De Leidse Rijners als proefkonijnen voor gezondheidsonderzoek
Een nieuwe wijk waarin uiteindelijk 80.000 mensen zullen wonen. Hoogleraar klinische epidemiologie Rick Grobbee zag onmiddellijk de potentie en startte het Leidsche Rijn Gezondheidsproject. Deze is op weg een wetenschappelijke infrastructuur van formaat te worden.
Het Leidse Rijn Gezondheidsproject ofwel het Utrecht Health Project begon meer dan vijf jaar geleden. Hoogleraar Grobbee en zijn medewerkers van het Julius Centrum voor patiëntgebonden onderzoek en huisartsengeneeskunde, startten toen met het opzetten van een uniek gegevensbestand. Zij vragen aan elke nieuwe patiënt van de huisartsen in de Vinexwijk of ze van hen een individueel gezondheidsprofiel (IGP) mogen opstellen. Dat houdt in dat de Leidsche Rijners een eenvoudige medische check up moeten ondergaan, bloed en genetisch materiaal moeten afstaan en een uitgebreide vragenlijst in moeten vullen.
De huisartsen in de wijk doen hun voordeel met de gegevens die worden opgenomen in een elektronisch medisch dossier. Tegelijkertijd vormen de geanonimiseerde data en monsters een wetenschappelijke goudmijn voor de UU-onderzoekers. Beide beroepsgroepen weten bovendien dat na die eerste nulmeting ook de verdere gezondheidscarrière van patiënten inzichtelijk wordt, want huisartsen, ziekenhuizen en apothekers voegen immers hun eigen informatie op systematische wijze aan het dossier toe. "De combinatie van gegevens over de zorg van alledag en gegevens voor onderzoeksdoeleinden maakt dit tot een uniek project", vindt Grobbee die sinds enige tijd ook het management voorzit van de Julius gezondheidscentra waarbinnen de huisartsen in Leidsche Rijn werken.
De epidemioloog moest zich desalniettemin de afgelopen jaren meer dan eens verbijten bij het langzame bouwtempo in Leidsche Rijn. Zijn bestand groeide lang niet zo snel als gehoopt, vooral ook omdat de net verhuisde bewoners het zoeken van een nieuwe huisarts niet als eerste prioriteit bleken te beschouwen. "Inmiddels zijn we nu aardig op streek", zegt Grobbee "We hebben nu de gegevens van bijna 7000 mensen. Dat komt overeen met onze inschatting dat zestig procent van de bewoners mee gaat doen."
De nog opvallend homogene samenstelling die de wijk Leidsche Rijn in afwijking van de uiteindelijke doelstelling kenmerkt, heeft Grobbee steeds minder problematisch voor de wetenschappelijke doeleinden gevonden. "Als onderzoeker ben je vrijwel nooit op zoek naar een representatieve afspiegeling van de Nederlandse samenleving. Zolang je maar kan waarmaken dat de relaties die je vindt in elke omgeving hetzelfde zijn, is er geen probleem."
Inmiddels maken zes promovendi voor hun onderzoek gebruik van de gegevens en het materiaal van de Leidsche Rijners. Ter illustratie hoe de gegevensbestanden van het Utrecht Health Project wetenschappelijk interessante munitie oplevert, noemt Grobbee een onderzoek naar de regelmatig waargenomen relatie tussen diabetes en depressie. "In wetenschappelijke kringen woedt een discussie over de vraag of depressie en diabetes veroorzaakt worden door eenzelfde onderliggend mechanisme of dat diabetici pas somber worden wanneer ze wéten dat ze diabetes hebben. Wij waren in staat drie groepen te vergelijken. Mensen die weten dat ze diabetes hebben, omdat de huisarts hen dat verteld heeft; mensen die dat nog niet weten, maar bij wie het bloedonderzoek uitwijst dat ze wel degelijk diabetes hebben; en mensen die een verhoogd risico hebben op diabetes. Bovendien konden we gegevens over de psychische gesteldheid van al deze mensen uit de vragenlijsten destilleren. Daardoor hebben we nu kunnen laten zien dat alléén mensen die de diagnose diabetes al hebben gehad, last hebben van depressieve gevoelens."
