Achtergrond

Rennen of relaxen in studententijd

'Eigenlijk zou alles wat je doet, moeten beginnen met passie'

Ruim tweehonderd studenten bevolken deze maandag het Academiegebouw. Ze zijn veelal gestoken in jasjes, dasjes en pakjes en ogen niet als een afspiegeling van de Utrechtse studentenpopulatie. Dit zijn voornamelijk jongeren die er naast hun studie nog van alles bij doen.

De ochtend is bestemd voor discussie met Tom van 't Hek, Mark Rutte, en jonge ondernemer Maarten Smit. De oud-bondscoach van het Nederlands Dames Hockey drukte de studenten op het hart om vooral hun passie te volgen. "Het is erg belangrijk om actief naast je studie te zijn, maar het gaat er om dat je doet wat je leuk vindt. Veel studenten zijn tegenwoordig bezig met cv- bouwen, omdat ze denken daar later profijt van te hebben bij hun sollicitatie. Maar eigenlijk zou alles wat je doet, moeten beginnen met passie. Alleen als je iets doet wat iets met jou doet, ga je de juiste kant op."

Maarten Smits kan zich daar wel bij aansluiten. Dit jaar nog maakte hij een grote carrièreswitch. Hij gaf zijn goede baan bij Unilever op, volgde zijn passie en richtte samen met een oud-collega het bedrijf 'In Mens: Groeien' op. Nu coach hij mensen die problemen hebben op hun werkplek. Maarten geeft de studenten een wijze raad mee: "Jezelf ontdekken is essentieel want pas als je jezelf bent, ben je uniek en heb je toegevoegde waarde. Je kan een heleboel worden, maar je kunt maar één ding zijn. Je moet een goede balans vinden tussen rennen en ambitie aan de ene kant, en rust en authenticiteit aan de andere kant."

"Maar wat moet er dan op je cv?" en "Bij je sollicitatie wordt er toch juist gekeken naar wat je allemaal gedaan hebt?" De studenten zijn na de passieverhalen enigszins van slag. Staatsecretaris Rutte van Onderwijs probeert hen gerust te stellen door te zeggen dat het belangrijk is dat je kunt laten zien dat je jong keuzes hebt gemaakt waar je achter staat. "Als je naast je studie als postbode hebt gewerkt om je gezin te onderhouden, is dat net zo belangrijk als dat je een bestuursfunctie hebt vervuld."

Maar de staatssecretaris van de VVD blijkt niet de juiste persoon om studenten rustig te krijgen. Zijn praatje vooraf over zijn stokpaardjes leerrechtenstelsel waarbij je in zes jaar afgestudeerd moet zijn, jaagt hen alleen maar op de kast.

Hij krijgt dan ook de kritische vragen te verwerken.

Zo verwijt een studente hem dat hij alle studenten over een kam scheert. Volgens haar heb je als 18-jarige student tijd nodig om te ontdekken wat je nou eigenlijk wilt. Bovendien heb je geld nodig dus is een bijbaantje noodzakelijk. "Als je daarnaast nog een extra nevenactiviteit wilt doen, heb je aan zes jaar echt nooit genoeg."

Maar Rutte is niet van zijn stuk te brengen, welke argumenten de studenten ook gebruiken. Zijn mening blijft onveranderd: "Hoe hoger de studiedruk hoe hoger de prestaties." Volgens hem is geneeskunde daar een goed voorbeeld van. "Geneeskundestudenten hebben de hoogste studiedruk, doen het meeste naast hun studie en studeren het snelste af."

Pritha Belle, ab actic van de Landelijke Kamer van Verenigingen is het daar niet mee eens. "Geneeskunde heeft zoveel contacturen dat je wel iets heel fout moet doen, wil je het niet halen. Je kan studenten niet generaliseren maar Rutte heeft aan wel meer dingen niet gedacht."

Voorzitter van de organiserende commissie van studentenverenigingen UVSV en USC Jan Thij Bakker is halverwege de dag tevreden over het verloop. "Het is tegenwoordig zo dat we onze dagen vol plannen, omdat we zoveel willen doen. Mensen vormen zich door de dingen die ze doen. En activiteiten naast je studie zijn belangrijk, maar niet puur voor je cv. Het gaat veel meer om je motivatie en drive om dingen te doen. Daarom hebben we voor dit thema gekozen."'

De dag is echter niet alleen bedoeld om studenten te laten nadenken over het vinden en volgen van hun passie maar ook om hen in contact te brengen met bedrijven. Vandaar dat het tweede deel van het symposium, na een lunch bij UVSV, in het teken staat van ontmoeting. Bakker: "Hiervoor bestaat bij bedrijven veel interesse. Er zijn elf bedrijven die een workshop geven waarin ze laten zien wat ze doen en waarin ook op het dagthema word ingegaan. Studenten kunnen elk twee workshops uitkiezen."

Eén van deze workshops is van Buitenlandse Zaken. Volgens recruiter Hanneke Koppers is dit een goede manier om een concreet beeld te geven van het werk van de diplomaten. "Door een realistisch rollenspel over een Europese Unie vergadering willen we laten zien wat voor soort werk jonge diplomaten doen." De studenten gaan in elk geval serieus in op hun rol: "Mevrouw de voorzitter, ik veto dit voorstel." "Mevrouw de voorzitter, Frankrijk is bereid op dit punt concessies te doen." "Mevrouw de voorzitter, het Verenigd Koninkrijk is met Nederland tot een overeenkomst gekomen."

Derdejaars geschiedenis Dirk Bijldevroe doet goed mee in de 'klas': "Ik ben geïnteresseerd in internationale betrekkingen en op deze manier kan ik op een informele manier Buitenlandse Zaken leren kennen." Dirk is een actieve student. Zo heeft hij onder meer al een themadag voor de landmacht georganiseerd, is hij lid van een studentenvereniging, regelt hij uitjes naar bedrijven, en heeft hij bestuurservaring. "Je leert het meest buiten je studie, en als je goed plant is het wel te combineren."

Hoewel tijdens de forumdiscussie een indrukwekkende CV oindergeschikt aan het volgen van je passie lijkt, blijken bedrijven daar toch iets anders over te denken. Voor Hanneke Koppers is het wel belangrijk dat een sollicitant breed georiënteerd is. "Sociëteit en studieactiviteiten zijn daar een indicatie van. Maar vooral stages en werkervaring in het buitenland zijn voor ons erg belangrijk. Naar backpakken kijken we al niet meer, want tegenwoordig kan iedereen zich wel redden in Australië. Door de vele reacties die wij krijgen, kunnen we het ons ook permitteren veel eisen aan iemand te stellen."

Volgens Bart Bendel, advocaat bij CMS Derks Star Busmann, is levenservaring naast goede studieresultaten noodzakelijk. "Sommige studenten focussen op snel afstuderen, maar daarnaast moeten ze ook maatschappelijk betrokken zijn. Een baantje in de kroeg kan daar ook bij helpen." Volgens Bendel heeft zijn bedrijf veel binding met de Universiteit Utrecht, deze maandag zijn ze hier om nog meer studenten binnen te halen.

Veel studenten die er vandaag zijn, zijn wel zo actief. En bij de meesten geldt toch echt dat ze vele taken naast hun studie op zich nemen, omdat ze juist ook in andere zaken zijn geïnteresseerd. Passie en cv-building sluiten elkaar hier vandaag dus niet uit.

Jan Thij Bakker kijkt aan het einde van de dag met een goed gevoel terug op het symposium. "Wij hebben voor een omgeving gezorgd waarin studenten konden nadenken over hun toekomst. Het thema zorgde voor een levendige discussie en daar ben ik blij om. We hebben in ieder geval al een hoop positieve reacties van zowel studenten als deelnemende bedrijven gehad."

