Achtergrond

Kies het UITlied 2004

Vijf bands in de race voor het lied van de komende introductie

Wie o wie maakt dit jaar het UITlied nu de 'traditionele' UITband Sigs besloten heeft de fakkel over te dragen aan vers talent? De Introductiecommissie Utrecht (ICU) heeft een bandwedstrijd georganiseerd waarvan de vijf besten hier aan jullie worden voorgesteld en hun nummers door een kritische jury van commentaar worden voorzien. De nummers met als thema UIT=IN, zijn te horen via onze website. Jullie bepalen welke drie nummers naar de finale op 7 augustus gaan waar de ICU de uiteindelijke winnaar aanwijst. Op onze website zijn de nummers te horen en kun je je stem uitbrengen. Surf naar www.ublad.uu.nl/uit/. Op 8 augustus is de uitslag plus een verslag van dit festijn te lezen op onze site. Het blad is dan nog met vakantie!

Lula Ahrens

De jury

Pieter van Rijn (28)

is de zanger van Sigs, de band die de afgelopen drie jaar het UITlied maakte. Pieter is verbaasd over de goede kwaliteit van alle vijf nummers.

Dr. Lutgard Mutsaers (51)

is docente muziekwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Ook zij vindt dat alle nummers 'muzikaal staan als een huis' en let vooral op de refreinen.

Norbert Pek (24)

is popjournalist bij de Nieuwe Revu en bij radioprogramma 3voor12 van de VPRO.

Löss

Zanger en gitarist Matijs Wessels (24), gitarist en achtergrondzanger Wouter Nohlmans (23), basgitarist Gilvano Torres (23), drummer Mathijs de Ridder (21) en toetsenist Sefanja Severin (25) studeren allemaal aan het conservatorium in Rotterdam. Löss bestaat twee jaar.

Löss maakt naar eigen zeggen vrij stevige, enigzins commerciële Nederlandstalige pop-rock. Het lijkt de bandleden te gek om in hun 'home town' in de open lucht voor 3000 studenten te spelen. Op de vraag waarom Löss de UITbandwedstrijd moet winnen, antwoordt zanger Matijs: "Luister zelf maar".

Het juryoordeel

Pieter: "Dit vind ik een mooi nummer, maar het is niet geschikt voor het thema. Eerst de negatieve punten: de tekst en de muziek vullen elkaar niet goed aan. 'Een nieuw begin' brengen ze op een soort Blof-manier waardoor de bedoeling niet overkomt. Het refrein is niet zo sterk. En dan de pluspunten: de band vind ik goed. Strakke drummer, goede zanger, spannende opbouw.'

Lutgard: "Dit vind ik een mindere, hoewel het refrein blijft hangen. De zang is niet persoonlijk, deze band probeert een bepaald stijltje te volgen. Beetje Blof-achtig. Dat einde is gewoon te lang, ze kunnen er niets meer mee. Je hoort ze denken:'Hup, even volmaken'."

Norbert: "Volgens mij kun je dit de nieuwe studenten echt niet aandoen. Hier onthoud je niets van, behalve dan dat de zang heel slecht is. Het refrein is niet erg fantasierijk en het einde is ook niks."

Last Minute

Zanger/ tekstschrijver Wouter Apeldoorn (22), slaggitariste Marieke Ochtman (23), leadgitarist Tomas Martini (19), basgitarist Max Wessels (20),

pianist Steven Wouterloot (20), en drummer Joep Lange (21) zitten allemaal nog met hun neus in de studieboeken.

Het UITnummer van Last Minute is een afgeleide van de tekst van 'A long way down' van The Goo-Goo Dolls. De band bestaat pas net. Waarom moet dit nummer winnen? "Omdat het een lekker swingnummer is met een hoog UITgehalte."

@bod/:Het juryoordeel

Lutgard: "Goeie retrorock. Dit refrein blijft meteen hangen, dat is heel belangrijk bij popmuziek. Inhoudelijk is het logisch, de opbouw is eenvoudig. Alles wat pop goed maakt, zit hier in."

Pieter: "Dit nummer vind ik tegenvallen. Ik vind het niet strak gespeeld en de zanger heeft een vrij nietszeggende stem. Klinkt een beetje rommelig en is niet opzwepend. Wel een catchy refrein; dat is een pluspunt. De tekst vind ik standaard, wollig en te abstract."

Norbert: "Makkelijk refrein dat je simpel kunt onthouden. Niet echt iets voor de hitlijsten, maar wel catchy. De zang is niet echt karakteristiek. Goed dat ze het lekker kort hebben gehouden.'

De Natte Windenband

De bandleden zijn van een divers pluimage. Zanger Tha Curf (26) is student geneeskunde; drummer The Jazz (26) is galeriehouder; bassist Duckie (27) studeert geneeskunde; zanger Lux, ook wel 'De Lul' (27) is kunsthistoricus; Timon/ Tim Parker (22) doet piano, zang en de 'moonwalk', hij is student theater, film & televisiewetenschappen; The Man with the Plan (23) studeert theoretische natuurkunde, is bandmanager en zorgt voor de 'visual effects';

saxofonist, zanger en gitarist Saxy Gogo studeert rechten.

De Natte Windenband (sedert 16 november 2002) omschrijft z'n muziek als 'een kakofonie van populaire geluiden. This is entertainment, man. Een wervelwind van nattigheid.' De band is begonnen als een boyband, als 'een parodie op natte windjes.' De natte windjes slaan op 'de glijerige soepelheid die van boybands afstraalt.' Daarnaast willen de bandleden 'als natte winden vrouwen scoren.' Waarom moet de Natte Windenband de UITwedstrijd winnen? "Omdat we momenteel de geilste band uit Utrecht zijn. En omdat de explosie van dit nummer heel goed het gevoel vertolkt dat je tijdens de UIT hebt, de spanning van een nieuwe tijd die aanbreekt."

Het juryoordeel

Pieter: "Tot nu toe vind ik dit het beste nummer. Het gevoel dat het oproept klopt. De opbouw en structuur zijn goed en er zitten leuke trucjes in. Ik vind de zang wel iets te gelikt, een beetje nat. De zanger geeft het allemaal teveel lading. De tekst is origineel, maar wel iets te wollig. Het refrein is goed. Deze doet het denk ik goed op het podium."

Lutgard: "Dit swingt meteen en heeft een prima refrein; leuk. Wel een vreselijke bandnaam, maar goed. Ja. Dit is tot nu toe mijn favoriet, ook vanwege die tekst: '...met je armen wijd open naar een nieuw begin...,' dat vind ik een mooie vondst. Dit heeft overtuigingskracht. Het is kort genoeg en muzikaal leuk."

Norbert: "Dit is ontzettend vaak gedaan. Het was een tijdje in, maar is nu oubollig. Volgens mij kunnen 50-plussers dit ontzettend goed waarderen, maar dit is niet vertrouwd voor jonge mensen. Wel mooie pianobegeleiding."

Pushkin

Zanger/gitarist Joeri de Jong (22), zangeres Njambi Altema (26), toetsenist: Jochem Arnold (21), bassist Lennart van de Berg (20), drummer Nilis van Rooij (23), trompet, background vocals, percussie Siebe Posthuma-de Boer (25), achtergrondzanger, percussionist en saxofonist: Frans van der Hoeven (25). Ze studeren!

De doelstelling van deze Utrechtse studenten-coverband is 'feesten en laten feesten'. Pushkin bestaat sinds twee jaar, maar alle leden hebben al een uitgebreide bandgeschiedenis achter de rug. Ook technisch zit het met deze band wel ok: het merendeel doet muziektechnologie. De reden waarom Pushkins' nummer moet winnen: "Het is een lekker dansbaar feestnummer, maar geen hosnummer door z'n originele sound."

Het juryoordeel

Pieter: "Deze vind ik ook goed. Het wordt moeilijk kiezen tussen Pushkin en de Natte Windenband! Dit nummer is heel origineel, en ook qua tekst vind ik hem leuk. De zanger heeft een fijne stem. Er zitten wel een paar tekstdingen in die ik niet zo sterk vind, zoals 'met een kater aan het water'. Maar ja, dat onthoud je wél. Deze heeft een sterk refrein, met meer tekst en opbouw. Gedurende die opbouw krijg je steeds meer het gevoel van: 'YES!' Als ze dit live zo kunnen brengen als ze hier pretenderen, zie ik dit helemaal gebeuren.'

Lutgard: "Ja, dit is lekker. Lekkere retro-disco. Ik denk dat deze band visueel het leukste is, want ze hebben blazers en een koortje. Live zal dit alleen nooit zo klinken als op deze opname. De tekst, '..met een kater aan het water..' spreekt me niet aan. Die is clichématig - als het over studenten gaat moet het meteen over drank gaan."

Norbert: "Dit is mijn favoriet. Heel zomers. Die overgang van jaren 70-rock naar disco is heel verrassend. De teksten zijn niet origineel maar dat maakt het nummer aan de andere kant wel heel grappig. Het refrein blijft goed hangen. Dit doet het heel goed op een podium voor dansende mensen."

Stereoid:

Zanger en slaggitarist Wouter Vink, alias 'S' (21), gitarist Tim Dost, alias 'Bleu' (17), toetsen, effecten, achtergrondzang Erik Dost, alias 'EQ' (20), drummer Martien de Bruin, alias '10us'(20), bassist Wilco van Esschoten (19) - gewoon Wilco, want hij heeft nog geen artiestennaam.

Stereoid speelt 'dynamische rock met een experimenteel randje,' bestaat sinds 2,5 jaar en in deze formatie vier maanden. En waarom moet dit UITnummer winnen? Stereoid: "Omdat dit UITnummer 'in' is. Are you Stereoid? Dare to experience!"

