wetenschappelijk onderzoek wereldwijd voorop loopt. "Inmiddels hebben we samen met hem een nieuw 32-kanaals kleuren systeem bedacht. Omdat we hetzelfde kunstje nu voor verschillende kleuren licht kunnen uitvoeren, kan er gelijktijdig veel meer worden waargenomen, waarmee de wetenschappelijke voorsprong van Gerritsen op zijn concurrenten behouden blijft."

De elektronicus vindt dat hij leuk werk heeft in een fijne werkomgeving. "Je moet voortdurend scherp blijven, want seriewerk is er hier niet bij. Telkens moet je met de bestaande mogelijkheden weer oplossingen bedenken voor steeds gecompliceerdere problemen waarmee onderzoekers komen aanzetten."

Een fraai verhaal, vinden twee collega's van Beijaard een kamer verderop, maar in feite is ons lot helemaal niet zo mooi. "Straks staat die microscoop voor iedereen zichtbaar mooie plaatjes te maken", zegt Jody Wisman, terwijl onze LIMO ergens in een kastje zit weggestopt. Die wordt pas te voorschijn gehaald als er iets fout gaat." Hij zucht eens diep, maar de lach op zijn gezicht verraadt dat het allemaal erg meevalt met dat lot. "Het leuke is dat je telkens weer met iets anders bezig bent", legt kamergenoot Jos Haverkamp uit. "In feite is het hier één grote speeltuin. En vaak gaat het om dingen die nog nooit eerder zijn gemaakt, dus dan is het echt een uitdaging om iets goeds te bedenken."

Op dit moment werken de twee elektronici aan een nieuwe versie van de Julia; een kastje waarmee studenten tijdens hun practicum metingen kunnen verrichten. "Een eerdere versie daarvan hebben we een paar jaar geleden gemaakt in opdracht van de leiding van het Julius Instituut, het onderwijsinstituut van Natuur- en Sterrenkunde, vandaar de naam Julia. Dat was echt een heel leuke opdracht, omdat het een simpel kastje moest worden, waarmee toch heel veel verschillende metingen konden worden gedaan. Ze worden nu twee jaar gebruikt en ze werken zo goed dat er inmiddels ook vanuit andere onderwijsinstituten belangstelling voor is."

Al met al is het heel leuk om voor wetenschappers te werken, beamen de twee hts'ers, maar soms zou het wel prettig zijn als klanten iets meer begrip hadden voor hoe ontwerpen in zijn werk gaat. Jody: "De gemiddelde onderzoeker die bij ons komt, wil dat zijn apparaat volgende week af is, niets kost, perfect werkt en ook nog doet, wat hij vergeten is ons te vragen. Maar verder stellen zij heel weinig eisen." Jos: "Ook lastig is dat ze ons vaak niet vertellen wat hun probleem is, maar meteen met een oplossing komen. Dan moeten wij dus eerst uitzoeken wat het probleem is, want anders kunnen wij niets beginnen." Jody grinnikt. "Soms merk je trouwens als je al bijna halverwege bent, dat het probleem toch net iets anders lag, dan zij je hadden verteld. Kun je dus weer opnieuw beginnen."

De onderzoeker

In een grote ruimte aan het andere uiteinde van de galerij doen de mechanische ontwerpers hun werk. Terwijl hij met achteloos gemak een prachtig gekleurd schaalmodel van de atoomlaser in drie dimensies over zijn computerscherm laat buitelen, legt Aswin Jägers uit dat zijn afdeling goed samenwerkt met de instrumentmakers. "We zijn nu druk bezig met de atoomlaser van Johnny Vogels. Heel leuk, vooral vanwege de uitdaging van het ontwerp en de fabricage van complexe onderdelen."

Jägers heeft het nog niet gezegd of Vogels himself komt de werkplaats binnen. De onderzoeker bij natuurkunde is de laatste weken een bijna dagelijkse gast, nieuwsgierig als hij is naar de voortgang van de bouw van wat het paradepaardje van de werkplaats moet worden: de atoomlaser. Geïnteresseerd buigt hij zich samen met Hanegraaf en vacuümspecialist John Jansen over de tekeningen voor de volgende fase van dat apparaat, dat straks in staat moet zijn om rubidium 87 atomen af te koelen tot zo dichtbij het absolute nulpunt van - 273 graden Celsius, dat ze spontaan overgaan van de gasfase naar de zogeheten Bose-Einstein fase.

Hanegraaf: "Voor dat doel is een apparaat nodig dat veel dingen tegelijk kan. De atomen moeten er worden gevangen met een aantal laserbundels en opgesloten in een sterk magneetveld, en dat alles bij een extreem hoog vacuüm. Dat is niet niks. Een paar jaar geleden hebben we voor Peter van der Straten een voorloper van de atoomlaser gemaakt. Dat was de Dolphin die inmiddels al vele duizenden Bose-Einstein condensaten heeft gemaakt. Ook in dat apparaat kunnen atomen tot minder dan een duizendste graad van het absolute nulpunt worden afgekoeld. We hebben daarmee in Utrecht een koude-duurrecord van een aantal minuten gevestigd en hier gedurende die tijd het koudste plekje van de wereld gecreëerd, want nergens staat een zo geavanceerd apparaat als onze Dolphin. Het probleem is alleen dat een condensaat er niet langer dan vijf minuten in blijft bestaan. Daarom maken we nu dit nieuwe apparaat waarin continu een Bose-Einstein condensaat wordt aangemaakt. Als ons dat lukt, dan is Utrecht de eerste plek ter wereld waar dat mogelijk wordt."

Vogels knikt tevreden als hem het 14-way cross wordt getoond, het hart van de atoomlaser, een stuk metaal met veertien vensters waardoor het laserlicht de atomen kan beschijnen. "Toen ik nog in Parijs zat, ben ik al gaan nadenken over een manier om atomen continu in een Bose-Einstein toestand te houden. We hadden daar ook een werkplaats, maar geen aparte ontwerpafdeling zoals hier. Daar wees je de instrumentmakers ter plekke aan, wat je wilde. Ik heb ook op het Massachussetts Institute of Technology gewerkt. Daar hadden ze helemaal geen werkplaats. Daar bestelden we de onderdelen en bouwden de apparatuur zelf. Ik moet zeggen dat de situatie in Utrecht mij wel bevalt. Er gaat weliswaar een relatief lange tijd overheen, maar de zaak is wel helemaal ontworpen door professionals. Uiteindelijk levert dat toch de beste resultaten op. In Parijs hebben ze ook een 14-way cross voor me gemaakt, maar zo nauwkeurig als hier lukte ze dat daar niet. Hier heeft men technieken in huis, die ik nergens anders in een wetenschappelijk instituut heb gezien. Dat is wel bijzonder."

