Achtergrond

Irak

“Wanneer mag je zonder toestemming van de Verenigde Naties optreden in een ander land? Die vraag speelde rond de Kosovo-crisis, maar ook begin jaren negentig in voormalig Joegoslavië. Ook toen hebben we hierover een advies opgesteld. Niet alleen over wanneer humanitaire interventies mogen, maar ook hoe je je moet gedragen als je er eenmaal bent, en wanneer je je terug moet trekken. Als alles is geprobeerd om het probleem via de VN op te lossen en er groot direct gevaar is voor de fundamentele rechten van de mensen, door bijvoorbeeld genocide, dan kan gewapend ingrijpen geoorloofd zijn. Maar dan wel alleen door landen met een goede staat van dienst op het gebied van de mensenrechten. Ben je er eenmaal, dan mag je slechts proportioneel geweld gebruiken en moet je je houden aan de internationale verdragsregels. Het middel mag niet erger zijn dan de kwaal. En je beëindigt de actie op het moment dat er in het land een structuur is ontstaan die een democratisch stelsel garandeert en de naleving van mensenrechten waarborgt.”

Dat klinkt niet allemaal bijster van toepassing op de Verenigde Staten en de situatie in Irak.

“De VS hebben de afgelopen jaren niet echt getuigd van respect voor de naleving van de mensenrechten. De gevangenen die al twee jaar vast zitten in Guantánamo Bay zijn daar een voorbeeld van. En de afschuwelijke beelden die we de afgelopen weken hebben van het gedrag van Amerikaanse militairen tegenover Irakese gevangenen. Het is niet voor niets dat we stelden dat een land dat ingrijpt een goede staat van dienst moet hebben op mensenrechtengebied. De onthullingen in Irak ondermijnen de Amerikaanse missie enorm, en vormen de grootste valkuil deze tot een bevredigend einde te brengen. Want de Arabische en islamitische wereld zien de Amerikaanse actie nu nog meer als een militaire bezetting, en niet als een poging een eind te maken aan het menselijk leed onder het Saddam regime. De kloof tussen hen en de westerse wereld wordt zo steeds groter, en dat is één van de grootste bedreigingen voor de wereldvrede.”

In hoeverre heeft het advies van uw commissie een rol gespeeld bij de Nederlandse beslissing om naar Irak te gaan?

“In Nederland werd de politieke besluitvorming naar Irak te gaan vooral ingegeven door de wens de Amerikanen tegemoet te komen, op een moment dat Duitsland en Frankrijk felle weerstand boden tegen de VS. Een politieke beslissing waarbij de criteria zoals net geformuleerd nauwelijks ter sprake kwamen. Dat is allemaal snel gegaan en op basis van argumenten waarover niet goed is nagedacht. Die beslissing moeten we nog eens zeer goed tegen het licht houden. Niet dat we er nog iets aan kunnen veranderen, maar we kunnen er wel van leren voor een volgende keer.”

Wanneer is het tijd om ons terug te trekken uit Irak?

“Als er geen enkel perspectief is dat uiteindelijk de Verenigde Naties het mandaat van de troepen in Irak zullen bevestigen, moeten we wegwezen. Uiteindelijk zal alleen de betrokkenheid van de hele wereldgemeenschap bij Irak ervoor zorgen dat het niet een kwestie van 'het westen versus de arabische landen' is. Gelukkig neigen de Amerikanen naar meer betrokkenheid van de internationale gemeenschap. Daarover wordt in de onderhandelingen over de soevereiniteitsoverdracht veel gesproken. Hoewel niet duidelijk is wat de rol van de VN precies zal zijn, is Amerika wel tot inzicht gekomen dat de Verenigde Naties broodnodig zijn. Je had gewenst dat ze dat vanaf het begin hadden bedacht. Maar goed, dat is misschien de positieve kant van deze tragedie, dat de VS nu beseffen dat er in deze wereld buiten de VN om geen vrede en veiligheid te realiseren is. Het unilateralisme van Bush heeft zijn grenzen, en die komen ze tegen in Irak.”