:Het juryoordeel

Lutgard: "Dit is heel zwaar, humorloos. Muzikaal staat het trouwens als een huis. Maar ja, ik ken dit van MTV en TMF - het is niet origineel. Deze band heeft veel te serieus geprobeerd om als iemand anders te klinken. Dit nummer heeft wel het meest 'hitsound,' is het meest 2004, maar is het minst geschikt voor een live optreden."

Pieter: "Dit is een beetje langdradig. Ook weer echt Blöf. Ik vind het wel een mooi nummer, qua zang vind ik dit de beste prestatie, maar het is te serieus voor waar het voor bedoeld is. Als ik dit hoor krijg ik niet het gevoel dat ik een goeie zomer tegemoet ga. Wil je effectief overkomen, dan moet je meer doen met tekst. De tekst moet commerciëler, zou ik bijna zeggen. En de opbouw is niet mooi, terwijl dat wel nodig is voor een goed live-potentieel. Je ziet de mensen bij wijze van spreken op hun horloge kijken."

Norbert: "Hier wordt je niet heel warm van. Het is zeker niet slecht, maar als feestelijk nummer is dit niet geschikt. De bandleden willen gewoon laten zien wat ze kunnen. De zanger probeert iets na te doen wat hij op de radio heeft gehoord. Dat doet hij trouwens oké."

Een fabriekje van menselijke antistoffen

In 1975 ontwikkelden de onderzoekers Köhler en Millstein in Cambridge een methode om individuele antistoffen uit het afweersysteem van muizen te kloneren. Zij deden dat door een muis te besmetten met een ziekteverwekker. Na enige tijd isoleerden de twee onderzoekers muizencellen uit de milt die antistoffen tegen de ziekteverwekker waren gaan maken. Vervolgens lieten zij die cellen fuseren met kankercellen, waardoor de antistof-producerende cellen net als de kankercellen gingen delen. Daarmee waren zij als het ware 'onsterfelijk' geworden en was een permanente productie van de betreffende antistof gegarandeerd.

De weg leek vrij voor een revolutie op het gebied van de geneesmiddelen-productie, zeker omdat antistoffen niet alleen kunnen worden ingezet tegen lichaamsvreemde ziekteverwekkers, maar ook tegen bijvoorbeeld tumoren. Al in 1984 kregen Köhler en Millstein daarom de Nobelprijs voor hun ontdekking. Een probleem was echter dat muizen-antistoffen door het menselijk afweersysteem als lichaamsvreemd worden beschouwd en dus worden aangevallen, wat hun werkzaamheid als geneesmiddel nogal hindert. Vandaar dat na het aanvankelijke enthousiasme de scepsis groeide. Immunoloog Jan van de Winkel bleef echter geloven in de mogelijkheden van de nieuwe aanpak en zijn vasthoudendheid werd beloond toen een onderzoeker van een biotech-bedrijf in Californië in de jaren negentig een methode ontwikkelde om muizen zodanig genetisch te veranderen dat ze menselijke antistoffen gingen produceren.

Van de Winkel: “Dat was een fantastische vinding, zonder meer een Nobelprijs waardig, want door nu weer de antistof-producerende cellen te isoleren en onsterfelijk te maken, had je dus in feite een fabriekje van menselijke antistoffen in handen. Daarmee moesten perfecte geneesmiddelen gemaakt kunnen worden, was mijn gedachte, want tegen menselijke antistoffen zou het lichaam geen afweerrespons vertonen. Ik heb Medarex geadviseerd om direct het Californische bedrijf te kopen (alsmede alle relevante patenten op de nieuwe techniek). En dat is maar goed ook, want zoals het er nu naar uitziet, wordt dit in hoog tempo de nieuwe wereldstandaard om geneesmiddelen op basis van antistoffen te maken.”

Ondanks het feit dat de concurrenten van Genmab het moeten doen met de minder goed werkende muizen-antistoffen (of met varianten die via tijdrovende moleculair-biologische technieken voor een deel zijn ‘gehumaniseerd’), is de productie van geneesmiddelen op basis van antistoffen de laatste jaren sterk toegenomen. In de Verenigde Staten zijn al zeventien antistoffen geregistreerd als geneesmiddel tegen onder meer afstotingsverschijnselen na een orgaantransplantatie, reumatoïde artritis, astma en verschillende tumoren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Van de Winkel hoge verwachtingen heeft van de door Genmab gekozen aanpak, die naar hij hoopt in 2006 tot de eerste registratie van een geneesmiddel zal leiden. “En dat is nog maar het begin, want we hebben nog een groot aantal nieuwe kandidaat-geneesmiddelen in de pijplijn, waarvan er momenteel vijf in de kliniek worden getest. Het mooie is dat op dit moment alleen Genmab, Medarex en een ander Amerikaans bedrijf (via licenties op de octrooien van Medarex) op een efficiënte wijze volledig menselijke antistoffen kunnen maken. Het kan dus bijna niet anders of er ligt een gouden toekomst voor Genmab in het verschiet.”

Met vetmoleculen het klimaat reconstrueren

Spinozawinnaar Sinninghe Damsté onderzoekt organismen uit de oerzee

Pakweg negentig miljoen jaar geleden bevatte de atmosfeer op aarde tussen de vier en tien maal zoveel CO2 als op dit moment. Daardoor was het zeewater rond de evenaar zeven graden warmer dan tegenwoordig, terwijl het toen zelfs op de Noord- en Zuidpool met een temperatuur van rond de twintig graden aangenaam toeven was. Als gevolg van die hoge temperaturen torende de zeespiegel liefst 250 meter uit boven het huidige Amsterdams Peil.

Er komt steeds meer kennis beschikbaar over het klimaat in het verleden, kennis die onder meer wordt gedestilleerd uit de chemische samenstelling van organisch materiaal in de zeebodem. In Nederland wordt dat onderzoek onder meer verricht bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), waar Jaap Sinninghe Damsté vier dagen per week werkt als hoofd van de afdeling Mariene Biogeochemie en Toxicologie. Daarnaast is hij één dag hoogleraar moleculaire paleontologie aan de Universiteit Utrecht.

Zijn kennis over het voorbije klimaat haalt Sinninghe Damsté vooral uit wat hij ‘chemische fossielen’ noemt, geen klassieke fossielen maar vetachtige verbindingen afkomstig uit de celwand van micro-organismen, zoals algen, bacteriën en archaea of oerbacteriën. “De moleculen die wij bestuderen zijn afkomstig van organismen die miljoenen jaren geleden in de oceaan of in meren hebben geleefd”, vertelt de kersverse Spinozawinnaar. “Omdat vetmoleculen uit de celwand aanzienlijk beter in gesteentelagen op de zeebodem bewaard blijven dan het DNA uit de celkern, gebruiken we die om meer te weten te komen over de omstandigheden in de tijd waarin die micro-organismen geleefd hebben.”

Rotte eieren

Een van die omstandigheden is de temperatuur. Van een aantal organismen is bekend dat de chemische samenstelling van het vet in de celwand varieert met de temperatuur van het zeewater waarin zij leven. Een grondige chemische analyse van vetdeeltjes uit gesteentelagen uit een bepaalde periode kan onderzoekers dus een goede indicatie geven van de temperatuur die het zeewater op dat moment op die plek moet hebben gehad. Op deze manier zijn Sinninghe Damsté en zijn medewerkers inmiddels bezig grote delen van het temperatuurverloop van het zeewater gedurende de afgelopen honderd miljoen jaar te reconstrueren.

Ook de hoeveelheid zuurstof in het zeewater kan via dit soort analyses worden vastgesteld. Via resten van fotosynthetische zwavelbacteriën kan namelijk de aanwezigheid van het rotte eieren gas H2S in de oeroceaan worden vastgesteld. Dat is interessant, omdat dat gas wordt gevormd als zuurstof in het water ontbreekt. “Zo hebben wij ontdekt dat de oceanen in het midden-Krijt, pakweg 90 miljoen jaar geleden, bijna volledig zuurstofloos waren, zo’n beetje zoals de Zwarte Zee op dit moment. Onder die omstandigheden worden grote hoeveelheden CO2 gebonden door algen in het water, om uiteindelijk als biomassa in het sediment terecht te komen omdat onder deze condities dat materiaal veel minder makkelijk wordt afgebroken. Dat neerslaan van organisch koolstof op de zeebodem ligt aan de basis van het ontstaan van aardolie. In zuurstofloze periodes kan dat proces zo’n omvang aannemen dat het CO2-gehalte in de atmosfeer fors afneemt. Dat hebben wij kunnen bevestigen door te kijken naar chemische fossielen van hogere planten, die op het land groeien maar via de wind ook in de zee terecht komen. In de genoemde periode bleek het CO2-gehalte in de atmosfeer binnen honderdduizend jaar te zijn gehalveerd. Voor geologische begrippen is dat onwaarschijnlijk snel.”

Aardolie

Het materiaal voor zijn onderzoek is onder meer afkomstig van het internationale Ocean Drilling Project, dat een schip beheert waarmee boringen kunnen worden uitgevoerd tot op een diepte van twee kilometer onder de oceaanbodem. De sedimenten die dat oplevert, worden eerst door paleobiologen gedateerd aan de hand van in het gesteente aanwezige skeletdeeltjes. Daarna kan Sinninghe Damsté ermee aan de slag in het hypermodern uitgeruste chemische laboratorium dat het NIOZ op Texel beheert.

