Achtergrond

'Autochtone leden? Heel graag zelfs'

Multiculturele studentenverenigingen steeds populairder

"Op de openingsavond van het afgelopen jaar was er een lezing over de raakvlakken tussen de drie grote godsdiensten. Na afloop waren er hapjes en drankjes. Het was een gezellige en leerzame avond." Studenten Unie Nederland - SUN - viert het einde van het afgelopen studiejaar in het kantoor van de Milligörus in Amsterdam Osdorp. De 21-jarige voorzitter Rasit Yildirim, student HBO-bedrijfseconomie en een vrouwelijke collega hebben speciaal voor deze gelegenheid een powerpointpresentatie gemaakt. Nog geen twintig Turkse studenten en één Joodse student kijken zwijgzaam en aandachtig toe. SUN is er niet voor de lol, zoveel is duidelijk.

Na afloop van de powerpointpresentatie begeeft de groep zich naar een andere ruimte voor de gebruikelijke hapjes en drankjes. De kleine, fel verlichte eetzaal doet sober aan. De tv aan de muur toont Turks sprekende tekenfilmfiguurtjes. Er staan twee lange tafels. Op het menu staan shoarma met rijst en water. De mannen gaan aan de ene tafel zitten, de vrouwen - op twee na met hoofddoek - aan de andere. Erkan Yesil (19) geeft uitleg: "Mannen en vrouwen zitten altijd apart. Dat heeft met het geloof te maken." De sfeer tijdens het eten is allesbehalve uitgelaten. Met name de vrouwentafel is voor Nederlandse begrippen opvallend rustig. Derya Kaplan (22), secretaris van de SUN en rechtenstudente aan de Vrije Universiteit: "Bij andere verenigingen zoals het Corps gaat het om borrelen en feesten. SUN is gericht op cultuur en educatie, daarom kom ik liever hier." Derya is één van de twee meisjes zonder hoofddoek. "Sommigen dragen 'm wel en sommigen niet. Bij SUN is een hoofddoek niet verplicht. We zijn toch allemaal broeders en zusters", aldus Derya. Rasit geeft haar gelijk: "We zijn een informeel clubje met een sterke band. Voor mij als voorzitter is het belangrijkste dat wij als een familie zijn."

SUN heeft deze avond één niet-Turkse gast; Michael Hess (21), student geschiedenis. Michael is voorzitter van een Joodse jongerenvereniging. "Wij hebben sinds kort contact met SUN. Respect krijg je door elkaar beter te leren kennen. De meesten zijn geneigd naar de verschillen tussen het Jodendom en de Islam te kijken, terwijl er eigenlijk meer overeenkomsten zijn. Onze maatschappelijke betrokkenheid, bijvoorbeeld. Door samen te werken vervullen we een soort voorbeeldfunctie voor de rest van de maatschappij."

Na twintig minuten zijn de borden leeg, en daarmee is de avond ten einde. "Dames en heren; dank u voor de geslaagde avond. Ik ben zeer verheugd dat jullie gekomen zijn, en hoop jullie na de zomer nog vaak te mogen verwelkomen", besluit Rasit plechtig. Er volgt een applaus. Iedereen gaat naar huis.

SUN werd in 1995 opgericht door vijf Turkse islamitische studenten. Nu, in 2004, telt de vereniging ongeveer 450 leden. Zo'n veertig procent daarvan woont in Utrecht. Rasit: "SUN pleit voor een liberale vorm van de islam. Veel studenten begrijpen de islamitische termen verkeerd, bijvoorbeeld als het gaat om de Jihad of de oorlog in Irak. Die mensen creëren haat in zichzelf. Dat proberen we tegen te gaan. Wij willen het beeld laten zien dat moslims, christenen enzovoort kunnen samenleven."

Rasit heeft de SUN met de jaren zien groeien: "In de jaren negentig waren er heel weinig allochtone studentenverenigingen, terwijl daar wel behoefte aan was. Allochtone studenten wilden samen activiteiten organiseren. Dat is ze inmiddels gelukt." SUN wil verder uitbreiden. In Leiden is sinds maart 2004 een afdeling gevestigd, en met Groningen wordt momenteel onderhandeld. Het hoofdkantoor in Utrecht heeft twee jaar lang op non-actief gestaan, maar is nu net weer voorzichtig gaan draaien.

Naast activiteiten organiseert SUN projecten gericht op de specifieke problemen van het groeiende aantal allochtone hbo- en wo-studenten en scholieren in Nederland. Die problemen behelzen onderwerpen als studiekeuze en solliciteren. Rasit: "Onder allochtone studenten zijn veel uitvallers. Op het moment dat ze een studie moeten kiezen, missen ze de steun van hun ouders, omdat die zelf vaak geen opleiding hebben gevolgd. Zij willen dat hun kind advocaat of dokter wordt. Maar misschien wil zo'n kind wel brandweerman worden, of politicus."

Een ander project richt zich op de sollicitatieprocedure. "Allochtone studenten vinden het moeilijk zichzelf op de juiste manier te presenteren. Hier ontbreekt weer de steun van de ouders. Mijn eigen pa bijvoorbeeld werkte in een bloemenkwekerij. Hij heeft nooit gesolliciteerd, dus kon hij mij daar niets over leren. Wij kennen de problemen van deze jongeren. Die kennis gebruiken we om een bijdrage te leveren aan de maatschappij." Die bijdrage aan de maatschappij levert SUN binnen een islamitisch kader. Desondanks staat SUN open voor iedereen, ongeacht levensbeschouwing of nationaliteit. Rasit: "Autochtone leden? Heel graag zelfs, maar helaas bereiken we die heel moeilijk. Wij proberen de hele studentengroep bij onze vereniging te betrekken; niet-gelovigen, Joden; geen enkel probleem. Ieder lid kan ook in het bestuur gekozen worden."

Wereldburgers

Ibrahim Ozgul (21) is voorzitter van de multiculturele stichting Cosmicus. Cosmicus is afgeleid van het Griekse woord kosmos en staat voor wereldburger. De Turkse student HBO-accountancy zegt dat de vereniging geen politieke of religieuze voorkeuren heeft. "Want dan kies je een doelgroep. Hoe divers kun je zijn als je een kleurtje hebt?"

Cosmicus heeft in totaal ongeveer 370 leden en is gevestigd in acht studentensteden. Zo'n zeventig daarvan studeren in Utrecht. De vereniging is in 1995 door Turkse studenten opgericht en houdt zich bezig met het organiseren van feesten, huiswerkbegeleidingsprojecten voor middelbare scholieren, carrière- en loopbaanbegeleiding, lezingen en buitenlandse reizen. Ook Cosmicus werkt aan een multicultureel imago. Minstens zestig procent van de leden is Turks. De overige veertig procent van de leden zijn Marokkaans, Nederlands, Surinaams en Grieks. De Nederlanders zijn vooralsnog sterk in de minderheid.

Het is zaterdag, half drie 's middags. In een buurtcentrum in Lombok viert Cosmicus het begin van het nieuwe studiejaar. De ingrediënten: een speech en door ouders bereide Turkse lekkernijen. Er komen maar twaalf leden opdagen. Allemaal zijn het mannelijke studenten van Turkse komaf. Hayrullah (22) en Ahmed (21) zijn teleurgesteld. Het is wel érg rustig, vinden ze. Waarschijnlijk komt dat door het ongebruikelijke tijdstip van de bijeenkomst. Dat er geen vrouwelijke studenten zijn, is volgens de twee puur toeval. "Ongeveer de helft van onze leden is vrouw", aldus Hayrullah. Hayrullah woont pas sinds vier jaar in Nederland. Hij oogt verlegen, praat zacht en is door zijn gebrekkige Nederlands moeilijk te verstaan. Ahmed (21) lijkt op het eerste gezicht in niets op Hayrullah. Hij is van Turkse afkomst, maar is geboren en getogen in Nederland. Hij studeert psychologie. Zijn Nederlands is accentloos, hij heeft een vlotte babbel en maakt een zelfverzekerde indruk. Ahmed: "Je merkt dat studenten die net uit Turkije zijn gekomen nog niet helemaal bekend zijn met de Nederlandse gebruiken. Daarin steunen we elkaar." Hij vertelt dat de meeste mensen verbaasd reageren als blijkt dat hij Turks is. Toch voelt Ahmed zich bij Cosmicus meer thuis dan bij een 'autochtone' vereniging. "Misschien ga ik later bij een Nederlandse vereniging, maar nu nog niet. Hier hebben we dezelfde achtergrond, we begrijpen elkaar, en daarnaast wil ik iets doen voor de Turkse gemeenschap", verklaart hij.

Binnen Cosmicus wordt volgens hem vooral gepraat over de vraag hoe je als Turkse groep een compromis kunt sluiten tussen de Turkse en de Nederlandse cultuur. De vereniging hoopt daarom op meer Nederlandse leden. Nu zijn dat er nog maar een stuk of tien.

Mustafa (34) is inmiddels oud-student. Hij kwam halverwege de jaren 90 naar Nederland om te studeren. Nu is hij coördinator van een jongensinternaat, docent wiskunde en vrijwilliger bij verschillende projecten. Hij is naar de opening gekomen om de leden van Cosmicus een hart onder de riem te steken. De hoge uitval van allochtone studenten in het hoger onderwijs baart hem zorgen.. Hij wijt die hoge uitval aan een gebrek aan zelfvertrouwen onder allochtone studenten. Vroeger leed ook hij daaronder: "Ik dacht tijdens mijn studententijd: 'Hoor ik hier wel thuis? Word ik wel geaccepteerd?' Dat gevoel is lang blijven hangen en was een behoorlijke handicap. Allochtone jongeren moeten van dat gevoel af."

Als allochtone jongeren hun studie hebben afgerond, zijn ze volgens hem verplicht iets terug te doen voor de Nederlandse maatschappij. "Mijn advies is: maak wat van de kans die je in Nederland gekregen hebt! Wij wíllen niet zoals de eerste generatie Turken in Nederland geld verdienen en dan gauw terug naar Turkije. Als ik naar Turkije ga, begin ik me na drie weken te vervelen en krijg ik heimwee naar Nederland. Ik voel me een Turkse Nederlander, niet een Nederlandse Turk. Dat gevoel wil ik uitdragen."

Positieve ontwikkeling

Studentendecaan Frank Peters van de Universiteit Utrecht vindt de opkomst van verenigingen als SUN en Cosmicus een positieve ontwikkeling. "Nu zijn ze nog met weinigen, maar ik denk dat het er steeds meer zullen worden. Hun inspanningen zijn te waarderen en te prijzen. Daarom doen wij - de universiteit - wat we kunnen om ze te stimuleren." Zo stelt de universitiet bijvoorbeeld vergaderruimte ter beschikking.

De gedachte is dat deze studentenverenigingen een goed middel zijn om een brug te slaan tussen de allochtone student en de universitaire gemeenschap. "Hun functie was in de jaren 90 het bieden van steun en geborgenheid binnen de eigen groep, omdat er toen nog weinig allochtone studenten waren. Op dit moment vervullen ze de behoefte aan een samenkomst van verschillende groepen", aldus Peters. Hoe deze verenigingen zich in de toekomst zullen ontwikkelen, weet hij niet. "Misschien worden ze opgeheven als ze niet meer nodig zijn, of misschien gaan ze concurreren met internationaal getinte verenigingen als de AEGEE. Daar heb ik nu geen kijk op."

Cosmicusvoorzitter Ibrahim is en elk geval vol goede hoop. Verenigingen als Cosmicus en SUN worden volgens hem steeds populairder. "Misschien zijn studenten die autochtone verenigingen intussen wel gewend. Dit is toch iets nieuws op de markt," aldus Ibrahim.

Zie voor een overzicht van allochtone studentenverenigingen www.platformlamp.nl/content/content_netwerk_verenigingen.html.