'Onze show is soms best grof'

De drie Utrechtse studenten Jan Willem Borleffs, Tim de Waard en Willem-Paul Logman zijn dit jaar met hun cabaret-act één van de zes finalisten van het Groninger Studenten Cabaretfestival (GSCF). Willem-Paul studeerde tot voor kort aan de theaterschool, maar wil nu kijken of hij professioneel verder kan in het cabaret, Jan Willem studeert geneeskunde en Tim is student theater-, film- en televisiewetenschap. De laatste twee zetten hun studies graag zo'n twee maanden in de ijskast om alles te geven voor vijf try-outs in verschillende steden en de uiteindelijke finale in Groningen. Jan Willem: "Dit is echt zo'n kans die je maar één keer krijgt. Daar gaan we nu dus helemaal voor."

In mei deden de drie Utrechtse studenten mee aan de voorrondes voor het Groningse cabaretfestival. Tot hun grote verrassing werden ze door de professionele selectiecommissie uit tientallen deelnemers gekozen als één van de vijf finalisten. Met workshops van een professionele regisseur en verschillende try-outs krijgen de deelnemers nu de kans zich optimaal voor te bereiden op het festival eind oktober in Groningen. Tim: "Dat is echt super. Het is niet alleen die ene wedstrijd, maar we krijgen de mogelijkheid om in Nederland en België verschillende optredens te doen en veel dingen uit te proberen. Het is ook alleen nog maar gezellig tussen de deelnemers, we helpen elkaar in de workshops zelfs aan grappen."

We spreken elkaar op een zondag in het Betty Asfalt Complex in Amsterdam. Gisteravond traden de jongens voor het eerst op met hun show, deze middag moeten ze weer de bühne op. Bij de ingang van het sfeervolle theater roken Tim en Willem-Paul een sigaretje. "We zijn nog steeds een beetje hyper van gisteravond", zegt Tim. " Ik was van te voren extra zenuwachtig omdat mijn ouders ook kwamen kijken. Dat was wel gek, onze show is soms best grof. Maar we zijn heel blij met de eerste try-out, het publiek was heel enthousiast."

Hoewel de Utrechters in hun korte carrière als cabarettrio al heel wat succes boekten, is Jan Willem over hun kansen nog voorzichtig: "Onze ervaring is gering vergeleken de andere deelnemers, dat valt vies tegen." Toch hebben ze al heel wat uurtjes op de planken gestaan. De drie leerden elkaar kennen via het Utrechts Studenten Corps (USC). Ze speelden in verschillende toneelstukken en deden mee aan musicals; Tim speelt in twee bandjes en Willem-Paul zat twee jaar op de theaterschool.

Een beetje toevallig werden ze een cabarettrio. In 2004 was Jan Willem verantwoordelijk voor de Utrechtse act voor het intercorporaal cabaretfestival in Amsterdam. "Vier dagen voor het festival zegde de kandidaat af. Toen heb ik Tim gevraagd om met mij die lege plek in te vullen. In drie dagen schreven we een programma en repeteerden we. We wonnen nog ook."

Ze hadden de smaak te pakken, zegt Jan Willem, maar misten nog iemand die meer overdreven, theatraler kon zijn. "Daarom hebben we Willem-Paul erbij gevraagd. Door hem zijn we nu veel absurdistischer en extremer. Tim is de brug tussen ons drieën en het muzikaalst." Tim: "En Jan Willem is echt van de sterke teksten."

Met hun show 'Laag' wonnen het trio dit jaar het intercorporaal cabaretfestival. Willem-Paul: "Dat was echt gaaf. Zelf vonden we toen eigenlijk dat we nog maar op een kwart van ons kunnen zaten. Ik wilde heel graag meer gaan spelen, voor meer publiek. Toen hebben we voor dit festival auditie gedaan."

Het trio maakt volgens eigen zeggen 'visueel zapcabaret'. Theo Maassen, Jochem Meijer, Droog Brood en de Vliegende Panters zijn favorieten. Jan Willem: "Maar daar lijken we niet op en het is trouwens ook absoluut geen lullo-gedoe." Absurdisme en snelle overschakelingen zijn volgens de drie kernwoorden. Willem Paul: "In deze show zetten we na een brute zuipscène Tim ineens in de spotlights voor een gevoelig nummer, wat daarna weer bruut wordt afgebroken als Jan Willem zegt: 'Wat is dít slecht!'"

Ideeën voor sketches komen voortdurend en spontaan in de jongens op: "We bellen elkaar soms zelfs 's nachts. Dan hebben we bijvoorbeeld ineens het idee om Sinterklaas en de Kerstman dronken in een kroeg met elkaar te laten discussiëren over wie nou echt bestaat."

Voor de try-out vandaag liggen de sketches inmiddels vast. 'Borleffs, Logman en de Waard' leggen tijdens de pauze vast hun attributen klaar: een jerrycan, klompen, een overall, slaapzakken, een tv-gids, een sixpack, een hengel en een opplaksnor; alles wordt nog eens gecheckt. Geconcentreerd wordt de tekst nog eens doorgenomen, waarbij hard commentaar op elkaar niet wordt geschuwd ('zo zijn we altijd'). Vlak voordat de drie op moeten worden ze steeds stiller, flarden tekst over proppen en vouwen worden nog zachtjes herhaald en dan is het tijd 'om te gaan knallen'.

Na de 'vouw of prop-discussie' volgt een scène op een bank waarin drie studenten gemoedelijk voor zich uit kijken. Eén vertelt dat het uit is met zijn vriendin. Ze besluiten daarop een biertje te gaan drinken, de blijdschap en verrukking daarover gaat met heftige motoriek gepaard. Keiharde muziek schalt de zaal in en bier spuit alle kanten op. Het volgende moment is er weer totale stilte wanneer Tim op een stoel klimt en een gevoelige ballad zingt. Na een half uur visueel zapcabaret worden de drie met een hard applaus beloond.

Uitgelaten, bezweet en tevreden komen de drie de kleedkamer in, maar ze moeten direct weer terug het podium op. Paul Haenen, eigenaar van het Betty Asfalt Complex reikt vanavond als Margreet Dolman op eigen initiatief de 'eerste try-out aanmoedigingsprijs' uit en de Utrechtse studenten winnen 'm.

Het eerste try-out weekeinde zit erop en hoewel in de kleedkamer de champagne wordt ontkurkt en de deelnemers samen drinken, begint de strijd nu toch een beetje voelbaar te worden. Jan Willem: "Het heeft misschien wel een beetje de goede sfeer verpest, maar aan de andere kant is het wel super dat we dankzij deze prijs hier straks vijf keer mogen optreden en dat is toch wat we willen."

Borleffs, Logman en de Waard

Try-outs van het Groninger cabaretfestival zijn nog te bezoeken op 6 oktober in Pepijn in Den Haag, 12 en 13 oktober in de Tinnenpot in Gent en 21 en 22 oktober in De Lindenberg in Nijmegen. Het festival is op 26, 27 en 28 oktober in de Stadsschouwburg in Groningen. Meer info is te vinden op www.gscf.nl.

Daarnaast zijn Borleffs, Logman en de Waard van 22 tot en met 26 november te zien in het Betty Asfalt Complex. Meer info hierover via www.bettyasfalt.nl.

Daniël Stellwagen

Er zijn natuurlijk genoeg schakers die een universitaire achtergrond hebben. Die zitten alleen niet in de echte top. Vroeger was dat anders. Nee, ik heb het niet eens over de tijd van doctor Max Euwe. Enkele jaren terug nog had je bijvoorbeeld de Engelsman John Nunn, die was ook gepromoveerd.

Kenners vinden dat wie in deze tijd echt op hoog niveau wil presteren zich alleen met schaken bezig moet houden. En misschien is dat wel zo. Doordat in de schaakwereld tegenwoordig erg veel met computers wordt gewerkt, moet je als topschaker veel harder studeren. Er is veel meer informatie beschikbaar. En wie het meeste weet heeft een voordeel tijdens de wedstrijden. Zo werkt het gewoon.