Op de vraag naar het doel van zijn onderzoek beklemtoont de onderzoeker het belang van niet toepassingsgericht, fundamenteel onderzoek. Maar hij ontkent niet dat NWO hem zeker mede heeft beloond voor de bijdragen die zijn ruim driehonderd publicaties, waarvan bijna twintig in Science en Nature, hebben geleverd aan een beter begrip van natuurlijke klimaatvariaties. Ook voor de olie-industrie is zijn onderzoek van betekenis. In een in april in ‘Science’ gepubliceerd artikel laat Sinninghe Damsté bijvoorbeeld zien hoe zijn chemische fossielen kunnen bijdragen aan het dateren van aardolie.

“Om te weten wat voor soort olie zij hebben aangeboord, willen oliemaatschappijen de leeftijd van het zogeheten oliemoedergesteente weten. Maar op zulke grote diepten is dat niet altijd gemakkelijk te vinden. Wij hebben nu aangetoond dat je in plaats daarvan ook chemische fossielen kunt gebruiken, bijvoorbeeld resten van bepaalde soorten kiezelwieren. Wij hebben aangetoond dat deze kiezelwieren rond 90 miljoen jaar geleden zijn ontstaan. Dus als je olie vindt, waarin het chemische fossiel van deze kiezelwieren te vinden is, weet je dat de olie minder dan 90 miljoen jaar geleden is gevormd.”

Darwin Centrum

Met het Spinoza-geld verwacht Sinninghe Damsté vooral promovendi en postdocs aan te stellen. Behalve op een voortzetting van zijn huidige onderzoek hoopt hij zich de komende tijd ook te richten op een intensivering van de kruisbestuiving tussen aardwetenschappelijk en biologisch onderzoek. “Ik wil met name proberen om genetische methoden van onderzoek meer ingang te doen vinden in de geologie. Uit ons eerdere onderzoek is afdoende gebleken hoe belangrijk kennis van de ontwikkeling van het leven op aarde voor geologen is. Naast kennis van de chemische structuur van de door ons bestudeerde micro-organismen willen we daartoe nu ook meer inzicht krijgen in hun genetische opbouw.”

Met dat onderzoek past de jongste Utrechtse Spinoza-winnaar naadloos in het fonkelnieuwe Darwin Centrum, dat naar verwachting op 26 juni aanstaande officieel groen licht krijgt van onderzoeksorganisatie NWO. Dat groene licht houdt een subsidie in van acht miljoen euro. In het nieuwe ‘Centre of Excellence’ gaan onderzoekers van twee onderzoekscentra en vier universiteiten*, die samen ook acht miljoen euro inleggen, nauw samenwerken op het grensgebied van biologie, chemie en aardwetenschappen. Utrecht wordt penvoerder van het nieuwe centrum, dat volgens vice-decaan Bert van der Zwaan van de faculteit Geowetenschappen tot doel heeft om de toppositie van Nederland op dit nieuwe interdisciplinaire onderzoeksgebied vast te houden en uit te breiden.

*Deelnemers in het Darwin Centrum zijn het Nederlands Instituut voor Ecologisch Onderzoek, het NIOZ, de Vrije Universiteit en de universiteiten van Wageningen, Nijmegen en Utrecht.

Spinozapremie

De 46-jarige Jaap Sinninghe Damsté is sinds de introductie van de Spinozapremie in 1995 de zesde Utrechtse winnaar. Voor hem vielen Gerard ’t Hooft (1995), Daan Frenkel (2000), Hans Clevers (2001), Hans Oerlemans (2001) en Jan Luiten van Zanden (2003) in de prijzen. Frits van Oostrom (1995) en Ronald Plasterk (1999) kregen de premie voordat zij naar Utrecht kwamen. Naast Sinninghe Damsté krijgen dit jaar ook de Groningse chemicus Feringa, de Leidse pedagoog Van IJzendoorn en de Amsterdamse sterrenkundige Van der Klis een Spinozapremie. De winnaars ontvangen elk anderhalf miljoen euro, te besteden aan onderzoek naar keuze. De officiële uitreiking van de premie en het bijpassende Spinozabeeldje vindt plaats op 3 november 2004.

Utrecht loopt nano-subsidie mis

“Men heeft in het Bestuursgebouw zitten slapen”, is het korte en krachtige oordeel van de hoogleraar experimentele fysica. “Eind 2000 heeft Economische Zaken een oproep laten uitgaan voor onderzoeksideeën op het terrein van de nanowetenschappen. Die oproep moet ook in het Utrechtse Bestuursgebouw terecht zijn gekomen, maar wij hebben er als onderzoekers nooit iets van gehoord. Toen we er lucht van kregen, hebben we nog geprobeerd om aan te haken, maar op dat moment waren we al te laat, zo werd ons duidelijk gemaakt.”

Niet alleen de miljoenen die het Utrechtse nano-onderzoek misloopt, zitten Van Blaaderen dwars, maar ook de beeldvorming als zou Utrecht op dit terrein geen rol spelen. “Volgens het ministerie representeert NanoNed, zoals het initiatief inmiddels heet, vrijwel het hele Nederlandse toponderzoek op het gebied van de nanowetenschappen. Dat is aantoonbaar onjuist, want naast Utrecht ontbreekt ook Leiden in de voorstellen. Maar ja, als zo’n beeld eenmaal een eigen leven gaat leiden, probeer het dan maar eens ongedaan te maken.”

De suggestie dat Utrecht op dit terrein misschien minder toonaangevend is dan hij denkt, wijst Van Blaaderen van de hand. “De nanogroepen in het Debye Instituut hebben in recente onderzoeksvisitaties uitstekend gescoord. En trouwens, als we geen kwaliteit zouden hebben, hoe valt dan ons succes te verklaren in verschillende Europese programma’s op dit gebied? Nee, dat we naast de pot hebben gegrepen, komt puur door een verkeerde inschatting op bestuurlijk gebied. Volgens één van mijn collega’s in den lande zou een Utrechtse ambtenaar hebben gezegd: 'ach die nanowetenschap, daar doen wij hier toch niets aan'. Zoiets is toch onvoorstelbaar?”

Rector-magnificus Gispen reageert verbaasd op de uitval van de natuurkundehoogleraar. "Toen wij eind 2000 op de hoogte werden gesteld van het initiatief van EZ, hebben we zoals gebruikelijk meteen de betreffende faculteitsbesturen geïnformeerd. Vanaf dat moment lag het initiatief om actief te worden in het vormen van consortia op een van de themavelden bij de betreffende onderzoeksgroepen. Ik betreur het zeer dat het Utrechtse onderzoek op het terrein van de nanotechnologie uit de boot is gevallen. We zijn nu druk bezig om een gezamenlijke strategie van de bètafaculteiten te ontwikkelen. In dat kader komt ook weer naar voren dat onderzoek op het terrein van nanomaterialen een sterk punt is van Utrecht. We zullen er alles aan doen om dit speerpunt goed op de kaart te zetten."

De grote hype van wetenschap op het miniscule vlak

Daniël Vanmaekelbergh maakt nieuwe materialen op nanoschaal

Erik Hardeman

Tevreden over de korte demonstratie begint Vanmaekelbergh zijn verhaal in een tongval, die ondanks een zeventienjarig verblijf in Utrecht nog niets van zijn Vlaamse sappigheid heeft verloren. Dat verhaal gaat over zijn activiteiten in de nanowetenschap, de hype van dit moment zoals hij het eerder dit jaar in zijn oratie noemde. Vandaag vat hij zijn werk al even kernachtig samen: "In feite is dit een constructiewerkplaats voor nieuwe materialen. Neem de vloeistoffen in de twee flesjes. Dat zijn allebei oplossingen van cadmiumselenide kristallen, die wij hier in ons lab gemaakt hebben. Toch zijn ze verschillend van kleur. Hoe dat komt? Simpel: het ene flesje bevat kristallen die wij een doorsnee van drie nanometer hebben gegeven, terwijl de kristallen in het andere flesje vijf nanometer groot zijn. Dat ogenschijnlijk minieme verschil in omvang heeft een enorm effect op het licht dat geabsorbeerd en uitgezonden wordt."

Zie hier in een notendop de wonderlijke wereld van de nanowetenschap, die structuren en systemen bouwt en bestudeert met een omvang van tussen 1 en 100 nanometer (één nanometer is een miljoenste van een millimeter). "Wij proberen uit atomen en moleculen nieuwe, niet in de natuur voorkomende kristallen te laten ontstaan met zeer specifieke optische, elektrische en magnetische eigenschappen", legt Vanmaekelbergh uit. "Die eigenschappen worden ook bestudeerd door fysici, maar dan meestal in veel grotere structuren. Zij vinden de schaal waarop wij werken heel klein, terwijl chemici die juist groot vinden. Wij zitten daar zo’n beetje tussenin."

Door de door hen gemaakte kristallen op tal van manieren te manipuleren - bijvoorbeeld door hun omvang en vorm te variëren of door er elektronen aan toe te voegen - hopen Vanmaekelbergh en zijn collega’s een beter begrip te krijgen van processen op atomaire schaal. Ook verwachten zij een revolutie te kunnen bewerkstelligen in het materiaalgebruik in onder meer de elektronica en de datacommunicatie, waar licht steeds meer de plaats van elektriciteit gaat overnemen. Vandaar dat naast de elektrische eigenschappen van materialen hun optische eigenschappen steeds belangrijker worden.

Snaar

Zoals blijkt uit het experiment met de twee flesjes cadmiumselenide zijn die optische eigenschappen afhankelijk van de omvang van de gevormde kristallen. Dat komt omdat op deze uiterst kleine schaal de wetten van de quantummechanica gelden. Daarom worden de kristallen die Vermaekelbergh en zijn collega’s construeren ook wel quantumdots genoemd. Hun bijzondere eigenschappen hangen samen met de golflengte van de door de onderzoekers erin ‘opgesloten’ elektronen. Omdat de golf van een elektron niet buiten het kristal kan bestaan en dus gebonden is aan de beschikbare ruimte, geldt: hoe kleiner het kristal, hoe kleiner de golflengte van het elektron en dus hoe hoger zijn energie. "Vergelijk het maar met een snaar. Hoe korter die is, des te hoger de toon die hij produceert."