Terwijl Vogels en Hanegraaf de volgende fase van het ontwerp bespreken, loopt John Jansen naar de speciale stofvrije ruimte in de werkplaats. Van huis uit lasser is hij in de IGF geleidelijk de specialist geworden op het gebied van de vacuümtechniek. Het is leuk met Vogels samenwerken, vindt Jansen, vooral omdat hij zo geïnteresseerd is in het productieproces. Hij heeft zelfs meegeholpen met het wikkelen van het koperdraad om de Zeemanslower, de lange naar Nobelprijswinnaar Zeeman genoemde buis, waarin de atomen straks hun eerste vertraging moeten krijgen.

Jansen: "Die belangstelling van de onderzoekers voor wat wij doen is een erg leuk aspect van ons werk. Eén van de promovendi loopt de bouw van zijn apparaat zelfs voortdurend te fotograferen. Nou ja, dat is ook wel begrijpelijk, want het is niet niks wat hier allemaal gebeurt. Ik ben ooit opgeleid tot gereedschapsslijper, maar nu ben ik lasser, instrumentmaker, vacuümspecialist en ga zo maar door. En het leuke is dat je hier nooit uitgeleerd raakt. Over een paar weken gaan we met drie van de ouderen op cursus om in Eindhoven op die nieuwe computergestuurde machines te leren werken. Op welke afdeling maak je het mee dat 55-plussers nog op cursus gaan?"

Herken jij de homo?

"Als je er zelf geen problemen van maakt, doen anderen dat ook niet. Mijn moeder had niet verwacht dat ik homo zou zijn maar accepteert het omdat ik me hier goed bij voel. Mijn vrienden keken er niet zo van op, volgens mij wisten zij het al veel langer dan ikzelf."

Sjoerd Broekstra (21) heeft geen problemen gehad met zijn coming out. De vijfdejaars student natuurwetenschappen en innovatiemanagement, en eerstejaars rechten heeft pas twee jaar geleden ontdekt dat hij homo is. "Ik heb het idee dat iedereen het eerder wist dan ik, ik was er zelf blind voor. Op een gegeven moment zat ik met een vriend in de kroeg en die zei: 'maar je bent toch homo?' Ik wist het op dat moment nog helemaal niet zeker maar toen dacht ik: als mensen me toch al zo zien vind ik het prima. Ik heb het toen gelijk aan mijn ouders, familie en vrienden verteld. Als je daar te lang mee wacht raak je vervreemd van je omgeving. Je leven krijgt toch een hele andere wending."

Sjoerd is één van de vele studenten in Utrecht die weinig problemen heeft met zijn homoseksualiteit. Door vrienden en familie worden zij geaccepteerd. Nederland in het algemeen staat bekend als een tolerant land. Sinds 1 april 2001 is het mogelijk om een huwelijk te sluiten tussen twee personen van hetzelfde geslacht. Paul de Leeuw, Carlo Boszhard en Rebecca Loos worden geaccepteerd. Iedereen kijkt met veel plezier naar Will and Grace en Gordon en Gerard. Homoseksualiteit hoort in onze cultuur geen issue meer te zijn.

Toch is Nederland misschien minder tolerant dan we altijd denken. Uit het rapport 'Seks onder je 25ste' dat eerder dit jaar gepresenteerd werd door Stichting Soa Aids Nederland en de Rutgers Nisso Groep, blijkt dat homoacceptatie onder jongeren gering is. Vooral seks tussen twee jongens wordt afgekeurd. Eén op de vijf meisjes en meer dan de helft van de jongens vindt dit vies. Ook zegt 12 procent van de jongens en 4 procent van de meisjes dat ze de vriendschap met hun beste vriend of vriendin zouden verbreken als deze homo of lesbisch zou blijken te zijn.

Vooral op de middelbare school zijn jongeren bang voor negatieve reacties over hun homoseksuele geaardheid. Veel studenten zeggen daarom gewacht te hebben met hun coming out totdat ze gingen studeren. Sjoerd denkt dat het tijdens je studententijd inderdaad makkelijker is om uit de kast te komen. "Op de middelbare school heb je nog veel groepjes en ben je vaak erg onzeker. Je moet dan wel erg sterk in je schoenen staan, wil je uit de kast komen. Ik heb het voordeel dat ik niet in een gemiddelde omgeving leef. Daarom is het denk ik makkelijker voor me geweest om voor mijn homoseksualiteit uit te komen dan als je bijvoorbeeld bouwvakker of streng katholiek bent."

Ook Ivan Henczyk (20), tweedejaars sociale geografie, ervaart dat op de universiteit mensen heel anders tegenover homoseksualiteit staan dan op de middelbare school. "Zij accepteren het veel makkelijker en vinden het veel normaler. Dat vind ik nog steeds raar want een jaar eerder zaten diezelfde mensen allemaal nog op de middelbare school. Ik denk dat het komt, doordat ook zij in een andere omgeving terecht komen. Ik heb op de eerste dag van de introductie gelijk verteld dat ik homo ben. Nu vertel ik het altijd als het ter sprake komt, als mensen vragen of ik een relatie heb ofzo."

Hoewel Ivan geen problemen heeft met zijn seksuele geaardheid, heeft hij wel het idee dat hij één van de weinige homo's is op de universiteit. "Ik ben niet zo actief met mijn homoseksualiteit. Ik wil wel actiever worden, maar ik weet niet hoe. Ik ken niet zoveel andere homo's en op de universiteit zie ik het heel weinig om me heen. Eigenlijk zou iedereen er gewoon voor uit moeten komen, dan is het makkelijker om elkaar te leren kennen."

Hoewel de meeste homoseksuele studenten zich op de universiteit thuis voelen, lijkt het toch alsof het bijna niet voorkomt. "Dertig jaar geleden was homoseksualiteit veel duidelijker zichtbaar", aldus Thom Langerak, medewerker bij COC Midden Nederland en docent bij de Hogeschool Utrecht. "Als je ging studeren ging je deel uit maken van een liberale en intellectuele omgeving. Dit was de omgeving voor homoseksuele studenten om uit de kast te komen. Weg van huis voelden zij zich in een universitaire omgeving vrij en geaccepteerd, wat hun geaardheid ook was. Mijn moeder zei vroeger eens: 'In onze omgeving komen geen homo's voor, die zitten alleen bij theaters en op universiteiten'."

