Achtergrond

Grondwaterstroming

Kennis van ondergrondse processen voor betere sanering

Leontien Bos

"Wij mensen zijn voortdurend in de ondergrond bezig. Wij onttrekken er water aan, wij leggen er kabels, wij slaan er chemisch afval, kooldioxide of warmte en koude in op." Volgens de vorig jaar in Utrecht aangestelde hoogleraar hydrogeologie is er op dit moment weinig zicht op de effecten van dergelijke ingrepen. Er zijn veel voorbeelden van menselijk handelen in de ondergrond met verregaande negatieve gevolgen die soms zelf bedreigend zijn voor de volksgezondheid. Als voorbeeld noemt hij de vergiftiging van vele mensen in Bangladesh die water uit putten dronken. Het grondwater bevatte een te hoge concentratie van arseen. Ook veel bodemsaneringactiviteiten in Nederland missen een degelijke wetenschappelijke onderbouwing, vindt hij. Ze vallen daardoor vaak duurder uit dan gepland. Om meer te weten te komen over wat er in de bodem gebeurt, is kennis over het gedrag van grondwater onmisbaar. Om daar onderzoek naar te doen, kwamen Hassanizadeh en zijn collega dr. Ruud Schotting vorig jaar vanuit Delft naar Utrecht.

Er zijn verschillende factoren die bepalen hoe stoffen zich in de bodem en in het grondwater verplaatsen. Hassanizadeh en zijn collega's onderzoeken hoe deze werken én hoe ze te beïnvloeden zijn, bijvoorbeeld voor saneringsactiviteiten. Een belangrijke factor is de grondwaterstroming. Afhankelijk van de richting waarin grondwater in de bodem stroomt, verplaatst een in het water opgeloste stof zich. Met computermodellen proberen de onderzoekers de grondwaterstroming na te bootsen. Dat is niet gemakkelijk omdat de ondergrond vaak bestaat uit grote en kleine bodemdeeltjes, zoals zand- en kleideeltjes. Die bepalen dus op heel kleine schaal hoe het grondwater zich beweegt. Als het grondwater ook nog eens vermengd is met een andere stof - zoals olie - wordt het lastiger om de verplaatsing van het water en de andere stof na te bootsen. Met zogenaamde meerfasemodellen proberen Hassanizadeh en zijn collega's het gedrag van deze tweecomponentenvloeistoffen in de bodem na te bootsen.

Een andere belangrijke factor voor de verspreiding van stoffen in de ondergrond, is de mate van adsorptie. Dat betekent dat in grondwater opgeloste deeltjes reageren met bodemdeeltjes en aanhechten. Het effect is dat de verontreiniging niet langer met het grondwater wordt meegevoerd maar voor kortere of langere tijd op één bepaalde plaats in de bodem blijft zitten. Dat kan gunstig zijn als het grondwater bijvoorbeeld stroomt naar een kwetsbaar natuurgebied of naar een plaats waar drinkwater wordt gewonnen. Daarom is het goed om te weten onder welke omstandigheden adsorptie plaatsvindt.

Medewerkers van de nieuwe onderzoeksgroep in Utrecht bekijken in het laboratorium hoe dit adsorptieproces van verontreinigende stoffen aan bodemdeeltjes plaatsvindt. Dit doen ze bijvoorbeeld met testgrondwater van verschillende chemische samenstellingen. Ook bekijken ze of een zogenaamde coating - een dun laagje chemisch materiaal - op de zandkorrels de adsorptie van verontreinigingen vergroot. In de natuur is het lastig om de chemische samenstelling van het grondwater of het adsorptievermogen van zandkorrels te beïnvloeden, maar de experimenten geven de onderzoekers een beeld van hoe de natuur onder onze voeten werkt. Coatings zitten namelijk ook van nature in de grond.

Dat stoffen niet alleen aan bodemdeeltjes blijven plakken of passief meestromen met grondwater is voor de onderzoekers het derde aanknopingspunt in hun onderzoek. De bodem heeft ook een zelfreinigend vermogen. Bodembacteriën breken allerlei stoffen op natuurlijke wijze af en zetten ze om in onschadelijke componenten zoals water en koolstofdioxide. Dit natuurlijke afbraakproces is voor de onderzoekers een belangrijke schakel in het onderzoek naar sanering. Daar waar adsorptie zeer moeilijk te beïnvloeden is, is de natuurlijke afbraak door bacteriën wel te beïnvloeden. Factoren als temperatuur, zuurgraad en zuurstofgehalte zijn van groot belang voor de activiteit van deze bacteriën.

Hassanizadeh en zijn collega's proberen hun computermodellen steeds verder te verbeteren met de resultaten uit het laboratorium. Met betere labresultaten en betere computerresultaten maken ze hun theorieën over de stroming van stoffen in de ondergrond weer sterker. Hassanizadeh wil er op den duur mee de boer op. Bodemsaneerders, overheden, drinkwaterbedrijven, allen moeten ze in de toekomst op een meer wetenschappelijk gefundeerde wijze hun activiteiten in de ondergrond uitvoeren. Er zijn op dit moment naar schatting alleen al 600.000 mogelijk vervuilde locaties aangewezen waarvan 10 procent zeker gesaneerd moet worden. Veel bedrijven zijn dus bezig met saneren. En met elkaar kom je verder, zegt de hydrogeoloog. De praktijk kan de wetenschap helpen het inzicht in de bodemprocessen te vergroten.

Rivierwater

Omdat het gebruik van fossiele brandstoffen voorlopig wel niet zal afnemen, wordt overal ter wereld gezocht naar methoden om het vrijkomende broeikasgas kooldioxide op te slaan. Volgens fysisch geograaf en hydroloog dr. Wladimir Bleuten wordt daarbij één categorie opslagplaatsen stelselmatig over het hoofd gezien en wel 's werelds veengebieden. Hun aantal kan groeien door rivieren juist niet in te dammen. Hij ziet het in Siberië.

In de zomer zwermen de muggen er in dichte wolken rond je hoofd en is het een hele toer om een droog plekje van twee bij twee voor je tentje te vinden; in de winter daalt de temperatuur er moeiteloos tot onder de 30 graden. Welkom in het stroomgebied van de Siberische rivier de Ob, het gebied van pakweg twee miljoen vierkante kilometer waar Wladimir Bleuten en aio Wiebe Borren de hydrologie van het hoogveen bestuderen.

Bleuten: "In dit gebied waar rivieren nog ongestoord hun gang kunnen gaan, hebben zich sinds de laatste ijstijd enorme veenpakketten gevormd, met op sommige plaatsen een dikte van zo'n elf meter. Op de keper beschouwd bestaat veen vooral uit dode planten en zolang dat veen daar ongestoord blijft liggen, komt het kooldioxide dat die planten hebben opgenomen, dus niet in de atmosfeer terecht. Naar schatting ligt ongeveer vijf procent van de totale hoeveelheid kooldioxide op aarde in veenlagen opgeslagen. In zekere zin is dat natuurlijk een tijdbom, want als een deel van die gebieden droog zou vallen, bijvoorbeeld door het indijken van de rivieren, zou het veen aan de lucht gaan oxyderen, waardoor de kooldioxide in de atmosfeer terecht zou komen. Maar je kunt ook de andere kant op redeneren. Als we een deel van de in het verleden drooggemaakte gebieden weer aan het water teruggeven, gaat het veen daar weer groeien. Dat is niet alleen uit het oogpunt van natuurbehoud van belang, het is ook een goedkope en effectieve manier om een deel van de uitstoot van kooldioxide weg te vangen, effectiever dan het aanplanten van bossen, want dat is uitstel van executie. Bomen nemen weliswaar ook kooldioxide op, maar als ze doodgaan en ze worden verbrand of ze rotten weg, dan komt het weer vrij."

Droge gebieden teruggeven aan het water dus, maar of dat ook werkelijk tot het beoogde resultaat leidt is onduidelijk, want over de relatie tussen hydrologie en veenvorming is nog maar weinig bekend. Vandaar het enthousiasme van de Utrechtse hydrologen toen ze met het stroomgebied van de Ob een immense proeftuin in de schoot geworpen kregen voor het modelleren van de veengroei en de kooldioxidecyclus in waterrijke gebieden. Borren: "Er zijn wel al modellen die laten zien hoe veen zich op één bepaalde plek ontwikkelt, maar om een heel gebied in een model te simuleren, moet je rekening houden met de hydrologie in dat gebied en dat is nog niet eerder gebeurd. Wij zijn nu zo'n model aan het bouwen en we willen dat toetsen door te bekijken of het de ontwikkelingen in het gebied van de Ob in de laatste 10.000 jaar adequaat beschrijft. Een belangrijk onderdeel van ons onderzoek bestaat uit het nemen van bodemmonsters, die ons inzicht moeten geven in de geschiedenis van het gebied. Daarmee kunnen we ons model zowel ijken als verfijnen, zodat we het straks ook elders in de wereld, waar plannen zijn om het veen te laten terugkeren, kunnen gebruiken."

