Achtergrond

Vertrekkende senenioren

Toch lijken de gevolgen vooralsnog mee te vallen. Bij de Universiteitsbibliotheek dreigt deze zomer weliswaar voor zeker vier medewerkers ontslag, terwijl bij het Universiteitsmuseum voor één medewerker nog geen vervangend werk is gevonden, maar bij Geowetenschappen is de reorganisatie formeel zonder gedwongen ontslagen verlopen. Dat is echter vooral te danken aan het feit dat een aantal jongeren herplaatst kon worden en dat veel ouderen zich min of meer gedwongen voelden om de hen aangeboden seniorenregeling te accepteren.

Niet iedereen had met dat laatste overigens evenveel moeite. In de faculteit Geowetenschappen was het aanbod aan een aantal 61-plussers zo riant dat het moeilijk was om er nee tegen te zeggen. Bovenop de 75 procent van het salaris, die standaard voor universitaire seniorenregelingen is overeengekomen, legden universiteit en faculteit voor de Geo-senioren nog eens dertien procent. Geen wonder dat liefst 55 van de ruim negentig senioren 'ja' zei tegen de regeling. Gevolg is dat het facultaire tekort van anderhalf miljoen euro eind 2005 volledig zal zijn weggewerkt en dat de faculteit de komende vijf jaar zo'n tien miljoen euro bespaart.

Dat is een mooi resultaat, vindt de leiding van Geowetenschappen, maar onder de medewerkers zijn de meningen verdeeld. Vooral de achterblijvers maken zich zorgen, zo bleek al tijdens de nieuwjaarsborrel, waar de aio's van Fysische Geografie de resterende stafleden een buitenboordmotor aanboden om met de geringe resterende bezetting toch de vaart erin te kunnen houden. Het Ublad nam een kijkje op de werkvloer en registreerde gemengde gevoelens in Geoland.

De achterblijvers

"Die hele generatie, die ons heeft opgeleid, moest in één keer weg." Irina van Aalst erkent dat de schok van de reorganisatie bij haar en bij haar collega's groot was. De onrust was vervolgens navenant. "Niet dat we nog discussies hadden over de reorganisatie zelf. Die werd als feit aangenomen. In onderlinge gesprekken werd meer gesproken over de manier waarop. Sommige persoonlijke verhalen waren natuurlijk erg wrang. Mensen wilden helemaal niet weg, die voelden zich afgeserveerd."

Maarten van Ham kwam afgelopen oktober na enige tijd werkzaam te zijn geweest aan de Universiteit van Amsterdam weer terug naar Utrecht. Dankzij de inzet van hoogleraren mocht hij een vacature vervullen die het faculteitsbestuur liever had geschrapt. "Eigenlijk zit ik hier omdat die oudere mensen bereid waren op te stappen."

Van Ham herinnert zich ook een moeizame periode. Toch, en dat beaamt Van Aalst, werd de blik snel naar voren gericht. Wat moest er nu gebeuren? Een antwoord op die vraag was niet zo eenvoudig te geven. Van Aalst: "De mensen die vertrokken hadden een heel grote inbreng in het onderwijs. Zij verzorgden sinds jaar en dag een groot deel van de vakken. Dat was niet zomaar op te vangen. Neem alleen al de excursies. Ik liep als student al met Johan Borchert en Ben Driessen door Berlijn. Jan van Weesep kent New York en Los Angeles als zijn broekzak. Hij had een persoonlijk netwerk in die steden van heb ik jou daar. Een enorme brok ervaring op het organiseren van reizen voor studenten viel weg."

Daarbij komt het vertrek van de vijf, aldus Van Ham en Van Aalst, op een wel heel ongelukkig tijdstip. "We voeren het bachelor-masterprogramma uit, maar zitten nog met flink wat oude doctoraalstudenten. Bovendien begon het masterprogramma al dit jaar met dertig veelal hbo-afgestudeerden, terwijl onze eerste bachelors nog niet zijn afgestudeerd. We kijken dan ook met angst en beven naar volgend jaar, wanneer we twee startmomenten hebben voor de master en onze eigen bachelors zich zullen aanmelden daarvoor. We gaan uit van zestig studenten. Dat zijn dus zestig afstudeerscripties. Met vijf stafleden met een halve onderwijsaanstelling is dat erg veel."

De remedie is voorlopig tweeledig: efficiënter werken en harder werken. Binnen het departement sociale geografie en planologie, waar stadsgeografie deel van uitmaakt, is de afgelopen tijd het onderwijsaanbod eens goed tegen het licht gehouden. Tot groter verdriet van de vertrekkende medewerkers werden vakken die te zeer aan hun persoonlijke expertise hingen, geschrapt. Pijnlijk, maar niet rampzalig, aldus Van Aalst. "Misschien hadden we ook wel een erg ruim aanbod aan vakken."

Zelf proberen ze op een wat pragmatischere manier te doceren. Zo is de excursie nog maar één in plaats van twee weken lang, gaan studenten niet meer naar Hong Kong of Tokio, maar naar een grote Europese stad, en doen studenten zelf een groot deel van de voorbereidingen. Ook gaat de staf rationeler om met de kleinschaligheid en intensiviteit van het bacheloronderwijs. Van Aalst: "We zijn daar de afgelopen jaren denk ik sowieso wat te ambitieus mee geweest. Tot nu toe is het vooral activerend voor docenten geweest." Van Ham: "Eén keer een hoorcollege geven in plaats van drie werkgroepen is helemaal niet zo erg. Ik heb het idee dat studenten behoorlijk moe worden van al dat participeren. Die willen ook gewoon eens consumeren."

Maar dat de kwaliteit van het onderwijs op peil blijft en dat studenten nog niet weglopen heeft volgens de twee vooral te maken met de voortdurende inzet van de overgebleven docenten. Van Ham: "Iedereen vindt het enorm leuk om onderwijs te geven en om met studenten om te gaan. Er is niemand die dat wil laten versloffen. En daarom zit ik op zondagavond toch mailtjes te beantwoorden van studenten."

De keerzijde van al dat enthousiasme voor het onderwijs is echter zwart. Van Aalst: "Vorig jaar zat ik nog wel eens een dag thuis om iets te schrijven of te lezen. Nu word ik opgeslokt door onderwijsverplichtingen. Die vragen continu om onmiddellijke aandacht. Het onderzoek, waar de deadlines minder vast liggen, schiet er dan bij in. En onderzoek doe je niet even tussen de bedrijven door. De werkzaamheden waar je je hoofd bij nodig hebt, verschuif je naar de avonduren."

Het gevaar is duidelijk: minder tijd voor onderzoek betekent minder publicaties. En dat is slecht voor de reputatie van de faculteit en slecht voor het carrièreperspectief van de medewerker. Voor de lange termijn vragen Van Aalst en Van Ham om een splitsing van taken, zodat mensen zich (tijdelijk) uitsluitend op óf onderwijs óf onderzoek kunnen concentreren. Een grotere waardering voor het geven van onderwijs is daarvoor een voorwaarde. Maar dat vergt een mentaliteitsverandering, begrijpen de twee.

Volgens Van Ham is bij de overgebleven medewerkers bij stadsgeografie inmiddels een overlevingsstrategie in werking getreden, die al op korte termijn resultaten moet opleveren. "Vroeger werd alles aan de koffietafel geregeld. Er was altijd wel iemand die een taak kon overnemen. Dat kan opeens niet meer. Nu blijkt het nodig om te overleggen, om harde afspraken te maken, om regels op te stellen over wat we wel en niet meer doen. Dat gaat met vergaderagenda's en zo. We lijken wel een geoliede organisatie. Als groep kunnen we nu de departementsleiding nog beter duidelijk maken wat we nog aankunnen."

En van die departementsleiding worden nu oplossingen verwacht, vooral met het zicht op de dreigende situatie van september. Van Ham: "Dat de boel is opgeschud is niet zo erg, maar er moet wel licht aan het eind van de tunnel zijn. Op een gegeven moment gaan mensen ten onder." Met een kwinkslag: "Toen ik dit najaar na drie jaar weer terug kwam in Utrecht vond ik al dat iedereen zoveel ouder was geworden. Mensen hebben minder tijd voor je, sluiten zich op met een bordje niet storen op de deur. Ik hoop dat ik over drie jaar, niet meer dan drie jaar ouder ben geworden."

Met seniorenverlof de Etna op

't Hart: "Ruim twee jaar geleden kreeg ik te horen dat mijn baan in de nieuw te vormen faculteit Geowetenschappen zou ophouden te bestaan. Mijn taak was het zowel in logistiek als in financieel opzicht voorbereiden en uitvoeren van de voor studenten Aardwetenschappen verplichte veldwerken en excursies. Ik organiseerde reis en verblijf en soms ging ik mee, waarbij ik me dan nuttig maakte als chauffeur en manusje van alles.

"Ik vond dat een uiterst zinnige activiteit omdat het de docenten veel werk uit handen nam, maar bij Ruimtelijke Wetenschappen regelden de docenten het veldwerk zelf en het nieuwe faculteitsbestuur vond het overbodige luxe dat Aardwetenschappen daar een aparte medewerker voor had. Er moest dus iets anders - en wat mij betreft een serieuze functie - voor mij worden gezocht, maar door de samenvoeging van beide faculteiten was er eerder te veel dan te weinig personeel. Al snel bleek men dan ook bereid mij eerder te laten vertrekken, op vergelijkbare condities als de latere seniorenregeling.