Een reden voor de tegenwoordige onzichtbaarheid van homoseksualiteit in het studentenleven ziet Langerak wel: "Dat komt omdat er vanaf het begin vanuit wordt gegaan dat iedereen hetero is. Jongeren durven er nu minder snel voor uit te komen, en houden het liever stil onder het motto: als ik er niet over vertel, hoef ik er ook niet over te praten. Ik heb wel eens studenten gehad die speciaal van studie wisselden omdat het daar makkelijker geaccepteerd werd, bijvoorbeeld bij kunstzinnige studies."

Langerak is bang dat het in de loop van de tijd niet makkelijker gaat worden voor homoseksuelen. "Nederland is juist weer bezig met een soort vertrutting. Met alle regelgeving worden we weer veel preutser. Nederland is zogenaamd liberaal maar in de praktijk is dat helemaal niet zo. Bovendien is cultuur vliesdun. Als er iets mis gaat, bijvoorbeeld de economie die instort, dan wordt een minderheidsgroep vaak de zondebok."

Langerak zou graag zien dat de universiteit meer doet ter ondersteuning van homoseksuelen. "Ze voelen zich dan meer op hun gemak als er een soort aanspreekpunt is waar ze steun kunnen vinden. Vroeger had je op de universiteit een speciale homowerkgroep. Nu moet homoseksualiteit zogenaamd geen issue meer zijn, dus is die werkgroep opgeheven. Maar nog steeds is homoseksualiteit zelfmoordrede nummer 1 in de groep van 16 tot 28 jarigen."

Volgens studentpsycholoog Fokke Dijkstra komen weinig homoseksuelen studenten met hun geaardheidproblemen naar de psycholoog. "Wij krijgen daar nauwelijks mee te maken. Misschien komt dat omdat we de laatste tijd meer studiegerelateerde problemen behandelen. Hun geaardheidproblemen komen niet als eerste ter sprake."

Liesbeth Woertman, seksuoloog en psycholoog bij de faculteit sociale wetenschappen denkt dat de universiteit wel iets zou kunnen betekenen. "De universiteit zou een positieve boodschap kunnen uitbrengen als ze zegt dat ze er vanuit gaat dat er onder de studenten een aantal homoseksueel is en dat zij van harte welkom zijn."

De seksuoloog is van mening dat er meer over homoseksualiteit gesproken moet worden. "Als er niet over gesproken wordt, kan je je er ook niet tegen verzetten. Misschien moet er wel weer een nieuwe beweging ontstaan zoals in de jaren zestig. Er valt nog steeds veel te halen. Op feitelijk gebied is er veel veranderd, maar op sociaal gebied zou het nog veel beter kunnen. Van de buitenkant wordt het geaccepteerd maar de beelden over mannen en vrouwen zijn vastgeroest."

Woertman vindt het beeld dat nu heerst over homoseksuelen hypocriet, "Je mag homo zijn, maar er zitten wel bepaalde voorwaarden aan vast. Je mag niet hand in hand op straat lopen of zoenen, jongens mogen niet te vrouwelijk worden en meisjes niet te mannelijk. In college kan ik het tegenwoordig niet meer zien wie hetero is en wie niet."

Dat homoseksuelen tegenwoordig niet meer een duidelijk zichtbare groep vormen is volgens Woertman zowel positief als negatief te beschouwen. "Je zou kunnen zeggen dat als de wereldjes in elkaar opgaan, het de ultieme gelijkwaardigheid is, maar dat moet niet samengaan met onzichtbaarheid. Het hoort zogenaamd geen issue meer te zijn en daarom wordt er niet meer over gepraat.Toch betalen veel homoseksuelen een prijs om geaccepteerd te worden. Ze zeggen dat ze goed geaccepteerd worden en dat het niet meer uitmaakt om homo of hetero te zijn. Maar nog steeds houden ze zich in en gaan ze niet handje vasthoudend en zoenend over straat."

Sjoerd vindt dat hij niets te klagen heeft. "Ik respecteer dat mensen sommige dingen niet willen zien. Daarom moet je proberen minder provocerend zijn. Ik denk dat ik geluk heb dat mijn omgeving mij zo goed accepteert, ik heb eigenlijk nooit iets naars meegemaakt. Ja, ik ben wel eens uitgejoeld door een groepje op straat maar dat was niet zo erg, een heteropaar zal ook wel eens uitgejoeld worden."

De meeste homoseksuelen zijn, zo blijkt uit een kleine rondgang in Utrecht, tevreden met de situatie, ze vinden dat ze goed geaccepteerd worden. Dat ze geremd zijn in hun gedrag ervaren ze zelf niet als een ernstige beperking. De Utrechtse homoseksueel is over het algemeen tevreden en gelukkig. Op de vraag: als je een pilletje zou kunnen slikken zodat je hetero wordt, antwoordt stuk voor stuk: "nee, ik ben blij met wie ik ben."

De Utrechtse homoseksuelen-affaire

De ruïne van het in 1674 ingestorte middenschip van de Domkerk was jarenlang de ontmoetingsplek voor mannen die op zoek waren naar seks met andere mannen. Na klachten van de koster van de Dom stelden de overheden een onderzoek in. Een aantal mannen werd gearresteerd en verhoord. Daaruit bleek dat er ook op andere plekken in Nederland ontmoetingsplekken en netwerken waren voor sodomieten.

Wat volgde was een van de weinige golven van sodomietenvervolging. De vervolging van homoseksuelen in Utrecht in 1730 en 1731 was één van de ergste die zich in Nederland ooit heeft afgespeeld. In Utrecht werden achttien verdachten ter dood veroordeeld en gewurgd. Een aantal mensen in belangrijke posities wist te ontsnappen, zij waren kennelijk getipt en gevlucht voordat ze gearresteerd konden worden.

De Utrechtse zaak veroorzaakte een reeks van vervolgingen in andere delen van het land, waarvan die in het Groningse dorp Faan de beruchtste was. Daar werden meer dan 22 homo's ter dood gebracht.

In die tijd ging het slecht met Nederland; er was een ernstige epidemie onder het rundvee geweest en de dijken werden door paalworm bedreigd. In die omstandigheden konden predikers mensen ervan overtuigen dat God 'vertoornd was op het land vanwege de welig tierende onzedelijkheid.' Homoseksuelen waren een voor de hand liggende zondebok. Nu nog steeds staat het woord Utrechtenaar synoniem voor homoseksueel. Vandaar dat voor de inwoner van de stad een neutrale term moest worden ingevoerd: Utrechter.

De gemeente Utrecht heeft volledig afstand genomen van de sodomietenvervolging. Op het Domplein ligt zelfs een steen waarin de vervolging wordt herdacht en waarin wordt aangegeven dat mannen en vrouwen tegenwoordig zonder angst voor vervolging homoseksueel moeten kunnen zijn.

