Achtergrond

De nieuwe kunstfaculteit

De Universiteit Utrecht kent binnenkort enkele hoogleraren in de uitvoerende kunsten. Dat blijkt uit plannen die de Hogeschool voor de Kunsten en de Universiteit Utrecht eind vorige maand samen op tafel legden.

Met de aanstelling van een beperkt aantal lectoren van de HKU als professor gaat een oude wens van de kunstenopleiding in vervulling. In andere landen is de academische status van de kunsten vaak al een doodnormale zaak.

De voorstellen komen voort uit het in 2003 gesloten convenant waarmee de inbedding van de HKU in de universiteit in het vooruitzicht werd gesteld. Met dat convenant kwam de UU tegemoet aan de gevoelens in de kunstenwereld. Zelf zag de universiteit de voordelen van een groter opleidingsaanbod en de versterking van het culturele profiel. Maar met de inrichting van wetenschappelijke masters op het grensvlak van kunst en wetenschap in het kader van de Professional School of the Arts Utrecht (PSAU) ging al een flink deel van de eigen wensen in vervulling.

De juridisch juiste organisatiestructuur bleek uiteindelijk lastig te vinden. De wettelijke voorwaarde dat niet mocht worden getornd aan het onderscheid tussen wo- en hbo-opleidingen belette bijvoorbeeld de vorming van een echte faculteit. Uiteindelijk werd naar Leids voorbeeld gekozen voor een organisatie waarin de kunsthoogleraren een nulaanstelling krijgen en samen een lege Faculteit Kunsten vormen. Deze faculteit kent dus geen opleidingen en geen studenten.

Het HKU-onderwijs zal gaan plaatsvinden binnen een nieuw samenwerkinginstituut: Utrecht School of the Arts (UtSA). Ook de masterprojecten van de PSAU moeten daarin een plek krijgen.

De HKU en de universiteit houden verder op alle vlakken de verantwoordelijkheid voor de eigen studenten, de eigen opleidingen en het eigen personeel.

Universiteit en hogeschool hopen voor de zomer nog het formele traject, waaronder een verandering van het universitaire bestuurs- en beheersreglement, af te kunnen werken.

In de bibliotheek: gedeelde afzondering

Terwijl ik van stad naar stad verhuisde was er altijd wel een plek waar ik me thuis voelde, zoals de plaatselijke bibliotheek of de universiteitsbibliotheek. Dat is immers de plek waar een schrijver mensen tegenkomt die in zijn werk geïnteresseerd zijn. In zijn vrije tijd strijkt hij neer bij het raam achter de muur van boeken die hij uit nieuwsgierigheid van de planken heeft gehaald.

Door andere auteurs te bezoeken keert de schrijver terug naar zichzelf en zijn eigen gedachtendomeinen en pakt hij de draad weer op van de stille, steeds maar doorgaande dialoog die hij houdt met de verkondigers van andere waarheden, die telkens in allerlei gedaanten verschijnen en met hem willen dansen, wat dan weer leidt tot nabijheid, of juist een verwijdering. Dit is de plek waar de schrijver zichzelf op de planken ziet staan, de goede en de slechte boeken, met alle omslagfoto's die van hem in de loop der tijd gemaakt zijn. Dit is wat hij is, of geworden is. Zijn levensjaren staan in het gelid, jaren waarin hij verschillende personen gestalte heeft gegeven. En als de schrijver zichzelf kan ontworstelen aan de ongepaste aandacht voor zijn eigen boeken, babbelt hij vrolijk met de bibliothecaressen, wier kennis hem soms angst aanjaagt. Midden in het enorme panorama, de jungle van catalogi, wordt zijn eigen naam steeds kleiner totdat die uiteindelijk bijna onzichtbaar is geworden.

Mensen hangen meestal niet de beest uit in een bibliotheek, gedragen zich doorgaans netjes; de meest ongetemde personen worden gewillige lammeren onder het strikte oog van de bibliothecaresse, die zelfs het minste gefluister niet kan goedkeuren. Zij is immers de priesteres die met het optrekken van haar wenkbrauwen gedrag afdwingt dat past bij de heiligheid van de boeken.

Soms zet de bibliotheek ons aan tot een vlucht, achternagezeten door onze onwetendheid en achtervolgd door wat we niet weten; het zou fijner zijn om achter de meisjes aan te gaan, of naar een leuk feestje. Anderen hebben al veel te veel geschreven. Alles is feitelijk al opgeschreven. Waarom daar nog iets aan toevoegen?

Nou, omdat dat nu eenmaal de beste manier van leven is. Het geeft een speciaal gevoel wanneer je in een enorme leeszaal zit, en geïnspireerd wordt door de hoofden die je in de lichtkring van elke lamp waarneemt, studenten die zich aan het voorbereiden zijn op hun examens maar wier intelligente hoofden soms voorover zakken op hun boek.

Een jongen ziet een meisje in de leeszaal, een meisje dat hem nog niet eerder was opgevallen tussen zijn medestudenten aan de universiteit. Hij kijkt naar haar. Zij ziet hem kijken, en werpt enkele steelse blikken op hem. Als hun ogen elkaar ontmoeten, blozen ze allebei. En natuurlijk willen we altijd weten wat de ander aan het lezen is. Zo, dat boek! Wow, hij/zij moet een zeer interessant persoon zijn! De medestudent heeft nu een legitiem excuus om het betreffende meisje een papiertje toe te schuiven. Snel komt het tot een afspraakje, een ontmoeting in de hal of in de zuilengalerij.

Deze gebeurtenissen komen nooit zomaar uit de lucht vallen: eerst wordt gekeken naar haar pen, of schrijfblok, of haar handen, of de rechte streep van haar mond, of juist die ene opgetrokken mondhoek, misschien haar geur, en de uitdrukkingen op haar gezicht die veranderen al naar gelang wat ze leest: wat heeft ze in haar hoofd een levendig gesprek met de schrijver van het boek.

Het is toch geweldig dat de inhoud van bibliotheken een onbevooroordeeld beeld geeft van de essentie van de mensheid. Zolang we het hebben over teksten of kennis die via boeken kan worden doorgegeven, kan de bibliothecaresse je direct vertellen welke boeken in de bibliotheek je zou moeten bekijken omdat elk daarvan een mengsel van wijsheid en dwaasheid bevat. De verantwoordelijkheid van de posthume selectie is op die manier op de schouders gelegd van de mysterieuze geleerden die - ergens, op een of andere manier - zich met de millennia van de voorbije geschiedenis van deze wereld bezig zullen houden, als ze er zin in hebben. Als er zulke allesomvattende geheugenmagazijnen bestaan, dan rechtvaardigt het feit dat ze bestaan het tegenovergestelde, is dat de rechtvaardiging voor het individuele lezen. Des te meer aangezien het boek een redelijk betrouwbaar object is, terwijl elektronisch opgeslagen teksten de neiging hebben om in een betrekkelijk korte tijd weer te verdwijnen, en ook de machines en programma's waarmee deze magnetische informatie gelezen wordt net zo snel zullen verdwijnen. Futuristische uitspraken over het eind van het papiertijdperk en de betrouwbaarheid van elektronische tekens die het Gutenberg Universum doen verdwijnen - dat is dwaze grootspraak. "Snel" en "blijvend" zijn geen synoniemen. Het maakt niet uit hoe een tekst wordt bewaard als het maar doordacht en zorgvuldig gebeurt. Indien mogelijk worden bij zo'n aanpak de gedenkwaardige woorden niet alleen op papier of perkament neergeschreven, maar ook uitgehouwen in steen.

De universele en de individuele gezichtspunten zijn niet met elkaar in strijd; de algemene geschiedenis en het incidentele verhaal versterken elkaar. De beeldschermwerker die bezig is alle bestaande boeken digitaal op te slaan leest graag echte boeken in de besloten lichtkring van zijn lampekap. Toen Bill Gates gevraagd werd waarmee hij het liefste schreef, hield hij zijn vulpen omhoog.

Het tastbare en het ongrijpbare zijn geen vijanden van elkaar, net zo min als het gevoelsmatige en het intellectuele dat zijn. Een schrijver, wiens beroep vereist dat hij open staat voor dubbelzinnigheden en paradoxen, kan zich niet alleen bedienen van de ene tegenpool ten koste van de andere.

Laat de digitalizering (god zij dank voor de goede kanten ervan!) steeds grotere delen van de kennisvoorraad behappen; juist die vooruitgang vergroot het verlangen naar het beslotene, het alledaagse, het persoonlijke, het intieme - naar intermenselijke ervaringen en gesprekken.

Hoe universeler we worden, hoe onderscheidener elk van ons tegelijkertijd wordt. Om op deze gedachte voort te borduren: ik heb liever kleine bibliotheken dan grote. Bibliotheken op de hoek van de straat, met een cafeetje of tearoom, met een doordachte inrichting waarbij ruimtes om te lezen of te discussiëren ingecalculeerd zijn - een plek om naar toe te gaan als we even wat vrije tijd hebben en zin hebben in gedeelde afzondering, of gezelschap in afzondering, zo karakteristiek voor het leven in de hedendaagse grote steden.

Voor mijn geestesoog zie ik dergelijke bibliotheken uitgroeien tot ontmoetingsplekken voor verschillende doeleinden. In boeken vinden we troost voor veronachtzaamde eenzaamheid en allerlei ander geestelijk verdriet, zo lang iemand ons maar een welkome zitplaats biedt en ons precies het goed boek in handen geeft.

Ik weet hoe belangrijk boeken moeten zijn voor mensen die gevangen zitten, om te voorkomen dat ze helemaal afgescheiden worden van de rest van de mensheid. Het is daarom vanzelfsprekend dat de bibliothecaresse ook fungeert als dokter en maatschappelijk werker.

Ik ben opgegroeid in Debrecen, een stad aan de oostgrens van Hongarije, en heb het aan mijn docent aan het protestants gymnasium en de bibliothecaris te danken dat ik op veertienjarige leeftijd werd ingewijd in de wereld van de literatuur. Ik heb er nooit spijt van gehad dat ik van het woord mijn levenswerk gemaakt heb; ik ben dol op woorden en de eindeloze reeksen associaties die ze mogelijk maken.

Vertaald uit het Engels door Annelies Kruijshoop

De volledige lazing van Konrád staat, in het Engels, vanaf vandaag op de Ublad website www.ublad.uu.nl/Konrad

De bibliotecaresse is de priesteres die met het optrekken van haar wenkbrauwen gedrag afdwingt dat past bij de heiligheid van de boeken

Futuristische uitspraken over het eind van het papiertijdperk en de betrouwbaarheid van elektronische tekens die het Gutenberg Universum doen verdwijnen - dat is dwaze grootspraak

Kader

Konrád

György Konrád studeerde literatuurwetenschappen, sociologie en psychologie in Boedapest. Sinds 1969 zijn vele romans en essays van deze joods-Hongaarse auteur verschenen, waaronder (nog leverbaar in het Nederlands): De schrijver en de stad; Geluk; Zonsverduistering. Zijn werk was tot 1988 verboden in Hongarije. Konrád ontving de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel en de Karel de Groteprijs.

