Achtergrond

High potentials vinden het geluk bij elkaar

Janny Ruardy en Erik Hardeman

Het high-potentialprogramma is een geesteskind van rector Gispen. Er zijn al zoveel subsidies voor individuele onderzoekers, was zijn gedachte, het wordt tijd voor steun aan multidisciplinaire initiatieven van jong Utrechts talent. Hij riep Utrechtse wetenschappers op om zich te melden als ze belangstelling hadden voor samenwerking met een nog nader te kiezen collega uit een andere discipline. Liefst 134 kandidaten werden begin dit jaar aangemeld door onderzoeksdirecteuren die wel brood zagen in een extra financiële injectie in krappe tijden. Alle 134 kregen een lijst toegestuurd met de namen en vakgebieden van iedereen die gereageerd had. Of men maar op zoek wilde gaan naar een partner. Het college van bestuur stipuleerde dat vrouwen stevig vertegenwoordigd dienden te zijn. Aan de finish zou voor elf tweetallen in totaal 2,5 miljoen euro klaar liggen; in totaal heeft het CvB voor een periode van vijf jaar 14 miljoen euro gereserveerd voor de koppels.

Aardwetenschapper Wout Krijgsman kan zich zijn verbazing nog goed herinneren. "Ik was net terug van een half jaar in Amerika, toen ik een e-mail kreeg van mijn onderzoeksdirecteur: 'hier heb je een lijst, zoek maar een partner'. Ik wist niet wat ik zag. Er stonden theologen, juristen en diergeneeskundigen op de lijst, van wie ik dacht: moet ik daarmee samenwerken? Ja, zeiden ze, het is wel de bedoeling dat je het gaat proberen. Toen ben ik eens wat beter gaan kijken en zag ik de naam van Wolfram. Nee, ze hadden mij vooraf niets gevraagd, de faculteitsleiding had me gewoon opgegeven. Men ging er kennelijk vanuit dat ik dat leuk zou vinden."

Biogeoloog Wolfram Kuerchner: "Zo ging het bij mij ook. Ik werd nergens toe verplicht, het was meer van: probeer het maar. Geen van de namen zei me iets, behalve die van Wout. Ik had al wel eens bedacht dat zijn werk nuttig voor mij kon zijn, maar ik had er verder nooit bij stil gestaan. In de wetenschap is het zonder financiële steun vrijwel ondenkbaar om dit soort samenwerking serieus van de grond te krijgen. Vroeger kende NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, red.) nog multidisciplinaire programma's maar die bestaan niet meer. Nu de UU mij de kans bood, wilde ik wel bekijken of er mogelijkheden in zaten."

Dan de sociologe Tanja van der Lippe en sociaal psychologe Esther Kluwer. "Ik had al wel eens wat van Esther gelezen", zegt Van der Lippe, "toen zij nog in Groningen zat. Ik doe sociologisch onderzoek naar de arbeidsverdeling tussen partners en zij promoveerde als sociaal psychologe op de taakverdeling tussen partners rondom de komst van het eerste kind. Dat lijkt me interessant, dacht ik, ik moet haar eens bellen. Maar ja, je weet hoe het gaat, het komt er niet van. Zelfs niet toen ze naar Utrecht verhuisde, nota bene naar de faculteit waar ik zelf ook werk. Psychologie is voor ons echt een ander vak, je moet moeite doen om elkaar tegen te komen."

Toen ze elkaars namen op de high-potentiallijst zagen staan, besloten ze dat het tijd werd voor een nadere kennismaking. Ondanks haar grote populariteit was het Van der Lippe al snel duidelijk dat een samenwerking met Kluwer heel vruchtbaar zou kunnen zijn. "Het was toch een soort huwelijksmarkt, zeker omdat erbij stond dat zoveel procent vrouwen zouden worden gekozen. Ik heb vele verzoeken om samenwerking gekregen, ook vanuit de meest vreemde hoeken. Met verschillende mensen heb ik gesprekken gevoerd, maar toen Esther mailde, dacht ik meteen: dit lijkt me goed. Mijn enige twijfel was of het was toegestaan, omdat zij uit dezelfde faculteit kwam: de projecten moesten interdisciplinair zijn. Maar daar stond tegenover dat wij een inhoudelijk vernieuwend idee hadden." De twee willen onderzoeken hoe keuzes tussen werk en privé-leven worden gemaakt en welke factoren daarbij een rol spelen vanuit een combinatie van psychologische en sociologische theoriën.

Na de eerste ontmoeting besloten beide duo's dat samenwerking goed zicht bood op een interessant project. Krijgsman: "Onze ideeën bleken wonderwel bij elkaar te passen. Wolfram kijkt naar plantenfossielen van pakweg 200 miljoen jaar oud en vraagt zich af hoe en hoe snel de vegetatie op aarde in die periode is veranderd. Tot nu toe had hij echter niet de mogelijkheid om zijn monsters goed te dateren, terwijl wij hier specialist zijn in dateringtechnieken. Ik werkte alleen in een heel andere tijdspanne, zeg maar de laatste tien à vijftien miljoen jaar. We hebben ons afgevraagd of de technieken die ik toepas ook bruikbaar zijn voor die eerdere periode, het zogeheten Trias, en dat bleek het geval. Het aardige is dat deze samenwerking voor ons beiden voordelen biedt. Een collega bij wiskunde klaagde dat hij wel veel verzoeken om samenwerking had gekregen, maar dat die voor hem niet interessant waren, omdat ze hem alleen maar nodig hadden om dingen uit te rekenen. Bij ons ligt dat anders. Wolfram gaat gebruik maken van onze dateringtechnieken en ik krijg de kans om die technieken dankzij zijn kennis van plantensoorten verder te verfijnen. Dit project biedt ons de kans om datgene waar we toch al mee bezig zijn in een groter kader op te bouwen."

Behoorlijk enthousiast

In januari van dit jaar was de vooraanmelding, half mei moesten de voorstellen definitief ingediend zijn, precies een dag voordat Esther Kluwer zou bevallen van haar tweede kind. Drie weken later zat ze al op interview bij de universitaire high potential commissie. "Er waren twintig voorstellen geselecteerd voor nadere uitwerking en we wisten dat maar de helft daarvan gehonoreerd zou worden. Toen werd het dus echt spannend. De commissie bestond uit capabele mensen, die goed en gedegen over ons voorstel nagedacht hadden, buitenlandse referenten waren aangeschreven en er werd gekeken hoe we ons interview deden. Er werd bijvoorbeeld goed op gelet of we samen een verhaal hadden en of niet één iemand voortdurend aan het woord was. Ook belangrijk was dat we duidelijk konden maken dat ons voorstel maatschappelijk relevant was. Dat gesprek ging goed, maar toch was het een enorme opluchting, toen we hoorden dat we in de prijzen waren gevallen."

Het spreekt voor zich dat de prijswinnaars tevreden zijn over de door het college gekozen aanpak. "In het begin vroeg ik me wel even af waarom dit nu weer zo moest met die duo's", zegt Krijgsman, "maar inmiddels ben ik behoorlijk enthousiast. Zonder deze formule zouden Wolfram en ik nooit zo intensief zijn gaan samenwerken. Dan hadden we waarschijnlijk allebei een eigen voorstel ingediend dat dicht bij ons huidige onderzoek was gebleven. Nu gaan we iets heel anders doen. Dat dat loont, blijkt al wel uit de reacties. We zijn nog maar een paar maanden bezig, maar toch zijn we al van verschillende kanten benaderd met verzoeken om mee te mogen doen. Zelfs uit Oostenrijk en de Verenigde Staten is belangstelling getoond. Dit begint zo langzamerhand een echt Utrechts speerpunt te worden."

Tanja van der Lippe is het met Krijgsman eens: "Bij NWO is het heel moeilijk om geld te krijgen voor interdisciplinair onderzoek. Daar zouden we zo'n project als dit lastig van de grond hebben gekregen. Terwijl dit juist de weg baant naar heel nieuwe inzichten. En bovendien onderscheidt de universiteit zich zo ook." Dat dit zo is, blijkt ook uit de reacties van buitenlandse commissieleden. Zij kijken met enige jaloezie naar het Utrechtse initiatief.

Met het geld gaan de winnaars vooral aio's aanstellen, niet alleen welkom in een tijd waarin verschillende faculteiten uit bezuinigingsoverwegingen een stop op nieuw personeel hebben ingesteld, maar ook van groot belang om de zaken serieus aan te kunnen pakken. Wolfram Kuerschner: "Het is geweldig om een project, waaraan je normaal alleen met een doctoraalstudent kunt werken, nu echt groots kan aanpakken. De hoop is alleen dat we goede aio's kunnen vinden, want dat is in Nederland en zelfs in heel Europa een steeds groter wordend probleem omdat de perspectieven van aio's zo slecht zijn."

Een bijkomend voordeel is volgens Wout Krijgsman dat hij nu een aantal jaren onderzoek kan doen, zonder zich voortdurend zorgen te hoeven maken over een volgende subsidie. "En je zit in de lift, dat merk je aan alles. In de wetenschap kom je alleen vooruit als je meer projecten hebt, je daardoor meer resultaten boekt, als gevolg meer publiceert wat vervolgens je kans weer vergroot op het binnenhalen van nieuwe subsidies."

De sociaal psychologe Esther Kluwer: "Voor mij is dit een unieke kans om een eigen groep op te zetten. Dat wordt van universitaire hoofddocenten verwacht en ik ben blij dat dat nu ook gaat lukken. Daar komt bij dat we nu ook meer kans hebben om samen nieuwe subsidies binnen te halen. Dat is volgens mij ook precies de bedoeling van dit programma. Onderzoek is een heel individuele aangelegenheid. Wat ik vaak mis, is samenwerking. Het is leuk dat we nu samen kunnen nadenken over projecten, samen aio's kunnen begeleiden. En wie weet wat hier allemaal uit voort kan komen. Tanja en ik zijn bezig met het uitwerken van plannen voor een internationaal georiënteerd Work-Family Research Center. Er zijn hier in Utrecht voldoende onderzoekers op verwante terreinen. Wie weet willen die wel bij ons aanhaken."