Borren en Bleuten - de laatste werd vorige maand door de Yugra universiteit in Khanty-Mansyisk benoemd tot deeltijdhoogleraar - bezoeken het gebied een paar keer per jaar. Wiebe: "We doen dat altijd samen met collega's uit Tomsk en Khanty-Mansyisk, die ook voor het vervoer zorgen. In de winter gaan we met rupsvoertuigen, in de zomer als het even kan met helikopters. Het is enorm fascinerend om een gebied in te trekken, waar voor je gevoel nog nooit mensen geweest zijn. Maar het moet je wel liggen, want van comfort is geen sprake. 's Zomers word je gek van de muggen en kruip je met lieslaarzen in je slaapzak; 's winters ben je blij als je 's avonds na een dag van min 36 graden in een hutje voor een houtvuur zit. Maar op een mooie zomeravond samen met Russen voor je tent zitten en in de eindeloze verte staren, terwijl er gekookt wordt op open vuren, dat is een ongelofelijke ervaring."

Nederland waterland

Grondwaterpeil

"In 1998 startten in de gemeente Haarlemmermeer de voorbereidingen voor de bouw van de Vinexwijk Getsewoud. Om de grondwaterspiegel omlaag te krijgen en ter aankleding van de wijk, werd begonnen met het graven van vijvers in het gebied, maar de opwaartse druk van het grondwater was zo sterk dat de vijverbodems op verschillende plaatsen openbarstten. Gevolg was een forse overstroming. Om het probleem op te lossen zijn de vijvers toen volgestort met hoogovenslakken die zorgden voor extreem basisch water. Het gevolg: een enorme verontreiniging en massale vissterfte. De schade bedroeg ongeveer 40 miljoen euro."

Hoogleraar hydrologie Marc Bierkens vertelt het verhaal met een mengeling van verbazing en verontwaardiging. Verbazing over het feit dat zo'n kostbare blunder nooit de landelijke media heeft gehaald; verontwaardiging omdat de gemeente Haarlemmermeer vooraf geen gedegen hydrologisch advies had ingewonnen, want dan was de zaak volgens hem nooit op deze knullige manier aangepakt.

Het drama in de Haarlemmermeer was een gevolg van twee elkaar versterkende ontwikkelingen: de stijging van de zeespiegel en de daling van de bodem in west Nederland. Bierkens: "De zeespiegelstijging is van recente datum, maar de daling van de bodem is al in de middeleeuwen ingezet, toen men de uitgestrekte veengebieden is gaan ontginnen en land is gaan inpolderen. Daarbij werd water weggepompt en het veen werd afgegraven of verdween op natuurlijke wijze. Het gevolg is dat het westen van ons land, dat rond 1500 nog in zijn geheel boven de zeespiegel lag, nu tussen 1 en 8 meter onder NAP ligt."

De combinatie van zeespiegelstijging en maaivelddaling heeft in toenemende mate gevolgen voor de waterhuishouding in het westen van ons land, aldus Bierkens. "Om te beginnen is als gevolg van de daling van de bodem de kwel - het water dat van onderen binnendringt - sterk toegenomen. Omdat het 's winters ook nog meer is gaan regenen, moet er dus veel meer water worden afgevoerd dan vroeger. Water dat vanwege de stijgende zeespiegel ook nog eens steeds hoger moet worden opgepompt om het weg te krijgen. Dat levert alles bij elkaar een enorme kostenstijging op, zeker als je in zo'n gebied wilt gaan bouwen.

"Daar komt bij dat de grens tussen zoet en zout grondwater als gevolg van de stijgende zeespiegel steeds hoger is komen te liggen. In tijden van droogte komt in laaggelegen polders bijvoorbeeld steeds vaker brak grondwater aan de oppervlakte. In de droge zomer van 2003 was het water in de sloten zo zout geworden dat het voor het vee en de landbouwers niet meer bruikbaar was. Omdat ook de Hollandse IJssel als gevolg van het binnendringende zeewater brak was geworden, moest er water uit het IJsselmeer via de Amstel naar het Rijnland worden gevoerd. Dat was nog nooit eerder vertoond."

Bierkens vreest dat dit soort problemen onder invloed van de klimaatverandering de komende jaren alleen nog maar groter worden. "Iedereen heeft tegenwoordig de mond vol over het overstromingsgevaar en de kans dat half Nederland onder water loopt, maar voor mijn gevoel is de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater en de instabiliteit van de bodem in het westen net zo'n groot probleem. Hoge dijken bouwen kunnen we wel, de zee houden we wel buiten. De problemen binnen de dijken zijn minder levensbedreigend, maar daardoor niet minder belangrijk."

Het grondwater laag houden door meer sloten te graven zal naar de mening van de Utrechtse hydroloog op de lange termijn geen soelaas bieden. "Het maaiveld blijft zakken, en het grondwaterpeil wordt dus weer ondieper. Dat schiet niet op. Naar mijn mening is de enige structurele oplossing om meer ruimte te bieden aan het water en te accepteren dat we op een aantal plekken niet meer kunnen bouwen. Het is onvermijdelijk dat we gedeelten van Nederland omvormen tot wetlands. Dan gaat het veen misschien weer groeien en stijgt het maaiveld mee met de zeespiegel."

Om een deugdelijke afweging te kunnen maken over bouwlocaties, zouden planologen veel meer dan nu gebeurt ook de snel stijgende kosten van het waterbeheer in hun plannen moeten betrekken, vindt Bierkens. Om die reden pleit hij al enige tijd voor een hydrologisch planbureau dat de cruciale rol van water in de ruimtelijke ordening op waarde weet te schatten. "Op dit moment speelt het hydrologisch systeem bij beleidsbeslissingen over de inrichting van Nederland geen enkele rol, terwijl het voor een zinnig en betaalbaar ruimtelijk beleid natuurlijk juist randvoorwaardenscheppend zou moeten zijn. Maar ja, de vernatting van west Nederland is een sluipend proces, dat helaas nog steeds niet hoog op de agenda van beleidsmakers staat."

Hemelwater

De dorpskern van Cabauw ligt er vanochtend vredig bij. Aan weerszijden van de Lopiker Wetering dommelen oude boerderijen in deze uithoek van de provincie Utrecht, waar Hanneke Schuurmans haar Renault Clio soepel over de smalle dijkweg stuurt. Even later draait ze een betonweg op, die diep de weilanden invoert. Waar die weg vlak bij een romantische wipwatermolen ophoudt, zet zij de motor uit. Een oorverdovende stilte neemt bezit van de omgeving. Terwijl ze haar jas dichtknoopt, zucht de rossige assistent in opleiding genietend. "Geweldig toch dat dit bij je werk hoort?"

Schuurmans is het hele stuk komen rijden om de stand op te nemen van één van de dertig regenmeters, die zij ruim een jaar geleden in de Lopikerwaard heeft geïnstalleerd. Zoveel regenmeters in een gebied van vijftien vierkante kilometer is uniek in de wereld, maar dat grote aantal is nodig om meer inzicht te krijgen in de ruimtelijke verdeling van de hoeveelheid regenwater tijdens een regenbui op kleine schaal. Het KNMI beschikt weliswaar over gedetailleerde radarbeelden van regenbuien, maar het ontbreekt nog aan kennis om die beelden per gebiedje te 'vertalen' in de exacte hoeveelheid daar gevallen neerslag. Door de gegevens van haar dertig regenmeters te confronteren met die radarbeelden hoopt Schuurmans een methode te kunnen ontwikkelen om op basis van radarbeelden en regenmeters de hoeveelheid gevallen neerslag in een gebied van 25 bij 25 meter te berekenen. Op dit moment kan het KNMI slechts kijken naar de regenverdeling van een gebied van 2,5 bij 2,5 kilometer. Schuurmans: "Dat zijn de beelden die wij elke avond zien bij het weerpraatje. Leuk voor leken, om te zien waar het meer en minder regent, maar hydrologen hebben voor hun modellen veel gedetailleerder informatie nodig."

Als Schuurmans in haar opzet slaagt, zou daarmee weer een stap zijn gezet op de lange weg naar het uiteindelijke ideaal van de leider van het onderzoek, hoogleraar Marc Bierkens. Dat ideaal is een hydrologisch model dat op basis van de weersverwachting een prognose kan geven van de grondwaterstand, het bodemvochtgehalte en de bodemtemperatuur voor een periode van pakweg drie maanden. Het ontwerpen van zo'n model is één van de doelstellingen van het hydrologisch onderzoek dat we aan de Utrechtse faculteit Geowetenschappen in samenwerking met TNO-NITG doen, vertelt Bierkens.