De belangrijkste aandachtsgebieden die het Juliuscentrum in het Leidsche Rijn Gezondheidsproject heeft aangewezen zijn de thema's luchtwegproblemen, infectieziekten, hart- en vaatziekten en psychische stoornissen. Hoogleraar Grobbee stelt echter met nadruk dat het Julius Centrum zich niet wil beperken tot het beantwoorden van concrete en actuele wetenschappelijke vragen. "Wij proberen zoveel mogelijk informatie te verzamelen. We kunnen immers niet voorzien welke vragen in de toekomst belangrijk zullen zijn, maar we willen wel in staat zijn die vragen dan te beantwoorden. Op het moment dat er bijvoorbeeld een nieuw geneesmiddel op de markt komt waar mensen allergisch op reageren, kunnen wij eenvoudig informatie van huisartsen en geneesmiddelengebruik koppelen. En als het nodig is, kunnen we onderzoeken of mensen met een bepaalde genetische constitutie er meer last van hebben dan anderen."
En dan nog blijken er altijd weer deelgebieden te zijn verwaarloosd, zo merkt Grobbee. Inmiddels is de vragenlijst al een aantal maal aangepast. Bij de volgende versie zal naar alle waarschijnlijkheid ook het eetgedrag aan bod komen. "Samen met het Rudolf Magnus Instituut voor neurowetenschappen willen we onderzoeken of genetische factoren bepalend zijn bij het eetgedrag van mensen. Snacken mensen in Leidsche Rijn veel? We hebben het helaas niet gevraagd."
Grobbee mikt nog steeds op een uiteindelijk databestand van tenminste 20.000 tot 30.000 personen. "Voor belangrijk genetisch onderzoek heb je die omvang echt nodig. Veel genetische varianten komen immers slechts bij een zeer klein percentage van de populatie voor." De hoogleraar hoopt dat het Leidsche Rijn Gezondheidsproject met een dergelijke groei ook zal winnen aan bekendheid binnen de universiteit. Grobbee ziet zijn databestand graag als een wetenschappelijke infrastructuur voor medici, maar zeker ook voor andere UU-medewerkers. "Ik denk dat onze informatie ook voor sociaal wetenschappers, geografen en onderzoekers uit andere disciplines interessant kan zijn."
Binnen het Leidsche Rijn Gezondheidsproject (LRGP) worden op dit ogenblik zes onderzoeken uitgevoerd. De betrokken wetenschappers maken allen gebruik van de informatie die de Leidsche Rijners beschikbaar stellen.
Dr. Cuno Uiterwaal is samen met dr, Kors van der Ent, kinderlongarts in het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ), verantwoordelijk voor het zogenoemde Whistler-project, een onderzoek naar luchtwegproblemen bij pasgeborenen en kinderen. Het betreft een samenwerkingsverband van het Julius Centrum met de afdeling kindergeneeskunde van het WKZ en het Utrechtse Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS). Bij dit onderzoek zijn drie promovendi betrokken. Uiterwaal noemt het Leidsche Rijn Gezondheidsproject een ideaal kader voor zijn onderzoek, vooral vanwege de sterke verbintenis tussen wetenschappelijk onderzoek en de huisartsenzorg,
"In de eerstelijns gezondheidszorg vormen ademhalingziekten het grootste probleem. Preventie is daarom belangrijk. Binnen het Whistler-onderzoek willen we nagaan of we bij gezonde baby's kunnen voorspellen wie later ademhalingsproblemen gaat krijgen. Daarvoor moeten na de geboorte mogelijke voorspellende factoren worden gemeten. Dat zijn bijvoorbeeld algemene kenmerken van baby's, zwangerschapsgegevens, longfunctiemetingen, maar ook de gezondheid van gezinsleden.