"Het was even wennen, uiteindelijk was ik ruim vier jaar voorzitter van de faculteitsraad geweest en dus sterk betrokken bij het wel en wee van Aardwetenschappen, maar het gaf tegelijk ook kansen, te meer omdat ik faciliteiten in de vorm van een kleine kantoorkamer kon krijgen om van daaruit mijn reizen te organiseren.

"Ik was namelijk in 1998 begonnen met het organiseren van geologische groepsreizen. Ik was op het idee gekomen omdat ik van de universiteit - inclusief mijn ADV - jaarlijks zoveel verlof kreeg dat ik dat redelijkerwijs niet op kreeg. Tegelijk vond ik het onzin om -wat veel van mijn collega's deden- het restant dan maar aan de faculteit cadeau te doen. Ik heb toen emeritus-hoogleraar Schuiling benaderd met de vraag of hij zijn derdejaars excursie naar de Griekse eilanden een keer met betalende gasten wilde maken. Via een kleine advertentie in De Volkskrant en wat mond tot mond reclame kregen we zes reizigers. Die eerste keer beviel zo goed, dat ik besloot om er mee door te gaan.

"|Ik organiseer nu per jaar een stuk of zes reizen naar geologisch interessante gebieden en op elke reis gaan één of twee deskundigen mee, geologen, vulkanologen, noem maar op. Het zijn vrijwel allemaal Utrechtse aardwetenschappers die het uit enthousiasme voor hun vak doen, want ze krijgen er, met uitzondering van de reiskosten, niets voor betaald. Maar ze doen het graag, want de deelnemers zijn vreselijk enthousiast en geïnteresseerd en hangen aan hun lippen. Ik krijg zelfs al aanbiedingen van geologen van buiten de universiteit, laatst nog van een voormalige Shell-medewerker, die mij voorstelde een excursie naar Utah en Colorado te organiseren. Nou, graag dus en die reis staat nu in de planning voor 2006!

"De reiskosten zijn beperkt, want ik hoef er niet aan te verdienen, ik heb mijn inkomen al uit mijn prepensioen. Bovendien kom ik op uiterst fascinerende plekken op een manier waarop me dat als gewone toerist nooit zou lukken. Vorig jaar gingen we bijvoorbeeld de krater van de Etna bekijken. Toen we over de hekken heenstapten, die de gewone toeristen moeten tegenhouden, kwamen een paar boze bewakers op ons af. Maar toen onze lokale vulkanoloog ze in vloeiend Italiaans uitlegde dat wij een groep Utrechtse vulkanologen waren, was het goed en mochten we verder. Mooi toch?"

Zie www.georeizen.nl

De senioren van Geowetenschappen

Als eerste gereorganiseerde faculteit neemt Geowetenschappen dit jaar afscheid van een groot aantal senioren. Om gedwongen ontslagen onder jongere collega's te voorkomen accepteerden 55 van hen de door de faculteit aangeboden regeling voor vervroegde uittreding. Maar niet iedereen vertrekt. Liefst 21 senioren maken dankbaar gebruik van het aanbod om een werkplek met e-mailaansluiting te mogen behouden. Bij Fysische Geografie kregen de 'oudjes' zelfs een eigen kamer, die met de nodige galgenhumor al is omgedoopt tot 'dementorium'.

Het is maandagmiddag en kamer 113 in de Zonneveldvleugel van het Van Unnikgebouw biedt op een tijdelijk gehuisveste Amerikaanse gast na een verlaten aanblik. De nieuwe bewoners van het dementorium (ironisch genoeg de voormalige kamer van de assistenten in opleiding) zijn of thuis of met vakantie of ze bivakkeren, zoals Theo van Asch, nog even op hun eigen kamer. Bij een rondgang door de gangen heeft de verslaggever van meerdere kanten te horen gekregen dat de oudere medewerkers ernstig onder druk zijn gezet om de seniorenregeling te accepteren, maar Van Asch heeft daar niets van gemerkt en ook van zijn leeftijdsgenoten heeft hij geen klachten gehoord.

"Nee hoor, het is natuurlijk vervelend dat het nodig was om een seniorenregeling te hanteren, maar het faculteitsbestuur verdient wat mij betreft alle lof voor de manier waarop de reorganisatie is aangepakt. Natuurlijk heerst er in de wandelgangen het nodige cynisme en wordt er geroepen dat iedereen moet inleveren behalve de zevende verdieping, waar ons bestuur zit. Maar de decaan heeft in alle openheid met ons gesproken en ons geheel de vrije keus gelaten om de regeling al dan niet te accepteren. Wat je het bestuur kunt verwijten, is dat het de financiële situatie kennelijk te lichtzinnig heeft ingeschat. Anders begrijp ik niet waarom vacatures de laatste jaren zo gemakkelijk werden opgevuld, waardoor we nu met te veel personeel zitten. Maar op de seniorenregeling en de manier waarop die is doorgevoerd, heb ik geen kritiek."

Van Asch ontkent niet dat hij zich min of meer gedwongen voelde om de overigens bijzonder royale regeling te accepteren. "Maar dat kwam niet omdat ik onder druk ben gezet, dat zat in mezelf. Ik heb dit departement 35 jaar helpen opbouwen tot wat het nu is. Dan doe je er toch alles aan om te voorkomen dat het schade oploopt? Om die reden heeft bijna iedereen bij ons de regeling geaccepteerd, ook twee van onze hoogleraren. Of ik het mensen kwalijk neem, die dat niet hebben gedaan? Geen sprake van. Ik kan het me financieel permitteren om een stapje terug te doen, maar er kunnen altijd redenen zijn waarom dat niet mogelijk is. Dat is een afweging die iedereen voor zichzelf moet maken. De faculteit had ook een 59-plus regeling in de aanbieding, maar die was aanzienlijk ongunstiger dan onze regeling. Twee collega's hebben die regeling van de hand gewezen en ik kan me dat heel goed voorstellen."

Hoogleraar landschapskunde Peter Burrough beaamt dat er geen rechtstreekse druk op hem is uitgeoefend om op te stappen. "Maar", zegt hij met een zucht, "ik kon deze gunstige regeling moeilijk weigeren, want dat had voor sommige jongere medewerkers in mijn groep hoogstwaarschijnlijk ontslag betekend." Wat Burrough het meest dwars zit, is dat het faculteitsbestuur blijkbaar zo weinig rekening heeft gehouden met de prestaties van de senioren. "Ik ben 24 jaar geleden naar Utrecht gekomen en iedereen kan bevestigen dat ik hier een groep met een internationale reputatie heb opgebouwd. Er is nog veel te doen, maar ik heb de indruk dat het faculteitsbestuur door uit te gaan van het weinig flexibele beginsel 'gelijke monniken, gelijke kappen' daarvoor weinig waardering heeft getoond," aldus Burrough, die zich nog beraad op een aanbod uit Oxford om 'visiting professor' te worden.

Zwitserlevengevoel

Ook bij veel andere senioren is het gemak waarmee de faculteit hen aan de kant heeft gezet, hard aangekomen. "Bij mij heeft dat minder gespeeld", zegt Van Asch, "want zo belangrijk heb ik me nooit gevoeld, maar sommigen stonden toch raar te kijken bij de gedachte dat men het ook zonder hen kan. Of dat ook echt het geval is, is trouwens nog maar de vraag, want ik maak me grote zorgen over de toekomst, zeker nu onze studentenaantallen blijven dalen. Wij hebben, door de regeling te accepteren, een fors gebaar in de richting van het faculteitsbestuur gemaakt. Ik hoop dat men dat gebaar daar honoreert door Fysische Geografie nu niet nog verder te korten."

Die wens is Theo Tiemissen, hoofd van het laboratorium van Fysische Geografie, uit het hart gegrepen. Hij wees de 59-plus regeling van de hand en heeft vooral moeite met het feit dat de veel riantere 61-plus regeling mede uit de reserves van zijn laboratorium wordt betaald. "Dat geld, dat ik de afgelopen jaren zorgvuldig opzij heb gelegd, gaat nu naar collega's van wie een aantal geen enkele bemoeienis had met wat wij in het lab doen. En intussen wordt tegen mij gezegd dat ik maar extra geld uit de markt moet zien te halen, omdat het lab anders te groot zou worden ten opzichte van de afgenomen vaste staf. Alsof dat in deze tijd zo gemakkelijk is. En wat gebeurt er vervolgens als ons dat niet lukt?"

Tiemissen reageert met het nodige cynisme op het feit dat de senioren onbezoldigd aan mogen blijven. "Heel leuk voor ze, maar je kunt niet structureel op ze bouwen. Maar goed, ik begrijp ook wel dat het faculteitsbestuur weinig keus had en we houden nu in elk geval wat kennis in huis die we anders kwijt zouden zijn."

Van Asch kan zich de gevoelens van de achterblijvers wel voorstellen, maar is niettemin blij met zijn onbetaalde werkplek in het 'dementorium', want hij is het onderzoek nog lang niet moe. "Ik heb even getwijfeld of ik ook onderwijs zou blijven geven, maar uiteindelijk heb ik besloten dat niet meer te doen. Nu het zo is gelopen, moet het ook maar een feest worden, vind ik. Ik ga nog wat onderzoek doen, ik probeer via mijn netwerk een paar projecten binnen te halen en ik blijf twee postdocs begeleiden. Ik verheug me vooral op de mogelijkheid om artikelen te schrijven zonder dat er druk achter zit. Tot nu toe moest ik altijd maar door, want je moest produceren. Nu krijg ik de kans om in alle rust een onderwerp uit te diepen. Ja inderdaad, een soort Zwitserleven gevoel in de wetenschap. Heerlijk lijkt me dat."