Het enthousiasme van de vier onderzoekers is aanstekelijk, maar is vijf jaar geen lange periode om samen te moeten werken met iemand die je totaal niet kent? De twee dames erkennen dat dat bij de eerste ontmoeting wel een overweging is geweest. Kluwer: "Het is fantastisch dat we in de prijzen zijn gevallen, maar het betekent wel dat we nu vijf jaar lang aan elkaar vastzitten.Voorop staat natuurlijk dat je inhoudelijk aansluiting hebt, maar je moet het ook samen uit kunnen voeren. Het bevalt ons tot nu toe uitstekend. Wij lijken goed bij elkaar te passen."

De twee heren hebben zich nog niet echt afgevraagd of ze wel goed bij elkaar passen. "Hij is voor Borussia Dortmund en ik ben voor Ajax", lacht Krijgsman. "Die twee clubs doen het op dit moment allebei even beroerd, dus dat schept een band, maar verder draait het wat ons betreft toch vooral om het onderzoek." Kuerchner: "We zijn onlangs samen een week naar Marokko geweest om geschikte gesteentenlagen uit te zoeken voor ons onderzoek. Dat was heel gezellig, maar echt enthousiast werden we toch vooral vanwege de goede onderzoeksmogelijkheden. We hebben een aantal secties gezien die er heel goed uitzagen en waar we allebei goed aan kunnen werken. We krijgen er steeds meer zin in."

Zie voor alle gehonoreerde voorstellen www.ublad.uu.nl

De mannen

Aardwetenschapper Wout Krijgsman en biogeoloog Wolfram Kuerchner doen onderzoek naar het verband tussen klimaatverandering en het uitsterven van soorten in het Trias.

In de geschiedenis van de aarde worden vijf perioden onderscheiden, waarin veel soorten (meer dan tachtig procent) uitsterven en veel nieuwe ontstaan. De oorzaak ligt vaak in eenmalige gebeurtenissen, zoals de inslag van een meteoriet die de dinosauriërs van de aardbodem deed verdwijnen. In andere gevallen was er echter sprake van veranderingen in het systeem aarde zelf. Op dit moment beleven we de laatste van de vijf genoemde periodes. Door menselijk ingrijpen en het broeikaseffect zijn tal van diersoorten verdwenen (de dodo's) of staan op uitsterven (de reuzenpanda's).

Het lijkt er steeds meer op dat ook zo'n 200 miljoen jaar geleden in het Trias er een broeikaseffect heeft opgetreden. Dat werd waarschijnlijk veroorzaakt door een sterk toegenomen vulkanische activiteit op de breuklijn van het Afrikaanse en het Amerikaanse continent, die zich in die tijd van elkaar begonnen los te maken. Dat vermoeden is al vaker geuit, maar de twee onderzoekers willen nu gaan kijken in hoeverre dit een realistisch scenario lijkt. Bovendien willen ze weten in welke stappen en hoe snel soorten in het Trias zijn uitgestorven. Door in het westen van Marokko gesteentelagen te gaan onderzoeken, hopen ze te kunnen afleiden hoe dat uitsterven precies in zijn werk is gegaan en welke relatie er was met veranderingen in het milieu, zoals verzuring en vulkanisme. Gezien de overeenkomsten tussen het Trias en de huidige periode kan die kennis wellicht op termijn ook betere prognoses mogelijk maken over de gevolgen van de uitstoot van broeikasgassen op het milieu op aarde in de komende eeuwen.

De vrouwen

Socioloog Tanja van der Lippe en sociaal psycholoog Esther Kluwer doen onderzoek naar de keuzes die mensen maken tussen hun werk en privé-leven.

Centraal thema in het onderzoek van Kluwer en Van der Lippe is de vraag hoe mensen keuzes maken tussen hun werk en hun privé-leven en welke factoren daarbij een rol spelen. Psycholoog Kluwer kijkt naar wat er in mensen gebeurt en wat binnen hun relatie gebeurt als zij keuzes moeten maken tussen hun werk en privé-leven. Onder welke omstandigheden geven mensen voorrang aan hun privé-leven en wanneer aan hun werk en welke effecten hebben de keuzes die zij maken op hun welzijn? Socioloog Van der Lippe kijkt vooral naar de sociale context en de invloed daarvan op de beslissingen van partners. Zij vraagt zich bijvoorbeeld af in hoeverre regelingen en arbeidsvoorwaarden binnen de organisatie, maar ook de mogelijkheid om informele afspraken met de werkgever te maken, invloed hebben op de beslissingen van beide partners. En wat zijn de gevolgen van die beslissingen? Is de kans op echtscheiding groter als je veel overwerkt? Doen de kinderen het slechter op school als de organisatie hoge eisen aan de ouders stelt?

Ook theoretisch zijn de twee onderzoekers complementair. Binnen de sociologie en de economie gaan onderzoekers er graag van uit dat mensen een soort kosten-baten afweging maken. Dat is de new economic sociology ofwel de transactiekosten theorie. Binnen de psychologie heb je de interdependentie theorie, die ook uitgaat van belangenafwegingen. Kluwer en Van der Lippe zouden het mooi vinden, als ze die twee theorieën konden combineren en zo theoretische vernieuwing bereiken. De combinaties van psychologie en sociologie en van huishoudens en organisaties is volgens de twee vernieuwend.

Stimuleringsprogramma High Potentials

In totaal werden begin dit jaar 134 onderzoekers genomineerd door hun onderzoeksdirecteur. Zij moesten aan de volgende voorwaarden voldoen: een vaste aanstelling aan de UU; gepromoveerd zijn; vijf tot tien jaar onderzoekservaring hebben; de potentie hebben om een eigen onderzoekslijn te ontwikkelen en jonge onderzoekers te coachen; talent hebben om drager te worden van een toekomstig onderzoeksspeerpunt. Via de groslijst konden de 134 onderzoekers een partner kiezen met wie ze onderzoek zouden kunnen doen. Een speciale commissie beoordeelde de uitgewerkte onderzoeksvoorstellen van de duo's. Uiteindelijk werden er elf voorstelen van tien duo's en één trio voorgedragen aan het college van bestuur. Deze werden uiteindelijk ook gehonoreerd. De onderzoekstelletjes zijn nu enkele maanden daadwerkelijk aan het werk.

Inmiddels is na een eerste evaluatie besloten om een nieuwe ronde van het High Potential programma te starten in 2006. Hiervoor is 10 miljoen euro gereserveerd. Vier miljoen minder dan in de eerste ronde dus. Dit op advies van de toekenningscommissies, die het bedrag in de eerste ronde aan de ruime kant vond. Het maximale bedrag in de nieuwe ronde wordt 1 miljoen euro per duo voor vijf jaar.

De gehonoreerde projecten van de eerste ronde van het High Potential Programma zijn:

Habent sua fata libelli: intertekstuele productie van betekenis in de filosofische scholen van de Romeinse keizertijd en in het opkomende christendom: dr. A. Mertz en dr. T. Tieleman (Theologie/Wijsbegeerte)

Het project richt zich op de verschillende vormen van de intertekstuele productie van betekenis in de filosofische scholen van de Romeinse keizertijd en in het opkomende Christendom. Een centraal gegeven is dat de groepen in kwestie een eigen identiteit creëren door middel van de herinterpretatie van gezaghebbende teksten uit het verleden. Dit programma is innovatief waar het aansluit bij de algemene cultuurtheorie (m.n. het concept van het culturele geheugen) en bij de moderne literatuurwetenschap (m.n. intertekstualiteit-studies), maar kan ook worden gezien in samenhang met de internationaal vermaarde Utrechtse onderzoekstradities op het gebied van de receptiegeschiedenis van filosofische teksten in de Oudheid en op het gebied van de Hellenistische context van het Nieuwe Testament.

"Dynamiek van Samenwerking, Netwerken en Instituties". Dr. ir. Vincent Buskens en dr. Stephanie Rosenkranz (sociologie/economie)

Het duo onderzoekt het ontstaan en veranderen van sociale netwerken als mensen elkaar ontmoeten in situaties waar samenwerking belangrijk is en in welke mate samenwerking dan inderdaad tot stand komt. Daarnaast bestuderen ze hoe de dynamiek van zo'n proces zal afhangen van de institutionele regelingen waarbinnen het proces zich afspeelt. Het doel van het project is om innovatieve theorie over het ontstaan en de stabiliteit van coöperatieve relaties te ontwikkelen en deze te toetsen in laboratoriumexperimenten en via onderzoek naar allianties tussen bedrijven.

BAMI: Hersenonderzoek met behulp van U-SPECT-scanner van dr. F. Beekman en dr. M. Smidt (geneeskunde/farmacie).

Met de Utrechtse 'Single Photon Emission Computed Tomography' (U-SPECT) scanner is het voor het eerst mogelijk om hele lage concentraties stoffen (bijvoorbeeld de neurotransmitter dopamine in de hersenen van kleine proefdieren) gedurende een langere periode te volgen. Een verstoring van de productie en opname van neurotransmitters kan ernstige psychiatrische ziekten tot gevolg hebben. Met behulp van de nieuwste versie van U-SPECT hopen ze meer inzicht te krijgen in de relaties tussen de lokaal aanwezige hoeveelheid dopamine in de hersenen en psychiatrische ziekten zoals schizofrenie, om zo bij te kunnen dragen aan betere therapieën.