"In Leidsche Rijn worden veel kinderen geboren waarvan de ouders deelnemen aan het gezondheidsproject. Wij vragen die ouders hun baby's te laten deelnemen in Whistler. Wij doen dan metingen bij de baby's en volgen ze gedurende hun jeugd. De kinderen zijn net als hun ouders LRGP-deelnemers en zo krijgen we automatisch informatie over ademhalingsproblemen waarvoor de kinderen hun huisarts bezoeken. Daarnaast houden ouders in Whistler dagboekjes bij over ademhalingsproblemen van hun kind en doen we ondermeer huisstofmetingen bij de gezinnen thuis. De duizenden Whistler-kinderen als zelfstandig cohort onderzoeken zou een te forse en mede daarom ook te kostbare onderneming zijn geweest. Dankzij het Leidsche Rijn Project kunnen we dit onderzoek nu toch doen."
De andere vijf onderzoeken:
-Onderzoek naar het voorspellen van risico op hart- en vaatziekten en de kwaliteit van behandeling (een promovendus, tevens huisarts in Leidsche Rijn)
-Onderzoek naar de relatie diabetes en depressie (een promovendus, samenwerking met de faculteit Farmaceutische Wetenschappen)
-Onderzoek naar de mogelijkheden voor strategisch onderzoek op het gebied van de public health, met speciale aandacht voor overgewicht. (een promovendus, samenwerking met de GGD Utrecht, IRAS/Diergeneeskunde en het Ministerie van Volksgezondheid)
-Onderzoek naar de effectiviteit van de behandeling van diabetes (een promovendus, samenwerking met de faculteit Farmaceutische Wetenschappen)
-Onderzoek naar de relatie tussen coronaire hartziekte en depressiviteit (een promovendus, samenwerking met het RIVM).
De luis in de Vinexpels
'Vierdegeldstroomonderzoek; geheel belangeloos op de zondagmiddag'. Zo betitelt hoogleraar economische geografie Oedzge Atzema het werk dat hij samen met collega Pieter Hooimeijer de afgelopen vijf jaar verrichtte voor de Leidsche Rijn Monitor. In deze jaarlijkse rapportage bracht hij trends en ontwikkelingen in de nieuwe Vinexlocatie in beeld.
"Wat mij altijd opvalt bij Nederlandse bouwprojecten is dat er vooraf enorm veel gediscussieerd wordt, maar dat het doodstil blijft wanneer de beslissing eenmaal genomen is. Alsof het dan helemaal in de handen van de projectontwikkelaars ligt en je vooral geen zand in die machine mag gooien. En dat terwijl het toch gauw vijftien jaar duurt voordat zo'n wijk een beetje op de kaart staat.
"Er was ook nooit goed onderzoek gedaan naar hoe een planningsproces van zo'n groot bouwproject in elkaar steekt. Het leek ons daarom interessant eens de vinger aan de pols te houden bij de ontwikkelingen in Leidsche Rijn. Wanneer je dat soort onderzoek op een onafhankelijke manier wilt doen, is daar moeilijk geld voor te vinden. Maar ik had het geluk dat het Utrechts Nieuwsblad graag nieuwe abonnees wilde werven in de wijk en dat adviesbureau Berenschot zich graag wilde profileren in Utrecht. Samen besloten we een jaarlijkse uitgave te maken van de Leidsche Rijn Monitor.
"Voor die rapporten heb ik samen met studenten continue onderzoek gedaan naar hoe de wijk zich ontwikkelt. We hebben daarvoor een bestand van zo'n 2000 adressen gemaakt. Aan de hand van de resultaten konden we de afgelopen vijf jaar een flink aantal kritische noten kraken. Zo constateerden we dat het bouwtempo veel te laag lag en ook dat het voorzieningenpeil volstrekt ontoereikend was. Dat laatste vind ik nog altijd onbegrijpelijk. Waarom is het niet mogelijk om de ontwikkeling van voorzieningen gelijke tred te laten houden met de woningbouw of de exploitatie van de voorzieningen voor te financieren en de kosten ten laste leggen op de nog te bouwen woningen?