Moeten de laatstkomenden of de slechtsten er uit?

Ontslagvolgorde ter discussie

In januari vroeg decaan Willem Koops van de reorganiserende faculteit Sociale Wetenschappen de vakbonden in het Lokaal Overleg of hij bij eventuele gedwongen ontslagen mocht afwijken van het in Nederland nog bijna onaantastbare principe last-in, first-out. Hij achtte de kans weliswaar klein dat hij er ook echt gebruik van zou maken, maar als stok achter de deur om oudere werknemers te motiveren voor de facultaire seniorenregeling leek het loslaten van de ijzeren ontslagvolgorde hem geen slechte gedachte.

Koops zelf ondergroef zijn verzoek door de verwachting uit te spreken dat dankzij de seniorenregeling hoogstens voor een enkele medewerker sprake zou zijn van gedwongen ontslag. In dat geval, vonden de vakbonden, was het niet nodig om nu op stel en sprong een zo vergaand verzoek te honoreren. Zij maakten echter duidelijk niet zonder meer afwijzend te staan tegenover de argumenten van Koops en de zijnen en zeker bereid te zijn tot discussie.

Centraal in die argumentatie staat de wens om de beste medewerkers in dienst te kunnen houden, ook al zijn zij nog maar kort in dienst. Het voornemen van het kabinet om de best presterende universiteiten meer geld te geven, maakt die wens alleen maar sterker. De daaruit voortvloeiende concurrentieslag veronderstelt immers een kwalitatief sterk personeelsbestand met topdocenten, toponderzoekers en zo goed mogelijk ondersteunend personeel. Voor uitgebluste of meer incompetente werknemers is in dat beeld geen plaats.

Het college van bestuur ondersteunt de wens van Koops, maar heeft nog geen standpunt ingenomen in de discussie over het principe best-in, worst out. Daarvoor is het idee nog te jong. Elders leeft ook de wens om last-in, first-out aan te pakken. Aan de Technische Universiteit Delft moeten 500 van de 2300 man ondersteunend personeel zeker verdwijnen. In plaats van de traditionele ontslagvolgorde stelt de TUD een nieuw systeem voor, waarin alle medewerkers punten krijgen toegekend voor zaken als opleidingsniveau, ervaring, leeftijd en competenties. Van alle functies in de nieuwe organisatie wordt in kaart gebracht wat de medewerkers ervoor moeten kennen en kunnen. Ten slotte worden de lijsten van functies en medewerkers naast elkaar gelegd. Een waterdicht systeem, zo lijkt het.

"Veel van de punten die worden toegekend, hebben betrekking op pure feiten, zoals opleidingsniveau en ervaring", zegt een Delftse woordvoerder. "Dat zijn objectieve gegevens waar weinig over valt te discussiëren. Het gevoelige zit hem in de competenties, zoals 'leidinggevende capaciteiten' en 'resultaatgericht werken'. Dat soort zaken is te meten, maar hoe overtuig je medewerkers ervan dat dit objectief en rechtvaardig gebeurt? Daar hebben de vakbonden veel moeite mee, maar we gaan daar op korte termijn met hen over praten."

Vooralsnog lijken de bonden niet bereid om veel water bij de wijn te doen. Ze zijn eventueel nog wel te porren voor een afspiegelingsbeginsel, waarbij de ontslagen worden verdeeld over een aantal leeftijdscategorieën - waarna er binnen elke categorie gekeken wordt naar anciënniteit. Maar selecteren op kwaliteit is uit den boze, zegt Arno Lammeretz, onderhandelaar van AbvaKabo. "Werkgevers hebben heel veel mogelijkheden om aan de kwaliteit van hun personeel te werken. Bijvoorbeeld met beoordelings- en functioneringsgesprekken. Daar wordt echter weinig gebruik van gemaakt. Dat is een keuze, maar dan moet je als werkgever bij een reorganisatie niet ineens zeggen dat je eigenlijk al een aantal jaren niet tevreden bent over een bepaalde medewerker. Dat had je dan eerder moeten doen: een reorganisatie is niet het moment om iemand daarop af te rekenen."

De VAWO, de kleine maar strijdbare vakbond voor wetenschappelijk personeel die zich sterk maakt voor onderzoekers met een tijdelijk contract, denkt daar anders over. "Wij zijn principieel tegen last-in, first-out, omdat dit niet verenigbaar is met het streven naar kwaliteit in het wetenschappelijk onderwijs", zegt VAWO-voorzitter Helen de Hoop. Daarmee wil ze overigens niet gezegd hebben dat jongeren per definitie meer kwaliteit hebben dan ouderen. "Wij zouden dus ook geen voorstander zijn van een principe als last-in, last-out. We vinden alleen dat er geselecteerd moet worden op kwaliteit. Die zou je meetbaar moeten zien te maken, aan de hand van bijvoorbeeld citatiescores en onderwijsevaluaties." Zo krijg je bij reorganisaties, stelt De Hoop zich voor, een 'best-in, worst-out' principe. "Dat voorkomt discriminatie op leeftijd en vergrijzing, en biedt meer kansen voor talent en voor innovatie in het onderzoek."

Een argument vóór last-in, first-out zou kunnen zijn dat die ontslagvolgorde eerlijk en objectief is. Maar Sutherland van de TU Delft bestrijdt ook dat. "Bij een reorganisatie verdwijnen er bijna altijd functies en worden er nieuwe opgesteld. En dat systeem is subjectief. Zo kunnen nieuwe functies in theorie naar personen worden toegeschreven, of juist niet." Als bijvoorbeeld wordt gezegd: deze functie is meer resultaatgericht en dus is de functie nieuw, dan kan de oude medewerker worden ontslagen. Terwijl de nieuwe medewerker vervolgens precies dezelfde taken uitvoert als de oude. Sutherland: "Een helder puntensysteem, waarbij medewerkers aan de hand van meetbare criteria worden gekoppeld aan functies, is veel objectiever en eerlijker."

DJ Make Over

Tientallen studenten hadden zich opgegeven voor de dj-competitie die het Ublad organiseerde in samenwerking met Tivoli, Kinki Kappers en kledingzaak Lilith. Uiteindelijk werden tweedejaars Aardwetenschappen Rogier Overkamp (19) en eerstejaars Theater-, Film-, en Televisiewetenschappen Wieke Bruinsma (19) uitverkozen om de radicale make over te ondergaan. Wieke had een beetje ervaring opgedaan als dj bij de radio, maar twijfelde toch tot vlak voor de deadline of ze zich op zou geven. Rogier aarzelde geen moment, het was een kans die hij niet voorbij wilde laten gaan.

Rogier en Wieke hadden beiden nog nooit achter een echte draaitafel gestaan. Hoewel ze fans zijn van rockmuziek als U2 en Coldplay zijn ze ook thuis in de wereld van de dance. Rogiers hit van het jaaris Mylo en dat van Wieke The Chemical Brothers. De kennis van electro was wel zo handig bij de spoedcursus die ze van DJ Leonardo kregen. Deze bekende draaier op bijvoorbeeld Mystery Land, IT en Roxy bracht hen bij The Music House de beginselen van het dj'en bij. Aan hun uiterlijk werd gesleuteld door een Kinki-kapper en de mensen van kledingzaak Lilith. In een paar weken werden zij klaargestoomd om op zaterdag 12 februari hun pas ontwikkelde dj skills te tonen aan een vol Tivoli tijdens de RAUW-avond, de electro-avond van Joost van Bellen. Het Ublad volgde hoe DJ The Saint en DJ Wake-up stap voor stap toewerkten naar deze belangrijke avond.

Workshop

Als de eerste workshop is afgelopen, blijkt die gelijk boven alle verwachtingen te zijn gegaan. DJ Leonardo is zeer tevreden over de dj's in wording. Leonardo: "Ze doen het allebei erg goed. Het moeilijkste is om de platen in elkaar over te laten lopen. Dat had Wieke bij het opzetten van haar eerste platen gelijk door. Knap hoor. Ik adviseer ze nu veel te gaan oefenen voor de volgende workshop. Veel draaien, dan komt het voor de rest wel goed."

In de kelder van The Music House mogen Wieke en Rogier de komende weken elke keer een uur oefenen op de professionele installatie. Tijdens de eerste sessie hebben ze enkele basisbeginselen geleerd. Leonardo zet twee verschillen platen op en legt uit hoe je het beste de twee verschillende nummers vloeiend in elkaar kan laten overlopen. Een trucje is bijvoorbeeld om de baslijn weg te draaien.

Wieke is aangenaam verrast over haar eerste optreden als dj: "Dit is echt gaaf en het ging helemaal niet zo slecht. Ik verheug me nu al op de workshop van volgende week." Rogier is ook enthousiast: ""Ik maak thuis muziek op de computer, maar dit is toch andere koek. Het is lastiger dan ik gedacht had. Dat wordt flink oefenen op de set van mijn huisgenoot."