'Ik heb wat met de Romantiek'

Zesde editie Internationale Studenten Pianoconcours van start

Janny Ruardy, fotografie Maarten Hartman

Twee jaar geleden deed de eenentwintigjarige Theo Zijderveld ook mee aan het pianoconcours. Toen waren zijn kansen niet groot. Het verplichte stuk van de moderne Franse componist Godard lag hem niet zo. En hij had te weinig geoefend. Deze keer bereidt hij zich beter voor: de student theologie en communicatie- en informatiewetenschap is al voor de zomervakantie begonnen met oefenen. Dit jaar is een etude van Chopin verplicht. Die moet zo snel gespeeld worden, dat Theo na het oefenen even moet uithijgen en z'n vingers moet ontspannen om verder te kunnen spelen. Maar hij houdt van Chopin, ook al is het stuk erg moeilijk. Met moderne componisten heeft hij minder. "Het vereist een hoog niveau om hun werk mooi te kunnen spelen, en dat hoge niveau heb ik niet."

Verder gaat hij een sonate van de Italiaanse componist Cimarosa spelen en 'Lieder ohne Wörter' van Mendelssohn. En dat allemaal in tien minuten. In die korte tijd moet hij in de voorronde de jury overtuigen van zijn kunnen.

Theo Zijderveld heeft dezelfde Roemeense pianolerares in Capelle aan de IJssel als de zusjes Ruby en Romy de Groot, die twee jaar geleden meededen. Theo komt al tien jaar bij de inmiddels 75 jaar oude Rosemarie Mastéro over de vloer. Ook nu hij in Utrecht woont, reist hij elke zaterdag trouw naar haar toe. Hij speelt sinds zijn elfde. Zijn ouders vonden dat hij een instrument moest spelen en hij koos voor de piano. Aan z'n juf moest hij wennen. De onstuimige en opvliegende dame vond z'n spel vaak 'afschuwelijk'. Nog steeds overigens. Toch heeft Theo haar in z'n hart gesloten. "Ze houdt van muziek en probeert mij het gevoel bij te brengen, dat muziek maken meer is dan noten spelen."

Oefenen heeft hij nooit erg gevonden. De drie kinderen uit het gezin Zijderveld moesten elke dag tussen vijf en half zes oefenen. Theo op de piano, z'n broer op viool en z'n zus op haar dwarsfluit. Van een familiecombo is het nooit gekomen.

Nu het concours nadert, probeert Theo elke dag een uur te spelen. Daarvoor fietst hij naar Parnassos, want op z'n kamer staat geen piano. Dat vindt ie wel jammer, want hij speelt graag. Wanneer hij ergens een piano ziet staan, kruipt hij er meteen achter om "lekker te improviseren". Dat heeft hij geleerd op de jazzschool in Rotterdam. Helaas moest hij daarmee stoppen, omdat het te duur werd.

Twee studies, actief bij Ichthus, de christelijke studentenvereniging, pianospelen. Theo combineert het allemaal moeiteloos. "Ik ga niet uit en deel mijn tijd zo efficiënt mogelijk in."

Dat de Nederlandse deelnemers nooit in de prijzen vallen op het concours, verbaast Theo niet. "De Russen en Oost-Europeanen stampen en hebben veel meer discipline. Twee jaar geleden ontmoette ik een Russische student die vijf uur per dag studeerde. Mijn lerares vindt ook dat wij Nederlanders te weinig gedisciplineerd zijn. We vinden het al snel voldoende." Theo doet ook niet mee om te winnen. Hij gaat voor het internationale sfeertje.

Na de middelbare school heeft Theo even het conservatorium overwogen, maar z'n muzikale kwaliteiten zijn niet goed genoeg. Met z'n intellectuele niveau is niets mis. Hij combineert zonder problemen twee studies. "Ik studeer graag en met de twee studies ben ik de komende drie jaar wel zoet. Volgend jaar ga ik een jaar in Straatsburg studeren." Hij weet nog niet of hij predikant wil worden; ook de wetenschap trekt. Hij doet de studie uit overtuiging en wil wel graag de "blijde boodschap" uitdragen. De komende weken houdt hij zich echter alleen bezig met tentamens en pianospelen. Ook al is hij nu al beter voorbereid dan de vorige keer, er moet nog veel verbeterd worden. Theo heeft er wel zin in. Van podiumvrees heeft hij geen last. Zijn pianolerares vindt dat hij het verplichte Chopinstuk het mooiste speelt, dus daar moet ie mee gaan scoren. "Het hangt bij mij van het moment af. De eerste noot is al bepalend. Als ik die goed aansla, zit het met de rest ook wel goed."

Voor Gregal Vissers is het de eerste keer dat hij aan het pianoconcours deelneemt. De negentienjarige tweedejaars natuurkundestudent heeft nooit eerder aan een dergelijk evenement meegedaan. Wel heeft hij ervaring om voor een zaal met mensen te spelen. Op het Gregorius in Utrecht, zijn middelbare school, werden vaak muziekavonden georganiseerd.

Gregal speelt al vanaf zijn tiende jaar piano. Tot hij ging studeren had hij privé-les. Al die jaren van dezelfde leraar. Het was voor hem verfrissend toen hij vorig jaar les ging nemen bij Jeroen van Veen, pianodocent bij Parnassos. Om te studeren hoeft hij niet ver weg. Gregal woont nog bij z'n ouders in Rijnsweerd, op steenworp afstand van De Uithof. Hij heeft altijd klassiek gespeeld. Niet van blad, want Gregal is een "dyslectische notenlezer". Volgens hem is uit het hoofd spelen beter: de stukken moeten vaak zo snel worden gespeeld, dat dat al lezend niet lukt.

Voor het concours heeft Gregal naast de verplichte Chopin van de voorrondes, ook voor het vrije gedeelte voor Chopin gekozen, en wel de eerste ballade. Maar Rachmaninov of Debussy had ook gekund. Waarom hij Chopin nou zo mooi vindt, weet de negentienjarige student niet. "Ik heb wat met de Romantiek, denk ik."

Gregal denkt verder te komen dan de voorrondes. Hij heeft daarom ook het verplichte stuk voor de halve finale al ingestudeerd. Een heel moeilijk werk van Simeon ten Holt, een hedendaagse Nederlandse componist. Ook zijn pianoleraar geeft hem kansen. Dat zijn pianoleraar in de jury van het concours zit, vindt Gregal geen voordeel. "Misschien is hij juist wel strenger."

Het is al eerder voorgekomen dat pianoleraren van deelnemers in de jury zaten. Bij Parnassos, een van de organisatoren van het concours, is tot nu toe echter nog nooit een klacht binnengekomen.

Ook Gregal heeft na het gymnasium even een carrière als concertpianist overwogen, maar hij denkt toch dat pianospelen als hobby leuker is, dan wanneer je het voor je werk moet doen.

De natuurkunde en dan vooral de sterrenkunde trekken hem meer. Wat hij precies met sterrenkunde wil gaan doen, laat ie in het midden. Hij weet wel dat zijn toekomst in de wetenschap zal liggen. Voor het eerst in z'n leven moet hij echt leren. "De studie natuurkunde is een zware studie. Van de negentig studenten die vorig jaar begonnen, zijn er 45 afgehaakt, omdat het programma te zwaar is."

Ondanks de studielast en de voorbereidingen voor het pianoconcours heeft Gregal nog tijd over voor twee andere hobby's: stijldansen en karate. Vanaf de middelbareschooltijd doet hij aan ballroom- en latindansen samen met een groep vrienden. Nu iedereen gaat studeren begint het groepje uiteen te vallen. Hij weet daarom nog niet hoe lang hij nog zal blijven dansen. In de tijd die hem daarna nog rest zit hij in de sportschool. Zijn ouders vonden zijn opvoeding niet compleet als hij naast muziek niet ook een sport deed. Hij koos voor karate en dat doet hij nu al zo'n dertien jaar. Inmiddels heeft hij de zwarte band.

Voor het pianoconcours moet hij nog wel het nodige doen. De stukken kunnen beter, vooral het stuk van Ten Holt. Nerveus voor de voorrondes is hij niet. Als Gregal eenmaal speelt, vergeet hij de omgeving. Z'n ouders zitten in elk geval in het publiek. Of z'n jaargenoten komen, weet hij niet.

Zesde internationale pianoconcours

Het zesde Internationale Studenten Pianoconcours wordt eens in de twee jaar georganiseerd door de Universiteit Utrecht en de stichting Utrechts Universiteitsfonds. Tijdens de voorrondes op 18 en 19 oktober strijden 19 studenten uit Nederland, Rusland, Duitsland, Slovenië, België, Verenigde Staten en Zuid-Korea in Parnassos om een plaats in de halve finale op 20 oktober. Uiteindelijk gaan drie virtuozen door naar de finale op 22 oktober waar ze met het Utrechtsch Studenten Concert onder leiding van Bas Pollard in het muziekcentrum Vredenburg voor de titel 'Beste Pianist' strijden. De winnaar krijgt 2500 euro.

De jury van het concours bestaat uit de pianisten Rian de Waal, Irene Russo, Fred Oldenburg en Jeroen van Veen. Voor de finale in Vredenburg zijn er geen kaarten meer verkrijgbaar. Voor meer informatie surf naar www.pianocompetition.uu.nl.

Swingen in Utrecht

Storm

Mariaplaats 50

Qua swinggehalte beginnen we met een bescheiden variant: Storm. Storm behoort tot de categorie trendy. Daaruit volgt dat imago er belangrijker is dan het hebben van plezier. Een avondje Storm bestaat nadrukkelijk niet uit gezellig uit je bol gaan op de dansvloer maar wel uit zien en gezien worden: sexy kleding, gestyleerde sikjes, ingehouden danspasjes, lolly's likken en een opvallende hoeveelheid mooie mensen. Heren let op: bloezen zijn uit den boze! Raadpleeg voor wat wel done is de clips op de muziekzenders. Voor de dames geldt hetzelfde; zorg wel dat je strak in je vel zit. Dit danscafé heeft een hippe inrichting met een apart lounge-gedeelte en beeldschermen achter de bar.

Café Hofman

Janskerkhof 17a

In café Hofman is het altijd lachen geblazen, en zaterdagavond op de dansvloer is niets gek genoeg. Wie niet gezegend is met een fraai uiterlijk of soepele heupen, kan hier toch ongegeneerd een potje swingen op het podium. De muziek die dat allemaal mogelijk maakt, is van het type 'foute hits van de jaren 70 tot nu'. Hofman is een mooi oud café met kroonluchters, houten vloer en hoog plafond. Hier komen ogenschijnlijk vooral alleenstaande dertigers en ouderejaars rechten of economie. Dresscode voor de heren - je raadt het al - : pyamakleurige bloes, en voor de dames discrete truitjes, om de overtollige rolletjes te verbergen.

Dinsdagavond is tango-avond in café Hofman wat een radicale verandering van stijl betekent. je vindt hier dan hoogopgeleide, gematigd zweverige mensen van rond de vijftig, al zijn hier en daar ook jongeren gesignaleerd. Pas als je minstens zeven jaar danst, hoor je echt bij deze besloten club en ken je de duizend en één ongeschreven regeltjes. Op tango-avonden wordt nauwelijks gedronken, want dat gaat ten koste van de concentratie. Dansen doe je hier bijvoorbeeld met de ogen dicht wat een totale gevoelsmatige overgave aan de dans betekent.

Stairway to Heaven

Mariaplaats 11-12

In Henk Westbroeks Stairway to Heaven is het voor rockers en hardrockers goed toeven. Dit is in elk geval qua inrichting een hele geschikte tent: het is er ruim, de vloeren zijn van hout, er is een immense bar, een podium en een balkon. Eerste vereiste voor een bezoeker die niet wil opvallen is lang haar. Voeg daar nog wat zwarte kledij met opschrift en een paar puntige sieraden aan toe en klaar is Kees. Wat het dansen betreft: gooi je hoofd inclusief weelderige haardos omlaag en beweeg hem daarna met regelmatige tussenpozen op en neer totdat de kramp in je nek ondraaglijk wordt: resultaat verzekerd!