Veel mensen keken vorig jaar daarom raar op toen ik vertelde dat ik wilde gaan studeren. Voor mezelf was het helemaal niet zo'n vreemde stap. Ik wilde me breder ontwikkelen. Waarom ik voor een studie scheikunde koos, kan ik moeilijk uitleggen. Ook biologie heb ik overwogen, maar scheikunde vond ik net nog iets breder. Dat loopt van de biotechnologie en hoe ons lichaam in elkaar zit tot de nanotechnologie. Scheikunde is eigenlijk overal.

Bovendien ligt Utrecht dicht bij Soest. Ik woon daar bij mijn ouders. En tijdens de voorlichtingsdagen zag ik dat het hier gewoon goed geregeld is. Om de één of andere reden was dat duidelijk te merken. Ik vond de sfeer erg prettig. Ik kan niet precies zeggen waarom. Nu zit ik in mijn tweede jaar en mijn studie en de universiteit bevallen nog steeds erg goed.

"Of ik ermee zit dat sommige schakers en schaakliefhebbers vinden dat ik mijn talent vergooi? Nee, dat doet me niet zoveel. Het is inderdaad zo dat ik op jonge leeftijd al geconfronteerd werd met een hoog verwachtingspatroon. Natuurlijk deed het me toen wat dat erkende topschakers en journalisten zeiden dat ik heel goed moest gaan worden. Daar ging ik toch rekening mee houden. Ik weet dat ik mede door die druk een periode wat minder heb gepresteerd. Maar ik heb ermee om leren gaan. Nu speelt dat allemaal geen rol meer. Nee, ook niet dat de volgers van het schaken misschien hadden verwacht dat ik op deze leeftijd internationaal meer zou presteren. Ik heb zelf niet het gevoel dat ik het ergens heb laten liggen of verkeerde keuzes heb gemaakt. En ik weet dat ik nog beter kan worden, ook nu ik studeer.

"De internationale top heb ik ook nog niet uit mijn hoofd gezet. Ik wil in elk geval mijn studie afmaken, maar ik sluit niet uit dat ik daarna alsnog voor een profbestaan kies. Zo oud ben ik dan nog niet. Al denk ik dat er dan wel goede omstandigheden moeten zijn. Als je volledig professional bent, heb je goede begeleiding nodig, daarvoor is tot nu toe in Nederland weinig geld te vinden.

"Maar ik ben niet iemand van verre toekomstdromen. Voorlopig wil ik proberen het profschaken en het studeren te combineren. Volgens mij moet dat kunnen. Tot nu toe blijkt alleen het spelen van toernooien moeilijk samen te gaan met een universitaire studie. Volgende maand zit ik bijvoorbeeld twee weken in Istanbul voor het WK onder de 20. Dat is vrij lastig wanneer je ook tentamens hebt. Gelukkig word ik bij scheikunde goed geholpen. De practica kan ik altijd inhalen. Daardoor studeer ik nog steeds op tempo. Ook mijn mede-studenten weten dat ik op hoog niveau schaak. Nee, ze hebben me nog niet uitgedaagd tot een partijtje. Maar als ze per se willen, kunnen ze dat krijgen, hoor.

Trainen doe ik 's avonds als ik thuis kom, vaak nog een uurtje. Trainen voor een schaker betekent: het analyseren van je eigen partijen. Vooral kijken wat je fout doet. En aangezien je vaak veel fout kunt doen, moet je veel trainen. Je moet leren van je eigen fouten. Of mijn hoofd niet eens overloopt van al dat studeren? Dat valt wel mee. Schaken en scheikunde zijn ook op geen enkele manier te vergelijken. Je bent toch op een hele andere manier aan het denken.

Schaken blijft, ook nu ik studeer, toch vooral een grote passie. Ik leerde schaken toen ik acht was. Hans Böhm had toen een programma op televisie, 'gooi de loper uit'. Dat was een soort schaakcursus. Daarmee is het zo'n beetje begonnen. Het gevoel dat je hebt wanneer je een partij speelt is moeilijk te omschrijven. Het is jouw intelligentie, concentratie en creativiteit tegen die van je tegenstander. Externe factoren doen er niet toe. Ik kan er alles in kwijt. En de voldoening is natuurlijk groot na een overwinning.

Grote voorbeelden in de schaakwereld heb ik niet. Niet als speler, niet als persoonlijkheid. Nooit gehad ook. Jawel, ik ken heus mijn klassiekers wel. Als je even in de schaakwereld rondloopt dan heb je de meeste verhalen wel gehoord. En ik heb de biografieën van de meeste topschakers gelezen. Een favoriet boek? Nee, niet echt, dat van Michael Tal misschien. Een bekende anekdote daaruit? Weet ik zo niet. Ik ben nooit zo goed in het exact onthouden van die verhalen. Je kunt het boek beter zelf een keer lezen.

Dat de schaakwereld alleen maar haat en nijd is, ervaar ik in ieder geval niet zo. In Nederland valt dat reuze mee. De rivaliteit tussen Timman-Van Wely is bekend, maar voor zover ik weet is dat allemaal redelijk opgelost. De meeste schakers zijn aardige mensen. Bij het laatste NK in Leeuwarden waar ik gedeeld tweede werd achter achter Van Wely, was het gewoon erg gezellig. Natuurlijk, je bent tegenstanders, maar 's avonds wordt er wel samen gegeten. Mijn sociale contacten haal ik behalve uit mijn studie, voornamelijk uit het schaken. Noodgedwongen misschien, want heel veel tijd om andere dingen te doen heb ik niet. Een echt studentenleven zit er voor mij niet in. Dat is de andere kant van het verhaal. Maar dat is ook mijn eigen keuze. En ik heb er nog geen moment spijt van gehad.

'Het is nu echt kicken om hier decaan te zijn'

Decaan Gerard van Koten en de lange weg naar de bètafaculteit

Het was vorige maand niet voor het eerst dat de raadsleden van de bètafaculteit hun beklag deden over het feit dat zij pas werden geïnformeerd op het moment dat de zaak in kwestie al in kannen en kruiken was. Dit keer betrof het de huisvesting, eerder ging het onder meer over de bestuursstructuur van de nieuwe faculteit, maar steeds was de klacht dezelfde: 'wat blijft er over van medezeggenschap als de besluiten intussen al in achterkamertjes zijn genomen?' Steeds ook was er dezelfde reactie van de decaan: straks krijgt u alle kans om over de verdere uitwerking mee te praten. Een mooie belofte, maar verschillende raadsleden vragen zich intussen af hoe hoog hun decaan de medezeggenschap op zijn prioriteitenlijstje heeft staan.

<ParaStyle:streamer> Je moet mensen dingen voorleggen waarover ze ook echt iets te zeggen hebben.

Op de suggestie dat dat misschien niet zo heel erg hoog is, reageert Van Koten hoogst verbaasd. "Dat ik niet aan inspraak zou hechten? Hoe komt u daarbij? Medezeggenschap, werken in een team, ik denk juist dat ik dat heel goed kan. Ik heb vanaf 1986 tot nu maar vier secretaresses gehad. Dat zegt toch wel iets. Ik houd alleen niet van geneuzel. Ik wil snel stappen zetten en als men dan toch eindeloos wil discussiëren, word ik ongeduldig. Ik kan me voorstellen dat mensen zich daardoor soms wat onder druk gezet voelen.

"Iets anders is dat in de twee door u genoemde gevallen het college van bestuur aan zet was. Ik had de raadsleden natuurlijk de verschillende opties kunnen voorleggen, maar ik geloof niet zo in met de benen op tafel een eindje in de rondte denken over zaken die elders worden beslist. Je moet mensen dingen voorleggen waarover ze ook echt iets te zeggen hebben. Ik vind democratie belangrijk, maar het is ook de meest ruwe vorm van besturen, dus moet je het netjes doen. Om te zeggen: we kunnen dertig dingen doen, roept u maar, dat is niet mijn stijl."

