Achtergrond

Anne-Marie van Gijtenbeek

Ik werk nu viereneenhalf jaar in Utrecht als coördinator van het Vrouwennetwerk. Dat is nog niet zo heel lang, maar toch is er in die periode voor mijn gevoel al veel veranderd. Wat mij vooral goed doet, is dat het besef groeit dat het aanstellen van meer vrouwen in hogere rangen bittere noodzaak is. Als je ervan uitgaat dat vrouwen en mannen gemiddeld even veel kwaliteiten hebben, terwijl een groep van tien hoogleraren door de bank genomen negen mannen en maar één vrouw telt, dan kun je dus op je vingers natellen dat je niet de tien besten hebt. Gegeven de enorme onderlinge competitie kan een universiteit zich zo'n verkwisting van talent gewoon niet meer permitteren.

Ik ben vooral heel blij met de mentoring en coaching pilot van de universiteit, waarin talentvolle vrouwelijke wetenschappers ondersteund worden door een meestal mannelijke mentor die tevens hoogleraar is. Doel van het project is om hun kansen op een wetenschappelijke carrière te verbeteren. Yvonne van Rooy, onze nieuwe collegevoorzitter, heeft zich goed laten informeren voor ze deze aanpak koos, onder meer tijdens een lunchbijeenkomst met vrouwelijke hoogleraren. Ik was daar ook voor uitgenodigd en ik kon duidelijk merken dat Van Rooy goed luisterde naar wat er gezegd werd. Met haar komst is er toch een andere wind gaan waaien. Veldhuis, de vorige collegevoorzitter, had wel altijd de mond vol over emancipatiebeleid, maar erg veel heeft dat sinds eind jaren 90 voor mijn gevoel niet meer opgeleverd. Het afgelopen jaar gebeuren er meer concrete dingen.

Toen Van Rooy besloot om geen vervolg te geven aan het emancipatieplan 2002-2005, vroegen veel vrouwen zich af of dat wel verstandig was. Ook ik had mijn twijfels, maar dat veranderde toen ik het Strategisch Programma 2005-2007 onder ogen kreeg. Op zes plaatsen in dat plan worden vrouwen concreet genoemd. Prima, denk ik dan, want in feite is het veel effectiever om het streven naar meer kansen voor vrouwen te integreren in het beleid dan om emancipatie in een apart hokje te zetten. Natuurlijk is er nog een lange weg te gaan, maar ik ben een optimist en ik zie genoeg lichtpuntjes. Ik vind het vooral heel leuk om te zien hoeveel mannen zich tegenwoordig met deze problematiek bezig houden.

Er wordt nu ook op een andere manier naar het vrouwennetwerk gekeken. In het begin werd ik vooral gezien als een lastige luis in de pels. Nu wordt door beleidsmakers en binnen faculteiten beter ingezien wat het vrouwennetwerk voor hen kan betekenen. En voor onze activiteiten komt steeds meer belangstelling. Voor de tweejaarlijkse netwerkdag, die dit jaar op donderdag 10 november plaats vindt, hebben we zelfs zoveel aanmeldingen gekregen, dat we niet iedereen kunnen toelaten. Dat is jammer, maar verder ben ik erg tevreden met hoe het gaat, zeker omdat Utrecht de enige universiteit is met een vrouwennetwerk. Op dit gebied kan de UU best een beetje trots op zichzelf zijn.

Ik heb een aanstelling van twintig uur in de week. Dat is niet veel als je weet wat er allemaal moet gebeuren. Ik draai een secretariaat, fungeer als vraagbaak, organiseer trainingen en bijeenkomsten, werk mee aan ons blad Pandora en probeer zo goed mogelijk in de gaten te houden wat er beleidsmatig op het gebied van de emancipatie gebeurt. Ik kom daardoor regelmatig onder de mensen en dat is maar goed ook, want onze kamer zit een beetje weggestopt op de negentiende verdieping van het Van Unnikgebouw naast het Herbarium. Wij zijn maar met een heel klein groepje parttimers, dus ik zit daar vaak in mijn eentje. Soms mis ik het wel eens dat ik niet op een gang zit met collega's waar ik even binnen kan lopen als ik ergens mee zit. Vooral een jaar of twee geleden miste ik een levendige, inspirerende werkomgeving. Ik heb toen even in een dipje gezeten, maar dat heeft gelukkig niet lang geduurd. Ik heb de uitdaging opgepakt en die omgeving om me heen gecreëerd. Wat niet voor je wordt gedaan, moet je zelf doen, leek mij. Als mensen mij niet weten te vinden, ga ik gewoon naar hun toe.

Die houding heb ik van huis uit meegekregen. Ik ben al van jongs af aan gewend geweest om problemen zelf op te lossen. Ik houd van zelf dingen doen: klussen, loodgieteren, noem het maar op. Op het vwo in Rotterdam kreeg ik voor het eerst in de gaten dat dat niet zo vanzelfsprekend was voor een meisje. Toen mensen me voor feministe gingen uitmaken, dacht ik in het begin dat ze me een compliment gaven. Maar het was niet zo positief bedoeld. Als ik zelf op de stoep mijn banden stond te plakken, vonden ze het eigenlijk maar gek. Geleidelijk ben ik me steeds meer bewust geworden van het feit dat de kansen voor mannen en vrouwen niet gelijk verdeeld zijn, en tijdens mijn psychologiestudie in Leiden ben ik langzaam maar zeker actief geworden in allerlei emancipatoire organisaties.

Ik ben een mens met idealen, een onverbeterlijke wereldverbeteraar. Na allerlei freelance klussen en projectmatige werkzaamheden werd ik in 2001 in Utrecht aangenomen, en was emancipatie mijn beroep geworden. Ik had inmiddels vrij veel uiteenlopende dingen gedaan binnen de vrouwenemancipatie, en kennelijk had ik daar genoeg van opgestoken om er mijn werk van te maken. Ik vind het een luxe als je vanuit idealen je brood kunt verdienen.

Dat wil overigens niet zeggen dat ik altijd in dit werkveld wil blijven. Onlangs zat ik opeens te bedenken dat ik maar aannemer moest worden. Een paar maanden voor ik hier in Utrecht solliciteerde, was ik trouwens bijna bij de Fietsersbond aangenomen. Dan zou ik nu beroepsmatig opkomen voor fietsersbelangen. Ook heel interessant, vind ik.

Nou ja, ik merk wel wat er op me afkomt. Ik kan gelukkig nog alle kanten op en ik ben niet zo'n carrièreplanner. Er komt altijd wel weer iets op mijn pad, is mijn motto. Nee, zelf heb ik tot nu toe bij het zoeken naar werk nooit nadeel gehad van het feit dat ik een vrouw ben, maar dat komt natuurlijk ook, omdat ik het van meet af aan in deze hoek heb gezocht. Het klopt trouwens niet helemaal wat ik nu zeg, want op mijn zestiende had ik met een vriendje besloten om vuilnisman te worden. Dat verdiende beter dan de lopende band. Tot mijn verbazing werd hij wel aangenomen en ik niet omdat ik een meisje was. Terwijl ik een kop boven hem uitstak en twee keer zo sterk was. Heel onrechtvaardig, vond ik dat.

'Muziek is meer dan ooit een wereldtaal'

Twee verse hoogleraren voor 75-jarig muziekwetenschap

Armand Heijnen

Emile Wennekes

Paspoort

- Geboren in 1963 te Doetinchem

- Studeerde onder meer muziekwetenschap in Utrecht.

- 1999: proefschrift over: Het Paleis voor Volksvlijt (1864-1929). 'Edele uiting eener stoute gedachte!'

- Werkzaam als muziekjournalist voor onder meer de Volkskrant en NRC-Handelsblad.

- Fungeerde als (hoofd-)redacteur bij diverse muziek- en wetenschappelijke tijdschriften, waaronder Key Notes, Muziek en Wetenschap, en TS - Tijdschrift voor Tijdschriftstudies. Hij publiceerde in The New Grove en is redactiemedewerker van Die Musik und Geschichte und Gegenwart

- Doet momenteel, gesubsidieerd door de zogeheten Gispengelden, onderzoek naar de lotgevallen van het strijkkwartet in de Nederlanden door de eeuwen heen.

- Was artistiek adviseur van onder meer Muziekgroep Nederland en orkestprogrammeur voor NCRV-radio 4.

- 2000 - 2005: bijzonder hoogleraar Nederlandse muziek na 1600 vanwege de auteursrechtenorganisatie BUMA

- Sinds 2004 hoogleraar muziekwetenschap na 1800.

Waarmee verdient een afgestudeerd musicoloog zijn brood?

"Overal waar wel eens een noot muziek klinkt, zijn afgestudeerde musicologen aan het werk: als programmeur, als radio- of tv-medewerker, als recensent, repertoire-adviseur bij koren en orkesten, op muziekscholen... We hebben in het kader van ons lustrum een boekje samengesteld met 75 portretten van afgestudeerden. Dat geeft een aardig beeld van waar de Utrechtse musicoloog zoal terechtkomt. 'Een 75 Musicologenboek' wordt tijdens de reünistendag op 19 november gepresenteerd. Een musicoloog is geen musicus, hoewel de meeste musicologen wel een instrument bespelen."

Eén van uw voorgangers, Marius Flothuis, waarschuwde voor een musicologie als een naar de wetenschap verplaatste l'art pour l'art.Toch is ze dat geworden; maatschappelijke relevantie is ver te zoeken.

"Ben ik het deels mee eens. De Utrechtse specialisatie van muziekwetenschap ligt traditioneel vooral in de renaissance. Studie daarnaar is cultuurhistorisch wellicht van groot belang, maar je plaatst je er niet direct mee in het centrum van het maatschappelijk debat. Sowieso: wij leveren nu eenmaal geen levensreddende medicijnen of producten van grote economische waarde, dus academische reflectie zal onze core business blijven. Maar dat hoeft geen ivoren toren te impliceren. Maatschappelijke betrokkenheid vind ik een belangrijk punt. Als het gespreksonderwerp zich ertoe leent, zou ik gerust plaatsnemen in het panel van 'Buitenhof'. Ik denk dan aan onderwerpen op gebied van cultuurpolitiek en -beleid bijvoorbeeld. Musicologen moeten daarover iets te melden hebben."

Het beeld is van musicologen is dat ze zich bezig houden met partituren van overwegend reeds geruime tijd overleden componisten. Klopt dat??

"Nee. De partituur is van oudsher een belangrijk object van de muziekwetenschap, maar niet het enige. Het gaat ook om de interpretatie van die partituur, om de keuzes die de uitvoeringspraktijk maakt, dus om de subjectiviteit van muziek. Waarom klinkt diezelfde partituur van Mahler zo anders bij het Concertgebouworkest dan bij het Radio Filharmonisch?

Grosso modo heeft de muziekwetenschap vier stadia doorlopen: naast het uitgeven van nieuwe monumentale edities was er al in de negentiende eeuw aandacht voor de biografie van de componist - diens levensverhaal zou deels diens muziek mee kunnen helpen verklaren. Vervolgens komt er een tegenbeweging die de persoon van de componist minder van belang acht en zich concentreert op de structuur van de compositie. Een derde onderzoeksvariant houdt zich bezig met de receptie: hoe wordt een muziekwerk ontvangen en gewaardeerd en geïnterpreteerd door uitvoerders en toehoorders. En tenslotte heb je de contextuele aanpak, waarbij een muziekwerk wordt geplaatst in een groter sociaalcultureel-historisch kader.

"Het beeld van musicologen die zich alleen met oude muziek bezighouden, klopt evenmin. Zeker de laatste jaren neemt de lichte muziek een steeds belangrijkere plaats in. In de 'Professional School of the Arts', waarin onze samenwerking met de Hogeschool voor de Kunsten gestalte moet gaan krijgen, zijn we bezig een project over elektronische muziek op te zetten. Die studie stelt heel andere eisen aan de muziekwetenschap. Met name aan de analytische methode: een partituur is er vaak niet, het compositieproces is gedemocratiseerd omdat bij wijze van spreken iedereen die achter een computer plaatsneemt er muziek uit kan halen. Je moet daarom wellicht het begrip sound centraal gaan stellen - en die aanpak zou tevens een nieuwe impuls kunnen geven aan de bestudering van de klassieke muziek. Met sound-analyse of 'sonic studies' is wellicht beter te begrijpen waarom Mahler onder leiding van dirigent Mengelberg zo anders klinkt dan wanneer Haitink het Concertgebouworkest dirigeert, dan met een recht door zee partituuranalyse die toonhoogte, -duur en -lengte observeert."

Musiceren of muziek studeren?

"Ik heb lange tijd niet kunnen kiezen. Ik ben begonnen als gitarist, maar dat leek me geen perspectief voor de langere termijn; ik zag mezelf niet op mijn 60ste nog in een rockbandje of zo spelen. Muziekwetenschap studeren was een compromis: zo kon ik wel met muziek bezig blijven, zonder dat de uitvoeringspraktijk per se mijn verdere levensloop zou moeten bepalen."