Femke van Zeijl

‘In de tentamenweek sta je echt bol van de stress’

Studeren met een dubbele agenda

Marina van Dijke (23) is derdejaars muziekwetenschap en besloot om dit studiejaar ook met een studie psychologie te beginnen. “Ik had behoefte om op meerdere gebieden kennis op te doen,” vertelt ze. “En ik heb voor beide richtingen veel interesse. Er zit wel een verband tussen de twee studies. De therapie van de psychologie is emotie en met muziek ben je ook met emotie en gevoel bezig. Ik wil later wellicht in mijn beroep beide studies combineren, muziektherapie of zo. Dan kan ik mijn liefde voor beide in kwijt.“

Het is volgens Marina niet zo dat ze de hele dag aan studeren kwijt is. “Het is best te doen. Af en toe heb je wel tijdgebrek en is het schipperen tussen de twee studies maar het is een zaak van goed plannen. In tentamentijd is het wel heel erg stressen. Dan is het even alles op alles zetten en daarna uitblazen. Maar ik heb tot nu toe alles gehaald en ik heb nog genoeg tijd voor hobby’s. Ik maak ook gewoon tijd vrij om bijvoorbeeld piano te blijven spelen want dat maakt mij ook heel gelukkig. “

In de trein van Amsterdam naar Utrecht zit Jaap Burger (21). Naast zijn studie politicologie aan de Vrije Universiteit in de hoofdstad studeert hij ook sinds dit jaar Duits in Utrecht. Behalve een tweede studie heeft Burger dus ook nog een treinreis als extra obstakel. “Ik wil graag in Berlijn studeren dus de Duitse taal lijkt mij handig om goed te leren. En ik vind het prettig om verbreding te zoeken; verder te kijken dan de grenzen van mijn eigen vakgebied.”

Het is volgens Burger soms een heel geregel om de twee studies te combineren. “Vooral als colleges op hetzelfde tijdstip vallen. Dan moet ik mijn hele rooster omgooien. Of als ik in dezelfde week voor beide studies opdrachten in moet leveren. Dan is het wel hard werken.” Ook Burger merkt dat het wel meevalt met de studielast. “Zonder reistijd ben ik aan beide studies 25 uur per week kwijt. Maar het is wel zo dat ik niet alles nauwkeurig lees. Ik beperk mij tot de hoofdlijnen en probeer de bijzaken weg te filteren om zo efficiënt te werken.”

Burger stelt dat hij zeker voordeel heeft van beide studies. “Het is leuk om te zien dat je op wetenschappelijk onderzoek verbanden merkt tussen beide studies. Ik krijg een bredere blik op wat ik doe.” Dat merkt Marina Van Dijke ook. “Mijn eigen ontwikkeling heeft er zeker baat bij. Het is nu niet zo eenzijdig.“

Jane de Graaf (19) heeft ook op meerdere gebieden ambities. Ze wil advocate worden en studeert daarom rechten. Maar ze wil ook graag goed de Duitse taal en cultuur leren kennen en volgt daarom ook de studie Duits. “Rechten is mijn eerste keuze. Maar ik heb van mijn vijfde tot aan met mijn eindexamen als buitenlandse in Duitsland gewoond en ken de Duitse taal dus al goed, maar mijn opleiding aan een internationale school heeft mij ervan weerhouden de Duitse cultuur door en door te leren kennen. En via deze weg kan ik zo ook makkelijker een rechtenstage gaan lopen in Duitsland.”