Zijn vader was hoboïst in het Utrechts Symfonie Orkest en ook zijn broer bespeelt dat instrument voor zijn beroep. Zelf koos hij voor de saxofoon en tot aan zijn kandidaats twijfelde hij tussen de muziek en de scheikunde. "Ik speelde jazz à la John Coltrane, maar ook fuga's van Bach in een saxofoonkwartet. Ik speel nu niet meer, maar ik ga nog wel regelmatig naar concerten. Mijn mooiste herinnering is een concert in Zwitserland, waar een heel oude vent het podium op kwam strompelen. Ik dacht, wat krijgen we nu, maar toen hij de saxofoon aan zijn mond zette, begon hij toch bloedmooi te spelen! Fantastisch, die beleving. Op zo'n moment zou ik de saxofoon meteen weer op willen pakken."

Dat het dubbeltje uiteindelijk toch de chemische kant op viel, kwam mede door zijn fascinatie voor moleculen, een fascinatie die al was opgewekt door zijn scheikundeleraar. "Die man kwam voortdurend aanzetten met de nieuwste ontwikkelingen in de scheikunde en hij legde ons ook uit wat de toepassingsmogelijkheden waren. Dat was enorm inspirerend. Later, toen ik me bezig hield met de vernieuwing van het scheikundeonderwijs, heb ik vaak aan hem teruggedacht."

Hij werd promovendus bij professor Van der Kerk, die gespecialiseerd was in de synthese, het maken van nieuwe organometaal moleculen. "Dat was precies wat mij in de scheikunde lag. Ik vind fundamenteel onderzoek leuk, maar met het resultaat moet je wel iets kunnen. Ik ben niet iemand voor het puur theoretische werk. Uit kleine brokstukken moleculen maken en daar toepassingen voor bedenken, als een soort architect bezig zijn, dat is wat mij in dit vak aanspreekt."

<ParaStyle:streamer>'Op veel scholen zitten biologie, scheikunde, wiskunde en natuurkunde al lang in één cluster bij elkaar. Het werd dus hoog tijd om ook als UU één bètagezicht te tonen.'

In 1984 werd hij hoogleraar en lange tijd was hij een wetenschapper pur sang. Toen hij in 1995 scheikundedecaan werd, was de verbazing dan ook groot dat niet het onderzoek, maar het onderwijs zijn eerste prioriteit werd. Maar de reden daarvoor was simpel. De studentenaantallen daalden en ook in het vwo liep de belangstelling voor de bètavakken terug. De nieuwe decaan realiseerde zich als geen ander dat daardoor op termijn ook zijn faculteit in de knel zou raken. Zowel op de universiteit als in landelijke vernieuwingscommissie scheikunde zette hij zich in voor een modernisering van het scheikundeonderwijs om zo de leegloop te stoppen.

"Als voorzitter van de vernieuwingscommissie heb ik met name de ontwikkeling van de context-concept benadering helpen stimuleren. De gedachte is om interessante ontwikkelingen in de wereld om ons heen te gebruiken om leerlingen concepten uit de scheikunde bij te brengen. Met die aanpak zijn we echt een voorloper in het vwo geweest. Nu zie je die ontwikkeling ook in andere bètavakken en gelukkig verdwijnen ook de schotten tussen die vakken steeds meer, zodat een leraar bij één context zowel chemische als fysische en biologische concepten kan aandragen.

Wie dit leest, begrijpt waarom Van Koten zo enthousiast is over de nieuwe Utrechtse bètafaculteit. Want juist nu in het vwo de grenzen tussen de disciplines vervagen, zou het wat hem betreft fnuikend zijn om ze op de universiteit te handhaven. "Op veel scholen zitten biologie, scheikunde, wiskunde en natuurkunde al lang in één cluster bij elkaar. Het werd dus hoog tijd om ook als UU één bètagezicht te tonen. In de bachelor majors houden we nog vast aan de traditionele disciplines maar door ons aanbod van brede interdisciplinaire minors, die aansluiten op onze masterprogramma's, hopen we vwo-leerlingen duidelijk te maken dat wij ze in Utrecht een waaier aan interessante mogelijkheden voor specialisaties kunnen aanbieden."

Of dat aanbod daar debet aan is, kan hij niet zeggen, maar feit is dat de studentenaantallen de laatste jaren in vrijwel alle Utrechtse bètadepartementen stijgen. Toch heeft hij nog wel een paar wensen. Bijvoorbeeld een onderwijsaanbod voor vwo-leerlingen met goede cijfers voor de bètavakken, maar met een meer maatschappelijk gerichte belangstelling. Hij wijst naar het University Collge. "Daar combineren relatief veel studenten bètavakken op een heel zinnige manier met vakken uit andere delen van de universiteit. Zo'n soort opleiding moet wat mij betreft ook in onze faculteit snel van de grond komen."

<ParaStyle:streamer>'Ik heb het college om die reden sterk afgeraden om in het bèta onderzoek te snijden, maar helaas heeft men een andere afweging gemaakt'

Zijn grootste wens is echter om zo ongeschonden mogelijk uit de op handen zijnde bezuinigingsoperatie te voorschijn te komen, een operatie waarmee hij niet al te gelukkig is. Als het aan hem had gelegen waren er andere keuzes gemaakt. "Het college van bestuur heeft universiteitsbreed gekozen voor een bezuiniging op het onderzoek. Ik heb er begrip voor dat men het onderwijs heeft willen ontzien, maar gevolg is wel dat faculteiten met veel uitstekend onderzoek, zoals de onze, nu relatief zwaar worden getroffen. Ik vind dat onverstandig. Niet alleen dreigt dat ten koste te gaan van een paar heel sterke groepen, wat nadelig is voor ons imago van researchuniversiteit, maar bovendien kunnen die groepen in de smart mix flink wat extra geld voor Utrecht gaan verdienen. Als we die groepen opheffen, ontnemen we onszelf die kans. Ik heb het college om die reden sterk afgeraden om in het bèta onderzoek te snijden, maar helaas heeft men een andere afweging gemaakt."

<ParaStyle:streamer>'Ik merk in alle landelijke discussies dat er sinds de vorming van de bètafaculteit veel meer rekening met ons wordt gehouden.'

Ook na de bezuinigingen beschikt Utrecht over een ijzersterk bètacluster, is de overtuiging van Van Koten, een cluster waarin life sciences en natural sciences tot zijn grote genoegen in één bestuurlijk framework opereren. Eerder dit jaar trok hij fel van leer tegen voorstellen om van die twee clusters twee aparte faculteiten te maken, want, zegt hij "een bestuurlijke scheiding tussen life sciences en natural sciences zou een geweldige barrière hebben opgeworpen voor de samenwerking. En dat terwijl het probleem in Utrecht nu juist die kloof was, die in andere universiteiten al met succes was overbrugd. Ik vind het heel jammer dat geologie en fysische geografie buiten de faculteit zijn gevallen, want dat zijn ook bètavakken. Maar verder hebben we nu een ongelofelijk mooi spectrum, dat reikt van de materialen tot de levenswetenschappen, met van daaruit een prachtige aansluiting op het biomedisch onderwijs en onderzoek. Een bijkomend voordeel is dat we als grootste bètaconglomeraat van het land nu eindelijk met één stem kunnen spreken. Of dat wat uitmaakt? Reken maar. Ik merk in alle landelijke discussies dat er sinds de vorming van de bètafaculteit veel meer rekening met ons wordt gehouden."