Lege zaal

Om te proeven aan de zaal waar het tijdens RAUW allemaal moet gaan gebeuren, krijgen de finalisten twee weken later de gelegenheid om in Tivoli te oefenen. Rogier: "In een grote zaal klinkt het geluid heel anders dan in een kleine oefenruimte." Wieke: "Nu is de zaal nog leeg, maar zaterdag staat het er straks vol met allemaal mensen." Ze kunnen zo alvast een beetje aan het geluid van de ruimte wennen en kunnen ze alvast backstage kijken. Daar zullen zij op zaterdag vertoeven, voordat zij hun debuut als dj maken en ze mogen daarbij nog een stel vrienden meenemen.

Make over

Gwen Stefanies nieuwe cd klinkt luid uit de speakers, als Wieke en Rogier Kinki binnenlopen. Een beetje onzeker nemen ze plaats op de felgekleurde wachtstoelen. De kappers hebben zelf kapsels in de wildste kleuren en opvallendste modellen. Ze vragen zich af wat hen te wachten staat. Rogier: "Normaal gesproken zit ik hooguit twintig minuten bij de kapper." Wieke: "Ik stel één voorwaarde aan het knippen: er mag niet te veel vanaf."

Rogier is als eerste aan de beurt. Het knippen bij Kinki is inderdaad heel anders dan wat hij gewend is. Het eindresultaat is een kapsel waar hij in ieder geval zeker niet mee over het hoofd zal worden gezien. Boven zijn oren is een mooi motief geschoren. Daarna wordt Wieke onder handen genomen. Het haar wordt niet veel korter maar krijgt een pittig karakter door het donker te verven.

Om de make over compleet te maken, moeten Wieke en Rogier alleen nog wel in een nieuw jasje worden gestoken. Rogier heeft bij het trendy Lilith vrijwel meteen al de juiste kledingcombinatie te pakken. De stoere broek samen met dito shirt passen helemaal in de stijl van RAUW. Wieke heeft iets langer nodig en twijfelt tot het allerlaatste moment over de juiste broek. In totaal zijn Wieke en Rogier met het aanmeten van een nieuw kapsel en het passen van nieuwe kleding ruim vier uur in de weer geweest. Maar dan zijn beide discjockeys met hun nieuwe look helemaal klaar voor de grote zaterdag.

Finale

Gierende zenuwen en de adrenaline die steeds harder door het lijf pompt. Het is een uur voor het optreden maar de seconden lijken voort te kruipen. Om de vijf minuten kijkt Rogier op zijn horloge en ook Wieke haalt om de haverklap haar mobiele telefoon tevoorschijn om te kijken of het nog steeds niet zover is. "Het is nu toch echt elf uur", mompelt Rogier nerveus. Dan is daar eindelijk medeorganisator Arlette van Tivoli met de verlossende mededeling dat ze het podium op mogen.

Ze verlaten de backstage vip-room waar ze met hun vrienden een glaasje champagne mochten drinken. Rogier wijst naar zijn hoofd: "Ik heb hele verschillende reacties gehad. Dat varieerde van mensen die het stoer vonden tot die het er toch wel een beetje raar vonden uit zien." Wieke vertelt dat ze tijdens haar atletiektraining eerst een muts droeg: "Op een gegeven moment moesten we binnen trainen en toen heb ik uiteindelijk mijn muts afgedaan. Eigenlijk reageerde iedereen heel positief."

Rogier en Wieke hebben afgesproken dat zij elkaar om het kwartier zullen afwisselen bij het draaien van de platen. Rogier heeft de eer om de spits afbijten, z'n playlist zit in zijn hoofd. Na een plaat of drie is Wieke aan de beurt. Ze hebben gekozen voor een vaste set van de platen waarmee ze tijdens de workshops hebben geoefend.

Rogier debuteert als DJ The Saint en moet de zaal opwarmen. Hij zet zijn eerste plaat in. Een heftig dansritme schalt uit de speakers. Rogier herkent vanachter zijn draaitafel een stel van zijn vrienden en zwaait naar hen. Rogier mixt met groot gemak de platen aan elkaar. De sfeer begint er goed in te komen.

Dj Wake up neemt haar plaats achter de draaitafel in. Op het moment dat Wieke haar eerste plaat opzet, komen haar ouders binnen lopen om de prestaties van hun dochter te beluisteren. De tijd vliegt. Voordat Rogier en Wieke het in de gaten hebben is het uur alweer voorbij. Ze moeten de draaitafels met grote tegenzin afstaan aan de andere dj's. De RAUW-avond krijgt zijn vervolg met DJ Joost van Bellen en de band Whitey. De finalisten blijven tot diep in de nacht in Tivoli rondhangen. Het avontuur is voorbij.

Wie wil luisteren naar de muziekmix van Wieke en Rogier kan deze vinden op de website www.3voor12.nl

REACTIES

Rogier: "Ik heb mijn optreden op het internet terug geluisterd en dan komt de muziek heel anders over. Ik vind dat het heel anders klinkt, dan als je er staat te draaien. Ik had op het podium het gevoel dat het goed ging, maar bij het terugluisteren, hoorde ik mijn fouten. Mijn vrienden vonden het een erg leuk optreden en zeiden dat ik het goed deed. De lessen en het draaien vond ik het leukst. Ik vind het erg jammer dat het nu voorbij is. Ik wil wel graag blijven draaien. Voorlopig oefen ik even af en toe op de set van mijn huisgenoot."

Wieke: "Ik was toch wel heel erg zenuwachtig, voordat ik begon met draaien. Rogier mocht beginnen, dus ik moest nog langer wachten dan hij. Maar toen ik eenmaal stond te draaien, viel die druk gelukkig van me af. Ik heb het optreden ook internet nog eens nageluisterd en ook ik hoorde wel een paar foutjes. Ik vind het erg jammer dat het nu allemaal voorbij is. We zijn toch wel een tijd bezig geweest. Ik zou best verder willen met draaien, alleen het is zo verschrikkelijk duur om te doen. Als je een echte set wilt, dan ben je vele honderden euro's kwijt. De lessen die ik heb gehad vond ik heel leuk, maar die kosten normaal gesproken ook veel geld. Daar moet ik dus nog even over nadenken."

Uraad, jouw raad?

Maaike Gerritsen (20), derdejaars student informatica, werkt naast haar studie als programmeur.

1. Eerdere 'parlementaire' ervaring?

"Wat de medezeggenschap betreft, ben ik een onbeschreven blad. Wel ben ik dit jaar bestuurslid geweest van Universiteit Vrij van Nut, een studentenvereniging die activiteiten organiseert voor de student die z'n kennis wil verbreden naast de studie. "

2. Waarom is het een genoegen om aan de UU te studeren?

"Kleine, gezellige steden zoals Utrecht spreken mij erg aan en binnen de UU heb ik het met mijn studie ook heel goed getroffen. De docenten zijn erg betrokken en dat zorgt voor een goede sfeer met veel persoonlijk contact. Maar vergis je niet, de opleiding is behoorlijk pittig."

3. Waar erger je je het meest aan op de universiteit?

"Sommige van onze eerstejaarsvakken halen het niveau, dat ik van een universiteit verwacht, bij lange na niet. Ja, wordt er dan gezegd, we moeten het mensen die net van het vwo komen, in het begin niet al te moeilijk maken. Maar dat vind ik grote onzin. Je bent toch niet voor niets een universitaire studie gaan doen. Dan mag je door de stof best wel een beetje uitgedaagd worden."

4. Als je straks een miljoen mag besteden, waaraan zou dat zijn?

"Ik zou het grootste deel steken in maatregelen om het onderwijs wat wetenschappelijker te maken. Ik vind het jammer dat wij als studenten zo weinig te horen krijgen over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek. De rest mag worden gestoken in maatregelen om de samenwerking met het bedrijfsleven te verbeteren, vooral om meer interessante stages mogelijk te maken."

5. Welke politicus bewonder je het meest?

"Toen ik 18 was, geloofde ik nog wel een beetje in de politiek. Vooral het elan waarmee Wouter Bos de PvdA weer op de kaart zette, sprak mij aan. Maar twee jaar later is van die bevlogenheid nog maar weinig over. Ik zou nu echt niemand kunnen noemen, die ik bewonder."

6. Als iemand tegen je zegt: 'die U-raad, dat haalt allemaal toch niets uit', wat is dan je antwoord?

"Als iemand dat tegen mij zegt, heb ik een simpel antwoord: Niet geschoten is altijd mis."

7. Waarom heb jij je kandidaat gesteld?

"Ik hoop dat ik in de U-raad iets kan doen aan het feit dat veel universitair onderwijs wel erg theoretisch is. Ik zou graag wat meer recent wetenschappelijk onderzoek in het onderwijs behandeld zien, omdat dat een meer verdiepend karakter geeft. Bovendien denk ik dat onderzoek in het onderwijs de student kritischer maakt.

"Maar daarnaast verwacht ik veel van een jaar lidmaatschap te leren. Het lijkt me uiterst leerzaam om te zien hoe het er bij zo'n grote universiteit als de UU achter de schermen aan toe gaat. "

Ruben Zelissen (22), derdejaars student bestuurs- en organisatiewetenschap, werkt naast zijn studie als assistent kok bij een bedrijf dat kookworkshops verzorgt.

1. Eerdere 'parlementaire' ervaring

"Ik heb al wat ervaring in raden opgedaan. Zo ben ik vorig jaar lid geweest van de opleidingscommissie. Ook zat ik in de activiteitencommissie van onze studievereniging Perikles."