Beïnvloeding van waarneming door het brein en de rol van wilskracht hierin" van dr. R. van Wezel en dr. R. van Ee (Biologie/Natuurkunde)

De twee onderzoeken hoe ons brein waarneming beïnvloedt en welke rol wilskracht daarin speelt. Deze klassieke vraag behoort tot het domein van de filosofie en is bovendien een van de grote onopgeloste vragen van de vorige eeuw. De onderzoekers hebben een nieuw experiment ontwikkeld waarin ze de hersenactiviteit relateren aan waarnemingsinstructies, en als een van de eersten in de wereld zijn ze in staat om de rol van wilskracht te kwantificeren.

Ontregeling van vitale fysiologische processen bij mensen door vetmoleculenvan dr. L. Klomp en dr. J. Holthuis (Geneeskunde (Biomedical Genetics)/Scheikunde)

Celmembranen bestaan uit een dubbele laag van vetten, waarbij de verschillende vetmoleculen door gespecialiseerde pompjes ongelijk worden verdeeld over de twee lagen. De onderzoekers willen achterhalen hoe deze vetpompjes precies werken en hoe storingen in hun functioneren kunnen leiden tot het ontregelen van vitale fysiologische processen bij de mens.

Identificatie van membraameiwitten bij de bevruchting van zoogdieren van dr. Bart Gadella en dr. C. van Nostrum (diergeneeskunde/farmaceutische wetenschappen).

Het duo gaat membraaneiwitten die betrokken zijn bij de bevruchting van zoogdieren identificeren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van nanopolymeertechnologie waarmee ze afgietsel van een membraaneiwitcomplexen in kleine membraanblaasjes willen maken (vesicles).

Understanding the genome-wide regulatory circuitry of cells using bioinformatics and proteomics van dr J. Krijgsveld en dr. F. Holstege (Scheikunde/Geneeskunde, (Biomedical Genetics, Physiological Chemistry)

Modelleren van nutriënten fluxen bij de overgang van land naar oceaan: terrestrische factoren, effecten op kustwateren en gevolgen van mondiale veranderingen (G-NUX ) van dr.ir. Caroline Slomp en dr. H. Middelkoop (Aardwetenschappen/Fysische Geografie).

De onderzoekers ontwikkelen in dit project proces-gerichte, ruimtelijke modellen om vast te stellen welke factoren de fluxen van nutriënten van land naar zee controleren, wat de effecten van deze fluxen, en veranderingen hierin zijn op de nutriënten- en kooldioxide-huishouding in kustwateren en in de oceaan. Vernieuwend is dat ze kennis van de geografie, hydrologie en geochemie in 1 project combineren en dat ze zowel processen op het land als in zee bestuderen.

Colloidal Molecules: Synthesis, Observation, Prediction, and Simulation of New Building Blocks for Soft Matter van dr.ir.M. Dijkstra, dr. R. van Roij en dr. A. Imhof (Experimentele Natuurkunde/Theoretische Natuurkunde/Scheikunde).

Het verband tussen klimaatsverandering en het uitsterven van soorten in het Trias van Wout Krijgsman en Wolfram Kuerchner (Aardwetenschappen/Biologie).

In de geschiedenis van de aarde worden vijf perioden onderscheiden, waarin veel soorten (meer dan tachtig procent) uitsterven en veel nieuwe ontstaan. De oorzaak ligt vaak in eenmalige gebeurtenissen, zoals de inslag van een meteoriet die de dinosauriërs van de aardbodem deed verdwijnen. In andere gevallen was er echter sprake van veranderingen in het systeem aarde zelf. Op dit moment beleven we de laatste van de vijf genoemde periodes. Door menselijk ingrijpen en het broeikaseffect zijn tal van diersoorten verdwenen (de dodo's) of staan op uitsterven (de reuzenpanda's).

Het lijkt er steeds meer op dat ook zo'n 200 miljoen jaar geleden in het Trias er een broeikaseffect heeft opgetreden. Dat werd waarschijnlijk veroorzaakt door een sterk toegenomen vulkanische activiteit op de breuklijn van het Afrikaanse en het Amerikaanse continent, die zich in die tijd van elkaar begonnen los te maken. Dat vermoeden is al vaker geuit, maar de twee onderzoekers willen nu gaan kijken in hoeverre dit een realistisch scenario lijkt. Bovendien willen ze weten in welke stappen en hoe snel soorten in het Trias zijn uitgestorven. Door in het westen van Marokko gesteentelagen te gaan onderzoeken, hopen ze te kunnen afleiden hoe dat uitsterven precies in zijn werk is gegaan en welke relatie er was met veranderingen in het milieu, zoals verzuring en vulkanisme. Gezien de overeenkomsten tussen het Trias en de huidige periode kan die kennis wellicht op termijn ook betere prognoses mogelijk maken over de gevolgen van de uitstoot van broeikasgassen op het milieu op aarde in de komende eeuwen.

De keuzes die mensen maken tussen hun werk en privé-leven van Socioloog Tanja van der Lippe en sociaal psycholoog Esther Kluwer

Centraal thema in het onderzoek van Kluwer en Van der Lippe is de vraag hoe mensen keuzes maken tussen werk en hun privé-leven en welke factoren daarbij een rol spelen. Psycholoog Kluwer kijkt naar wat er in mensen gebeurt en wat binnen hun relatie gebeurt als zij keuzes moeten maken tussen hun werk en privé-leven. Onder welke omstandigheden geven mensen voorrang aan hun privé-leven en wanneer aan hun werk en welke effecten hebben de keuzes die zij maken op hun welzijn? Socioloog Van der Lippe kijkt vooral naar de sociale context en de invloed daarvan op de beslissingen van partners. Zij vraagt zich bijvoorbeeld af in hoeverre regelingen en arbeidsvoorwaarden binnen de organisatie, maar ook de mogelijkheid om informele afspraken met de werkgever te maken, invloed hebben op de beslissingen van beide partners. En wat zijn de gevolgen van die beslissingen? Is de kans op echtscheiding groter als je veel overwerkt? Doen de kinderen het slechter op school als de organisatie hoge eisen aan de ouders stelt?

Ook theoretisch zijn de twee onderzoekers complementair. Binnen de sociologie en de economie gaan onderzoekers er graag van uit dat mensen een soort kosten-baten afweging maken. Dat is de new economic sociology ofwel de transactiekosten theorie. Binnen de psychologie heb je de interdependentie theorie, die ook uitgaat van belangenafwegingen. Kluwer en Van der Lippe zouden het mooi vinden, als ze die twee theorieën konden combineren om zo theoretische vernieuwingen te bereiken. De combinaties van psychologie en sociologie en van huishoudens en organisaties is volgens de twee vernieuwend.

De wetenschapper in de advocaat

Weg met Piet Vroon

Een voorpublicatie uit de biografie van Utrechts bekendste psycholoog

Fragment uit het begin van de inleiding

In de zomer van 1997 belde Marcel Hulspas, toenmalig wetenschapsredacteur van het weekblad Intermediair.

Of ik een profiel wilde maken van psycholoog Piet Vroon.

"Natuurlijk, leuk!"

"Wat is het eerste waar je bij hem aan denkt?" vroeg Hulspas.

Ik zei dat Vroon me psychisch nogal labiel leek, en dat het mij niet zou verbazen als hij niet lang meer zou leven. Daarom hoopte ik dat sensation seeker Vroon zijn hobby's als parachutespringen, motor rijden, duiken, skiën, vliegen en luchtacrobatiek op een wat lager pitje had gezet.

Zijn laatste boekje, 'Prutswerk!', was toen net verschenen. Het was geschreven naar aanleiding van een tentoonstelling over de evolutie in het Natuurmuseum Groningen, met als centrale vraag of de mens afstamt van de wateraap. Liefst veertig klachten had Vroon voor de Schepper over onze evolutie. Maar niet alleen de evolutie, vooral het boekje zelf bleek gewoon prutswerk. Vroon leek duidelijk zijn beste tijd te hebben gehad.

Naar aanleiding van 'Prutswerk!' waren er interviews met Vroon verschenen in Het Parool en Nieuwe Revu . Op basis daarvan kon elke leek concluderen dat Vroon op zijn minst in de war of paranoïde moest zijn. Hij werd achtervolgd, in elk geval in de gaten gehouden. Wellicht omdat hij een auto had, een Daihatsu Tokyo, waarvan er maar één in Europa zou zijn, vertrouwde hij de verslaggever van Nieuwe Revu toe. Tegen Het Parool zei hij dat zijn telefoon werd afgeluisterd, waarschijnlijk omdat hij een reis naar Cuba had geboekt. De interviewer gaf hij het wetenschappelijk niet bepaald hoog aangeslagen Inzicht in de 'Celestijnse Belofte' van James Redfield mee, met de woorden: "Nu weet je alles, hier staat het in."

Dat beloofde weinig goeds voor het leerboek over de geschiedenis van het menselijk gedrag, waar hij naar eigen zeggen in opdracht van een Amerikaans-Engelse uitgever aan werkte. Dat boek moest een vervolg worden op zijn bestsellers 'Tranen van de Krokodil' en 'Wolfsklem'.

In die twee boeken had Vroon zijn ideeën over de te snelle evolutie van het brein uiteengezet. Onze hersenen zouden bestaan uit drie lagen. Het oudste deel - hersenstam, hypothalamus en kleine hersenen - typeerde hij als ons reptielenbrein. Dat zou onze primitieve instincten en vitale lichaamsfuncties regelen. Op dit reptielenbrein was het limbisch systeem gegroeid: ons zoogdierenbrein, verantwoordelijk voor onder meer emoties en operant gedrag (gedrag heet operant als het door straf of beloning is geconditioneerd). Het nieuwste, typisch menselijke deel was de neocortex, verantwoordelijk voor functies als geheugen, taal, moraal en intelligentie. Die drie delen werkten slecht met elkaar samen. Ons brein functioneerde niet als eenheid, eerder als een soort losse federatie van republieken, betoogde Vroon in beide boeken.