Top5 - klassiek:

- Richard Wagner

- Johan Sebastiaan Bach

- Wolfgang Amadeus Mozart

- Györy Kurtág

- Ex aequo: Stravinsky en Schönberg

Top5 - populair

- Frank Zappa

- J. Coltrane

- J. Scofield

- Prince

- DJ Tiësto

Karl Kügle

Paspoort

- Geboren in 1956 te Braunschweig in Duitsland

- Studeerde piano aan de Hochschule van München en Würzburg en muziekwetenschap aan de Universität München, met als bijvakken theaterwetenschap en Japans

- Bezocht met een Fulbrightbeurs en financiële steun door de Studienstiftung des deutschen Volkes de VS voor verdere studie, uiteindelijk resulterend in een PhD aan de New York University. Promoveerde op een veertiende eeuws manuscript uit Italië met muziek in de Franse stijl (Ivrea 115)

- Werkzaam als onderzoeker in Maryland, Leuven, Mainz en Hong Kong; aan deze laatste universiteit als associate professor

- Sinds 2004 hoogleraar muziekwetenschap vóór 1800 aan de UU, met als specialisatie laat-middeleeuwse en vroeg-renaissance muziek

- Publiceerde twee boeken over middeleeuwse bronnen, een catalogus van de 'Allgemeine musikalische Zeitung' (1863-82), en een groot aantal artikelen in wetenschappelijke tijdschriften en boeken.

In hoeverre is de Nederlandse muziekwetenschap in haar 75-jarig Utrechtse bestaan veranderd?

"Ten tijde van de eerste hoogleraar, Albert Smijers, was het doel vooral het nationale erfgoed vast te leggen: wat hebben we aan muziek, hoe inventariseren en catalogiseren we die en hoe geven we die muziek uit? Dat was en bleef een hoofddoel in Utrecht tot lang na de Tweede Wereldoorlog, en dat zet zich voort in de wereldberoemde edities van bijvoorbeeld Josquin, Obrecht en Ockeghem. Na 1945 kwam die nationale component in de muziekwetenschap echter meer en meer te vervallen. Er waren namelijk veel Europese immigranten in de VS die daar tussen 1950 en 1980, een veel internationalere muziekwetenschap van de grond probeerden te krijgen. De jaren tachtig en negentig lieten een fundamentele vernieuwing zien onder invloed van het postmodernisme.

"Bij de hedendaagse muziekwetenschap gaat het dus niet alleen meer om de bronnen of om de uitvoering zelf - bijvoorbeeld de editie van partituren of het reconstrueren van uitvoeringspraktijken -,maar vooral ook om de interpretatie én de waardering van muziek als één van de diverse culturele praktijken. Daarmee gaat de muziekgeschiedenis in toenemende mate meer algemeen-culturele vragen stellen: wat betekent of betekende een bepaalde soort muziek in een bepaalde cultuur, welke informatie geven brieven, archivalia, schilderijen, literatuur, religie of architectuur, maar ook natuurlijk de interne structuur van een stuk of van een repertoire, ons over de periode waarin de muziek is geschreven? Dat maakt interactie met andere disciplines noodzakelijk. Vooral ook met helemaal nieuwe, vakrichtingen zoals 'Gender Studies', maar ook - bijvoorbeeld in de mediëvistiek - met de 'New Philology' of de 'New Historicism'. Daar zouden we ons hier in Utrecht als muziekwetenschappers meer mee kunnen bezighouden. Hoewel: je kunt niet interdisciplinair zijn zonder ook een goede discipline te hebben, dus daar zit een interessant spanningsveld."

U heeft tot op hoog niveau piano gestudeerd, maar uiteindelijk toch voor de wetenschap gekozen. Was dat een moeilijke keuze?

"Het was voor mij niet mogelijk om op allebei die terreinen dat hoge niveau te halen dat ik nastreefde, dus heb ik moeten kiezen. Uiteindelijk bleek ik toch meer talent te hebben voor de wetenschap, en als wetenschapper heb ik weer te weinig tijd om nog veel piano te spelen; zelfs privé kom ik er nauwelijks aan toe. In theorie mis ik het spelen, maar dat is van hetzelfde niveau als 'ik zou meer tijd willen hebben voor mijn onderzoek of voor mijn vrienden of voor mijn partner of voor mijzelf'. Mijn passie voor het humaniora-onderzoek is zo groot, dat er gewoonweg geen tijd overblijft. Ik maak weken van 70 tot 80 uur, dus ik vraag me wel eens af hoe collega's die anders dan ik, wél kinderen hebben, dat doen. Ik vind die tijdsinvestering echter noodzakelijk omdat excellentie nu eenmaal niet mogelijk is zonder innerlijke drive en omdat het in een vak als het mijne om heel wat meer gaat dan gewoon geld verdienen."

Is het niet vreemd dat uitgerekend een Duitser benoemd wordt op een leerstoel met een zo duidelijk aan de Nederlandse context gebonden traditie, namelijk die van de renaissance-muziek?

"Nederland - of beter: de Nederlanden of de Lage Landen - blonk in internationaal perspectief inderdaad uit met muziek uit de renaissance. Denk aan componisten als Dufay, Ockeghem, Obrecht, Orlando di Lasso, Ciconia of Josquin. Dat de muziekwetenschap in Utrecht zich in die richting heeft gespecialiseerd, stamt eigenlijk nog uit 1824, toen een internationale prijsvraag werd uitgeschreven door het Koninklijk Instituut over de vraag welke contributie Nederland aan de muziekgeschiedenis geleverd zou hebben. De Fransman Fétis en de Oostenrijker Kiesewetter wonnen die prijs: zij hadden beide gewezen op het belang van de muziek tussen de vijftiende en zestiende eeuw. Die observatie an sich klopt, hoewel die nationalistische connotaties inmiddels van minder groot belang geacht worden. Dus: de muziek van de 'Nederlanders' of, zoals men nu liever zegt, de 'Franco-Flemish school' is eigenlijk synoniem met de Europeaanse muziek van de renaissance. Zij hoort dus bij de Westerse cultuurgeschiedenis tout court.

"Het is vooral de reformatie geweest die een einde gemaakt heeft aan die bloeiperiode: de calvinisten waren niet zo dol op muziek; die beperkten zich tot psalmen en het orgel, en een hofcultuur die als muziekmecenas zou kunnen optreden, had je in de noordelijke Nederlanden ook niet meer in deze periode. Dus waar voor de andere kunsten in hedendaags Nederland juist een Gouden Eeuw aanbrak, daar hield het voor de muziek zo'n beetje op - met uitzondering dan van Sweelinck. Hoogtepunt voor die zeventiende eeuw was trouwens ook de opera, en daar had je toch echt vorstenhoven en dergelijke voor nodig. In Duitsland, Italië, Spanje en Frankrijk had je die bijvoorbeeld wel. Ook met de religie lag het daar anders: je had er het lutheranisme en katholicisme, die beiden de muziek zeer toegedaan waren, wat uiteindelijk ook hoogtepunten als Monteverdi, Lully, Bach, Schütz, Mozart en Beethoven heeft opgeleverd.

"Ik leg me natuurlijk niet, zoals mijn illustere voorganger Smijers, toe op het vastleggen van het erfgoed der Lage Landen; het gaat mij om de culturele context en de interpretaties van muziek in het kader van de Europese of de Westerse cultuur. Dan maakt het niet uit of je Duitser bent of Nederlander of wat dan ook - de muziekwetenschap is immers geglobaliseerd."

Uw wensen voor de toekomst met muziek aan de UU?

"Utrecht heeft een instituut met een grote traditie, en ik hoop dat we die kunnen laten integreren met de topinstituten in de wereld. Studenten zijn daarin niet het probleem, daar vind je veel potentie. Maar een frisse wind door het instituut kan geen kwaad, en dat was precies de reden voor de faculteit om twee nieuwe hoogleraren aan te stellen. Voor mij persoonlijk is dit verreweg de meest interessante baan die ik in continentaal Europa had kunnen krijgen. Ik hoop dat we, in het kader van die eerder genoemde globalisering, in Utrecht in staat zullen zijn om de blik iets verder over de grenzen van het westen te kunnen richten - zeker als het gaat om het begrijpen van de twintigste eeuwse muziek. Want de beïnvloeding daarvan houdt niet langer meer op bij de grens van een land of zelfs continent. Muziek is meer dan ooit een wereldtaal."

Top5 - klassiek

- Monteverdi

- Dufay

- Machaut

- Pergolesi en Hasse

- Debussy en Ravel

Top 5 - populair

- 'Postliterate' composities (internet -MP3)

- Glenn Miller en andere swing (big band)

- Elvis Presley en Chuck Berry

- Jaren zestig - 'psychedelische' muziek

- Disco

Muziek in Utrecht

De Utrechtse muziekwetenschap is in 1930 als aparte discipline begonnen na een langdurige lobby van de Maatschappij ter Bevordering van de Toonkunst en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Muziekgeschiedenis. De priester en renaissancist Albert Smijers werd in dat jaar bijzonder hoogleraar, in 1945 omgezet in een gewoon hoogleraarschap. Hij deed vooral onderzoek naar de componisten Obrecht, Ockeghem en Josquin.

In de na-oorlogse jaren werd Smijers opgevolgd door hoogleraren van internationale faam, zoals Eduard Reeser, Marius Flothuis en Hélène Nolthenius. In die tijd was het Instituut voor Sonologie onderdeel van de Utrechtse muziekwetenschap - gevolg daarvan was dat er sprake was van een tweedeling in de staf: academici én componisten, zoals Badings en Strategier. Daaraan kwam een einde toen het instituut eind jaren tachtig werd afgestoten aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

Behalve in Utrecht kun je in Nederland ook nog in Amsterdam muziekwetenschap studeren. In Utrecht ligt het accent op de westerse muziekgeschiedenis, in Amsterdam staat onder meer de etnomusicologie centraal. Het Utrechtse zwaartepunt op de renaissance stamt uit de 19de eeuw, toen er in het kader van de natievorming gezocht werd naar cultuurhistorische ijkpunten die zouden kunnen bijdragen aan de identiteitsvorming. Voor de muziek was dat de renaissance, de periode waarin in internationaal perspectief de Nederlandse muziek belangrijk meetelde.

De bachelor: een positieve ervaring

De invoering van het bachelor-mastersysteem in 2002 had meer gevolgen dan het opplakken van andere naambordjes. De nieuwe onderwijsstructuur moest de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, vond de Universiteit Utrecht. Daartoe kwam er 'kleinschalig en activerend onderwijs', profileringsruimte, een tutoraat en een portfolio.

Toen de eerste lichting bachelors met het derde jaar bezig was, werd in mei 2005 de zogenaamde derdejaarsenquête uitgevoerd. Nog niet alle resultaten zijn openbaar, maar nu al blijkt dat deze studenten van het vernieuwde onderwijs meer tevreden zijn dan jaargenoten in 2002 die nog het 'oude' onderwijs volgden. De opleiding kreeg toen gemiddeld een 7 nu een 7,2.

De ruime voldoende is waarschijnlijk te danken aan het tijdig verbeteren van knelpunten in het bama-systeem. Deze kwamen naar voren uit een tussenevaluatie in 2004. Hieruit bleek dat faculteiten wel achter de uitgangspunten en doelstellingen van het nieuwe onderwijssysteem stonden - de didactische omslag heeft veel goeds gebracht - maar dat het ook veel kinderziektes had.

Naar aanleiding van een werkplan werd een aantal van die kwalen verholpen. Zoals Osiris, het systeem waarmee studenten zich online kunnen inschrijven voor vakken, maar dat regelmatig plat lag. Dat is verbeterd, net als het synchroniseren van de curricula. Toch zijn nog niet alle praktische problemen verdwenen. "Wij hebben nog steeds wel te kampen met ruimtegebrek", zegt Liesbeth Woertman, universitair hoofddocent klinische psychologie en onderwijscoördinator: "Sowieso door de grote studentenaantallen voor werkgroepruimtes. En omdat de tentamenweken nu overal tegelijk plaatsvinden, waardoor we logistiek nog meer in de problemen komen. Maar we lossen het langzaam op, onder meer door de numerus fixus die dit jaar is ingevoerd."

Profileringsruimte

Eén van de knelpunten in de bachelor was en is de zogenaamde profileringsruimte, waarmee een kwart van de studie vrij ingevuld kan worden. Daarnaast zijn er de minors ontwikkeld, een samenhangend pakket dat buiten de eigen opleiding kan worden gekozen. De problemen betreffen vooral het inschrijven en de toelatingseisen.