2. Waarom is het een genoegen om aan de UU te studeren?

"Ik vind Utrecht een heel vriendelijke stad om te wonen en te studeren. Daarnaast vind ik het een groot voordeel dat de UU een brede universiteit is, die je als student veel mogelijkheden biedt. En dan is er nog de persoonlijke sfeer binnen onze opleiding. Die zorgt ervoor dat je je als student heel erg bij de gang van zaken betrokken voelt."

3. Waar erger je je het meest aan op de universiteit?

"Er zijn niet echt dingen waaraan ik me vreselijk erger. Wat ik bij een aantal vakken wel lastig vind, is dat ze me niet altijd evenveel kunnen boeien. Soms ligt dat aan de stof, soms aan de docenten, maar ik denk dat het voor een deel ook aan mezelf ligt."

4. Als je straks een miljoen mag besteden, waaraan zou dat zijn?

"Ik heb mij met name kandidaat gesteld voor een zetel in de U-raad vanwege mijn interesse voor wetenschappelijk onderzoek en voor de studentensport. Dat miljoen zou ik dus waarschijnlijk tussen die twee zaken verdelen."

5. Als iemand tegen je zegt: 'die U-raad, dat haalt allemaal toch niets uit', wat is dan je antwoord?

"Dat is wel erg makkelijk praten. Ik weet ook wel dat je in één jaar de hele UU niet op zijn kop kunt zetten, maar je kunt wel je eigen mening naar voren brengen en het college van bestuur duidelijk maken hoe studenten over bepaalde zaken denken."

6. Waarom heb jij je kandidaat gesteld?

"Het lijkt me een mooie uitdaging om een jaar mee te praten over waar het met de universiteit naar toe moet. En met name ten aanzien van de voortgang van de bama lijkt het me heel nuttig om als student de vinger aan de pols te houden en indien nodig bij te sturen."

Wil Hildebrand (57), docent en onderzoeker bij theater-, film- en televisiewetenschap en bestuurslid van toneelgroep 't Barre Land.

1. Eerdere 'parlementaire' ervaring.

"Er zijn maar weinig momenten in mijn universitaire loopbaan geweest waarin ik niet actief was in de universitaire medezeggenschap. Zowel als lid van de faculteitsraad Letteren als de Universiteitsraad."

2. Waarom is het een genoegen om aan de UU te werken?

"Het leukste aspect is ongetwijfeld dat je samenwerkt met mensen die er niet zitten vanwege het salaris of het maatschappelijk aanzien, maar omdat ze enthousiast zijn over het werk dat ze doen. Bovendien biedt de universiteit je een unieke kans om met jonge, enthousiaste mensen om te gaan."

3. Waar erger je je het meest aan op de universiteit?

"De Universiteit Utrecht is op dit moment voor iemand in de sector kunst en cultuur niet de meest aansprekende werkgever. Wij dragen als cultuurwetenschappers toch het nodige bij aan de uitstraling van de UU, onder meer door mensen af te leveren die een rol kunnen gaan spelen in het culturele leven. Ik vind dat belangrijk, maar ik heb niet het gevoel dat daar in Utrecht veel waardering voor bestaat. Nee, ik heb me in Utrecht wel eens beter gevoeld."

4. Als je straks een miljoen mag besteden, waaraan zou dat zijn?

"Gezien de financiële problemen van de UU niet erg toepasselijk, maar een grote prioriteit heeft voor mij de invoering van studiepuntfinanciering, en dan niet budgettair neutraal zoals het college van bestuur wil, maar zodanig dat opleidingen die nu ondergefinancierd worden, er ook echt baat bij hebben. Dat miljoen zou kunnen gaan naar opleidingen die er erg op achteruit gaan."

5. Als iemand tegen je zegt: 'die U-raad, dat haalt allemaal toch niets uit', wat is dan je antwoord?

"Onzin. Kijk maar eens naar onze recente bemoeienis met de bètafaculteit. Als de U-raad niet zo dwars had gelegen, was er een faculteit gekomen die op de werkvloer veel meer weerstand zou hebben opgeroepen. En zo kan ik meer voorbeelden noemen."

6. Waarom heb jij je kandidaat gesteld?

"Dat heeft verschillende redenen. Het is boeiend werk en bovendien vind ik medezeggenschap juist op universitair niveau onmisbaar. Het grote goed van de U-raad is dat daar het belang van de hele universiteit in het oog wordt gehouden. Veel medewerkers en studenten vinden inspraak binnen hun eigen onderdeel veel belangrijker, maar zonder U-raad zou het college van bestuur al die onderdelen gemakkelijk tegen elkaar kunnen uitspelen. De U-raad houdt het gemeenschappelijk belang in het oog."

Toponderzoekers op de transfermarkt

Prikkel de prof

In zijn afscheidsrede als rector van de Universiteit Twente voorspelde Frans van Vught eind vorig jaar dat de Nederlandse universiteiten in een reputatierace gewikkeld raken. "Ze zullen de allerbeste hoogleraren ter wereld proberen te rekruteren door hun de beste en duurste onderzoeksfaciliteiten te bieden en een zeer geringe - of zelfs helemaal geen - onderwijslast. Ze zullen met die tophoogleraren de hoogste citatie-impactscores en de meest prestigieuze academische prijzen nastreven."

De toekomst die Van Vught schetste, is dichterbij dan menigeen denkt. Nu al doen toponderzoekers het goed bij het bedrijfsleven en fondsen (derde geldstroom) en bij NWO (tweede geldstroom), maar met de nieuwe wet op het hoger onderwijs wil de regering ook de gewone onderzoeksbekostiging (eerste geldstroom) 'dynamiseren'. De overheid zal het budget dan niet langer zonder meer verdelen over de universiteiten, maar op grond van geleverde prestaties. NWO onderzoekt momenteel hoe dat precies moet, aangemoedigd door het advies 'Prikkel de Prof' van het Centraal Planbureau (2003). Eén ding is duidelijk: hoe hoger het onderzoek wordt gewaardeerd, hoe meer geld er naartoe gaat. In Engeland functioneert een soortgelijk systeem al twintig jaar lang.

Toponderzoekers brengen dus geld in het laatje. Dan mogen ze ook best iets kosten. Universiteiten beconcurreren elkaar op salarisbonussen, onderzoeksfaciliteiten, budget en onderwijslast. De Universiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam hebben beide een speciaal potje voor het aantrekken van toppers: een coryfeeënfonds. "Daarmee financieren we onder meer de hogere salariskosten", zegt een woordvoerder van de Universiteit Leiden. Hij wil geen bedragen noemen, maar: "We betalen inderdaad bonussen. Verder financieren we aanvullende eisen, zoals extra aio's of docenten."

Aankoopbeleid

Niet overal staat de coryfeeënpost expliciet op de begroting. Twente spreekt bijvoorbeeld liever van 'speerpuntenbeleid'. Vijf topinstituten strijken daar een derde van het totale onderzoeksbudget op. Binnen dat budget valt ook het aantrekken van toponderzoekers. In Nijmegen bestaat al een aantal jaar een 'witte-ravenpremie'. Utrecht kent geen speciaal 'coryfeëenpotje', meldt een woordvoerder van het college van bestuur. "Als zich een kans voordoet om een erkende topper naar Utrecht te halen, zoals vorig jaar de Maastrichtse klinisch psycholoog Van den Hout, dan worden de daarmee gemoeide extra kosten uit bestaande fondsen gefinancierd. Onze financiële ruimte is gelukkig voldoende groot om dat mogelijk te maken."

Het aantal universitaire transfers lijkt intussen toe te nemen. De beroemde fysici Ad Lagendijk en Willem Vos vertrokken in 2001 met veel vertoon naar Twente. Nu, zo'n drie jaar later, gaan ze weer terug naar Amsterdam. Met veel tamtam verruilde sociaal-wetenschapper Jan Rotmans de Universiteit Maastricht vorig jaar voor de Erasmus Universiteit Rotterdam. Voor alle expertise die hij meenam, vroeg Maastricht aanvankelijk een bedrag tussen een half en anderhalf miljoen euro - een transferbedrag dat overigens nooit betaald is. Het zijn maar enkele voorbeelden.

Op agressief aankoopbeleid rust bij sommige universiteiten inmiddels geen taboe meer. In Rotterdam heeft de economiefaculteit net een rigoureuze reorganisatie doorgevoerd, waarbij veel werknemers zijn ontslagen. Toch komt plaatsvervangend decaan Veenman binnenkort met "verrassende" namen van toponderzoekers die zich aan de faculteit zullen verbinden. "Het is niet het streven om elders onderzoekers 'weg te kopen', maar uitsluiten dat dit gebeurt kan niet, omdat andere faculteiten ook goede mensen bij ons proberen weg te halen", aldus Veenman.

Het aanstellen van 'universiteitshoogleraren' is een andere manier om de reputatie te vergroten. Dat deden in de afgelopen jaren de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam, Wageningen Universiteit, de TU Delft en de TU Eindhoven. De universiteitshoogleraren hebben veel vrijheid en geen bestuurlijke verplichtingen. Via zo'n universiteitsprofessoraat wist de UU bijvoorbeeld neerlandicus Frits van Oostrom en filosoof Herman Philipse uit Leiden weg te kapen. Omdat hij aan de UvA universiteitshoogleraar mocht worden, sloeg theoretisch fysicus Robbert Dijkgraaf een aanbod van Harvard af.