"Er was jaarlijks veel belangstelling voor de monitor. We waren een beetje de luis in de pels van de gemeente en de projectontwikkelaars. Iets wat ons overigens niet door iedereen in Utrecht in dank werd afgenomen. Ze vonden ons maar wijsneuzen en soms lastposten.
"Het werk dat Hooimeijer en ik met veel liefde in onze vrije tijd hebben verzet, is echter ook wetenschappelijk van betekenis geweest. We hebben in de afgelopen jaar de vastgeroeste ideeën over de Vinexlocaties als icoon van truttigheid en burgerlijkheid flink aan de kaak weten te stellen. Die nuancering van de discussie vind ik een belangrijke taak van de wetenschap. Ons onderzoek heeft dit jaar geresulteerd in een artikel in een boeknummer van het sociologentijdschrift Mens en Maatschappij. In dat artikel laten we zien dat de gemeente gedwongen door financiële omstandigheden genoodzaakt was het woningbouwprogramma minder gedifferentieerd te maken. En dat had anders gekund. Want, ondanks het misschien suffe imago willen heus niet alleen gezinnen in Leidsche Rijn wonen. Ook andere bevolkingsgroepen in de stad Utrecht, zelfs studenten, tonen zich geïnteresseerd. Uit ons onderzoek blijkt bovendien dat Leidsche Rijn voor die groepen evenzeer een aangename leefomgeving is.
"Over het algemeen kun je zeggen dat de kindertijd van Leidsche Rijn nu voorbij is. Bewoners zijn erg tevreden over hun huis en ook de voorzieningen zijn nu grotendeels op orde. Maar de echte moeilijke projecten komen er nog aan. Je zou kunnen zeggen dat het puberen in Leidsche Rijn nog moet beginnen. Er is nu ruim een derde van alle woningen gebouwd, maar het grootste deel van het grondgebied is al in beslag genomen. De komende jaren komt het aan op verdichten en multifunctioneel grondgebruik. Dat betekent meer hoogbouw in plaats van al die rijtjeswoningen. Verder moet men een heus centrumgebied vormgeven. En komt dat grote groengebied, het Rijnsche Park, echt van de grond? Overigens, ook onder de bevolking komen ook steeds meer pubers voor. Is er voor hen in Leidsche Rijn een goede hangplek?
"Interessante vragen, maar ik ben bang dat wij bij die toekomstige ontwikkelingen waarschijnlijk wat minder de vinger aan de pols kunnen houden. In de eerste plaats is men bij het Utrechts Nieuwsblad met andere dingen bezig, nu de krant is overgenomen door het AD. Maar belangrijker is dat het eigenlijk niet meer kan door de toegenomen studie- en werkdruk aan de universiteit. Onderwijsroosters van studenten zijn zo dichtgetimmerd dat intensief onderzoek doen in het veld steeds moeilijker wordt. Ik zelf werk op zondag steeds vaker aan eerste en tweede geldstroomprojecten en het vierde geldstroomonderzoek schiet er bij in.
"Voorlopig was de Leidsche Rijn Monitor van vorig jaar de laatste papieren versie. Dit jaar komt er nog een interneteditie, waarbij we vergelijkingen maken met de Vinexlocaties Houten-Zuid en Vathorst bij Amersfoort. Of er dan nog een vervolg komt, weet ik niet. Zelf vind ik het erg jammer dat dit soort onderzoek niet meer kan. Als universiteit moet je toch ook je gezicht laten zien in de lokale en regionale gemeenschap waar je deel van uitmaakt. Maar ja, het is allemaal een kwestie van prioriteiten stellen, nietwaar?"