Jane herkent de tentamendrukte die de andere studenten noemen. “In de tentamenweek sta je echt bol van de stress maar los daarvan is het goed te doen. Je moet het zelf goed bijhouden en als je echt gemotiveerd bent, dan kan het. Je moet natuurlijk niet blijven pitten tot twaalf uur. Je moet proberen verloren uren op te vullen, dus ik ga om acht uur mijn bed uit. En in tentamentijd sta ik weleens om vijf uur ’s ochtends op sta. Maar dat komt sporadisch voor, hoor,” lacht ze. “Ik denk dat ik aan 25 uur studietijd per week kom,” vervolgt ze. “Maar ik zwem ook nog en ik ben lid van Unitas, dus er is genoeg ontspanning. En als mijn vriendinnen mij bellen om ergens een biertje te gaan drinken, kan ik altijd nog steeds mee.”

Begeleiding

In het vorige studiejaar stonden 1835 studenten ingeschreven bij een tweede studie. 468 studenten stonden ingeschreven bij dezelfde faculteit als hun eerste studie. 1367 studenten volgden een tweede studie bij een andere faculteit.

Op de universiteit is geen aparte coördinator aangesteld die studenten met een dubbele studie begeleid. Iedere student kan terecht bij zijn of haar studieadviseur. Bram van Iterson, studieadviseur bij rechtsgeleerdheid, de faculteit waar de meeste studenten (328) van de universiteit staan ingeschreven bij een tweede studie, is voorzichtig bij het aanraden van een tweede studie. “Ik en mijn collega's vertellen de studenten dat zij eerst moeten proberen hun hoofdstudie goed op orde te krijgen. Mochten zij dan nog tijd over hebben, dan kunnen ze aan een tweede studie beginnen. Maar er zijn genoeg afhakers die de studies door tijdgebrek of het verplichte onderwijs niet meer konden combineren. De student moet wel talentvol zijn, willen wij een tweede studie aanraden.”

De studenten maken weinig gebruik van de optie om de studieadviseur te benaderen. Jaap Burger: “Ik heb met mijn studieadviseur en tutor weinig contact en dat is ook nog niet nodig geweest.”Ook Marina Van Dijke en Jane de Graaf hebben weinig behoefte aan begeleiding. Marina van Dijke: “Ik heb geen contact met mijn begeleider. Ik ben ook wel eigengereid. Ik weet zelf wel goed wat ik moet doen.” Van Iterson erkent dat de begeleiding voor de studenten met twee studies niet intensief is. “Ik snap dat het voor een student soms ook moeilijk te bepalen is bij welke studieadviseur van welke studie hij of zij het beste terecht kan. Als de universiteit de tweede studie nadrukkelijk gaat promoten dan is het wellicht verstandig om de mogelijkheid te bieden om een coördinator aan te stellen voor de studenten met twee studies. Ik vraag mij wel af wat de betreffende coördinator dan precies gaat doen, gelet op de diversiteit aan studies. "

Het is natuurlijk niet altijd gemakkelijk om een studie erbij te doen. Dat ondervond ook Rik de Groot (20). Hij is tweedejaars diergeneeskunde en schreef zich dit studiejaar ook in voor natuurkunde, maar door drukte is het bij één hoorcollege gebleven. “Ik dacht dat het wel zou lukken maar dat viel tegen. In het eerste jaar had ik tijd over maar het tweede jaar is drukker, ik heb er een volle werkweek aan met veel college. Ik heb er nog geen tijd voor gehad.” Toch heeft De Groot nog wel de ambitie om de studie nog een keer op te pakken. “Wellicht van de zomer of anders volgend jaar. En na mijn vierde jaar heb ik toch een wachttijd voor mijn co-schappen dus dan kan ik ook nog vakken volgen. Want ik vind de studie wel interessant.”

Ook Lai Mei Tang (23) ondervond de zwaarte van een tweede studie. In haar tweede jaar combineerde ze geochemie met twee vakken van scheikunde, de studie waar ze het eerste jaar al van had afgesloten. “De combinatie was vrij zwaar. Het is niet te doen om in een tentamenweek bijvoorbeeld vijf tentamens te halen. Het lukt alleen met netjes plannen.” Tang haalde naast 40,5 studiepunten voor geochemie, ook beide vakken van scheikunde maar besloot toch alleen verder te gaan met haar scheikundestudie. Ze heeft geen intentie om nog een keer met een tweede studie te beginnen. “Als het goed is studeer ik in december af en ik denk niet dat ik dan nog iets aan geochemie ga doen, want het heeft toch niet helemaal mijn interesse. Toch raad ik een tweede studie wel aan. In mijn geochemiestudie heb ik ook dingen geleerd die ik in mijn scheikundestudie kon toepassen. En extra kennis is altijd handig.”