Evert-Jan Broer (25) Student natuurwetenschappen & Innovatiemanagement.

"Ik heb eigenlijk heel mijn leven al geweten dat ik homo ben. Op de middelbare school werd het voor mij heel duidelijk. In de kleedkamers praatten de jongens na het sporten over meisjes. Ik deed daar wel aan mee, maar voelde er niets bijzonders bij. Ik woonde toen in Gorinchem en ik zat op een christelijke middelbare school. Dat vond ik geen geschikte plaats om uit de kast te komen. Om niet op te vallen, heb ik ook veel meisjes gezoend, maar een echt vriendinnetje heb ik niet gehad. Ik wilde er bij horen en geen outcast zijn.

"Toen ik in Utrecht ging studeren, ging ik op kamers, kreeg ik nieuwe mensen om me heen en wilde ik gelijk vanaf het begin open kaart spelen. Alles veranderde in mijn leven dus ik dacht: dit kan er ook nog wel bij. Ik heb er bewust voor gekozen om te wachten tot mijn studietijd. Hier zijn de mensen meer open minded, zowel de studenten als docenten. Sommige klasgenoten en vrienden moesten wel even aan het idee wennen, maar zagen mij gelukkig niet als 'de homo'.

"Mijn familie en vrienden in Gorichem wisten toen echter nog van niets. Dat was een rare tijd in mijn leven. Uiteindelijk vertelde ik het mijn ouders tijdens het eten, ze moesten natuurlijk even wennen maar daarna ging alles weer gewoon door. Mijn broer was toen ook net uit de kast, dat scheelde. Het was wel vreemd want we wisten 't allebei niet van elkaar. Vroeger konden we niet zo heel goed met elkaar opschieten, maar nu hebben we elkaar echt gevonden.

"Ik ben blij dat ik gewacht heb met het te vertellen tot mijn studententijd. Op de middelbare school was er een oudere jongen die bekende homo te zijn. Hij stuitte op veel onbegrip en werd uitgescholden. Daardoor weet ik dat ik destijds de juiste beslissing heb genomen om op de middelbare school mijn mond te houden. Zelf aan het idee wennen, de juiste omgeving creëren en vervolgens zelfverzekerd uit de kast komen; dat was voor mij de juiste tijdslijn.

"In Utrecht beleefde ik mijn tweede pubertijd. Ik kon voor het eerst echt openlijk verliefd worden, een vriendje krijgen, dingen die je normaal tijdens je middelbareschooltijd meemaakt. Ik ben inmiddels lid geweest van een aantal verenigingen en besturen waarbij ik met veel mensen in contact ben gekomen. Ik heb daar nooit problemen gehad met mijn homoseksualiteit.

"Ook op mijn opleiding kan ik gewoon homo zijn. NW&I is een sterke studie waar open minded mensen rondlopen. Als je met je medestudenten niet over je geaardheid kan praten, moet je ergens anders een sociaal leven opbouwen waar dat wel kan. Gelukkig is mijn studie ook een fijn deel van mijn sociale leven.

Homoseksualiteit is geen eigenschap maar een identiteit. Ik zie het ook niet als een belemmering voor mijn toekomstplannen. Helaas zijn we er nog niet. Op straat kan je eigenlijk nog steeds niet hand in hand lopen of in een kroeg niet staan zoenen zonder dat je 'aangekeken' wordt. Als je lesbisch bent, is dat een stukje makkelijker omdat dat geil wordt gevonden door de heteroman.

De laatste jaren wordt het wel beter. Ik kijk er wel eens van op hoe jonge mensen tegenwoordig uit de kast komen. Op de middelbare school wordt al veel meer bewustzijn gecreëerd dankzij bijvoorbeeld de voorlichtingsgroepen van het COC. Maar het duurt nog wel even voordat homoseksualiteit helemaal geaccepteerd is. Nog steeds wordt trouwen en kinderen bij een homopaar gek gevonden. Maar vaak zie je dat als er eenmaal over gepraat wordt het zo raar niet meer is. Zichtbaarheid leidt tot acceptatie. Daartussen zitten veel stappen, de dialoog moet bijvoorbeeld eerst op gang worden gebracht. De gemeente stimuleert hierin de verschillende belangenorganisaties zeer adequaat, ik ben trots op Utrecht en heb een perfecte studententijd gehad."

Linda van der Sanden (19) student algemene sociale wetenschappen

"Voor mijn twaalfde wist ik al dat ik op vrouwen val. Maar sinds mijn twaalfde weet ik dat ik niet op jongens verliefd kán worden. Ik herinner me dat nog heel precies. Op de middelbare school kregen wij namelijk seksles, tenminste zo noemden wij dat. In die les leerden we dat 10 procent van de samenleving niet hetero is. Toen ben ik gaan denken of ik ook op jongens verliefd zou kunnen worden. Maar dat bleek dus niet zo te zijn.

"Ook al wist ik dat ik lesbisch was, ben ik pas rond mijn veertiende begonnen er iets mee te doen. Ik ging bijvoorbeeld naar de TMF chatroom om met anderen in contact te komen. Daar ontmoette ik een meisje dat zei dat ze verliefd op me was. In dat jaar heb ik tijdens kerst mijn ouders verteld dat ik lesbisch ben, ik was toen 16. Op de terugweg van een kerstdiner zaten we in de auto toen ik zei dat ik verliefd was op een meisje. Mijn vader drukte plotseling de rem in en midden op de weg stonden we in één keer stil. Ik zei toen dat het misschien beter was om eerst naar huis te rijden om 't er daar verder over te hebben. De hele nacht hebben we gepraat. Mijn vader zei dat hij het altijd wel had geweten doordat ik zoveel televisie keek en wijde broeken droeg. Mijn moeder kon alleen maar huilen. Het dorp Soerendonk is best wel klein en eigenlijk bekrompen, dus mijn ouders dachten dat niemand het zou accepteren. Maar dat was helemaal niet het geval.

"Aan mijn vrienden heb ik het pas een jaar later verteld. Ik had toen een vriendin en we deden heel veel met elkaar. Een meisje vertelde mijn beste vriendinnetje toen dat ze dacht dat ik verkering met een meisje had. Tijdens een schoolfeest hebben we expres midden op de dansvloer gezoend.

"Toen ik in Utrecht ging studeren, ben ik lid geworden van UVSV. Tijdens de ontgroening was er een forum met de stelling: 'als je lesbisch bent, moet je het niet vertellen'. Op dat moment wist ik nog niet zeker of het wel zo verstandig zou zijn om het gelijk te vertellen. Uiteindelijk raakte ik zo in de discussie verwikkeld dat ik het wel verteld heb. Ik kreeg zelfs een staande ovatie, dus dat viel heel erg mee. Ik had het op den duur toch wel moeten vertellen, want uiteindelijk gaat het toch opvallen.