Hij is trots op 'zijn' faculteit. "Ik weet dat hier en daar wordt gezegd dat het allemaal erg traag gaat, maar mij heeft het juist verbaasd dat ik nu al zoveel enthousiasme tegenkom. We zijn nog geen 2,5 jaar bezig en toch zijn we al een heel stuk opgeschoten, zeker nu ook ten aanzien van de huisvesting de kogel door de kerk is." De weg is niet gemakkelijk geweest, geeft hij toe. "Vooral in het begin heb ik me vaak eenzaam gevoeld. Er was zoveel weerstand. Nu heb ik dat ook wel aan mezelf te wijten, want ik ben iemand die de confrontatie zoekt. Zelfs op mijn 63ste heb ik het nog niet afgeleerd om dingen te zeggen waarmee ik anderen bruskeer. Later heb ik daar spijt van, maar ja, ik heb nu eenmaal veel adrenaline. Gelukkig is de weerstand inmiddels vrijwel verdwenen en zit iedereen op één lijn. Het is nu echt kicken om hier decaan te zijn."

KADER

Het speeltje van Van Koten

Het gebeurde tijdens een discussie in de faculteitsraad over kennisvalorisatie. "Ik weet wel dat daar in Nederland niet altijd even positief over wordt gedacht", zei Gerard van Koten om met zichtbaar enthousiasme te vervolgen: "maar wat is er nu eigenlijk mis mee? Het is toch geweldig om jouw fundamentele ontdekking terug te zien als product?" Een glimlach trok over het gezicht van de raadsleden, want even maakte de wat afstandelijke en behoedzame bestuurder plaats voor de gepassioneerde onderzoeker.

Zijn vakgebied is de katalyse. Voor leken is een katalysator een apparaat dat luchtvervuiling tegengaat door koolwaterstoffen en stikstofoxide in uitlaatgassen om te zetten in water, stikstof en CO2.

Maar dat is maar één van de vele toepassingsmogelijkheden. Meer in zijn algemeenheid is een katalysator een molecuul dat ervoor zorgt dat chemische reacties plaats vinden, maar dat zelf ongeschonden uit die reacties te voorschijn komt. Veel chemische processen, zoals het maken van plastics worden gestuurd door katalyse, maar ook de enzymen in ons lichaam en in de natuur zijn katalysatoren.

Van Koten heeft zich in zijn loopbaan uitsluitend met metaalkatalysatoren bezig gehouden. Wijd en zijd wordt beaamd dat hij een topper is met een indrukwekkende publicatielijst. Als zijn belangrijkste vinding beschouwt hij zijn idee om een metaalmolecuul 'in te pakken' in een tangvormig organisch molecuul, een pincer en dat geheel weer op een groot bolvormig molecuul, een zogeheten dendrimeer, te bevestigen.

"Veel katalytische processen spelen zich af in vloeistoffen", legt hij uit. "Het grote probleem was om de katalysator na afloop van het proces over te houden. Filteren ging niet, want daar is hij te klein voor. Een dendrimeer is zo groot dat dat wel uit een vloeistof kan worden gefilterd en onze vinding heeft het dus mogelijk gemaakt om een katalysator terug te winnen en opnieuw te gebruiken."

Hij maakte zijn vinding in 1994 wereldkundig in 'Nature' en dat artikel heeft hem inmiddels flink wat citaties opgeleverd. En dat terwijl er aanvankelijk door collega's wat lacherig werd gedaan over zijn pincer, vertelt hij. "Het speeltje van Van Koten werd het genoemd. Niemand geloofde dat het wat zou worden. Maar ik heb doorgezet, want wat me fascineerde was dat het om een heel simpele benadering ging. In de wetenschap heb je meestal de neiging om het in het complexe te zoeken. Maar die pincer is nu juist een heel simpel molecuul, een benzeenring met daaraan het metaalatoom, waaraan ik twee armpjes heb gezet, die bestonden uit een koolstofatoom met een fosfor-, een stikstof- of een zwavelatoom. Door die pincer kon ik de katalysator op het dendrimeer bevestigen en door de samenstelling van die twee armpjes te variëren kon ik het effect van de katalysator variëren."

Hij lacht bij de herinnering aan zijn ontdekking. "Ik had zo het vermoeden dat die opzet wel eens zou kunnen werken, en ja, een wetenschapper is in zekere zin een artiest, dus dan ga je het maar eens proberen. Ik ben niet zo dat ik snel de champagne opentrek, maar toen het inderdaad bleek te werken, zijn we hier wel even wild geworden.

"De volgende stap is om met onze pincers in één oplossing een aantal reacties tegelijk te laten plaatsvinden. Enzymen in een cel kunnen dat al lang, maar in het laboratorium is dat nog toekomstmuziek. Het zou de vervulling van een droom zijn om daarmee aan de slag te gaan, maar gezien mijn leeftijd en de universitaire regels voor pensioen vrees ik dat het een droom zal blijven. Verder heb ik geen problemen met mijn leeftijd, maar om deze reden vind ik het toch wel héél vervelend dat ik al 63 ben."

'Je moet hier je eigen kont redden'

"Jullie gemiddelde leeftijd schat ik op 26,5 jaar. Zoals jullie zien zijn er een stuk meer vrouwen dan mannen. Het wetenschappelijk personeel is in de meerderheid en van hen is het grootste deel promovendus." Age Halma, medewerker van de directie Onderwijs & Onderzoek schetst de doorsnee universitaire nieuwkomer. Aan mijn tafel lijkt dat beeld behoorlijk op te gaan. Het verwekt een lach bij één van de vrouwen: "Ik ben 32 en meteen de senior hier geloof ik!"

Jaarlijks nodigt het Communicatie Service Centrum (CSC) zo'n duizend nieuwe medewerkers van de universiteit uit voor een introductieochtend. Ruim een vijfde komt naar één van de zes bijeenkomsten per jaar. De kennismaking tussen universiteit en personeelslid bestaat nu negen jaar; in de laatste vijf jaar is meer ruimte gemaakt om de nieuwkomers met elkaar kennis te laten maken.

Na Halma neemt collegelid Wim Kardux het woord. Zijn presentatie heet 'Feiten en ambities van de UU'. Hij informeert over kerntaken en kernwaarden en trakteert de aanwezigen op verschillende feitjes, zoals het aantal studenten, medewerkers en het budget waarmee de universiteit werkt. Hij licht de positieve resultaten uit een medewerkersonderzoek toe, maar gaat de problemen zoals de bezuinigingen van de instelling ook niet uit de weg. Staat er voor deze nieuwe werknemers wel een lange en rooskleurige toekomst bij de universiteit te wachten? Kardux is voorzichtig: "Dat laatste durf ik u helaas niet te garanderen."

Na een korte pauze licht Age Halma de nieuwe lichting collega's in over wat de UU van hem verwacht én vice versa. Bij de constatering dat er hier op de universiteit geweldig veel ruimte aan de medewerkers wordt gegeven, gaat er bij de nieuwelingen al een golf van herkenning door de zaal. Halma wijst op de voor- en nadelen ervan: "Je wordt soms aan je lot overgelaten, maar als je initiatief neemt, dan gebeurt er ook wat! Het komt er wel op neer dat je je eigen kont moet redden."

Na een zit van ruim twee uur krijgen de nieuwe aio's, postdoc's, secretaresses en andere medewerkers een rondleiding door de Botanische Tuinen. Apothekersassistente Fabiola Pee en secretaresse bij Sociale Wetenschappen Margreet van Leeuwen praten nog even na over wat ze zojuist in de U-raadszaal hebben gehoord. Beiden hadden een wat positiever verhaal over de toekomst bij de UU verwacht. Van Leeuwen: "Het eindigde nu wel erg treurig."