"Wij proberen het hydrologisch systeem te leren begrijpen. Tot dat systeem behoort alle water tot een diepte van een paar honderd meter. Om het systeem te simuleren gebruiken we - net als meteorologen voor het klimaatsysteem - computermodellen. Een belangrijk doel van ons onderzoek is om de hydrologische kennis te leveren die nodig is om die modellen te kunnen opstellen en verfijnen. Voor tal van instanties is het van groot belang om inzicht te hebben in het gedrag van het hydrologisch systeem en de impact erop van zaken als klimaatverandering, milieuverontreiniging en de verandering van het landgebruik. Daar maak je niet alleen boeren blij mee, maar vooral ook beleidsambtenaren die belast zijn met het waterbeheer."

Meteen na aankomst loopt Schuurmans het veld in om met behulp van een meegebrachte laptop de meter af te lezen. Dan is het tijd voor koffie 'op zijn veldwerks', in een meegebrachte thermoskan, en vanwege de koude maar liever in de auto. "Voordat ik begon, had ik nog van die romantische gedachten over veldwerk", zegt Schuurmans met een brede grijns. "Ik zag het al helemaal voor me: lekker fluitend op mijn fietsje mijn meters aflezen. Nou, vergeet het maar. Zelfs met de auto is het hard werken om ze allemaal op een dag af te werken. Het lijkt soms wel een krantenwijk. Je weet bovendien nooit wat je tegenkomt. Ik maak elke maand een rondje en altijd is er wel een meter gesneuveld, omdat een koe hem omver heeft gelopen of omdat een boer hem even heeft weggehaald omdat hij moest maaien. Aardige lui hoor, die boeren maar ze hebben niet allemaal evenveel gevoel voor wat ik aan het doen ben. Laatst was het weer zover. Had een boer zo'n meter op zijn kant gelegd. Toen ik bij hem ging klagen, zei hij: 'Ach meid, maak je niet zo druk. Schrijf maar op dat er ongeveer 70 millimeter is gevallen, dan kun je er nooit ver naast zitten'."

Een eredoctoraat voor Mister High Field MRI

Een fysicus die van een ingenieur een eredoctoraat in de geneeskunde krijgt uitgereikt. Nog niet zo lang geleden was dat ondenkbaar geweest, maar ook in de eerbiedwaardige medische wetenschap gaan de ontwikkelingen razendsnel. Geen ziekenhuis in de westerse wereld of het bezit tegenwoordig een of meer MRI (magnetische resonantie imaging)-scanners, die dankzij de gedetailleerde beelden van de weke delen van het lichaam die zij opleveren, veel pijnlijk intern onderzoek overbodig hebben gemaakt.

Al in 1895 was het dankzij het gebruik van röntgenstraling mogelijk geworden om het skelet op foto's zichtbaar te maken. Rond 1970 ontdekte de Amerikaanse onderzoeker Raymond Damadian dat de weke delen van het lichaam op een vergelijkbare manier afgebeeld konden worden, namelijk door er magnetische velden op los te laten. Omdat verschillende weefsels op een verschillende manier op de magnetische straling reageren, kon MRI onder meer tumorweefsels zichtbaar maken, die tot op dat moment niet ontdekt konden worden. En in tegenstelling tot de röntgenstraling was MRI nog onschadelijk ook.

Rond 1980 verschenen de eerste MRI-scanners in het ziekenhuis, maar zoals wij nu lachen om de computers uit die tijd, zo meewarig kijken de huidige artsen naar de toenmalige MRI-apparaten, die met een veldsterkte van 0,2 tesla een voor huidige begrippen maar zeer vage afbeelding van het lichaam produceerden. Net als in de ICT-wereld zijn de ontwikkelingen echter ook op het vlak van de beeldverwerking snel gegaan. En volgens de Utrechtse hoogleraar medische beeldverwerking Max Viergever is de 55-jarige Kamil Ugurbil een van de pioniers op dat gebied geweest.

"Ugurbil werkt al sinds 1982 aan de Universiteit van Minnesota, waar hij het Centre for Magnetic Resonance Research heeft opgericht. In feite is dat centrum redelijk vergelijkbaar met ons Utrechtse Centrum voor Beeldverwerking. Het verschil is alleen dat Ugurbil in Minneapolis de meest geavanceerde apparatuur ter wereld heeft staan. Terwijl wij in Utrecht al blij zijn met het feit dat een van onze zes scanners een veldsterkte heeft van 3 Tesla, kon Ugurbil al in 2000 over een apparaat van 7 Tesla beschikken.

"Wij hopen in Utrecht nu ook één scanner van 7 Tesla te krijgen voor humaan onderzoek, terwijl in het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium zelfs een apparaat van 9.4 Tesla komt voor dierexperimenteel onderzoek. Maar lang zullen we niet op Ugurbil voor liggen. Op dit moment is hij op uitnodiging van de Duitse overheid bezig met het opzetten van een nieuw onderzoekscentrum in Tübingen. Daar komt een scanner van 9,4 Tesla voor humaan onderzoek en een van 16,4 Tesla voor studies met proefdieren. De prijs? Ga maar uit van een miljoen euro per Tesla."

Hoewel Ugurbil van huis uit een fysicus is, waarschuwt Viergever ervoor om diens werk af te doen als dat van een capabele constructeur. "Het is één ding om zulke geavanceerde apparaten te ontwerpen, maar het is iets anders om er baanbrekend onderzoek mee te verrichten, en dat is de belangrijkste verdienste van Ugurbil. Bovendien heeft hij naast zijn werk op het gebied van de imaging ook voor belangrijke doorbraken gezorgd op het gebied van de spectroscopie door middel van magnetische resonantie. Die technologie maakt het mogelijk om op een heel gedetailleerde manier de biochemische samenstelling van weefsels te bepalen"

De belangrijkste activiteit van de nieuwe Utrechtse eredoctor is volgens Viergever echter diens werk aan de zuurstofhuishouding van de hersenen. "Dankij dat onderzoek is het nu voor het eerst mogelijk om uiterst subtiele veranderingen in de neuronale activiteit in delen van de hersenen zichtbaar te maken. Zulke veranderingen zijn heel vroegtijdige signalen voor het ontstaan van ziektes zoals Parkinson, multiple sclerose of Alzheimer. Er moet nog veel werk worden verzet voordat we de beelden echt goed kunnen interpreteren, maar als we daarin slagen, dan is er goede hoop dat we de genoemde ziektes al in een zo vroeg stadium kunnen opsporen dat een preventieve behandeling effect heeft. Alleen al voor die ontdekking is het wat mij betreft meer dan terecht dat Mr. High Field MRI een eredoctoraat krijgt."

Rolstoelbasketbal op topniveau

Drie studentes en hun topsport

Na goede resultaten van de rolstoelbasketbalsters op toernooien voorafgaand aan de spelen, waren de verwachtingen hoog gespannen. "Die medaille zat er echt in", pedagogiekstudente Fleur Pieterse (26) is er maanden later nog steeds van overtuigd. "We hadden zo hard getraind. Maar we verloren van Engeland waar we nooit van verliezen." Het was treurig vindt ook de 24-jarige psychologiestudente Carina Versloot. "Maar we hadden ook wel pech. We hebben geen wedstrijd dik verloren." Pieterse vond het 'supercool' in Athene. "Je krijgt overal cadeautjes en iedereen vraagt je handtekening. Je bent even heel belangrijk."

Veel minder belangrijk bleken ze voor hun eigen universiteit. Na de spelen werden de drie internationals uitgenodigd voor een huldiging in Utrecht. De olympische sporters van de universiteit werden het podium opgeroepen. "Roos en ik keken elkaar aan: nu zijn wij aan de beurt", vertelt Pieterse. Maar helaas de studentes waren als inwoners van Utrecht uitgenodigd door de gemeente. Voor de universiteit waren ze volkomen onbekend. Treurig vonden ze ook de geringe media-aandacht. "Alleen een suf half uurtje BNN elke dag", zegt letterenstudente Roos Overbaan (25). "Dat programma ging meer over de handicap van de sporter dan over de sport zelf." De basketbalsters willen als sporter serieus worden genomen, want het rolstoelbasketbal is, zegt Fleur, toch een zeer attractieve, zeker niet zachtzinnige sport. De spelers sparen elkaar niet. Stoelen botsen regelmatig keihard tegen elkaar, spelers kletteren op de grond.