"Bij mijn studie heb ik er wel iets langer mee gewacht. Ik denk dat dat door mijn vader kwam die altijd zegt dat ik het pas moet vertellen als het echt ter sprake komt. Op een gegeven moment kreeg ik een berichtje van mijn ex dat ze ging trouwen. Ik zat daar zo erg mee dat ik mijn klasgenootje belde omdat ik er met iemand over wilde praten. Om medeleven te tonen zei ze steeds dat mijn ex een klootzak was. Toen heb ik uitgelegd dat die ex eigenlijk meer een bitch is. Zij heeft uiteindelijk aan de rest van de klas doorverteld dat ik lesbisch ben.

"Met mijn jaarclub heb ik helemaal nooit problemen. Een jaarclubgenootje valt ook op vrouwen dus nu denkt iedereen dat wij hebben gezoend. Dat slaat nergens op. Ik heb toen wel gelijk de regel voor mezelf opgesteld: 'geen seks binnen de jaarclub'.

"Soms merk ik wel dat meisjes ineens bang zijn dat ik verliefd op ze wordt. Dat vind ik eigenlijk heel arrogant van ze, alsof alleen het meisjes-zijn telt. Over het algemeen denk ik dat er alleen problemen zijn als je die zelf maakt. Mijn vrienden accepteren mij, en ook op de vereniging ondervind ik geen problemen. Toch is het niet voor iedereen even makkelijk. Bijvoorbeeld bij USC, als je daar uit de kast wilt komen, moet je wel iemand zijn met een positie."

Joppe van Daalen

Ik ben bij het project betrokken geraakt via de toneelstukken die we met studieverenigingen Drift en VUGS samen gedaan hebben. De laatste drie stukken werden geregisseerd door Dirk van der Pol. Hij heeft bij mij en bij veel andere sociaal- en fysisch geografiestudenten enorm veel enthousiasme losgemaakt voor het theater en acteren. Na twee toneelstukken zei hij: 'dit is zo'n enthousiaste groep, kunnen we niet nog iets anders doen?'

Er was veel animo voor een film. Ik had meteen zoiets van: hier stort ik me in, dit wordt gaaf. Het onderwerp was er al gauw: Wim Eggink. Hij is voorzitter geweest van VUGS en heeft in de Tweede Wereldoorlog het studentenverzet hier op touw gezet. Hij heeft een aantal ondergrondse blaadjes uitgegeven, waaronder Sol Justitiae, de belangrijkste hier op de Universiteit Utrecht. Hij zat ook in het landelijke studentenverzet.

Vorig jaar september begonnen we met een commissie aan het script. We hebben achtergrondinformatie gezocht en vaak zitten brainstormen. We hebben geprobeerd zo historisch correct mogelijk te zijn: wat gebeurde er, wat deed hij in de oorlog, hoe is hij gearresteerd en berecht en afgevoerd naar een werkkamp in Duitsland.

We hebben naar een manier gezocht om die paar jaar uit het leven van Wim op een aantrekkelijke manier te verfilmen. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op het verhaal van de Utrechtse student Thomas Mulder, die spulletjes uit de Tweede Wereldoorlog erft van zijn opa. Door die erfenis raakt hij verzeild in het verleden. Via flashbacks en dromen komt het leven van Eggink naar voren.

Toen het script in december 2004 een eind gevorderd was, hebben we audities uitgeschreven. Het waren geen Idols-taferelen hoor, Dirk, de regisseur, kende de meesten al van vorige stukken. We hebben iedereen die auditie heeft gedaan wel een rolletje gegeven. Voorwaarde was dat ze beschikbaar moesten zijn tijdens de twaalf draaidagen. Bij de audities hebben we meteen duidelijk gemaakt dat dit een groot project is waar veel mensen aan meewerken. Hoe zit je met je tijd, ben je flexibel en bereid dingen op te geven? Studenten hebben altijd zoveel dingen: een baantje, vriendje, vriendinnetje, studie natuurlijk.

Voor mij is de film snel op de eerste plaats komen te staan. De tweede helft van het jaar is m'n studie er echt onder gaan lijden. Maar dat had ik er voor over. Ik vind dit zes keer leuker dan studeren.

Afgelopen mei zijn we begonnen met de opnames. Dat was heel spannend. Voor zo'n opnamedag moet er ontzettend veel geregeld worden. Mijn rol was officieel uitvoerend producent en ik ben daarom ook eindverantwoordelijke voor het hele product. Maar het is niet zo dat ik me heel machtig voelde. Dat was helemaal niet de sfeer. We wilden met zijn allen een mooie film maken. Ik ben me er altijd bewust van geweest hoeveel mensen je nodig hebt voor zo'n project. Misschien was ik wel de centrale persoon, maar zonder al die andere mensen ben je toch echt nergens.

Dat de film zo goed is gelukt, is ook te danken aan de professionele medewerkers die de regisseur tegen onkostenvergoeding heeft binnengehaald. Ze waren enthousiast en goed. Dat er zoveel ervaren mensen meewerkten heeft het hele project een enorme boost gegeven.

In totaal hebben er wel zo'n honderd mensen meegewerkt. Ik heb zelf toch ook nog wel heel veel gedaan, delegeren is niet één van m'n sterkste punten. Sommige dingen kun je wel afgeven aan andere mensen, maar soms gaat het sneller en weet je zeker dat het gebeurt als je het zelf doet. De meisjes van de rekwisieten bijvoorbeeld, hebben veel werk verzet, nazi-vlaggen genaaid en voor allerlei details gezorgd. Maar toen zij op veldwerk waren, hadden we ineens nog een vooroorlogse fiets nodig. Uiteindelijk heb ik dat zelf op het nippertje geregeld. Het grappige is dat het toch altijd gewoon voor elkaar is gekomen.

Er is sowieso niet veel misgegaan. Ik heb vooral weinig slaap gehad. Tijdens het draaien zat ik de nachten ervoor tot laat dingen te regelen. Ik was niet de enige die zo gek was, de rest van het productieteam heeft daar regelmatig aan meegedaan. Het was heel intensief, maar ook gaaf.