Ook Vroons eigen hersenen leken in die zomer van 1997 geen eenheid meer te vormen. Zijn dieptepunt, zijn televisieoptreden in het Vara-programma Spijkers waarin hij 'entertrainer' Emile Ratelband fysiek te lijf wilde gaan, moest toen overigens nog komen.

Een trap na

Niets zou makkelijker zijn geweest om Vroon met weer een stuk volledig af te branden. Jarenlang bejubeld in en door diverse media, en nu hij psychisch niet meer in goeden doen was, leek hij plots een wel heel makkelijke prooi.

Dat was hij bijvoorbeeld voor psycholoog dr. Jan Te Nijenhuis en bioloog en wetenschapsjournalist Marcel Roele. Zij schilderden hem af als iemand die er nooit toe heeft gedaan: "Door anderen onderuit te halen laat Vroon zichzelf als wetenschapper belangrijker lijken dan hij is.". Wie zoals Te Nijenhuis en Roele alleen de kille Social Science Citation Index raadpleegt, een elektronisch databestand dat laat zien hoe vaak en in welk tijdschrift iemand wordt geciteerd, kan en mag die conclusie trekken.

Maar een wetenschapper is meer dan het aantal keren dat hij door andere wetenschappers wordt geciteerd. Bovendien zegt die frequentie lang niet alles. Anders zou de Weense psychoanalyticus Sigmund Freud, 's werelds meest geciteerde psycholoog, nog altijd als grootste psycholoog gelden - en daar zijn de meningen toch op zijn minst over verdeeld. Gezien Vroons niet geringe palmares, zeker wat betreft het populariseren van psychologische kennis onder een groot publiek en zijn reputatie in het geven van colleges, geeft die conclusie van Te Nijenhuis en Roele derhalve een vertekend beeld, en is ook ongepast. Vroon heeft wel degelijk wat voor de psychologie betekend - al is natuurlijk de vraag wát precies.

Er zou bijvoorbeeld eind jaren tachtig, begin jaren negentig sprake zijn geweest van een Piet Vroon-effect: studenten schreven zich speciaal in aan de Universiteit Utrecht omdat daar de 'beroemde' Vroon doceerde. Mediavoorlichter dr. Joop Kessels durft niet te beamen of dat effect echt bestond: "Hij was heel lang een fenomenaal docent. Maar het studiekeuzeproces van studenten, zo blijkt jaarlijks uit onderzoek, is uitermate complex. Het is evident dat Vroon een icoon was, een boegbeeld voor het toegankelijk maken van de psychologie voor een groter publiek. In die hoedanigheid is het niet uitgesloten dat hij voor extra aanwas zorgde."

Natuurlijk meldde ik in mijn profiel dat Vroon niet veel internationale wetenschappelijke publicaties in peer-reviewed tijdschriften op zijn naam had staan. Evenmin liet ik achterwege dat die in zeer bescheiden mate werden geciteerd, in tegenstelling tot die van coryfeeën als Nico Frijda, Willem Hofstee, Willem Albert Wagenaar of Harald Merckelbach. Maar een belangrijke reden daarvoor was dat Vroon veel artikelen in het Nederlands schreef, en die worden vanwege het kleinere taalbereik nu eenmaal per definitie minder geciteerd.

Ook haalde ik enkele van zijn meest bekende criticasters aan, die zich eerder nogal negatief hadden uitgelaten over vooral 'Wolfsklem', dat de evolutionaire geschiedenis van het menselijk gedrag en bewustzijn multidisciplinair tracht te beschrijven. Kritiek waarvan hij kapot was, want zelf vond hij dat juist zijn beste boek.

En ik betoogde wat volgens mij Vroons 'probleem' was: hij wilde te Grote Levensvragen beantwoorden. Net als Freud had hij de ambitie te weten hoe zo'n beetje heel de mens in elkaar steekt. Vroon probeerde met hart en ziel patronen te vinden in talloze, op zichzelf staande feitjes. Maar hij was gaandeweg verstrikt geraakt in de verbanden ertussen. Ook hij kreeg die ontplofte confettifabriek, zoals de wetenschappelijke psychologie wel wordt gekarakteriseerd, theoretisch niet op orde.

Maar, dat moest gezegd, als één van de weinigen dééd hij tenminste een poging. Dat was zijn verdienste, tegelijkertijd zijn tragiek. Psychologie als wetenschap is immers ooit begonnen om meer inzicht te krijgen in Grote Levensvragen, om bij te dragen aan het oplossen van talloze kleine en grote problemen waarmee wij als mensen worden geconfronteerd. Alleen: enige kiesheid, zo leert de empirische werkelijkheid, is gepast in de toegevoegde waarde van die bijdrage.

Fragment 2: De neergang, uit deel vier

André Klukhuhn heeft zijn vriend vanaf eind 1995 langzaam geestelijk zien aftakelen. Soms leek Vroon zijn depressies te overwinnen, maar dat was schijn. Klukhuhn: "Met een aantal vrienden namen we hem af en toe uit eten, om te proberen hem uit zijn depressies te slepen. Dat betekende vaak een avondje afzien. Hij klaagde veel, was zeer somber. Maar ik at met hem in mei 1997, en de volgende ochtend belde hij me op en zei: 'André, je hebt gelijk, ik moet weer aan de slag, aan mijn boek gaan werken. De muizen zijn uit mijn hoofd.' Dat deed me goed om te horen. Ik was er echt van overtuigd dat hij er weer bovenop was."

Hij stelde Vroon voor om in het najaar voor Studium Generale een colloquium te houden over zijn leermeester Buytendijk, in het kader van een programma over Utrechtse kopstukken. Dat wilde hij graag doen. Maar dat colloquium liep uit op een fiasco. Klukhuhn: "Ik dacht echt dat hij het aankon. Hij was altijd een zeer begenadigd spreker geweest. Maar die avond is daar, de aula vol met mensen. Hij komt het podium op, vertelt dat Buytendijk een fantastische man was, die fantastische boeken had geschreven, die allemaal even goed waren. Niet te filmen wat hij allemaal verzonnen had! Op die toon ging hij een tijdje door. Toen ging hij plots zwijgend aan de kant zitten. Klaar!"

Het zweet stond zijn schoenen, bekent Klukhuhn. "Iemand uit de zaal vroeg of hij wellicht iets meer kon vertellen wát er dan precies in zijn boeken stond. Waarop Vroon uitviel wat een luie sodemieter die man was, en waarom hij zelf die boeken niet ging lezen. De aanwezigen begrepen dat hij totaal de kluts kwijt was, en men verliet langzaam de zaal. We hebben samen nog een tijdje zitten praten over allerlei dingen. Maar ik dacht alleen maar: 'Piet, je bent de greep op de werkelijkheid compleet kwijt.'"

Blafbrief

Niet veel later kon iedereen zien dat Vroon die greep inderdaad kwijt was, toen hij in het televisieprogramma Spijkers Emile Ratelband wilde aanvallen - met een cd van Fay Lovsky in de hand. Naar aanleiding van die uitzending roept het college van bestuur (CvB) van de Universiteit Utrecht hem per brief op het matje (62). Volgens een posthuum interview in Vrij Nederland zou die brief onder meer de passage bevatten dat Vroon er rekening mee diende te houden dat hij binnenkort een oproep kon verwachten van de bedrijfsarts, aangezien hij de universiteit veel schade zou hebben berokkend.

Columniste Elsbeth Etty eiste openlijke inzage van die brief. "Voelt zo'n CvB zich dan helemaal niet begaan met zijn werknemers? Heeft niemand van de Utrechtse geleerden gezien dat Vroon in dat televsieprogramma bezig was met zelfdestructie in plaats van schade toebrengen aan de universiteit? Had er in plaats van een 'blafbrief' te sturen, geen hulp georganiseerd moeten worden? Over voorlichters hoor ik niets dan kwaads en ik begrijp ineens weer waarom. Als de voorlichting van de universiteit ook maar enige betekenis zou hebben, had men direct na het verschijnen van Vrij Nederland in een persbericht het citaat ofwel tegengesproken of toegegeven dat het CvB inderdaad op zo'n kille manier omgaat met werknemers in geestelijke nood, en belooft dat dit nooit meer zal gebeuren.".

Mediavoorlichter Joop Kessels geeft desgevraagd toe dat het een stevige brief was. "Wat ik Etty toen ook heb verteld: het CvB heeft voor die toon gekozen in de eerste plaats uit zorg voor Vroon en zijn functioneren. In de media kwam het over alsof die brief onze enige poging is geweest tot contact met hem. Maar de relatie tussen Vroon en de universiteit was al veel langer problematisch. Ook vanuit zijn vakgroep en de faculteit zijn in 1996 en 1997 meerdere, vergeefse pogingen ondernomen. Het bleek heel moeilijk die relatie te verbeteren dan wel te herstellen. Daarop werd het CvB ingeschakeld. Die brief is een laatste, ultieme poging geweest."

Citeren uit die brief wil Kessels nog altijd niet, ook niet om eventuele misverstanden voor eens en voor altijd recht te zetten. "Correspondentie met individuen is vertrouwelijk. Die wordt nooit door de universiteit vrijgegeven. Of het nu om bevorderingen gaat of over een verslechterde werkrelatie, onze medewerkers hebben er recht op om te weten dat er discreet en vertrouwelijk met hen wordt omgegaan. Daarom ook heeft het College Etty inzage geweigerd, hoewel er op zich begrip was voor haar verzoek."