Nijs helpt niet mee

Staatssecrataris Nijs van onderwijs stimuleert de tweede studie niet. In het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (Hoop) zegt zij dat de overheid voortaan een extra studie niet meer zal subsidiëren. De staatssecretaris geeft toe dat de studenten die meerdere studies doen, zich beter zouden moeten kunnen ontplooien, maar ze vindt niet dat het Rijk dat moet betalen. Ze meent dat de student er zelf het meeste profijt van heeft.

Op dit moment doen zo'n 10.000 studenten in Nederland een extra studie. Nijs wil de 'excellente' studenten nog wel tegemoetkomen, door hen maar één keer collegegeld te laten betalen voor al hun studies. Voor de overige extra kosten zouden de studenten zelf moeten opdraaien. “ Een stom plan,” volgens Jaap Burger. “Een tweede studie moet juist meer aangemoedigd en minder belemmerd worden. Ik vind het juist een goede verbreding voor de wetenschap. Het kan voor mij wel een reden zijn om met mijn tweede studie te stoppen want twee keer collegegeld betalen is voor mij te veel.”

De andere studenten met een tweede studie zijn het met Burger eens en betwijfelen of zij ook met hun tweede studie door zullen gaan als die niet meer door het Rijk bekostigd wordt. Marina van Dijke. “Het zal haast wel onbetaalbaar worden.” En Rik de Groot. “Je ontwikkelt je als student juist breed maar als dit plan er doorkomt dan zal ik dat financieel niet kunnen redden.” Studieadviseur Van Iterson heeft op voorhand geen bezwaar tegen de plannen. “Een student met een tweede studie zal over het algemeen meer tijd nodig hebben voor zijn studie. Ik vind het dan ook niet onlogisch dat hij meer betaalt omdat hij toch gebruik maakt van dubbele diensten.”

Rins van Kouwen

'Ik ben al blij als ik per jaar één goed idee heb'

Akademiehoogleraar Hans Duistermaat, zondagskind in de wiskunde

Erik Hardeman

Het is maart 2003 en in zijn werkkamer heeft Hans Duistermaat de verslaggever van het Ublad zojuist uitgelegd hoe het werk van Utrechts aanstaande eredoctor Alan Weinstein te begrijpen. Om de zaak aanschouwelijk te maken, gebruikt Duistermaat het voorbeeld van een in de ruimte zwevende bol, maar als dat voorbeeld een week later wat al te letterlijk in het concept-artikel terugkeert, gaat er een streep door de betreffende passage. Zo praktisch zit wiskunde helaas niet in elkaar.

Het verhaal illustreert niet zozeer de gebrekkige capaciteiten van Hans Duistermaat als docent, want daar is niets mis mee. Niet voor niets werd hij in 2002 door zijn studenten voorgedragen voor de titel ‘universitair docent van het jaar’. Nee, de anekdote maakt vooral duidelijk hoe lastig het is om de abstracte, alleen naar zichzelf verwijzende wereld van wiskundige stellingen, vergelijkingen en bewijzen voor buitenstaanders inzichtelijk te maken. Toch is het juist dat strenge, ‘besloten’ karakter dat het vak voor Duistermaat zo interessant maakt.