Woertman: "De mogelijkheid voor studenten van buitenaf om bij psychologie vakken te volgen is nog erg beperkt. We hebben al moeite met de grote hoeveelheid eigen studenten. Bovendien zit er toch een bepaalde opbouw in het studiepad. Het is een mooi ideaal, maar praktisch ligt dit toch nog erg lastig. Overigens zijn er wel studenten die elders goed een minor hebben kunnen volgen, bijvoorbeeld bij rechten. Maar dat is echt voor mensen die al precies weten wat ze willen. Het zomaar 'rondneuzen' is toch moeilijker."

Frans Meeuwsen, studieadviseur bij biologie, is bekend met de beperkte mogelijkheden bij psychologie: "Veel studenten zijn teleurgesteld in het feit dat ze die vakken dan niet kunnen volgen, maar het is ook begrijpelijk van een opleiding dat ze eigen studenten voor laten gaan. Bij biologie doen we dat ook." Meeuwsen vindt het jammer dat veel studenten op praktische problemen stuiten als ze buiten hun eigen studie vakken willen volgen: "Bij de invoering werd gezegd dat het gemakkelijk zou zijn een minor te volgen. Maar eigenlijk is het zonder studievertraging niet te doen." Toch is ook hij positief over het principe: "Het aantal studenten dat buiten de opleiding kijkt, is wel groter dan vroeger."

Phil Heiligers is docent-onderzoeker bij sociale- en organisatiepsychologie en zat drie jaar in de Universiteitsraad tijdens de ontwikkelingsfase van het bama-systeem. Ze evalueerde eerder dit jaar met een werkgroep van de U-raad de profileringsruimte: "Het is nog steeds een moeilijk onderdeel. Een actieve student die het heel goed regelt, kan het voor elkaar krijgen. Maar het is toch heel moeilijk om elders vakken te volgen en binnen de tijd klaar te zijn. Vooral logistiek is het nog niet rond. Dat is een probleem voor de studenten en aan de opleidingskant is er veelal te weinig mankracht om een minor voor mensen van buitenaf mogelijk te maken."

Commitment

Een andere doelstelling van het bama-systeem is de toewijding van studenten te vergroten. Hiervoor is het onderwijs kleinschaliger en meer actief gemaakt. Marian Van Gestel, docent privaatrecht, is hierover positief, ze merkt dat studenten meer betrokken zijn. Volgens haar heeft de aandacht voor commitment ervoor gezorgd dat studenten over het algemeen vaker komen. "Dit heeft geleid tot een beter contact tussen docent en student. Vroeger moest je maar zien wie er op kwamen dagen, nu komen ze gewoon. Voor docenten betekent dit dat je weet waarvoor je het doet. Omdat er meer op vaardigheden gerichte toetsingen zijn, zoals presenteren n het schrijven van papers, levert het ook een gevarieerdere opleiding op."

Maar dit laatste heeft ook een keerzijde. Van Gestel: "Het geeft veel werk. Je moet veel toetsen bedenken, vervangtoetsen en reparatietoetsen voor studenten met een vijf. Dus een ongelofelijke hoeveelheid. Dat is niet leuk." Ze is blij dat de eis voor het aantal contacturen, wat acht uur per vak per week was, is teruggeschroefd. "De eis van het commitment brengt een hele administratie met zich mee voor docenten. Door het systeem zijn er ook meer vergaderingen nodig om goede afspraken onderling te maken. En ook het tutorschap kost tijd." Liesbeth Woertman ervaart het iets anders: "Het is wel meer werk, maar daar zijn ook uren voor. Het was natuurlijk ook even wennen aan het nieuwe."

Begeleiding

In het nieuwe systeem moest iedere student ook een begeleider ofwel tutor krijgen. Maar veel contact hebben student en tutor vanwege tijdgebrek vaak niet. Toch is Woertman overtuigd van het nut ervan: "Het systeem werkt inmiddels goed. Juist in zo'n grote organisatie moet je denk ik proberen het wat kleiner te maken. Meer contacturen en het tutorsysteem stimuleren dat. Het zit hem heel vaak in de simpele communicatiedingen."

Uit de tussenevaluatie bleek ook dat het nieuwe systeem in het begin door docenten en studenten als schools werd ervaren. Inmiddels lijken de medewerkers daar wat milder over. Woertman: "Ik zeg altijd tegen studenten: ik kan jullie niks leren. Maar ik kan studenten wel begeleiden en kiezen voor bepaalde vormen. Studenten op een of andere manier dwingen met de stof bezig te zijn, is gewoon de beste manier." Van Gestel van privaatrecht ziet ook vooral voordelen: "We eisen bijvoorbeeld voorbereiding. Dat heeft ook een prettig effect voor de student: het is normaler dat je je voorbereid en daar hoef je je ook niet meer voor te schamen, wat vroeger wel eens zo was. We zijn ook wel streng, met bijvoorbeeld sancties als geen recht op reparatie, een soort herkansingstoets, bij te veel afwezigheid. Toch zijn veel studenten uiteindelijk enthousiast en zeggen dat het een stok achter de deur is."

Van Gestel ervaart als voordeel van de toename van toetsmomenten bij rechten dat er eerder een beeld van de studenten is: "Soms vraag je je bij een stille student af of hij het wel begrijpt. Via de eerst toetsresultaten heb je sneller een idee of je verwachtingen overeenkomen met de prestatie. Zo kun je eventueel eerder ingrijpen."

In het nieuwe systeem heeft de docent een andere rol gekregen door de verandering van het onderwijs. Uit de derdejaarsenquête blijkt dat studenten het meest tevreden zijn over de inzet, bereikbaarheid en de kwaliteiten van hun docenten. Minder tevreden zijn ze over de feedback op toetsen en tentamens, hoewel ze dit een minder belangrijk punt lijken te vinden. Woertman: "Studenten mopperen wel, maar bij de evaluatie van een intensief vak wat ik geef, 'Psychosociale aspecten van seks en relaties', krijg ik toch een 4.2 op een schaal van 5."

Bachelors

Met de invoering van de bachelor is het in theorie nu mogelijk om met dit diploma de arbeidsmarkt op te gaan, of makkelijk over te stappen naar een master bij een andere universiteit. Uit de eerste cijfers blijkt echter dat de meeste studenten 'gewoon' bij dezelfde universiteit blijven. Grofweg acht van de tien bachelors die nu klaar zijn, blijven in Utrecht. De medewerkers verbaast dit niet erg. Woertman: "Psychologiestudenten zijn geneigd om hier in huis te blijven. Dat is ook niet zo raar, veel mensen komen hier binnen om in deze richting verder te gaan en ik zorg ook dat het pad goed past bij de master."

Vooral het stoppen met studeren en gaan werken lijkt nog een erg onbekend alternatief. Woertman: "Ik heb geen idee waar de bachelors psychologie nu op de arbeidsmarkt terecht zouden kunnen. Dat moet zich nog gaan uitkristalliseren. Misschien is dat over tien jaar wel mogelijk. Het zou me niet verbazen als een aantal sectoren daar op inspringt." Van Gestel ziet voor de rechtenstudenten eventueel mogelijkheden bij verzekeringsbedrijven of overheden: "Je bent in elk geval juridisch geschoold. Maar voor verdere juridische beroepen denk ik dat je toch je master moet halen."

KADER

Bachelor

75 procent major (hoofdrichting) met verplichte vakken en keuzevakken

25 procent profileringsruimte met vrij in te vullen vakken die je bij andere faculteiten, maar ook bij andere universiteiten in binnen- en buitenland kan volgen. De ruimte kan ook gebruikt worden voor een minor, een samenhangend pakket cursussen in een bepaald vakgebied. Met de invulling van de profileringsruimte kan je je voorbereiden op de master die je na je bachelor wil volgen.

De bachelors

Een blijvertje

Karolina van Hulst (21) bachelor biologie, master Sustainable development in Utrecht

Hoe beviel de bachelor?

"Het is mij heel erg goed bevallen. Ik ben weinig praktische problemen tegengekomen. Ik heb de minor kunnen volgen die ik wilde. Dat moest ik wel heel veel voor uitzoeken en alleen daarvoor zou je eigenlijk al een studiepunt moeten krijgen. Een nadeel was dat de periodes bij de faculteiten nog niet gelijk liepen. Daardoor liep ik aanvankelijk een vertraging op. Ik heb mijn bachelor toch in drie jaar kunnen halen, omdat ik in de zomer in Polen vakken heb gevolgd. Dankzij deze minor kon ik wel overstappen naar een master van een andere faculteit."

Wat vond je van het onderwijs?

"In het eerste jaar werd je wel een beetje aan het handje genomen. Maar als ik nu terugkijk vind ik dat biologie een hele degelijke, goede exacte opleiding is. Er was veel aandacht voor wetenschappelijk schrijven. Met presenteren heb ik nog steeds wat moeite. Waar ik nu vooral tegenaan loop, is dat mijn master in het Engels is."

Heb je overwogen op een master aan een andere universiteit te gaan volgen?

"Ik had best naar Wageningen gewild. Dat ik hier ben gebleven is deels uit gemak en omdat ik net een heel sociaal leven heb opgebouwd in Utrecht."

Wat is de waarde van het bachelordiploma?

"Het is een punt om te bedenken: wat nu? Ik denk dat het beter is je dat nu af te vragen dan na je propedeuse, zoals vroeger. Je weet nu wat er is en je kunt nog heel veel doen. Vooral met een exacte opleiding, daarmee kun je veel kanten op. Ik heb deze master gekozen dankzij mijn minor, waarin ik al vakken bij Geowetenschappen volgde. Dat moeten ze echt stimuleren vind ik, het is echt de moeite waard om verder te kijken!"

Voorlopige stopper

Mark Verbeet (22), bachelor sociale geografie & planologie, is nuu een jaar bestuursvoorzitter van studievereniging VUGS.

Wat vond je van je opleiding?

"In het begin vond ik het onderwijs erg klassikaal, veel verplichte aanwezigheid en wekelijkse opdrachten. Dat was even wennen, het was vooral anders dan ik van te voren had gedacht: je had minder vrijheid. Maar er zijn ook veel voordelen; je raakt niet snel achter met dit systeem. In een werkgroep weten ze ook nog eens je naam."

Hoe stond het met de praktische kant?

"Om me in te schrijven voor een vak zat ik soms wel om twaalf uur 's nachts achter m'n pc om me via Osiris in te schrijven, maar ik heb er nooit echt problemen mee gehad. Als je echt graag een vak wil doen moet je er wel wat voor over hebben. Het portfolio is bij ons ook ingevoerd.Niet alles wat daarin moest was even belangrijk. Maar uiteindelijk is er toch een scriptie in te vinden waar men wel naar kijkt en je ziet je persoonlijke vooruitgang en je tutor kijkt ernaar; dat zijn pluspunten. Bovendien is het portfolio sinds een jaar elektronisch, dat heeft de drempel lager gemaakt. "

Wat zijn meer voordelen van het nieuwe systeem?

"In mijn eerste jaar was de keuzevrijheid nog groot, dat vind ik een voordeel. Die vrijheid is nu jammer genoeg ingeperkt."

Wat is voor jou de waarde van het bachelordiploma?

"Het zegt me vrij weinig. Je weet natuurlijk wel veel, maar je bent nog niet gespecialiseerd. Bachelor klinkt ook zo lullig, ik weet niet eens of ik het voor of achter mijn naam moet zetten! Ik heb niet overwogen de arbeidsmarkt op te gaan, mijn studie, planologie, duurt vier jaar en ik ga dat ene jaar zeker nog doen. Ik doe nu eerst een jaar bestuur bij VUGS, dat is een leuke persoonlijke ervaring."

Een doorstromer

Nienke van Stekelenburgh (22), bachelor rechten, master Internationaal en Europees recht in Utrecht

Blij met je diploma?

"Ja, ik ben ook echt naar de uitreiking gegaan, met mijn ouders en zusje. Het is toch niet niks, zo'n afsluiting van drie jaar. Wat ik goed vond aan de opleiding was bijvoorbeeld dat je niet meer eindeloos kunt herkansen. Je wordt gedwongen actief te studeren."

Gedwongen?

"Nou, ik hou wel van mensen die actief met hun studie bezig zijn. Het draagt bij aan de kwaliteit van de cursus als iedereen goed voorbereid is. Maar bij één vak was het zo dat je een punt kreeg -tien procent van je cijfer - als je je opdrachten gemaakt had. Daar heb ik moeite mee, dan lijkt het wel ouderwets huiswerk. Maar anderzijds, je doet het wel."

Last gehad van praktische problemen?

"Ja, veel. Met Osiris, dat was vaak echt een drama: je kwam er niet op en als het wel lukte zat je werkgroep al vol. Maar dit is nu wel opgelost door de invoering van timeslots. Zelf heb ik in het eerste jaar ook niet zulke goede ervaringen gehad met de studieadviseur, die had weinig tijd. Maar volgens mij wordt ook dat inmiddels beter geregeld."

Heb je elders vakken gevolgd?