De drie zijn tijdens hun revalidatie in aanraking gekomen met rolstoelbasketbal. Sporten werd toen enorm gestimuleerd. Roos deed in haar jeugd aan wedstrijdzwemmen. "Ik was nooit zo fanatiek. Mijn omgeving moet er wel om lachen dat ik opeens naar de Olympische Spelen ging. Vroeger moest ik vaak rustig aan doen vanwege mijn rug. Daar hoef ik nu geen rekening mee te houden."

Carina is een voormalig turnster. Ze brak haar rug bij het sporten. "Ik ben eigenlijk helemaal geen teamsporter. In het revalidatiecentrum heb ik basketbal gekozen en daar ben ik bij gebleven. Het is toch wel gezellig om niet steeds in je eentje naar wedstrijden te moeten."

Fleur was een tennisster die boven de massa uitstak. Ondanks de grote Nederlandse successen in het rolstoeltennis heeft ze voor een andere sport gekozen. "Tennis hoort voor mij bij mijn valide periode. Ik doe het nu niet, want met rolstoeltennis haal ik nooit het niveau dat ik als valide sporter heb gehaald. In Athene ben ik wel bij het tennissen gaan kijken. Toen dacht ik woo dat wil ik toch wel een keer proberen."

Voorlopig speelt ze in Nederland nog in een gemengde competitie. De duels onder de basket zijn snoeihard. Zeker omdat de mannen van de tegenstander er niet op zitten te wachten om afgetroefd te worden door een vrouw. Sommige clubs zetten vrouwen in omdat die minder zwaar tellen. (zie kader). Voor Fleur geldt dat niet. Die zit in het team om de bal te veroveren.

Maar of rolstoelbasketbal een topsport is, wordt door de speelsters betwijfeld. Semi-topsport zegt Carina. "De rolstoeltennissers hebben een dagtaak aan hun sport. Die verdienen hun geld er mee. Bij ons heeft iedereen er een baan naast." Ook is er te weinig concurrentie, vindt Roos. De drie studentes beoefenen de sport nog geen vijf jaar en zitten nu al aan de nationale top. Wanneer de ploeg zich kwalificeert, kunnen ze nog een paar keer naar de Olympische Spelen. Naar Peking over drie jaar misschien.

KADER

14 punten

Om de sport eerlijk te houden, wordt de handicap van de individuele rolstoelbasketballers door een officiële commissie gekwalificeerd op een schaal van 1 tot 4,5. De zwaarst gehandicapte speler krijgt 1 punt. Een team van vijf spelers mag maximaal 14 punten tellen. In de Nederlandse gemengde competitie mogen vrouwen een punt van hun score aftrekken. In de Nederlandse competitie mag je ook zonder handicap aan een wedstrijd rolstoelbasketbal meedoen. Internationaal is dat niet toegestaan.

Samenzweringstheorieën zijn nooit waar!

De Da Vinci Code van Dan Brown:

De één vindt het een boek met de diepgang van een soepbord. De ander ziet er een adembenemende thriller in. Voor een derde heeft het geleid tot religieuze ontluistering en zelfs afvalligheid. Hoe er ook over de Da Vinci Code van auteur Dan Brown wordt gedacht, feit is dat het met afstand het meest verkochte, gelezen en bediscussieerde boek van 2004 is. Nog steeds staat het tweede op de Nederlandse bestsellerlijst. Wereldwijd zijn er 25 miljoen exemplaren, in veertig talen, verkocht. Aan de vooravond van Pasen inventariseert het Ublad enkele reacties.

'Iedereen is dol op samenzweringen', schrijft Brown op pagina 164 van de Da Vinci Code. Die leidraad moet ook hebben gegolden bij het schrijven van dit boek, een kruising van Crime Scene Investigation en van Indiana Jones-achtige complottheorieën, compleet met tot de verbeelding sprekende ingrediënten als gnostiek, pentagrammen, Tempeliers, vrijmetselaars en Opus Dei.

De hype rondom het boek komt aardig in de buurt van de Harry Potter-gekte, met als belangrijkste verschil dat er dit keer geen kinderen bij betrokken zijn, maar religie-geïnteresseerden. Vorige week nog 'excommuniceerde' een Italiaanse kardinaal het boek als zijnde 'godslasterlijk, verrot fruit'. En het Instituut voor Theologische Vorming 'Luce' van de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht wijdde eind februari een heus symposium aan deze 'theologische thriller'.

De Da Vinci Code is gebaseerd op het boek 'The Holy Blood and the Holy Grail' uit 1982 van de Engels journalisten Michael Baigent, Richard Leigh en Henry Lincoln. Dat boek handelt over de geheime, invloedrijke 'Priorij van Sion', waarvan de kunstschilder Leonardo da Vinci één van de grootmeesters zou zijn geweest. Die Priorij zou beschikken over bewijsmateriaal voor het feit dat Jezus gehuwd zou zijn geweest met Maria Magdalena, sterker nog: dat ze samen een dochter, genaamd Sara, hebben gehad. Niet Petrus, maar Maria Magdalena zou door Jezus aangewezen zijn als 'rots' om de kerk op te bouwen, als het 'vrouwelijk goddelijke'. Da Vinci zou in zijn werk, met name in het fresco Het Laatste Avondmaal, allerlei toespelingen op dit Maria Magdalena-verhaal hebben gemaakt.

Brown ontleent aan deze theorie met name de stelling dat de kerk, die zich ten tijde van de Romeinse keizer Constantijn nog als instituut moest vestigen, voor dat doel een goddelijke Jezus nodig had. Zijn huwelijk en zijn dochter moesten daarom verdoezeld worden, omdat de menselijke driften van Jezus zich moeilijk lieten combineren met diens beoogde goddelijke status. Door Maria Magdalena te diskwalificeren als prostituee, werd de vrouw uit de christelijke religie verbannen. De Pirorij van Sion bewaarde dit geheim, waarnaar velen onder de naam Graal op zoek waren. De Graal is in die optiek niet, zoals algemeen verondersteld, de drinkbeker die Jezus tijdens het laatste avondmaal gebruikte, maar een aantal geheime documenten van de Priorij, waaronder een stamboom van de nakomelingen van Jezus en Maria Magdalena. De Priorij zou op het punt staan deze documenten openbaar te maken, maar de Rooms Katholieke beweging Opus Dei is er, namens het Vaticaan, als de kippen bij om daar een stokje voor te steken en deinst daarbij niet terug voor geweld. Ziedaar de plot van Browns boek.

Twee belangrijke vragen die door het boek van Brown worden opgeworpen luiden: heeft de kerk ons al die jaren voor het lapje gehouden? En: zou de vrouw een belangrijkere rol in de kerk moeten spelen dan diezelfde kerk ons tot nog toe heeft doen geloven?

Dr. Esther de Boer promoveerde op het zogeheten Evangelie van Maria. Tijdens de bijeenkomst van Luce maakte zij duidelijk dat een belangrijk uitgangspunt moet zijn dat het boek van Dan Brown als fictie bedoeld is. De auteur heeft weliswaar historisch onderzoek gedaan en zich met name verdiept in publicaties die zijn losgekomen na vondsten van geschriften in Egypte, die het Evangelie van Thomas aan het licht hebben gebracht, maar ook het half bewaard gebleven Evangelie naar Maria. Maar Brown heeft die 'historische feiten' wel vervormd, overdreven en vooral verstrooid in een compleet verzonnen verhaal. Dat Brown het beeld van Maria Magdelena als 'hoer' afwijst, is terecht, maar om haar als priesteres van de godin of 'rots waarop de kerk gebouwd wordt' neer te zetten, voert te ver.

Maria Magdalena is meer dan een toevallige passant in het levensverhaal van Jezus. Maar dat blijkt ook al uit de bijbel zelf: volgens het evangelie van Marcus 'volgde en diende' ze Jezus, en dat zijn precies de activiteiten van een 'discipel'. Jezus was dus niet alleen omringd door twaalf apostelen, maar ook door vrouwelijke leerlingen. Eén van die vrouwen, Maria Magdalena, is zelfs getuige en verkondiger van de opstanding van Jezus. En inderdaad, aldus De Boer, niet als verkondigster van de opstanding heeft de kerk haar geboekstaafd, maar als 'de verbeelding van het belangrijkste dogma van de kerk: die van zonde en vergeving'. Maar om nu te beweren dat ze getrouwd geweest was en een dochtertje had.

Dr. Reender Kranenborg, hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit, ging tijdens de bijeenkomst van Luce nog een stapje verder: Brown baseert zich volgens hem op boeken uit een 'subcultuur' die door de professionele historici en theologen rigoreus terzijde worden geschoven - boeken over Atlantis, UFO's en andere esoterie. 'Samenzweeringsliteratuur' en zelfs 'relipulp', noemt Kranenborg het. De Da Vinci Code zou het zo goed doen omdat "de tijd van de grote verhalen over het christendom voorbij is." Er is behoefte aan een nieuw, meer aansprekend en bijdetijds verhaal. Niet dat Brown dat levert, maar hij levert wel ingrediënten voor het verhaal dat mensen voor zichzelf maken - Brown als schap in de reli-supermarkt.