Onder meer zijn uitgever Ivo Gay denkt desalniettemin dat die bewuste brief de spreekwoordelijke druppel is geweest. Ook Jos Vroon is na de dood van zijn broer naar het CvB gegaan voor opheldering, daar hij het bestuur mede verantwoordelijk hield. "Hij had geweldig veel voor psychologie in Utrecht gedaan en betekend. En dan zó worden behandeld?"

Klukhuhn betwijfelt of het CvB verantwoordelijk kan worden gesteld. Hij had de brief destijds gelezen. "Er stond letterlijk 'aangezien u de universiteit in diskrediet heeft gebracht'. Het was een buitengewoon cru gestelde brief die nooit verstuurd had mogen worden aan zo'n doodzieke man. Maar ik heb ook begrepen dat het een wanhoopsactie was na een lange reeks van pogingen om Vroon te spreken te krijgen."

Wel noemt hij de opstelling van het CvB erg formeel. "Waarom hebben ze niet gewoon gezegd dat het ze spijt?" Niet dat Klukhuhn denkt dat het CvB iets anders had kunnen doen om Vroon te helpen: "Niets kon Piet helpen, maar voor het eigen geweten was het beter geweest als de universiteit zich wat menselijker had opgesteld.".

Het is psychologie van de koude grond; toch is het zeer wel mogelijk dat Vroon zich door die brief en in zijn labiele geestesgesteldheid toen, op een zelfde manier voelde afgedankt als zijn vader. Die was door zijn vroegere werkgever met een pensioen van 6,88 gulden afgescheept en bezweek een dag later aan een hartaanval. In zijn allereerste openhartige interview had hij expliciet uitgeroepen dat een vergelijkbaar lot hem nooit, maar dan ook echt nooit zou overkomen.

Hoe anders was de werkelijkheid. Jarenlang keihard gewerkt, fameuze colleges gegeven, lang een van de uithangbordjes van de universiteit geweest - om dan uiteindelijk, net als zijn vader, stank voor dank te krijgen. Kessels: "Dat verhaal van zijn vader is mij onbekend. Maar hoe Vroon die brief heeft geïnterpreteerd, zal altijd wel een raadsel blijven. Met de wijsheid achteraf en gezien de ernst van Vroons situatie waarvan het CvB niet op de hoogte was, kun je zeggen dat het wellicht beter was geweest als de brief in mildere bewoordingen was gesteld. Maar nogmaals, toen is juist uit oogpunt van zorg voor die toon gekozen."

Zo zal dat niet bij Vroon zijn overgekomen. Tegen iedereen die het horen wilde, zei hij dat hij tot persona non grata was verklaard en het gezien had in Nederland. Hij zou in Amerika aan de Phoenix University van collega George Stelmach, met wie Vroon sinds 1979 de reeks Advances in Psychology redigeerde, gaan werken

Maar om een concreet aanbod ging het niet, laat Stelmach desgevraagd weten: "We hebben er informeel over gesproken, maar echt serieus is zijn komst nooit aan de orde geweest."

De psycholoog en publicist dr. Vittorio Busato schreef met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten een biografie van de Utrechtse wetenschapper, docent en schrijver Piet Vroon. Een voorpublicatie uit het boek ' Weg met Piet Vroon' dat op 18 november bij de Amsterdam University Press / Salomé verschijnt. Het boek kost 24,95 euro. Isbn 90 5356 726 7.

Rutte wil 'Begeisterung' in het hoger onderwijs

HOP, Thijs den Otter

Ruim twee weken geleden lanceerde Mark Rutte een nieuw bekostigingsplan voor hogescholen en universiteiten. Daarin worden de instellingen veel directer en sneller afgerekend op hun onderwijsprestaties. Als studenten uitvallen of overstappen - bijvoorbeeld omdat ze ontevreden zijn - merkt een instelling dat binnen een jaar in de portemonnee.

Bent u niet bang dat het hoger onderwijs verwikkeld zal raken in een felle concurrentiestrijd? "Dat zal best meevallen. Het gaat mij er primair om dat de instellingen goed onderwijs bieden. Daar sta ik voor, dat wil ik bereiken. Ik heb niet de helft van mijn salaris in het bedrijfsleven ingeleverd om als staatssecretaris hamertje tik te spelen. Uiteindelijk staan mij maar een paar instrumenten ter beschikking. Met een systeem van leerrechten die je studenten biedt, bewerkstellig je meer vraagsturing. Dat geeft een directe prikkel om het niveau hoog te houden. Andere instrumenten zijn collegegelddifferentiatie en selectie van studenten, maar die zijn zo ingrijpend dat we er eerst een paar jaar mee gaan oefenen. Toch denk ik dat we langs deze weg van een zeven een acht kunnen maken."

Houdt u rekening met mogelijke uitwassen? Bent u bijvoorbeeld niet bang dat instellingen straks het hele jaar door reclame maken en naar elkaars studenten hengelen? "Nee. Een A-merk kun je alleen goed verkopen als de kwaliteit goed is. En reclame wordt er nu ook gemaakt. Als je de afgelopen weken de krant opensloeg, kreeg je toch ook een kleurenadvertentie van Nijmegen te zien, omdat die nu toevallig de Radboud Universiteit is gaan heten?"

Hogescholen en universiteiten krijgen straks geld voor elk jaar dat een student er een opleiding volgt. Maar de accreditatie van opleidingen gaat over een volledig onderwijsprogramma van vier tot vijf jaar. Is dat te rijmen met elkaar? "Heel goed zelfs. Ik denk namelijk helemaal niet dat een student zijn opleiding begint in Leiden, om vervolgens via Utrecht en Groningen in Twente te eindigen. De meeste studenten zullen bij hun eigen opleiding blijven en zo nu en dan elders keuzevakken of minors volgen. Nu is het nog zo dat alleen de eigen opleiding geld krijgt, maar in het nieuwe systeem wordt dat anders. Met aantrekkelijk onderwijs valt dus geld te verdienen. Dat geeft een extra prikkel aan de Begeisterung die ik zo graag zie in het hoger onderwijs."

U bent in uw voorstel al wat tegemoet gekomen aan 'het veld'. De leerrechten van studenten worden niet opgedeeld in halve maar in hele jaren. "Ik heb me door universiteitenvereniging VSNU laten overtuigen dat universitaire opleidingen moeilijk in halve jaren op te delen zijn. Om radicale wijzigingen te voorkomen, is daarom gekozen voor jaareenheden. Overigens mag het hbo kiezen voor eenheden van een half jaar. Daarin is de sector vrij."

Nog een handreiking: aanvankelijk wilde u studenten een jaar extra tijd geven om hun opleiding af te ronden, in het plan mogen ze een jaar langer over hun bacheloropleiding doen en een half jaar langer over hun master. "Dat extra half jaar geven we om te voorkomen dat bachelorstudenten die hun jaar uitloop al hebben verstookt niet meer aan hun master beginnen uit angst voor een hoger collegegeld. Dat willen we niet. Voor alle duidelijkheid: het is niet zo dat ik lang studeren duur maak om studenten te pesten. Ik wil alleen voorkomen dat het geld voor hoger onderwijs verwatert omdat mensen te lang studeren. Wie dat toch doet gaat meer betalen, zodat de financiën op niveau blijven."

Maakt u geen uitzondering voor studenten van zware studies? "Nee. Ik zet een Berlijnse muur tussen de anderhalf jaar uitlooptijd en de nominale studieduur. Die anderhalf jaar respijt hebben we ingelast zodat studenten zich extra in hun vak kunnen verdiepen of iets naast hun studie kunnen doen. Ook moet je mensen de kans geven een verkeerde keuze te herstellen. Die anderhalf jaar is niet bedoeld om de studiedruk anders te verdelen."

Er zijn nog steeds hbo-studenten die na hun eerste jaar overstappen naar de universiteit. Slechts een klein deel van hen haalt zijn diploma. Waarom verbiedt u die overstapmogelijkheid niet? "Die is gehandhaafd omdat het een zaak is van instellingen zelf. Ik wil niet op de stoel van de universiteiten gaan zitten. Die kunnen met bindend studieadvies en intakegesprekken zelf sturen."

Langzame studenten moeten een marktconform collegegeld gaan betalen. Dat kunnen ze in het nieuw model lenen. Maar afgezien van uitgebreidere leenmogelijkheden en een op het oog socialer aflossingsbeleid verandert er weinig aan de studiefinanciering. "Dat komt omdat er aan de studiefinanciering niet veel te repareren viel. Een eerder onderzoek wees ook al uit dat de combinatie van een gift en een lening nog altijd het best is. Het voornaamste probleem was de beperkte financiële armslag van studenten. Daarom bieden we nu de mogelijkheid om het collegegeld te lenen en later terug te betalen. Daarmee is de studiefinanciering natuurlijk nog steeds geen vetpot, maar hoeven studenten niet hele dagen in een benzinestation te staan."

Terugbetalen van de studieschuld blijft in uw plannen inkomensafhankelijk, maar dat neemt de leenaversie toch niet weg? "Ik ben er nog steeds niet van overtuigd dat leenangst zo'n groot probleem is. Toch starten we een zware voorlichtingscampagne waar ik me zeer actief mee ga bemoeien. Daarbij doe ik ook een beroep op de studentenbonden. Het blijft een raar verhaal dat jongeren geld lenen voor een brommer of een vakantie, maar dat investeren in kennis niet kan. Lenen voor je studie moet net zo normaal worden als een hypotheek afsluiten.

'De film geeft geen verklaring voor de daden van Hitler'

Tijdens werkcollege geschiedenis naar 'Der Untergang'

Voor de werkgroep van universitair docent Geraldien von Frijtag is de timing van het uitkomen van de film 'Der Untergang' perfect. In de colleges hebben de derdejaars van het onderzoeksseminar Fascisme & Nationaal-Socialisme van geschiedenis zojuist de invloed van de karakters van Hitler en Mussolini op hun daden besproken. Een perfecte gelegenheid dus om deze schoolwijsheid te toetsen aan de film van scenarioschrijver Bernd Eichinger en regisseur Oliver Hirschbiegel.

