Decaan Gerard van Koten en de lange weg naar de bètafaculteit
Het was vorige maand niet voor het eerst dat de raadsleden van de bètafaculteit hun beklag deden over het feit dat zij pas werden geïnformeerd op het moment dat de zaak in kwestie al in kannen en kruiken was. Dit keer betrof het de huisvesting, eerder ging het onder meer over de bestuursstructuur van de nieuwe faculteit, maar steeds was de klacht dezelfde: 'wat blijft er over van medezeggenschap als de besluiten intussen al in achterkamertjes zijn genomen?' Steeds ook was er dezelfde reactie van de decaan: straks krijgt u alle kans om over de verdere uitwerking mee te praten. Een mooie belofte, maar verschillende raadsleden vragen zich intussen af hoe hoog hun decaan de medezeggenschap op zijn prioriteitenlijstje heeft staan.
<ParaStyle:streamer> Je moet mensen dingen voorleggen waarover ze ook echt iets te zeggen hebben.
Op de suggestie dat dat misschien niet zo heel erg hoog is, reageert Van Koten hoogst verbaasd. "Dat ik niet aan inspraak zou hechten? Hoe komt u daarbij? Medezeggenschap, werken in een team, ik denk juist dat ik dat heel goed kan. Ik heb vanaf 1986 tot nu maar vier secretaresses gehad. Dat zegt toch wel iets. Ik houd alleen niet van geneuzel. Ik wil snel stappen zetten en als men dan toch eindeloos wil discussiëren, word ik ongeduldig. Ik kan me voorstellen dat mensen zich daardoor soms wat onder druk gezet voelen.
"Iets anders is dat in de twee door u genoemde gevallen het college van bestuur aan zet was. Ik had de raadsleden natuurlijk de verschillende opties kunnen voorleggen, maar ik geloof niet zo in met de benen op tafel een eindje in de rondte denken over zaken die elders worden beslist. Je moet mensen dingen voorleggen waarover ze ook echt iets te zeggen hebben. Ik vind democratie belangrijk, maar het is ook de meest ruwe vorm van besturen, dus moet je het netjes doen. Om te zeggen: we kunnen dertig dingen doen, roept u maar, dat is niet mijn stijl."
Zijn vader was hoboïst in het Utrechts Symfonie Orkest en ook zijn broer bespeelt dat instrument voor zijn beroep. Zelf koos hij voor de saxofoon en tot aan zijn kandidaats twijfelde hij tussen de muziek en de scheikunde. "Ik speelde jazz à la John Coltrane, maar ook fuga's van Bach in een saxofoonkwartet. Ik speel nu niet meer, maar ik ga nog wel regelmatig naar concerten. Mijn mooiste herinnering is een concert in Zwitserland, waar een heel oude vent het podium op kwam strompelen. Ik dacht, wat krijgen we nu, maar toen hij de saxofoon aan zijn mond zette, begon hij toch bloedmooi te spelen! Fantastisch, die beleving. Op zo'n moment zou ik de saxofoon meteen weer op willen pakken."
Dat het dubbeltje uiteindelijk toch de chemische kant op viel, kwam mede door zijn fascinatie voor moleculen, een fascinatie die al was opgewekt door zijn scheikundeleraar. "Die man kwam voortdurend aanzetten met de nieuwste ontwikkelingen in de scheikunde en hij legde ons ook uit wat de toepassingsmogelijkheden waren. Dat was enorm inspirerend. Later, toen ik me bezig hield met de vernieuwing van het scheikundeonderwijs, heb ik vaak aan hem teruggedacht."
Hij werd promovendus bij professor Van der Kerk, die gespecialiseerd was in de synthese, het maken van nieuwe organometaal moleculen. "Dat was precies wat mij in de scheikunde lag. Ik vind fundamenteel onderzoek leuk, maar met het resultaat moet je wel iets kunnen. Ik ben niet iemand voor het puur theoretische werk. Uit kleine brokstukken moleculen maken en daar toepassingen voor bedenken, als een soort architect bezig zijn, dat is wat mij in dit vak aanspreekt."
<ParaStyle:streamer>'Op veel scholen zitten biologie, scheikunde, wiskunde en natuurkunde al lang in één cluster bij elkaar. Het werd dus hoog tijd om ook als UU één bètagezicht te tonen.'
In 1984 werd hij hoogleraar en lange tijd was hij een wetenschapper pur sang. Toen hij in 1995 scheikundedecaan werd, was de verbazing dan ook groot dat niet het onderzoek, maar het onderwijs zijn eerste prioriteit werd. Maar de reden daarvoor was simpel. De studentenaantallen daalden en ook in het vwo liep de belangstelling voor de bètavakken terug. De nieuwe decaan realiseerde zich als geen ander dat daardoor op termijn ook zijn faculteit in de knel zou raken. Zowel op de universiteit als in landelijke vernieuwingscommissie scheikunde zette hij zich in voor een modernisering van het scheikundeonderwijs om zo de leegloop te stoppen.