In de film speel ik de rol van Wim Eggink. Het was wel heel erg leuk om ook op die manier betrokken te zijn. Het acteren was wel vaak moeilijk. Op het moment dat ik speelde, moest ik de hele productie even loslaten. Dat vond ik heel lastig, omdat ik eigenlijk overal wel wat van wist. Dan merk je dat er een probleem is, omdat er bijvoorbeeld iemand niet komt opdagen. Ik maak me daar dan druk om, terwijl ik me eigenlijk alleen maar op mijn rol zou moeten concentreren. Ik had vaak het gevoel dat ik alleen maar m'n tekst op zei en er niet helemaal in zat. Het regelen ging voor mijn gevoel wel een beetje ten koste van het acteren.

Ik heb me voor mijn rol geprobeerd in Wim te verplaatsen, maar ik vond het moeilijk me de situatie waarin hij leefde voor te stellen. Dat je eigen volk niet je land bestuurt, dat je onderdrukt wordt dat je niet mag zeggen wat je vindt, dat je constant in angst leeft. Eigenlijk kun je je dat niet voorstellen. Ik weet ook niet of ik in het verzet zou zijn gegaan. De tijdgeest is heel anders. De afgelopen jaren zijn er bijvoorbeeld een aantal demonstraties van studenten geweest in Den Haag, daar was ik niet bij, ik ben niet iemand die op de bühne staat te schreeuwen. Dat was Wim Eggink trouwens ook niet, het was een hele stille man. Maar het is ook wel iets heel anders natuurlijk, wij zitten niet in een levensbedreigende situatie.

Wat je wel kan vergelijken is de moed die je moet hebben om de dingen te doen waar je in gelooft. Dat vind ik mooi aan het verhaal. Ik doe dat ook wel een beetje met het maken van deze film. We zijn klein begonnen. Het was eerst een film voor de twee verenigingen maar wordt nu vertoond voor zo'n duizend mensen en in mei, tijdens het lustrum van de universiteit, hopelijk nog een keer. Er worden ook nog duizend dvd's geperst en misschien sturen we hem nog in voor een festival. Ik ben heel erg blij en trots op iedereen die heeft meegewerkt en op het resultaat.

Mijn studie staat nog steeds op een laag pitje. Ik had eigenlijk deze week weer willen beginnen, maar dat is er niet van gekomen. Ik wil dit goed afmaken. Ik vind dit werk bovendien veel leuker dan in een collegezaal zitten en luisteren naar een verhaal. Het wordt waarschijnlijk wel weer even omschakelen als ik straks weer echt ga studeren."

'Wim Eggink' draait van 8 tot en met 13 8 december in het Louis Hartlooper Complex. kaarten? Zie www.wimeggink.nl

Wat biedt de UU U in 2006?

De uitgangspunten waarmee de vakbond de onderhandelingen begint, klinken dapper. Na een zeer karige loonsverhoging van de vorige CAO ligt er nu een stevige eis: twee procent. Daarnaast wil de bond een structurele eindejaarsuitkering van 0,55 procent met een minimum van 800 euro. Een eis die vorig jaar van tafel werd geveegd. Daarnaast zal een stevig robbertje onderhandelen nodig zijn om de werkgevers er van te overtuigen dat ze een bijdrage gaan leveren aan de levensloopregeling, vijftig procent van het aanvullende pakket voor de ziektekosten gaan betalen en dat de leeftijdsgebonden dagen op een of andere wijze behouden blijven.

De VSNU, Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten, komt met een sober bod. De reden is dat 'de financiële positie van de universiteiten ook de komende jaren nog redelijk zuur blijft', zo staat in haar Nota van Inzet. Hoewel de VSNU niet met een loonbod komt, wil ze wel afspraken maken over een 'redelijke loonsontwikkeling' waar het substantieel verlagen van het aantal vakantiedagen een rol speelt. Daarnaast wil de VSNU dat de CAO een looptijd van twee jaar krijgt waar de bonden slechts een jaar noemen. Andere hoofdpunten van de werkgever zijn het ziektekostenstelsel, levensloop en sociale zekerheid. De te overbruggen kloof tussen eis en bod is groot, zegt Arno Lammeretz van Abvakabo FNV. Toch hopen de partijen er op 21 december uit te zijn en "liever nog een week eerder".

Ziektekosten

Vakbond en personeelszaken zijn de afgelopen weken al platgebeld door werknemers die zich zorgen maken over hun loonstrook in het nieuwe jaar. Wat gaat er gebeuren met de ziektekosten, het spaarloon en de levensloopregeling? Kan ik in 2006 nog met ouderschapsverlof of moet ik er nu eerst voor sparen. Het Ublad zet enige punten over ziektekosten en levensloop op een rijtje met hetgeen er tot nog toe (dinsdag 29 november) bekend is.

De nieuwe Wet Zorgverzekering gaat per 1 januari 2006 van kracht.

*Iedereen van 18 jaar en ouder betaalt een premie van zo'n 1100 euro, ongeveer 90 euro per maand.

*Iedereen tot 18 jaar is gratis meeverzekerd in de basisverzekering.

*Iedereen betaalt een inkomensafhankelijke premie van 6,25 procent van het bruto inkomen tot een maximum van 30.800 euro bruto jaarinkomen. De werkgever compenseert deze inkomensafhankelijke premie.

*In ruil voor een korting op de premie kun je kiezen voor een eigen risico tussen de 100 en 500 euro per jaar, ieder moet dus voor zich uitrekenen of het risico opweegt tegen de kosten.

*Alleenstaanden met een inkomen tot 25.000 euro hebben recht op een zorgtoeslag van maximaal 403 euro, anderen met een inkomen tot 40.000 euro hebben recht op een zorgtoeslag van maximaal 1155 euro.

*De regels voor de no-claim blijven bestaan. Wie geen zorgkosten maakt, krijgt aan het einde van het jaar 255 euro terug, wie minder dan 255 euro per jaar kwijt is, krijgt het verschil terug (bijvoorbeeld: u heeft 130 euro kosten gemaakt, u krijgt dus 125 euro terug. Huisartsbezoek, verloskundige- en kraamzorg vallen buiten deze regeling, net als kinderen tot 18 jaar.

Ziektekosten in de CAO-onderhandelingen

*De vakbond wil een goed resultaat behalen vooral omdat de ZNU (Ziektekostenregelingen Nederlandse Universiteiten), een nettovergoeding voor gemaakte ziektekosten, komt te vervallen. Maar, zo betoogt Lammeretz van AbvaKabo FNV, omdat men gewend is aan deze vergoeding moet er minimaal eenzelfde compensatieregeling komen. Zeker voor wie er op achteruit gaat. "De ZNU hoort bij het secundaire pakket, dus we gaan knokken voor een even zo goede regeling." Zo wil de bond ook dat de werkgever voor de helft gaat meebetalen aan de aanvullende verzekering.