"Ja, ik heb een vak bij de Utrecht School of Economics en een vak bij Bestuurs- & Organisatiewetenschap gevolgd. Ik vond dat heel goed gaan."

Waarom ben je verder gaan studeren?

"Je kunt denk ik wel de arbeidsmarkt op, maar dat heb ik nooit gewild. Het heeft ook met leeftijd te maken, ik ben pas 22! Alleen een bachelor doen, vind ik eigenlijk zonde."

Een overstapper

Leon Laureij (23), bachelor algemene socialewetenschappen, master Rhetoric, argumentation and philosophy aan de Universiteit van Amsterdam

Beviel de bachelor in Utrecht?

"Ik vond het fijn om zelf de bachelor samen te kunnen stellen. Ik heb een minor methodenleer en statistiek gedaan en twee keuzevakken bij andere faculteiten; filosofie en letteren. Ik heb ervan geprofiteerd dat je zoveel verschillende dingen kan doen. Dat zit ook wel in ASW; je moet een brede blik hebben."

Heb je nadelen ondervonden?

"Aan het eind van ons eerste jaar hadden we een vak over beleid en aan het eind van het tweede jaar weer. Er zat ontzettend veel overlap in. Dat bleek te komen doordat ze na het eerste bachelorjaar zaken veranderd hadden die meteen ook werden doorgevoerd in het tweede jaar. Dat was wel het meest in het oog springende. Het portfolio had ook last van kinderziekte. Online werkte het eerst ook niet. Uiteindelijk stelde het bij ons nog weinig voor. Maar als het goed ingevuld wordt en docenten begrijpen waarvoor het is, dan kan het wel een voordeel hebben."

Waarom heb je nu voor Amsterdam gekozen?

"Ik wilde graag een onderzoeksmaster doen. Toen heb ik gekeken wat er in Utrecht was. Bij ASW richt de onderzoeksmaster zich op etnische minderheden, wat me niet zo aansprak en bij sociologie vond ik de benadering te empirisch. Tijdens de bachelor ben ik enthousiast geraakt over taalfilosofie. Deze master brengt dat in de praktijk via argumentatieanalyse."

Al verhuisd?

"Ik heb net een kamer in Amsterdam gevonden. Dat had ik eigenlijk niet verwacht. Het is me een beetje in de schoot geworpen. Ik vond Utrecht prima. Het was ook best een stap om te verhuizen."

Een doorstromer

Jos Akkermans (21), (cum laude) bachelor organisatiepsychologie, master Organisatiepsychologie in Utrecht

Wat heb jij gemerkt van de invoering van de bachelor?

"Vanaf het begin was het duidelijk dat we proefkonijnen waren. Bijvoorbeeld door administratieve dingen die niet klopten of doordat er meer studenten waren dan er in een collegezaal pasten. Maar ik doe daar nooit zo moeilijk over. Misschien komt het ook niet alleen door de bachelor, maar ook omdat psychologie zo'n grote opleiding is."

Wat vond je van je opleiding?

"Inhoudelijk had ik meer uitdaging verwacht. Ik ben er behoorlijk moeiteloos doorheen gekomen. In vergelijking met de middelbare school was het wel anders; je was bijvoorbeeld twee dagen vrij. Aan de andere kant waren er vooral in het eerste jaar veel verplichte werkgroepen, colleges en 'huiswerk'."

Hoe heb je het 'kleinschalige & activerende onderwijs' ervaren?

"Ik vond het wel eens betuttelend, maar veel mensen hebben dat nodig. Het 'moeten' is soms vervelend, maar je leert er wel van. Ik voelde me het eerste jaar nog wel een nummertje. Je kon wel gedag zeggen tegen een docent, maar die kende jou toch meestal niet. In het tweede en derde jaar werd dat wel wat beter, dan bouw je ook contacten op met bepaalde docenten. In het begin hadden we ook wel een studieloopbaanbegeleider, maar die hebben we na twee maanden nooit meer gezien. Ik heb nooit een tutor gehad. Het portfolio is in ons jaar behoorlijk in het water gevallen, omdat daar geen begeleiding voor was. Dat vind ik allemaal wel slecht."

Wat ga je nu doen?

"Voor mij stond van te voren vast dat ik een master ging doen. Ik heb ook het gevoel dat een werkgever meer aan een hbo'er heeft dan aan een bachelor; die heeft vaak alleen maar theoretische kennis. Ik zou niet weten wat ik zou moeten doen. Voor mij is de bachelor geen doel, maar een middel. Het is wel een goeie backup, je hebt in ieder geval een papiertje dat je de eerste drie jaar goed afgesloten hebt."

Kom jij bij mij, dan lees ik bij jou

Bloggen is in, ook aan de UU

Liefdesbeslommeringen en af en toe een gedicht

"Ik houd van schrijven," zegt Maaike Boersma (21). Ze is vierdejaars psychologie en de auteur achter Maeyckens Weblog. "Ik heb in mijn leven kilo's papier volgeschreven en wilde ook wel eens feedback op mijn schrijfsels om erachter te komen of ik inderdaad zo leuk kon schrijven als ik zelf dacht. Ik hoef ook niet zo nodig iets aan de wereld te vertellen. Mijn weblogs draaien puur om mijn eigen schrijfplezier."

Het motto van haar weblog luidt: 'Ik maak nooit iets mee'. Dat laatste valt best mee. Op Maeyckens Weblog valt het nodige te lezen over haar verhuizing. Eindeloze afwegingen zijn er te vinden over welke kleur ze haar nieuwe kamer zal geven. En de beschrijvingen van bezoekjes aan de Aldi en een concert van de Backstreet Boys zijn zeer lezenswaardig. Bovendien wijdt ze grote hoofdstukken aan haar inmiddels tot rust gekomen liefdesleven.

Het is bekend dat je je partners selecteert op basis van gelijke aantrekkelijkheid. .........Met deze wetenschap in mijn achterhoofd vroeg ik me af hoe we onze vrienden dan selecteren. Als ik mijn vriendinnen in mijn hoofd aan een grondige inspectie onderwerp, merk ik op dat we qua aantrekkelijkheid totaal niet overeenkomen en qua interesses eigenlijk ook niet eens. We komen uit hetzelfde sociaal-economische milieu, maar verder kan ik eigenlijk weinig overeenkomsten bedenken die mee zouden kunnen spelen in het uitzoeken van mijn vrienden. _Hoe bepaal ik dan in godsnaam dat ik met de ene persoon wel vrienden kan worden en met een ander helemaal niet? Ik weet dat ik door het vuur zou gaan voor mijn vrienden, maar hoe heb ik dat ik godsnaam beslist? Pfff, vriendschap is mij te ingewikkeld hoor, doe mij de liefde maar, dat is een stuk simpeler...' ((Uit: Vrienschap III))

Maaike Boersma wil dat iedereen haar ontboezemingen kan lezen. "Dat weet je ook voordat je je logs plaatst. Sommige mensen kiezen er dan ook voor om anoniem te blijven en op hun weblog hun hele hart uit te storten. Die mensen hebben ook vaak een hele achterban van webloggers die elkaar na elke "moeilijke" log succeswensen. Ik vind dat altijd een beetje sneu." Ze weet dat sommige vrienden, bekenden en familieleden haar weblog lezen. "Daar hou ik rekening mee, ik zal nooit dingen op mijn log plaatsen waarmee ik iemand kan kwetsen."

Naast het bijhouden van haar log doet ze nog veel dingen. Standaardhobby's zegt ze als uitgaan, films kijken, lezen en sporten. Een weblog kost zoveel tijd als je er zelf in wilt steken, is haar filosofie. "Je kunt in principe in een paar minuten even snel op het web knallen wat je op een dag beleefd hebt, maar als je het mooi wilt verwoorden ben je al snel wat meer tijd kwijt. Daar komt dan nog bij dat veel webloggers ook de weblogs van anderen, zowel vrienden als onbekenden, volgen. Dat kost wel veel tijd. Maar levert je wel lezers op, aangezien er een soort ruilsysteem bestaat onder webloggers; "".

Adres: http://maeycken.web-log.nl

Al mijn spannende verhalen en de rest

Het weblog van vijfdejaars natuurkunde Bram van den Langenberg (21) mist de standaard lay-out van de meeste van zijn collega-bloggers. Want hij heeft het zoals het een ondernemende student betaamt, helemaal zelf gemaakt. "Ik weet dat er standaardpakketten zijn, maar ik vond het leuk om het zelf in elkaar te knutselen", vertelt hij.

Bij Bram vinden we geen langdurige politieke beschouwingen of poëtisch gezeur over vrouwen. Hij maakt vooral korte beschrijvingen van zijn eigen dagelijkse leven waarin zijn hobbies koken, uitgaan en badminton belangrijke bronnen zijn. Vrouwen nemen wel een belangrijke plaats in. Hij eet erg veel met veel verschillende vrouwen. Vervolgens maakt hij foto's van hetgeen er op tafel is gekomen en die plaatst hij op zijn weblog. Waardoor zijn weblog veel weg heeft van een receptenboek. Daarna gaat hij sporten of drinken met zijn vrienden. Ook daar maakt hij foto's van, die hij weer publiceert.

Zijn weblog geeft in ieder geval een helder beeld van het enerverende studentenbestaan aan het begin van de 21ste eeuw: te laat opstaan, studeren, eten met vrouwelijke huisgenoten, poolen met vrienden, zuipen met vrienden, te laat opstaan en studeren met een kater.

'...Een zwaar weekend op komst en wat doe ik donderdagavond?! Ik laat me toch weer meeslepen richting stad en kom vervolgens veel te laat thuis.. Niet dat het erg was trouwens, hahahahaha._Eerst met Arjan en Johnny een paar uur in 't Neutje gehangen, waar we allerlei bieren hebben gedronken. Bestellingen als "doe maar wat" en "een lekker biertje" zorgen daar wel voor. Na een kleine vertraging voegde ook Piotr zich bij ons, die op dat moment nog werd vergezeld door Marie Emilie. Zij moest echter op zeker moment zich naar het station haasten om haar trein richting Rotterdam te halen en kort daarna zijn wij richting The Jam vertrokken._We hadden eventueel ook naar het SWAK-feest in Tivoli De Helling kunnen gaan, maar er waren twee bekenden huisgenoot en een ex van een huisgenoot) van Piotr al in The Jam (of eigenlijk gingen ze net naar binnen, toen wij achterin de rij aansloten). Gelukkig mochten we naar binnen met onze OV's (hoewel eigenlijk collegekaart verplicht is :S) en daar hebben we ons prima vermaakt....) (Uit: Stappen)

"Er staan geen diepere filosofische gedachten in. Het zijn puur de dingen die ik doe", zegt hij. Met de openbaarheid heeft hij geen moeite. "Iedereen mag weten hoe ik mijn dagen vul daar is niets geheims aan." Zijn vrienden hebben geen moeite met zijn internetdagboek. "De reacties zijn over het algemeen positief. Wel zijn er mensen die zich afvragen wat het nut van bloggen is. Ik antwoord dan altijd dat zij niet hoeven te kijken." Zijn weblog is eigenlijk ook niet bedoeld voor de hele grote buitenwereld. Bram van den Langenberg is zijn blog begonnen omdat hij in januari een half jaar naar Amerika gaat. Een weblog waarop hij elke dag een paar foto's en een stukje tekst neerzet, leek hem de ideale manier om in die periode met het thuisfront te communiceren.

Adres: http://www.phys.uu.nl/~langenbr/foto/blog.php

Veel te druk

'Inmiddels is mijn laatste update alweer een maand oud'. Zo begint het weblog van Agnes Boeijing, studente Theater- Film en Televisiewetenschap. Dat was op 13 juni ook voorlopig haar zwanenzang. Ze kan het niet meer bijbenen. Het einde kondigde zich in de periode daarvoor ook al verschillende keren aan.

Het inkijkje dat Agnes biedt in haar persoonlijkheid in die periode, roept ook de nodige twijfels op. Ze lijkt veel te chaotisch om regelmatig tijd te stoppen in zoiets saais als een weblog waar veel discipline voor vereist is. Agnes beschrijft haar studentenleven wel met heel veel humor en twijfels. Twijfels zijn vooral het patent van de vrouwelijke bloggers. Daar houden mannen zich veel minder mee bezig.