Rasa: Couscous Grooves en Basmati Breaks

Pauwstraat 13a

Een unieke topper in het Utrechtse uitgaansleven is het maandelijks terugkerende 'Couscous Grooves' in multicultureel centrum Rasa. Deze Midden-Oosters getinte avond bestaat uit live-concerten, een dansbare mengeling tussen Midden-Oosterse muziek en hedendaagse dj-grooves, knappe videomontages, Bollywood films, een lounge-ruimte, smakelijke tapas, kleden, kroonluchters en andere tierelantijnen, en dat alles voor slechts vijf euro. Het publiek dat hier komt, is moeilijk onder één noemer te vangen. Er is van alles wat, en dat is meestal een gezond teken. Ook qua dans is alles geoorloofd, hoewel je met wat Indiase buik- en nekmoves zeker extra indruk zult maken.

Winkel van Sinkel

Oudegracht 58

De Winkel van Sinkel is een uitschieter, vooral wat betreft de huisvesting en de torenhoge entreeprijzen (12,50 euro). Dit is een groot, hoog, monumentaal pand aan de Oudegracht, met immense zuilen aan binnen- en buitenkant, zwart-wit betegelde vloeren, een knusse tapaskelder, zithoek antieke stijl inclusief boekenkasten, een binnentuin en terras. Zaterdagavond, tijdens Club Risk, draaien Nederlands bekendste dj's; op zondag kun je er vaak terecht voor een lekker potje salsa, merengue of bachata. Deze sexy, hartstochtelijke Latijns-Amerikaanse dansen zijn geschikt voor uitbundige, elegant geklede dansfreaks met losse heupen, macho's en geboren verleidsters. Niet geschikt voor houten klazen met een minderwaardigheidscomplex op zoek naar een vaste relatie, al zijn die wel steevast van de partij.

Club Touché

Oude Gracht 151

Club Touché is één van de exclusieve niet-studentikoze r&b-gelegenheden die Utrecht rijk is. De ruimte op zich is een saai donker hok, maar het publiek is sexy en kleurrijk en wie van zwoele ritmes houdt, kan er ongeremd tekeer gaan op de dansvloer.

City Hall

Stadhuisbrug 3

City Hall is een indrukwekkend, doolhofachtig complex van aaneengesloten witgekalkte werfkelders onder - hoe kan het ook anders - het stadhuis. Hier kun je behalve voor r&b ook terecht voor andere populaire thema-avonden. Kledingvoorschrift City Hall: neem een voorbeeld aan hip-hop- en r&b sterren Jay-Z en Mary J.Blige. Gedragscode: net als in Storm geldt hier boven alles dat je moet letten op je image. Niet te gezellig doen, da's niet cool. Dames: kleed je zo sexy mogelijk en zet je gezicht op arrogant. Heren: als je een bekende tegenkomt, groet je hem met een ingewikkelde handbeweging. Daarna houd je je mond en kijk je verveeld in de rondte.

Blissdance in: De Leeuw @bod:Samuel van Houtenstraat 1

Altijd al gedroomd van rook- en schoenvrij dansen op muziek 'van alle tijden en oorden'? Pak dan nu je kans! In Utrecht bestaan maar liefst vier gelegenheden waar je je droom kan verwezenlijken. Voor diegenen die het verband tussen rookvrij en schoenvrij niet snappen; zo minimaliseer je het risico dat je met je blote kakken in een brandende peuk trapt - voor de eeltlozen onder ons een onplezierige ervaring. Blootvoets dansen kan je ook in Fun & co in: Sterrenzicht aan het Keerkringplein 40 en in Sous Swing aan de Oudegracht 209 a/d Werf.

The Jam

Oudegracht a/d Werf 97

Over The Jam valt niet bar veel te melden, behalve dat het onder studenten vooral op donderdagavond een populaire discotheek is. Kledingvoorschrift: houd het simpel, een spijkerbroek en bloes (heren) of spijkerbroek met topje (dames) volstaat. De muziek is standaard en de ruimte doet denken aan een schuur. Zorg dat je er niet te ladderzat vandaan loopt, want de uitgang ligt gevaarlijk dicht bij het donkere koude water van de gracht.

Tivoli

Oudegracht 245

Het alom bekende Tivoli is eigenlijk meer een poppodium dan een danstent, hoewel je er ook prima kunt swingen. Het is een grote, donkere ruimte met discoballen en een balkon rond de dansvloer. De gemiddelde leeftijd van het publiek is in het weekend laag door het groot aantal middelbare scholieren. De gangbare stijl is dan alto, met veel versleten spijkerbroeken, Converse Allstars, trucker petjes, lowlands armbandjes, en rockband T-shirts. Op donderdagavond ligt de gemiddelde leeftijd hoger; Tivoli wordt dan bevolkt door studenten. Op avonden zonder live-optredens wordt er gedanst op onder meer alternatieve rock, dance en soul.

Tivoli de Helling

Helling 7

Tivoli de Helling, een apart gebouw buiten het centrum waar vooral dance gedraaid wordt, is voor de wat hippere oudjes onder de jongeren. Je danst in dit Tivoli in het algemeen voor je eigen 'ikje' niet omdat je wil laten zien hoe sexy je bent.

Ekko

Bemuurde Weerd WZ 3

Ook in Ekko wordt op verschillende avonden verschillend gedraaid, en ook hier zijn live optredens. Je kunt het zien als een intiemere en meer alternatieve variant van Tivoli. De sfeer is er onelegant en relaxed, dus je kunt losgaan op de dansvloer zonder bang te zijn dat je iets verkeerd doet. Als je niet enigzins alternatief gekleed gaat, dreig je op sommige avonden wel uit de toon te vallen. Ekko is gevestigd in een knus pand aan de gracht; podium annex danszaal en bar zijn van elkaar gescheiden. De maandelijke lesbo- en homo-avond oftewel het PANfeest is een populaire happening.

De Woolloomooloo

Janskerkhof 97

De Woo - voluit de Woolloomooloo - is de disco van het mannencorps en dus voor de bierzuipende kakkers onder de studenten. Van binnen is de Woo nogal basic, maar aan de rand van de dansvloer bevindt zich de beroemde 'apenrots,' oftewel een verzameling blokken waarop je kunt zitten. De Corpsmythe wil dat wie zich tegen de apenrots vlijt, opgepikt wil worden voor een stevig potje sex - altijd leuk natuurlijk als een nietsvermoedende nieuweling een blok uitzoekt om in alle onschuld op uit te rusten. Dresscode: op z'n Corps'; casual, onelegant en tijdloos. De regel der regels is dat je draagt wat iedereen draagt, al werkt dat objectief gezien niet echt in je voordeel. Voordelig is wel dat je outfit jarenlang mee kan; in kakkerland bestaat immers geen mode. Polo's, overhemden en spijkerbroeken doen het al decennialang goed. Muziek: top 40 en foute meezingers van Marco Borsato. Als student en niet-USC-lid kun je ook een Woo-pas kopen; daarmee ben je verzekerd van drie jaar lang vrije toegang. Wil je zo'n pas, vergeet dan niet een legitimatiebewijs en collegekaart mee te nemen.

Algemene letteren als voorloper van de bama

Vader Thijs Pollman neemt afscheid van universiteit

Xander Bronkhorst, fotografie Maarten van den Haak

"Bewonderenswaardig standvastig", zo kenschetst prof.dr. Wolfgang Herrlitz collega Thijs Pollmann die morgen zijn afscheidscollege houdt. Herrlitz zag van nabij hoe Pollmann als coördinator heeft moeten vechten tegen het verzet en de vooroordelen omtrent de opleiding algemene letteren, in 2000 omgedoopt tot taal- en cultuurstudies. "Sommige mensen hadden hele denigrerende opvattingen. Over algemene letteren, maar ook over Thijs zelf."

Algemene letteren deed in 1984 zijn intrede toen alle letterenfaculteiten in het land door de grote bezuinigingsoperaties schudden op hun grondvesten. De nieuwe opleiding had een onderwijsconcept dat uitging van grotere keuzevrijheid voor studenten. Ministerie en college van bestuur zagen hierin nieuwe perspectieven voor de noodlijdende letteren. Pollmann was de trekker van het initiatief.

Op dat moment verkeerde iedere wetenschapper met zijn eigen beperkte vakgebied nog in 'splendid isolation'. Studenten werden bij de poort aan de hand genomen en geleid naar één van de meer dan honderd afstudeerrichtingen. Gedreven door zijn grote zorg over de arbeidsmarkt voor letterenstudenten wilde Thijs Pollmann die situatie doorbreken: "De letteren hadden zich buiten de maatschappelijke werkelijkheid geplaatst, werkgevers en veel studenten keerden zich af van de grote faculteiten die slechts opleidden tot leraar of onderzoeker."

Dat hij bij de invoering van algemene letteren verzet zou ontmoeten, lag volgens hem voor de hand. "Algemene letteren werd gezien als doekje voor het bloeden. Terwijl overal zaken werden afgebroken moest worden meegewerkt aan iets wat velen toch als holle nieuwlichterij zagen." Toch erkent Pollmann dat de kritiek soms moeilijk te verdragen was. "Het doet vooral pijn wanneer je valse motieven worden aangewreven, wanneer gezegd wordt dat je de klassieke faculteit kapot wilt maken."

Met algemene letteren plaatste Pollmann een zogenoemd convergent onderwijsmodel naast het heersende divergente model. Studenten moesten zich vanaf het begin breed kunnen oriënteren om vervolgens zelf een gedegen keuze te maken voor een afstudeerrichting. Voorwaarde voor het welslagen van algemene letteren was dat de onderwijsorganisatie van de letterenfaculteit flink op de schop ging. Het onderwijsprogramma werd ingericht in korte modules. Er moest immers wel iets te kiezen zijn. Het leidde tot de affichering van algemene letteren als "cafetaria-model", waarbij her en der wat "gesnackt" werd. Pollmann: "Een idioot vooroordeel. Studenten zijn zeer goed in staat weloverwogen keuzes te maken. Die kiezen niet voor de gemakkelijkste weg."

Volgens de kersverse hoogleraar taal- en cultuurstudies Berteke Waaldijk is die scepsis over de brede opleiding vrijwel verdwenen. "Vooral omdat het zo goed is gegaan. We trekken veel studenten. Bovendien blijken die in hun studieresultaten niet onder te doen voor andere letterenstudenten. Ze nemen, door de multidisciplinaire aanpak, vaak zelfs wat extra's mee." Dat de opleiding in tegenstelling tot andere initiatieven uit die tijd, het heeft overleefd is volgens haar niet in de laatste plaats te danken aan Pollmann. "Een kalme man, maar ten diepste bevlogen. Hij was ervan overtuigd dat je studenten de regie kunt geven over de eigen studie. Ik zie dat als de belangrijkste erfenis van Thijs."

De paradox wil dat algemene letteren en de herschikking van het onderwijs uiteindelijk zelfs als redding van de klassieke vakken moet worden gezien, zo stelt Wolfgang Herrlitz. Algemene letteren was inderdaad een studententrekker, gemiddeld een kwart van de totale lettereninstroom kiest voor die opleiding. En dat zijn allemaal studenten die aanschuiven bij de oude disciplines, waardoor deze zich kunnen handhaven. "De grote verdienste van algemene letteren is dat het zich nooit, zoals elders wel is gebeurd, als een concurrent voor de bestaande opleidingen heeft opgeworpen, integendeel."

Maar Herrlitz roemt vooral de samenballing van onderzoeksgebieden in specialisaties. "Daarmee werd alle letterenstudenten uitzicht geboden op een samenhangend afstudeertraject. Veel van de specialisaties waren interdisciplinair. Met specialisaties die zich richten op vertalen, educatie of management werd veel beter de link gelegd met het beroepenveld. Dat was nieuw. In de huidige masters wordt daarop voortgeborduurd."

Voor Waaldijk staat vast dat de brede letterenopleiding heeft meegeholpen de weg te banen voor het Utrechtse 'vraaggestuurde' bama-stelsel. "Het is in elk geval geen toeval dat zo'n didactische vernieuwing hier in Utrecht kan slagen. taal- en cultuurstudie's, het University College en de nieuwe liberal arts-opleiding, ze laten zien dat het kan werken."