Waar twee werelden elkaar ontmoeten

Maak een multimediaal spel voor NS-medewerkers. Het was de opdracht waarmee een groep kunststudenten en universitaire studenten in september aan de slag ging. Met hulp van Fidel Castro en vooral heel veel Red Bull kwam er iets heel moois uit.

Een meer toepasselijke dag hadden we bijna niet kunnen kiezen. Na de koudste maartnacht in de geschiedenis is de dienstregeling danig van slag. Naar station Hilversum Sportpark rijden niet vier maar twee treinen per uur. Het gemopper onder de klandizie is niet van de lucht.

We hebben in de Faculteit Kunst Media & Technologie van de Hogeschool voor de Kunsten (HKU) afgesproken met studenten Willempje Vrins, Eddy Koek en Michiel Walstra. Zij ontwikkelden samen met vier andere studenten in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen een game die medewerkers gevoel moet bijbrengen voor de problemen waar collega's in alle geledingen van de organisatie dagelijks op stuiten.

"Niet iedereen binnen de NS beseft hoe complex de organisatie in elkaar zit", zegt Willempje in de ruimte die maandenlang dienst deed als kloppend hart van het project. "Een calamiteit met een trein kan gevolgen hebben op zeer verschillende fronten. Wij moesten voor alle medewerkers, van technicus tot manager, en het liefst ook nog voor hun partners en kinderen, een multimediaal spel ontwikkelen dat dat duidelijk maakte."

Dat ze daarin volgens velen zijn geslaagd blijkt uit het feit dat Willempje samen met Michiel het spel mocht tonen aan Innovatietrekker Balkenende toen deze onlangs De Uithof bezocht.

Eerst doen

Het is de werkwijze van veel masterprogramma's van de HKU. Studenten krijgen een opdracht van een bedrijf of organisatie en werken daar in een team een aantal maanden keihard aan. Sinds afgelopen september nemen ook universitaire studenten aan dergelijke projecten deel. Masterprojecten waarin universitaire studenten samenwerken met hogeschoolstudenten worden sinds september aangeboden door de zogeheten Professional School of the Arts Utrecht (PSAU), een samenwerkingsverband tussen universiteit en hogeschool. Over het algemeen is in de PSAU-programma's de onderzoekscomponent groter dan in de hogeschoolprogramma's.

Willempje schreef zich dit jaar in voor de master Kunstbeleid en -Management aan de UU. De universiteit heeft ze de eerste paar maanden amper van binnen gezien, door haar keuze voor het 'professional' programma. "Ik heb mijn bachelor in Amsterdam gedaan. In september ben ik meteen begonnen met het project in Hilversum. De filosofie van de opleiding is dat je eerst gaat samenwerken in een project en aan de hand van de ervaringen die je opdoet bepaalt op welke vlakken je je theoretisch wilt verdiepen."

Eddy en Michiel volgden aan de HKU de bachelor Interaction Design. Zij deden mee aan het project in het kader van hun vervolgstudie European Media Master of Arts (EMMA), die via een u-bochtconstructie met een Britse universiteit ook een wetenschappelijke status heeft. Eddy was de vormgever van het spel, Michiel de programmeur.

Vooral Michiel had in het begin enige argwaan over de deelname van twee universitaire studenten aan het project. "Ik was erg bang dat we lang in de conceptfase zouden blijven zitten en teveel tijd zouden besteden aan onderzoek. Dan loop je het risico geen tijd meer te hebben voor het maken van het spel."

Achteraf is dat erg meegevallen, moeten de twee HKU-studenten erkennen. Eddy: "Nu ben ik blij dat zij erbij waren, Wij neigen er nog wel eens naar om meteen te beginnen met produceren. De gebruikersonderzoeken van de andere universitaire student, psychologie-bachelor Peter Taverne, hebben veel nuttige informatie opgeleverd. Doordat we het spel herhaaldelijk getest hebben op NS-personeel is het beter geworden."

Aan de andere kant leefde bij Willempje voorafgaand aan het project de idee dat kunststudenten "zich alleen bezig houden met schilderen en kleien". "Ik vreesde dat zij allemaal heel creatief zouden zijn en dat ik er dan maar een beetje naast zou zitten. Maar gelukkig bleken ze heel goed in staat uit te leggen wat ze nu weer aan het knutselen waren op die computer."

Botsten die twee verschillende achtergronden dan nergens? De suggestie van Eddy dat de twee universitaire studenten wat serieuzer waren vergeleken met de bij tijd en wijle behoorlijk melige HKU'ers, wordt weggewoven. Michiel: "Ik kende ook niet alle HKU-studenten in de groep toen we begonnen. Je zit met allerlei mensen met verschillende achtergronden en visies in een groep. Daar moet je mee om leren gaan. En dat heeft niets te maken met het feit of iemand van de universiteit of van de hogeschool komt, maar meer met het individu."

En als er dan eens een crisis was, dan was het duidelijk wie de baas was: projectcoördinator Willempje. "Het was mijn rol om te gaan zeiken, wanneer dingen te lang duurde. Ik was immers ook verantwoordelijk voor de contacten met de opdrachtgever. Maar ik was toch nooit vervelend, jongens?" Michiel: "Ze had behoorlijk de wind eronder. Fidel Castro, zo noemden we haar wel eens."

Real time

De weken voor de deadline, de uiteindelijke presentatie aan NS-kopstukken, zullen de studenten niet licht vergeten. Michiel: "Ik heb toen dagen van zeventien uur gemaakt, geloof ik." Eddy: "Het was leven op Red Bull." Maar het uiteindelijke resultaat stemde iedereen tot grote tevredenheid. Een gespecialiseerd bedrijf zal het uiteindelijke ontwerp afbouwen.

Aan het einde van het gesprek kruipt Michiel achter zijn pc om het spel op te starten. Een Sims-achtig landschap met een station, een spoor en wat koeien verschijnt. Willempje legt uit: "NS-medewerkers gaan binnenkort elke dag een tiental minuten achter de computer zitten om het spel te spelen. De bedoeling daarbij is een stationsomgeving zo goed mogelijk op orde te houden. Je moet natuurlijk calamiteiten als defecte treinen oplossen, maar je kunt ook punten scoren door een nieuwe winkel in de stationshal neer te zetten. Bij elke actie kun je beslissen of een conducteur, een technicus of misschien een manager moet worden ingeschakeld."

Michiel vult aan: "En alles is real time. Wanneer iemand 's ochtends om negen uur de computer aanzet, komt ook de trein van negen uur aanrijden. 's Nachts is het donker. In de herfst vallen er misschien bladeren. Alles bij elkaar heeft het een beetje de kenmerken van de bekende Tamagotchi, die moet je ook verzorgen anders gaat dat beestje dood. NS-medewerkers weten straks van elkaar wie de meeste zorg besteed aan het NS-landschapje in het spel."

Onder de indruk van al dat technisch vernuft begeven we ons in de vrieskou weer op weg naar het station. Over twintig minuten komt de trein naar Utrecht. Real time.

Hans Catan versus Carcasjonnie

De professionaliteit blijkt niet in één oogopslag. Maar wie even oplet, valt de routine en de zakelijkheid op. Als bij het spel Carcassonne het tweede kaartje neergelegd wordt en medespelers goedkeurendmompelen 'dat zijn minstens acht punten', dan weet je het zeker. Dit zijn de mensen met ervaring.

Dan hebben we het nog niet over de diehards die alle 75 kaartjes uit hun hoofd geleerd hebben. Bij Carcassonne moet je blind een kaartje van de stapel pakken en dat aanleggen. Met de kaartjes kun je wegen en steden maken. De moeilijkheid is dat elk nieuw kaartje moet aansluiten bij het al bestaande landschap. Als je weet welke kaartjes er allemaal zijn, en hoe groot de kans is dat je een nog passend kaartje trekt, vergroot je je winstkans. Wilco (informatiekunde) steekt de lijst bij zich. "Niet spieken!", zegt een tegenspeler. "Ach, dat maakt niet uit, ik ken de lijst toch uit m'n hoofd."

Welkom bij de voorronde van de nationale studenten bordspellenkampioenschap 'De Kolonisten van Carcassonne'. In acht studentensteden strijden teams van vier personen om zich te kwalificeren voor de finale op 23 april in Utrecht. Vorige week donderdagavond was de Utrechtse voorronde in De Uitwijk. Spellenuitgeverij 999games organiseert het toernooi. Een betere vorm van reclame dan dure televisiespotjes, vindt Jerry van de uitgeverij. Hij coördineert de avond, deelt de tafels in en houdt de punten bij.

Maar zover is het nog niet. De zestien deelnemers moeten zich eerst in drie verschillende spellen bewijzen; De Kolonisten van Catan, De Zeevaarders en Carcassonne. De deelnemers zijn onderverdeeld in vier teams van vier personen, maar iedereen speelt voor zich. Aan een tafel zitten vier mensen, de winnaar krijgt vijf punten, nummer twee ontvangt drie punten, de derde twee en de laatste slechts één. Voor de teamscore worden de punten van de individuele teamleden bij elkaar opgeteld.

De meeste deelnemers zijn lid van de Utrechtse spellenvereniging Challenge. Actieve leden zijn Patricia (psychologie) en Wilco. Zij hebben elkaar leren kennen via Challenge en wonen inmiddels samen. "Na het zoveelste potje Catan, vroegen we ons af of er misschien toch méér was", lacht Wilco.

Terug naar de wedstrijd. Bij het spel Zeevaarders draait het, net als bij Kolonisten, om het halen van overwinningspunten. Die haal je door dorpen en steden te bouwen of bijzondere kaarten te verkrijgen. Per ronde krijg je grondstoffen, erts en hout bijvoorbeeld, waarmee je kunt bouwen én waarmee je kunt handelen. Trienke (tweedejaars lerarenopleiding engels) zit er relaxed bij. "Ik heb zonet al gewonnen, dus dan maakt het nu wat minder uit." Michiel tegenover haar heeft het er drukker mee. "Wie heeft er nog schaap?" "Alleen voor hout." "Dat heb ik zelf ook nodig."