Marktwaarde

Toch gelooft niet iedereen dat het zo'n vaart zal lopen. Geneticus en opiniemaker Ronald Plasterk, die het Nederlands Kankerinstituut in Amsterdam vier jaar geleden verruilde voor het Hubrecht Laboratorium: "Het gaat niet om geld, maar om de lokale onderzoekscultuur. Het hangt ervan af wie de andere onderzoekers zijn. Zo gingen laatst meerdere genomics-onderzoekers van Leiden naar Rotterdam. Daar was sprake van een interessante clustering van talent, wat niet wil zeggen dat het fout zat in Leiden." Om talent aan te trekken moet je als instituut binnen je eigen onderzoeksveld goed scoren, denkt Plasterk. "Over de hele wereld weten professionals je dan te vinden."

Iets soortgelijks zegt collegevoorzitter Roelof de Wijkerslooth van de Radboud Universiteit Nijmegen. "Universiteiten adviseren elkaar nog steeds bij hoogleraarbenoemingen. Pas als dat verdwijnt, is er echt iets aan de hand. Universiteiten zullen steeds meer aan hun reputatie werken, maar ik betwijfel of ze op toponderzoekers gaan jagen, zoals Van Vught voorspelt. Onderzoekers komen vanzelf naar je toe wanneer je een goede onderzoeksgemeenschap hebt."

Toch valt niet te ontkennen dat de kwaliteit van onderzoek direct samenhangt met faciliteiten, onderwijslast en andere voorwaarden. Neem hoogleraar strafrecht Theo de Roos, die van Leiden naar Tilburg vertrekt. "Ik zal niet ontkennen dat het een rol heeft gespeeld dat in Tilburg meer geld en middelen beschikbaar zijn", zei Roos in universiteitskrant 'Mare' van Leiden. En dat hij ook de onderzoekscultuur in Tilburg belangrijk vindt, sprak voor zich.

Voor de toppers zelf mag hun hoge marktwaarde prettig zijn - zij kunnen immers meer eisen stellen - maar er zitten ook schaduwzijden aan de ontwikkeling. "Het gevaar dreigt dat de universiteit verwordt tot een onsamenhangend geheel van specialistische koninkrijkjes", zegt Harry de Boer van het Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) aan de Universiteit Twente. "Toppers hebben minder binding met de universiteit. Dat maakt het mogelijk dat een hele onderzoeksgroep naar een andere instelling verhuist. Er dreigt een spagaat: de wetenschap zelf roept om specialisatie, maar daardoor valt er binnen een instelling minder makkelijk met elkaar te praten. Dat kan ook voor de samenleving nadelig zijn: maatschappelijke problemen zijn vaak complexer dan één discipline. Toponderzoek staat op gespannen voet met multidisciplinariteit."

Eén jaar Yvonne van Rooy

Het Ublad maakt de balans op

In één opzicht is er sinds het vertrek van Jan Veldhuis maar weinig veranderd. Nog steeds horen de bewoners van de vijfde verdieping van het Bestuursgebouw, als de collegevoorzitter 's ochtends de lift uitstapt, een luid en opgewekt 'Goedenmorgen' door de gang schallen. Maar wie met haar mee haar kamer binnenstapt, merkt al snel dat er in veel opzichten een andere wind is gaan waaien. Neem alleen al die kamer zelf. In plaats van historische prenten siert tegenwoordig abstracte moderne kunst de muren, en waar zich de door rector Gispen zo verfoeide aftandse zithoek bevond, staat nu een modern koelkastje met frisdrank en koele witte wijn onder handbereik. Vooral bij vrouwen oogst het oog voor detail van de nieuwe voorzitter waardering. Zij kleedt zich goed en stelt prijs op een verzorgde omgeving, is het waarderende oordeel. "Ik vind het knap hoe zij erin slaagt om met straffe hand de regie te voeren en toch het vrouwelijke in haar optreden de boventoon te laten houden. Jammer dat de mannen in haar omgeving daar zo weinig oog voor hebben. Als je haar complimenteert met iets dat ze aanheeft, kan ze bijna terloops zeggen: 'die mannen hier, die zien dat niet eens'."

Maar hoe modern haar kamer er ook uitziet, het uiteindelijke oordeel over Yvonne van Rooy staat of valt met de vraag of de UU met haar een kundig bestuurder in huis heeft gehaald. Die vraag wordt unaniem met 'ja' beantwoord. "Ik ben heel positief over deze mevrouw", verwoordt een decaan de communis opinio. "Ze is concreet, ze is to the point en ze is snel. Het vorige college van bestuur draaide meer in cirkels. Dat is niets voor haar. Als er eenmaal een besluit is genomen, dan werkt ze dat ook af. Dan laat ze het niet liggen. Onder haar leiding schieten de dingen op en kom je ergens. Dat bevalt me."

De nieuwe voorzitter wordt gekarakteriseerd als een doener, die niets moet hebben van eindeloos geleuter, een bestuurder met een enorme dossierkennis, met een sterk oog voor het verminderen van nodeloze regelgeving en met het lef om beslissingen te nemen. Dat laatste hebben inmiddels tal van directeuren en decanen aan den lijve ondervonden. Zowel de bètadecanen als hun collega's in de Rebofaculteit kregen de afgelopen maanden zonder veel omhaal van woorden te horen dat het allemaal leuk en best was met hun pogingen om de zelfstandigheid van hun subfaculteit overeind te houden, maar dat er wat haar betreft maar één bestuursmodel denkbaar is en wel een centralistisch.

Eén van die decanen sprak eind vorig jaar in een raadsvergadering enigszins geschrokken over 'de nieuwe strengheid die het college heeft bevangen', maar bij veel waarnemers heerst opluchting over de bestuurlijke daadkracht die het college onder Van Rooy uitstraalt. "Hoe ze dat gesodemieter in die bètafederatie kort en krachtig de kop in heeft gedrukt, dat vond ik knap," zegt een medewerker waarderend. "Ze vond dat idee van de decanen om langzaam naar een faculteit toe te groeien maar lekkage van energie en als ze dat vindt, dan harkt ze ook door. Dan laat ze zich weinig gelegen liggen aan het gesputter van de betrokkenen."

Daarbij heeft ze wel het voordeel dat een leidinggevende vrouw in de traditionele universitaire mannenwereld misschien iets minder gemakkelijk wordt tegengesproken, denkt een van de mannen in haar omgeving. Hij grinnikt. "Ik ben er wel eens bij als ze mannen bestraffend toespreekt. Die staan er vaak bij te kijken alsof ze van moeders op hun kop krijgen."

Als iets de nieuwe voorzitter kenmerkt is het haar permanente haast. "Ze is zo ongeduldig als de pest", grinnikt een ambtenaar. "Zodra in een discussie alle argumenten zijn gewisseld, kapt zij verdere interventies af met een vriendelijk maar beslist; 'het lijkt mij dat we nu in herhalingen gaan vervallen'. Een van haar favoriete uitspraken is: "Het is net als met slagroom, hoe meer je die klopt, des te meer wordt het boter en dat proces is niet meer terug te draaien." De vergaderingen van het college van bestuur duren om die reden tot verbazing van de andere collegeleden tegenwoordig bijna de helft korter dan vroeger.

Ook elders is zij voortdurend op zoek naar tijdwinst. Tot nu toe was het in Utrecht gebruikelijk dat het college van bestuur eenmaal per jaar dineerde met de studentenverenigingen. Zonde van de tijd, vond Van Rooy, die het diner met onmiddellijk ingang verving door een borrel. Ook het diner bij de opening van het academisch jaar voor decanen en directeuren met hun partners sneuvelde onder de harde hand van Van Rooy. In plaats daarvan kwam een buffet zonder partners, dat om half negen was afgelopen. Dan was er daarna nog tijd om te werken. Wie de partners van zijn collega's wilde leren kennen, deed dat maar in zijn of haar eigen tijd.

"Een periodiek overleg met Veldhuis kon gauw een uur duren", zegt een medewerker. "Met Van Rooy praat je kort en bondig over wat er speelt en als alles duidelijk is, is het gesprek voorbij. Zij is niet van de grote verhalen, maar van de concrete resultaten." Hoeveel tijdwinst die houding ook oplevert, de voorzitter moet oppassen dat ze haar ongeduld niet te duidelijk etaleert. Haar lichaamstaal is soms wel erg uitgesproken. "Ik kwam kennis maken", zegt een nog steeds verblufte relatie, "maar na twintig minuten stond ik al weer op de gang. Ik had niet eens koffie gehad."

Een gevaar van zoveel daadkracht is dat er weinig ruimte is voor andere dan de eigen argumenten. Verschillende gesprekspartners uiten in dit opzicht kritiek op de nieuwe voorzitter. "Van Rooy is een keiharde tante, absoluut straight en recht door zee en ook heel goed toegankelijk, maar wat ze eenmaal in haar hoofd heeft, krijg je er niet gemakkelijk meer uit. Als ze weet wat ze wil, luistert ze niet meer naar argumenten. Dan houdt ze gewoon haar poot stijf."