“In feite is het heel opmerkelijk dat de wiskunde nieuwe kennis kan genereren, want alles wat je ontdekt, ligt al besloten in je uitgangspunten. De hele Euclidische meetkunde, waaraan onder meer de sterrenkunde haar ontwikkeling heeft te danken, komt voort uit vijf tamelijk basale axioma’s zoals het axioma dat twee rechte lijnen die niet parallel lopen elkaar in één en niet meer dan één punt snijden. Het wonderlijke van de wiskunde is echter dat je vanuit zo’n simpele basis uiterst gecompliceerde stelsels van vergelijkingen kunt afleiden, zonder welke de huidige bètawetenschap volstrekt ondenkbaar zou zijn.

“Wat mij met name boeit, is dat je tot die resultaten kunt komen uitsluitend door heel streng en systematisch te redeneren. In elke andere tak van wetenschap wordt de geldigheid van een theorie bewezen door experimenten uit te voeren. Je bent daarbij afhankelijk van natuurwetten, waarop je geen invloed kunt uitoefenen. In de wiskunde bestaan geen experimenten en natuurwetten. Bij ons geldt alleen het denken. De vraag of een stelling geldig is kan uitsluitend worden beantwoord door het bewijs logisch af te leiden uit eerder bewezen stellingen. Dat kan leiden tot gedachtenconstructies van grote schoonheid. Dat zuivere aspect van de wiskunde spreekt mij erg aan.”

Hij trof op de HBS in Vlaardingen veel inspirerende leraren, maar juist zijn wis- en natuurkunde docent was er één van dertien in het dozijn. “Het meest is mij onze scheikundeleraar bijgebleven. Hij was gesjeesd als student, maar van óns eiste hij het maximale. Hij vond zelfs dat we uit de leerboeken ook de kleine lettertjes moesten leren, want zei hij: daar gebeurt het, daar vind je de vernieuwing. Dat accepteerden we omdat hij tegelijkertijd een enorm populaire bink was. Ik weet nog goed dat hij als een van de eersten in onze omgeving televisie had en dat hij onze hele klas in 1958 op zijn kamer uitnodigde om naar het WK voetbal in Zweden te kijken. Dat was het WK dat Brazilië won met onder andere Pele in de voorhoede.”

Toch koos Hans Duistermaat voor de wiskunde, die hem in Utrecht vooral greep dankzij de befaamde hoogleraar Freudenthal. “Toen ik in 1959 ging studeren, telde ons instituut twee hoogleraren: Van der Blij en Freudenthal. Van der Blij was bij iedereen populair, maar Freudenthal bedreef de wiskunde op een manier die mij aansprak. Eigenlijk was hij helemaal niet zo’n goede docent. Hij gaf heel weinig informatie en leek vaak in raadselen te spreken. Soms gaf hij alleen maar een schets van een bewijs en dan moest je het als student verder zelf maar uitzoeken. Didactisch zat zijn onderwijs gewoon niet goed in elkaar, maar als je eenmaal begreep waar het over ging, merkte je al snel dat hij dacht in heel duidelijke structuren. Voor Freudenthal was wiskunde een zaak van uiterst strak en precies redeneren. Daar voelde ik mij bij thuis.”

Hij studeerde in 1965 af en kon vrijwel meteen aan de slag als assistent, omdat net op dat moment de studentenaantallen fors begonnen toe te nemen. Nog voor zijn promotie kreeg hij al een vaste baan aangeboden, die mede was bedoeld om hem uit dienst te kunnen houden. “In zekere zin ben ik een zondagskind”, zegt hij wijzend op de voorspoedige start van zijn loopbaan. Maar ook verder liet het geluk hem niet in de steek. Vooral zijn besluit om na zijn promotie een jaar naar Zweden te gaan, bleek een schot in de roos

“Ik had de Shell-prijs gewonnen en het geld besteedde ik aan een verblijf op het instituut van de Zweedse wiskundige Hörmander in Lund. Hörmander had toen net een nieuwe hypothese ontwikkeld over de manier waarop golven met een hoge frequentie – bijvoorbeeld lichtgolven - zich voortplanten. Die hypothese wilde hij uittesten door er voor een klein groepje studenten en medewerkers een jaar lang college over te geven. Fantastisch was dat. Als het ware voor onze ogen werd een heel nieuwe, revolutionaire theorie geboren, die dat jaar resulteerde in een baanbrekend artikel. Ik had bovendien nog het geluk dat die theorie betrekking had op de differentiaal meetkunde, die ik net daarvoor op eigen houtje had bestudeerd. Ik kwam dus goed beslagen ten ijs.