Robbert - "Ik rotzooi aan met filosofie" - zegt het minst, maar zijn drie medespelers praten het meest over hem. "Hij heeft al twee kaarten liggen vanaf het begin van het spel, dat zijn geheid twee punten." Robbert concentreert zich niet op het uitbouwen van zijn infrastructuur, hij heeft verreweg de minste steden, huizen en wegen. Hij verzamelt vooral bijzondere kaarten. Dat maakt zijn strategie ondoorzichtig voor zijn medespelers. Die vrezen dat Robbert al onzichtbare punten heeft gehaald. Het leidt bijna tot sabotage. "Je moet niet met hem ruilen, hij staat al voor." De angst is terecht, zo blijkt. Als Robbert zijn kaarten opengooit, heeft hij zijn tegenstanders van het bord gespeeld.

Zijn tegenstanders kunnen troost zoeken in het feit dat Robbert de op een na beste speler van de avond is. Hij heeft via Challenge dan ook een cursus gevolgd in Catan. Daar geven ervaren spelers tips en trucs. "Je kunt bijvoorbeeld je dorpen zo neer zetten dat je alle grondstoffen krijgt, maar je kunt ook een monopolie proberen te krijgen."

De winnaar is Wilco. Ook zijn team heeft de meeste punten verzameld. Als prijs krijgen zij verschillende spellen van 999games. Én ze mogen Utrecht vertegenwoordigen in de landelijke finale op 23 april. Jammer voor het team dat vooral veel energie had gestoken in het verzinnen van bijnamen. Maar zelfs de illustere Carcasjonnie en Hans Catan konden Wilco niet verslaan.

De samenwerking

Janssen begeleidde dit najaar de studenten van de eerste twee PSAU-projecten: de deelnemers aan Applied Games (het NS-spel) en de deelnemers aan Film- en TV Dramaturgie. Het laatste project betrof een groep universitaire studenten en kunststudenten die samenwerkten aan een format voor een feel good-serie voor Endemol. In die groep verliep de samenwerking volgens Janssen wat stroever. "Er stond geen natuurlijke leider op. Desalniettemin zijn ze erin geslaagd een synopsis te maken voor een detective-serie, waar Endemol erg tevreden over is. Het is nu aan dat bedrijf om te beslissen of het verder wordt uitgewerkt."

De bedoeling van de PSAU-projecten is volgens Janssen studenten vanuit uiteenlopende disciplines met elkaar te leren samenwerken. Studenten solliciteren ook echt naar een rol in het project. "Studenten moeten leren omgaan met de afwijkende visies en ideeën van anderen. Mijn ervaring is overigens dat die verschillen meer worden bepaald door de rol die iemand heeft en zijn eigen expertise dan door het feit of iemand een universitaire of hogeschoolstudent is. Toch moet ik bekennen dat iets van het bekende cliché-beeld wel klopt. Universitaire studenten gaan eerst lijstjes maken van wat er moet gebeuren, kunststudenten beginnen meteen vol enthousiasme."

Volgend jaar september zal de PSAU waarschijnlijk starten met zo'n zeven of acht nieuwe projecten. Daar zijn zo'n dertig universitaire studenten voor nodig. Janssen stelt dat zij vooral op zoek is naar mensen die precies weten wat ze willen leren en al een duidelijk beroepsperspectief hebben. "Dat moet dan blijken uit wat mensen naast hun studie hebben gedaan, uit extra vakken die ze hebben gevolgd, of misschien zelfs wel uit al wat beroepservaring. Wij halen als professional school immers een deel van de latere praktijksituatie in de studie. Daarnaast doorloop je na het projectwerk een individueel leertraject."

Uiteindelijk wordt gemikt op zo'n honderd universitaire studenten die jaarlijks samen met kunststudenten aan de slag gaan. Het ligt bovendien in de bedoeling breder te werven dan alleen binnen de voor de hand liggende letterendisciplines. "Wij hebben soms ook juristen, economen of sociologen nodig. Studenten die in een artistieke omgeving terecht willen komen, kunnen bij ons mooie dingen doen."

De beschrijvingen van de nieuwe projecten die volgend jaar gaan lopen zijn sinds deze week te lezen op www.psau.nl

Niks nieuws

"Ik vind de meeste uitkomsten van jullie onderzoek niet zo verrassend. Dat studenten het meest naar de televisie kijken voor nieuws vind ik logisch. Dat ze daarvoor het meest gebruik maken van het NOS-journaal verbaast me ook niet. Het NOS-journaal is iets gezaghebbender dan het RTL Nieuws. De tijdschriften hebben hun functie als nieuwsvoorziener grotendeels verloren. Die brengen eigenlijk steeds minder iets dat als nieuws kan worden aangemerkt. Een krantenabonnement is voor veel studenten te duur en de Spits en de Metro zijn natuurlijk gratis. Het internet gebruiken veel mensen voor hun plezier en minder voor nieuwsvergaring."

NOS Journaal

Lennart Gorter (24) vierdejaars psychologie

"Als ik 's morgens opsta, is het eerste wat er aangaat teletekst. Ik vind het heel belangrijk om op de hoogte te blijven van wat er gebeurt in de wereld. Dan kan ik er tenminste over mee discussiëren met mijn studiegenoten. Ik gebruik het internet een beetje voor nieuws en dan voornamelijk de site van Microsoft. Ik lees de Spits en de Metro en af en toe koop ik de Volkskrant los. Ik kijk elke dag het NOS-journaal om zes uur en dan nog eens het late journaal om half twaalf. Wouter Kurpershoek van het NOS-journaal spreekt me erg aan als journalist. Hij brengt het nieuws heel natuurlijk. Conny Mus, die correspondent van het RTL Nieuws in Jeruzalem, kan ik absoluut niet uitstaan. Zijn hoofd staat me gewoon niet aan en dan kan hij bij voorbaat eigenlijk al niks meer goed doen."

Ontbijtnieuws

Hanan Amaadom (21) derdejaars rechten

"Als ik niet vroeg naar college hoef, pik ik meestal wel het ontbijtnieuws mee. Ik moet vaak vroeg beginnen dus het komt er niet altijd van. Ik gebruik voornamelijk de televisie voor het vergaren van nieuws. Televisie vind ik het meest toegankelijk. Vaak zitten mijn ouders 's avonds al thuis met het journaal aan en dan kom ik erbij zitten. Mijn vader kijkt veel naar actualiteiten en als er iets interessants op staat dan roept hij mij. Ik lees alleen de Metro en de Spits, ik heb geen krantenabonnement. Ik lees andere kranten alleen als ik ze ergens zie rondslingeren. Ik probeer zo veel mogelijk mee te krijgen, want dat vind ik toch wel belangrijk. Toen Theo van Gogh vermoord werd, heb ik een tijdje het nieuws heel intensief gevolgd. Dat vond ik in het begin erg interessant, maar na een tijdje viel het nieuws helaas vreselijk in herhaling. Toen had ik zoiets van: ik weet het nu wel."

Spits

Erwin van Spil (21) vierdejaars diergeneeskunde

"Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik het nieuws eigenlijk te weinig volg. Het komt er gewoon bijna nooit van. Ik lees alleen de Metro en de Spits en alleen als ik in de trein zit.

Maar nu woon ik in Utrecht, dus lees ik ze minder. De Spits lees ik af en toe nog wel, omdat hij in de bakken bij de universiteit ligt. Het is voor de rest net wat ik zie. Ik kijk vaak naar wat anders dan nieuwsrubrieken, als ik televisie kijk. Soms kijk ik Netwerk, maar alleen als ik tijd heb. Ik gebruik het internet soms wel voor het vergaren van nieuws. Altijd als ik mijn mail check klik ik op de site de interessante koppen met nieuws aan, op de site van Planet. Het is niet dat ik ongeïnteresseerd ben, maar ik kijk ook graag naar andere dingen. Wat me wel is bijgebleven van vorig jaar zijn de moord op Theo van Gogh en de Tsunamiramp. In die periode volgde ik wel veel meer het nieuws, maar ik denk dat de meeste mensen dat deden."

Nieuws: liever zappen dan surfen

I) Favoriete medium

Wie dacht dat internet inmiddels het meest geliefde nieuwsmedium is geworden, komt na deze enquête dus bedrogen uit. Even naar teletekst.nos.nl of nu.nl klikken is snel gedaan, maar meer dan veertig procent van de studenten geeft aan het liefst naar de televisie te kijken om op de hoogte te blijven van het nieuws. Ublad Online vroeg ook waarom de voorkeur wordt gegeven aan een bepaald medium. Uit de antwoorden blijkt dat voor de televisiekijkers bewegende beelden de belangrijkste aantrekkingskracht zijn.

Ook het papieren dagblad wordt door studenten nog verkozen boven internet. Iets meer dan dertig procent van de studenten wijst de krant aan als het favoriet middel om het nieuws bij te houden. Vooral studenten die op zoek zeggen te zijn naar achtergronden en de nuances, kiezen voor de krant.

Slechts negentien procent van de studenten voorziet bij voorkeur in zijn of haar nieuwsbehoefte door middel van nieuwssites. Internet is volgens deze groep het meest actueel. Bovendien kan nieuws zelf geselecteerd worden.

Voor medewerkers van deze universiteit geldt dat zelfs de radio nog iets populairder is dan internet. Deze groep wijst de krant aan als meest geliefde medium, op de voet gevolgd door de televisie.

Kader:

Favoriete medium:

Studenten:

Televisie:43 procent

Krant:31 procent

Internet:19 procent

Radio: 7 procent

Medewerkers:

Krant:38 procent

Televisie:33 procent

Radio:17 procent

Internet:12 procent

2) Televisie:

Ublad Online onderzocht in de enquête hoe intensief daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van elk medium. De antwoorden bevestigen de populariteit van televisie. Bijna zestig procent van de studenten zegt dagelijks te kijken naar nieuwsprogramma's. Slechts vijf procent zegt dat nooit te doen.

Kader:

Hoe vaak kijkt u naar nieuwsprogramma's op televisie?

Studenten:

Dagelijks:62

Meer dan een keer per week:33

Minder dan een keer per week:5

Medewerkers:

Dagelijks:71

Meer dan een keer per week:24

Minder dan een keer per week:5

Verreweg het best bekeken programma is het NOS-Journaal. Bijna de helft van de studenten en door driekwart van de medewerkers zet daar dagelijks de tv voor aan. Het RTL-Nieuws blijft daar ver bij achter. Het kleine nieuws met een menselijk gezicht lijkt niet aan de studenten en medewerkers besteed. Editie NL en Hart van Nederland worden slecht bekeken. Grote verschillen tussen het kijkgedrag van medewerkers en van studenten zien we alleen bij RTL-Boulevard dat onder studenten veel populairder is.

Kader:

Welke nieuwsprogramma's kijken studenten en medewerkers?