Enthousiast wijst Vanmaekelbergh op de twee flesjes. "Het fantastische is dat we precies kunnen bepalen wat voor eigenschappen een door ons gemaakt kristal heeft, simpelweg door zijn omvang te variëren. In de natuur heeft elk materiaal met een bepaalde chemische structuur één en niet meer dan één set eigenschappen. Een robijn is rood en cadmiumselenide is een isolator die niet reageert op licht, om maar iets te noemen. Voor de door ons gemaakte kristallen geldt dat niet meer. Dankzij de nanotechnologie kunnen we een kristal elke kleur geven die we willen. En door er elektronen aan toe te voegen kunnen we cadmiumselenide veranderen van een isolator in een halfgeleider die gaat fluoresceren als hij wordt belicht. En dat allemaal met grote precisie. Dat is de enorme aantrekkingskracht van dit soort systemen."

En dat is nog maar het begin, want de volgende stap is om meerdere nanokristallen aan elkaar te koppelen. Met name op dat gebied heeft de Utrechtse onderzoeker de afgelopen jaren pionierswerk verricht. "Ons doel is om kunstmatige vaste stoffen te maken, bijvoorbeeld metalen met specifieke eigenschappen. Dat onderzoek staat nog in de kinderschoenen, maar wij lopen er duidelijk mee voorop. In Nederland is Delft weliswaar het mekka van de nanowetenschap, maar dit is echt een Utrechts speerpunt. In totaal zijn er op dit gebied wereldwijd tot nu toe maar tien publicaties verschenen, vijf van ons en vijf van een groep in het James Franck Institute in Chicago."

Cd-lasers

Hoewel Vanmaekelbergh benadrukt dat hij vooral onderzoek doet om meer te weten te komen over de fysische en chemische eigenschappen van quantumdots, ontkent hij niet dat zijn werk ook een groot praktisch belang heeft. Dankzij hun vermogen om licht te absorberen zouden kunstmatige geproduceerde nanokristallen wel eens een prima alternatief kunnen worden voor huidige lichtbronnen zoals optische lasers en de licht-emitterende diodes die in een cd-speler de cd aftasten. Maar ook slimme zonnecellen die geen energie laten weglekken, geheugens gebaseerd op magnetische nanostructuren en ultrasnelle quantumcomputers gaan op termijn zeker tot de praktische toepassingen van de nanotechnologie behoren, verwacht hij.

Kom hem echter niet aan boord met verhalen over nanorobots en andere gevaren die aan zijn werk zouden kleven, want daar ergert hij zich groen en geel aan. "Nanodeeltjes een gevaar voor onze gezondheid? Nanorobots die de heerschappij op aarde gaan overnemen? Aperte onzin. De nieuwe materialen die wij maken, ontstaan doordat we het natuurlijke kristallisatieproces een handje helpen. Dat is alles. Het is echt niet zo dat wij zelf met atomen en moleculen aan de slag gaan. Ja inderdaad, met de Scanning Tunneling Microscoop (zie kader) kunnen we atomen manipuleren. Maar op dit moment kost dat nog zoveel moeite dat we een hele dag nodig hebben om met atomen één letter te vormen. Wie op die manier een transistor wil bouwen, heeft meer tijd nodig dan de leeftijd van het heelal. Laat staan dat we een legertje nanorobots zouden kunnen maken, zoals hier en daar wordt gesuggereerd.

"Of er dan helemaal geen risico’s aan het werken met nieuwe, onbekende materialen verbonden zijn? Misschien wel, en daar moet dan ook goed naar gekeken worden. Ik zou alleen niet weten waarom materialen gemaakt van nanokristallen gevaarlijker zijn dan andere nieuwe materialen. Dat is een fabeltje dat de wereld in is geholpen door mensen die te veel tweederangs science fiction hebben gelezen. Biologische virussen bijvoorbeeld zijn oneindig meer sophisticated dan onze simpele kristallen. Manipulaties met virussen lijken mij potentieel dan ook veel gevaarlijker te zijn voor de mens. Laat men daar maar eens een goed debat over houden.”

Scanning Tunneling

Al in 1959 rekende de Amerikaanse fysicus Richard Feynman zijn gehoor voor dat de volledige Encyclopedia Brittanica op de kop van een speld kon worden geschreven, wanneer elke letter met behulp van dertig atomen werd uitgebeeld op een oppervlak van acht bij acht nanometer. Maar het duurde tot in de jaren negentig voordat zo’n letter ook echt werd gemaakt. Medewerkers van IBM verschoven toen 35 xenon-atomen zo dat de naam van hun bedrijf zichtbaar werd. Die unieke prestatie was te danken aan de uitvinding in 1981 van de Scanning Tunneling Microscoop (STM), een vernuftig apparaat met een punt van een paar atomen dik, die op een hoogte van minder dan een nanometer een oppervlak kan aftasten en voor het eerst in de geschiedenis individuele atomen en moleculen op een beeldscherm zichtbaar maakte.

Het apparaat maakte het ook mogelijk om atomen te verschuiven en zo kristallen te bouwen, maar al snel werd duidelijk dat die kristallen zo instabiel waren dat de STM voor dat doel minder geschikt bleek. Voor materialenonderzoek is de microscoop echter onmisbaar. Ook het Debye Instituut telt er inmiddels twee, waarvan de meest recente (kosten 500.000 euro) in staat is om een kristal te laten afkoelen tot onder 25 graden Kelvin ofwel min 248 graden Celsius. Voordeel daarvan is dat de te bestuderen quantumverschijnselen zich bij die temperatuur ook in grotere kristallen voordoen.

Voor het maken van zijn nieuwe structuren is Vanmaekelbergh voorlopig dus nog aangewezen op de natuurlijke neiging van atomen en moleculen om kristallen te vormen. De grote uitdaging daarbij is om dat proces zodanig te sturen dat de moleculen in een vooraf bepaalde vorm worden gedwongen. Dat daar creatief denkwerk voor nodig is, mag blijken uit de productie van optische nanolasers van indiumfosfide.

Vanmaekelbergh: "Voor dat doel maken we gebruik van het feit dat indiumfosfide kristallen onder sommige omstandigheden in één bepaalde richting groeien. Het worden een soort pilaartjes. We kregen daar grote belangstelling voor, toen duidelijk werd dat ze onder bepaalde omstandigheden als nanolasers kunnen fungeren. Dat werkt alleen effectief als de diameter van de InP draad kleiner is dan twintig nanometer, ongeveer duizend keer dunner dan een haar dus.

"Dat probleem hebben wij samen met onderzoekers van Philips opgelost met behulp van gouddruppeltjes, die fungeren als katalysatoren voor de groei. Eerst wordt een dun goudlaagje van pakweg twee Angstrom aangebracht op een ondergrond en dat wordt vervolgens verhit, waardoor het goud smelt en kleine druppeltjes vormt met een doorsnee van ongeveer dertig nanometer. Als we daar indium- en fosforatomen in gasvorm aan toevoegen, condenseert dat gas in het gouddruppeltje. Als we genoeg gas toevoegen, raakt de vloeistof op een gegeven moment verzadigd. Gevolg is dat het indiumfosfide precies onder het gouddruppeltje neerslaat en het door ons gewenste kristal gaat vormen. Dankzij deze aanpak heeft dat kristal precies de dikte van het gouddruppeltje, terwijl het door blijft groeien totdat we de aanvoer van de gasvormige atomen stoppen."

Nano in Utrecht

Het Utrechtse nano-onderzoek vindt plaats in het Debye Instituut, het onderzoeksinstituut van de faculteiten Scheikunde en Natuur- en Sterrenkunde. Binnen dat instituut zijn vijftien hoogleraren en ongeveer 150 onderzoekers en promovendi in acht groepen actief op het gebied van de nanowetenschappen.

Groep 1: Gecondenseerde materie en grensvlakken (optische en elektrochemische aspecten van quantumdots, zie elders in dit blad)

Groep 2: Zachte gecondenseerde materie en biofysica (fotonische kristallen, nanokristallen voor onder meer labelingstoepassingen binnen de microscopie)

Groep 3: Fysische en colloïd chemie (onder meer zelf-assemblage van nanoclusters en  nanokristallen)

Groep 4: Fysisch-organische chemie (onder meer koppeling van nanokristallen voor elektronen overdracht)

Groep 5: Homogene katalyse en synthese op basis van metalen (het binden van katalytisch interessante groepen aan organisch oplosbare nanodeeltjes)

Groep 6: Oppervlakken, grensvlakken en 'devices' (silicium lagen op nanoschaal voor onder meer zonnecel onderzoek)

Groep 7: Anorganische chemie en katalyse (materialen met poriën van nano-afmetingen voor katalysatoren)

Groep 8: Atoom optica en ultrasnelle dynamica (ultrasnelle optische eigenschappen van nanomaterialen)

Utrecht loopt nano-subsidie mis

Wie in Nederland nanotechnologie zegt, denkt allereerst aan Delft. Ook universiteiten als Twente en Groningen hebben een naam op dit nieuwe wetenschapsgebied hoog te houden. Maar Utrecht? ‘Dat is toch die bio-medisch georiënteerde universiteit, waar ook nog wat geowetenschappers, een handvol taalkundigen en een Nobelprijswinnaar in de theoretische fysica rondlopen? Vertel me niet dat ze daar ook al aan nanowetenschap doen.’ Misschien wat al te karikaturaal, maar tot ergernis van fysicus Alfons van Blaaderen dreigt dat wel het beeld te worden dat over de Universiteit Utrecht bestaat, nu Utrecht geen cent heeft gekregen van de 95 miljoen euro, waarmee het Ministerie van Economische Zaken het Nederlandse nano-onderzoek wil stimuleren.