Deze compromisloze houding wordt door velen als het enige zwakke punt van de nieuwe voorzitter gezien, een zwak punt dat zich vooral rondom de bestuurlijke vernieuwing heeft gemanifesteerd. "In Utrecht waren we gewend om vooral naar het proces te kijken", analyseert een CvB-watcher. "Het deed er wat minder toe waar de verantwoordelijkheden precies lagen, als er maar schot in de zaak zat. Onder Jan Veldhuis was de sfeer: Zo, we zijn weer een stap verder dan gisteren. Die houding zorgde voor draagvlak en bood ruimte aan onderdelen om hun eigen koers uit te zetten. Maar van dat soort vaagheid moet Van Rooy niets hebben. Zij wil een heldere structuur, waarin duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Maar ze vraagt zich niet af of die structuur wel recht doet aan de Utrechtse verscheidenheid van organisatievormen. Het betere kan soms de vijand van het goede zijn. Daar heeft zij weinig oog voor."

Een facultaire bestuurder: "Ze is wat minder blaterig en brallerig dan Veldhuis, maar in feite zit er in het Bestuursgebouw nu weer iemand die niet goed doorheeft hoe bepaalde beslissingen op de werkvloer worden ervaren. Ook Van Rooy denkt kennelijk dat je de universiteit kunt besturen alsof het een koekjesfabriek is. Dat valt me toch een beetje tegen."

Maar tegenover kritiek op haar bestuurlijke halsstarrigheid staat lof voor de bereidheid van de nieuwe voorzitter om fouten toe te geven. Zij heeft er geen enkele moeite mee om te erkennen dat zij dingen verkeerd heeft gedaan en zij staat open voor kritiek. Een medewerker: "Ik heb haar in het bijzijn van ambtenaren horen zeggen, dat zij zich vergist had en dat zij van een bepaalde discussie veel had geleerd. Zo openlijk je fouten durven toegeven, was hier in Utrecht tot nu toe niet erg gebruikelijk. En na zo'n akkefietje is het ook over en uit. Zij zal nooit ergens op terugkomen. No hard feelings. Dat vind ik grote klasse."

In het college is Van Rooy de baas. Daar is iedereen het over eens. Maar als de ervaren bestuurder die zij is, houdt zij zich strak aan de afgesproken taakverdeling. "Veldhuis bemoeide zich veel meer inhoudelijk met zaken, omdat hij dacht dat hij overal verstand van had. Natuurlijk heeft ook Van Rooy haar mening over dingen en die uit ze ook wel, maar zij is een perfecte teamspeler. Ze zal zich niet snel openlijk met zaken bemoeien die niet in haar portefeuille zitten."

Ook veel ambtenaren zijn zeer te spreken over hun nieuwe baas. "Gewoon een heel leuk mens om voor te werken", oordeelt één van hen. "Ze stelt hoge eisen en houdt ons een spiegel voor die ons eerder niet werd voorgehouden. Maar je krijgt ook waardering. In haar eerste paar weken had ik al meer complimenten gekregen dan in de twee jaar daarvoor."

Aan het eind van de dag is het in de zonovergoten werkkamer van Yvonne van Rooy tijd om met geselecteerde bezoekers onder het genot van het al bijna beroemde witte wijntje nog even wat door te praten. Maar wie daaruit concludeert dat de UU met Yvonne van Rooy een minder ernstige workalcoholic als voorzitter heeft gekregen dan Jan Veldhuis was, vergist zich. "Het is onvoorstelbaar", lacht een medewerker, "we dachten altijd dat Jan hard werkte, maar Yvonne houdt er volgens mij nooit mee op. Ze moet hier zelfs tussen kerst en Oud en Nieuw hebben gezeten." Legendarisch is nu al het verhaal van de decaan die om half één 's nachts uit zijn bed werd gebeld met de vraag wat hij nu precies met die en die zin bedoelde. Ook de wijntjes aan het eind van de dag zijn er niet voor niets. Want zo maar babbelen om het babbelen is er bij Van Rooy niet bij. Ze is altijd aan het werk, ook als je gezellig met haar zit te praten, is het unanieme oordeel.

Ze wordt toegankelijk maar afstandelijk genoemd. Ze heeft gevoel voor humor, kan heel hartelijk zijn, maar die hartelijkheid lijkt toch vooral functioneel. "Ze houdt werk en privé strikt gescheiden", zegt een medewerker. "Ik merk dat trouwens ook aan haar houding tegenover de universiteit. Veel universitaire medewerkers houden van de universiteit en van de wetenschap. Van Rooy ziet haar werk volgens mij veel meer als een boeiende klus die moeiteloos ingewisseld zou kunnen worden voor een andere boeiende klus. Zij is op en top een bestuurder die zich vooral met de hoofdlijnen bezig houdt en dat doet zij voortreffelijk.

"Begrijp me goed, geen kwaad woord voor haar inzet voor Utrecht, want die is boven alle lof verheven. Ze werkt er keihard voor om Utrecht internationaal op de kaart te zetten en met haar netwerk lukt dat haar ook heel goed. Maar ik denk wel dat zij dit gewoon als een fase in haar loopbaan ziet. Ze heeft al aangegeven hier niet tot haar pensioen te willen blijven en ik verwacht ook niet dat dat gebeurt. Met haar capaciteiten zou ze zo burgemeester van een van de vier grote steden kunnen worden. Als ze dat over een paar jaar wordt, zou dat niemand erg verbazen."

Het bindend studieadvies: de stok achter de deur

Milou Le Grand (21) kwam vers van het gymnasium toen ze twee jaar geleden met een studie psychologie begon. Door haar nieuwe studenten- en verenigingsleven lukte het haar niet om veel studiepunten te halen. Ze probeerde 't het jaar daarop opnieuw, maar hoewel ze toen wel veel studeerde, bleek het lastig om voldoende studiepunten bijeen te sprokkelen. Vorig jaar besloot ze te stoppen met psychologie. In september startte ze met de hbo-opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. En dat gaat goed: "Ik heb al mijn studiepunten gehaald, ik vind het leuk en ik ben blij dat ik nu op de goede plaats zit."

Studenten zoals zij weten vanaf dit jaar eerder waar ze aan toe zijn, want nu is er het bindend studieadvies dat halverwege het eerste jaar vooraf gegaan wordt door een niet bindend advies. Rechten en psychologie hebben als eerste toestemming gekregen van het college van bestuur om het bindend studieadvies toe te passen. Uiteindelijk, zo is het plan, moeten alle opleidingen in het eerste jaar een bindend studieadvies invoeren. De Hogeschool van Utrecht en een aantal andere universiteiten zijn al langer bekend met het fenomeen.

Slechtpresteerders

Het bindend studieadvies houdt in dat studenten die aan het eind van het eerste jaar minder dan 30 van de te behalen 60 studiepunten hebben gehaald, moeten stoppen met de opleiding. In januari gaven beide faculteiten daarom een tussentijds advies aan hun eerstejaars. Dat is nog niet bindend, maar geeft wel een indicatie van het aantal studenten dat er nog even aan moet trekken. Mirande van Leuven, onderwijsmanager bij psychologie: "Uit onderzoek van de faculteit Sociale Wetenschappen blijkt dat de kans op een succesvolle studie bijna nihil is als een student in zijn eerste jaar niet de helft van de studiepunten haalt."

Om de eerstejaars voor te lichten over het bindend studieadvies en de gevolgen daarvan, werden bij psychologie alle eerstejaars en bij rechten alle slechtpresteerders uitgenodigd op themabijeenkomsten over het bsa.

Terwijl bij psychologie een grote collegezaal eerstejaars meer of minder geïnteresseerd luisterde, kwam bij rechten maar een handjevol slechtpresteerders opdraven. Het onderwijsinstituut van psychologie gaat actief achter studenten met een te laag aantal studiepunten aan om met hen in gesprek te komen. Van Leuven: "Eerstejaars kunnen vóór februari stoppen met de studie. Dat is voordelig in verband met collegegeld en het geeft ze de mogelijkheid om het komende jaar opnieuw met de studie te beginnen omdat ze dan een negatief bindend studieadvies ontlopen."

Ook de subfaculteit rechten wil zorgvuldig omgaan met het bindende advies. Nikki Meijers, hoofd onderwijs- en studentenzaken bij rechten: "Dus maken we halverwege het jaar de stand van zaken op. Behalve het geven van dat tussentijdse advies willen we studenten ook serieus verwijzen. We willen hen reële alternatieven aanreiken."

Bij beide informatiebijeenkomsten werd daarom veel aandacht besteed aan de mogelijkheden ná een negatief advies. Psychologie organiseerde een informatiemarkt en liet zowel de agogische faculteit van de Hogeschool van Utrecht als een hoogleraar psychologie aan het woord. Rechten betrok niet alleen de nieuwe rechtenopleiding van het hbo bij de informatiemiddag maar liet ook het Studenten Service Centrum en IVLOS een presentatie houden. Het Studenten Service Centrum ondersteunt studenten in hun studiekeuze met een workshop Studiekeuze of een Interessetest; het IVLOS biedt aan rechtenstudenten gratis de cursus Academisch Leren aan.

Tien procent

De twee opleidingen mogen van het college van bestuur drie jaar gebruik maken van het bsa om het effect ervan te evalueren. Daarmee zijn de faculteiten voorlopers binnen de universiteit. Meijers: "Rechten geeft al langer studieadvies aan studenten maar dat is nog nooit eerder bindend geweest. Aan het einde van dit jaar zullen we hopelijk de eerste effecten zien. Ik denk dat het bindend studieadvies uiteindelijk ook in Utrecht universiteitsbreed ingevoerd zal worden. Persoonlijk heb ik de indruk dat studenten van andere universiteiten, die daar een negatief bsa hebben gekregen en naar Utrecht zijn overgestapt, nu ontzettend hun best doen."