Twee Vandaag

Studenten:

A=Minder dan een keer per week:66

B=Meer dan een keer per week:20

C=Dagelijks:14

Medewerkers:

A:58

B:35

C:7

Barend en Witteman

Studenten:

A:83

B:14

C:3

Medewerkers:

A:79

B:18

C:3

RTL Boulevard

Studenten:

A:53

B:40

C:7

Medewerkers:

A:76

B:12

C:12

Barend en van Dorp

Studenten:

A:64

B:32

C:4

Medewerkers:

A:73

B:12

C:5

Editie NL

Studenten:

A:74

B:24

C:2

Medewerkers:

A:85

B:10

C:5

Hart van Nederland

Studenten:

A:86

B:13

C:1

Medewerkers:

A:83

B:13

C:3

Netwerk

Studenten

A:46

B:52

C:2

Medewerkers:

A:38

B:60

C:2

NOS-Journaal

Studenten:

A:9

B:41

C:50

Medewerkers:

A:2

B:22

C:76

NOVA

Studenten:

A:49

B:45

C:6

Medewerkers:

A:37

B:51

C:12

RTL Nieuws

Studenten:

A:40

B: 45

C: 15

Medewerkers:

A:47

B:40

C:13

RTL Z:

Studenten:

A:73

B:17

C:10

Medewerkers:

A:90

B:5

C:5

3) De krant

De kranten schreeuwen moord en brand over het verlies van de jonge lezer. Toch leest driekwart van de Utrechtse studenten meerdere keren per week een dagblad. Bij de medewerkers doet zelfs negentig procent dat. De vraag is natuurlijk: welke kranten lezen die UU'ers dan?

Kader:

Hoe vaak leest u een krant?

Studenten:

A=Minder dan een keer per week:19

B=Meer dan een keer per week:48

C=Dagelijks:33

Medewerkers

A: 10

B:32

C:58

De gratis kranten Metro en Spits genieten overduidelijk een grote populariteit onder studenten. 65 Procent van de respondenten leest Metro een paar keer per week, bij de Spits ligt dit percentage zo'n 12 procent lager. Misschien dat, zoals sommige studenten aangaven als negatieve motivatie voor de keuze voor de televisie als favoriet medium, de dure krantenabonnementen hier de oorzaak van zijn. Alleen de Volkskrant kan enigszins in het spoor blijven van de twee gratis publiekskranten. Er zijn relatief veel studenten en medewerkers die deze krant werkelijk dagelijks lezen.

Metro:

Studenten:

A=Minder dan een keer per week:35

B=Meer dan een keer per week:55

C=Dagelijks:10

Medewerkers:

A:63

B:24

C:13

Spits:

Studenten:

A:44

B:48

C8

Medewerkers:

A:78

B:7

C:15

NRC:

Studenten:

A:79

B:17

C:4

Medewerkers:

A:53

B:25

C:22

AD:

Studenten

A89

B:7

C4

Medewerkers:

A:92

B:4

C:4

Telegraaf:

Studenten:

A: 91

B:7

C:7

Medewerkers:

A:75

B:18

C:7

Trouw:

Studenten:

A:86

B:9

C:5

Medewerkers:

A:77

B:13

C:10

Volkskrant:

Studenten:

A:66

B:20

C:14

Medewerkers:

A:46

B:21

C:33

Utrechts Nieuwsblad:

Studenten:

A:86

B:12

C:2

Medewerkers:

A:78

B:12

C:10

Andere regionale krant

Studenten:

A:74

B:18

C:8

Medewerkers:

A:68

B:14

C:18

4) Internet

Verbazingwekkend is wellicht het feit dat meer dan dertig procent van de studenten en een kwart van de medewerkers slechts sporadisch op zoek gaat naar nieuws op internet. Daartegenover voorziet 37 procent van de studenten dagelijks door middel van internet in de nieuwsbehoefte. Medewerkers doen dit opvallend genoeg nog iets vaker. Bijna de helft van hen zegt elke dag wel een keer op zoek te gaan naar nieuws op internet.

Hoe vaak bezoek je het internet voor je nieuwsvoorziening?

Studenten:

A=Minder dan een keer per week: 32

B=Meer dan een keer per week:31

C=Dagelijks:37

Medewerkers:

A: 24

B:28

C:48

De nieuwssite bij uitstek is nu.nl. Bijna veertig procent van de studenten en dertig procent van de medewerkers noemt die site bij zijn of haar drie meest gebruikte sites. Op nummer twee bij de studenten staat de Volkskrant-nieuwssite, maar deze wordt voorbijgeschreden wanneer de nummers drie en vier, nos.nl en teletekst.nos.nl samen worden genomen.

Top 5, meest genoemde sites:

Studenten:

Nu.nl39

Volkskrant.nl19

NOS.nl17

Teletekst.nos.nl10

NRC.nl9

Medewerkers:

Nu.nl29

Teletekst.nos.nl18

Nos.nl15

Telegraaf13

NRC/Volkskrant9

5) Radio

Bij de radio is een aardig onderscheid tussen studenten en medewerkers waarneembaar. Waar 65 procent van de studenten zegt nooit naar nieuwsprogramma's op de radio te luisteren, is dit voor meer dan veertig procent van de medewerkers dagelijkse kost. Bij deze vraag lieten we respondenten zelf programma's noemen. Radio 1-programma's, zoals 'Met het Oog op Morgen' werden relatief veel genoemd, voor het overige waren de antwoorden te divers om hier te noemen.

Hoevaak luistert u naar nieuw op de radio?

Studenten:

A=Minder dan een keer per week:65

B=Meer dan een keer per week:21

C=Dagelijks:14

Medewerkers:

A:47

B:11

C:42

6) Het opinieblad

Het lezen van opiniebladen is in de universitaire wereld allesbehalve vanzelfsprekend. Het percentage studenten dat wekelijks een of meerdere achtergrondmagazines leest, bedraagt iets meer dan tien procent, bij medewerkers nog geen zeven.

Kader:

Hoe vaak leest u een opinieblad?

Studenten

A=Elke week 11

B=Soms58

C=Nooit31

Medewerkers

A: 7

B:53

C:40

Geen van de weekbladen die het Ublad Online in de enquête noemde, mag zich werkelijk in grote populariteit verheugen, al is het aantal incidentele Elsevier-lezers onder de studenten opvallend. Medewerkers grijpen nog wel eens naar de Vrij Nederland. De 'intellectuele' Groene Amsterdammer komt als 'slechtst gelezen blad' uit de bus.

Elsevier

Studenten

A: 16

B: 47

C:47

Medewerkers:

A:3

B:39

C:58

Groene Amsterdammer

Studenten:

A: 2

B:15

C:83

Medewerkers:

A:3

B:32

C:65

HP/De Tijd

Studenten:

A:3

B:31

C:66

Medewerkers:

A:0

B:37

C:63

Nieuwe Revue:

Studenten:

A:3

B:21

C:76

Medewerkers:

A:0

B:27

C:73

Vrij Nederland

Studenten:

A:7

B:33

C:60

Medewerkers

A:7

B:53

C:40

7) De nieuwspersoonlijkheden

Welke van deze tv-nieuwspersoonlijkheden waarderen jullie het meest en welke het minste?, vroeg Ublad Online. De lijst met namen was zeer onvolledig en uitermate arbitrair. Grote winnaar is Charles Groenhuijsen die favoriet is bij twintig procent van de studenten, en ook bij de medewerkers in de top 5 eindigde. Geen enkele respondent noemde Groenhuijsen bovendien als minst gewaardeerde persoonlijkheid. Van Andries Knevel hebben noch de studenten noch de medewerkers een hoge pet op. Hij kreeg bij beide groepen een kwart van de stemmen en werd daarmee de minst gewaardeerde nieuwspersoonlijkheid. Wellicht kan dit deels worden teruggevoerd op zijn gewraakte interview met Abdul Jabbar van de Ven, korte tijd voordat de enquête online ging.

Minst gewaardeerde nieuwspersoonlijkheid:

Studenten:

Andries Knevel24

Albert Verlinden21

Jan Mulder15

Beau van Erven Dorens14

Frits Barend8

Marga van Praag4

Henk van Dorp 4

Suzanne Bosman 2

Rob Trip2

Clairy Polak1

Jeroen Pauw1

Sacha de Boer0.8

Inge Diepman0.8

Philip Freriks0.8

Loretta Schrijvers0.8

Paul Witteman0.8

Hanneke Groenteman0

Charles Groenhuijsen0

Rick Nieman0

Meest gewaardeerde nieuwspersoonlijkheid:

Studenten:

Charles Groenhuijsen19

Paul Witteman15

Jeroen Pauw14

Philip Freriks12

Sacha de Boer10

Loretta Schrijvers5

Hanneke Groenteman5

Andries Knevel4

Inge Diepman3

Rob Trip3

Beau van Erven Dorens2

Suzanne Bosman2

Rick Nieman2

Marga Van Praag2

Clairy Polak1

Jan Mulder1

Frits Barend0

Henk van Dorp0

Albert Verlinden0

Minst gewaardeerde persoonlijkheid:

Medewerkers:

Andries Knevel23

Beau van Erven Dorens18

Frits Barend15

Alber Verlinden15

Philip Freriks5

Clairy Polak5

Paul Witteman5

Suzanne Bosman3

Inge Diepman3

Henk van Dorp3

Hanneke Groenteman3

Jan Mulder3

Rob Trip0

Sacha de Boer0

Charles Groenhuijsen0

Rick Nieman0

Jeroen Pauw0

Marga van Praag0

Loretta Schrijvers0

Meest gewaardeerde persoonlijkheid:

Medewerkers:

Philip Freriks23

Paul Witteman20

Rob Trip15

Inge Diepman13

Charles Groenhuijsen10

Andries Knevel5

Clairy Polak5

Sacha de Boer2

Hanneke Groenteman2

Rick Nieman2

Loretta Schrijvers2

Frits Barend0

Suzanne Bosman0

Henk van Dorp0

Beau van Erven Dorens0

Jan Mulder0

Jeroen Pauw0

Marga Van Praag0

Albert Verlinden0

Een historische canon?

De voorzitter van de Onderwijsraad pleitte onlangs voor de introductie van een culturele canon. Volgens historicus Maarten van Rossem is de drijfveer achter die wens vooral paniek. De culturele kern van de natie is echter te zeer aan verandering onderhevig om zo'n 'inburgeringscanon' ook maar enige realiteitszin te kunnen toeschrijven. 'Misbruik van het verleden voor politiek-culturele doeleinden', aldus zijn oordeel over de canon.