Maar toch weet ik niet wat het is. Want het blijkt dat ik gewoon niet kan schrijven. Ik ben eigenlijk gewoon veel te saai om een blog bij te houden. Elke keer neem ik mezelf weer voor dat ik nu echt iets leuks neer ga zetten.. maar telkens kan ik niks bedenken, zodat er weer een gedwongen onderwerp op papier komt te staan en deze keer dacht ik eigenlijk... laat ik dat nu maar eventjes niet doen =). Tot nu toe lukt het aardig, er wordt nog steeds alleen maar onzin uitgekraamd van mijn kant en dat was vandaag eigenlijk precies mijn bedoeling! Als ik andere blogs lees dan gaan ze over de alledag van de wereld.. over politieke besluiten, volksregeringen en moorden... nou heb ik het daar ook wel een aantal keer over gehad, maar ik kan echt niet elke dag (of week, of maand?) een blog typen over de wereldse omstandigheden... simpelweg omdat ik me daar weinig mee bezig houd... Ik vind het al moeilijk genoeg m'n eigen leventje op orde te houden. (Uit Gelul)

Toen ze begon, wilde ze vooral plezier hebben. "Ik ben ermee begonnen omdat schrijven een grote hobby van me is en toch niet zoveel te doen had. Het leek me leuk om elke dag of elke week iets korts op internet neer te zetten en ik was vooral benieuwd naar eventuele reacties daarop. Ik ben er voorlopig mee gestopt, vooral omdat ik een eigen website heb, waardoor de weblog wat verwaterd is qua updates. Ik heb ook vooral minder tijd dan vroeger. En daarom is ook mijn website al een paar maanden niet meer aangepast." Aldus de auteur.

Toch was haar weblog wel succesvol. Ik heb veel leuke reacties gehad van vrienden en bekenden. Maar er hebben ook twee onbekenden gereageerd. Eén daarvan is een hele goede vriend van me geworden. Reacties hielden voornamelijk in dat ze het leuk vonden om te lezen hoe ik over bepaalde dingen dacht, of wat ik had meegemaakt"", zegt ze.

De toekomst is nog onduidelijk. "Het lijkt me wel leuk om weer te bloggen, maar voorlopig heb ik het daar denk ik te druk voor.

Adres: http://www.elvirna.blogspot.com/

Complottheoriën en andere ijdelheden

Ikniksblog heeft de uitstraling van de commentaarpagina van NRC-Handelsblad. En dat is ook de bedoeling van de schrijvers. Waar veel bloggers vooral bezig lijken om hun persoonlijk leven tot in detail voor de eeuwigheid vast te leggen, becommentarieert biologiestudent Wouter Klein Ikkink (26) met twee anderen de werkelijkheid in scherp geschreven columns. De drie heren leggen een grote voorliefde voor Barend en Van Dorp-achtige complottheorieën aan de dag. Niet voor niets getuigt Wouter in zijn profiel van zijn politieke voorkeur voor de Socialistische Partij.

Over Ab Osterhaus:

'Ab gaat een vaccin zoeken voor een ziekte die niet bestaat: daar kan je natuurlijk jarenlang subsidie over trekken.Als hij nou gewoon geld vraagt voor zijn media-optredens, dan heeft hij die subsidie toch niet meer nodig.') (Uit: Testbeeld Ab,)

Over de NS:

'En als mensen die zonder kaartje de trein in stappen te goeder trouw op zoek gaan naar de conducteur om een vervoersbewijs te kopen, krijgen ze voortaan meteen een boete. Ze worden behandeld als criminelen, en het levert de NS geld op; het mes snijdt aan twee kanten. Het plaatsen van een kaartjesautomaat in elke trein daarentegen kost geld, en mensen gaan zich alleen maar welkom voelen' (Uit: Trein)

Toch onderscheiden ze zich in hun beweegreden volgens Wouter Klein Ikkink niet van de andere bloggers. "Wij zijn begonnen om precies dezelfde redenen als iedere andere blogger: ijdelheid. Ik vond dat ik iets significants te melden had. En het kost amper vijf minuten om een blog up and running te hebben. Bovendien is schrijven mijn grootste hobby en met het blog kom ik aardig aan mijn trekken."

"Ik wil mensen met enige regelmaat een interessante column voorschotelen, dat is alles. Er zijn zoveel rukcolumnisten die hun stukjes mogen schrijven omdat ze toevallig bij de hoofdredacteur in de jaarclub hebben gezeten, en als ik een brief naar de krant stuur moet ik maar afwachten of hij geplaatst wordt - ik ergerde me er dood aan. Toen dacht ik: als ik vind dat ik het zoveel beter kan, waarom zou ik het niet gewoon proberen?"

"Blijkbaar was ik niet de enige die met dat gevoel rondliep, want we zijn inmiddels met z'n drieën. En sinds mijn medebloggers Bart en Brandy erbij zijn, valt de belasting mee. In het begin was ik soms twee uur lang tegen de berg op aan het schrijven, maar tegenwoordig wisselen we elkaar heel aardig af. Als je niet per se elke dag hoeft te schrijven, gaat het ook een stuk sneller op de dagen dat je wel aan het schrijven bent."

Reacties op hun kijk op de wereld zijn meestal positief, zegt Wouter. "Maar dat is natuurlijk ook omdat vrienden je nu eenmaal niet tot de grond toe afbranden, zelfs als ze je stukken waardeloos vinden. Ik denk niet dat je snel vrienden maakt of kwijtraakt met een blog als het onze. Het is geen dagboek, en posts als 'Lieve wildvreemden, vandaag vertel ik jullie wat ik écht van Pietje vind' zul je er niet tegenkomen. We hebben hooguit onze kans op een vriendschappelijke relatie met Boris Dittrich vergooid."

Adres: http://iknik.blogspot.com

De bloggers in dit verhaal zijn allen te vinden via onze eigen site www.ublad.uu.nl, klik in de linkerbalk 'weglogs aan de UU' aan en zie welke Uuérs inmiddels via onze site te bereiken zijn. Houd jij ook een weblog bij en werk of studeer je aan de UU? Stuur je blogadres naar onze webmasters en wordt opgenomen in de rij der fameuze bloggers.

Een Amsterdammer met humor

Toen collegelid Hans Amman onlangs de universitaire begroting 2006 aan de Eindhovense decanen presenteerde, begon hij zijn powerpoint-presentatie met een foto van zijn dochtertje in PSV-shirt. "Dat was typisch Hans", zegt secretaris Harry Roumen van de TU/e. "Onze collegevoorzitter Lundqvist is oud-voorzitter van Feyenoord en rector Van Duijn is fanatiek supporter van de Rotterdamse voetbalclub. Hans zelf geeft weinig om voetbal, maar als hij als geboren Amsterdammer de kans krijgt om zijn collega's een beetje te jennen, dan laat hij die kans niet lopen."

Roumen illustreert hiermee het gevoel voor humor van Amman die verder wordt omschreven als een rasechte Amsterdammer: recht voor zijn raap en wars van overbodige franje. "In het begin heeft hij de raad wel eens tegen zich in het harnas gejaagd door geprikkeld op kritiek te reageren", zegt Universiteitsraadslid Jos Maubach, "maar dat is snel veranderd. Nu is hij heel open. Je moet oppassen dat hij je daardoor niet inpakt, want het is een slimme bestuurder."

Via de mavo en het vwo ontwikkelde Amman zich beetje bij beetje tot wetenschapper. "Economie kon ik het beste", zei hij ooit in het Eindhovense universiteitsblad Cursor. "Al doende werd ik steeds exacter en uiteindelijk leidde dat tot een doctoraat." In 1997 werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Amstredam in de 'computational economics', een baan die hij drie jaar later al verruilde voor een positie als decaan aan de Eindhovense faculteit Technologie Managament. In 2002 haalde toenmalig rector Rutger van Santen hem in het college met als opdracht om de financiën van de universiteit op orde te brengen.

Van Santen: "Ik heb Hans leren kennen als een professioneel en vooral heel bezonnen bestuurder. Als ik een zwak punt van hem moet noemen, dan is het dat hij dossiers, waarmee hij niet goed raad weet, wel eens lang laat liggen, maar als hij eenmaal heeft besloten welke strategie hij zal volgen, dan gaat hij heel zakelijk en zonder omwegen op zijn doel af. Ik durf zonder meer te stellen dat het aan hem te danken is dat we zowel financieel als op het gebied van de huisvesting nu weer gezond zijn."

Na net vier jaar is Amman dus al weer toe aan een nieuwe uitdaging en met een nog steeds duidelijk hoorbaar hoofdstedelijk accent legt hij uit dat zijn sollicitatie in Utrecht twee voorname redenen had. "In de eerste plaats zit mijn werk in Eindhoven er min of meer op, terwijl er in Utrecht op het gebied van de huisvesting nog een uiterst interessante klus ligt te wachten. Maar daarnaast ben ik blij dat ik nu weer wat dichter bij Muiderberg kom te werken. Ik ben daar altijd blijven wonen, want ik vond dat ik het mijn kinderen van vijf en acht niet aan kon doen om naar Eindhoven te verhuizen."

Met Amman krijgt Utrecht een collegelid die als bestuurder wordt gekarakteriseerd als toegankelijk open en rechtstreeks, maar die zich privé niet gemakkelijk laat kennen. "Als student heb je geen verkeerde aan hem", zegt universiteitsraadslid Charles Smeets. "Zijn financiële stukken zijn inzichtelijk en zijn antwoorden op vragen duidelijk. Maar het is niet iemand om als student gezellig een biertje mee te gaan drinken." Dat klopt volgens hoofd interne zaken Martin Boers, want Amman drinkt vooral cola-light. "Als mijn directe leidinggevende vond ik hem heel toegankelijk en aimabel, maar hij is inderdaad niet iemand die voorop loopt bij feesten en partijen."

"Vooral van academische plechtigheden moet Hans niet al te veel hebben", beaamt Roumen. "Hij is wars van protocol en houdt het liever wat informeel." Dat hij soms erg verrassend uit de hoek kan komen, ondervond de nieuwe directeur van de Utrechtse bètafaculteit Eugene Bernard, die ook uit Eindhoven komt. "Ik herinnner me een middag waarop het in het directeurenoverleg niet erg wilde vlotten. Het liep tegen vieren en opeens sprong Hans op een stoel en ging de cup-a-soup reclame nadoen. En ik moet zeggen, dat deed hij perfect."

Hans Amman heeft een haat-liefdeverhouding met pakken. In Cursor, het blad van de TU Eindhoven zei hij een paar jaar geleden: "Het dragen van pakken is toch een soort van conformisme. Te hippe kleding of kleuren zijn bij mij toch enigszins als een vlag op een modderschuit. Ik moet het meer van de binnenkant hebben." Bij het artikel was deze foto afgedrukt, die voormalig moderedacteur Pauline Terreehorst de verzuchting ontlokte: "Dit kan echt niet bij elkaar, alhoewel het hemd en de das op zich mooi zijn. Echt iemand die 's ochtends te weinig tijd neemt en maar iets uit de kast rukt. En dan dat horloge: onthullend knullig." Amman moet er nog steed om lachen. Het horloge heeft hij nog. "Ik was het absoluut niet met mevrouw Terreehorst eens. Misschien is dat een bewijs voor mijn slechte smaak, maar ik vind het nog steeds een mooi horloge."

Wat is een neutrino zwarte beer?

>Nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft vervulde een gastrol in het theaterstuk Onzichtbare Dimensies, dat zaterdagavond werd opgevoerd door Theater Ad Hoc in het Minnaertgebouw. De Utrechtse hoogleraar vergeleek zijn werk met dat van Sherlock Holmes: "We zijn op zoek naar een bloedspoortje dat ons de juiste richting opwijst."

Joost de Vries

"De eerste paradox: neutrino's bestaan sinds de oerknal, en neutrino's zijn geboren in 1930", aldus een Japanse zwarte beer tegen een man met een kleine bril met een massief montuur. De beer gaat verder: "Wolfgang Pauli ontdekte dat er een elementair deeltje was, dat nog niet op het periodieke systeem der elementen stond. Niemand had dit deeltje ooit gezien, maar toch wist hij dat het bestond. En dus postuleerde hij dit in 1930" - de man met de bril legt uit dat postuleren in de wetenschap zoiets betekent als een vinding bekend maken - "maar hij schaamde zich hiervoor. 'Ik ben zo stom geweest iets te postuleren dat niet waargenomen kan worden', schreef hij een vriend. Hij vreesde voor zijn reputatie." Maar niets was minder waar, bleek later. In 1933 wist de Italiaanse wetenschapper Enrico Ferni het deeltje officieel waar te nemen, en gaf het een naam: de neutrino. "En weet je wat 'neutrino' betekent", vraagt de man met de bril.

"Het is Italiaans voor 'kleine neutraal'. En zo komen we bij de tweede paradox", vertelt de beer. "De tweede paradox?""Ja; neutraal in de jaren dertig."

De brildrager is een acteur - hij heet Jan van den Berg; zijn naam staat op de mouw van zijn jasje, handig voor de stomerij - en de beer uiteraard ook. Met z'n tweeën zijn ze de voltallige cast van Theater Ad Hoc; een toneelgroep die op onderzoekslocaties hun voorstelling Onzichtbare Dimensies speelt. Het thema van de voorstelling is wetenschap; en om dit een stem te geven wordt bij elk optreden een wetenschapper uitgenodigd. Zaterdagavond speelt Ad Hoc in het Minnaertgebouw in De Uithof en hebben ze Nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft weten te strikken om tekst en uitleg te geven.