Ook Thijs Pollmann weet dat hij in twintig jaar veel terrein heeft gewonnen. "Ik zie het als grote winst dat nu buiten discussie staat dat veel studenten het prettig vinden de vrije hand te hebben in hun opleiding en dat een universiteit aan die wens tegemoet kan komen." Hij herkent in de bama zeker aspecten van algemene letteren, vooral ook in de organisatie van het onderwijs. Toch zet hij zijn kanttekeningen. "Het algemene uitgangspunt is dan misschien wel dat studenten de mogelijkheid krijgen hun studie naar eigen inzicht in te delen. Maar ik zie dat bij veel opleidingen de vrijheid pas aan het einde van de studie zit. Er zijn nog steeds veel onderzoekers die de studenten graag willen vormen naar hun beeld en gelijkenis."

Thijs Pollman, die met emeritaat gaat, geeft vrijdag 15 oktober, een afscheidscollege in de Aula van het Academiegebouw. Aanvang 16.15 uur.

Het onderwijs in 2020: alleen, in massa's, of face-to-face

Lula Ahrens, fotografie archief

Scenario 1: Alleen en zelfstandig achter je pc

Wie een hekel heeft aan verplichte colleges ziet wellicht voordelen in dit scenario waarin leren en individueel belang centraal staan. Er is een mondiale vrijemarkteconomie en een mondiaal onderwijssysteem.

• Al het onderwijs is geprivatiseerd. Je bezoekt geen universiteit of hogeschool; die bestaan niet meer. ICT heeft een onvoorstelbaar snelle ontwikkeling doorgemaakt. Kennis en expertise worden verhandeld via internationale veilingsites. De leerplicht en centrale examinering zijn afgeschaft. Zelfdiscipline en eigen initiatief zijn cruciaal, want eventuele werkgevers beoordelen niet meer op diploma's, maar op je zelfstandig samengestelde portfolio. Studenten moeten op internationale veilingwebsites leermodules uitzoeken en een persoonlijk begeleider op afstand vinden. Vraag en aanbod bepalen de prijs van deze coaches. Die prijs- en kwaliteitsverschillen hebben geleid tot een gespleten samenleving: armere studenten kunnen zich geen dure topcoaches veroorloven.

• Universiteiten zijn in de eerste plaats research communities die wereldwijd samenwerken met andere instituten, individuele experts en bedrijven. Deelnemers aan gerenommeerde RC's vragen hoge prijzen op de expertiseveiling en kunnen alleen door succesvolle communities en grote bedrijven worden ingehuurd. Fundamenteel onderzoek wordt gefinancieerd door het bedrijfsleven en de inkomsten uit het expertiseveilingnetwerk. Minder economisch relevant onderzoek loopt gevaar doordat deze alleen nog worden gefinancieerd door particuliere fondsen.

DE REACTIES

Robert-Jan Simons (..), hoogleraar didactiek in de digitale context en werkzaam bij het Ivlos, vindt dat het privatiseren van het hbo onder bepaalde voorwaarden wel kan, maar dat universiteiten "normen- en waardenvrij" gefinancierd moeten worden. Om geen persoonlijk contact meer te hebben tussen student en docent vindt hij slecht.

De Utrechtse docent taalwetenschappen Hans van de Velde (..) gelooft niet dat al het onderwijs binnen afzienbare tijd geprivatiseerd wordt. En in je eentje studeren achter je pc lijkt de sociolinguïst niet bevorderlijk voor de kwaliteit van het onderwijs; "Ik denk dat de goede universiteiten zich gaan onderscheiden van de gewone door individuele begeleiding en contact, vooral in de masterfase."

Een toekomst waarin universitair onderzoek gefinancieerd wordt door het bedrijfsleven, brengt volgens de Utrechtse evolutionair bioloog Roy Erkens (28) grote gevaren voor het wetenschappelijk onderzoek met zich mee. Dan komt de objectiviteit van de leerstof in het geding. "En zelfstandigheid is goed, maar studenten kunnen niet zelf bepalen wie de beste expertise in huis heeft. Daar zijn ze nog veel te onervaren voor."

Scenario 2: Goedkope massa-universiteiten voor de armen, dure research-universiteiten voor de rijken

In dit scenario waar het draait om onderwijzen en individueel belang, is de kloof tussen arm en rijk zeer nadrukkelijk aanwezig. Er heerst een economische depressie die grote spanningen in de samenleving geeft. Nederland loopt achter in Europa. Europa bepaalt grotendeels het beleid. Onderwijsinstellingen zijn volledig autonoom. De overheid zorgt voor een deel van het onderwijsbudget, maar het meeste betalen de bevolking en het bedrijfsleven. De overheid vervult slechts een kleine rol in het onderwijs: ze stuurt via leerplicht en eindtermen. Er is veel discussie over de veelgebruikte 'psychofarma': chemische middelen die de concentratie sterk beïnvloeden.

• Het verschil tussen hbo en universiteit is opgeheven. Universiteiten hebben zich gespecialiseerd en beconcurreren elkaar. Er zijn goedkope massa- en dure research universiteiten. Bedrijven investeren graag in talentvolle studenten die daardoor een dure topopleiding kunnen volgen. Arme middelmatige studenten kunnen dat niet. Studenten zijn het virtuele onderwijs beu en kiezen steeds vaker voor face-to-face colleges in een onderwijslokaal.

• Een internationale master volgen is allang niet meer vanzelfsprekend. Mensen die dat wel doen, studeren parttime vanuit hun baan.

DE REACTIES

Robert-Jan Simons vindt dit het minst wenselijke scenario door de combinatie van onderwijzen en individueel belang. "Dit lijkt het meest op onderwijssystemen uit het verleden. De slag van onderwijzen naar leren, is inmiddels gemeengoed geworden. Daarnaast vind ik leren een collectieve verantwoordelijkheid voor de toekomst, dat gaat niet puur om individueel gewin."

"Psychofarma? Daar geloof ik niets van. Mensen praten er wel over, maar dat komt er echt niet van op zo'n korte termijn", weet Hans van de Velde. Afgezien daarvan heeft scenario twee volgens hem meer voorspellende waarde dan het eerste scenario. "Er zitten wel dingen in die op komst zijn. Het verschil tussen hbo en universiteit verdwijnt, en differentiatie naar focus is in feite ook niets nieuws. Het probleem hierbij is: wat doe je met het wetenschappelijk onderzoek als dat onderscheid er niet meer is? Dan krijg je inderdaad goedkope massa-universiteiten en dure research-universiteiten."

Roy Erkens heeft er op zich niets op tegen dat studenten meer betalen voor kwalitatief hoogstaand onderwijs. "Daarmee raak je natuurlijk een gevoelige snaar. Maar als je daarmee zorgt voor een extra drive achter de kwaliteit van het onderwijs; waarom niet? Je moet wel zorgen voor een goed minimumniveau van alle universiteiten, beurzen voor minder bedeelde talentvolle studenten, dwingend studieadvies en een goed selectiesysteem zodat iedereen de kans krijgt om ervan te profiteren."

Scenario 3: Welopgevoede burgers, brede wetenschappers en saamhorigheid in een multicultureel Europa

In scenario drie draait alles om onderwijzen en gemeenschappelijk belang. Nederland is één grote goed functionerende multiculturele familie. Tolerantie, medemenselijkheid en empathie staan centraal in het onderwijs en in de samenleving. De Europese Unie is een groot succes. Nederland is allochtoner dan ooit, maar desondanks vormt de samenleving een coherent geheel. Dat is grotendeels te danken aan het onderwijs, dat zorg draagt voor inburgering van zowel allochtone als autochtone burgers in de Europese democratische samenleving. Diploma's betekenen meer dan ooit; ze zijn een bewijs van kennis en van burgerschapsvorming. Zestig procent van de jongeren volgt hoger onderwijs.

• Voormalige hbo's heten nu bacheloruniversiteiten of zijn gefuseerd met de oude universiteiten. Zowel bachelor- als masteropleidingen hebben een brede focus. In tegenstelling tot anno 2004 bestaan er daardoor weer brede wetenschappers. Op de universiteit krijgen studenten naast academische vorming ook humanistisch-democratische vorming en vervullen zij daar een sociale dienstplicht: studenten lopen een half jaar stage in een onderwijs- of ontwikkelingsproject in Europa. Het onderwijs is projectmatig en richt zich op maatschappelijke problemen. Samenwerking en ervaringsleren zijn belangrijk. ICT is een gestandaardiseerd en samenhangend Europees netwerk dat prima functioneert. Alle gegevens van studenten zijn opgenomen in digitale portfolio's, waarin studieresultaten en verworven competenties worden bijgehouden. Dit netwerk draagt bij aan het streven naar het Europese een leven lang leren.

DE REACTIES

Hans van de Velde: "Dit is echt jaren 60, jaren 70. Ik sta hier zeer sympathiek tegenover, maar die kant gaat het nu eenmaal niet op. Het gaat in tegen de tijdgeest van het kapitalisme en de individualisering." Op het gebied van hoger onderwijs neemt de mobiliteit binnen Europa aanzienlijk toe. "Het hoger onderwijs wordt binnen Nederland waarschijnlijk beter georganiseerd en meer geconcentreerd. Landelijk bezien komt er dan één master per discipline. Studenten die een breed vakkenpakket ambiëren, volgen hun cursussen aan verschillende universiteiten. Zo'n landelijk systeem komt de mobiliteit binnen Europa ten goede." Zodra studenten standaard cursussen volgen aan verschillende universiteiten, wordt diplomering wel een probleem. "De vraag is dan immers welke universiteit het diploma uitreikt. Dan kom je dicht bij scenario één, waarin een daartoe bevoegde instantie je portfolio certificeert." De ontwikkeling richting "brede" wetenschappers is volgens Van de Velde al begonnen. "Het lijkt erop dat de klok wat dat betreft twee- of driehonderd jaar wordt teruggedraaid. Ook toen waren wetenschappers breed georiënteerd. Tegelijkertijd zie je dat er bijvoorbeeld vanuit bedrijven vraag is naar gespecialiseerde studenten. Dat zijn twee tegengestelde tendensen die bediend zullen worden. De eerste door universiteiten, de tweede waarschijnlijk door bedrijven. Die kunnen afgestudeerde bachelorstudenten binnen hun bedrijf opleiden."

Een pluspunt van scenario drie vindt Roy Erkens dat het onderwijs projectgebaseerd is. En digitale portfolio's worden volgens hem inderdaad heel belangrijk. "Werkgevers zullen daar steeds meer belang aan hechten."

"Ik sluit me aan bij de vorige spreker," zegt Robert-Jan Simons.

Scenario 4: Wereldwijde kennisgemeenschappen

Nederland is rijk. De aandacht richt zich daarom niet meer op economie, maar op welzijn en zelfontplooing. Leren en gemeenschappelijk belang staan centraal in het onderwijs. De samenleving is radicaal veranderd: er zijn internationale kennisgemeenschappen op het gebied van bijvoorbeeld geestelijk welbevinden, religie of milieu. Die wereldwijde communities nemen taken op zich die vroeger door de overheid werden verricht. Omdat ze nu hun eigen onderwijs organiseren, is het ministerie van Onderwijs omgedoopt in een ministerie van Inspiratie, Motivatie en Ontwikkeling.

• Onderwijzen is in feite 'helpen leren'; een student monitort zijn eigen leertraject samen met zijn community tutor en professionele en academische senioren uit zijn community. In dit scenario is leren probleemgestuurd op basis van projecten. Leertrajecten kunnen een professionele of academische focus hebben en worden van feedback voorzien op virtuele conferenties waaraan universiteiten, bedrijven en communities deelnemen.

DE REACTIES

Hans van de Velde vindt leren zoals scenario vier dat benadrukt "interessanter" dan onderwijzen. "Zeker bij individuele begeleiding zie je ze vooruitschieten. Ik voorzie in de mastersfase inderdaad een soort meester-gezelrelatie tussen student en docent, ook weer zoals een paar honderd jaar geleden. We gaan dus op belangrijke punten juist terug in de tijd."