De mens Hitler leek vooralsnog altijd een no go area in film. Hitlers daden waren zo grotesk dat daar geen normaal mens achter had kunnen zitten, is de wijd geaccepteerde theorie. De gruwel van Auschwitz kan geen mensenwerk zijn, het is het werk van een monster.

Geen filmmaker die probeerde de 'echte' Hitler op beeld te vangen. Vaak is de dictator een schreeuwend mannetje dat de kluts volledig kwijt is en zo briest dat niemand hem begrijpt of serieus kan nemen (Hitler, 1968). Of Hitler is een megalomane psychopaat, zo overtuigt van zijn eigen slechtheid dat hij constant met een kwaadaardig glimlachje op zijn lippen rondloopt (Hitler; The Last Ten Days, 1973). Weer anderen zetten Hitler neer als een hilarisch, onhandig slapstickfiguur ( Charlie Chaplins The Great Dictator, 1940, of in L'As des As, 1982, waarin Hitler en zijn tweelingzus - eveneens met snor - achter een joodse familie aan gaat). Wat de intentie van de filmmaker ook was, Hitler blijft verre van de mens van vlees en bloed die hij toch geweest moet zijn.

Met de film - gebaseerd op het gelijknamige boek van historicus Joachim Fest en op de memoires van Hitlers secretaresse Traudl Junge - proberen Eichinger en Hirschbiegel een zo correct mogelijk beeld te geven van de laatste dagen van Hitler en het Derde Rijk. Hirschbiegels dictator (fenomenaal vertolkt door Bruno Ganz) speelt met zijn hond, zoent zijn geliefde hartstochtelijk, is attent en zachtaardig voor zijn jonge secretaresse en is de vriendelijke 'oom' voor de kinderen van Goebbels. Natuurlijk is Hitler ook driftig, onredelijk, vervalt in scheldkanonnades over het 'Internationaal Jodendom' en stuurt achteloos duizenden soldaten en burgers het graf in, maar dan nog blijft een genuanceerd beeld staan.

'Der Untergang' was een instant succes - inmiddels hebben meer dan drie miljoen Duitsers de film gezien - maar de nuance die Hirschbiegel aanbrengt viel niet bij iedereen goed. Hitlers dood wordt door de ogen van zijn jonge, naïeve secretaresse gefilmd; haar sympathiegevoelens voor de führer maken zijn zelfmoord tragisch. Dit is volledig onaanvaardbaar, schreef de Duitse cineast Wim Wenders in een vlammend betoog in Die Zeit . Hij noemde het Verharmlosung - relativering. Hitler wordt ontlast van het beeld van het vleesgeworden kwaad. Ook voormalig bondskanselier Helmut Kohl wees op het gevaar Hitler te menselijk te maken: "Dat Hitler in de persoonlijke omgang met andere mensen een bepaalde charme kon ontwikkelen (..) doet niets af aan zijn monsterlijke misdaden."

Hitler wordt inderdaad menselijker dan ooit, maar blijft verre van sympathiek, zeggen de studenten na afloop van de film in De Winkel van Sinkel. Mariska (21) vond het verrassend om te zien hoe zwak de dictator eigenlijk was: "We hebben in de klas nog gediscussieerd over hoe sterk de leidersfiguur in het nazisme moest zijn. De film toont het tegenovergestelde. Hitler loopt de hele film voorovergebogen en heeft een trillend handje; het is juist een zwakke, zieke man."

Ondanks die nuance van Hirschbiegel geeft Der Untergang ons nog geen inzicht in Hitler, vindt universitair docent Von Frijtag die wel een Duitse naam heeft maar geen Duitse is: "Ik denk niet dat de film ons een verklaring geeft voor de daden van Hitler. Daarvoor is het te incompleet; je ziet alleen de laatste dagen van zijn leven. Wel krijgen we een goed beeld van het destructieve karakter van het nationaal-socialisme; het lijkt altijd in de dood te moeten eindigen, een andere oplossing is er niet. Neem nu de vrouw van propaganda minister Goebbels die haar zes kinderen vermoordt 'omdat er na het nationaal-socialisme er toch niets meer is om voor te leven'."

De klas is het met haar eens. Als Hitler meer menselijker was, dan was het echtpaar Goebbels dat zeker niet. "Een nasty uncle, die Goebbels", merkt een van de studenten op. "Magda Goebbels was zeker meer bizar dan Hilter; ik vond het redelijk shockerend hoe ze, helemaal gebrainwashed door het nazisme haar kinderen één voor één koelbloedig vermoordt", zegt Daan (22).

De studenten nemen nog een drankje en praten nog wat meer na. Geen feel good movie die je makkelijk van je af zet. Wel een aanrader voor iedereen die van doordachte, indrukwekkende films houdt. Daar kan geen hoorcollege aan tippen.

Der Untergang draait dagelijks in Camera/Studio. Het boek van Joachim Fest ligt als goedkope uitgave in vrijwel alle boekhandels.

'Ik praat niet in soundbites'

Hoogleraar Stijn Franken:

Van u wordt gezegd dat u een erudiet analyticus bent, meer wetenschapper dan advocaat ...

"Dat etiket krijg je al snel opgeplakt als je in de rechtzaal eens een keertje verwijst naar literatuur. Tja, in dat plaatje pas ik. Ik heb een academische achtergrond. Toen ik afstudeerde was ik 21, te jong om verdachten in lastige rechtzaken bij te kunnen staan. Ik besloot daarom om eerst te promoveren. Ongetwijfeld heb ik vanuit die ervaring iets meegekregen, een neiging om iets nog eens na te zoeken wellicht, of om te kijken of praktische ontwikkelingen passen in bredere verbanden. Maar ik vind het uiterst lastig te beoordelen of dat mij nu een ander soort advocaat maakt. Daarvoor heb ik te weinig zicht op de werkwijze van andere advocaten."

De kwalificatie 'wetenschappelijk' verwijst vaak ook naar uw stijl. U bent niet het prototype luidruchtige strafrechtsadvocaat?

"Ik herken dat imago van strafrechtsadvocaten niet. Niet persoonlijk, maar ook niet in het algemeen. Kennelijk worden advocaten gezien als blaaskaken. Maar de meeste advocaten, met of zonder wetenschappelijke achtergrond, beantwoorden niet aan dat beeld. Het is onzinnig om mij als zeldzame uitzondering neer te zetten."

Maar in tegenstelling tot uw collega's lijkt u de media te schuwen?

"Ook hier gaat het slechts om een klein aantal advocaten dat actief de media opzoekt. Als raadslieden denken het belang van een klant te dienen door op televisie of in kranten uitspraken over de zaak te doen, dan moeten ze dat vooral niet laten. Ik ben daar niet de figuur voor. Ik praat niet in soundbites. Bovendien zag ik in geen van de zaken die ik tot nu toe heb behandeld een voordeel in media-aandacht.

"In het proces tegen Volkert van der G. kregen mijn collega Britta Böhler en ik dagelijks vrachten aanbiedingen om interviews te geven of om aan tv-spelletjes mee te doen. We hebben ze allemaal geweigerd. We konden alleen niet verhinderen dat de rechter besloot de zittingen in die zaak op televisie uit te zenden. Ik vrees nu altijd als advocaat van Volkert van der G. door het leven te moeten gaan. Misschien wel juist omdat ik altijd zo terughoudend ben geweest met media-aandacht bij mijn andere zaken."

U bent een drukbezet advocaat. Waarom wilde u graag hoogleraar worden?

"In de afgelopen jaren ben ik wetenschappelijke artikelen blijven schrijven, ook heb ik geregeld gastcolleges gegeven. De scheiding tussen wetenschap en praktijk heb ik nooit als zeer strikt gezien. De twee werken wederzijds bevruchtend. Dat uit zich nu in de naam van mijn leerstoel.

"Ik verzorg nu onder meer de specialistenopleiding voor strafrechtsadvocaten die al een aantal jaar in de praktijk werkzaam zijn. De interactie tussen theorie en het dagelijkse werk is daar heel prominent. Kennisoverdracht is dan erg leuk.

"Een belangrijke overweging om de hoogleraarspost in Utrecht te accepteren was bovendien dat mij hier de mogelijkheid werd geboden van een aanstelling voor één dag in de week. Er stroomt nog te veel advocatenbloed door mijn aderen om de praktijk op te geven."

Wat is een belangrijke praktische les uit de zaak Volkert van der G.?

"Daar werd duidelijk dat de druk van de samenleving en vooral van de politiek een bedreiging kan vormen voor onze rechtspraak. Allerlei politici deden de meest wilde uitlatingen. Tegenwoordig lijkt iedereen maar te mogen zeggen wat hij of zij denkt. Dat zie je ook in de zaak rondom de marinier Erik O, waarin politici het Openbaar Ministerie verwijten maken. Ik meen dat het van wijsheid getuigt wanneer iedereen die geen inzicht heeft in het dossier zijn mond houdt. Dat komt het gezag van de rechtspraak ten goede en dat komt het gezag van de politiek ten goede."

In uw oratie weerlegt u enkele wijdverbreide opvattingen over strafzaken.

"De idee leeft in brede kring dat de kleinste vormfouten van politie en justitie al leiden tot het vrijuit gaan van de verdachte. In het verlengde daarvan zijn veel mensen ervan overtuigd dat de advocaat met het grootste gemak zand in de machine van de strafrechtspleging kan gooien. In mijn oratie stel ik dat eerder het tegenovergestelde het geval is. Iedereen die bij de rechtspraak in Nederland betrokken is zal dat beamen.