“Kennelijk was dat hem opgevallen, want na dat jaar zei hij tegen me: ik wil eigenlijk nog een artikel schrijven, maar dit jaar heeft mij behoorlijk uitgeput. Als jij me helpt met schrijven, kun je mijn co-auteur worden. Dat was voor een beginnende onderzoeker echt een buitenkans. Ik heb dat jaar als een idioot zitten werken en na negen maanden had ik een kant-en-klaar manuscript, dat ik hem heb toegestuurd. Toen ik het na een paar weken terugkreeg was het alsof er een wereld voor me openging. Ik herkende de inhoud nog wel, maar alles was zoveel beter en eleganter opgeschreven en uitgewerkt dan in mijn eigen versie, dat het wel een nieuw stuk leek.”

Wat Hans Duistermaat hoopte, gebeurde. Het artikel had succes en werd veel geciteerd. Daarmee was zijn naam internationaal gevestigd. Toch koos hij in 1974 voor een hoogleraarschap in Utrecht. Heeft hij nooit de aanvechting gevoeld om naar de VS of elders te vertrekken? De vraag verbaast hem min of meer. “Waarom zou ik? We zijn in Utrecht dan misschien geen absolute wereldtop, maar we blazen ons partijtje echt wel mee. Utrecht heeft echt een voortreffelijk wiskundig instituut, waar ik prima kan werken. Maar daar komt bij dat ik mijn beperkingen ken. De echte toppers op mijn gebied hebben per jaar zoveel goede ideeën dat ze wel op een groot instituut moeten werken. Ze hebben een school van medewerkers nodig om al hun ideeën uit te werken. Zo goed ben ik niet. Ik ben al blij als ik per jaar één goed idee heb. Dat kan ik vervolgens in alle rust uitwerken en dat gaat in Berkeley echt niet beter dan in Utrecht.”

Opmerkelijk aan de loopbaan van Duistermaat is de grote variatie aan onderwerpen die hij heeft bestudeerd. Niet zelden bleken zijn resultaten uiterst bruikbaar voor fysici en andere experimentele wetenschappers. Zo kreeg het seismisch onderzoek dat met behulp van geluidsgolven de structuur van de aardkorst in kaart probeert te brengen, een forse impuls dankzij de door Duistermaat ontwikkelde wiskunde van golfbewegingen. Veel van dat werk gebeurt in eenzaamheid, maar dat wil niet zeggen dat samenwerking met collega’s voor een wiskundige niet belangrijk is, benadrukt hij.

“Ik werk hier in Utrecht veel samen met Richard Cushman. Hij is typisch iemand die graag naar speciale gevallen kijkt, terwijl ik meer geneigd ben om ideeën systematisch uit te werken en naar algemene principes te zoeken. Natuurlijk gebeurt veel van ons werk achter de PC, maar als we elkaar tegenkomen kan ook meteen het hele gebouw van onze discussies meegenieten.”