"Ik kan me hier niet zoveel bij voorstellen", zegt Roy Erkens. "Het gevaar van zulke kennisgemeenschappen is volgens mij dat ze ten koste gaan van het interdisciplinaire onderwijs, omdat ze verdeeld zijn naar interessegebied."

Robert-Jan Simons heeft een duidelijke voorkeur voor scenario vier. "Die combinatie tussen leren en gemeenschappelijk belang is precies wat we nodig hebben." Door de nadruk op het gemeenschappelijk belang loopt het interdisciplinair onderwijs volgens hem geen gevaar. "Ik zie mono-disciplinaire communities voor me en communities of learning. Het tweede soort zal veel doen aan onderlinge uitwisseling van leerstof."

Interactieve kicks in onderwijs zijn wenselijk

"Tv is retro. Wat de computergame-generatie wil, zijn interactieve kicks." Cultuursocioloog Carl Rohde is één van de sprekers op de onderwijsdag. Hij onderzoekt onder meer het gedrag van de huidige generatie jongeren, oftewel de studenten van de toekomst. Want wil je de toekomst van het hoger onderwijs inschatten, dan zul je toch moeten kijken naar het soort studenten dat in 2020 de universiteiten gaat bevolken.

Rohde is naast zijn functie bij de Universiteit Utrecht directeur van 'Signs of the Time', een bedrijf dat een wereldwijd netwerk van markt- en trendonderzoekers heeft en onderzoek doet naar soft spots van een generatie.

Deze soft spot is in Rohde's woorden "that what really makes them tick," oftewel: hun collectieve gevoeligheden. De toekomstige studenten willen volgens Rohde interactieve kicks. "Er is voor het eerst een generatie die liever zit te gamen dan tv te kijken. Gamen vinden ze spannender, omdat ze zelf een actieve rol hebben in het spel. Deze gevoelige plek van de jeugd heeft gevolgen voor het onderwijs. "Alle bedrijven vragen zich af: 'hoe geef ik interactieve kicks?' Het onderwijs kan daar niet aan voorbijgaan."

De toekomstige generatie studenten zijn volgens Rohde "goed in multi-tasking - veel dingen tegelijkertijd doen - maar ze zijn slecht in gedisciplineerd luisteren en lezen. Een vraag lezen ze oppervlakkig. Ze tunen in op drie steekwoorden en construeren daar zappend, met behulp van de nodige websites, hun eigen fantasie omheen." Carl Rohde ziet een toekomst voor zich waarin het onderwijs in elk geval multimedialer en interactiever wordt. "Maar de vraag is: moet je mee met het zappende karakter van de student? Het onderwijs wil de traditionele klassieke standaarden bewaken, maar tegelijkertijd worden universiteiten steeds calculerender. Het zal waarschijnlijk neerkomen op twee typen onderwijs: er komt een universiteit voor de mtv-generatie en een universiteit voor de gedisciplineerde elite. Want er zullen altijd studenten blijven bestaan die wél hechten aan verdieping."

Internet is volgens Rohde ontzettend belangrijk aan het worden. Maar een toekomst waarin e-learning het traditionele persoonlijke contact tussen student en docent en studenten onderling verdringt, ziet hij niet voor zich: "Onderwijs blijft vanaf de oude Grieken tot nu toch ook iets waarin je een persoonlijke band hebt met je docent. Het digitale universum komt erbij, maar het oude persoonlijke universum blijft natuurlijk wel bestaan; we blijven ten slotte mensen. Je ziet nu al dat mensen die virtueel leven weer een extra verlangen krijgen naar fysiek contact. We noemen dat 'let's get real'."

'Dit is allesbehalve een hutje"

Xander Bronkhorst, fotografie Maarten Hartman???

Een half uur, zolang had haar vriend nodig om bij te komen van de slappe lach. "Hij kon niet geloven dat ik hier werkelijk wilde wonen", vertelt derdejaars studente culturele antropologie Aster den Bok. Ook Den Bok zelf aarzelde even toen ze het tijdelijke studentencomplex La Capanna voor het eerst kon bezichtigen. "Oh, wat erg, wat een kot, dacht ik in eerste instantie. Maar eenmaal binnen was het helemaal niet lelijk. Zelfs mijn vriend vond het oké."

Den Bok was één van de eerste studenten die de sleutel kregen van hun eigen spacebox. Zij is nu in het gelukkige bezit van een kunststof prefab-woning van 18 vierkante meter met eigen keuken en badkamer. De 234 vrolijk gekleurde exemplaren, verdeeld over drie woonblokken, aan de Bolognalaan beleefden vorige week hun officiële opening. Ze blijven vijf jaar in De Uithof staan. Deze weken wordt er vooral veel verhuisd.

Aster den Bok is inmiddels helemaal overstag. "Ik vind dat ik het mooiste huis van allemaal heb", stelt ze. Op een klapstoel in de verder nog vrijwel lege kamer wijst zij naar het grote raam dat een volledige wand beslaat. "Ik houd van veel raam. Hier is maar aan één kant licht. Ik was bang dat dat te weinig zou zijn, maar het is echt helemaal goed." Het uitzicht, op de hoek drie hoog, heeft inderdaad bijna penthouse-achtige allure. Terwijl beneden een gestage stroom bankstellen en bureaus op schouders van nieuwe bewoners voorbijtrekt, grazen in de verte de schapen bij de faculteit Diergeneeskunde.

Op de andere hoek van dezelfde verdieping kan studente Taal- en Cultuurstudies Floor Ketting niet genieten van vergezichten. Door de trapsgewijze setting van de drie gebouwen kijkt ze zo bij een flink aantal overburen naar binnen. "Eigenlijk zijn het net kijkdozen, hè? Maar nee, ik kan helaas nog geen soapverhalen vertellen."

Ook Ketting zegt zich happy te voelen in haar nieuwe woning. Voordat ze zich voor de spaceboxen aanmeldde, was ze gewaarschuwd door mensen die zich de rampverhalen uit Delft konden herinneren. De spaceboxen die daar bekend staan als 'tupperware-woningen' zouden 's winters te koud en 's zomers te warm zijn. En bovendien heel gehorig. "Maar tot nu toe heb ik niets te klagen", vertelt ze. "Het meeste lawaai is afkomstig van het bouwverkeer dat hier nog flink bezig is."

De woning van Ketting is inmiddels al bijna geheel ingericht. "Ik moet nog een eettafel hebben en er moet nog iets aan de muren om het wat gezelliger te maken. Maar de ruimte die ik heb, valt best mee." Toch reageren vrienden en studiegenoten een tikkeltje meewarig wanneer ze vertelt waar ze woont. "Nou, jij liever dan ik. Dat is de reactie die ik meestal hoor. Totdat ik vertel wat ik er hier allemaal bij krijg. Een eigen douche, een eigen keuken, snel internet. Veel studenten vinden dat stiekem toch wel heel aantrekkelijk."

Volgens woordvoerster van woningbouwvereniging SSHU Karin Smeets waren de negatieve geluiden over de spaceboxen in Delft vorig jaar vooral het gevolg van een problematische oplevering waarbij de verwarming hartje winter niet functioneerde. Bovendien zijn de woningen zeer dicht bij elkaar gesitueerd. Daar komt nog bij dat de Delftse bewoners buitenlandse studenten zijn, die niet uit vrije wil voor een spacebox kiezen. In Utrecht is volgens haar lering getrokken uit de Delftse problemen.

Smeets moet erkennen dat de werving voor de toch wat ongewone woningen aanvankelijk moeizaam verliep. In eerste instantie werden studenten benaderd die hoog op de wachtlijst van de SSHU stonden. De respons vanuit die groep was echter verre van voldoende. "Die mensen zijn snel aan de beurt voor een plek op het IBB-complex of Tuindorp West. Kennelijk wachten ze liever daarop."

Uiteindelijk werden alle 7000 personen op de wachtlijst attent gemaakt op het nieuwe complex. Zo'n 600 studenten reageerden. Volgens Smeets waren de studenten die werkelijk werden uitgenodigd voor de bezichtigingsdag vrijwel zonder uitzondering positief. "Wanneer studenten de spaceboxen ook van binnen kunnen zien, zijn ze enthousiast. Meer dan tachtig procent van de mensen die kwamen kijken, heeft ook een kamer geaccepteerd."

Ketting en Den Bok noemen de prijs van 280 euro die ze betalen zeer redelijk, gezien het oppervlak van de kamer, maar vooral gezien de eigen kook-, douche- en toiletvoorzieningen en het gratis snelle internet. "Veel andere studenten betalen meer voor een hok van twee bij drie in de stad", zegt Den Bok. "La Capanna is geloof ik Italiaans voor 'hutje'. Maar mijn kamer hier is allesbehalve een hutje."

Minpuntjes zijn er vanzelfsprekend wel. Brievenbussen en adresbordjes laten op zich wachten. Intercom komt er in het geheel niet. "Wat dat betreft, ben je wel een soort proefkonijn hier", stelt Ketting. Verder vragen beide studentes zich af of het nu echt niet mogelijk was geweest een spacebox in te richten als gezamenlijke ruimte. Nu worden de studenten naar de Cambridgebar gedirigeerd. Den Bok gekscherend: "De bewoners zullen elkaar moeten treffen in het washok waar de wasmachines staan. Helaas zit dat juist in een ander blok."

Maar het enige werkelijke nadeel dat beide studentes weten te noemen heeft niets te maken met de woningen zelf maar met de locatie. De Uithof is saai. Maar bovenal: De Uithof is 's nachts moeilijk op een veilige manier te bereiken. Ketting: "Tot nu toe heb ik steeds de laatste bus van half één genomen. Maar dat is geen doen als je uit wilt gaan. Dan wordt het net gezellig. Ik moet dus ergens in de binnenstad blijven slapen." Den Bok: "Gaat de laatste bus al om half een? Dat is wel heel vroeg. Ik denk dat ik dan toch maar ga fietsen. Dan maar even niet aan een serieverkrachter denken."

Hinse Mutter, studente Geschiedenis, kan wel begrijpen waarom de vrouwelijke studenten problemen hebben met de locatie van La Capanna. "Wanneer je hier de deur uitstapt, sta je meteen in De Uithof. Er is niet iets van een gezamenlijke gang of een gemeenschappelijke woonkamer." Maar zelf ziet hij minder bezwaren. "Er is hier een supermarkt, een bibliotheek, de bus stopt om de hoek."

Mutter woont in het derde blok tegenover het washok en heeft net één dag de sleutel. Zijn kamer is slechts voorzien van de eerste levensbehoeften: een bed, een stereo en een pak spaghetti. Echt verhuisd wordt er in het weekeinde. "Ik was dolblij dat ik hier terecht kon. Wanneer ik dit niet had gekregen, had ik nog een jaar moeten wachten op een kamer in een studentencomplex. Het op en neer reizen naar mijn ouders in Eindhoven was dan wel een erg zware last geworden."

En voor studenten als Mutter doet de SSHU het allemaal, meent woordvoerster Smeets. De woningbouwcorporatie wil dat binnen vier jaar een Utrechtse student maximaal nog maar een jaar hoeft te wachten op woonruimte. De gemiddelde wachttijd ligt nu op zo'n 15 maanden. De afgelopen jaren werden al enkele grote panden omgebouwd voor tijdelijke studentenhuisvesting. Naast de spaceboxen moeten nu ook asielzoekerswoningen als studentenonderkomen gaan dienen. Een project in de wijk Tolsteeg stuit echter nog op veel bewonersprotest.

Ook de Universiteit Utrecht is volgens Roel den Dikken, projectmanager complexbeheer, gebaat bij voldoende kamers. Het spaceboxenplan van de SSHU werd daarom zeer positief ontvangen. "Het is heel simpel. Woningnood kost je studenten. Ook de universiteit is dus geïnteresseerd in goede oplossingen die snel te realiseren zijn."