Het optreden is in de kantine van het Minnaert - de tweede van drie voorstellingen in Utrecht. Alle stoelen zijn bezet, een paar studenten, een hoop dertigers - moeilijk om op te maken of het theater- of natuurkundeliefhebbers zijn. Of simpelweg fans van 't Hooft, voor zo ver je wellicht kunt veronderstellen dat Nobelprijs laureaten fans hebben.

De voorstelling is een kruising van toneel, cabaret, stand-up, en performance art. Met aanstekelijk enthousiasme - soms ietwat over the top - filosofeert Jan van den Berg er op los hoe elementaire deeltjes, genen, bytes, eiwitten en vooral neutrino's, zijn leven op essentiële momenten beïnvloed hebben - met een zwarte beer als klankbord. Zijn aanvaring met de bodyguard van de Amerikaanse ambassadrice, een kamikazeactie van zijn wiskundeleraar, zijn confrontatie met een zwarte vrouwtjesbeer op een Japanse berg. Allemaal de schuld van onzichtbare deeltjes.

Terwijl hij een serenade aan de neutrino start, haalt de zwarte beer 't Hoogt het toneel op. Van den Berg wil weten of we nu 'op de bodem' zijn: hebben we alle elementaire deeltjes, de bouwstenen van het leven, al ontdekt? De hoogleraar kan geen uitsluitsel geven. "Toen we met de atoom bezig waren wisten we dat er nog meer was, nog meer bouwstenen, nog kleinere deeltjes. En misschien komen er nog wel meer bij."

Maar 't Hooft kan de acteur enigszins geruststellen. Nog niet alles is verklaard, er is nog enige mysterie in de wereld. "Zwaartekracht: Het is de grootste natuurkundige kracht die er bestaat, maar toch is het wiskundig nog nooit verklaard. Er is ontdekt dat het wel degelijk een rol kan spelen op elementaire deeltjes; hoe kleiner het deeltje, hoe meer zwaartekracht een rol speelt."

Aanvankelijk lijkt Gerard 't Hooft zich als een vis op het droge te voelen. Door zijn kleine postuur lijkt de stoel waarop hij zit een maat te groot, en de zwarte beer aan zijn voeten is ook niet alledaags. Maar aangespoord door de bezielde acteur, komt 't Hooft toch met verhalen. Zo vertelt hij dat hij zich als onderzoeker een beetje een detective voelt. "Het lijkt toch op Sherlock Holmes. Er is een lijk, er ligt een pistool op de grond en de deur staat open. Vervolgens gaat de detective op zoek naar sporen. Dit doen wij wetenschappers ook. We onderzoeken alles, op zoek naar een bloedspoortje dat ons de juiste richting opwijst."

Voor 't Hooft was de voorstelling een gelegenheid 'op ludieke manier de verwondering van mensen over natuurwetten onder woorden te brengen'. Als 't Hooft onder applaus het podium afloopt zegt een vrouw tegen haar partner; "Ik ga 'm na afloop een hand geven. Kan ik zeggen dat ik een Nobelprijswinnaar heb aangeraakt." Ja, Nobelprijswinnaar én theatermaker.

Jules Vereecken

Met tien jaar Olympos vieren we het tienjarig bestaan van het gebouw. Dat is natuurlijk een leuke aanleiding voor een feestje. De afgelopen maanden hebben we ook echt uitbundig uitgepakt. Maar dat gebouw is natuurlijk helemaal niet zo belangrijk. Je kunt nog zulke mooie zalen en velden hebben en de douches kunnen nog zo schoon zijn, het zijn de mensen die er iets van moeten maken. Wij hebben de medewerkers en de studenten van de universiteit en de hogeschool daarom hard nodig.

Ik weet nog goed dat ik bij mijn aantreden vier jaar geleden van collegelid Kardux te horen kreeg dat Olympos een beetje uit het zicht van de universiteit was verdwenen. Dat heb ik me aangetrokken. Mijn voorgangers dachten na de verzelfstandiging van het sportcentrum klaarblijkelijk 'nu heb ik mijn eigen tentje, mijn eigen centen, nu kan ik het allemaal wel alleen doen'. Ik ben liever het sportcentrum van de universiteit en de hogeschool. De commerciële activiteiten voor buitenstaanders komen op de tweede plaats.

Maar dan moet ik dus wel zorgen dat iedereen hier weet wat er op hun sportcentrum gebeurd. Dat is niet eenvoudig, want je komt niet per ongeluk op Olympos terecht. Ik laat daarom overal mijn gezicht zien en ik verdwaal met opzet in de gangen van het Bestuursgebouw. En langzaam werkt dat. Mensen herkennen me nu. Ze weten inmiddels dat wij op Olympos meer doen en kunnen dan een sportveldje verhuren. In onze folder staat onze confectie, zeg ik altijd, maar we bieden net zo goed maatwerk. Zo hebben we de universitaire secretaressendag hier gehad en ook een deel van het programma voor nieuwe medewerkers. En bij dergelijke evenementen eis ik natuurlijk dat ik even een zegje mag doen, zodat die secretaresses wanneer ze straks een afdelingsuitje of een congres organiseren bij ons bijvoorbeeld een schermclinic met een borrel aanvragen, om maar eens wat te noemen.

Daarnaast zijn we nu bezig Olympos ook wat meer als een 'academisch' sportcentrum aan te prijzen. Met University College maken we nu plannen voor een cursus op het gebied van fysiologie, waarbij de theorie daar wordt gegeven en de praktijk hier. Studenten zouden dan bijvoorbeeld een trainingsprogramma kunnen volgen en de resultaten daarvan in hun lessen kunnen verwerken. Ik denk dat dat soort samenwerkingsverbanden allerlei mogelijkheden bieden, ook bij andere onderdelen van de universiteit.

Ons uiteindelijke doel is om van Olympos een bruisend sportcentrum te maken waar het goed toeven is. Mensen zouden daarvoor langer moeten blijven hangen na hun trainingen en wedstrijden. Sporten alleen is me te saai. Ik zie hier genoeg mensen die met de muziekdopjes in de oren hun training afwerken, douchen, een blikje uit de automaat trekken en weer richting auto of fiets verdwijnen. En dat een paar keer per week. Ik voel me niet te beroerd om die mensen een folder in de handen te duwen. Kom hier een keer na het sporten een goedkope daghap eten, zes euro slechts, en we hebben heus niet alleen friet en saté. Spreek een keer af met je vrienden in Olympos om Ajax op tv te kijken. Werk hier met je laptop, want we hebben straks ook internetverbindingen.

Om een beetje meer leven in de brouwerij te brengen, heb ik een jaar geleden het café van het sportcentrum overgenomen. Ik zag dat de mogelijkheden om het hier wat drukker te maken niet werden benut. Het café was vaak ook gewoon dicht. Ik wilde bewijzen dat het anders kan. Horeca-ervaring had ik voldoende. Als student verhuurde ik mezelf al als barkeeper, vijftien uur buffelen op de kermissen van de Beemster enzo. Later werkte ik twintig jaar lang in een café in de wijk Westerpark in Amsterdam, zeker in die tijd een rumoerige buurt. De laatste vijf jaar was ik zelfs eigenaar, maar dat was op den duur niet vol te houden naast een volledige baan bij Olympos en een gezin met kleine kinderen. Met pijn in mijn hart heb ik Tramlijn Begeerte verkocht.

Nu doe ik een dag in de week het kantoorwerk voor het café van Olympos, dat verder draait op twee fulltimers. Het wordt steeds drukker. Er is een stijging van hectoliters, zo'n beetje de belangrijkste graadmeter in horeca-termen. En ik denk dat de rek er nog niet uit is. Een sportcomplex is natuurlijk niet de vergelijken met die Amsterdamse buurtkroeg. Maar klanten vinden het altijd prettig als er sfeer is. Dat is misschien nog belangrijker dan de kwaliteit van het product dat je aanbiedt.

Ik vind het dan ook leuk als het hier 's avonds druk is na de voetbal- en volleybaltrainingen en er wordt gejuicht tijdens een wedstrijd op televisie. En dat ik dan mag roepen dat iedereen een gratis bitterbal krijgt bij het volgende doelpunt. Natuurlijk, er is een commercieel belang, maar, en dat klinkt misschien zwaar, er zit ook wat idealisme in dat streven Olympos meer te laten bruisen. Ik geloof werkelijk in de kracht van sportverenigingen. Studenten brengen misschien wel de belangrijkste jaren van hun leven door op de universiteit. Van hun opleiding krijgen ze geestelijke bagage mee. Laat ons dan een bijdrage leveren aan de overige bagage. Bewegen is belangrijk, maar zeker ook een bestuurslidmaatschap, het samen organiseren en spelen van toernooien, en niet in de laatste plaats de gekkigheid in de sportkantine. Samen sporten vergroot gevoelens van empathie en daar krijg je betere mensen en een betere maatschappij van.

Het enige probleem blijft dat wij veel verenigingen moeten bedienen. Dat de rugbyers nu dreigen te vertrekken omdat ze geen eigen honk hebben hier, vind ik jammer. Helaas kunnen wij niet dertig clubhuizen runnen. Maar ik zeg altijd tegen de studenten dat ik deze mooie baan aan hun te danken heb en dat ze al hun wensen bij mij neer kunnen leggen. Olympos is er niet alleen om sportkaarten af te geven of de ballen op te pompen, maar ook om iets te regelen als ze een keer een feestavond willen of een tweedaags toernooi. En veel verenigingen maken gelukkig gebruik van dat aanbod.

Ik heb nu het gevoel dat de relatie met de universiteit sterk is verbeterd. Het college van bestuur onderschrijft ook in deze financieel lastige tijden het belang van sport. Het mag dan even geduurd hebben, er wordt nu toch behoorlijk in de buidel getast om Olympos op te knappen en uit te breiden. Daar zijn we vanzelfsprekend zeer dankbaar voor. Tegelijkertijd is het denk ik een logische keuze. Wanneer je wilt dat De Uithof een studentencampus wordt, en wanneer je studenten uit het buitenland naar Utrecht wilt halen, dan moet je gewoon goede sportfaciliteiten voor studenten en medewerkers in de aanbieding hebben. En samen met mijn medewerkers zal hier mijn stinkende best doen om die mensen een beetje fijn te ontvangen.

'Mensen zouden langer moeten blijven hangen na hun trainingen en wedstrijden. Sporten alleen is me te saai'

Berteke Waaldijk

"Ik mag als hoogleraar leiding geven aan een prachtige opleiding! Er is een grote groep studenten voor wie het heel prettig is dat ze niet geperst worden in het keurslijf van een disciplinaire opleiding, maar dat ze vanaf hun eerste studiejaar breed kunnen rondkijken. Het is toch fantastisch om een studie van de Italiaanse taal te kunnen combineren met een college over Italiaanse filmregisseurs en eentje over 20ste eeuwse Italiaanse geschiedenis en literatuur? Op het gebied van taal en cultuur zijn er zoveel dwarsverbanden te bedenken, dat het ronduit jammer zou zijn als je daar geen gebruik van maakt.

Als hoogleraar ligt mijn specifieke taak bij het ontwikkelen en evalueren van taal- en cultuurstudies; daar is mijn leeropdracht op toegespitst. Ik ben dus een onderwijshoogleraar, hoewel ik op mijn onderzoek ook wel afgerekend word, maar dat is ruimer omschreven. Als veel studenten uit de hele faculteit hun onderwijs halen, en al die cursussen tot een zinnige studie moeten zien te combineren, vereist dat nogal wat coördinatie. Om het een beetje te stroomlijnen bieden we veertien hoofdrichtingen aan waarbinnen studenten hun studie kunnen invullen, zoals Vrouwenstudies, Amerikanistiek of Mediae-vistiek. Het is natuurlijk prachtig dat er zoveel eerstejaars op onze bachelor afkomen, maar wat mij betreft ligt het Uur der Waarheid veeleer in de doorstroom naar de masters. De eerste lichting stemt hoopvol: onze afgestudeerden doen het goed in academische masters maar óók in de researchmasters.

Gelukkig kom ik als onderwijshoogleraar ook nog toe aan onderzoek. Dat hoort er gewoon bij, vind ik. Ik doe veel in internationale netwerken die voortkomen uit mijn tijd bij Vrouwenstudies. Ik ben één van de coördinatoren van het Network of Excellence voor historisch onderzoek en momenteel ben ik bezig met de afronding van een project dat is gefinancierd door Volkswagen: een vergelijkend onderzoek naar de geschiedenis van het maatschappelijk werk in acht Oost-Europese landen. In zo'n internationaal netwerk ontmoet je veel mensen, je kunt elkaar stimuleren. Zo'n samenwerking heeft zijn eigen logica die tegenwicht biedt voor te veel coördinatiewerk.