Spannende fictie, maar toch ook gevaarlijk, vindt Kranenborg. Bijvoorbeeld door het beeld dat Brown neerzet van het Vaticaan. "Hij beschuldigt het ervan voortdurend allerlei besluiten en maatregelen genomen te hebben die de ware religie er onder hielden. Het zijn valse beschuldigingen, maar als ze eenmaal zijn uitgesproken denkt iedereen: er zal toch wel iets van waar zijn."

Inderdaad; Iedereen is dol op samenzweringen. Alleen: samenzweringstheorieën zijn, in de visie van Kranenborg, nooit waar.

Drie studenten over de Da Vinci Code

'Driekwart van wat er in het boek staat is volslagen nonsens'

Een spannend verhaal tegen een mysterieuze historische achtergrond, het hoeft geen betoog dat de Da Vinci Code onder studenten een hit is. Maar zijn zij na lezing nog steeds zo enthousiast? Het Ublad nodigde drie studenten uit voor een gesprek. Ondanks hun bezwaren, vinden zij het alle drie een aanrader. "Ik vind het niet zo dramatisch als mensen door dit boek aan de waarheid van de Bijbel gaan twijfelen."

Erik Hardeman

Is de Da Vinci Code een goed boek?

Sjors: "Ik vond het een origineel en spannend boek dat je in één ruk uitleest. Het enige nadeel is dat het op een nogal omslachtige soap-achtige manier is geschreven, met telkens weer een cliffhanger om je aandacht vast te houden. Wat mij betreft had het wel een stukje korter mogen zijn."

Jan: "Dat klopt, maar verder is het minstens zo spannend als het Bernini Mysterie en het Juvenalis Dilemma, twee eerdere boeken van Brown."

Esther: "Ik heb de Da Vinci Code ook met plezier gelezen, maar ik vond het wel typisch zo'n gemakkelijk geschreven boek dat je even in het weekend wegleest. Brown gebruikt wel erg doorzichtige trucjes om je aandacht erbij te houden."

S: "Het einde vond ik trouwens nogal tegenvallen. Je hoopt dat er na al die suggesties over geheimzinnige machinaties in de katholieke kerk een tipje van de sluier wordt opgelicht, bijvoorbeeld over de oorlog tussen de Tempeliers en het Vaticaan, maar uiteindelijk blijkt de plot vrij simplistisch te zijn."

J: "Bovendien zitten er behoorlijk wat ongeloofwaardige elementen in het verhaal. Neem die vrouw die de hoofdrol speelt, die blijkt dan opeens nog een broer te hebben."

E: "Ja inderdaad, en dat wordt dan ook nog maar in één piepklein hoofdstukje uitgelegd."

J: "Ergens schrijft Brown: voor Robert Langdon (de hoofdpersoon in het boek, e.h.) vielen opeens alle stukken op hun plaats. Nou, dat had ik helemaal niet. Dat had ik bij voorbeeld wel bij De Aanslag van Mulisch. Daar kwamen op de laatste bladzij twee mensen elkaar tegen en dacht je opeens: o, zo zit het dus. Hier is daar geen sprake van."

S: "In feite komt het slot gewoon uit de lucht vallen."

E: "Maar daar staat tegenover dat hij er wel goed de spanning in houdt. Neem die Engelsman, Sir Hoe-heet-hij-ook-weer. Die blijkt op het laatst ook tegen ze te zijn, terwijl je dat in het begin helemaal niet door hebt."

S: "Dat was inderdaad mooi uitgewerkt, want het bleef heel lang onduidelijk dat die Sir de kwade genius was, terwijl dat achteraf gezien toch eigenlijk heel logisch was."

J: "Toch is dit verhaal bij mij veel minder blijven hangen dan het Bernini Mysterie. Er wordt in dit boek te veel met kennis gegoocheld. Brown moet telkens weer even laten zien hoeveel hij weet en hoeveel research hij wel niet gedaan heeft. Daar werd ik op een gegeven moment helemaal gek van."

Is wat in de Da Vinci Code staat waar?

J: "Ik heb het boek vooral gelezen als een spannend boek voor in het weekend. En dat is maar goed ook, want inmiddels heb ik begrepen dat wat Brown er allemaal bij haalt, voor een groot deel op leugens berust. Dat Maria Magdalena met Jezus getrouwd zou zijn, dat is gewoon onmogelijk."

S: "Dat is jouw aanname. Ik weet niet hoe wetenschappelijk de beweringen van Brown zijn, maar ik vind het heel interessant om over zijn versie van de bijbelse geschiedenis na te denken. Zijn stelling dat op het Laatste Avondmaal van Da Vinci niet de apostel Johannes maar Maria Magdalena naast Jezus zou zijn afgebeeld, lijkt me best plausibel. Of het waar is, weet ik niet, maar ik vind dat zulke vragen in dit boek op een heel interessante manier naar voren komen."

E: "Wat ik vreemd vind, is dat hij in zijn voorwoord zegt dat alles op waarheid berust, de feiten zijn waarheidsgetrouw terwijl daar toch heel veel discussie over schijnt te zijn. Dan denk ik: vertel er dan wat meer over en pik er niet alleen de dingen uit die je voor je verhaal nodig hebt."

J: "Ik denk persoonlijk dat driekwart van wat er in dat boek staat volslagen nonsens is."

S: "Maar is dat een probleem? In hoeverre zijn de verhalen in de Bijbel wel waar? Neem de suggestie van Brown dat Maria Magdalena getrouwd was met Jezus en dat ze een kind hadden. Waarom zou dat niet zo zijn geweest? Maar voor de Kerk was dat natuurlijk onpraktisch en dus vertelt de Bijbel een ander verhaal."

E: "Ik vraag me af of men in die tijd echt zo dacht: dat kind van Jezus is zo lastig, nou, dan laten we dat kind in de vier evangeliën gewoon weg."

J: "Geloofstechnisch kan het helemaal niet, want als Jezus getrouwd was geweest, zou hij meer van één iemand hebben gehouden dan van de rest. Dat is in tegenspraak met de christelijke boodschap."

S: "Precies, en daarom hebben de auteurs van het Nieuwe Testament het dus uit de Bijbel weggelaten. Jullie gaan uit van de goedheid van de mensen die het geloof opgebouwd hebben. Ik ben liever wat minder naïef. Ik kan mij goed voorstellen dat de boeken van het Nieuwe Testament zijn geschreven om het nieuwe geloof zo goed mogelijk aan de man te brengen. En ja, dan kun je het niet altijd even nauw met de waarheid nemen."

J: "Maar in de Da Vinci Code worden door gerespecteerde organisaties als Opus Dei en de Priorij van Sion gewoon moorden gepleegd. Denk jij echt dat dat realistisch is?"

S: "Is het realistisch dat Amerika zo maar andere landen binnenvalt om daar de macht te grijpen? Ook de katholieke kerk is een soort staat die uit is op macht. Waarom zou je je ogen daarvoor sluiten? Ik ben het alleen wel met je eens dat ik er meer bewijzen voor zou willen zien dan Brown geeft."

E: "Precies. Als zijn beweringen echt allemaal zo wetenschappelijk gefundeerd zijn, waarom heeft hij dan niet gewoon een wetenschappelijk boek geschreven? Dan bied je je opponenten de kans om er serieus op in te gaan."

S: "Dan had hij er niet zoveel aan verdiend."

Is de Da Vinci Code een gevaarlijk boek?

E: "Bij het lezen bekroop mij steeds meer de vraag wat er achter zou zitten, wat die Brown wil? Ik ben het met je eens dat het best wel interessant is om te onderzoeken wat voor waarheidselementen er in zijn boek zitten, maar het gevaar is dat mensen het klakkeloos geloven. Ik heb echt serieus mensen gehoord die zeggen: van dat hele ontstaan van het Christendom klopt niks, want in dat boek van de Da Vinci Code staat heel wat anders."

J: "Ik heb dat ook van studiegenoten gehoord. Het gevaar van dit boek is dat het zo toegankelijk is. Het wordt door rijp en groen gelezen, en veel mensen beschouwen het als de waarheid."

E: "Dat komt omdat Brown het zelf ook als waar presenteert, terwijl het maar helemaal de vraag is of dat zo is. Het vervelende is dat al die insinuaties wel lezers trekken. Dus is het logisch dat hij zijn mond houdt, want daardoor blijft hij zijn boek verkopen. Maar het gevaar is dat mensen die van niets weten, op een verkeerde manier worden voorgelicht. Ik ben bang dat lezers de historische feiten naar vandaag doortrekken en denken dat het nog steeds helemaal mis is in de kerk."