En dat is jammer, want beide vrouwen zijn wel erg tevreden met hun nieuwe werk. "Het werk bij de apotheek is ontzettend leuk", zegt Peek, die inmiddels al drie maanden op de loonlijst staat. "Het ambtelijke valt me heel erg mee, daar was ik wel een beetje bang voor." Van Leeuwen is ook erg blij met haar baan, als een voorbeeldig werkneemster vertelt ze: "Ik stap 's ochtends m'n bed uit en denk dan echt: yeah! Het is hier heel anders dan in het bedrijfsleven, alsof je in een warm badje stapt." Nienke Hartemink, assistent in opleiding bij diergeneeskunde, is ook niet zo blij met hetgeen ze vanochtend hoorde: "Het staat er slechter voor dan ik dacht. Maar mijn baan is wel heel leuk, het welkom is hier heilig vergeleken met Leiden waar ik anderhalf jaar werkte. Hier had ik na drie maanden al een voortgangsgesprek, dat vind ik erg goed."

De meeste nieuwe werknemers hebben aardig wat gemeen: ze hebben het naar hun zin bij de universiteit, ze herkennen het in het diepe gegooid worden, de vrijheid, soms de 'logheid' van de universiteit én de meesten waren nog nooit in de Botanische Tuinen geweest.

Tijdens de afsluitende lunch bij sportcentrum Olympos waar alle nieuwelingen een tasje informatie krijgen uitgereikt, vat Christine Moll-Murata, onderzoekster bij Letteren de ochtend samen: "Misschien had er wat meer over medezeggenschap verteld kunnen worden en iets minder over huisvesting, dat gaat tenminste iedereen aan. Maar ik vond het leuk, hier zou in Duitsland, waar ik vandaan kom, geen geld aan worden besteedt. Die Botanische Tuinen zijn trouwens ook veel mooier dan ik dacht, hier zo tussen de gebouwen! Maar het beste van de ochtend was misschien wel dat ik er weer veel Nederlands heb bijgeleerd!"

Uitwonend

Feiten

-978 studenten hebben de enquete ingevuld van wie 688 meisjes, 250 jongens en 50 onbekenden

-de jongste is 17; 89 studenten vulden in: 25 jaar of ouder

-er deden 176 eerstejaars, 177 tweede-, 210 derde-, 161 vierde-, 108 vijfde- en 92 zesdejaars of meer mee

De OPMERKELIJKSTE conclusie is dat 90 procent van de geënquêteerden minder dan een half jaar heeft hoeven wachten op een kamer. BELANGRIJK zijn vrienden, via hen wordt het vaakst een kamer gevonden, daarna komt pas studentenhuisvester SSH. Er zijn ook studenten die drie jaar stonden ingeschreven als woningzoekende maar dan nu wel iets voor zichzelf hebben.

De meeste studenten gingen op kamers omdat ze vonden dat de tijd RIJP was (36,5%) en iets minder dan een kwart omdat de reistijd naar het ouderlijk huis te lang is. Slechts 10 procent voelt zich als uitwonende vrijer in zijn doen en laten dan thuis. En 16 procent vindt op kamers wonen bij het studentenleven passen. OPVALLEND is toch dat driekwart van 'onze' uitwonenden in hun eerstejaar op kamers zijn gegaan.

Bijna de helft van de studenten woont in een huis van een particulier, een kwart in een SSH-pand. 5,4 procent is (mede)EIGENAAR en daar vallen ook de studenten onder die in een huis wonen dat door de ouders is gekocht. 4,8 procent heeft nog een ouderwetse hospita.

Twee vragen zijn in de SOEP gelopen: de vraag over het hospiteren is niet gepakt door het computersysteem en de vraag over de luxe die studenten bezitten is door anonimisering niet meer te vergelijken met de huurprijs. Vandaar dat beide vragen zijn geschrapt.

Jaap Dekker

Wietske de Lange

De leukste huisbaas is eigenlijk een contradictio in terminus. Net zoiets als 'zachtaardigste moordenaar'. Maar het is wel vreselijk leuk dat ik nu door mijn huurders ben voorgedragen als leukste huisbaas, want een belangrijk motief om in 1985 studentenhuizen te kopen, was juist dat ik alleen nare verhalen over huisbazen hoorde. Die kwamen van studenten die in het pannenkoekrestaurant van mijn echtgenote werkten. Ook ontmoette ik in mijn werk als uurdocent sociale pedagogiek veel studenten.

Dat er zoveel slechte huisbazen zijn, heeft denk ik veel met het geld te maken. En met vertrouwen. 'Geloven in jezelf en vertrouwen in de mensen om je heen' is een beetje mijn lijfspreuk. Maar de andere soort koopt een pand en kijkt alleen maar hoeveel hokken erin zitten en maken misbruik van de woningnood. Dan is je enige motief rijk worden. Ik ben zakelijk echt geen softie, maar ik vind ook dat je een goede relatie met de bewoners moet hebben.

Toen ik op een gegeven moment wat geld over had - ik was 50 - heb ik heel bewust gekozen om een studentenhuis te kopen. Ik had er ook een zomerhuis of een bootje van kunnen aanschaffen, maar via via hoorde ik een verhaal over een student die graag van zijn huisbaas af wilde en dat dat kon omdat hij het huis te koop ging zetten. Ik wilde de uitdaging aangaan en bewijzen dat een huisbaas ook een normale relatie met bewoners kan hebben. Dus kocht ik het huis aan de Egelantierstraat.

Ik ben meteen kennis gaan maken met m'n huurders. De bewoners zaten achter een tafel en keken me argwanend aan. Ik zat daar met een schrijfblok en vroeg wat de klachten waren. Dat waren ze niet gewend. Geen van hen had bijvoorbeeld tegen de oude huisbaas durven zeggen dat het aanrecht van de muur was gekomen. Ze wilden het zelf laten maken als ze genoeg geld hadden om een loodgieter te laten komen! Belachelijk vond ik dat. Ik ben zelf absoluut onhandig, maar als er iets moet gebeuren,

regel ik daar mensen voor. De band met de studenten in dat huis was al snel geweldig. Anderhalf jaar later heb ik het pand ernaast ook gekocht. Met de meeste van mijn huurders heb ik een goede relatie. Toen ik bijvoorbeeld een ander mooi huis wilde kopen aan de Esdoornstraat, heb ik Boukje, één van de bewoners van de Egelantierstraat, gevraagd om te kijken wat redelijke huurprijzen zouden zijn voor dat nieuwe huis. Ze was heel enthousiast en wilde er meteen zelf gaan wonen. Ik kocht dat huis om elf uur 's ochtends, 's middags belde ik Boukje het nieuws door en om zes uur had ik vier huurcontracten: drie van de meiden uit de Egelantierstraat en een vriendin. Kennelijk wilden zij mij wel weer als huisbaas. Het was een geweldig leuk stel bij elkaar. Van hen woont er nu niemand meer, maar de huidige bewoners van dat huis hebben mij dus voorgedragen als leukste huisbaas. Ik bemoei me trouwens nooit erg met het leven in zo'n studentenhuis, alleen met het hospiteren. Ik draag de bewoners een paar punten aan waarop ze moeten letten. Bijvoorbeeld de voorkeur voor een meisje of een jongen. Ik discrimineer misschien een beetje, maar als er ergens zes mensen wonen, heb ik liever dat er iets meer meisjes dan jongens wonen. Meisjes nemen gewoon eerder en beter de regie in handen voor het maken van onderlinge afspraken over bijvoorbeeld huishoudelijke taken. Als je alleen jongens hebt dan krijg je toch al gauw dat stoelen worden vervangen door bierkratjes.

Als er iemand is gekozen, moet die zich bij mij thuis in Odijk komen voorstellen. Het lijkt een beetje autoritair, maar het is gewoon om elkaar even te leren kennen. Ik wijs ze op twee dingen: dat je je eigen privacy moet opeisen, maar dat je ook huisgenoot bent. Dat je weet dat je deur ook een keer open moet staan als een huisgenoot gezakt is voor een tentamen, of als een vriendje haar in de steek heeft gelaten. Maar dat je ook weer niet altijd met je zooi bij anderen moet binnenlopen. Daar hou ik dan een kort preekje over.