"Als voorzitter van de vernieuwingscommissie heb ik met name de ontwikkeling van de context-concept benadering helpen stimuleren. De gedachte is om interessante ontwikkelingen in de wereld om ons heen te gebruiken om leerlingen concepten uit de scheikunde bij te brengen. Met die aanpak zijn we echt een voorloper in het vwo geweest. Nu zie je die ontwikkeling ook in andere bètavakken en gelukkig verdwijnen ook de schotten tussen die vakken steeds meer, zodat een leraar bij één context zowel chemische als fysische en biologische concepten kan aandragen.
Wie dit leest, begrijpt waarom Van Koten zo enthousiast is over de nieuwe Utrechtse bètafaculteit. Want juist nu in het vwo de grenzen tussen de disciplines vervagen, zou het wat hem betreft fnuikend zijn om ze op de universiteit te handhaven. "Op veel scholen zitten biologie, scheikunde, wiskunde en natuurkunde al lang in één cluster bij elkaar. Het werd dus hoog tijd om ook als UU één bètagezicht te tonen. In de bachelor majors houden we nog vast aan de traditionele disciplines maar door ons aanbod van brede interdisciplinaire minors, die aansluiten op onze masterprogramma's, hopen we vwo-leerlingen duidelijk te maken dat wij ze in Utrecht een waaier aan interessante mogelijkheden voor specialisaties kunnen aanbieden."
Of dat aanbod daar debet aan is, kan hij niet zeggen, maar feit is dat de studentenaantallen de laatste jaren in vrijwel alle Utrechtse bètadepartementen stijgen. Toch heeft hij nog wel een paar wensen. Bijvoorbeeld een onderwijsaanbod voor vwo-leerlingen met goede cijfers voor de bètavakken, maar met een meer maatschappelijk gerichte belangstelling. Hij wijst naar het University Collge. "Daar combineren relatief veel studenten bètavakken op een heel zinnige manier met vakken uit andere delen van de universiteit. Zo'n soort opleiding moet wat mij betreft ook in onze faculteit snel van de grond komen."
<ParaStyle:streamer>'Ik heb het college om die reden sterk afgeraden om in het bèta onderzoek te snijden, maar helaas heeft men een andere afweging gemaakt'
Zijn grootste wens is echter om zo ongeschonden mogelijk uit de op handen zijnde bezuinigingsoperatie te voorschijn te komen, een operatie waarmee hij niet al te gelukkig is. Als het aan hem had gelegen waren er andere keuzes gemaakt. "Het college van bestuur heeft universiteitsbreed gekozen voor een bezuiniging op het onderzoek. Ik heb er begrip voor dat men het onderwijs heeft willen ontzien, maar gevolg is wel dat faculteiten met veel uitstekend onderzoek, zoals de onze, nu relatief zwaar worden getroffen. Ik vind dat onverstandig. Niet alleen dreigt dat ten koste te gaan van een paar heel sterke groepen, wat nadelig is voor ons imago van researchuniversiteit, maar bovendien kunnen die groepen in de smart mix flink wat extra geld voor Utrecht gaan verdienen. Als we die groepen opheffen, ontnemen we onszelf die kans. Ik heb het college om die reden sterk afgeraden om in het bèta onderzoek te snijden, maar helaas heeft men een andere afweging gemaakt."
<ParaStyle:streamer>'Ik merk in alle landelijke discussies dat er sinds de vorming van de bètafaculteit veel meer rekening met ons wordt gehouden.'
Ook na de bezuinigingen beschikt Utrecht over een ijzersterk bètacluster, is de overtuiging van Van Koten, een cluster waarin life sciences en natural sciences tot zijn grote genoegen in één bestuurlijk framework opereren. Eerder dit jaar trok hij fel van leer tegen voorstellen om van die twee clusters twee aparte faculteiten te maken, want, zegt hij "een bestuurlijke scheiding tussen life sciences en natural sciences zou een geweldige barrière hebben opgeworpen voor de samenwerking. En dat terwijl het probleem in Utrecht nu juist die kloof was, die in andere universiteiten al met succes was overbrugd. Ik vind het heel jammer dat geologie en fysische geografie buiten de faculteit zijn gevallen, want dat zijn ook bètavakken. Maar verder hebben we nu een ongelofelijk mooi spectrum, dat reikt van de materialen tot de levenswetenschappen, met van daaruit een prachtige aansluiting op het biomedisch onderwijs en onderzoek. Een bijkomend voordeel is dat we als grootste bètaconglomeraat van het land nu eindelijk met één stem kunnen spreken. Of dat wat uitmaakt? Reken maar. Ik merk in alle landelijke discussies dat er sinds de vorming van de bètafaculteit veel meer rekening met ons wordt gehouden."