J: "Wat ik me afvraag is of die Brown eigenlijk wel bereid is om met zijn tegenstanders in discussie te gaan. Ik heb daar weinig over gehoord, terwijl ik wel vind dat dat zou moeten. Anders is het toch een beetje een zwaktebod. Of je zegt: ik heb die dingen alleen maar verzonnen om het verhaal een beetje spannender te maken. Of je staat er achter, maar dan kom je ook op een conferentie en verdedig je je tegen de kritiek."

S: "Ik geef toe dat Brown een eenzijdig beeld schetst, maar ik vind dat geen probleem. Ik vind het niet zo dramatisch als mensen door dit boek aan de waarheid van de Bijbel gaan twijfelen. Je kunt toch kritieken op het boek lezen en dan zelf je afweging maken?"

E: "Maar omdat het zo gemakkelijk is geschreven dat iedereen het voor Sinterklaas vraagt, gebeurt dat niet. Door deze aanpak krijgt de kerk geen serieuze kans om zich te verweren. Eigenlijk zou de kerk net zo'n boek moeten schrijven, maar dan een boek waarin de feiten wel kloppen."

S: "Maar de kerk heeft zich toch behoorlijk tegen dit boek afgezet. De discussie wordt van twee kanten fel gevoerd en zo hoort het ook."

J: "Misschien was het alleen beter geweest als de uitgever een andere flaptekst had geschreven. Nu staat er dat het gaat om een boek vol verrassende feiten over kunst, religie en geschiedenis. Daar had iets moeten staan als: vol inzichten, of voor mijn part vol verzinsels. De Da Vinci Code is een spannend boek, dat ik iedereen kan aanraden, maar een andere flaptekst had de lading beter gedekt."

'Ik denk, dus ik besta'

'De belangrijkste regel die ik bij mijn studies in acht heb genomen en die mij het meest geholpen heeft om kennis te verwerven, is altijd geweest om slechts zeer weinig uren per dag te besteden aan gedachten die de verbeelding bezighouden en slechts enkele uren per jaar aan gedachten die uitsluitend het verstand aangaan. Alle overige tijd heb ik besteed aan het verzetten van de zinnen en aan de ontspanning van de geest.'

Voor studenten die na een nachtje doorzakken de grootste moeite hebben om de volgende dag weer in de boeken te duiken, moeten dit troostrijke regels zijn. En dan te bedenken dat ze afkomstig zijn uit een brief van René Descartes. Voor de zeventiende eeuwse filosoof was leven min of meer identiek met denken, getuige althans zijn onsterfelijke uitspraak 'Ik denk, dus ik ben' (Cogito, ergo sum). "Descartes was bepaald geen toonbeeld van discipline", beaamt de Utrechtse hoogleraar Theo Verbeek met een glimlach. "Hij ging wel altijd enthousiast met nieuwe onderwerpen aan de slag, maar als hij alles had uitgezocht, kostte het hem vaak de grootste moeite om de zaak op papier te zetten. Als Constantijn Huygens en de Utrechtse hoogleraar Reneri hem niet voortdurend achter zijn vodden hadden gezeten, was zelfs het 'Discours de la méthode' wellicht nooit verschenen."

In dit boek uit 1637 reageerde Descartes op recente ontwikkelingen in de kosmologie en de fysica. Die suggereerden dat de wereld er wel eens heel anders uit zou kunnen zien dan de officiële, door de kerk gesanctioneerde wetenschap beweerde. Er was een puur mechanistische manier van verklaren in opkomst, die in de plaats kwam van op de Griekse filosoof Aristoteles teruggaande verklaringsmodellen, waarin alle materie tot op zekere hoogte bezield is. Descartes was één van de eersten die uit deze ontwikkeling consequenties trok voor de wijsbegeerte, stelt Verbeek. "Om die reden kun je hem beschouwen als de vader van de moderne filosofie, al moet je met zo'n term natuurlijk voorzichtig zijn. Maar feit is dat Descartes als één van de eerste denkers van zijn tijd begreep, dat de nieuwe fysica ook een nieuwe wijsbegeerte nodig maakte."

Centraal in die Cartesiaanse filosofie staat de zogeheten methodische twijfel. Verbeek: "Descartes zei dat je zo af en toe, al is het maar één keer in je leven, grote opruiming moet houden. Alles wat niet helemaal zeker is, moet je dan als onzeker verwerpen, je eigen bestaan, het bestaan van de wereld buiten jezelf en zelfs het bestaan van God. Als je dat doet, kom je uiteindelijk uit bij je bewustzijn (het cogito) als enige resterende zekerheid. Maar bewustzijn hebben, impliceert volgens Descartes bestaan ('cogito ergo sum'). En als je eenmaal zover bent, is het niet meer zo moeilijk om te bewijzen dat ook God en de werkelijkheid, zoals je hem waarneemt, echt bestaan."

Uitgangspunt van Descartes is dus dat kennis niet zozeer een kwestie is van ordening van de waarneming, als wel van het ontwikkelen van een theoretisch model. Dat model moet natuurlijk zelf volledig begrijpelijk zijn, wil het in staat zijn om ons bij het begrijpen van de werkelijkheid te helpen. Vandaar zijn grote interesse in de wiskunde als meest betrouwbare van alle wetenschappen. In dit 'moderne' recept voor theorievorming - dat tot op de dag van vandaag ten grondslag ligt aan de wetenschap - ligt voor Verbeek het blijvende belang van de Franse filosoof, die zich na een periode van veronachtzaming tegenwoordig weer volop mag verheugen in de belangstelling van historici van de filosofie.

Utrecht is één van de centra van het hedendaagse Descartes-onderzoek. In 1996 startte Verbeek hier een grootschalig project dat moet leiden tot een nieuwe, kritische editie van de uit bijna 800 brieven bestaande correspondentie van de Franse denker. Om de betekenis van die correspondentie op waarde te kunnen schatten, moeten we ons inleven in de zeventiende eeuw, waarin universiteiten nog niet die vooraanstaande positie in de maatschappij innamen, die ze tegenwoordig bekleden.

Verbeek: "Universiteiten waren opleidingsinstituten en hoogleraren werden nog vooral beschouwd als een hoger soort schoolmeesters, die nauwelijks meer status hadden dan bijvoorbeeld predikanten. Voor lieden van adel zoals Descartes, voor wie geld geen rol speelde, was het ondenkbaar dat zij een ambt zouden uitoefenen, ook al was dat dan het ambt van hoogleraar. Om hun opvattingen toch met die van andere filosofen te kunnen uitwisselen, schreven ze elkaar brieven, waarin ze hun ideeën nader toelichtten. Die brieven gingen vaak van hand tot hand en hadden dus een bijna publiek karakter."

De grote uitdaging voor de Utrechtse onderzoekers vormt het feit dat maar een klein deel van de achthonderd brieven in hun oorspronkelijke vorm bewaard zijn gebleven. Weliswaar hield Descartes, zoals toen gebruikelijk was, een register bij van kladversies van zijn brieven, maar in die versies blijft niet alleen de aanhef vrijwel altijd achterwege, maar worden namen bovendien alleen met initialen geschreven. Daar komt bij dat net in die tijd in Frankrijk een nieuwe kalender was ingevoerd, waarbij tien dagen waren overgeslagen, terwijl in Utrecht nog de oude kalender werd gehanteerd. Dat maakte met name de juiste datering van de uitgebreide correspondentie van Descartes met de Utrechtse hoogleraar Regius lastig. Zo ontdekte Erik-Jan Bos, een promovendus van Verbeek, dat vanwege de verwarring over de data tal van briefdelen in de zeventiende eeuw door eerdere uitgevers in de verkeerde volgorde aan elkaar waren geplakt.

Volgens Verbeek lijkt het reconstrueren van de correspondentie soms op het betere detectivewerk, maar inmiddels heeft die klus niet alleen tot een schat aan nieuwe inzichten geleid, maar zijn in diverse bibliotheken ook verschillende verloren gewaande brieven opgedoken. Over de persoon Descartes maken de brieven weinig duidelijk, want ook de auteur zelf beschouwde ze allereerst als wetenschappelijke publicaties, aldus Verbeek. "In feite weten we maar weinig over zijn leven. Hij arriveerde in 1629 op 33-jarige leeftijd in Amsterdam en verbleef onder meer in Franeker, Utrecht, Leiden, en Egmond. In 1649 is hij op uitnodiging van Koningin Christina naar Zweden vertrokken, waar hij in 1650 overleed."