*De VSNU benadrukt dat de werkgever de wettelijk verplichte werknemersbijdrage vergoed. Verder wordt onderzocht of er voor alle - of een aantal - universiteiten een collectieve zorgverzekeraar te vinden is. De VSNU hoopt dat met een collectieve verzekering er voldoende compensatie is binnen te halen. Zo niet dan wordt naar andere opties gekeken. Al eerder is afgesproken dat de ZNU-gelden behouden blijven voor arbeidsvoorwaarden.

*De Universiteit Utrecht heeft tot het einde van dit jaar een overeenkomst met de OHRA. Indien het niet lukt om met verschillende universiteiten een zorgverzekeraar te vinden, gaat de UU zelf op zoek naar een verzekeraar. De universiteit adviseert om niet van verzekeraar te wisselen tot er meer bekend is. Tot 1 maart kan de verzekering nog worden opgezegd. Waar bijzonder op gelet moet worden is dat verzekeraars nieuwe klanten voor de basisverzekering tot 2007 níet mogen weigeren, maar voor de aanvullende verzekering wél. Het algemene ad vies is de aanvullende verzekering pas op te zeggen, op het moment dat de nieuwe verzekeraar u heeft geaccepteerd. Wie zich op 1 mei 2006 of later nog moet verzekeren krijgt een boete van de verzekeraar.

*Voor een vergelijkend warenonderzoek van zorgpolissen gaat in december de website www.KiesBeter.nl de lucht in.

Levensloop

Tot 1 juli 2006 kan nog worden geswitcht tussen spaarloon en levensloopsparen. Aan beide regelingen meedoen mag niet omdat het allebei om fiscaal aantrekkelijk sparen gaat. Wie meedoet aan spaarloon en besluit in 2006 toch over te stappen op levensloop, krijgt het opzij gezette geld van 2006 via de werkgever als loon terug. Een medewerker van de UU die zijn spaarloon per januari heeft stopgezet en daar in 2006 spijt van krijgt, kan met terugwerkende kracht nog het volledige bedrag van dat jaar sparen. De nieuwe levensloopregeling kunnen voor universitaire medewerkers ook andere gevolgen hebben omdat in de CA regelingen zijn opgenomen die feitelijk gezien ook in de levensloop staan zoals het ouderschapsverlof en sparen voor een sabattical. Hieronder volgt een opsomming van de nu bekende voorwaarden voor levensloopsparen.

*Van het bruto-inkomen mag jaarlijks 12 procent gespaard worden

*Het totale spaartegoed mag 210 procent zijn van het jaarinkomen; dat komt neer op 2,1 jaar verlof met volledig inkomen of 3 jaar verlof tegen 70 procent van het inkomen.

*De opname is niet gebonden aan leeftijd of omstandigheden. Wel moet de werkgever toestemming geven voor het opnemen van de vrije dagen, weken, maanden of jaren. Werknemers moeten bij lange afwezigheid overleggen met de werkgever over de terugkeer in hun oude functie.

*Het tegoed kan worden opgenomen in verschillende vormen, een dag per week, een maand per jaar; het opgenomen tegoed kan weer worden aangevuld.

*Tijdens de spaarperiode wordt geen belasting betaald over het inleggeld, maar wanneer het tegoed wordt opgenomen, ga je er ook belasting over betalen, net als bij een salaris.

*Over de inleg worden ook de premies voor ww en wao betaald, doorbetaling van de pensioenpremie maakt onderdeel uit van de cao-onderhandelingen. De bond wil dit graag.

*Bij opname van het tegoed is de belastingkorting maximaal 183 euro voor elk verlofjaar; tien jaar sparen betekent dus een aftrek van 1830.

*De werkgever kan meebetalen maar kan daartoe niet worden gedwongen, als hij meebetaalt, moeten de werknemers die niet meedoen aan levensloopsparen eenzelfde percentage krijgen.

*Werkgevers en -nemers kunnen collectief een bank, verzekeraar of dochter van een pensioenfonds uitkiezen voor een voordeliger regeling.

*Deelname is niet verplicht.

*Instappen in levensloop voor mensen zonder spaarloon kan altijd.

*Wie levensloop inzet voor ouderschapsverlof krijgt een (extra) belastingvoordeel, wie al gepland had om in 2006 ouderschapsverlof op te nemen valt in elk geval tot 2007 nog onder de oude universitaire regels van betaald ouderschapsverlof

*Nadeel van levensloopsparen ten opzichte van het huidige sparen van dagen voor een sabbatical, is dat elke gespaarde dag over een aantal jaren nog steeds staat voor een dag; levensloopsparen gaat uit van geld - wat nu voor een dag staat kan over een aantal jaren minder waard zijn

*De vakbond wil dat de werkgever meespaart in levensloop en wil garanties dat alle huidige regelingen of behouden blijven of gecompenseerd gaan worden

*De VSNU wil de 'vrijvallende' FPU-premie voor vroegpensioen waarop werknemers die jonger zijn dan 56 jaar geen recht meer hebben (o,8 procent van het loon) inzetten voor levensloopafspraken of loonsverhoging. Extra inzet zou hierbij kunnen zijn dat het aantal leeftijdsdagen wordt verminderd, iets waar de vakbond fel op tegen is. De bond kan zich wel voorstellen dat oudere werknemers deze dagen misschien willen inzetten voor levensloopsparen.

*Verwarring: behalve levensloopsparen worden er ook levensloopverzekeringen aangeboden. Als je voor de laatste optie kiest, en je overlijdt voordat je je tegoed hebt opgenomen, ben je je spaarbedrag kwijt. Bij levensloopsparen vervalt het tegoed aan de nabestaanden.

Volgens Rob Cozzi, directeur P&O van de Universiteit Utrecht, is de levensloopregeling voor de meeste medewerkers van de universiteit te duur. "Degenen die nu meedoen aan spaarloon, sparen maximaal 51 euro per maand. Ik denk dat er maar weinig medewerkers zijn die twaalf procent in de levensloop kunnen storten, met die pakweg 100 tot 200 euro per maand heb je het wel gehad. Daardoor zal het voor deelnemers heel lang duren voor ze genoeg bijeen hebben gespaard om wat vrije tijd op te nemen. Daarnaast is voor mij de vraag hoe het bijvoorbeeld met de inflatie gaat de komende jaren. Wat nu een dag waard is, kan in de toekomst heel wat minder waard zijn. Dat zijn de onzekerheden van de levensloop."