Die internationale vergelijking is één van mijn onderzoekszwaartepunten. Een blik over de eigen landsgrenzen is minstens zo belangrijk als interdisciplinair werken. Toen ik in Groningen geschiedenis studeerde, waren de Zuid-Molukse treinkapingen. We hebben daar toen een onderzoekscollege over georganiseerd, en nadien heb ik met collega Doeko Bosscher een boek over de Zuid-Molukse kwestie geschreven. Nederlandse koloniale en post-koloniale geschiedenis is me sindsdien blijven bezig houden. Momenteel doe ik onderzoek naar de koloniale cultuur in Nederland. Wat zijn de herinneringen in ons land aan met name Nederlands Indië. Hoe krijgt die herinnering gestalte?

Ik ben in Utrecht vanaf 1988 betrokken geweest bij het opzetten van Vrouwenstudies door Rosi Braidotti. Daar is ook mijn liefde voor het interdisciplinair werken ontstaan, en daar kreeg mijn belangstelling voor de maatschappelijke implicaties van kennis over cultuur alle ruimte. Bij het bestuderen van cultuur gaat het er toch in hoge mate om vanuit welke invalshoek je iets bekijkt. Een literatuurwetenschapper zal een roman heel anders behandelen dan een historicus. Een schilderij in een museum heeft een heel andere betekenis dan een schilderij in een reclameboodschap. En als je zegt: 'Koningin Juliana is een vrouw', wat bedoel je daar dan precies mee?

Als je binnen, wat ik nu maar even 'De Republiek der Letteren' noem, over dergelijke verschillende betekenissen wilt communiceren, moet je wel elkaars taal verstaan. Net zoals je vroeger in de wetenschap een lingua franca had in de klassieke talen of later in het Frans, zo heb je nu een transnationale en multidisciplinaire taal nodig. Over dat onderwerp ga ik het in mijn oratie hebben. Lange tijd is die taal die we samen verstaan, die communicatie over verschillende betekenissen mogelijk maakt, gedefinieerd langs de lijnen van de natiestaat: je spreekt dezelfde moedertaal, hebt dezelfde culturele bagage, dezelfde geschiedenis. Voor de 21ste eeuw voldoet dat nationale kader echter niet meer. Er bestaan verschillende, wereldwijde gemeenschappen. De taal van een computerspel is in Zuid-Limburg dezelfde als in Tokio of in Boston, en de taal van de commercie is ook al transnationaal. Het antwoord op de vraag 'wat bindt mensen' wordt dan veel complexer dan een antwoord in de geest van: een gemeenschappelijke geschiedenis van tachtigjarige oorlog en gouden eeuw. Voor het kunnen geven van dergelijke antwoorden heb je dus interdisciplinariteit en dialoog tussen de disciplines nodig.

Dat inzicht is ook van belang voor de discussie zoals die momenteel door de commissie Van Oostrom gevoerd wordt over een canon. Zolang het geen platte nationaal-politieke discussie is in termen van 'wat is wel van ons en wat niet', vind ik die canondiscussie uiterst belangrijk. Het is goed om expliciet te maken welke kennis bekend wordt verondersteld. De canondiscussie is overigens niet nieuw: bij Vrouwengeschiedenis en Genderstudies doen we al jaren onderzoek naar de vraag welke criteria bepalen welke kennis meetelt en welke ervaringen marginaal blijven: wat staat er wel en wat staat er niet in die geschiedenisboekjes?

Studenten ervan bewust maken dat je op verschillende manieren naar de werkelijkheid en naar culturele uitingen kunt kijken, daarin ligt de kracht van brede letterenstudies. Binnen de Mediastudies kun je bijvoorbeeld op vele manieren naar een film kijken en die verschillende invalshoeken zijn verrijkend, leveren nieuwe dimensies op, en daarmee ook nieuwe vragen waarmee de wetenschap weer verder kan, ook traditionele vakgebieden.

Het merendeel van de mensen die letteren gaat studeren, lijkt dat niet te doen vanuit een behoefte om mensen te helpen of om de wereld beter te maken. Het is vooral fascinatie. Maar dat neemt niet weg dat onderwijs dat mondiaal focust en meerdere disciplines verbindt, kan bijdragen aan een zinvolle burgerschapsvorming. Met zijn 19de eeuwse, bekrompen-nationale connotaties is 'opvoeding van de burger' een verouderd begrip, maar als ruimer concept zou ik burgerschap niet graag willen opgeven. Met burgerschapsvorming zijn immers cruciale maatschappelijke thema's gemoeid: 'invloed en zeggenschap', 'macht', 'smaak', 'betrekken of uitsluiten', de verhouding tussen 'marge en middelpunt', tussen 'openbaar en privé'. Breed opgeleide cultuurwetenschappers hebben daar veel moois over te melden."

Armand Heijnen.

Blauwe liefde met de soeplepel ingegoten

Twee generaties tritonroeiers

Een donkerblauw geëmailleerde soepterrine met logo staat symbool voor het Tritongevoel van de familie Zonneveld. Vader Niek kreeg de terrine van de vereniging cadeau toen hij zich in zijn bestuursjaar 1967-1968 verloofde. De terrine wordt nog steeds bij gelegenheid te voorschijn gehaald. Zoon Vincent: "Wij kregen de liefde voor de vereniging dus met de soeplepel ingegoten."

Op de zaterdagochtend dat de oud-leden van Triton in het Academiegebouw het 25ste lustrum van de vereniging vieren, zijn Niek en Vincent gaarne bereid het borrelen nog even uit te stellen. Dochter Willemijn is op weg van woonplaats Leiden naar haar vakantieadres in Italië, maar maakt met liefde een tussenstop in Utrecht. Zoon Berend Jan wordt op de tennisbaan verwacht, maar schuift nog snel even aan. Over Triton vertellen willen ze maar al te graag. Als het maar niet over hun eigen roeiprestaties gaat. Blikken hebben ze geen van allen gewonnen. En dan past bescheidenheid, weet de ware Tritonees. Vincent: "Wij hebben alleen iets bijgedragen aan het runnen van de tent." Gelukkig lijkt inmiddels in nichtje Annemiek toch nog een wedstrijdroeister in de familie te zijn opgestaan.

Mexico 1968

In een nog stil café de Reünie vertelt Niek over zijn intrede in de vereniging, toen hij in 1964 in Utrecht ging studeren. "Medicijnen, zoals we dat toen nog noemde." Om ook iets sportiefs te doen, werd hij naast corps- ook Tritonlid. Met veel voldoening kijkt hij terug op de periode waarin hij bestuurlijk actief was binnen de roeivereniging. "De verantwoordelijkheid die je als broekie van begin twintig krijgt, dat is toch prachtig? Hoewel veel minder dan tegenwoordig, ging er toen al aardig wat geld in de vereniging om. Ons bestuur was zo'n beetje het eerste dat iets met sponsoring deed. De Tritonboot die naar de Olympische Spelen in Mexico in 1968 werd uitgezonden heette de Mercurius, naar een schoonmaakbedrijf in Harderwijk. Ik zou werkelijk niet meer weten hoe we bij die firma terecht zijn gekomen. Tegelijkertijd was het sappelen. Ik herinner me dat we met een volkswagenbusje naar Oost-Berlijn gingen om goedkope riemen op de kop te tikken. Omdat we bang waren dat we ze niet over de grens zouden krijgen, hebben we ze daar op straat staan insmeren met allerlei viezigheid. Ze moesten vooral oud lijken."

Het zijn mooie verhalen die binnen het roeigezin inmiddels wel bekend zijn. Toch was het roeien ver weg voor de kinderen van Niek toen zij opgroeiden in het Brabantse Nuenen waar hun vader zich als huisarts had gevestigd. Dat veranderde toen dochter Willemijn besloot in de voetsporen van Niek te treden en geneeskunde in Utrecht te gaan studeren. Willemijn besloot in haar eerste jaar lid te worden van een gezelligheidsvereniging. Het werd Veritas, niet UVSV. "Dat was prima, maar toen ik in het tweede jaar ging roeien was het voor mij geen optie om dat bij Orca te gaan doen." "Dat had je inderdaad op heel wat commentaar komen te staan", reageert Niek.

Wat een feest

Toen Willemijn actief werd binnen Triton, deed de naam Zonneveld her en der nog wel een lichtje branden, maar de 'weer één van Zonneveld?'-reacties kwamen pas echt toen broer Vincent zich meldde bij de vereniging. Vincent had in het eindexamenjaar van de middelbare school de Varsity gezien. Zus Willemijn zat dat jaar in de organisatie van het roeifestijn op het Amsterdam-Rijnkanaal. Haar broer was meteen verkocht. "Geweldig vond ik dat. Wat een feest, wat een gezuip. Maar ook die organisatie. Dat je zomaar even drieduizend mensen ergens op de oevers van het kanaal zet voor een roeiwedstrijd, met alles wat daarbij komt kijken."

Vincent studeerde in Utrecht aan de hogeschool logistiek en economie en was binnen het Tritonbestuur van 1997-1998 verantwoordelijk voor alle zaken die het materiaal en het gebouwbeheer aangaan. In die functie had hij veel contact met de, in Utrechtse roeikringen legendarische, familie Heuvelman. In zijn bestuursjaar overleed Dé Heuvelman, de vrouw van bootsman Wim. Vorig jaar overleed Wimf. Beide keren was Vincent betrokken bij de organisatie van een 24-uurs wake en de opbaring in de bestuurskamer. Een aantal jaar geleden was hij nog ceremoniemeester bij het huwelijk van Michel, de zoon van Wim die nog steeds als bootsman op de loods woont. "De familie Heuvelman is familie van Triton", zegt vader Niek die Cor en Wim en de kinderen nog van nabij meemaakte toen ze op de oude loods bij Park Oog in Al woonden. "Het zegt natuurlijk wel wat over de vereniging dat zulke belangrijke gebeurtenissen in een familie in haar handen worden gelegd."

Had Willemijn als bestuurslid Vincent geïnstalleerd, twee jaar later was het de beurt aan Vincent om zijn jongste broer Berend Jan te installeren lid. Hoewel Berend Jan, inmiddels afgestudeerd hts'er, niet veel last had van het respect dat veel jongerejaars voelen voor de deur van de bestuurskamer en gewoon in en uitliep wanneer hij zijn broer nodig had, voelde hij zich nooit geroepen tot het bestuursambt van de roeivereniging. "Mijn beste vriend heb ik bij Triton leren kennen. Daar ben ik heel dankbaar voor, maar verder is mijn verleden niet zo donkerblauw", vat hij het samen. "Als het maar niet lichtblauw is", vindt Vincent met een verwijzing naar de concurrentie van Njord.

Overwinning

De verschillen tussen zijn Triton van veertig jaar geleden en het Triton van zijn kinderen is volgens Niek groot. "In mijn tijd was Triton nog een onderdeel van het corps, de binding met de sociëteit was groot. En de vereniging was nog ongemengd, vrouwen konden geen lid worden. Het was een kleine mannengemeenschap en daardoor vaak wat ruig en bot. Bovendien was alles gericht op het prestatieve roeien, het recreatieve roeien bestond eenvoudig niet." Vincent zegt over die verandering: "Mijn broer en ik zijn net als mijn vader lid geweest van de Kroeg en van Triton. De band met het corps bestaat nog steeds, maar er is veel minder binding. Veel studenten hebben geen tijd meer voor twee verenigingen. Ze zoeken een plek waar ze sport en gezelligheid kunnen combineren. Dat sociale aspect is steeds belangrijker geworden binnen Triton. Mede daardoor heeft het competitieroeien een plaats gekregen naast het wedstrijdroeien."

Tijden veranderen ten goede en ten slechte, maar op een ding zijn al zijn kinderen stikjaloers. Niek maakte de laatste Varsity-overwinning van Triton en de bijbehorend kroegjool aan het Janskerkhof persoonlijk mee. En dat zouden ze hem stuk voor stuk graag nog eens willen kunnen nazeggen. "Een Triton-overwinning op de Varsity missen, dat zou ik echt rampzalig vinden", besluit Vincent. "Als het moet sta ik op hoogbejaarde leeftijd nog elk voorjaar aan dat kanaal bij Houten. Ik moet en ik zal erbij zijn."

Op zoek naar de heilige graal

Renate Loll zoekt naar beweging in de allerallerallerkleinste deeltjes

Een vacuüm dat toch niet leeg is; de ruimtetijd die uit stukjes schuim bestaat; en ons driedimensionale universum dat een vierdimensionale is. De werkelijkheid die Renate Loll bestudeert, staat bol van de paradoxen en de contradicties. Op haar werkkamer in het Minnaertgebouw toont de Duitse alle begrip voor de verwarring bij haar interviewer. "Het is niet gemakkelijk om uit te leggen wat mijn onderzoek inhoudt. Heel kort gezegd ben ik op zoek naar de structuur van de ruimtetijd, maar om te kunnen begrijpen wat ik daarmee bedoel, moet u allereerst afstand doen van de common sense gedachte dat wij leven in een ruimte van drie dimensies, waarin een klok voor iedereen dezelfde tijd wegtikt. Voor ons dagelijks leven is dat een heel bruikbare veronderstelling, maar Einstein heeft ons precies honderd jaar geleden met zijn relativiteitstheorie duidelijk gemaakt dat er principieel geen scherp onderscheid bestaat tussen ruimte en tijd. Wat de één als een stukje tijd ziet, is voor de ander een stukje ruimte. In feite leven wij volgens Einstein in één vierdimensionale werkelijkheid: de ruimtetijd.