Ook vertel ik ze dat ze moeten bellen als er klachten zijn. Degene die mij heeft opgegeven voor de verkiezing, heb ik onlangs nog op haar sodemieter gegeven, omdat ze niet had gebeld toen de ventilatie in de douche was vastgelopen. De badkamer was aan het beschimmelen, daar had ze of wat aan moeten doen, of wat van moeten zeggen! Mijn hospiteerbeleid werpt wel zijn vruchten af. De vier die nu op de Esdoornstraat wonen, hebben heel serieus gehospiteerd. Er is een kamer die wat kleiner is dan de andere, die wordt dan ook heel cynisch de wachtkamer genoemd. Als één van de andere drie weggaat, mag die bewoner het eerst doorverhuizen. Het meisje dat daar nu in woont zei laatst nog: 'ik zit eigenlijk te wachten tot er iemand weggaat, maar wil me dat eigenlijk helemaal niet voorstellen, we hebben zo'n leuke groep'. Naast de twee huizen van mezelf in Utrecht, regel ik ook nog de verhuur van onze oude pannenkoekenboerderij in Odijk, die we een aantal jaren geleden hebben verkocht. In de helft ervan zit een architectenbureau en deze mensen hebben mij gevraagd de verhuur van het andere deel te regelen. Daar zitten nu zeven studenten in. Ik ben klaagmuur, regel de contracten en de huur. In ruil krijg ik tien procent van de huur. Het valt wel mee hoe druk ik ermee ben. Als je alles goed regelt dan kost het niet zo veel tijd.

Met huurbetaling heb ik nooit echt grote problemen gehad. Ik ben niet zo'n neuroot dat als het geld de eerste van de maand niet binnen is, er een dag later een deurwaarder op de stoep staat. Maar als huurders helemaal niet betalen, ga ik er wel achteraan. Het is niet alleen dat je er recht op heb, maar mensen moeten leren dat je verplichtingen hebt als je een huurcontract tekent. Zoiets moet je serieus nemen. Het gebeurt een doodenkele keer dat ik er echt werk van moet maken.

Eén huurder zat bijvoorbeeld financieel eens helemaal klem. Toen heb ik die jongen voorgesteld om een aantal maanden op zaterdag op evenementen te helpen die ik organiseer. Dat heeft ie gedaan. Dan help je een oplossing zoeken en dat doe ik graag. Mijn doel is niet om rijk te worden van mijn huurders. Ik ben bijna 70. De inkomsten vormen een reëel deel van mijn pensioen, maar ik vind het ook gewoon verschrikkelijk leuk om met jonge mensen om te gaan. Pas heb ik een barbecue gehouden voor al mijn huurders. Anderen denken dan misschien: wat heb je daaraan. Maar ik vind het een investering in goede verhoudingen. Ik ben huisbaas geworden om te bewijzen dat het 'huisbaas-zijn' ook op een leuke manier moet kunnen. Ik vind deze verkiezing tot 'leukste huisbaas', hoe relatief ook, een bekroning!

Ieder zijn eigen stek

Thuis in Reeuwijk

"De voordelen van thuiswonen? Dat er avondeten voor me klaarstaat als ik thuiskom. En dat m'n ouders er zijn om mee te praten. De gezelligheid. Nee, m'n broers zijn aan het puberen, die vind ik op het moment minder gezellig. Ik ben ook veel van huis natuurlijk. Weet je wat ik ook heerlijk vind aan thuis wonen? Dat ik zonder problemen piano en viool kan spelen wanneer ik wil. Als ik op kamers zit, gaan de buren misschien protesteren. Mijn ouders zijn erg aardig voor me, ik mag altijd vrienden mee naar huis nemen. Regels? Niet veel. Ik moet om 1 uur 's nachts thuis zijn. Niet voor mijn maar voor hun gezondheid. Ze gaan wel slapen maar letten toch op of ik er al ben. Daar hou ik me aan. Als ik toch eens een keer later thuis wil komen, overleg ik dat met ze. Dan mag het ook. Ik kies en betaal zelf mijn kleren maar soms neemt mijn moeder wel eens een bloesje voor me mee. Meestal vind ik die dan leuk. Ik wil nu op kamers omdat ik vijf keer per week anderhalf uur heen, anderhalf uur terug reizen teveel begin te vinden. Voor mezelf zorgen kost ook tijd, maar minder dan drie uur per dag denk ik. Als ik in Utrecht woon kan ik meer sociale dingen gaan doen. Ik sport nu wel twee of drie keer per week in Reeuwijk. Ja, studeren doe ik ook nog. Tussendoor."

Kamer in Lunetten

Joachim de Greeff, zesdejaars cognitieve kunstmatige intelligentie, woont in een studentenhuis in Lunetten.

"Ik ben in mijn eerste jaar meteen op kamers gegaan. Dat hoort bij studeren vind ik. Zelfstandig zijn, lekker op jezelf wonen. Niet dat ik thuis zo veel regels had maar het is gewoon leuk om je eigen zaken te regelen. Ik had advertenties in het Utrechts Nieuwsblad gezet, daar kreeg ik snel een reactie op. Een Italiaanse man had een huis voor zes studenten. Na anderhalf jaar was ik aan de beurt bij de SSH, sindsdien woon ik hier. We zijn met ons zessen, drie jongens, drie meisjes. Ons huis heeft een historie van een levendig studentenleven. We borrelen samen in Flater en de Luie Lackei en we hebben allerlei eigen tradities: sinterklaas, nieuwjaarsdiner, af en toe samen bowlen of zo, eens per twee jaar een huisfeest. Vrij veel ex-huisgenoten blijven daar aan meedoen. We hebben geen last van een huisbaas, de SSH heeft reparaties uitbesteed aan Portaal, verder gaan we onze eigen gang. Dat was in mijn vorige huis wel anders, daar mochten we geen logees hebben. De huisbaas stond op de meest ongelukkige momenten op de stoep, hij had er een neus voor wanneer iemand was blijven slapen. Hij dacht dat we een losgeslagen bende waren die zijn huis naar de kloten hielpen. Ik vind het gezellig hier, we hebben een gezamenlijke huiskamer met tv, internet en krant. Dat bevordert de integratie. Nadelen? Eigenlijk niet. Sommige mensen denken dat Lunetten ver is, maar dat is een idee. Het is maar een kwartier naar het centrum."

Koopkamer in Utrecht

Esther Blokland, derdejaars geneeskunde, woont in een door haar ouders gekocht éénkamer-appartement.

"Ik ben superblij dat ik hier kan wonen. Wittevrouwen is een leuke wijk, een beetje dorpsachtig, er wonen veel studenten, jonge gezinnen, lekker rustig. Ik wilde in mijn eerste jaar liever thuis blijven wonen dus de eerste twee maanden reisde ik op en neer. Twee keer anderhalf uur per dag, dat was te veel. Ik ben al snel een kamer gaan zoeken. Toen zei mijn vader dat hij wel iets wilde kopen. Geneeskunde duurt lang, jaren lang huren is ook duur en zijn vader heeft hem vroeger ook ondersteund. Daar is hij nog steeds dankbaar voor, dat wilde hij ook voor mij doen. Mijn kamer is 30 vierkante meter, lekker ruim, plus een halletje, douche en toilet. Ik heb geen wasmachine dus ik ga elk weekeinde naar huis. Mijn moeder vindt dat erg gezellig. Het voordeel van op mezelf wonen is dat ik alleen kan zijn als ik daar zin in heb. Ik zou het best gezellig vinden met anderen maar die zie ik toch wel. Naast de studie heb ik het druk zat met sporten en andere sociale dingen. Op kamers wonen hoort bij je studententijd vind ik. Je bouwt een eigen leven op met nieuwe contacten en vriendschappen. Ik onderneem nu meer met vrienden dan wanneer ik nog thuis zou wonen. Als je in een gezin zit, heb je anderen minder nodig dus steek je er minder tijd in. Nog een voordeel van hier wonen: ik ben nogal netjes, nu heb ik geen last van de rotzooi van huisgenoten."