Langerak 1
Bart Gadella was een van de eerste vijftig pioniers in Leidsche Rijn. De universitair hoofddocent bij de departementen biochemie/celbiologie en gezondheidszorg landbouwhuisdieren van Diergeneeskunde vertrok begin 1999 uit Kanaleneiland. Hij woont in Langerak 1 met vrouw, dochter (7) en zoon (4).
Wat is prettig? "In de eerste plaats ben ik als bioloog erg blij dat de directe omgeving van mijn huis aan de Groenedijk, de oude trekschuitroute naar Gouda, nog steeds vrij groen is. Daarnaast hebben we, omdat ons blok huizen tot één van de eerste bouwprojecten behoorde, een sterke band opgebouwd met de naaste buren. Samen hebben we geprobeerd de kinderziekten van de wijk het hoofd te bieden. Het contact met die mensen die vaak eenzelfde gezinssamenstelling hebben en die opmerkelijk vaak ook in het onderwijs werkzaam zijn, ervaar ik als erg prettig."
Wat kan beter? "Niet veel. Ik ben enthousiast. Veel mensen klagen over het gebrek aan voorzieningen, maar ik zie dat er enorm veel verbeterd is. Er zijn ook steeds meer leuke dingen te doen, culturele festivals bijvoorbeeld. Langzaam sluipen de nadelen van verstedelijking er zelfs al in. Ik neem nu de eerste hangplekken waar."
Langerak-De Uithof? "Op de fiets, 13 kilometer in veertig minuten. Dan heb ik meteen wat lichaamsbeweging."
Langerak 2
Roy Meijer is persvoorlichter van de universiteit. Hij woont met zijn vriendin en drie dochters (8, 6 en 3) in Langerak 2. Vier jaar geleden verruilde hij Lunetten voor Leidsche Rijn.
Wat is prettig? "We hebben een goed en betaalbaar huis in een fijne buurt van gelijkgestemde mensen. Veel kinderen hebben zo'n beetje dezelfde leeftijd als onze kinderen. Dat is ideaal. Ze zitten bij elkaar op school en weten elkaar altijd wel te vinden wanneer ze willen spelen. Door die kinderen kom je vanzelf in contact met de ouders."
Wat kan beter? "Ik verbaas me werkelijk over sommige verkeerssituaties. Je verwacht dat er planologen zijn die goed nadenken over het inrichten van straten, maar daar blijkt weinig van. Bij de school is het een chaos van auto's en het nieuwe winkelcentrum was aanvankelijk heel lastig bereikbaar voor vrachtwagens met bevoorrading. Zelf moet ik, als ik me echt strikt aan de verkeersregels zou houden, 500 meter omrijden wil ik mijn eigen buurt verlaten."
Langerak-De Uithof? "Twee dagen met de fiets, twee dagen met de auto. Het hangt ervan af of de auto thuis nodig is. Met de fiets doe ik er 35 minuten over, met de auto 20."
Parkwijk
Margje van den Brink, werkzaam als bestuurssecretaresse bij het faculteitsbureau Letteren. Woont met man en twee dochters van bijna vier en bijna twee in Parkwijk. Verhuisde vijf jaar geleden vanuit de Utrechtse wijk Tolsteeg.
Wat is prettig in Leidsche Rijn? In ieder geval het huis. Dat is groot en comfortabel. Daarnaast ervaar ik het wonen in Leidsche Rijn als landelijk, terwijl ik toch erg dicht bij Utrecht zit. Ik kijk vanuit mijn huis op een brede sloot en een oude fruitboomgaard. Het dorpse en kleinschalige van De Meern en Vleuten combineren we hier met de gemakken van de grote stad.
Wat moet beter? Zelf heb ik niet veel te klagen, en ook voor mijn nog jonge kinderen is het hier prima, Maar ik zie wel dat sommige voorzieningen nog niet helemaal in orde zijn. Vooral voor de wat oudere jeugd is er werkelijk niets te doen, geen café, geen bioscoop, niets.
Parkwijk-binnenstad? Op de fiets in twintig minuten, heel goed te doen.