Al met al heeft de Franse edelman dus een substantieel deel van zijn leven in ons land doorgebracht. Officieel was dat omdat hij hier meer rust had dan in Frankrijk, waar allerlei sociale verplichtingen hem van het werk hielden, maar Verbeek vermoedt dat zijn langdurig verblijf in ons land ook meer romantische achtergronden had. "Descartes was niet ongevoelig voor vrouwelijk schoon. Zeker is dat hij in 1634 een kind heeft verwekt bij een zekere Helena Jansz, de dienstmaagd van zijn toenmalige Amsterdamse gastheer. We hebben in de archieven het onomstotelijk bewijs gevonden dat hij haar later, voorzien van een bruidsschat, heeft uitgehuwelijkt aan de minderjarige zoon van een herbergier in Egmond, want een edelman kon natuurlijk niet met een dienstmaagd trouwen. Zij zal toen weer zwanger zijn geweest en het is dus heel goed denkbaar dat hij echt van haar heeft gehouden en dat hij vooral omwille van haar zo lang in Nederland is gebleven."

TWEEDE VERHAAL

'Descartes was snel op zijn teentjes getrapt en kon met name Voetius niet luchten of zien'

Toen decaan Willem Koops van de faculteit Sociale Wetenschappen in de zomer van 2004 bij toeval hoorde dat het aan zijn universiteit al sinds 1642 verboden was om in het openbaar te discussiëren over de opvattingen van de Franse filosoof René Descartes, viel hij van zijn stoel van verbazing.

Koops: "Ik weet ook wel dat hier al in 1650 een Cartesiaan werd aangesteld en dat ook verder nooit iemand zich iets van dat verbod heeft aangetrokken, maar alleen al het feit dat het nog steeds bestond, vond ik zo in tegenspraak met de academische vrijheid die het debat aan een universiteit hoort te kenmerken, dat ik er zelfs een paar nachten slecht van heb geslapen. Misschien vindt men dat gek, maar zo zit ik in elkaar. Ik ben meteen naar de rector gestapt om daar wat aan te doen en ik ben heel blij dat het verbod woensdag officieel ongedaan is gemaakt."

De ban over Descartes werd in 1642 uitgesproken door de Utrechtse vroedschap na een hooglopend conflict tussen de conservatieve volgelingen van rector Voetius en een aantal meer vooruitstrevende hoogleraren, met name medici, die de nieuwe leer aanhingen. Aanvankelijk werd het onderwijs in die nieuwe filosofie nog oogluikend toegestaan, maar in 1641 vond de net aangetreden Voetius dat de maat vol was. Tijdens openbare 'disputationes' kregen de opvattingen van Descartes zo veel steun dat Voetius en de zijnen er een groeiend gevaar voor het geloof in zagen.

"Daar waren ook wel redenen voor", stelt de Utrechtse Descartes-specialist Theo Verbeek. "Zoals vrijwel alle intellectuelen van zijn tijd was Descartes ervan overtuigd dat de aarde om de zon draaide. Maar ja, dat was in strijd met Josua 10, vers 13, waarin Josua de zon laat stilstaan, en hoe kan de zon worden stilgezet als hij uit zichzelf al stil staat? Niet voor niets had Galileï nog in 1633 zijn bewering in diezelfde richting moeten herroepen. Ook verder hield Descartes er voor gelovigen nogal discutabele opvattingen op na. Wat bijvoorbeeld te zeggen van zijn stelling dat de wereld geen grenzen had, terwijl in de Bijbel toch duidelijk stond te lezen dat alleen God oneindig was."

Nog los van de atheïstische dreiging was Voetius ook niet gelukkig met de hoogoplopende emoties tijdens de disputationes, openbare debatten, waarin studenten de opvattingen van hun hoogleraren verdedigden. Het debat leefde toen duidelijk nog. Gedurende de hele zeventiende eeuw werd geklaagd over de erwten en proppen waarmee de sprekers werden bekogeld, over opponenten die met elkaar slaags raakten en hard geschreeuw waardoor niemand zich meer verstaanbaar was. In die sfeer raakten steeds meer theologiestudenten in de ban van Descartes, iets wat Voetius vooral toeschreef aan het feit dat de filosofie van de Fransman uitnodigde tot luiheid en gebrek aan discipline, omdat Descartes weinig heil zag in de op dat moment gebruikelijke boekenstudie.

Een conflict tussen de aanhangers van Descartes en de in Utrecht machtige Voetianen was dan ook vrijwel onvermijdelijk. Volgens Verbeek was dit conflict, dat de geschiedenis is ingegaan als 'Querelle d'Utrecht', de eerste grote test case voor de Cartesiaanse denkbeelden. Dat juist Utrecht de plaats was, waar dat gebeurde, noemt hij niet toevallig. "Descartes verbleef sinds 1628 in de Nederlanden en heeft van half 1635 tot eind 1636 in Utrecht gewoond, onder meer aan de Maliebaan. Officieel kwam hij naar ons land omdat hij rust zocht, maar ik vermoed dat hij de betrekkelijk liberale Nederlanden vooral zag als de meest geschikte plek om zijn ideeën te verspreiden."

Wie denkt dat Utrecht en Leiden maar onbetekenende provinciesteden waren, waar een filosoof als Descartes weinig te zoeken had, vergist zich volgens Verbeek. "Met name in de protestantse wereld hadden de twee universiteiten, hoe jong ze ook waren, een geduchte reputatie. Zeker in die tijd waarin de wetenschap op zijn fundamenten stond te schudden, werd wat in de vooruitstrevende Nederlanden gebeurde in het buitenland met argusogen gevolgd. Met name in Utrecht had Descartes onder de notabelen en de hoogleraren van de in 1636 opgerichte universiteit veel aanhangers. Ik vermoed overigens dat het Utrechtse enthousiasme mede werd ingegeven door de hoop dat men zo de Leidse concurrentie de loef af kon steken."

Hoewel Descartes al in 1636 uit Utrecht was vertrokken, barstte de bom pas in december 1641. In een door medisch hoogleraar Regius op touw gezette disputatio verdedigde een van diens studenten de Cartesiaanse opvatting dat de mens niet beschouwd moest worden als een eenheid van lichaam en ziel, maar als een toevallig uit lichaam en ziel samengesteld geheel met evenveel samenhang als een hoop stenen. Niet alleen zorgde het debat voor een enorm pandemonium, ook de stelling zelf was zo lijnrecht in tegenspraak met de bijbelse opvatting dat op de jongste dag lichaam en geest samen uit de dood zullen herrijzen, dat de Voetianen de leer van Descartes niet langer wensten te tolereren. Op 17 maart 1642 besloot de senaat van de universiteit de nieuwe filosofie te verwerpen als in strijd met de orthodoxe theologie. Iedereen die zich in Utrecht met filosofie bezig hield, diende zich aan de oude en algemeen geaccepteerde leer te houden. Op 24 maart, vandaag dus precies 363 jaar geleden bekrachtigde de Utrechtse vroedschap dit verbod.

Volgens Verbeek had Descartes die veroordeling van zijn leer overigens ook wel een beetje aan zichzelf te wijten. "We weten niet veel van hem, maar bekend is dat hij erg eigenwijs en prikkelbaar was. Hij was snel op zijn teentjes getrapt en kon met name Voetius niet luchten of zien. Hij had zo'n hekel aan die man dat hij hem onder meer in het openbaar een huichelaar heeft genoemd. Ik denk dat vooral die opvliegendheid hem in Utrecht onmogelijk heeft gemaakt. Als hij zich een beetje had ingehouden, was de bui vanzelf overgewaaid en was zijn leer waarschijnlijk nooit veroordeeld."

Prettig afgeleid door het uitzicht

De gebruikers over de nieuwe bibliotheek

Het is een mooi gebouw - daarover is bijna iedereen die ik er op aanspreek het wel eens. Het open, transparante ontwerp van Wiel Arets voor de nieuwe Utrechtse Universiteitsbibliotheek wordt alom geprezen. Maar gebruikers van de bieb komen steeds meer praktische problemen tegen, zo blijkt na een lange wandeling die begint bij de bushalte aan de Heidelberglaan.

Lopend vanaf de halte naar de grote zwarte blokkendoos lijkt alles steeds kleiner te worden. De draaideuren die toegang geven tot de bieb lijken klein in de hoge glazen muur. In de gang zitten studenten op de lage verwarmingselementen. Er wordt tijdens de winterse buien veel geklaagd over de kou in de bieb en hier kun je je even opwarmen.