Hij is trots op 'zijn' faculteit. "Ik weet dat hier en daar wordt gezegd dat het allemaal erg traag gaat, maar mij heeft het juist verbaasd dat ik nu al zoveel enthousiasme tegenkom. We zijn nog geen 2,5 jaar bezig en toch zijn we al een heel stuk opgeschoten, zeker nu ook ten aanzien van de huisvesting de kogel door de kerk is." De weg is niet gemakkelijk geweest, geeft hij toe. "Vooral in het begin heb ik me vaak eenzaam gevoeld. Er was zoveel weerstand. Nu heb ik dat ook wel aan mezelf te wijten, want ik ben iemand die de confrontatie zoekt. Zelfs op mijn 63ste heb ik het nog niet afgeleerd om dingen te zeggen waarmee ik anderen bruskeer. Later heb ik daar spijt van, maar ja, ik heb nu eenmaal veel adrenaline. Gelukkig is de weerstand inmiddels vrijwel verdwenen en zit iedereen op één lijn. Het is nu echt kicken om hier decaan te zijn."
KADER
Het speeltje van Van Koten
Het gebeurde tijdens een discussie in de faculteitsraad over kennisvalorisatie. "Ik weet wel dat daar in Nederland niet altijd even positief over wordt gedacht", zei Gerard van Koten om met zichtbaar enthousiasme te vervolgen: "maar wat is er nu eigenlijk mis mee? Het is toch geweldig om jouw fundamentele ontdekking terug te zien als product?" Een glimlach trok over het gezicht van de raadsleden, want even maakte de wat afstandelijke en behoedzame bestuurder plaats voor de gepassioneerde onderzoeker.
Zijn vakgebied is de katalyse. Voor leken is een katalysator een apparaat dat luchtvervuiling tegengaat door koolwaterstoffen en stikstofoxide in uitlaatgassen om te zetten in water, stikstof en CO2.
Maar dat is maar één van de vele toepassingsmogelijkheden. Meer in zijn algemeenheid is een katalysator een molecuul dat ervoor zorgt dat chemische reacties plaats vinden, maar dat zelf ongeschonden uit die reacties te voorschijn komt. Veel chemische processen, zoals het maken van plastics worden gestuurd door katalyse, maar ook de enzymen in ons lichaam en in de natuur zijn katalysatoren.
Van Koten heeft zich in zijn loopbaan uitsluitend met metaalkatalysatoren bezig gehouden. Wijd en zijd wordt beaamd dat hij een topper is met een indrukwekkende publicatielijst. Als zijn belangrijkste vinding beschouwt hij zijn idee om een metaalmolecuul 'in te pakken' in een tangvormig organisch molecuul, een pincer en dat geheel weer op een groot bolvormig molecuul, een zogeheten dendrimeer, te bevestigen.
"Veel katalytische processen spelen zich af in vloeistoffen", legt hij uit. "Het grote probleem was om de katalysator na afloop van het proces over te houden. Filteren ging niet, want daar is hij te klein voor. Een dendrimeer is zo groot dat dat wel uit een vloeistof kan worden gefilterd en onze vinding heeft het dus mogelijk gemaakt om een katalysator terug te winnen en opnieuw te gebruiken."
Hij maakte zijn vinding in 1994 wereldkundig in 'Nature' en dat artikel heeft hem inmiddels flink wat citaties opgeleverd. En dat terwijl er aanvankelijk door collega's wat lacherig werd gedaan over zijn pincer, vertelt hij. "Het speeltje van Van Koten werd het genoemd. Niemand geloofde dat het wat zou worden. Maar ik heb doorgezet, want wat me fascineerde was dat het om een heel simpele benadering ging. In de wetenschap heb je meestal de neiging om het in het complexe te zoeken. Maar die pincer is nu juist een heel simpel molecuul, een benzeenring met daaraan het metaalatoom, waaraan ik twee armpjes heb gezet, die bestonden uit een koolstofatoom met een fosfor-, een stikstof- of een zwavelatoom. Door die pincer kon ik de katalysator op het dendrimeer bevestigen en door de samenstelling van die twee armpjes te variëren kon ik het effect van de katalysator variëren."
Hij lacht bij de herinnering aan zijn ontdekking. "Ik had zo het vermoeden dat die opzet wel eens zou kunnen werken, en ja, een wetenschapper is in zekere zin een artiest, dus dan ga je het maar eens proberen. Ik ben niet zo dat ik snel de champagne opentrek, maar toen het inderdaad bleek te werken, zijn we hier wel even wild geworden.
"De volgende stap is om met onze pincers in één oplossing een aantal reacties tegelijk te laten plaatsvinden. Enzymen in een cel kunnen dat al lang, maar in het laboratorium is dat nog toekomstmuziek. Het zou de vervulling van een droom zijn om daarmee aan de slag te gaan, maar gezien mijn leeftijd en de universitaire regels voor pensioen vrees ik dat het een droom zal blijven. Verder heb ik geen problemen met mijn leeftijd, maar om deze reden vind ik het toch wel héél vervelend dat ik al 63 ben."