'U moet afstand doen van de common sense gedachte dat wij leven in een ruimte van drie dimensies, waarin een klok voor iedereen dezelfde tijd wegtikt'

"Stel nu dat we met een imaginaire microscoop die ruimtetijd onderzoeken. Je zou verwachten dat op zeer kleine schaal in de ruimtetijd, voorbij de laatste ons bekende deeltjes, geen materie meer aanwezig is. Tussen die elementaire deeltjes zou dan dus absolute leegte heersen. Maar de quantumtheorie, die in de jaren twintig is ontwikkeld om te verklaren wat er op die heel kleine schaal gebeurt, vertelt een heel ander verhaal. Volgens die theorie is het vacuüm in werkelijkheid een uitgestrekte 'zee', waarin constant deeltjes ontstaan en vergaan. Die zogeheten quantumfluctuaties spelen zich af op schalen die nog weer miljoenen malen kleiner zijn dan de omvang (10 tot de min 19de meter) van quarks, de kleinst bekende elementaire deeltjes. We hebben nog geen precies idee hoe ze zich gedragen, maar het lijkt erop dat ze op de zogeheten Planck schaal van 10 tot de min 35ste meter de ruimtetijd zelf beginnen te vervormen. Het zal niet eenvoudig zijn om daar experimenteel achter te komen. Onze deeltjesversnellers zullen nooit in staat zijn om ons te laten zien wat zich op zo kleine schaal afspeelt en de relativiteitstheorie spreekt zich niet uit over gebeurtenissen op die schaal."

In feite is de grote en nog onopgeloste paradox in de moderne natuurkunde dat er twee theorieën zijn, die allebei op uiterst elegante manier een deel van de fysische werkelijkheid beschrijven. Ze zijn echter op zulke verschillende uitgangspunten gebaseerd dat ze volstrekt onverenigbaar zijn. Al vele jaren zijn theoretici op zoek naar de heilige graal van de fysica, de zogeheten theorie van de quantumzwaartekracht (ook wel: quantumgravitatie) die deze paradox kan oplossen door het gedrag van de grote structuren in de kosmos (verklaard door de relativiteitstheorie) en dat van de kleinste deeltjes (verklaard door de quantumtheorie) onder één noemer te brengen.

Onder fysici heerst eenstemmigheid over het feit dat de sleutel voor zo'n theorie ligt in een adequate beschrijving van de structuur van de ruimtetijd, maar de oplossing wordt in verschillende richtingen gezocht. Veel collega's van Renate Loll denken dat de supersnarentheorie (zie kader) de grootste kanshebber is om de relativiteitstheorie met de quantumtheorie te verzoenen, maar zelf ziet zij meer heil in een aanpak die het niet nodig maakt om te veronderstellen dat er meer dan vier dimensies bestaan.

"Ik probeer een model op te stellen dat zowel op de quantumschaal als op grotere schaal een realistische beschrijving geeft van de structuur van de ruimtetijd. Nu is op de allerkleinste schaal sprake van zulke hoge energie fluctuaties, dat de ruimtetijd daar waarschijnlijk in hoge mate gekromd is. Maar dat is alleen denkbaar als we aannemen dat zij daar extreem vervormd is of zelfs in ontelbaar veel brokstukken zogeheten quantumschuim uiteen gescheurd. Het grote probleem is echter dat er geen theorie is die kan verklaren hoe de optelsom van al die microscopisch kleine brokstukken quantumschuim in de macrowereld een mooie continue en ook nog vierdimensionale werkelijkheid oplevert. Alle pogingen om zo'n theorie op te stellen zijn tot nu toe gestrand. Soms leverde die optelsom een tweedimensionale wereld op, dan weer kwam er een wereld uit met oneindig veel dimensies.

'Ik kan me nog goed herinneren hoe het voelde toen we die uitkomst zagen verschijnen. Dat was een magisch moment'

"Jaren geleden kreeg ik voor het eerst het idee dat het probleem misschien zat in het feit dat veel theoretici uit het oog waren verloren dat er ook op die heel kleine schalen sprake moet zijn van causaliteit, van gevolgen die voortvloeien uit oorzaken. Ik heb dat toen als absolute voorwaarde aan mijn berekeningen gesteld. Vervolgens ben ik jaren bezig geweest om met een Deense en een Poolse collega alle consequenties van die gedachte door te rekenen. En met succes, want vorig jaar hebben wij in een artikel laten zien dat computersimulaties op basis van minuscule stukjes vierdimensionaal quantumschuim onder de voorwaarde van causaliteit inderdaad een realistisch vierdimensionaal heelal opleveren. Ik kan me nog goed herinneren hoe het voelde toen we die uitkomst zagen verschijnen. Dat was een magisch moment."

Het artikel van Loll en haar collega's is wereldwijd ontvangen als een doorbraak op weg naar een beter begrip van de structuur van de ruimtetijd. Of het ook uitzicht biedt op de langverbeide theorie van de quantumzwaartekracht, is voor velen nog een vraag. Duidelijk is al wel dat de leiding van het Utrechtse Spinoza Instituut met haar aanstelling een goede zaak heeft gedaan. Waarom heeft een Duitse onderzoeker een aanstelling aan een van de gerenommeerde Max Planck Instituten in haar geboorteland eigenlijk verruild voor een positie als universitair hoofddocent in Utrecht?

Loll: "Ik ben in eerste instantie naar Utrecht gekomen, omdat ik hier een vaste aanstelling kon krijgen en wellicht op termijn hoogleraar kon worden. Maar ik heb zeker ook voor Utrecht gekozen vanwege de reputatie van dit instituut en vanwege Gerard 't Hooft. Niet dat ik nauw met hem samenwerk, want Gerard werkt met niemand samen. Zijn wonderbaarlijke kracht is zijn volstrekt individuele stand alone manier van denken. Hij is superkritisch en uiteraard zijn we het lang niet altijd eens over het probleem van de quantumgravitatie, maar wat ik heel bijzonder vind is dat hij niet alleen naar colloquia en seminars gaat, maar ook naar praatjes van masterstudenten en daar met hen in discussie gaat. Noem mij maar eens een andere Nobelprijswinnaar die dat doet dat. Gerard maakt echt deel uit van the spirit of the place. Dat maakt het extra motiverend om hier te werken."

'Niet alleen is de gedachte hier bijna afwezig dat meisjes wel eens goed in de exacte wetenschappen zouden kunnen zijn. Nog erger vind ik dat zelfs het besef ontbreekt dat er sprake is van een probleem'

In de vier jaar sinds haar aanstelling in Utrecht ontpopte Renate Loll zich niet alleen als eminent wetenschapper, maar ook als een enthousiast pleitbezorger voor meer vrouwen in de wetenschap. "De positie van vrouwen ligt me na aan het hart. In de bètahoek vind ik de situatie in Nederland zonder meer schokkend. In Duitsland staan de zaken er al vrij beroerd voor, maar hier is het nog erger. Niet alleen is de gedachte hier bijna afwezig dat meisjes wel eens goed in de exacte wetenschappen zouden kunnen zijn. Nog erger vind ik dat zelfs het besef ontbreekt dat er sprake is van een probleem. Mijn mannelijke collega's zijn me heel dierbaar, en het is ook niet zo dat ze tegen vrouwen zijn, maar ze hebben geen idee hoe mannelijk het systeem is waarin zij functioneren en hoezeer dat veel vrouwen benadeelt."

Als coördinator van het zogeheten Enrage (European Network of Random Geometries)-netwerk van de Europese Unie heeft Renate Loll inmiddels een manier gevonden om vrouwelijke wetenschappers een steuntje in de rug te geven, vertelt zij. "Het gaat om een netwerk van wetenschappers die op verschillende terreinen dezelfde soort geometrische technieken gebruiken als ik doe in mijn onderzoek naar quantumgravitatie. Eén van de doelstellingen van dat netwerk is om de participatie van vrouwen in de exacte wetenschap te bevorderen. Je kunt verschillend over Europa denken, maar de Europese Unie heeft een zeer verlicht idee over vrouwen in de wetenschap. Men is in Brussel vooruitstrevender dan in welke van de lidstaten ook.

"In alle Europese programma's geldt aandacht voor de positie van vrouwen nadrukkelijk als beoordelingscriterium. Maar dacht je dat men zich daar wat van aantrok? Meestal komt het erop neer dat in een onderzoeksvoorstel van zestig pagina's ergens achterin staat: by the way, we hebben in ons netwerk ook iemand die op de vrouwen let. Volstrekt belachelijk. In mijn netwerk heb ik dat meer proberen te integreren. Van de dertien groepen in Enrage zijn er drie, waarin excellente vrouwen een prominente rol spelen. Alle drie heb ik een extra plaats voor een promovendus gegeven."

Ook zelf heeft Renate Loll de nodige obstakels moeten overwinnen. "Ik was zo'n meisje dat al jong radio's uit elkaar haalde om te zien hoe ze werkten, maar ik heb lang zitten nadenken wat ik op de universiteit zou gaan doen. Toen dacht ik: waarom begin je niet met natuurkunde, dat kan nooit kwaad. Mijn ouders vonden het prima, maar verder heb ik van mijn omgeving weinig steun gekregen, niet alleen tijdens mijn studie, maar ook daarna. Ik heb als vrouw echt moeten knokken om het in de wetenschap te redden. Dat ik pas op mijn 39e mijn eerste vaste baan heb gekregen, spreekt wat dat betreft boekdelen."

Supersnarentheorie

Volgens de supersnarentheorie zijn de meest elementaire deeltjes in het universum geen puntjes, maar een soort trillende elastiekjes, waarvan de trillingen zich aan ons voordoen als deeltjes, zoals elektronen en fotonen. Hoewel de theorie aanvankelijk een veelbelovende kandidaat leek om de tegenstelling tussen relativiteitstheorie en quantumtheorie te overbruggen, wordt steeds duidelijker dat zij op haar beurt weer voor nieuwe problemen zorgt. De meest serieuze complicatie is dat onze wereld volgens deze theorie - zonder dat we daar in het dagelijks leven iets van merken - deel uitmaakt van een universum van tien of meer dimensies. Mogelijkerwijs zweeft ons driedimensionale heelal door een hogere dimensie - op dezelfde manier waarop een vliegend tapijt van twee dimensies door de driedimensionale ruimte vliegt - gescheiden van een schaduwwereld, die misschien maar een paar tiende millimeter van ons verwijderd is, zoals Spinozawinnaar Robert Dijkgraaf het onlangs beeldend beschreef.

'De oplossing voor dit probleem komt waarschijnlijk uit een hoek van waaruit we hem totaal niet verwachten'

Hoewel Renate Loll omzichtig formuleert om geen collega's voor het hoofd te stoten, is duidelijk dat zij niet veel brood ziet in onderzoek in deze richting. "Oorspronkelijk zag de supersnarentheorie er heel simpel en daardoor heel aantrekkelijk uit, maar gaandeweg zijn er steeds meer complicaties opgetreden, waardoor ik het nu een nogal far-fetched theorie vind. Bovendien is heel onduidelijk of de snarenaanpak ergens toe zal leiden. Daarom geef ik de voorkeur aan mijn eigen aanpak. Die heeft inmiddels al wel concrete resultaten opgeleverd."

Net als Renate Loll is ook Nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft niet overtuigd van het gelijk van de snaartheoretici. Maar of de aanpak van zijn Utrechtse collega wel de juiste is, is voor hem ook nog maar de vraag. "Renate heeft de afgelopen jaren duidelijk vooruitgang geboekt, maar zij is er nog lang niet. Het is zelfs de vraag of zij wat de quantumgravitatie betreft op de goede weg zit. Hoewel ik zelf de oplossing vooral zoek in de hoek van de zwarte gaten, vind ik dat de supersnarentheorie op dit moment nog steeds de beste kaarten in handen heeft. We zijn inmiddels helaas tegen een aantal vervelende obstakels aangelopen, maar desondanks is die aanpak nog steeds concreter en meer gestructureerd dan andere pogingen om de relativiteitstheorie en de quantumtheorie met elkaar te verzoenen. Maar dat wil niet zeggen dat Renate het niet bij het rechte eind kan hebben. Mijn filosofie is: laat iedereen maar aanmodderen. Zij moet vooral doorgaan met waar zij mee bezig is, want de oplossing voor dit probleem komt waarschijnlijk uit een hoek van waaruit we hem totaal niet verwachten."