“Men heeft in het Bestuursgebouw zitten slapen”, is het korte en krachtige oordeel van de hoogleraar experimentele fysica. “Eind 2000 heeft Economische Zaken een oproep laten uitgaan voor onderzoeksideeën op het terrein van de nanowetenschappen. Die oproep moet ook in het Utrechtse Bestuursgebouw terecht zijn gekomen, maar wij hebben er als onderzoekers nooit iets van gehoord. Toen we er lucht van kregen, hebben we nog geprobeerd om aan te haken, maar op dat moment waren we al te laat, zo werd ons duidelijk gemaakt.”

Niet alleen de miljoenen die het Utrechtse nano-onderzoek misloopt, zitten Van Blaaderen dwars, maar ook de beeldvorming als zou Utrecht op dit terrein geen rol spelen. “Volgens het ministerie representeert NanoNed, zoals het initiatief inmiddels heet, vrijwel het hele Nederlandse toponderzoek op het gebied van de nanowetenschappen. Dat is aantoonbaar onjuist, want naast Utrecht ontbreekt ook Leiden in de voorstellen. Maar ja, als zo’n beeld eenmaal een eigen leven gaat leiden, probeer het dan maar eens ongedaan te maken.”

De suggestie dat Utrecht op dit terrein misschien minder toonaangevend is dan hij denkt, wijst Van Blaaderen van de hand. “De nanogroepen in het Debye Instituut hebben in recente onderzoeksvisitaties uitstekend gescoord. En trouwens, als we geen kwaliteit zouden hebben, hoe valt dan ons succes te verklaren in verschillende Europese programma’s op dit gebied? Nee, dat we naast de pot hebben gegrepen, komt puur door een verkeerde inschatting op bestuurlijk gebied. Volgens één van mijn collega’s in den lande zou een Utrechtse ambtenaar hebben gezegd: 'ach die nanowetenschap, daar doen wij hier toch niets aan'. Zoiets is toch onvoorstelbaar?”

Rector-magnificus Gispen reageert verbaasd op de uitval van de natuurkundehoogleraar. "Toen wij eind 2000 op de hoogte werden gesteld van het initiatief van EZ, hebben we zoals gebruikelijk meteen de betreffende faculteitsbesturen geïnformeerd. Vanaf dat moment lag het initiatief om actief te worden in het vormen van consortia op een van de themavelden bij de betreffende onderzoeksgroepen. Ik betreur het zeer dat het Utrechtse onderzoek op het terrein van de nanotechnologie uit de boot is gevallen. We zijn nu druk bezig om een gezamenlijke strategie van de bètafaculteiten te ontwikkelen. In dat kader komt ook weer naar voren dat onderzoek op het terrein van nanomaterialen een sterk punt is van Utrecht. We zullen er alles aan doen om dit speerpunt goed op de kaart te zetten."

Sixpack

Het feest der feesten

Volgend jaar doen ze het weer. Kijk ook op onze website voor meer feestfoto's: www.ublad.uu.nl

Een baan, waar haal je die vandaan?

Janny Ruardy

Afgestudeerden anno 2004 kiezen voor zekerheid. Althans als we de uitkomsten van een door Intermediair georganiseerd onderzoek onder 7000 jong hoogopgeleiden over kansen op de arbeidsmarkt mogen geloven. De ondervraagden zijn tamelijk somber over die kansen en stellen hun ambitie bij. Ze zien af van een dure auto, hoog salaris en de belofte om snel in een hogere functie door te stromen. Er wordt gekozen voor veilige grote bedrijven of voor de overheid met goede secundaire voorwaarden. Het tijdperk van het jobhoppen en de hippe snelle IT-bedrijven is voorbij.

Jackie Limvers, loopbaanadviseur bij het Studenten Service Centrum(SSC) onderschrijft deze uitkomst niet. Volgens Limvers hadden Utrechtse studenten altijd al een voorkeur voor werken bij de overheid. Haar persoonlijke indruk is dat afgestudeerden wel langer op zoek zijn naar een baan dan twee jaar geleden. “Een gemiddelde zoektijd van drie tot zes maanden is niet ongewoon. Ook komen er meer studenten bij het SSC voor advies. Er is een gemiddelde jaarlijkse toename van ongeveer 20 procent vanaf 2001 voor de loopbaanadviesgesprekken. De trainingen en workshops zitten sneller vol dan voorheen.”

Uit hetzelfde Intermediair blijkt dat studenten die rond 1999 voor een algemene opleiding kozen - omdat je daarmee volgens de toen heersende opvatting breed inzetbaar zou zijn - bedrogen uitkomen. Vanwege die brede inzetbaarheid solliciteren velen met een passend cv op dezelfde vacature. Volgens Limvers ligt dat voor een deel aan de markt, maar ook aan het feit dat afgestudeerden met “een minder expliciet beroepsbeeld” zich breder oriënteren en het daardoor meer tijd kost een betrekking te vinden.

“Wie een baan zoekt of zich wil oriënteren, moet zorgen dat hij helder kan verwoorden wat hij wil en wat hij te bieden heeft", zegt Limvers. “Studenten moeten zich niet alleen oriënteren op vacatures, maar ervoor zorgen dat ze op een andere manier met werkgevers in aanraking komen, bijvoorbeeld door netwerkgesprekken. Lang niet alle banen komen in de krant.”

Tips voor studenten op zoek naar een baan

1. Maak een lijstje van voor jou interessante bedrijven en stuur open sollicitaties

2. Schakel iedereen in om je in contact te brengen met de organisatie waar je wilt werken

3. Geef je op voor de workshop Baan Veroveren van het Studenten Service Centrum.

4. Bereid je sollicitatiegesprek goed voor, bijvoorbeeld met de online training van intermediair.nl

5. Zorg ervoor dat je duidelijk kunt vertellen wat je te bieden hebt. Denk aan kennis, kwaliteiten en vaardigheden.

Kwaliteiten die werkgevers van hun personeel vragen:

1. Positieve instelling

2. Werken in teamverband

3. Snel kunnen leren

4. Communiceren

5. Verantwoordelijkheid nemen

(Bron: Studenten Service Centrum)

Top 10 favoriete werkgevers Nederlandse studenten

1. Philips

2. Shell

3. ABN-Amro

4. Rabobank

5. Unilever

6. ING

7. KPN

8. Heineken

9. Akzo Nobel

10. KLM

(Bron: Intermediair Imago Onderzoek 2004)

@bod:Cathelijne van den Haak (26) @bod:had alle vakken voor de specialisaties moderne kunst en cultuur educatie binnen haar opleiding Taal- en Cultuurstudies afgerond maar besloot het schrijven van haar scriptie nog even uit te stellen. Met een Socratesbeurs vertrok zij voor een half jaar naar het Franse Montpellier. Behalve dat ze daar de Franse taal goed onder de knie kreeg, leerde zij daar ook een ingenieur van het Ibirisch schiereiland kennen. Verliefd geworden op de Spanjaard en de mediterrane manier van leven, besloot zij na heteerst nog even afronden van haar scriptienaar het Spaanse Sevilla te verhuizen.

Toen ze na een half jaar het Spaans enigszins meester was geworden, ging zij op zoek naar een echte baan. Ze schreef 35 open sollicitaties: 34 naar hotels en één naar naar het Museum voor Moderne Kunst in Sevilla. Op slechts één werd gereageerd. "Ik kan wel zeggen dat ik ontzettend veel geluk heb gehad. Het museum voor hedendaagse kunst waar ik nu werk sluit precies aan op mijn studie. Ik organiseer tentoonstellingen en onderhoud contacten met kunstenaars uit heel Europa. Het is erg gevarieerd werk: de ene keer werk ik met doeken en de andere keer weer met kunst op straat."

Cathelijne denkt dat ze is aangenomen omdat ze breed is opgeleid en haar talen spreekt. "Spanjaarden zijn niet zo goed in Europese talen. Ik spreek Nederlands, Duits, Engels, Frans en Spaans. Op die manier heb ik me binnen deze organisatie redelijk onmisbaar gemaakt."

Ondanks dat Cathelijne in de kunstrichting is afgestudeerd, liggen haar ambities daar niet. "Ik merk hier in Spanje dat ik goed ben in het organiseren van evenementen. In de toekomst zou ik me graag met grotere projecten bezig willen houden."

MvdH

@bod/bold:Corine Ekhart (27) @bod:rondde haar studie farmacie af in februari van dit jaar. Voor farmaceuten is de arbeidsmarkt nog gustig gezind, want Corine vond vrijwel direct een baan als onderzoeker in het Amsterdamse Slotervaartziekenhuis. Daar doet ze onderzoek naar de invloed van polymorfisme op de effectiviteit van de behandeling van kanker.

Het is geen toeval dat Corine op deze onderzoeksplek zit. Op haar dertiende, overleed haar moeder aan borstkanker. “Dat is een reden dat ik me graag bezighoud met genezing van mensen.”

In eerste instantie wilde ze geneeskunde studeren, maar dat vond ze toch een beetje te dicht op de patiënt. Vandaar de keuze voor farmacie. Maar die studie viel haar nogal tegen. Tijdens haar stages merkte ze dat ze te veel met management en te weinig vakinhoudelijk bezig zou zijn als apotheker. In de ziekenhuisapotheken vond ze de lijnen te lang. Na twee jaar studie stopte ze, deels door persoonlijke omstandigheden. Na twee jaar besloot Corine de draad weer op te pakken en sloot ze in februari haar studie af.