Karel Steenbrink

Als ik op 1 december mijn oratie houd, zit ik nog maar een jaar voor mijn emeritaat. Mijn oratie is dus bijna tegelijk mijn afscheidscollege. Dat komt omdat ik de leerstoel bezet van Houtepen, die vorig jaar afscheid heeft genomen. Als zijn opvolger is de Oostenrijker Norbert Hintersteiner benoemd, maar die moet eerst Nederlands leren. In feite houd ik zijn leerstoel dus zolang warm. Mijn kinderen vinden het wel leuk dat ik nu professor ben, maar zelf zat ik er niet echt op te wachten. Het werk verandert niet wezenlijk, alleen zit ik nu opeens in veel commissies en moet ik opdraven bij allerlei gelegenheden. Op zich is dat best aardig, maar ik heb altijd heel veel kunnen schrijven, en dat schiet er nu ik hoogleraar ben geworden, een beetje bij in.

Ik heb in Nijmegen theologie gestudeerd, maar ik was al van jongs af aan nieuwsgierig naar andere religies. Daarom heb ik wat Arabisch geleerd en ben ik de islam gaan bestuderen. Dat was mede te danken aan mijn hoogleraar Houben, een brave jezuïet die helemaal gefascineerd was door de koran. De boeken van de afdeling stonden op zijn kamer, dus je moest ze bij hem lenen en als je ze dan kwam terugbrengen, vroeg hij altijd wat je ervan gevonden had. Op een gegeven moment zei hij: 'moet je eens luisteren'', en toen begon hij de koran te reciteren. Dat deed hij zo mooi dat ik helemaal werd gegrepen.

Aanvankelijk zou ik bij Houben promoveren op Indonesische korancommentaren, maar dat vond ik te weinig avontuurlijk. Ik dacht: als ik de islam echt wil leren kennen, moet ik veldonderzoek gaan doen in een islamitisch land. Ik had wat Indonesisch geleerd en ben toen met een beurszes maanden naar Jakarta gegaan om een proefschrift te schrijven over islamitisch onderwijs in Indonesië. Om te weten waar ik het over had, ben ik leerling geworden op een islamitische internaatsschool. Ik ben daar een jaar gebleven en dat is echt een onvergetelijke ervaring voor me geweest. Het mooiste moment was altijd het avondgebed, buiten onder de klapperbomen. Terwijl de dagvogels een plek voor de nacht zochten, werd daar bij zonsondergang het koranreciet gezongen. Aan het einde van de Matthäus Passion komt de zin voor: Am Abend, da es kühle war, en in het Genesisverhaal staat dat God in de avondkoelte wandelde in het paradijs. Dat kon ik me daar zo goed voorstellen.

Na mijn promotie ben ik godsdienstleraar geworden, maar in 1978 werd ik door het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking gevraagd om een project op te zetten voor Indonesische moslimtheologen die hier wilden promoveren in de islamwetenschap. Dat werd zo'n succes, dat ik werd uitgenodigd om in Indonesië te komen doceren. Tussen 1981 en 1988 heb ik met mijn gezin zes en een half jaar in Jakarta en Yogjakarta gewoond. In die tijd begonnen de spanningen tussen liberale en orthodoxe moslims al flink op te lopen en sommige fundamentalisten zagen in mij dan ook een bedreiging voor de zuiverheid van de islam. Orthodoxe moslims geloven dat de koran letter voor letter door God zelf geopenbaard is, dus toen ik vertelde dat kleinere delen van de koran waarschijnlijk door latere auteurs zijn toegevoegd, dreigde de zaak te escaleren, zeker toen een paar van mijn uitspraken door de pers werden opgepikt. Ik werd zelfs bij de minister op het matje geroepen. Hij zei: 'je weet toch dat er heibel over je is. Houd je alsjeblieft een beetje in'. Nou, dat heb ik toen maar gedaan, maar echt bedreigd heb ik me nooit gevoeld, terwijl ik toch op de campus van de islamitische universiteit woonde. 'Voel je je daar niet onveilig', werd mij wel eens gevraagd. 'Nee hoor', zei ik dan, 'dit is de enige plek in Jakarta waar mijn kinderen veilig kunnen fietsen'.

Terug in Nederland ben ik eind jaren tachtig docent-onderzoeker in Utrecht geworden met als specialisme de koranexegese, een vak dat ik ook aan de Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR) heb gedoceerd. Ook hier wordt mij door moslims nog af en toe voor de voeten geworpen dat ik de koran niet begrijp. Soms vragen bevriende moslims mij: je hebt zoveel sympathie voor de koran, waarom word je geen moslim? Dan geef ik altijd als standaard antwoord: als katholiek mag je tenminste kritiek hebben op de paus.

Het taboe op kritiek is in de islamitische wereld een lastig punt. Vandaar dat ik het zo belangrijk vind dat er in Nederland een goede wetenschappelijke opleiding komt, waar de koran openlijk bediscussieerd kan worden. Daar kan de kiem worden gelegd voor een mondige, meer westers ingekleurde islam. Helaas heeft de IUR, waarvan ik lid van de adviesraad ben, deze zomer geen toestemming gekregen om in nauwe samenwerking met de Utrechtse theologische faculteit een imamopleiding op te zetten. Ondanks een gunstig voorstel van een daartoe ingestelde adviescommissie heeft de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie geen subsidie willen geven. Jammer, want in Indonesië heb ik gezien hoe de liberale islam juist binnen een zelfstandig wetenschappelijk instituut de kans kreeg om tot ontwikkeling te komen. Jammer ook voor onze eigen theologische faculteit die dan verbreed zou zijn naar haar studentenpopulatie.

Dat zo'n liberale islam hard nodig is, blijkt nog eens extra uit de reacties op de film 'Submission' van Theo van Gogh en Ayaan Hirsi Ali. Ik heb hem inmiddels een keer of vijf, zes gedraaid voor een heel divers publiek en ik merk dat het voor vrijwel alle moslims een schokkende film is. Ik heb hem onder meer laten zien aan een groep studenten van het University College, waarin ook moslimmeisjes zaten. Het waren modern opgevoede meisjes, maar toch vonden ze het heel moeilijk om er naar te kijken. Ze vonden het wel een eerlijke noodkreet over het verdoezelen van seksueel misbruik, maar de combinatie van die aanklacht met het sacrale van de koran vonden ze wel erg heftig en dat is het natuurlijk ook. Of het daarmee een efficiënte manier is om aandacht voor het probleem te vragen, vraag ik me af, maar ik heb grote bewondering voor de integere manier waarop Hirsi Ali haar argument over het voetlicht brengt. Ik vind trouwens ook dat zij de koranteksten prachtig uitspreekt. Zeker voor wie Arabisch kent, is Submission daardoor behalve een heel eerlijke, ook een heel poëtische film.