Thuis in Utrecht

Joachim Schipper, derdejaars wiskunde, woont bij zijn moeder in Utrecht.

"Mijn kamer is 20 vierkante meter, ik woon vlak achter de schouwburg dus ik ga er zeker op achteruit als ik op kamers ga. Ik vind het leuk dat ik goed met mijn moeder kan praten, ik voel me helemaal niet beperkt door haar. Het is ook wel makkelijk en lekker lui, als ik 's avonds thuis kom, staat er eten voor me klaar. Ik kook trouwens ook, één keer per week soms vaker. Ja dat kan ik, ik heb kookboeken en ach, je draait het pak om en leest wat er staat. Ik doe mijn eigen was en mijn kamer houd ik zelf schoon. Tenminste, mijn moeder en ik zijn een paar jaar geleden overeen gekomen dat ik er zelf verantwoordelijk voor ben. Echt smerig is het niet, ik zorg dat de etenswaren er uit zijn maar stofzuigen wil wel eens een tijd duren. Er staan zelfs een cactus en een tamelijk uitgedroogde bamboe. Ik klus in huis, doe soms boodschappen. Ik hoef geen kostgeld te betalen en er zijn geen regels, maar mijn moeder vindt het fijn om te weten hoe laat ik thuis kom. Dat is wel eens lastig, je bent student dus het wordt soms laat, af en toe later dan verwacht. Dat is niet zo vreselijk, een mix van bellen als het veel later wordt en mijn moeder een beetje trainen dat ik nog leef als ik eens een uurtje later ben. Ik ben nu toch aan het hospiteren, het wordt tijd voor een eigen stek."

UVSV-meiden botheren zich niet

De muren van het trappenhuis en die van de gemeenschappelijke ruimte met keuken zijn bezaaid met foto's van oud-huisgenoten en de huidige tien bewoonsters. De kiekjes van feesten, uitstapjes en diners laten zijn dat hier gezellige gekke meiden wonen.

Drie weken geleden zijn de meiden begonnen met Big Bother - een vast onderdeel van het programma LLinke Soep, dat elke vrijdag tussen acht en negen uur 's avonds wordt uitgezonden op Radio 1. Hiervoor moeten de meiden proberen zo milieubewust mogelijk te leven. Zo mogen ze maar vijf minuten per persoon douchen en letten op lampen die onnodig branden.

In de eerste week werd er een nonolet-toilet in het huis geplaatst. Deze compostwc is een soort vuilnisbak en verbruikt geen water. Na gebruik moet je de ontlasting aanstampen, waarna het poepvocht via een buisje door het afvoerputje van de douche verdwijnt. Op jouw hoopje leg je vervolgens een velletjes papier. Wonderbaarlijk stinkt het toilet niet, behalve bij verwisseling van de zakken. Presentator Marcel van der Steen, die van de dames al de huisnaam Marcella heeft gekregen, moest er bij kokhalzen terwijl de meiden zich groot hielden.

De laatste opdracht die de meiden hebben volbracht, is een week vegetarisch eten. Het is de zeven van de tien meiden die deze maandagavond thuis zijn eigenlijk best bevallen en het vleesloze eten viel erg in de smaak. Toch werd een stukje vlees best gemist vooral na het stappen; de braadgeuren van de hamburgerkraam konden velen niet weerstaan.

De vegetarische week heeft de Big Bothers wel aan het denken gezet. Malou: "Ik was met mijn verjaardag bij mijn ouders gaan eten. Daar had ik geen vlees op, maar wel gamba's. Ik werd toen uitgelachen, omdat je als echte vegetariër ook geen vis mag eten, zeiden zij."

Naar aanleiding hiervan ontstaat direct een discussie waar alle zeven meiden wel iets over te zeggen hebben. Leren schoenen, soja, frikadellen, noten en broodbeleg passeren de revue. Vooral de vraag of je hond ook geen vlees mag als je vegetariër bent zorgt voor veel opschudding. "Zou daarover iets in het boekje staan wat we gekregen hebben en waar we ons aan zouden moeten houden?" De vegetarische week lijkt zoveel indruk gemaakt te hebben dat de meiden zelfs overwegen standaard een dag in de week geen vlees te eten.

Hoewel de meiden Big Bother wel mee vinden vallen, wisten ze eigenlijk niet goed waaraan ze begonnen toen ze ja zeiden tegen het programma. "We hebben ons er zo makkelijk in laten lullen," zeggen de meiden zelf. Karlijn: "Een oud-huisgenoot werkt bij LLinke Soep en toen er kandidaten gekozen moesten worden voor het nieuwe programma dacht ze aan ons."

In eerste instantie was het de bedoeling dat er drie Big Botherhuizen zouden komen: een jong gezin, een ouder stel en een studentenhuis. Uiteindelijk waren de tien vlot babbelende dames leuk genoeg om het programma alleen te doen.

"Eigenlijk zou elke Big Bothergroep slechts twee weken mee doen. Dan kon vergeleken worden voor wie het makkelijker zou zijn. We hebben er nu voor gekozen om twee maanden lang alleen de meiden te volgen, dat leek ons leuker", aldus Marcel van der Steen.

Karlijn vindt het jammer dat er nu geen huizenstrijd is. "Het zou leuker zijn als er bijvoorbeeld ook een jongenshuis meedoet, zodat er echt een battle ontstaat. Dan krijg je ook meer conflicten onderling. Wij moeten elke week opdrachten vervullen maar verder hebben we niet veel te doen. Er is van tevoren niet genoeg over nagedacht, en het onderwerp is niet genoeg uitgewerkt. Bijvoorbeeld de energiestand. We hadden eigenlijk moeten kijken of we door de Big Botherleefwijze energie besparen."

Presentator Marcel ziet echter wel dat de meiden onderling steeds meer strijd gaan leveren. "Vorige week vertelden ze mij wie er niet op de wc ging en wie wel vlees at. We willen de Big Bother van de meiden daarom uitbreiden met bijvoorbeeld een dagboekkamer. Er ontstaat dan veel meer sociale controle."

Wat de meiden ook te wachten staat, ze gaan er met veel enthousiasme tegenaan. "We vinden dat we alles een keer moeten proberen, je kan namelijk geen nee tegen iets zeggen als je het nog nooit gedaan hebt."

Thuiswonen

Feiten:

- 110 studenten hebben de enquête deels of geheel ingevuld

- 65 meisjes, 28 jongens, en 17 anonieme invullers

- de jongste deelnemer is 17 jaar, de oudste 39

- 40 studenten zijn eerstejaars, 24 tweede, 12 derde, 10 vierde-, 2 vijfde, en 2 zesdejaars; 20 hebben hun studiejaar niet ingevuld

-elke faculteit was vertegenwoordigd en het gros is gamma-student

De OPMERKELIJKSTE conclusie is dat de meeste thuiswoners het gewoon fijn vinden om thuis te wonen (28%); op de tweede plaats komt pas dat kamers te duur zijn (26,4%); slechts 14,5% noemt het niet kunnen vinden van een kamer als reden om thuis te blijven wonen.

is inderdaad GOEDKOOP. Bijna niemand hoeft ook maar een cent van hun stufi van 75,70 euro af te dragen. Slechts 4 studenten dragen een deel af en 3 doneren hun hele beurs in de huishoudpot. Als je daarbij in aanmerking neemt dat bijna niemand verplicht in het huishouden hoeft te helpen, ja dan is Hotel Mama toch wel erg luxe.