Beide faculteiten verwachten dat ongeveer 10 procent van de eerstejaars in de zomer van 2005 een negatief studieadvies krijgt. Zo'n negatief advies betekent niet alleen dat studenten verplicht moeten stoppen met hun studie; in het geval van psychologie mogen zij zich vier jaar niet opnieuw inschrijven voor deze studie in Utrecht. Bij rechten geldt dit voor twee jaar. Van Leuven: "Wij willen studenten in het eerste jaar serieus met hun studie bezig laten zijn. Met het bsa worden ze met hun neus op de feiten gedrukt."

Zoals Roel Dolk (19, zie ook portret). Hij begon in september met rechten maar heeft nog geen studiepunten gehaald. "Ik heb niet genoeg gestudeerd en dus geen punten gehaald. Maar nu ik heb geproefd van de opleiding wil ik 'm wel afmaken. Daarom stop ik voor februari en ga ik een baan zoeken. Dan kan ik een negatief advies voorkomen en volgend collegejaar hier opnieuw beginnen. En dan goed: mét begeleiding en mét de juiste instelling."

Rendement

Voor de faculteiten zijn er verschillende redenen waarom ze het bindend studieadvies invoeren. Uiteindelijk gaat het erom dat studenten de consequenties van hun beslissingen leren inzien. Van Leuven: "De rendementen van een deel van de studenten zijn nu te laag. Het gaat dan niet alleen over studenten die uiteindelijk niet hun diploma halen, maar ook om studenten die te weinig vakken halen. Studenten die al jarenlang studeren maar weinig resultaat behalen kosten veel werk, veel geld en leggen een zware druk op de begeleiding. Dat is niet effectief en gaat ook ten koste van de andere studenten."

Meijers vult aan: "Er zijn natuurlijk ook laatbloeiers, maar hoeveel mogen die kosten? Daar moet je over nadenken als onderwijsinstelling. Hopelijk schrikken mensen van het bsa en motiveert het sommigen tot een tussensprint." Beide onderwijsmanagers vinden dat studenten de kans moeten krijgen om zich na een jaar opnieuw te oriënteren op hun studieloopbaan.

Van Leuven: "Mij staat uit barre vroegere tijden het geval voor ogen van een student die in vijf jaar 14 studiepunten haalde en per se door wilde zetten." Zulke situaties kunnen zich met het bsa niet meer voordoen. Van Leuven: "In zo'n geval is er natuurlijk iets aan de hand. Waarschijnlijk schaamt de student zich dat het niet lukt. Daar moeten we dan over praten."

Dat herkent Nikki Meijers. "Sommige studenten hebben met pijn en moeite hun vwo afgerond en komen op de universiteit in een eindeloos circuit terecht. We willen onze boodschap helder overbrengen zonder mensen te ontmoedigen."

Afgang

Universitaire studenten zien een overstap naar het hbo vaak als een afgang, constateren de managers. Dat is ook te zien bij de informatiebijeenkomsten voor eerstejaars van beide faculteiten. Als de Hogeschool van Utrecht ter sprake komt, zakt de interesse van de meeste toehorende studenten duidelijk weg. Milou Le Grand, die uiteindelijk van psychologie wel overstapte naar een agogische hbo-opleiding, snapt niet waarom. "De soort opleiding die je kiest heeft volgens mij weinig te maken met je intelligentie en meer met de manier van studeren die het beste bij je past. En met je gedroomde toekomstige baan. Met een universitaire opleiding word je nou eenmaal opgeleid tot wetenschapper; met een hogere beroepsopleiding voor een meer praktisch werkveld."

Meijers: "Veel scholieren maken te makkelijk de keuze voor de universitaire studie. En zowel rechten als psychologie zijn studies waarvan ik me kan voorstellen dat mensen er geen beeld van hebben. Rechten is bovendien een studie die mensen kiezen, omdat ze verwachten hiermee in de toekomst een goede boterham te kunnen verdienen. Sommige studenten zijn misschien wel geïnteresseerd in culturele antropologie of in Chinees, maar kiezen rechten vanwege de vooruitzichten op een baan."

De opleidingen zijn benieuwd waar de nieuwe aanpak toe zal leiden. Naast meer duidelijkheid voor eerstejaars en meer rendement zou een bsa ook negatieve gevolgen kunnen hebben. Meijers: "We zijn aan het kijken of het tussentijds advies er niet toe leidt dat studenten die hun eerste 30 studiepunten binnen hebben, inzakken en het erbij laten zitten. Misschien demotiveert het sommigen om niet meer ergens voor te hoeven werken voor ze afstuderen."

Een ander negatief verschijnsel zou kunnen zijn dat studenten het vereiste aantal punten niet haalt door bijzondere omstandigheden. Beide opleidingen houden daar rekening mee, zeggen de managers. Voor het bindende advies wordt uitgebracht kijken studieadviseurs en tutoren naar eventuele zwaarwegende omstandigheden.

Bij de subfaculteit Rechten is men ondertussen begonnen met een discussie over de toekomst van het bsa. Meijers: "De wet staat niet toe dat studenten in elk studiejaar een bsa krijgen. Maar misschien willen we verplicht stellen dat studenten alle eerstejaars vakken in het tweede jaar afgerond moeten hebben. Als je na twee jaar die punten uit het eerste jaar nog niet gehaald hebt, blijven die vakken een eeuwig struikelblok."

Out/in

Mark Schep (19), psychologie

Hoeveel punten heb je gehaald?

"Ik heb alle vijftien punten gehaald. Dus ik maak me niet druk over het bsa."

Hoe is het eerste jaar?

"In het eerste blok deed ik heel erg mijn best. Dat is nu wat minder maar het bsa is nog wel een stok achter de deur. "

Wat vind je van het bsa?

"Het lijkt me nuttig voor mensen die misschien toch beter voor een andere studie hadden kunnen kiezen. In mijn werkgroep zijn al vier mensen met de studie gestopt."

Carlijn Jansen (20), rechten

Hoeveel punten heb je gehaald?

"Ik heb nog geen punten gehaald. Ik had er dertig kunnen halen maar dat is niet gelukt. Ik heb onderschat hoe moeilijk de tentamens zouden zijn."

Hoe is het eerste jaar?

"Ik vind de studie heel leuk en niet saai dus ik kijk het dit jaar nog even aan. Maar misschien is het toch te hoog gegrepen."

Wat vind je van het bsa?

"Ik kom van het hbo en ben dus wel gewend aan het bsa. Als ik het dit jaar niet haal ga ik terug naar de Hogeschool."

Rachel Draaijer (18), psychologie

Hoeveel punten heb je gehaald?

"Ik heb de helft van de punten gehaald; dat zijn er 7,5. Ik ben ziek geweest en daardoor heb ik een tentamen gemist. Toen ik kon herkansen was het volgende blok al begonnen dus daardoor was het moeilijk me goed voor te bereiden.

Hoe is het eerste jaar?

"Ik weet nog niet zeker of ik psychologie wil blijven studeren. Maar ik wil in ieder geval het eerste jaar afmaken."

Wat vind je van het bsa?

"Het geeft een drive om beter je best te doen. En je hoeft maar de helft van alle punten te halen; dat moet toch kunnen?"

Kartal Uçar (20), psychologie

Hoeveel punten heb je gehaald?

"Ik heb alle vijftien punten gehaald. Ik ben nou eenmaal heel intelligent. Nee hoor, ik heb gewoon goed geleerd."

Hoe is het eerste jaar?

"Ik denk wel dat ik het ga halen. Ik ben gemotiveerd dus dan is het geen probleem."

Wat vind je van het bsa?

"Ik kom van het hbo dus ik kende het bsa al. Zolang je genoeg punten haalt, is er niks om je zorgen over te maken."

Roel Dolk (19), rechten

Hoeveel punten heb je gehaald?

"Nul. Het is vooral een gebrek aan discipline waardoor het niet is gelukt. Ik woon sinds mijn studie op mezelf en er zijn zoveel andere leuke dingen in het studentenleven om me mee bezig te houden. Waarschijnlijk ga ik stoppen met de studie en dan in september opnieuw beginnen."

Hoe is het eerste jaar?

"De studie is interessant. Ik heb er nu van geproefd en weet dat ik graag rechten wil studeren. Maar ik moet gewoon een nieuwe goede start maken volgend jaar."

Wat vind je van het bsa?

"Het is goed dat het bestaat, maar ik baal natuurlijk wel dat ik nu in deze situatie zit.

Kim van Veenendaal (18), psychologie

Hoeveel punten heb je gehaald?

"7,5; dus de helft van de punten die ik had kunnen halen. Ik heb moeite met statistiek dus dat is een struikelblok."

Hoe is het eerste jaar?

"De studie is heel leuk. Maar ik ga eerlijk gezegd niet altijd naar alle colleges. Ik moet zorgen dat ik wel bijblijf."

Wat vind je van het bsa?

"Ik wist ervan toen ik aan de studie begon. De UU heeft in elk geval geen numerus fixus: daarom ben ik hier ook komen studeren."