De moeizame integratie van een deel van de islamitische immigranten in Nederland heeft geleid tot een soort politiek-culturele paniek. De gruwelijke moord op Theo van Gogh heeft het gevoel van paniek en crisis nog eens aangescherpt. Of er, wanneer we een wat ruimer historisch kader nemen, wel reden is voor die paniek is zeer de vraag. De Nederlanders waren kennelijk uitgegaan van een wonderbaarlijk snelle integratie van de immigranten in hun prachtige, gastvrije vaderland. Het is waar dat sommige immigranten zich in hoog tempo en wonderwel aanpassen aan hun nieuwe vaderland. Dat is echter alleen het geval wanneer er sprake is van een sterke culturele congruentie tussen de cultuur van de immigranten en die van de autochtonen. Is die congruentie gedeeltelijk of zelfs geheel afwezig dan kan het integratieproces van de immigranten wel een kleine driekwart eeuw in beslag nemen. Hoewel het nuttig is de paniek enigszins te relativeren, gaat het mij in het volgende niet om een comparatieve analyse van verschillende integratieprocessen, maar om de cultuurpolitieke strategie die de Nederlandse overheid en een deel van de culturele elite heeft bedacht om het integratieproces van de onwillige moslems te bespoedigen.

Het voornemen is nu om de immigranten, zowel degenen die er al enige tijd zijn als de nieuwe, te dwingen om een inburgeringsproces te doorlopen. Daarbij zullen allerlei praktische vaardigheden worden onderwezen die in het dagelijks leven in Nederland goed van pas komen, maar zal ook aandacht moeten worden besteed aan de Nederlandse cultuur. Welke culturele eigenaardigheden zijn kenmerkend voor Nederland? Hoe kunnen we de Nederlandse identiteit zo formuleren dat zij met vrucht aan de immigranten kan worden onderwezen? Wat de Nederlandse identiteit eigenlijk is, zal gedestilleerd moeten worden uit het vaderlands verleden. Tot voor kort hadden overheid en politiek geen enkele belangstelling voor de vaderlandse geschiedenis, maar nu het er naar uitziet dat het verleden goed gebruikt kan worden in het beoogde inburgeringsproces, is daar een plotselinge kentering in opgetreden. De voorzitter van de Onderwijsraad en diverse prominente intellectuelen pleiten nu met kracht voor de introductie van een historisch gefundeerde culturele canon. Om de juiste toon te zetten heeft de reeds genoemde voorzitter al vast verklaard dat sceptische historici, die wellicht denken dat zo'n canon een dubieus idee is, vooral hun mond moeten houden. Dat lijkt mij voor sceptische historici eerlijk gezegd een extra stimulans om de beoogde canon, die al direct verdacht ruikt naar overheidspropaganda, kritisch te bezien. Eerst voor alle duidelijkheid: een canon zoals bedoeld in de recente aanbevelingen is een officieel vastgestelde norm of regel. Het zal er wel op neer komen, als er althans iets terecht komt van deze plannen, dat een commissie van prominente geleerden na langdurig geharrewar vaststelt wat als karakteristiek en essentieel voor de Nederlandse cultuur en het Nederlandse verleden moet worden beschouwd.

In de praktijk is altijd sprake van een officieuze canon. Het verleden is zo omvangrijk en complex dat slechts aan een klein gedeelte van het verleden aandacht kan worden besteed. Die officieuze canon is echter onderhevig aan een continu veranderingsproces. Onderwerpen die het ene decennium nog in de mode zijn, raken in een volgend decennium onder het stof, terwijl nieuwe onderwerpen in de mode raken. Dit proces wordt meestal gestuurd door contemporaine veranderingen in de cultuur. Zo heeft de emancipatie van vrouwen en homo's in de afgelopen decennia geleid tot allerlei onderzoek naar de rol van vrouwen en homo's in het verleden, waar een halve eeuw geleden nog geen enkele belangstelling voor was. Over de vraag of Adolf Hitler en Abraham Lincoln mogelijk homosexueel waren, wordt uitgebreid en met hartstocht gediscussieerd. Zolang de canon officieus is en kan veranderen zonder dat politiek belanghebbenden zich daarmee beslissend kunnen bemoeien, is er niets aan de hand. Verandering van de officieuze canon houdt de wetenschap in beweging. Dat zou veranderen als de canon van hogerhand wordt vastgesteld en bovendien een rol gaat spelen in het toch al zo emotionele debat over de immigranten in Nederland. Als de historische canon officieel gedefinieerd wordt ten behoeve van inburgeringcursussen, en in het verlengde daarvan ongetwijfeld ook voor het onderwijs, zal dat onvermijdelijk een schrale en instrumentele onderneming worden. Essentieel is dat het daarbij niet meer gaat om werkelijke belangstelling voor het verleden, maar om het misbruik van het verleden voor politiek-culturele doeleinden. Aan de historische en culturele kennis van de immigranten kunnen niet al te hoge eisen worden gesteld, al was het maar omdat de modale Nederlander niet meer dan een zeer wazig idee heeft van het verleden en de cultuur van zijn vaderland. Het zou wel erg onrechtvaardig zijn als de inburgerende immigrant van alles over Thorbecke moet weten, terwijl de autochtonen in overgrote meerderheid geen idee hebben wie Thorbecke was, laat staan geïnformeerd zijn over zijn staatsrechtelijke hervormingen. Deze aanpak doet denken aan de wijze waarop zwarten in het zuiden van de Verenigde Staten in vroeger jaren van hun stemrecht werden beroofd. In de zuidelijke staten was in de wet vastgelegd dat de kiezers een zekere kennis moesten hebben van de Grondwet en het politieke systeem. Terwijl aan de blanke kiezers nooit wat werd gevraagd, schoot de kennis van de zwarte kiezers onveranderlijk tekort, waardoor zij niet mochten stemmen. Om deze problemen te omzeilen is minister Verdonk, als ik mij dat goed herinner, even van plan geweest alle Nederlanders aan een inburgeringscursus te onderwerpen. Dit plan sneuvelde bij gebrek aan realiteitszin, nog voor de interessante vraag was beantwoord wat de regering zou hebben gedaan met de miljoenen Nederlanders die voor deze cursus zouden zijn gezakt. Verlies van staatsburgerschap en uitwijzing naar België?

Het grote gevaar van een officieel vastgestelde overheidscanon is dat het verleden ondergeschikt zal worden gemaakt aan het educatieve nationalisme dat de onmiskenbare kern is van de voorgestelde inburgering. Centrale begrippen die de immigranten moeten worden ingepeperd, zoals democratie, vrijheidszin, tolerantie, Oranjetrouw en ongetwijfeld de joods-christelijke traditie die onze minister-president zo na aan het hart ligt, zullen opgetuigd worden met historische franje, maar in feite volkomen onhistorisch aan de orde worden gesteld, namelijk vanuit de angstige preoccupaties van het heden. Dat al de genoemde begrippen er in het verleden net even anders uitzagen dan nu, dat die begrippen een uiterst complexe ontwikkeling hebben doorgemaakt en dat het verleden zich niet leent voor een enkele, eenduidige, door het kabinet geformuleerde interpretatie zal niet duidelijk worden. De inburgeringscanon zal de suggestie wekken dat er zoiets bestaat als een nationale identiteit, die al eeuwen constant is en die samenvalt met de culturele kern van de natie. Een beetje bekwame canonschrijver zal zeker een prettig amalgaam weten te vervaardigen van calvinisme, pragmatisme en Oranjejubel. Daarbij kan dan moraliserend verwezen worden naar de mythische jaren vijftig, de laatste periode uit onze geschiedenis waarin de nationale glorie nog intact was: toen geluk nog heel gewoon was, iedereen zijn plaats wist en tevreden was met een boterham met tevredenheid, terwijl de enige neger in Nederland vrolijke liedjes zong in Pension Hommeles.

Dat is wat de immigranten duidelijk moet worden gemaakt, dat we terug willen naar de jaren vijftig, toen we zogenaamd nog wisten wie we waren. Van een nationale identiteit is echter geen sprake, de natie heeft geen onveranderbare culturele kern. Nederland bestaat uit allerlei verschillende identiteiten, die dan ook nog eens op zeer complexe wijze en in verbazend hoog tempo zijn veranderd in het verleden. Zo goed als zij veranderen in het heden en dat ook zullen doen in de toekomst. Weg met de officiële, nationalistische, propagandistische, statische en leugenachtige canon.

Prof.dr. Maarten van Rossem is als contemporain historicus verbonden aan de UU. Door het Historisch Nieuwsblad werd hij uitgeroepen tot historicus van het jaar 2003. In het kader van de Week van de Geschiedenis schreef hij het essay Typisch Nederland.

'Het zou wel erg onrechtvaardig zijn als de inburgerende immigrant van alles over Thorbecke moet weten, terwijl de autochtonen in overgrote meerderheid geen idee hebben wie Thorbecke was'

'Een beetje bekwame canonschrijver zal zeker een prettig amalgaam weten te vervaardigen van calvinisme, pragmatisme en Oranjejubel'

'Jonge daders aanspreken op verantwoordelijkheidsgevoel'

Hoogleraar jeugdstrafrecht Ido Weijers ziet geen heil in detentie

Een jongen van zestien belandt in een justitiële jeugdinrichting nadat hij is veroordeeld voor een serie roofovervallen, waarvan sommige met geweld. In die inrichting wordt hij weliswaar voorbereid op zijn terugkeer in de maatschappij, maar daarbij wordt nauwelijks aandacht besteed aan de door hem gepleegde delicten en hun gevolgen.

"Kijk", zegt Ido Weijers, "dat is kenmerkend voor de manier waarop we in Nederland met jeugdige delinquenten omgaan. Aan de ene kant kennen we al sinds het begin van de vorige eeuw een speciaal jeugdstrafrecht, omdat we er terecht rekening mee houden dat jongeren in veel opzichten nog kinderen zijn. Maar het probleem is dat we ook nog steeds te eenzijdig uitgaan van de in die tijd gangbare gedachte dat delinquent gedrag een product is van een gebrekkige opvoeding en dat jonge boefjes dus vooral 'heropgevoed' moeten worden. Het jeugdstrafrecht in ons land is in de sfeer van de tenuitvoerlegging van de straf vooral opvoedingsrecht."

"Wat aan de Nederlandse aanpak ontbreekt, is volgens Weijers een appèl op het verantwoordelijkheidsgevoel van de jonge daders. Pas als zij beseffen wat zij een ander hebben aangedaan, zich daar schuldig over voelen en oprecht berouw tonen, is er kans op verbetering. Zijn oratie 'De pedagogische uitdaging van het jeugdstrafrecht' was dan ook één lang pleidooi om jonge delinquenten te confronteren met de gevolgen van hun daad en ze te leren zoveel mogelijk goed te maken van wat ze hebben aangericht."

Herstel

Je verantwoordelijk voelen voor wat je doet. Volgens Weijers krijgt een kind dat in een normale opvoedingssituatie met de paplepel ingegoten. En dus is het voor hem vanzelfsprekend dat ook de bijsturing van jeugdige criminelen daar hoort te beginnen. Een geschikte vorm daarvoor, waarmee in landen als Australië, Nieuw Zeeland, Canada en Engeland bemoedigende ervaringen zijn opgedaan, is wat hem betreft het zogeheten herstelgesprek.