Samen met de SSHU is afgesproken dat het complex La Capanna over vijf jaar op een andere plek in Utrecht zal worden neergezet. Onderzocht zal worden of aan de Bolognalaan permanente woningbouw kan komen. Na de Cambridgelaan en twee nog te bouwen complexen gaat het dan om de vierde woonlocatie voor studenten in De Uithof. Uiteindelijk moeten er meer dan 2000 wooneenheden verrijzen op het universiteitscomplex.

De eerste pionierende spaceboxers zijn voorlopig onder de pannen. Mutter en De Bok hebben weinig interesse in een kamer op een studentencomplex, hoewel hun wachttijd daarvoor gewoon doorloopt. "Ik zit hier voorlopig goed", stelt geschiedenissstudent Mutter. Den Bok was zelfs al aan de beurt voor een studentenflat, maar zij koos voor La Capanna. "Het vooruitzicht met zijn tienen de keuken te moeten delen, stond me toch niet zo aan."

Alleen Floor Ketting twijfelt nog. "Ik moet nog even kijken hoe het me hier bevalt. Laatst weigerde mijn internet en was mijn beltegoed op. Toen voelde ik me wel even afgesloten van de wereld. Dan is het in een studentenhuis gezelliger."

Steentjes gooien

Wie op bezoek gaat bij de nieuwe bewoners van La Capanna doet er goed aan zijn of haar beltegoed te controleren. De postbode met pakketje kan het helemaal vergeten. Wat is het geval. De woonblokken krijgen geen intercom. Volgens de SSHU was dat te duur. Bovendien wordt het portaal om veiligheidsredenen afgesloten. Alleen bewoners hebben de sleutel van deze deur. Gevolg hiervan is dat bewoners alleen via de mobiele telefoon zijn te bereiken. Bewoonster Jessica de Ruijter, geneeskundestudente, vindt het maar raar. "Ik ga hier nog even over mailen met de SSH. Ik had toch wel heel graag iets van een bel of een intercom gehad. De meeste mensen die ik ken, hebben wel een mobiele telefoon, maar hoe zit het bijvoorbeeld met opa's en oma's? Moeten die steentjes gaan gooien? Ik woon helemaal boven, dus ze kunnen niet even op het raam kloppen. Dit is echt vreemd."

Tijdelijke studentenwoningen van de SSHU

•Titus Brandsmaflat in Overvecht: 280 kamers, tot eind 2006

•Rheyngaerdeflat aan de A2: 109 woningen voor 200 studenten, tot medio 2005

•Flats op 't Goylaan: 156 kamers, tot 2005-2007

•Het Witte Huis, voormalige zusterflat Diaconessen Ziekenhuis: 110 kamers tot juli 2006

•Albert van Koningsbruggen, voormalig verpleeghuis aan de Beneluxlaan: 90 kamers, tot eind 2004.

•La Capanna, spaceboxen in De Uithof: 234 studenten, tot medio 2009

•Asielzoekerswoningen aan de Opaalweg en Baden Powellaan: 224 kamers, maximaal vijf jaar vanaf het moment van plaatsing. De besluitvorming rondom deze woningen verkeert nog in een inspraakfase. SSHU en gemeente stuitten op veel bewonersprotest.

Nieuwbouwplannen De Uithof en Kromhoutterrein:

•De Bisschoppen: 550 kamers aan Bisschopssteeg tussen Heidelberglaan en Cambridgelaan (op de parkeerplaats). De grondwerkzaamheden zijn al begonnen. Start eigenlijke bouw eind 2004.

•University College Campus (UCC): 200 nieuwe kamers in opdracht van Bouwvereniging Volksbelang Vianen. Start bouw najaar 2004

•Uithof III: 300 kamers aan Heidelberglaan. Start bouw nog onbekend

•Cambridgelaan: SSHU en UU gaan mogelijkheid van woningbouw op plek huidige La Capanna onderzoeken. Aantal kamers nog onbekend. Start bouw: op zijn vroegst 2009.

Zes zotte zjoppers

Joost de Vries, fotografie Maarten van den Haak

Om kwart over negen komen de broers Paul (24) en Maarten Beelen (20) tevreden het warenhuis uitlopen. Economie student Maarten heeft twee broeken, een overhemd en een setje voor zijn vriendin gekocht. "Bij elkaar zo'n 130 euro. Daar heb ik dan ruim zeventig euro winst op, schat ik." Broer Paul heeft aanzienlijk meer uitgegeven; "Ik heb twee broeken, twee overhemden en een boxershort gekocht. Het komt uit op 254 euro. Ruim honderd euro winst. De moeite waard dus." Ze hebben niet speciaal de wekker gezet voor de Dwaze Dagen; die ging af omdat ze eigenlijk naar college moesten. Ze spijbelen om goed voorbereid geld uit te geven. "We hebben van tevoren de Bijenkorfboekjes doorgelezen, dus we wisten wat we wilden hebben en waar het lag. Bij de overhemden barste het vooral van de vrouwen die kleding voor hun man kwamen shoppen," vertelt Technische Bedrijfskunde student Paul, "Er waren huisvrouwtjes met bergen kleding bij zich. Ik hoorde een verkoper zeggen 'Mevrouw, heeft u wel iets leuks voor uzelf gekocht?'"

Lonneke Thijs (20) heeft een slimme truc toegepast om de lange rijen voor de paskamers te ontlopen: "Ik heb twee identieke Replay-vestjes gekocht, in twee verschillende maten. De gene die niet de juiste maat is, breng ik van de week weer terug." Uiteindelijk was ze voor de twee vestjes, en een broek, ongeveer 160 euro kwijt. Maar de dag is nog niet voorbij: "Ik ga vanmiddag naar een vriendinnetje in Groningen. Daar gaan we ook winkelen en waarschijnlijk ook - opnieuw - naar de Bijenkorf." Enige gÍne voelde de PABO-studente wel. "Iedereen staat de duwen en trekken voor die ene broek. Ikzelf niet, maar ik was wel vroeg opgestaan om op tijd voor de deur te staan."

Rechtenstudente Hanna Brundel (21) was als ÈÈn van de eersten binnen. Iets voor acht stond ze voor de deur. "Zodra de deuren opengingen raceten mensen naar binnen, de trap op of af. Het was echt heel druk." Maar ze heeft succesvol gewinkeld. Na anderhalf uur komt ze met een flinke tas, en flinke winst, naar buiten. "Ik heb mascara, een blouse, een spijkerbroek, een broekpak,een beha en string gekocht." Totaal zo'n 240 euro. "Het broekpak alleen is normaal gesproken al 200 euro, dus ik bespaar behoorlijk wat. Ruim honderd euro, denk ik." Behalve aan zichzelf heeft ze ook aan een ander gedacht: voor de verjaardag van haar nichtje heeft ze een pop gekocht. Of ze nu klaar is, weet ze nog niet. Voor de zekerheid heeft ze net toch maar even de actieboekjes van de Bijenkorf meegenomen. Misschien dat ze zaterdag nog even teruggaat.

Ook Sanne van Gent (22) was erbij toen het warenhuis haar deuren opendeed. "Het was heel hectisch. Overal stonden mensen bij bakken kleding - sokken, overhemden, onderbroeken - echt te graaien. Het is eigenlijk gewoonweg te druk. Ik heb het zelf rustig aan gedaan. Ik heb de tijd genomen en alles gepast." De psychologiestudente heeft een broek, een vest en een trui gekocht, hoewel het haar opviel dat ze zeker niet de enige was die voor het Replay-vestje ging: "Binnenkort zie je in Utrecht iedereen in hetzelfde vest lopen. Wel jammer, maar ik heb wel veel geld bespaard. In totaal moest ik 130 euro betalen. Zonder de Drie Dwaze Dagen-korting was ik zeker meer dan tweehonderd euro kwijt geweest." In eerste instantie had Sanne alleen een spijkerboek nodig; "Ik had de actieboekjes niet gezien, maar ik had gehoord dat ze vast wel een broek in de aanbieding hadden. Het vestje en de trui zijn enigszins impulsief aangekocht."

Het eerste dat aan Manon Stellaert (21) opvalt is haar kleine Bijenkorftas. Ze heeft alleen oorbellen, panty's en nagellak gekocht. "Ik heb maar dertig euro uitgegeven, dus m'n winst valt mee. Ik heb van de week de actieboekjes gelezen. Er zit altijd wel iets bij dat je wilt hebben. Specifiek op merk heb ik niets uitgezocht. De nagellak was toevallig van een duur merk. De oorbellen niet; en die waren bovendien meer een impulsaankoop." Hoewel ze om negen uur al in de winkel was - "ik vind het leuk om even te kijken" - zegt de verpleegkundestudent blij te zijn weer buiten te staan: "Het was heel druk. Mensen duwden en graaiden in het rond. Ik heb zeker een half uur in de rij gestaan om af te rekenen." Toch is ze nog niet uitgekeken op de actie dagen: "Misschien ga ik van de week nog een keer terug, als het iets rustiger is."

Suzanne Bulk (21) moet naar college als ze naar buiten komt lopen met volle tas. "Maar daar heb ik nu eigenlijk geen zin meer in," zegt ze. In haar tas zitten drie truien, een vestje (overigens niet van Replay) en een rokje. Bij elkaar zo'n 140 euro. "Hoeveel winst daar op zit weet ik niet. Veel, in ieder geval." De psychologiestudente was om kwart voor tien binnen: "Toen was het al heel erg druk. Er stonden lange rijen voor de paskamers en de kassa's. Ik wist ongeveer wat ik wilde komen halen; ik heb bij mijn ouders de actieboekjes bekeken. Twee dingen had ik gezien in de boekjes en daarvoor was ik hier naar toe gekomen. De andere dingen waren meer impulsieve aankopen." Suzanne zit er aan te denken nog een dag terug te gaan; "Ik had iets leuks gezien voor mijn vriendje. Qua prijs scheelt het een boel."

Swingen in Utrecht

Lees dan door. Utrecht biedt méér dan de geijkte swingavonden in bekende studentendiscotheken als The Jam en de Woolloomooloo. Een greep uit Utrechts bekende en minder bekende danstenten; mét handleiding.

Storm

Mariaplaats 50

Qua swinggehalte beginnen we met een bescheiden variant: Storm. Storm behoort tot de categorie trendy. Daaruit volgt dat imago er belangrijker is dan het hebben van plezier. Een avondje Storm bestaat nadrukkelijk niet uit gezellig uit je bol gaan op de dansvloer maar wel uit zien en gezien worden: sexy kleding, gestyleerde sikjes, ingehouden danspasjes, lolly's likken en een opvallende hoeveelheid mooie mensen. Heren let op: bloezen zijn uit den boze! Raadpleeg voor wat wel done is de clips op de muziekzenders. Voor de dames geldt hetzelfde; zorg wel dat je strak in je vel zit. Dit danscafé heeft een hippe inrichting met een apart lounge-gedeelte en beeldschermen achter de bar.

Café Hofman

Janskerkhof 17a

In café Hofman is het altijd lachen geblazen, en zaterdagavond op de dansvloer is niets gek genoeg. Wie niet gezegend is met een fraai uiterlijk of soepele heupen, kan hier toch ongegeneerd een potje swingen op het podium. De muziek die dat allemaal mogelijk maakt, is van het type 'foute hits van de jaren 70 tot nu'. Hofman is een mooi oud café met kroonluchters, houten vloer en hoog plafond. Hier komen ogenschijnlijk vooral alleenstaande dertigers en ouderejaars rechten of economie. Dresscode voor de heren - je raadt het al - : pyamakleurige bloes, en voor de dames discrete truitjes, om de overtollige rolletjes te verbergen.

Dinsdagavond is tango-avond in café Hofman wat een radicale verandering van stijl betekent. je vindt hier dan hoogopgeleide, gematigd zweverige mensen van rond de vijftig, al zijn hier en daar ook jongeren gesignaleerd. Pas als je minstens zeven jaar danst, hoor je echt bij deze besloten club en ken je de duizend en één ongeschreven regeltjes. Op tango-avonden wordt nauwelijks gedronken, want dat gaat ten koste van de concentratie. Dansen doe je hier bijvoorbeeld met de ogen dicht wat een totale gevoelsmatige overgave aan de dans betekent.