"De tendens is dat regels voor opsporing steeds verder worden gedeformaliseerd, terwijl de advocaat met handen en voeten wordt gebonden aan formalistische eisen. Ik vind dat een onwenselijke ontwikkeling. Er wordt te veel vertrouwd op de kwaliteit van de rechter en van de advocaat. Die zullen dat vertrouwen moeilijk waar kunnen maken. Ik pleit daarom voor duidelijke regels waaraan de opsporing van verdachten moet voldoen."

Vindt u dat u nu als hoogleraar een bijdrage moet leveren aan het maatschappelijk debat rondom de rechtspraak? Uw partner Britta Böhler stelt in een boek dat de rechtstaat in een crisis verkeert.

"Wanneer je je zorgen maakt om de kwaliteit van het strafproces en de kwaliteit van de mensen die daar een bijdrage aan leveren, en dat doe ik zo af en toe, dan heb je een morele verplichting bij te dragen aan die kwaliteit. Ik stel zaken aan de orde in mijn onderwijs en in mijn wetenschappelijke artikelen. En mijn oratie zal in boekvorm uitkomen. Maar ik ben niet de persoon om de barricaden op te gaan."

CV

Geboren 16 augustus 1967 in Breda

1989 studeert af in Tilburg

1993 promoveert in Tilburg op voeging in ad informandum strafzaken

Januari 1994: treedt in dienst bij het prestigieuze Haagse kantoor Sjocrona

December 1997: maakt overstap naar het Amsterdamse kantoor dat nu heet Böhler Franken Koppe Wijngaarden

Juni 2003: treedt aan als hoogleraar strafrechtspraktijk Universiteit Utrecht

'Ik neem nieuwe zaken alleen aan als ze interessant zijn voor onderzoek en onderwijs'

Geert-Jan Knoops, topadvocaat en fulltime professor strafrecht

Achterin collegezaal M van het Educatorium hebben veel studenten "geen idee" waarom docent prof.dr. G.J. Knoops enige bekendheid zou moeten genieten. Is dit een van Neerlands topadvocaten? Turend naar de bebrilde man die met licht Brabantse tongval de essentialia van het strafrecht uit de doeken doet, zegt een student. "Ik weet eigenlijk alleen hoe Moszkowicz en Spong eruit zien."

Het is illustratief voor de advocaat die de laatste jaren opzien baarde met ondermeer de Puttense- en de Deventer moordzaak, maar zelf buiten de schijnwerpers bleef. Wanneer hij in alle vroegte of laat op de avond zijn rondjes in het Vondelpark rent, doet hij dat nog steeds als anonieme jogger.

Dat Knoops' faam bij het grote publiek niet ver reikt, zal te maken hebben met een weinig flamboyante presentatie. Als hij voor de camera verschijnt, ziet kijkend Nederland een wat stuurse man die op zakelijke wijze commentaar geeft. In een blijmoedig tv-spelletje of glamourprogramma is hij niet te verwachten.

Tijdens het gesprek, waarvoor eindelijk een gaatje is gevonden tussen twee colleges, wekt hoogleraar Knoops echter een opvallend montere en open indruk. De bril is af, de wenkbrauwen staan verwachtingsvol hoog op het dagje-zeilen-bruine gezicht. Met enige graagte antwoordt hij: "Dat predikaat 'topadvocaat' staat me helemaal niet aan. Het is vaak weggelegd voor de advocaten die op televisie komen. Er zijn natuurlijk vele advocaten die hun werk net zo goed, zo niet beter, doen."

Knoops prijst zich gelukkig dat hij niet een-twee-drie geassocieerd wordt met die bekende tv-pleiters, zo stelt hij in de entresol van het Educatorium. "Niet zozeer omdat ik me soms erger aan ongenuanceerde uitspraken, maar vooral omdat ik mijn reputatie nu veel liever ontleen aan mijn positie binnen het onderwijs en de wetenschap. Ik ben nu primair hoogleraar."

Sinds een jaar heeft Knoops een fulltime professoraat straf (proces)recht aan de Utrechtse rechtenfaculteit. Volgend jaar zal hij de voorzittershamer van het Willem Pompe Instituut overnemen van prof. dr. Chrisje Brants. Advocaten die een hoogleraarspost aanvaarden, dat komt vaker voor, maar de wens om zich werkelijk in te nestelen in de academische wereld zal toch bij weinig van Knoops' confrères leven.

De hoogleraar, van origine onderwijzer, aarzelt niet om te spreken van idealistische motieven bij zijn keuze voor onderwijs en wetenschap, een keuze die hij feitelijk al maakte toen hij in 1996 naast zijn loopbaan als advocaat aan een proefschrift begon. "Ik hoop iets beklijvends na te kunnen laten door mijn eigen ervaringen over te dragen aan studenten. Lesgeven is iets waar ik werkelijk van kan genieten. Daarnaast wil ik die ervaringen en het nadenken daarover vastleggen in boeken en artikelen."

Maar Knoops had toch vooral het gevoel dat de advocatuur alleen niet voldoende uitdagingen meer biedt. "Na zolang van dossier naar dossier gewerkt te hebben, had ik behoefte aan verdere verdieping. De advocatuur geeft je, door de druk waaronder je staat, soms weinig tijd om dingen echt goed uit te zoeken."

Het internationaal strafrecht is de grote liefde van de hoogleraar-advocaat. Daar richt ook zijn onderzoek en een groot deel van zijn masteronderwijs zich op. Knoops behaalde in 2000 zijn LL.M.-graad publiek internationaal- en internationaal strafrecht in Leiden. Sindsdien behandelt hij zaken bij de strafhoven voor Joegoslavië en Rwanda. Ook is hij supervisor voor een team van advocaten van het tribunaal in Sierra Leone.

Het aanzien dat Knoops inmiddels geniet als specialist internationaal strafrecht maakte hem zo gewild bij het Willem Pompe Instituut. Op dat vlak had Utrecht, zeker na het vertrek van prof.dr. Klip naar Maastricht, nog een behoorlijk gat te vullen. Met de hem kenmerkende priemogen strak op zijn gesprekspartner gericht zegt de strafrechtsgeleerde: "Ik heb werkelijk de ambitie de Universiteit Utrecht nog beter op de kaart te krijgen. Daar ga ik alles aan doen."

Het is dan ook in de hoedanigheid van 'hoogleraar van de Universiteit Utrecht' dat hij zich laat zien en horen in actualiteitenprogramma's. "Zo'n presentator wil mij vaak aankondigen als strafrechtsadvocaat, maar dat ben ik op dat moment niet."

Zuiverheid van de rechtsgang ligt ook in de internationale context na aan het hart, zo blijkt uit de publieke optredens. In de zaak rondom de Servische ex-president Milosevic sprak Knoops zijn verwondering uit over het gemak waarmee Milosevic het recht werd ontzegd zichzelf te verdedigen. In het proces tegen Saddam Hussein had hij graag een rol gezien voor buitenlandse rechters in het Iraakse proces. "Het recht van de overwinnaar dreigt daar te worden toegepast."

In zijn oratie eerder dit jaar sprak Knoops over het belang van het vasthouden aan de rule of law voor het verkrijgen van legitimiteit voor internationale rechtspraak. Nu zegt hij daarover: "Het internationaal strafrecht pretendeert een voorbeeldfunctie te vervullen. Het is de leidraad bij de vraag: hoe om te gaan met de meest ernstige misdrijven? Daarvan moeten we ons steeds bewust zijn."

De actieve rol van hoogleraar Knoops in het internationaal strafrecht komt ook het Utrechts rechtenonderwijs ten goede. Deze maand startte een voor Nederland uniek experimenteel masterprogramma. Een tiental studenten werkt aan een caput waarbij zij daadwerkelijk de verdediging in het Sierra Leone-tribunaal bijstaan. "Studenten hebben daarvoor een soort geheimhoudingsplicht moeten tekenen. Ze helpen bij het uitzoeken van leerstukken, bijvoorbeeld of bepaalde bewijsstukken al dan niet zijn toegestaan. De resultaten daarvan kunnen in de praktijk gebruikt worden."

Om zich geheel aan zijn academische activiteiten te wijden, droeg Knoops vorig jaar de leiding van zijn advocatenpraktijk over aan zijn vrouw, die eveneens werkzaam is in de advocatuur.

Wie de afgelopen maanden de nieuwspagina's heeft gevolgd zal echter gemerkt hebben dat Knoops allerminst zijn toga aan de wilgen heeft gehangen. In een profiel in NRC-Handelsblad begin dit jaar vroeg zijn Friese collega Willem Anker zich zelfs af of Knoops niet teveel hooi op zijn vork neemt naast zijn hoogleraarschap.

"Veel van de processen die door de media worden belicht zijn cassatiezaken", reageert Knoops. "Dat is puur studeerkamerwerk. Zo'n zaak vergt daardoor relatief weinig tijd. Verder zijn er een aantal oude dossiers die ik onmogelijk kan overdragen.

"Met nieuwe zaken ben ik selectiever geworden. Ik neem ze alleen aan als ze interessant zijn voor onderzoek en onderwijs. Want dat is belangrijk. Ik ben ervan overtuigd dat je als docent en als onderzoeker pas optimaal kunt presteren als je zelf in de praktijk staat of een sterke voeding uit die praktijk krijgt."

Een goed voorbeeld van een zaak waarvan zijn academische werk profiteert, is volgens Knoops het proces tegen Erik O. Als advocaat slaagde hij er vorige maand in de Nederlandse marinier die ervan werd verdacht een Irakees te hebben gedood, vrij te pleiten. Het leidde tot een smadelijke afgang voor het Openbaar Ministerie.