Omdat ze geen apotheker wilde worden, ging ze naar het Studenten Service centrum voor een beroepskeuzetest. Daar kwam uit dat ze het leuk vond om onderwerpen goed uit te diepen en onderzoek te doen. Toen er een vacature voor projectapotheker was in het Slotervaartziekenhuis, solliciteerde Corine daarop. “Ik had het idée dat ik in deze baan wel dieper op een onderwerp in zou kunnen gaan. Die baan was al vergeven toen ze op gesprek kwam, maar ze hadden wel de onderzoeksbaan die ze nu heeft voor Corine in de aanbieding. Ze is net begonnen, en kan er nog weinig over zeggen, maar de eerste ervaringen zijn gunstig. Kijkend naar de toekomst, zegt Corine: “Ik heb geen vastomlijnd toekomstplan, maar heb de komende tijd een leuke baan en daar ben ik erg tevreden mee.”

Edwin Koster (28) @bod:kon in 2000 na z’n studie natuurwetenschappen, bedrijf en bestuur direct aan de slag bij beleidsadviesbureau Blaauwberg. De arbeidsmarkt was op dat moment gunstig en de banen lagen voor het oprapen. Blaauwberg is een klein bureau dat zich vooral richt op de publieke sector en maatschappelijke organisaties. De contacten met het bureau had Edwin al gelegd toen hij tijdens een stage in Leiden. Hij trof daar z’n huidige baas en het klikte direct.

Wat Edwin zo aanspreekt in de baan is, dat het maatschappelijk relevant werk is. “Ik hou ervan mensen en organisaties verder te helpen. Tijdens een stage bij een bedrijf in Praag moest ik marketingspanelen verkopen aan supermarkten. In die periode realiseerde ik me, dat puur commercieel bezig zijn me niet boeit.”

Edwin ging na het vwo eerst een jaar geografie studeren in Groningen om te kunnen belanden in de specialisatie technische planoliogie. Na een half jaar ontdekte hij, dat hij een verkeerde keuze had gemaakt en toch meer een bèta-studie wilde gaan volgen. Het werd natuurwetenschappen in Utrecht, te meer omdat het ook een praktijkgelinkte opleiding was.

De baan die Koster nu heeft sluit niet echt aan op zijn studie. Wel heeft hij veel profijt van de manier van denken, die hij tijdens zijn studie heeft geleerd: causale verbanden leggen en patronen herkennen.

Hoe zijn toekomst eruit ziet weet Edwin nog niet. Op dit moment is hij met z’n baas in onderhandeling over een overnameconstructie van het bedrijf voor over pakweg tien jaar. Maar ook bij Blaauwberg heeft de recessie aan de deur geklopt. “Het is nu echt een vechtmarkt en het moet snel weer beter gaan, want op dit moment putten we ons uit en wanneer dat te lang duurt,is het moeilijk een gezond bedrijf op te bouwen.”

Mag het misschien iets méér zijn?

Honours programma's krijgen nieuwe aandacht

Het afgelopen jaar werd her en der flink afgegeven op 'de Nederlandse student'. Oliedom en en aartslui, zo luidden de typeringen. Tegelijkertijd waren de alarmerende verhalen over de achterblijvende Nederlandse kenniseconomie niet van de lucht. Binnen opzienbarend korte tijd heeft al deze maatschappelijke aandacht geleid tot de definitieve verbrokkeling van het aloude poldertaboe op excellentie.

Selectie aan de poort en topmasters zijn uitdrukkingen geworden waar niemand zich nog een bult aan kan vallen. Ook 'honours programma's' past in de nieuwerwetse terminologie. De term is nieuw, de gedachte niet. Specifieke programma's waarvoor opleidingen extra gemotiveerde en talentvolle studenten uitkiezen, bestaan al sinds halverwege de jaren negentig. Ze schuilden voorheen onder benamingen als plusprogramma's, excellente tracé's of verdiepingsvarianten. Het Utrechtse University College mag ook gezien worden als een honours programma, maar dan wel met een heel eigen karakter.

De recente discussies geven het bekende concept nieuw elan. In navolging van Nijmegen denkt nu ook het college van bestuur van de Erasmus Universiteit over een universiteitsbreed honours programma. De Universiteit van Amsterdam begon in 2001 al met een interdisciplinair programma voor de gamma-faculteiten, maar zette onlangs nog een stap voorwaarts. Het college van bestuur in Amsterdam besloot dat alle faculteiten per september 2004 een disciplinair honours programma met een interdisciplinaire component daarin zullen aanbieden aan hun uitblinkende studenten.

Lapzwanzerig

Dat studenten belangstelling zullen hebben voor honours programma's lijkt inmiddels onomstreden. Menig voormalig studiehuizer klaagt over schoolsheid van het universitaire systeem. Bovendien roepen studenten zelf om het hardst dat er geselecteerd moet worden in het hoger onderwijs. De oud-Hollandse 'kop boven het maaiveld'-doctrine lijkt dus bij de 'Idols-generatie' zelf ook flink aan legitimiteit ingeboet te hebben.

In een zaaltje in het Van Unnik-gebouw bevestigen drie studenten sociale geografie, allen deelnemers aan het honours programma van hun opleiding, deze indruk. Imre Végh: "Hoe je het ook went of keert, in dit programma zijn de studenten intelligenter en gemotiveerder dan de doorsnee student. Dat bepaalt voor mij een deel van de aantrekkingskracht. De houding van studenten in het normale onderwijs is soms storend lapzwanzerig. Vooral tijdens groepswerk is dat frustrerend. Dan krijg je een zes omdat een aantal mensen niets uitvoert. Verschrikkelijk." Nyncke van den Berg voegt toe: "Het is niet dat we hier met allemaal nerds zitten, maar over het algemeen gaat het studeren de deelnemers aan dit programma gemakkelijk af. Toen ik hier op de universiteit kwam, dacht ik dat het nu allemaal ging gebeuren. Maar ik kreeg in mijn eerste jaar niet het gevoel dat ik echt studeerde. Ik zat me te vervelen."

Ook docenten zien de voordelen. Professor dr. Ewoud Hondius is docent bij de honours werkgroep privaatrecht: "De houding van studenten bij de opleiding rechten is er vaak één van 'een zes is goed genoeg'. Maar er zijn altijd studenten die meer willen. Die kunnen in zo'n honours werkgroep terecht. Voor docenten is het inspirerend met zo'n groep de diepte in te gaan. De betrokkenheid is groot, ook omdat het vaak dezelfde studenten zijn die je tegenkomt in opleidingscommissies of bij facultaire aangelegenheden."

Talent

Marca Wolfensberger, docent-onderzoeker bij de faculteit Geowetenschappen, zet zich al vele jaren in voor de ontwikkeling van honours programma's aan Nederlandse universiteiten. Zij is een van de trekkers van het universitaire plusnetwerk, platform voor academische programma's die zich richten op verzwaring en verdieping van het curriculum. Volgens Wolfensberger hebben de universiteiten een verplichting te vervullen ten opzichte van de groep studenten die in het normale onderwijs te weinig uitdaging vindt. "Iedereen moet tot de grenzen van zijn of haar kunnen worden gebracht. In het middelbaar onderwijs zie je dat er heel veel wordt gedaan voor kinderen die buitengewoon begaafd of gemotiveerd zijn. Universiteiten doen veel minder voor die groep. Soms heb ik het gevoel dat in Nederland talent ophoudt wanneer je achttien wordt."

De UU was volgens Wolfensberger van oudsher één van de voortrekkers waar het gaat om het bedienen van talentvolle studenten. Zo kwam het eerste honours programma tot stand bij de Utrechtse faculteit Diergeneeskunde. Echter, in tijden waarin honours programma's in de ogen van Wolfensberger 'booming business' zijn geworden, bewandelt Utrecht merkwaardig genoeg de omgekeerde weg. Aan de hand van een inventarisatie die dit jaar werd verricht, kan worden vastgesteld dat het aantal programma's afneemt. "Twee jaar geleden had Utrecht van alle universiteiten verreweg de meeste programma's. Nu worden we ingehaald door andere universiteiten."

Duidelijk is dat een aantal initiatieven het loodje heeft gelegd door de extra werklast die de verregaande onderwijsvernieuwingen binnen het Utrechtse bama-stelsel met zich meebrengen. Een van de programma's die zijn stopgezet is het excellent tracé van biologie. "Tijdgebrek", stelt studieadviseur Frans Meeuwsen. "Iedereen heeft het zo druk met het ontwikkelen van een nieuw curriculum en met het tutoraat en het portfolio, op een gegeven moment moet je dan keuzes gaan maken." Meeuwsen betreurt het dat hij talentvolle studenten op dit moment weinig extra's te bieden heeft. "Soms meldt zich iemand spontaan bij mij. Dan kijken we hoe de studie verzwaard kan worden door elders cursussen te volgen. Maar daar blijft het bij."

Volgens Wolfensberger moet het college van bestuur zich deze ontwikkeling aantrekken. "Wat blijft bestaan worden gedragen door individuele opleidingen en faculteiten, tegen de bezuinigingen en stijgende werkdruk in. Tot op dit moment is er geen universitair beleid gemaakt voor onderwijsprogramma's voor excellente studenten."