Weijers: "De deelnemers aan zo'n gesprek zijn de jonge dader, zijn ouders en het slachtoffer of iemand namens het slachtoffer. Doel van het gesprek is om de dader te laten beseffen wat hij het slachtoffer, maar ook zijn omgeving heeft aangedaan. Dat lijkt misschien een wat softe 'pedagogische' aanpak, maar vergis je niet. Zeker voor adolescenten is zo'n confrontatie met het slachtoffer een zware opgave, waaraan ze zich graag zouden onttrekken."

Vooral de aanwezigheid van de ouders of van goede vrienden bij zo'n gesprek is wat Weijers betreft onmisbaar. "In het begin hebben de meeste jonge delinquenten een stoere houding alsof het ze allemaal niet raakt, maar dat verandert als ze merken dat mensen die belangrijk voor hen zijn, het moeilijk hebben met wat zij hebben gedaan. Veel ouders hebben geen idee wat hun zoon of dochter allemaal heeft uitgespookt. Ik heb een vader tijdens zo'n herstelgesprek in snikken zien uitbarsten. Reken maar dat dat zo'n kind raakt. Een snikkende vader of moeder, daar schrikken ze van. Dat is een goede manier om juist die jongeren te bereiken die zich hard en gevoelloos opstellen."

Natuurlijk werken herstelgesprekken niet altijd, erkent Weijers. Soms heb je te maken met criminele ouders, vaders die hun zoon soms zelfs geholpen hebben. Of het kind is thuis verwaarloosd of misbruikt en heeft alle vertrouwen in zijn ouders verloren. "Dan heeft het geen zin om de ouders erbij te halen, maar in de meerderheid van de gevallen, gaat het om goedwillende ouders die met de handen in het haar zitten omdat ze de greep op hun kind hebben verloren. In zo'n geval is het heel vruchtbaar om hen te betrekken bij de vraag: hoe gaan we om met dit ernstige delict van uw zoon of dochter?

"Jongeren die vastzitten willen trouwens niets liever dan dat het contact met thuis weer hersteld wordt. Mijn collega Micha de Winter heeft een tijd in een gesloten inrichting doorgebracht om te zien hoe het daar aan toe ging. Eén van die jongens zei toen tegen hem: 'Met je ouders en je familie moet je het straks toch weer doen. Als je hieruit komt en je bent van je familie vervreemd, dan ga je rechtstreeks naar de verdommenis; ze zouden ons moeten helpen om het contact te verbeteren.' Dat geeft precies aan wat ik bedoel."

Hoewel Weijers hoge verwachtingen heeft van de effectiviteit van herstelgesprekken, pleitte hij in zijn oratie toch niet zonder meer voor invoering ervan. Als wetenschapper wil hij eerst meer inzicht in de vele mitsen en maren. "In de eerste plaats heeft een aantal van de jongeren waarom het gaat, vooral de jongeren van Marokkaanse afkomst, nog nooit ergens expliciet schuld over erkend. Ze hebben geen enkele ervaring met het tonen van berouw. Dat moeten we ze dus eerst leren, maar hoe doen we dat? Bovendien is het maar de vraag of we altijd meteen op een herstelgesprek moeten aansturen. In sommige gevallen is het waarschijnlijk zinniger om bij de dader eerst zoiets als een besef van de gevolgen van het delict op gang te brengen, bijvoorbeeld met een intensieve cursus Slachtoffer In Beeld. Naar al dit soort vragen moeten we echt eerst meer onderzoek doen.

Murat D.

Voldoende haken en ogen kortom, maar desondanks is Weijers een vurig pleitbezorger van een andere aanpak van jeugdige delinquenten, want wat hem betreft is alles beter dan de huidige praktijk van het opsluiten van jongeren in justitiële jeugdinrichtingen.

"In feite zitten we collectief in onze maag met de vraag: wat zijn productieve en effectieve sancties voor jeugdigen? Je kunt je moeilijk voorstellen dat een jongen als Murat D. geen gevangenisstraf krijgt opgelegd, maar tegelijkertijd weet je dat het heel onwaarschijnlijk is dat hij daar beter van wordt."

"Het zou al heel wat schelen als we meer gebruik zouden maken van flexibele vormen van detentie, zoals nachtdetentie en elektronisch toezicht. Dan kan de jongere tenminste gewoon naar zijn werk of naar school blijven gaan. Ik vind het onbegrijpelijk dat we die vormen van detentie zo weinig toepassen. We blijven maar vastzitten aan het opsluiten van jongeren in jeugdinrichtingen, terwijl dat aantoonbaar weinig oplevert en gigantisch veel kost. Gebruik dat geld liever voor intensieve begeleiding van jonge delinquenten buiten de inrichting. Dat kost minder en biedt meer uitzicht op positief resultaat."

Weijers verklaring is dat de 'neoliberale manier van denken' ons land op dit moment ook met betrekking tot jeugdcriminaliteit in zijn greep heeft. "We kijken op dit punt te veel naar de VS: als je ze maar hard aanpakt, dan zullen ze het wel leren. Het gekke is dat Amerika een land is met indrukwekkend onderzoek op dit terrein, waaruit onomstotelijk blijkt dat jeugddetentie averechts werkt. Maar dat onderzoek heeft geen enkele invloed op het beleid. Ze doen het mooiste onderzoek, maar in de praktijk zijn ze het meest kortzichtige en meest ideologische land van de Westerse wereld; mijn Amerikaanse collega's praten met afgrijzen over hun eigen jeugdstrafsysteem. Mijn grote angst is dat we in Nederland ook stap voor stap die kant op gaan. In plaats van naar bijvoorbeeld Canada, Scandinavië en Duitsland te kijken, waar ze de zaak wel goed aanpakken en waar de relatie tussen onderzoek en beleid veel positiever is, kijken wij liever naar de VS???????. Ik maak me daar grote zorgen over."

Glen Mills

Een uit de States overgewaaide aanpak van jeugdige delinquenten is de harde disciplinering in instellingen zoals Glen Mills en Den Engh. Weijers steekt niet onder stoelen of banken dat hij weinig heil ziet in die aanpak. "Mijn grote bezwaar is dat ze de jongens elkaar daar laten 'opvoeden'. Dat vloekt met elk basaal pedagogisch inzicht, dat voorschrijft dat je de opvoeding van kinderen juist niet aan de groep overlaat, maar in handen geeft van ouderen die emotioneel bij hen betrokken zijn en die hen het goede voorbeeld kunnen geven.

"Een sterk punt van die instellingen vind ik dat jongeren er de handen uit de mouwen leren steken. In Den Engh hebben ze boten, die door henzelf worden onderhouden. Zo leren ze al doende een vak, en bovendien doen ze iets waarop ze trots zijn. Glen Mills zorgt voor arbeidsplaatsen na afloop. Dat is positief en die punten zou ik veel breder ingevoerd willen zien, maar in pedagogisch opzicht schiet deze aanpak ernstig tekort. Het komt in feite neer op dressuur, zoals mijn leermeester Langeveld het noemde.

"Dressuur doen we met beesten en gedeeltelijk met heel jonge kinderen, terwijl opvoeding altijd impliceert: op weg naar verantwoordelijkheid helpen. Ik waag te betwijfelen of moeilijke jongeren die op veel maatschappelijke terreinen problemen hebben, uiteindelijk, zeg twee, drie jaar later baat blijken te hebben gehad bij de eenzijdige aanpak van Den Engh en Glen Mills. Er wordt ze ongetwijfeld discipline bijgebracht, maar met discipline alleen kun je ook voortreffelijke maffiosi vormen. Dat is een groot risico, waar volgens mij veel te weinig bij wordt stilgestaan, en waar helaas nog helemaal geen onderzoek naar wordt gedaan."

Paternalisme

Weijers coördineert een interdisciplinaire Minor Jeugd en Criminaliteit die is opgezet voor zowel rechtenstudenten als studenten pedagogiek en andere sociale wetenschappen. De cursussen gaan over de oorzaken van jeugdcriminaliteit, de strafrechtelijke reactie daarop en de mogelijkheden van interventie. In zijn onderzoek richt hij zich zowel op grondslagenonderzoek als op meer beleidsgerichte vragen, met name op de vraag hoe te voorkomen dat jongeren al vroeg op het verkeerde pad raken. Wat hem betreft zou meer toezicht bepaald geen kwaad kunnen, om het aantal risico's dat jongeren lopen enigszins te beperken.

"Ik zou er bijvoorbeeld sterk voor zijn om discotheken eerder te sluiten, en om toezicht te houden bij de uitgang om te voorkomen dat jongeren stomdronken op hun brommer of scooter stappen. Jongeren zorgen tenslotte voor het grootste aantal verkeersongelukken. Ook belangrijk is om te voorkomen dat jongeren zich in de schulden steken, waardoor sommigen in de verleiding komen om op illegale wijze aan geld te komen. Dat betekent dus dat hun kredietmogelijkheden beperkt moeten worden. Inderdaad, dit is paternalisme, maar ik denk dat we met meer toezicht niet alleen veel problemen kunnen voorkomen, maar ook veel ouders zouden helpen om greep op hun kinderen te houden.

"Neem de problemen in de Amsterdamse Diamantbuurt. Ik begrijp niet waarom dat zo lang heeft moeten doorrotten, waarom de politie niet veel eerder zijn werk heeft gedaan. Ze hadden meteen contact met de ouders moeten zoeken. Ja, wordt er dan gezegd, maar dan kom je aan hun privé-sfeer. Onzin. Een buurtagent hoort de buurt te kennen. Ga op een vriendelijke manier naar die ouders, niet in uniform, want dat schrikt af, maar in burger, en zeg: wij hebben een probleem, is dat ook uw probleem? Dat is gewoon het ouderwetse politiewerk. Dat dat niet gebeurd is, vind ik echt een gemiste kans."

De kern van het probleem is volgens Weijers dat jongeren mede onder invloed van de markt steeds meer worden beschouwd als volwassenen, terwijl ze dat nog niet zijn. "Al op heel jonge leeftijd worden kinderen tegenwoordig geacht zelf keuzes te maken. Ze mogen zelf bepalen welk soort kleren ze aan willen, ze kiezen zelf naar welk TV-programma ze kijken en veel reclame benadert jongeren als volwassen consumenten. We zijn dat zo vanzelfsprekend gaan vinden dat we die keuzevrijheid van de weeromstuit ook in het onderwijs hebben ingevoerd, bijvoorbeeld in het studiehuis.