Stairway to Heaven

Mariaplaats 11-12

In Henk Westbroeks Stairway to Heaven is het voor rockers en hardrockers goed toeven. Dit is in elk geval qua inrichting een hele geschikte tent: het is er ruim, de vloeren zijn van hout, er is een immense bar, een podium en een balkon. Eerste vereiste voor een bezoeker die niet wil opvallen is lang haar. Voeg daar nog wat zwarte kledij met opschrift en een paar puntige sieraden aan toe en klaar is Kees. Wat het dansen betreft: gooi je hoofd inclusief weelderige haardos omlaag en beweeg hem daarna met regelmatige tussenpozen op en neer totdat de kramp in je nek ondraaglijk wordt: resultaat verzekerd!

Rasa: Couscous Grooves en Basmati Breaks

Pauwstraat 13a

Een unieke topper in het Utrechtse uitgaansleven is het maandelijks terugkerende 'Couscous Grooves' in multicultureel centrum Rasa. Deze Midden-Oosters getinte avond bestaat uit live-concerten, een dansbare mengeling tussen Midden-Oosterse muziek en hedendaagse dj-grooves, knappe videomontages, Bollywood films, een lounge-ruimte, smakelijke tapas, kleden, kroonluchters en andere tierelantijnen, en dat alles voor slechts vijf euro. Het publiek dat hier komt, is moeilijk onder één noemer te vangen. Er is van alles wat, en dat is meestal een gezond teken. Ook qua dans is alles geoorloofd, hoewel je met wat Indiase buik- en nekmoves zeker extra indruk zult maken.

Winkel van Sinkel

Oudegracht 58

De Winkel van Sinkel is een uitschieter, vooral wat betreft de huisvesting en de torenhoge entreeprijzen (12,50 euro). Dit is een groot, hoog, monumentaal pand aan de Oudegracht, met immense zuilen aan binnen- en buitenkant, zwart-wit betegelde vloeren, een knusse tapaskelder, zithoek antieke stijl inclusief boekenkasten, een binnentuin en terras. Zaterdagavond, tijdens Club Risk, draaien Nederlands bekendste dj's; op zondag kun je er vaak terecht voor een lekker potje salsa, merengue of bachata. Deze sexy, hartstochtelijke Latijns-Amerikaanse dansen zijn geschikt voor uitbundige, elegant geklede dansfreaks met losse heupen, macho's en geboren verleidsters. Niet geschikt voor houten klazen met een minderwaardigheidscomplex op zoek naar een vaste relatie, al zijn die wel steevast van de partij.

Club Touché

Oude Gracht 151

Club Touché is één van de exclusieve niet-studentikoze r&b-gelegenheden die Utrecht rijk is. De ruimte op zich is een saai donker hok, maar het publiek is sexy en kleurrijk en wie van zwoele ritmes houdt, kan er ongeremd tekeer gaan op de dansvloer.

City Hall

Stadhuisbrug 3

City Hall is een indrukwekkend, doolhofachtig complex van aaneengesloten witgekalkte werfkelders onder - hoe kan het ook anders - het stadhuis. Hier kun je behalve voor r&b ook terecht voor andere populaire thema-avonden. Kledingvoorschrift City Hall: neem een voorbeeld aan hip-hop- en r&b sterren Jay-Z en Mary J.Blige. Gedragscode: net als in Storm geldt hier boven alles dat je moet letten op je image. Niet te gezellig doen, da's niet cool. Dames: kleed je zo sexy mogelijk en zet je gezicht op arrogant. Heren: als je een bekende tegenkomt, groet je hem met een ingewikkelde handbeweging. Daarna houd je je mond en kijk je verveeld in de rondte.

Blissdance in: De Leeuw @bod:Samuel van Houtenstraat 1

Altijd al gedroomd van rook- en schoenvrij dansen op muziek 'van alle tijden en oorden'? Pak dan nu je kans! In Utrecht bestaan maar liefst vier gelegenheden waar je je droom kan verwezenlijken. Voor diegenen die het verband tussen rookvrij en schoenvrij niet snappen; zo minimaliseer je het risico dat je met je blote kakken in een brandende peuk trapt - voor de eeltlozen onder ons een onplezierige ervaring. Blootvoets dansen kan je ook in Fun & co in: Sterrenzicht aan het Keerkringplein 40 en in Sous Swing aan de Oudegracht 209 a/d Werf.

The Jam

Oudegracht a/d Werf 97

Over The Jam valt niet bar veel te melden, behalve dat het onder studenten vooral op donderdagavond een populaire discotheek is. Kledingvoorschrift: houd het simpel, een spijkerbroek en bloes (heren) of spijkerbroek met topje (dames) volstaat. De muziek is standaard en de ruimte doet denken aan een schuur. Zorg dat je er niet te ladderzat vandaan loopt, want de uitgang ligt gevaarlijk dicht bij het donkere koude water van de gracht.

Tivoli

Oudegracht 245

Het alom bekende Tivoli is eigenlijk meer een poppodium dan een danstent, hoewel je er ook prima kunt swingen. Het is een grote, donkere ruimte met discoballen en een balkon rond de dansvloer. De gemiddelde leeftijd van het publiek is in het weekend laag door het groot aantal middelbare scholieren. De gangbare stijl is dan alto, met veel versleten spijkerbroeken, Converse Allstars, trucker petjes, lowlands armbandjes, en rockband T-shirts. Op donderdagavond ligt de gemiddelde leeftijd hoger; Tivoli wordt dan bevolkt door studenten. Op avonden zonder live-optredens wordt er gedanst op onder meer alternatieve rock, dance en soul.

Tivoli de Helling

Helling 7

Tivoli de Helling, een apart gebouw buiten het centrum waar vooral dance gedraaid wordt, is voor de wat hippere oudjes onder de jongeren. Je danst in dit Tivoli in het algemeen voor je eigen 'ikje' niet omdat je wil laten zien hoe sexy je bent.

Ekko

Bemuurde Weerd WZ 3

Ook in Ekko wordt op verschillende avonden verschillend gedraaid, en ook hier zijn live optredens. Je kunt het zien als een intiemere en meer alternatieve variant van Tivoli. De sfeer is er onelegant en relaxed, dus je kunt losgaan op de dansvloer zonder bang te zijn dat je iets verkeerd doet. Als je niet enigzins alternatief gekleed gaat, dreig je op sommige avonden wel uit de toon te vallen. Ekko is gevestigd in een knus pand aan de gracht; podium annex danszaal en bar zijn van elkaar gescheiden. De maandelijke lesbo- en homo-avond oftewel het PANfeest is een populaire happening.

De Woolloomooloo

Janskerkhof 97

De Woo - voluit de Woolloomooloo - is de disco van het mannencorps en dus voor de bierzuipende kakkers onder de studenten. Van binnen is de Woo nogal basic, maar aan de rand van de dansvloer bevindt zich de beroemde 'apenrots,' oftewel een verzameling blokken waarop je kunt zitten. De Corpsmythe wil dat wie zich tegen de apenrots vlijt, opgepikt wil worden voor een stevig potje sex - altijd leuk natuurlijk als een nietsvermoedende nieuweling een blok uitzoekt om in alle onschuld op uit te rusten. Dresscode: op z'n Corps'; casual, onelegant en tijdloos. De regel der regels is dat je draagt wat iedereen draagt, al werkt dat objectief gezien niet echt in je voordeel. Voordelig is wel dat je outfit jarenlang mee kan; in kakkerland bestaat immers geen mode. Polo's, overhemden en spijkerbroeken doen het al decennialang goed. Muziek: top 40 en foute meezingers van Marco Borsato. Als student en niet-USC-lid kun je ook een Woo-pas kopen; daarmee ben je verzekerd van drie jaar lang vrije toegang. Wil je zo'n pas, vergeet dan niet een legitimatiebewijs en collegekaart mee te nemen.

'Een octrooi vestig je niet om er rijk van te worden'

Erik Hardeman

In zijn kast staat ruim een halve meter ordners boordevol papier. "Als je wilt weten waarom veel onderzoekers zo'n hekel hebben aan octrooien", lacht onderzoeker Freek Beekman, "dan zie je hier het antwoord. Het is onvoorstelbaar hoeveel papierwerk een octrooi met zich meebrengt. En denk maar niet dat je een minuut gecompenseerd krijgt van de vrije tijd die je als uitvinder in die hele papierwinkel steekt."

Universitaire onderzoekers en octrooien. In de Verenigde Staten is het een vanzelfsprekende combinatie, maar Nederland aarzelt nog. Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken gaf de Amerikaanse econoom Alan Porter de Nederlandse universiteiten er daarom drie jaar geleden ongenadig van langs. De University of California had in de jaren 1995-1999 meer dan 1500 octrooien aangevraagd, de TU Delft, de Nederlandse koploper, had er in diezelfde periode nog geen vijftien. Een schande, vond Porter.

Zijn woorden lijken effect te hebben gehad, want de Nederlandse universiteiten krijgen steeds meer belangstelling voor octrooien. Ook de Universiteit Utrecht is actief op dit gebied. De gecombineerde Holdings van universiteit en ziekenhuis beheren inmiddels ruim zeventig octrooien, terwijl onderzoekers er via bedrijven ook nog eens veertig hebben gevestigd. Per jaar komen er hier zo'n vijftien bij, vertellen Oscar Schoots en Raoul Linschoten, die namens de Holdings alle octrooizaken behartigen. Maar dat betekent niet dat de aversie van onderzoekers als sneeuw voor de zon is verdwenen.

Profijtelijke samenwerking

Octrooieren is duur, kost veel tijd en levert maar zelden wat op, is een veelgehoorde klacht. Bovendien kun je ook prima met bedrijven samenwerken zonder octrooi, dus waarom zou je al die moeite doen? Schoots kan zich de weerstand wel voorstellen. Terwijl de kosten van een octrooi hoog zijn en de papierwinkel gigantisch, levert wereldwijd minder dan tien procent van de octrooien geld op. Dat onderzoekers niet staan te trappelen om er veel energie in te steken, vindt de Utrechtse octrooideskundige dus wel begrijpelijk. "Het vestigen en onderhouden van een octrooi gedurende de twintig jaar looptijd kost voor Europa, de VS, Japan, Canada en Australië samen gemiddeld zo'n 150.000 euro, terwijl het meestal drie tot zes jaar duurt voordat duidelijk is of je iets bruikbaars in handen hebt.

"In Utrecht worden die kosten deels of geheel door de Holdings betaald, terwijl we de onderzoeker bovendien zoveel mogelijk bureaucratische rompslomp uit handen nemen. Als de vinding succes heeft, ontvangen we als tegenprestatie een deel van de octrooiopbrengsten, maar als het mislukt, zijn we dat geld kwijt. Afhankelijk van de kostenverdeling en het aantal uitvinders gaat vijf tot vijftien procent van de netto inkomsten naar de uitvinder(s), de rest wordt verdeeld tussen de onderzoeksafdeling en de Holdings. Omdat we onze eigen broek moeten ophouden, vragen we ons uiteraard terdege af hoe groot de kans op succes is. In de praktijk stoppen we betrekkelijk vaak met een aanvraag, omdat we gaandeweg merken dat er geen brood in zit."

Toch begint de stemming in Utrecht steeds meer pro-octrooi te worden, vervolgt Schoots. Geld is daarbij overigens niet de enige en wat hem betreft zelfs niet de belangrijkste reden. Een octrooi vestig je niet om er rijk van te worden, is zijn motto, maar om contact te krijgen met een partner in het bedrijfsleven en de kans te vergroten dat een uitvinding de maatschappij ten goede komt. "Natuurlijk is er altijd een kans dat je vroeg of laat aardig aan je uitvinding gaat verdienen, maar eerst moet het product op de markt komen en daarvoor is samenwerking met een bedrijf onmisbaar. Kan dat niet zonder octrooi, is de vraag? Het antwoord luidt nee, en al helemaal niet in de biotechnologie. De ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel kost enkele honderden miljoenen dollars. Als de ontdekker zijn vinding niet patenteert, maar er meteen over publiceert, kan iedereen er mee aan de haal gaan. Geen enkel farmaceutisch bedrijf zal dan nog bereid zijn om te investeren in de verdere ontwikkeling. Dus als je wilt dat er iets met je vinding gedaan wordt, moet je wel een octrooi aanvragen, tenzij je hem al voor de publicatie aan een bedrijf verkoopt."