De bar

Aan het eind van de gang is espressobar Gutenberg. Eerst even een inmiddels vermaard geworden kop cappuccino drinken. Manager Patrick Groenewold is trots op zijn nieuwe onderkomen. "De stijl van de bibliotheek is ook hier doorgevoerd. Daardoor is het één geheel." Groenewold wil dan ook niet dat studentenverenigingen posters of aankondigingen op 'zijn' zwarte muren hangen. "Het enige wat hier hangt is een gigantische foto van de kinderen van de architect. Die heeft Arets cadeau gedaan aan de bieb." Hoewel de manager de stijl van de bieb trendy en modern vindt, is hij minder te spreken over praktische zaken. "Om een lampje te verwisselen moet er een bedrijf komen met een steiger. Dat schiet toch niet op?" Ook over het rode skaileer op het werkblad is hij niet tevreden. Daar hebben trouwens meer personeelsleden commentaar op want het wordt snel vies en gaat stuk.

Eén

De portiers op de eerste verdieping kunnen er bijvoorbeeld over meepraten. "Het is wel heel kleurrijk", vindt portier Tom Jansen. "De rest van deze werkplek is erg donker en saai." Zijn collega René Coense vraagt om geduld: "Alle foutjes worden opgelost."

De problemen met de toegangsdeur voor invaliden zijn inmiddels verholpen, de node gemiste koffieautomaten hoeven alleen nog aangesloten te worden. Ik zie heel wat bouwvakkers rondlopen met lange palen en overvolle gereedschapskisten. Af en toe wordt er geboord. De mensen van de publieksdienst lijken het niet meer te horen en scannen onaangedaan de boeken. Een medewerker die anoniem wil blijven: "De bieb is wel mooi maar niet altijd even functioneel. De vloeren zijn glad en de hellingbanen vertekenen, de bewegwijzering is onduidelijk." Er is zwarte tape geplakt op de vloerverhoging bij de trap om vertekening tegen te gaan. De medewerker: "Mensen kunnen de diepte niet goed zien. Er valt regelmatig iemand van af."

Als ik met piepende zolen over de witte spiegelende vloer naar boven loop, kom ik Nobuhito Nishizaki tegen, een 25-jarige architectuurstudent uit Tokio. Hij is op studiereis in Nederland en maakt foto's van de bijzondere architectuur in De Uithof. Hij is lovend over het gebouw; ik geneer me voor mijn piepende schoenen.

Twee

Onderweg naar de tweede verdieping zijn de traptreden nét iets te groot voor één voetstap en te klein voor twee. Hink-stapspringend kom ik boven. Op deze verdieping zijn veel personeelsleden van de bibliotheek in glazen aquaria aan het werk. Hun vensterbanken liggen vol met stapels papier en kleurrijke knuffels en kussens. "Eigenlijk vind ik dat het niet mag", vertelt Ineke van der Veen die het ontwerp van Wiel Arets wil respecteren. "Maar het is hier zo donker met die zwarte muren. Vandaar de gekleurde kussens." Een collega die anoniem wil blijven heeft ook last van de donkere muren. "Soms ga ik op een andere plek zitten vanwege het licht." De beweegbare raampanelen die gewoonlijk meer licht kunnen binnenlaten, doen het even niet. "Ik ben blij met de nieuwe bieb", zegt het anonieme personeelslid. "De faciliteiten zijn goed, er zijn meer mogelijkheden, de stoelen zitten beter, de pc's zijn mooier. Maar ik heb het idee dat de prioriteit van de architect bij het publiek lag; ik zit een beetje weggestopt in een donker hoekje. Met uitzicht op de parkeergarage."

Drie

Op naar de volgende verdieping - over prettiger traptreden. Op de derde is het tijd voor een experimentje op de toiletten: de deuren zijn doorschijnend en met het licht op de achtergrond zorgt dat voor een 'schimmenspel' met toiletbezoekers in de hoofdrol. Lotte Brouwers (21), student Cultureel Maatschappelijke Vorming hangt haar tas om haar schouder en komt het hokje uit. "Ik vind het nu niet zo erg", zegt zij, "maar het lijkt me erg vervelend als je ongesteld bent." De deuren van de toiletten kunnen ondertussen ook niet meer op slot, omdat de sloten niet goed werkten. Nadat verschillende mensen opgesloten zaten, zijn de sloten verwijderd. Lotte sluit daarom de gangdeur altijd. Een andere toiletbezoeker laat het licht in het hokje uit om niet gezien te worden; maar dan zien anderen weer niet dat 'ie bezet is.

Ook de herentoiletten zorgen voor problemen. Vooral voor de schoonmakers. "De zeepbakjes lekken" zegt Freek Leker geirriteerd. "En de wasbak is lastig schoon te maken." De vaste schoonmakers zijn al lang blij dat ze niet verantwoordelijk zijn voor het lappen van de enorme ramen want ze hebben genoeg werk aan de crèmekleurige vloer. Niet alleen mijn schoenen piepen en laten sporen na, ook die van anderen laten zwarte strepen achter. Vooral tussen de boekenkasten van Sociale Wetenschappen zit de vloer vol. Veel beweeglijke studenten hier, blijkbaar.

Vier

Een verdieping hoger lijken de nog lege zwarte boekenkasten wel tot het ontwerp van het gebouw te behoren. Studenten Laura en Inge studeren wel op de vierde verdieping maar lopen niet over de brug en ook niet over de zwevende trap. Die wiebelt. Het ziet er eng uit als iemand er over naar beneden komt, maar als ik er zelf over loop merk ik niets. Laura: "Ik heb hoogtevrees. Op de trappen kijk ik recht voor me uit want van al dat glas en de open ruimte word ik duizelig."

Hogeschoolstudent Gabriël van Beusekom (21) is ondertussen op zoek naar een computer. Volgens de servicedesk wordt het inlogprobleem voor hogeschoolstudenten binnen een paar maanden opgelost en zijn er voor heb meer computers beschikbaar. Nu moet Gabriël soms een half uur wachten op een werkplek en daar baalt hij van. Maar het bibliotheekgebouw is gaaf, vindt hij. En de lift, waarbij het mechaniek te zien is? "Wel kinky, toch?"

Vijf

Vanaf de vijfde verdieping is goed te zien hoe open het ontwerp van de bibliotheek is. Neerkijkend zie ik op de vierde verdieping lege leren banken en volle studieplekken. Laptop, Red Bull, marker, broodtrommel. Op de tweede verdieping rekt iemand zich uit. Daarnaast staan pylonen van de bouwvakkers. Er is wel geroezemoes te horen maar echt lawaaiïg is het niet. De leren banken staan altijd op vloerbedekking en de boekenkasten zijn bekleed met stof. Er is nagedacht over geluiddemping. Toch hebben sommige studenten wel last van het geluid van anderen. Psychologiestudente Mirjam van Keulen (22) vindt de bieb gehorig. "Maar het is ook prettig dat alles open is. Daardoor krijg ik een gevoel van sociale controle."

Zes

Helemaal boven in het gebouw op de zesde verdieping is het erg rustig. Theoloog Arjan Deij maakt gebruik van een studiecabine. De deur staat open. "Het is net een kloostercel." Rechtenstudent Mariska Versseveld (29), maakt juist daarom liever geen gebruik van de cabines: "Ze zijn zo klein en hoog. Ik krijg er claustrofobie van." Sommige studenten gebruiken de cabines voor heel andere doeleinden. Zo wordt er geregeld afgesproken voor een stevig potje biebseks, maar Mariska heeft daar geen weet van. Ze studeert rustig verder in de hoek bij het raam: "Ik word hier alleen af en toe prettig afgeleid door het uitzicht." Dat is vanaf hier dan ook prachtig.

KADER

Architectuur in uitvoering

Bibliothecaris Bas Savenije van de Universiteitsbibliotheek was nauw bij ontwerp en uitvoering van het nieuwe gebouw betrokken. Hij was ook de allereerste die van de verhoogde hellingbaan op de eerste verdieping viel. Hij liet er direct zwarte tape op plakken. Savenije: "Bij de oplevering van een nieuw gebouw moet ontdekt worden waar de gebruikers last van hebben. Als het de veiligheid verminderd en functioneel noodzakelijk is dan doen we er zo snel mogelijk iets aan."

Savenije kiest vaak voor praktische, snelle oplossingen en laat het aan de architect over om met een betere of mooiere structurele optie te komen. "Er zijn papiertjes geplakt op glazen deuren zodat mensen er niet meer tegenaan lopen. De architect is nu bezig met het ontwerp van een nieuwe deur." Als oplossingen de architectonische kwaliteit van het gebouw aantasten vindt er eerst overleg plaats met architect Wiel Arets. Hekjes zullen er dus niet zomaar geplaatst worden op de hellingbaan. Ook mogen de muren niet wit geschilderd worden door werknemers die depressief worden van de zwarte vlakken. Savenije: "Maar mensen mogen wel hun eigen stempel drukken op hun eigen plek. Er mogen gerust posters, gordijnen of wandkleden opgehangen worden."