We gaan ervan uit dat het allemaal zelfstandig kiezende kindertjes zijn. Aan de bovenkant van de maatschappij, waar kinderen goed worden begeleid en ouders de weg weten, leidt dat niet tot grote problemen, maar aan de onderkant, waar die begeleiding ontbreekt en ouders bijvoorbeeld weinig of niets van het onderwijs weten, is het funest. Daar moeten kinderen net als vroeger tot ver in de adolescentie aan de hand worden genomen. De veronderstelling dat ze zelfstandig keuzes kunnen maken en hun leven verstandig indelen is bij veel kinderen een schromelijke overschatting van hun mogelijkheden. Dat merken we bij veel jongeren die in de criminaliteit belanden maar al te goed."

KADER

Loopbaan

Ido Weijers heeft een ingewikkelde loopbaan achter de rug, die hem via de politicologie en de pedagogiek bij het jeugdstrafrecht deed belanden. Na aanstellingen in Amsterdam, Rotterdam en Nijmegen werd hij in 1996 docent-onderzoeker bij de Utrechtse capaciteitsgroep algemene pedagogiek. Sinds vorig jaar combineert hij die baan met het bijzonder hoogleraarschap in de jeugdrechtspleging aan de subfaculteit Rechtsgeleerdheid. In 2003 werd Weijers lid van de nationale Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Behalve als docent en onderzoeker is Ido Weijers ook actief als publicist. In 1995 verscheen van zijn hand een analyse over 'De toekomst van de universiteit'. Vorig jaar publiceerde hij samen met Ruud Abma het boek 'Met gezag en deskundigheid' over de geschiedenis van het beroep van psychiater.

Zie voor meer informatie over Ido Weijers: http://home.wanadoo.nl/ido.w

Met vallen en opstaan naar de eindstreep

Hoe studeer je af zonder kleerscheuren: het lief en leed van de scriptie.

Natasja Oosten (26) blijkt een meesterwerk te hebben afgescheiden. Zij won de Popscriptieprijs 2004 van 500 euro van het Nationaal Popinstituut. De muziekwetenschapper viel in de prijzen met haar verkennend onderzoek naar de invloed van de Amerikaanse luchtmachtbasis in Soesterberg op de Nederlandse popmuziek. De jury prijst onder meer haar duidelijke probleemstelling en heldere schrijfstijl. De alumna was blij verrast met de gekregen prijs. Vervolgens rolden in januari dit jaar de media over haar heen: het Utrechts Nieuwsblad, Radio 1, 3 en Radio 2's Spijkers met Koppen in de Utrechtse Florin.

Een groot succes, maar hoe was het scriptieproces? "Ik vond het vooral leuk en interessant om te doen. Ik ben wel een paar jaar bezig geweest, want aangezien het een eerste onderzoek betrof naar dit onderwerp, was er heel veel te vinden. Bij een verkennend onderzoek weet je sowieso niet hoeveel er te vinden is. Dat bij elkaar maakt het lastig om te bepalen wanneer je stopt met het verzamelen van gegevens. Ik heb mijn goede en slechte momenten gehad. Als ik terugkijk op mijn scriptieperiode zie ik het vooral als een tijd van afzondering. Je bent 'los' van de universiteit. Het is een heel andere manier van studeren dan je voorheen gewend was."

Haar scriptiebegeleider Lutgard Mutsaers is bijzonder te spreken over Natasja. Dat resulteerde in een goede beoordeling: een 8,5. "Ik heb niet eerder een student meegemaakt met zoveel doorzettingsvermogen." Mutsaers houdt van het begeleiden van scriptieschrijvers. Ze begeleidt op dit moment zes studenten: "Het is mijn favoriete taakonderdeel, omdat er in mijn vrij nieuwe vakgebied, populaire muziekstudies, veel te doen is. Mijn studenten hoeven zelden of nooit het gevoel te hebben om een artikel te produceren voor in een la. Wat ik verder zo interessant vind, is dat de scriptie het beste in de student naar boven kan halen."

Of het slechtste, want sommige studenten raken behoorlijk in de knoop in hun laatste studiefase. Dat weet studentenpsycholoog Ineke Muller als geen ander. Zij begeleidt één van de twee afstudeergroepen van het Studenten Servicecentrum. "Het accent ligt op praktische begeleiding en niet op het aanpakken van persoonlijke problemen. Wij zijn geen therapiegroep", zo stelt Muller.

De afstudeergroep is geschikt voor iedereen die stagneert tijdens het afstuderen. Je vindt er een bonte verzameling studenten; met verschillende studies en diverse problemen. De ene is gestopt met zijn scriptie na een onderbreking, anderen zijn preventief in de groep gaan zitten uit angst dat ze het werken aan de scriptie gaan uitstellen. Ook zitten er studenten in die hun studie prima doorkomen maar 'vergeten' deze af te ronden.

Deelnemers kunnen maximaal anderhalf jaar meedoen. "Dat lijkt lang", vertelt Muller, " maar je hebt er veel studenten bij die naast hun studie moeten werken. Op dit moment heb ik acht personen in de groep, terwijl ik er met 25 begon." Of degenen die de cursus vaarwel hebben gezegd ook allemaal zijn afgestudeerd, is niet bekend. Sommigen gaan uit de groep omdat ze ineens als een speer gaan, waardoor de behoefte aan wekelijkse begeleiding niet meer nodig is, van anderen blijft onbekend waarom ze zijn vertrokken.

De hulpgroep

Op de vraag of het Ublad aanwezig kan zijn bij een bijeenkomst van de afstudeergroep reageert Muller aarzelend. Het is niet aan een psycholoog om de deelnemers van de groep daaraan bloot te stellen. Een groep behoort veilig te zijn, maar wie wil praten, kan dat buiten de groep doen.

En zo geschiedt. Begin januari nemen Ciska en Frans plaats aan tafel, in het restaurant van het Educatorium. Anderhalf uur voordat de groep begint. Nou ja, dat wil zeggen een uur van tevoren, want ze komen allebei fors te laat op de afspraak. Ciska verontschuldigt zich: "Ja, dat hoort bij ons. We zijn altijd te laat. Ik kom bij de afstudeergroep steevast een kwartier te laat. Wat ik ook probeer."

Dan Frans: "Ik had de wekker om kwart voor negen gezet om te vertrekken richting De Uithof, zodat ik er om half tien kon zijn. Dat is dus niet gelukt." Ging de wekker niet af? "Jawel, maar toen was ik met mijn ontbijt bezig en moest ik de hond nog uitlaten."

Ciska (29) is nu zevendejaars psychologie. Op het programma staan nog het onderzoeksverslag en de scriptie. "Ik ben halverwege de scriptie. De data voor het onderzoek heb ik binnen, die ik moet nu gaan verwerken, analyseren en dan nog alles opschrijven." Sinds september zit ze in de afstudeergroep die ze op eigen houtje heeft gevonden. "Ik heb zelf gezocht op internet want ik had echt behoefte aan iets." Ciska lacht: Ik zocht hulp!"

Frans (34), veertiendejaars diergeneeskunde lacht hartelijk mee. Bij hem moest ook hoognodig iets gebeuren. "Ik ben aan het einde van mijn studie. Nog veertien weken en dan ben ik klaar. Maar dat moet ik allemaal zelf plannen, zoals nog een stage. Dus zit ik nu al vier maanden in de situatie dat ik over veertien weken klaar ben."

Ciska zit al tweeënhalf jaar zonder studiefinanciering, werkt twee tot drie dagen in de week. "Dat werkritme heb ik nodig om de rest van de dagen goed te werken aan mijn studie. Van september tot november heb ik goed gewerkt. Ik heb mijn stageverslag herschreven en ik ben begonnen aan mijn scriptie. Toen kreeg mijn begeleider een hartaanval. Met hem had ik net een goeie planning gemaakt. Het gevolg laat zich raden. Ik ben toen in een dip geraakt en dat duurde eigenlijk tot vorige week."

De groepsleden hebben een positieve uitwerking op elkaar: het is één groot feest der herkenning. Ciska: "Je herkent de worsteling met alles, de ongedisciplineerdheid. We hebben trouwens ook veel lol met elkaar in de groep. Echt, iedereen heeft zoveel andere leuke dingen te doen. Hoor je weer: 'er kwamen weer dingetjes tussen'. (lacht) Zoals jij met je gamen." Frans knikt: "Ja, wij kunnen geen nee zeggen tegen verleiding. In het begin dacht ik dat je verantwoording moest afleggen aan de groep, maar ik ben erachter gekomen dat ik dat aan mezelf moet doen. Ik heb moeite met plannen en me te houden aan die planning. Zet mij in een hiërarchisch systeem met een vaste taak, zoals in het werk dat ik nu naast mijn studie doe. Dan is er geen probleem. In het onderwijsprogramma werd ik aan het handje meegenomen, maar afstuderen moet ik zelf organiseren."

Onder begeleiding van de studentenpsycholoog Muller worden de groepsleden gestimuleerd om na te denken een planning voor een week te maken. "Wat ik aan de groep vraag is om een plan- en realisatieschema bij te houden. De hele week plannen, alles met een kleur. De realisatie moet ook ingevuld worden, zodat je goed kunt zien wat je had willen doen en wat daarvan is terecht gekomen."

Tijdens een bijeenkomst moet iedereen vertellen hoe zijn of haar week is geweest. En wat gaan Ciska en Frans meedelen? Ciska brandt direct los: "Ik ga vertellen dat ik een goede week heb gehad. Ik zie het helemaal zitten, want ik heb een planning in mijn hoofd. Mijn streefdatum is nu 24 maart. Dan moet er weer collegegeld worden betaald. Bovendien heb ik bedacht om na mijn afstuderen naar Australië te gaan, waar nu twee vrienden zitten."

Frans is minder tevreden: "Ik ben even ver als vorige week. Eén van de dingen die ik had willen doen, is mijn begeleider bellen, maar ik durf niet te bellen." Ciska wil 'm best helpen: "Zal ik bellen? Dag meneer, u spreekt met de secretaresse van Frans."

De begeleiders

De stellige overtuiging van begeleider Lutgard Mutsaers is om de scriptie te starten met een heldere en werkbare probleemstelling. Als je daar veel tijd insteekt, dan staat ie daarna op de rails. "In het begin neem ik veel tijd voor de student. Dan zit ik echt uren, soms hele dagdelen met de student in de bieb. Ik wil altijd inzicht hebben in de persoonlijkheid van de student. Dat neem ik ook mee in hun onderwerpkeuze. Als docentbegeleider maak ik een in-de-gaten-houd-schema. Dat is meestal al genoeg. Je kunt het verloop van het proces niet afdwingen."

Zijn er geen drama's? "Nee, wel dipjes, die na een goed gesprek en een paar koppen koffie wel voorbij zijn. Natuurlijk stuur ik een onderwerp bij als blijkt dat de student een heilloze weg volgt. Wat je als begeleider hoort te doen, is méér dan je in de realiteit kunt doen. De werkdruk speelt mij parten. Dat zul je van iedereen horen. Je moet schipperen."