In een reactie stelt rector Gispen dat de UU naast selectie aan de onderkant in de vorm van het bindend studieadvies studenten wel degelijk 'selectie aan de bovenkant' wil bieden. In de masterfase moet dat gebeuren door middel van selectieve- en prestige-masters, in de bachelorfase door middel van honours programma's. Hij erkent dat bestaande initiatieven op dat gebied door het opzetten van de nieuwe bacheloropleidingen de afgelopen jaren minder aandacht hebben gekregen. Gispen is echter van mening dat het nieuwe onderwijsmodel zich uitstekend leent voor het opzetten van 'tracks' voor excellente studenten. "De UU gaat zeker honours programma's ontwikkelen voor studenten. Dit gaat dit najaar naar alle waarschijnijkheid een onderdeel vormen van het nieuwe strategisch plan."

Wolfensberger zegt benieuwd te zien naar de plannen waarmee het college zegt te zullen komen. Zij merkt wel op dat de gedachte dat de uitgebreide keuzevrijheid in het bachelor-onderwijs voldoende is om de talentvolle student te bedienen, niet klopt. "Die keuzevrijheid is werkelijk iets heel moois, maar het kiezen van extra- of moeilijkere vakken is voor deze groep studenten geen oplossing. Je moet als opleiding werkelijk een specifiek aanbod hebben."

Schaamlap

Mocht het college inderdaad nieuwe initiatieven ontplooien, dan komt zij daarmee ook tegemoet aan de wens van de universitaire bama-commissie. Die sprak zich dit najaar uit voor de invoering van honours programma's. Zij denkt dat deze mogelijkheden bieden om de studenten meer te laten studeren. De commissie stelde immers vast dat een ongewenst effect bij de invoering van het bama-model is dat studenten minder en docenten meer zijn gaan werken. Tegelijkertijd heeft de bama-commissie enige reserves, zo bleek uit haar rapportage. Verzwarende programma's mogen niet als schaamlap gaan dienen voor de 'ondraaglijke lichtheid' van het reguliere onderwijs, zo stelt zij.

Die angst wordt door direct betrokkenen niet gedeeld. Prof.dr. Ewoud Hondius: "Als opleiding probeer je rekening te houden met de verschillen tussen studenten. Er zijn spijtoptanten die liever geneeskunde gaan studeren, er zijn studenten die nominaal willen studeren en niets meer, en je hebt de gemotiveerde studenten. Voor al die groepen spannen docenten zich in." Ook Marca Wolfensberger ziet geen problemen. "De docenten die les willen geven in honours programma's zijn dezelfde die ook bij andere studenten als enthousiaste en betrokken docenten bekend staan. Bovendien weten we dat in honours programma's de onderwijsvernieuwingen worden ontwikkeld die later het reguliere onderwijs op een hoger niveau brengen."

En dan terug naar de studenten in het Van Unnik-gebouw, bij wie het enthousiasme over het honours programma weinig grenzen kent. Desondanks ontkennen de drie dat het normale onderwijs niet voldoet. "Het onderwijs is over het algemeen niet slecht, integendeel", stelt Martin Zebracki. "De docenten zijn vakbekwaam en de meeste studenten zijn gebaat bij de gestructureerde didactische aanpak zoals de bama die kent. Maar voor studenten die iets extra's willen zijn er weinig mogelijkheden. Binnen een honours programma kunnen die wel hun creativiteit en inspiratie uiten."

Rest nog de vraag of het realistisch is op dit moment nóg meer nieuwe onderwijsinitiatieven op touw te zetten. Studieadviseur Frans Meeuwsen vraagt zich af of een actie vanuit het bestuursgebouw de boel kan vlottrekken. "De gedachte is natuurlijk mooi, maar ik denk niet dat de werkvloer op dit moment zit te wachten op een beleidsnotitie die aanspoort om honours programma's te ontwikkelen. In de praktijk zullen het toch weer de docenten zijn die aan de slag moeten. Daar zie ik op dit moment helaas, helaas, weinig ruimte voor."

'Luisteren en vroeg opstaan, daar ben je werknemer voor'

Drie heel speciale stagiaires

Brenda Witteman en Jacqueline van den Tempel loopt hij sinds een paar maanden stage aan de universiteit. Het licht verstandelijk gehandicapte drietal vindt het hier 'leuk', maar werken blijkt ook een kwestie van 'vroeg opstaan en luisteren'.

Hanneke Slotboom

Gio Bane (19), Brenda Witteman (17) en Jacqueline van den Tempel (18) doen werkervaring op bij het Facilitair Bedrijf Utrecht (FBU). Gio heeft een plek gevonden bij de autoverhuur, Brenda bij het chemisch afvaldepot en Jaqueline bij het bedrijfsbureau. De tieners zijn pupillen van het Arbeidstraining Centrum (ATC) in Maartensdijk, dat jongeren begeleidt met een licht verstandelijke handicap en eventueel bijkomende gedrags- of sociaal-emotionele problemen.

Eén van de doelen van het centrum is om met de jongeren uit te zoeken of zij kunnen gaan werken, en zo ja, waar. Stages vormen daarbij een belangrijk hulpmiddel. Maar het is lastig om plekjes te vinden, vertelt begeleider Romano Michielsen. “Deels denk ik dat dat komt door de economische situatie. Maar bedrijven schrikken ook vaak terug, omdat ze denken dat ze veel tijd en energie moeten besteden aan de begeleiding van onze stagiaires.”.

Omdat hij zelf acht jaar bij het facilitair bedrijf van de universiteit werkte, benaderde Michielsen de directeur van het FBU, Ineke van Oosten. Die reageerde positief. Van Oosten: “Ik vind dat wij, als publieke organisatie serieus moeten kijken of we zwakkere broeders en zusters ook een plek kunnen geven. Maar daarbij moet wel voorop staan dat het voor beide partijen interessant is. Het moet iets bijdragen, en niet ten koste gaan van de eigen organisatie. We zijn dus op zoek gegaan naar plekken waar regelmatig eenvoudig werk moet worden gedaan. Klussen die moeten gebeuren, maar die vaak blijven liggen, omdat vaste krachten dingen te doen hebben die op dat moment net even meer prioriteit hebben. Als een stagiaire dat werk kan doen, levert dat weer wat extra kwaliteit. Het blijkt echter dat veel werk zo complex is geworden dat er niet zo veel van dat soort klusjes meer zijn. Bovendien komt niet alles in aanmerking, want in een spoelkeuken bijvoorbeeld heb je ook weer te maken met veiligheidsaspecten”.

Uiteindelijk kwamen Gio en Brenda voor een dagdeel in de week terecht bij de divisie Facilities, bij respectievelijk de autoverhuur en het chemisch afvaldepot. Gio maakt teruggebrachte auto’s schoon, Brenda zamelt ingeleverde jerrycans in, maakt ze schoon en stickert ze. Jacqueline werkt bij het bedrijfsbureau van het FBU waar ze licht administratief werk doet als archiveren en kopiëren.

Hun eerste reactie op de vraag naar hun ervaringen is een gezamenlijk 'leuk'. Vooral de collega’s en pauzes blijken in de smaak te vallen. Jacqueline: “Wij hebben het in de pauzes over van alles, laatst ging het over doodskisten, en een andere keer over surpriseparty's.” Tijdens het werk heeft ze verder weinig tijd om te kletsen. “Dan kan ik niet praten, want dan moet ik me concentreren op die cijfertjes”.

Voor Gio zijn de grote hoeveelheden chocolademelk die hij en zijn collega’s nuttigen uit de machine op hun werkplek één van de aantrekkelijke aspecten van het werk. Maar naast leuk is het werken ook leerzaam, vinden de drie. Zo moet Gio leren op tijd op te staan: “Ik denk vaak dat ik nog wel even kan blijven liggen, maar dan mis ik de bus toch weer”. Ook Brenda vindt het moeilijk om vroeg op te staan. Jacqueline heeft naar eigen zeggen 'geen uithoudingsvermogen'. “Ik vind heel snel dingen niet meer leuk, en dan houd ik er mee op. Terwijl dat niet kan als je werkt. Luisteren en vroeg opstaan, daar ben je werknemer voor”.

Geen van drieën ziet de stageplek als zijn of haar droombaan. “Echt niet”, antwoordt Brenda op de vraag of ze tot haar pensioen aan de Isotopenweg te vinden is. Sommige aspecten van haar werk vindt ze echt niet leuk, zoals het schoonmaken van stinkende jerrycans. Het liefst zou Brenda een baan hebben waarbij ze de hele dag kan internetten, weet Jacqueline over haar schuchtere collega-stagiaire te vertellen. Zelf is ze zeer gedecideerd. Als het aan haar ligt, gaat ze in een bejaardentehuis werken. “Dat is meer iets voor mij, iets met mensen. Op zo’n administratie werken, vond ik in het begin supersaai, met al die papieren. Je moet steeds hetzelfde doen en je zit toch het domme werk van anderen op te knappen. Ik loop ook stage in een bejaardentehuis, en daar kan je tenminste nog eens een praatje maken met die mensen, dat is veel leuker dan al die papiertjes”. Gio zou wel bij de autoverhuur willen blijven: “Als ik dan stapje voor stapje op zou kunnen klimmen”. Want ook hij ziet wel de vervelende kanten aan zijn huidige werk. “Het uitdweilen van die busjes is niet leuk, die zijn vaak heel vies. Kleine auto’s zijn meestal wel oké, die zijn meestal netter dan die bussen.” Maar eigenlijk is het zijn droom om zijn geld te verdienen met het leggen van tapijten. “Dan ben je lekker binnen bezig, je ontmoet allerlei verschillende mensen, en je reist voor je werk door het hele land”, somt hij de voordelen op.