Het waren niet alleen loyaliteitsoverwegingen die Knoops, zelf reservemajoor bij het korps mariniers, deden besluiten om de verdediging van O. op zich te nemen. "Toen ik op oudejaarsavond de commandant van Erik O uit Irak aan de lijn kreeg, kon ik niet weigeren. Maar ik realiseerde mij ook onmiddellijk dat ongeacht de uitkomst deze zaak van groot belang zou zijn voor de toekomst van de Nederlandse vredesmissies. Mijn eerste artikel hierover heb ik al gepubliceerd."

En de genoemde cassatiezaken worden inmiddels ook voorzien van een universitair vervolg. In een ander nieuw masterprogramma, met de naam 'gerechtelijke dwalingen', laat de hoogleraar een kleine groep studenten afgewikkelde dossiers onderzoeken waarin de veroordeelde blijft volhouden onschuldig te zijn. Zo zal onder meer het dossier van de Deventer moordzaak tegen het licht worden gehouden. Dit met toestemming van Ernst Louwes die vorig jaar alsnog werd veroordeeld voor de moord op de vermogende weduwe Wittenberg, nadat Knoops erin was geslaagd zijn zaak te laten herzien. "We vragen of studenten in die dossiers gronden kunnen vinden waarop toch nog om een heropening kan worden gevraagd."

Hoewel het niet zijn bedoeling is om studenten "voor inspector Morse te laten spelen", beseft Knoops dat een onderwijsinstelling zich met een dergelijk programma op glad ijs begeeft. Als universiteit kun je immers het verwijt krijgen dat je je met de rechtsgang bemoeit. "Binnen ons instituut hebben we de discussie daarover wel gevoerd. Maar wij vinden dat wetenschap, een bij uitstek onpartijdige activiteit, mee kan en moet werken aan rechtsherstel. Maar er zijn ongetwijfeld hoogleraren die zich daaraan niet willen wagen. Het is een fundamentele kwestie."

De advocatuur stelt Knoops dus in staat een betere wetenschapper en docent te zijn. Maar heeft de wetenschapbeoefening ook gevolgen voor de advocaat Knoops? "Ik ben wat gematigder geworden in mijn oordelen", stelt hij aarzelend. "Door mijn wetenschappelijke activiteiten ben ik steeds meer de nuance gaan zien." Dat hij daardoor een minder goed advocaat is geworden, weigert hij te geloven. "Mijn opvattingen als academicus kan ik goed scheiden van de rol die ik als advocaat moet vervullen, het belang van de verdachte staat voorop."

Toch bestaat in sommige kringen van Knoops wel het beeld van een advocaat die weliswaar goedgedocumenteerd en grondig te werk gaat, maar niet in staat is te beuken in de rechtzaal. Daarover zegt Knoops: "Ik ben nooit een schreeuwer geweest, ik heb mijn heil altijd gezocht in de argumentatie en de onderbouwing. Op de man spelen zit niet in me. Sommige verdachten zijn op zoek naar een advocaat die er bovenop slaat. Die komen dan niet bij mij uit. Voor de werkelijk zware drugscriminaliteit waarbij de confrontatie met het OM keihard is, ben ik denk ik niet de juiste man. Voor andere verdachten weer wel."

De tijd dringt. De eerst zo frisse hoogleraar oogt plots wat vermoeid. Over een kwartier volgt zijn tweede college. Alles bij elkaar is het moeilijk voor te stellen dat de drukbezette Knoops ook nog een privé-leven met drie kinderen kent. Hij erkent dat hij extreem lange dagen maakt. Aan zijn grote passie, het diepzeeduiken, heeft Knoops zich al enige tijd niet meer kunnen overgeven. De ontspanning zoekt hij nu vooral op het water. "Ik vind het heerlijk om zeiltochten te maken over het IJsselmeer. Je bent dan lekker fysiek bezig en het is ook nog iets wat je met familie of vrienden kunt doen."

De vraag of hij na het college nog de belangrijke Champions League-wedstrijd van PSV gaat bekijken, laat hem nog even schateren. Wie dacht dat de in Eindhoven geboren en getogen Knoops, en onlangs nog verdediger van de van ontucht met minderjarigen verdachte voormalig directeur Spooren, een rood-wit hart heeft, komt bedrogen uit. "Nee, voor voetbal kijken heb ik het geduld niet. Dan sport ik liever zelf."

Geert-Jan Knoops

Geboren op 10 juni 1960 in Eindhoven

1977-1980: Nuts Pedagogische Academie Eindhoven

1980-1982: Officiersopleiding Korps Mariniers

1982-1986: Doctoraal Nederlands Recht in Tilburg

1987: beëdiging advocaat en procureur

1988-1989: Differentiatie strafrecht in Utrecht

1996-1998: Promotieonderzoek op gebied van strafrecht en forensische psychiatrie in Leiden

1999-2000: LL.M public international law en international criminal law in Leiden

2001- 2004: Promotieonderzoek op gebied van internationaal straf- en oorlogsrecht, University of Ireland

2001-2002: benoeming tot advocaat bij Joegoslavië en Ruanda-tribunaal

2002: bevordering tot majoor der Mariniers (reserve)

2003: hoogleraar straf(proces)recht in Utrecht

2003: benoeming tot advocaat bij het Speciale Court for Sierra Leone

Amerikaanse partyschools trekken meeste eerstejaars

Lauren kwam uiteindelijk terecht op de universiteit van Madison, Wisconsin, die goed is voor een achttiende plek op de wereldranglijsten. "De reputatie betekent alles voor particuliere universiteiten en daarin speelt de positie op de ranglijsten een belangrijke rol. Door bijvoorbeeld de beste hoogleraren aan te trekken en alleen straight A students toe te laten, creëren ze een bepaalde exclusiviteit.

"In tegenstelling tot de publieke mogen de particuliere universiteiten zelf de hoogte van het collegegeld bepalen - bij topuniversiteiten als Harvard en Yale betaal je al gauw 30.000 dollar per jaar - en daar moet natuurlijk wel wat tegenover staan." Als Lauren haar diploma heeft, heeft ze ruim een ton uitgegeven aan haar opleiding.

In tegenstelling tot de Nederlandse ranglijsten zijn de Amerikaanse niet op beoordeling van studenten en hoogleraren gebaseerd. Alleen de output van de hoogleraren telt. Het aantal artikelen dat de professoren publiceren en de hoeveelheid Nobelprijs- of Field Medalwinaars er in het hooglerarencorps zitten, zorgen voor de output. Dit geeft een vertekenend beeld, vindt Molly MacLaren (20), uitwisselingsstudent van de University of Florida ; "Ik heb vakken van professoren die in hun veld erg hoog staan aangeschreven, maar ik zou je niet kunnen vertellen hoe ze eruit zien. Ik heb ze nog nooit gezien. Ze schrijven de boeken die de lesstof behandelen, maar de hoorcolleges en de beoordeling van papers laten ze over aan assistenten. De output zegt maar weinig over de kwaliteit van het onderwijs."

Academische prestige is echter niet alles. De Princeton Review, - vergelijkbaar met het Nederlandse Choice - brengt naast een louter academische ranglijst ook een lijst uit van beste Party Schools. Hier scoren hele andere criteria zoals 'use of hard liqour and marijuana' onder studenten, en de - weinige - tijd die ze besteden aan hun studie. Winnaar van de afgelopen jaren is State University of New York, in Albany. Die eerst plek werpt zijn vruchten af: met meer dan 12.000 aanmeldingen per jaar is deze universiteit één van de populairste opleidingen van de oostkust.

Nina

Motzheim (21), studente rechten en was één van de eerste Nederlandse vrouwen die Krav Maga beoefende. Krav Maga is een praktisch zelfverdedigingssysteem dat werd ontwikkeld in het Israëlische leger. Alles is geoorloofd, als het maar effectief is. Twee jaar geleden maakte Jennifer Lopez met de film 'Enough' een hip cultverschijnsel van Krav Maga.

"Mijn ouders vonden het verschrikkelijk. Na elke training plofte ik bont en blauw op de bank. Bovendien zagen ze hoe zwaar Krav Maga emotioneel is. Maar voor mij was dit precies wat ik zocht. Een sport die niet uitging van mooie technieken, maar van het basisinstinct van mensen. Dit was echt, echt vechten.

"Bij Krav Maga wordt heel waarheidsgetrouw getraind: in het donker, met messen, met pistolen. Alles mag om een uitweg te vinden: bijten, schoppen in het kruis, wat je maar kan bedenken. En ik was de enige vrouw tussen alleen maar enorm grote mannen, vaak politieagenten of mariniers. Zij daagden me uit steeds verder te gaan. Geweldig vond ik dat.

"Voor de trainingen moest ik drie of vier keer per week naar Leiden. Dat was op een gegeven moment niet meer te doen vanuit Utrecht. Toen ben ik gestopt. Ik heb daarna nog even aan Kung Fu gedaan, maar dat ging mij te veel uit van het scheiden van emotie en ratio. Krav Maga is: reageren uit emotie. Nu doe ik even niets. Mijn meniscus is laatst verwijderd. Na een val van mijn fiets heb ik te hard doorgetraind. Maar het begint wel weer te kriebelen. Mijn hart ligt bij Krav Maga."

"Als ik nu op straat zou worden aangevallen, weet ik precies wat de kwetsbare plekken van mijn belager zijn. Waarschijnlijk komt er een aaneenschakeling van slagen, trappen en andere bewegingen uit. Dat is wat wij retsev, blauwdruk, noemen. Dat zit er helemaal ingeslepen.

"Het is natuurlijk een illusie te denken dat je ooit onschendbaar bent. Maar ik heb denk ik wel een andere uitstraling dan andere vrouwen. Ik weet dat ik kan vechten, dus moet juist ik een conflictsituatie met woorden kunnen oplossen."