Maarten van Ham, universitair docent Stadsgeografie bij Geowetenschappen, kent het euvel van de tijd. Op dit moment heeft hij voor één student 24 begeleidingsuren, dat is inclusief het praatje tijdens de buluitreiking. Hem is opgevallen dat veel studenten slecht voorbereid zijn op wat er van hen aan het einde van hun studie wordt verwacht. Van Ham wijt dit mogelijk aan het fragmentarisch aanbod van de onderzoeksvaardigheden in de studie waardoor studenten het nut van de vaardigheden niet goed inzien. Dit kan leiden tot desinteresse voor een vak als 'Methoden en Technieken' wat dan weer tot problemen kan leiden bij het finale onderzoek.

Om zichzelf goed voor te bereiden op zijn taak als begeleider heeft hij een cursus afstudeerbegeleiding bij het IVLOS gevolgd. Daarvan heeft hij zeker veel opgestoken. "Mijn valkuil is dat ik te veel praat tijdens de bijeenkomsten. Dat komt vooral door mijn enthousiasme. Moet je voorstellen: door al die verschillende scripties, leer ik veel, zie ik nieuwe artikelen. Ik wil van alles aandragen. Voordat je het weet, ben je teveel aan het opleiden met het gevolg dat je aan het eind van het proces jezelf zit te beoordelen, omdat je in de scriptie telkens je eigen ideeën tegenkomt. Maar goed: tijdens en na de cursus ben ik minder gaan praten en meer vragen gaan stellen. Dat gaat erg goed. Je merkt direct dat studenten zelf eerder met de problemen en mogelijke oplossingen komen. Verder heb ik veel gehad aan het idee om op de juiste momenten- de cruciale kruispunten - extra gesprekken te voeren. Zo kun je een hoop tijd en leed besparen."

Het mag geen verrassing zijn dat niet iedere student en begeleider door één deur kunnen. IVLOS-docent Sophie Wils heeft op haar kamer een prachtig gekalligrafeerd doek hangen met daarop: 'kennis is macht'. Dit doek had een student in China gekocht voor zijn begeleider, maar uiteindelijk liep dat contact spaak. Maar met begeleiding van Wils is het met hem en zijn scriptie toch goed gekomen. Wils geeft zowel de scriptiecursus (deel 2, over het schrijven) aan studenten als de cursus afstudeerbegeleiding aan docenten. Hierdoor heeft ze een aardig beeld van het lief en leed rondom de scriptie.

Volgens Wils zijn veel studenten niet helemaal toegerust om te beginnen aan een scriptie, want het is toch even wat anders dan een paper. Zo kan het gebeuren dat je voor een slecht geschreven paper nog wel een voldoende krijgt, maar dat diezelfde docent van diezelfde manier van schrijven in je scriptie geen spaan heel laat. Dat kan behoorlijk verwarrend zijn om met deze 'plotselinge' hogere verwachtingen om te gaan. Wils: "Er zijn studenten die veel in groepjes hebben gewerkt, zonder ooit zelf het schrijfwerk voor een paper te hebben gedaan."

"In de scriptiecursus hoor ik het veel voorkomend probleem dat de begeleider globaal aangeeft wat er anders moet, maar dat studenten vervolgens geen idee hebben hoe ze het anders moeten schrijven. Het meest gegeven commentaar is namelijk: 'het is niet wetenschappelijk genoeg, het moet meer analytisch. Je beschrijft alleen'."

Wat kun je doen om leed te besparen? "Spreek aan het begin de wederzijdse verwachtingen uit, investeer in een goede opzet, en laat als student weten waar je mee bezig bent. Geef inzicht in je proces."

De geïnspireerden

Ontmoet David Nieborg (24) en Eva Keeris (25) die doen wat veel studenten doen: ze schrijven hun scriptie op eigen vermogen en kunnen. David is vijfdejaars student Communicatie- en Informatiewetenschappen (CIW) Hij is een jaar bezig met zijn scriptie. Sinds drie maanden fulltime. Hij zit tot over zijn oren in het schrijfproces. Een aantal hoofdstukken zijn al als artikel verschenen in het themanummer Games van het 'Tijdschrift voor Mediageschiedenis'. "Als ik mijn scriptie nu zou inleveren, krijg ik misschien wel een zes, denk ik, maar ik wil promoveren, dus ik zie mijn scriptie als een begin daarvoor."

David heeft zich volledig gestort op zijn onderwerp, een onderzoek naar het computerspel 'America's Army'. Hij heeft een website gemaakt waarop hij ook blogt (www.gamespace.nl). David geniet van zijn onderzoek, heeft een inspirerende begeleider en steekt er veel tijd in. Het enige probleem is over-inspiratie. Zijn weblog zorgt ervoor dat hij zijn gedachten ordent. "Ik heb structuur nodig. Als ik het opschrijf, is het alsof ik een afspraak met mezelf maak. De blog heeft ook de functie van rapporteren. Zo houd ik mijn studievrienden en andere geïnteresseerden op de hoogte van mijn vorderingen. En er is nog een voordeel. Door zijn website heeft hij bij het schrijven van de scriptie al een publiek voor ogen. Want als zijn scriptie af is, komt-ie op de site. "Dat komt het schrijven ten goede, want ik hou nu al rekening met de lezer."

Eva Keeris is vijfdejaars CIW en een studievriendin van David. Ook zij is begonnen met een weblog om haar begeleider en anderen inzicht in haar scriptieproces te geven. Maar de blog was niet haar ding. Ze schrijft liever haar gedachten en ideeën in schriftjes. Eva heeft net als David de lat hoog liggen. Ook zij wil in de wetenschap verder en wil zoals ze het zelf zegt haar studie 'met vuurwerk eindigen'. Afgelopen najaar heeft ze aan de lijve ervaren dat schrijven een hele klus is. Zonder motivatieproblemen schreef ze 85 bladzijden vol, grotendeels met spraakherkenning omdat Eva RSI heeft. Ze geloofde er helemaal in, maar haar begeleider vond het slecht geschreven. "Dat was hoogmoed voor de val. Het is voor mij een openbaring geweest dat je het niet redt op inspiratie en bevlogenheid alleen. Je moet het ook weten te verkopen. De collega van mijn begeleider heeft mij de juiste schop onder mijn kont gegeven door te zeggen dat het werk niet alleen in de vreugde zit, maar vooral in het zweetuurtje waarin je zwoegt op een alinea."

Na een flinke dip gaat het weer goed met Eva. "Ik heb alweer vijftig pagina's geschreven. Eind deze week wil ik mijn eerste versie inleveren."

Epiloog

Aan alles komt een eind! Aan een artikel, maar ook aan een scriptie. Volgens de thesismeter op Davids blog is hij nu bezig met de afronding van hoofdstuk 4. David ziet zijn streefdatum liever niet zwart op wit: dat zou stress kunnen veroorzaken. Eva heeft haar deadline vorige week niet gehaald, omdat ze te horen kreeg dat het (anti-kraak)huis waarin ze woont, verkocht is en dat ze per 1 april eruit moet. Dat zorgde natuurlijk voor de nodige commotie. Daarnaast had ze te lang achter de pc gewerkt, waardoor ze een weekend RSI-vrij moest nemen. Deze week voelt ze zich goed en stevent op een goeie eerste versie af.

Frans is optimistisch en heeft de vaart erin. Hij houdt 13 mei aan. Deze week levert hij de tweede versie van zijn onderzoeksverslag in en hij heeft een stageplaats voor een week geregeld!

En hoe gaat het met Ciska? Ben je op tijd klaar om naar Australië af te reizen voor je vrienden terugkomen? "Het gaat iets langzamer dan ik had gewild. De deadline 24 maart zou nog steeds kunnen, maar dan moet ik wel hard mijn best doen!"

Zin in een scriptiecursus? Ga naar www.ivlos.uu.nl (kijk bij studievaardigheden)

Meer weten over de afstudeergroep? Maak een afspraak met een studentenpsycholoog voor een oriënterend gesprek. Neem contact op met het Studenten Service Centrum. (www.uu.nl/ssc, 030 253 7000)

KADER: (met het motto: hoe beperk je het scriptieleed IDEE met kniprandje en TEKST: voor je prikbord, wc, agenda of koelkast)

TIPS

IK KAN HET EN IK DOE HET!

(Zeg dit 10x hardop tegen jezelf en je kunt er weer tegenaan. Bron: Eva Keeris)

Praktische procestips (Bron: studentenpsycholoog Ineke Muller)

- Plan realistisch! Niemand kan ach uur effectief achter elkaar werken. Advies: werk in twee dagdelen, zodat je even weg kunt van je studieplek. Als je zegt 25 uur te willen studeren en je maakt er maar tien, stel je verwachtingen bij en plan anders.

- De studieplek (thuis, bieb, computerleerzaal): maak een keuze, denk na over de randvoorwaarden: waar moet de studieplek minimaal aan voldoen.

- Bewaar wat je hebt geschreven. Kijk er de volgende dag nog eens naar. Zonder twijfel zit er iets nuttigs in. Sommige mensen gooien tekst weg en schrijven vervolgens drie keer hetzelfde, dat is niet efficient.

- Schrijf aan het eind van de dag op waarmee je de volgende dag/keer mee verder kunt gaan.

- Maak lijstjes met ideeën en flarden: schrijf ze uit je hoofd. Doe dat ook met andere dingen, zoals de boodschappen. Zo voorkom je een hoofd dat overloopt.

- Zorg voor deadlines en lever in. Of wel: maak een planning met je begeleider.

- Tot slot voor alle perfectionisten: bedenk dat je geen perfect ding hoeft in te leveren. Je scriptie is juist om te LEREN!

Tips bij een schrijfblokkade (bron: IVLOS-docent Sophie Wils)

Ben je de draad kwijt?

- zet op een rijtje wat je wilt met een tekstgedeelte

- praat er met iemand over om je gedachten helder te krijgen

- ga eerst je gegevens beter ordenen

- stop de gegevens in je tas en schrijf uit je hoofd op wat je wél weet (vul dit later aan en corrigeer)

Blijf je hangen in de tekst?

- sla een zin over of typ gewoon wat in ("ik weet het even niet")

- begin met de volgende alinea

- schrijf een 'minder goede tekst' en kijk later hoe je hem kan verbeteren

Kom je niet aan het werk?

- verdeel de taak in kleine stappen en begin bij de eerste stap

- kies een geschikte plaats en een geschikt moment

- reserveer minimaal een dagdeel om te schrijven

- schrijf vooraf een samenvatting van de tekst die je wilt schrijven of begin bij de conclusie

- wissel veeleisende taken en routinetaken af