Buffer in geduld

Hoewel de carrièredromen van het drietal niet heel hoog gegrepen lijken, is het volgens Michielsen nog de vraag of ze ooit werkelijkheid kunnen worden. Want zijn pupillen hebben niet alleen moeite met leren, maar hebben vaak ook andere problemen, zoals ADHD of een vorm van autisme. “Werken gaat niet alleen om het kunnen uitvoeren van een taak. Je moet allerlei vaardigheden hebben zoals om hulp kunnen vragen, zorgen dat je er verzorgd uit ziet en je collega’s groeten als je binnenkomt. Dat soort dingen proberen we de jongeren bij te brengen. Bij sommigen lukt dat uiteindelijk niet. Die komen terecht bij een dagbestedingproject. Anderen vinden werk bij een sociale werkvoorziening. En er zijn er ook een paar die op de reguliere arbeidsmarkt terechtkomen. Maar dat zijn er niet heel veel.”

Michielsen is blij met elke stageplek. “We proberen te zorgen dat de stagiaires geen extra belasting zijn voor de mensen op de werkplek. Er gaat altijd een begeleider van ons met de jongeren mee. Zodra wij snappen wat ze moeten doen, nemen wij de uitleg van het werk over. Maar vaak blijkt dat na verloop van tijd niet meer nodig. Dan ben je vooral een vertrouwd gezicht, een beetje extra veiligheid voor de jongeren. En we zijn er ook omdat je met dit soort jongeren een extra buffer op moet bouwen in geduld. Het komt bijvoorbeeld wel eens voor dat ze zomaar niet komen opdagen. Achteraf blijkt dan dat ze ziek waren, of naar de dokter moesten. Maar door hun handicap blijven ze liever zomaar weg dan dat ze opbellen om te zeggen wat er aan de hand is. Dan kunnen wij aan de omgeving duidelijk maken dat dat gedrag te maken heeft met hun handicap.”

Leerzaam

Carla Horssius heeft als coördinator van het bedrijfsbureau van het FBU het meest met Jacqueline te maken. Zij is positief over het project. “In het begin zat ik er wel even tegen op te kijken, je vraagt je toch af wat ze kan en wat niet. Maar het viel honderd procent mee. Je moet alleen wat strakker sturen dan bij andere mensen. Je kan niet zeggen: hier heb je een stapeltje, leg dat even op volgorde. Je moet het in stapjes opdelen, zo van: je legt de nummers één tot tien hier, en dan tien tot twintig daar, en dan leg je uiteindelijk die stapeltjes weer op elkaar. Je moet daar iets meer de tijd voor nemen dan bij anderen, maar ik vind dat niet erg, het is ook leerzaam voor mezelf. Alleen als ik het zelf heel druk heb, is het wel eens moeilijk. Haar begeleider is hier niet altijd, omdat die tussen de jongeren heen en weer loopt, dat moeten we nog een beetje beter gaan afstemmen. Maar over het algemeen gaat het heel goed, ook op de afdeling. Aan haar zie of merk je verder niet zoveel, ze heeft gewoon haar eigen plekje, net als ieder ander. Al met al vind ik het een aanrader, je moet er wat extra tijd in stoppen, maar je krijgt er zeker ook wat voor terug”. Romano Michielsen hoopt dat er meer plekken op de universiteit zijn waar zijn pupillen terecht blijken te kunnen. “Eigenlijk hoop ik dat mensen dit lezen en denken: Goh, wij zouden bij ons ook wel zo iemand kunnen gebruiken”.

Geen steun voor selectie aan de poort

"Selectie aan de poort gebeurt al. Dat is het eindexamen VWO. Verdere selectie lijkt me niet zinvol. Dat gaat alleen maar een hoop extra kosten, zonder dat het iets oplevert." Aldus hoogleraar rechtsgeleerdheid Ton Hol in antwoord op een hem door het Ublad voorgelegde vraag.

Selectie aan de poort of bindend studieadvies? Die keuze begint zich steeds meer op te dringen nu de discussie over het selecteren van studenten in een stroomversnelling lijkt te raken. Terwijl staatssecretaris Nijs haar kaarten zet op scherpere selectie vooraf, opteert het Utrechtse college van bestuur voor het bindend studieadvies. Kennelijk heeft collegevoorzitter Van Rooy de stemming in Utrecht goed aangevoeld, want in tegenspraak met de trend die weekblad Vrij Nederland twee weken geleden signaleerde, wijst een royale meerderheid van de 150 Utrechtse hoogleraren die de vraag van het Ublad beantwoordden, selectie aan de poort met een royale meerderheid van de hand. Er waren ruim 500 hoogleraren benaderd.

Veel respondenten vinden met Hol dat het vwo in ons land al selectief genoeg is. "Waarom zouden we ineens moeten gaan selecteren", vraagt geograaf Rob van der Vaart zich af. "Is niet juist het hele vwo op de schop gegaan 'om de aansluiting te verbeteren op het vervolgonderwijs', en dat nota bene op aandrang van de universiteiten?"

Daar komt volgens veel respondenten bij dat er onvoldoende betrouwbare instrumenten bestaan voor selectie aan de poort. "Gebruikmaking van nieuwe extra selectie tests - IQ tests en de motivatietests waarover iedereen zo graag spreekt - moet eigenlijk verboden worden, bij gebrek aan wetenschappelijke rechtvaardigingsmogelijkheden", stelt psycholoog Willem Koops strijdlustig. Maar zover zal het wel niet komen, vreest socioloog Folkert Haanstra. "Helaas hebben wetenschappelijke argumenten tegen selectie aan de poort te weinig gewicht tegen de zogenaamd rationele argumenten van degenen die graag willen selecteren", constateert hij bitter.

Toch zijn er onder de respondenten ook voldoende voorstanders van een strengere selectie vooraf, vooral onder natuurkundigen, medici en hoogleraren diergeneeskunde. Hun wens wordt mede ingegeven door teleurstelling over het lage niveau en het gebrek aan werklust van veel studenten. "Ik besef dat velen van mijn collega's selectie aan de poort maar niks vinden en dat parate kennis bij aankomst geen goed criterium is," zegt fysicus Gerard ’t Hooft. "Mijn punt is dat er een duidelijk signaal naar de samenleving moet gaan dat er voor een studie een minimum aan bekwaamheid, belangstelling, toewijding en ijver nodig is. Dat signaal komt niet van zo'n studieadvies. Dan is het al te laat."

Zo’n vijftig hoogleraren delen die mening, maar ook respondenten die geen heil zien in selectie vooraf, klagen over het 'almaar zakkende niveau van de binnenkomende scholieren'. "Wellicht kunnen we beter energie steken in een goed vwo dan in een uitgebreide en dure selectieprocedure," suggereert wiskundige Ieme Moerdijk. Econoom Joop Schippers ziet een ander probleem, en wel dat door studenten zo slecht wordt gekozen. "Nu kiezen zij in belangrijke mate op niet-inhoudelijke gronden, zoals de ambiance van de stad. Wellicht zou het de moeite waard zijn als de Nederlandse universiteiten het geld dat zij uitgeven aan allerlei 'kraaltjes en spiegeltjes' en dure advertenties om scholieren te lokken, zouden investeren in goede diagnostische toetsen die scholieren in de gelegenheid stellen na te gaan of hun capaciteiten en motivatie passen bij de verwachtingen van een specifieke opleiding."

Net als veel van zijn collega’s kiest Schippers voor een bindend studieadvies na een jaar. Maar voor twintig hoogleraren is zelfs die optie op dit moment te streng. "Het bindend studie-advies kan alleen als wij ook voor 100 procent onze verantwoordelijkheden als universiteit waarmaken," vindt historicus Maarten Prak. "Ik zie op te veel plaatsen steken vallen om daar zeker van te zijn." Hij wordt bijgevallen door econoom Hans Schenk: "Aangezien bindende adviezen zeer ingrijpend zijn voor de toekomstmogelijkheden van de student, kunnen deze alleen maar rechtmatig gegeven worden indien de organisatie van het onderwijs en

de kwaliteit van de docenten optimaal zijn. Aan deze laatste voorwaarden is slechts zelden voldaan." En bovendien, stelt Van der Vaart is het geven van een bindend studieadvies toch eigenlijk een bewijs van armoede. "Zijn we als docenten zo slecht, dat we niet in staat zijn de studenten op het pad te houden als ze eenmaal binnen zijn?"

Onze studenten zijn lang niet zo ongemotiveerd als we denken, lijkt de onuitgesproken boodschap van Van der Vaart, die spreekt van 'een zwaar overtrokken discussie'. Ook Schenk ziet geen reden voor pessimisme. "We moeten niet vergeten dat Nederlandse studenten geen Amerikanen zijn. Die zijn grootgebracht in een cultuur die vooral het eigen belang centraal stelt. Onze studenten ontberen daarom nogal eens een beleggersmentaliteit, terwijl zij ook minder gemakkelijk zichzelf en anderen de maat nemen. Persoonlijk vind ik: dat is maar goed ook. Wellicht dat we ons vaker zouden moeten realiseren dat een systeem dat inderdaad meer Nobelprijswinnaars genereert, tevens op structurele wijze grootschalige armoede, alomtegenwoordige culturele pulp, onmetelijke arrogantie, de omvangrijkste financiële fraude per capita ter wereld, en verontrustende milieuverontreiniging voortbrengt."

Aan ruim vijfhonderd Utrechtse hoogleraren werd de volgende vraag voorgelegd:

Geeft u de voorkeur aan:

a) Selectie aan de poort plus een bindend studieadvies aan het eind van het eerste jaar

b) Uitsluitend selectie aan de poort

c) Uitsluitend een bindend studieadvies

d) Geen van beide methoden

a: 44

b: 10

c: 79

d: 19

* Vanwege een technische storing aan de server van Scheikunde zijn de hoogleraren van die faculteit in de enquête ernstig ondervertegenwoordigd.