Hoe de universiteit met een octrooi omgaat, hangt af van de situatie, zegt Linschoten. "Je kunt het in licentie aan een bedrijf geven in ruil voor extra onderzoeksbudget. Die constructie opent vaak de deur naar een heel profijtelijke samenwerking, terwijl de uitvinder zelf gewoon onderzoek kan blijven doen. Maar er zijn ook onderzoekers die gegrepen worden door die commerciële wereld. Als je die mensen goed begeleidt, kunnen ze een aantal jaren als wetenschappelijk directeur van hun eigen BV op een heel zinnige manier bijdragen aan de ontwikkeling van hun vinding, voordat hun bedrijf wordt overgedaan aan een groot bedrijf en zij weer teruggaan naar het onderzoek. En ja, dan heb je natuurlijk nog mensen zoals Ton Logtenberg en Jan van de Winkel, die als onderzoeker een BV zijn begonnen en later wetenschappelijk directeur zijn geworden van respectievelijk Crucell en Genmab, twee beursgenoteerde bedrijven. Jan van de Winkel is weliswaar nog steeds hoogleraar, maar voor hem komt het bedrijf nu op de eerste plaats. Ton Logtenberg is inmiddels al weer met een volgend bedrijf bezig."

Aanzien

Een serieus bezwaar tegen octrooien is dat zij publicaties in de weg zouden staan. Dat druist niet alleen in tegen alle wetenschappelijke mores, maar vormt ook een risico voor de reputatie van de groep. "Octrooien worden niet geciteerd", zegt een Utrechtse onderzoeker, die anoniem wil blijven. "Als wij in onze groep moeten kiezen tussen een artikel in 'Nature' of een octrooi, dan kiezen we voor 'Nature'. Als we dat niet doen, worden we slecht beoordeeld bij de onderzoeksvisitaties en dan krijgen we na verloop van tijd minder geld. In die zin schaden octrooien het aanzien van de onderzoeksgroep."

Dat een octrooi publicaties in de weg staat, wordt door Oscar Schoots echter zeer beslist van de hand gewezen. "Een enkele keer moet je een publicatie opschorten, en dat nog hooguit een paar maanden, maar zodra de octrooiaanvraag is gedeponeerd, staat niets publicatie meer in de weg. Integendeel, dan beschermt de aanvraag je juist." Hij geeft wel toe dat octrooien nog weinig bijdragen aan de wetenschappelijke reputatie van onderzoekers. Hij wijst echter op 'aanbeveling 6' van het rapport van het Platform Universitair Octrooibeleid. In die aanbeveling worden de colleges van bestuur expliciet uitgenodigd om een octrooi bij de beoordeling van onderzoekers even hoog te waarderen als een wetenschappelijk artikel.

Dat laatste zou Freek Beekman zeer op prijs stellen. De onderzoeker van het Instituut voor medische beeldverwerking van het UMC, die onder meer een octrooi aanvroeg op de U-SPECT-I (zie fotobijschrift), is geschrokken van de hoeveelheid kostbare tijd die opging aan bureaucratische procedures. "Een vreselijk gedoe is dat. Normaal vind je iets uit en dat publiceer je dan. Nu moet je het zo formuleren dat het octrooieerbaar is. Daarna komt er een octrooigemachtigde langs, die in dit geval vond dat ik maar liefst 95 claims moest indienen. En daar moest ik van uitzoeken of zijn zwaar juridisch jargon technisch gezien nog klopte. Bij een vorig octrooi, dat uiteindelijk toch toegekend is, begon de Octrooiraad tegen te spartelen, wat ook weer een hoop rompslomp met zich meebracht. Alles bij elkaar ben ik alleen voor de Nederlandse aanvraag al twee weken fulltime bezig geweest met het uitleggen van de principes, het overleggen en corrigeren van conceptteksten, de juridische formuleringen en het maken van schema's. Het hele vastleggen van het octrooi heeft me anderhalve maand en een vakantie gekost. Als je dan ook nog bedenkt dat een octrooigemachtigde met droge ogen 300 euro per uur declareert, terwijl hij soms echt prutswerk aflevert, dan kun je je afvragen of alle inspanning de moeite waard is geweest."

Dat Beekman die vraag na enige aarzeling toch met 'ja' beantwoordt, heeft verschillende redenen. "De hoofdreden is een puur gevoelsmatige. Een uitvinder wil graag als zodanig erkend worden. Jíj hebt iets nieuws bedacht en daar wil je graag je naam aan verbinden. Maar daarnaast heb ik er ook daadwerkelijk voordeel van. Ik ben nu bezig met het oprichten van een BV om de U-SPECT-I commercieel in productie te nemen en de daarvoor benodigde subsidies krijg je alleen met een octrooi. Ook technologiestichting STW, van wie wij geld voor onderzoek krijgen, subsidieert je liever als je een octrooi in de hand hebt. Als ik straks een BV heb, hoop ik mijn universitaire onderzoeksgroep volledig op NWO- en STW-subsidies te kunnen laten draaien, terwijl ik via mijn bedrijf de nieuwste apparatuur in huis kan halen. Dat zou een ideale combinatie zijn."

Beekman heeft lof voor de Holdings vanwege de geboden ondersteuning en de toenemende professionaliteit. Maar over het beloningsbeleid is hij nog niet tevreden. "Ik vind dat de uitvinder op dit moment wel heel erg achter in de rij staat. Als er geld binnenkomt, wordt dat in Utrecht eerst gebruikt om alle kosten te dekken. Ik begrijp dat wel, maar het motiveert niet erg. Als de universiteit het aanvragen van octrooien wil stimuleren, kan zij beter meteen een bepaald percentage naar de onderzoeker overmaken. En dan niet naar het instituut waar hij werkt, maar rechtstreeks naar hemzelf, want anders weet hij nog niet zeker of hij iets van al zijn inspanningen terugziet. Wat dat betreft zou Nederland een voorbeeld aan Amerika mogen nemen. Het is hier nog allemaal zo verrekte hiërarchisch. Daar moeten we echt snel mee stoppen."

Het octrooi van Cacha Peeters-Scholte

"Ik ben in 1998 in het Wilhelmina Kinderziekenhuis onder leiding van hoogleraar neonatologie Van Bel promotieonderzoek gaan doen naar een mogelijke aanpak van hersenletsel bij baby's als gevolg van zuurstofgebrek rond de geboorte. Die zogeheten asfyxie komt in ernstige mate voor bij één op de duizend pasgeborenen, terwijl bijna één op de honderd baby's het in lichtere mate heeft. Het probleem ontstaat vaak doordat de navelstreng of de moederkoek kort voor de geboorte loslaat of doordat de navelstreng in de knoop raakt. Zodra de zuurstoftoevoer stopt, ontstaat er een kettingreactie aan processen die de baby op korte termijn helpen overleven, maar die op lange termijn schadelijk zijn voor de hersenen. Veel van deze baby's blijken later op enigerlei manier lichamelijk of geestelijk gehandicapt te zijn. Bovendien is recent ontdekt dat ze relatief vaak schizofreen zijn of in de criminaliteit terecht komen.

"Uit mijn onderzoek bleek dat bij zuurstofgebrek zowel stikstofoxide (NO) vrijkomt als vrije radicalen (afvalstoffen die bij de stofwisseling vrijkomen en die andere moleculen in het lichaam beschadigen, red.). Die stoffen veroorzaken waarschijnlijk de schade in de hersenen. Eerst ben ik een stofje gaan uittesten dat vrije radicalen wegvangt. Ik heb dat uitgeprobeerd op pasgeboren biggen, omdat een biggenbrein het meest lijkt op het brein van een pasgeboren baby. Toen dat onderzoek weinig opleverde, ben ik op zoek gegaan naar een remmer voor NO. Ik ben achter de computer gaan zoeken in databases van verschillende farmaceutische bedrijven. Die maken per maand zo'n 100.000 nieuwe stofjes, die ze op internet zetten met een korte beschrijving van de mogelijke werking. Ik heb er twaalf geselecteerd die er veelbelovend uitzagen en ook die zijn we gaan uittesten, eerst op biggen, later op ratten. Dat bleek een schot in de roos, want één van die stofjes bleek niet alleen op korte, maar ook op lange termijn te beschermen tegen hersenschade.

"Ik wist niet beter of ik zou over deze vondst een mooi artikel voor mijn proefschrift gaan schrijven, maar een oud-collega, die inmiddels bij een farmaceutisch bedrijf werkt, zei tegen me: 'Joh, waarom vraag je geen patent aan?' 'Een patent', vroeg ik, 'wat is dat? Die oud-collega heeft mij toen meegenomen naar een patentdeskundige, en daarna zijn we naar de Holdings van de universiteit en het ziekenhuis gestapt. Daar hebben we besloten om mijn vinding niet meteen te publiceren, maar om eerst een octrooi aan te vragen.

"Ik kwam echt in een heel nieuwe wereld terecht. Opeens moest ik nadenken over het soort octrooi, over de landen waarin ik het wilde vestigen, over de werking die ik claimde en ga zo maar door. Vooral dat laatste is belangrijk, want claim je te weinig, dan kan een ander de vinding voor je neus wegkapen, maar claim je te veel, dan heb je de kans dat een dergelijk octrooi elders al bestaat. Dat is mij trouwens ook overkomen. Ik had niet alleen een claim ingediend voor asfyxie zelf, maar ook voor een aantal andere aandoeningen. Een groot farmaceutisch bedrijf bleek een vergelijkbaar octrooi met driehonderd claims te hebben, waaronder ook op beroerte. Om geen problemen te krijgen heb ik mijn claim op beroerte toen maar laten vallen.

"Nadat je je claims hebt ingediend, volgt een gecompliceerd traject voordat het octrooi definitief wordt gevestigd. Je moet dan een enorme berg papier produceren en zorgen dat je je goed aan alle deadlines houdt, want daar is men heel strikt in. In Japan ben ik zo mijn octrooi misgelopen. De octrooigemachtigde had mijn claims te laat ingediend, en dan is het ook meteen voorbij, want een voorwaarde voor toekenning is dat je vinding nieuw en inventief is. Misschien heel flauw, maar omdat mijn aanvraag al was gepubliceerd, zou mijn vinding bij een nieuwe poging in Japan dus automatisch niet meer nieuw zijn. Mijn kans daar is voorgoed verkeken. Dat is vooral jammer, omdat Japan een grote markt is.

"Uit het feit dat ik dit zeg, blijkt wel dat ik me de afgelopen jaren steeds zakelijker ben gaan opstellen. Ik ben nu bezig om een BV op te richten en ik moet zeggen dat ik er steeds meer plezier in begin te krijgen. Het lijkt me een enorme uitdaging om 'mijn' geneesmiddel zelf op de markt te brengen. In 2009 zou dat moeten kunnen, maar dat betekent nogal wat. Om te beginnen is daar ongeveer 50 miljoen euro aan ontwikkelkosten voor nodig. Dat lukt dus nooit zonder grote partner-industrie en om die te vinden gaat ongetwijfeld heel veel tijd kosten. Bovendien ben ik in 2002 gepromoveerd en ben ik over een paar maanden klaar met mijn opleiding tot kinderarts. Tot nu toe was ik er zonder meer van uitgegaan dat ik dat ook zou worden, maar ik denk niet dat ik mijn gezinsleven en een baan als arts kan combineren met zowel het onderzoek als het ondernemerschap. Ik moet dus maar eens goed gaan nadenken over de vraag welke kant ik op wil."