Om zijn fascinatie voor het vak te illustreren haalt Duistermaat een ander hoogtepunt uit zijn loopbaan naar voren. “In de jaren tachtig heb ik samengewerkt met Alberto Grünbaum, ook zo iemand die de ene inval na de andere kreeg. Op een gegeven moment kwam hij op de proppen met een gedachte die mij aperte onzin leek. Maar uiteindelijk overtuigde hij mij van het feit dat het misschien toch kon werken. Ik ben toen gaan proberen het bewijs te leveren en daar ben ik echt maanden onafgebroken mee bezig geweest. Op zo’n moment word je volledig in beslag genomen door zo’n probleem. Dan gaat het denken vrijwel dag en nacht door, niet altijd bewust, maar onbewust ben je er voortdurend mee bezig. Af en toe droom je zelfs dat je de oplossing hebt gevonden. Toen ik het bewijs uiteindelijk rond had, was ik doodmoe. Het was echt een tour de force geweest. Grunbaum was enthousiast en wilde doorgaan, maar ik heb vriendelijk voor de eer bedankt. Ik had er gewoon de fut niet meer voor. Zo inspannend kan wiskunde zijn. Maar tegelijkertijd voelde ik me geweldig dat het gelukt was.”

Aantoonbaar fout

Ondanks zijn leeftijd zijn er nog genoeg problemen die Hans Duistermaat wil aanpakken en hij is de KNAW zeer dankbaar dat hij daar nu de kans voor krijgt, al moest hij wel een beetje grinniken om de ronkende taal, waarmee hij tot beste Nederlandse wiskundige van dit moment werd gepromoveerd. “Klets’, is zijn kernachtige commentaar, “aantoonbaar fout. Je kunt hoogstens zeggen dat ik de beste Nederlandse wiskundige ben van 61 of ouder. Maar ja, dat krijg je van die onbedwingbare neiging in Nederland om alleen nog maar in termen van top te denken. In zekere zin is mijn benoeming tot Akademiehoogleraar daar natuurlijk ook een uiting van. Maar daar staat tegenover dat uit de twee ton die ik jaarlijks krijg het salaris van een jonge onderzoeker kan worden betaald, terwijl de faculteit bovendien mijn salaris niet meer hoeft te betalen en met dat geld dus een opvolger voor mij kan aanstellen.

“Dat geeft mij hoop, want dat de wiskunde in Nederland nu zo sterk is, hebben wij niet te danken aan een overheid die zich uitsluitend op een handvol toppers richtte, maar aan een overheid die in de jaren zestig en zeventig zorgde voor genoeg geld om in de volle breedte talentvolle mensen aan te stellen. Die mensen, zoals ik, kregen bovendien de vrijheid om te doen waar ze goed in waren, zonder dat zij van te voren hoefden te vertellen waar zij zouden uitkomen. Gelukkig maar, want ik heb in mijn loopbaan genoeg problemen bestudeerd die ik niet heb kunnen oplossen.”

Bijna veertig jaar is Duistermaat nu met fundamenteel-wiskundige problemen bezig, maar zegt hij, het had gemakkelijk anders kunnen lopen. “Ik heb van jongs af aan geschaakt en in mijn jeugd was ik een redelijk grote belofte. Zo speelde ik in 1959 op het Nederlands jeugdkampioenschap onder anderen tegen Coen Zuidema en Hans Ree, die later allebei grootmeester zijn geworden. Ik eindigde daar in de middenmoot, maar dat kwam vooral omdat ik geen ochtendmens ben. Ik won alle avondwedstrijden, maar helaas werd er ook ’s ochtends gespeeld en die partijen heb ik allemaal verloren.

“Een tijdlang ben ik de wiskunde en het schaken blijven combineren, maar rond mijn 24e merkte ik dat mijn ontwikkeling op het schaakbord begon af te vlakken terwijl ik als wiskundige bleef groeien. Toen heb ik voor de wetenschap gekozen. Met veel studie en hard werken had ik als schaakprofessional misschien het niveau van Hans Ree kunnen halen. Maar voor de echte top kwam ik tekort. Ik ben overigens blijven schaken en werd in 1971 met schaakclub Utrecht landskampioen. Maar als ik zie hoe mijn loopbaan is verlopen, ben ik heel blij dat ik indertijd voor de wiskunde heb gekozen.”

'Beste kindertelefoon, ik weet niet hoe ik moet zoenen'

Student-vrijwilligers over 25 jaar Kindertelefoon Utrecht

Floor Tinga

De jongens die eerder tegen de muren van de kerk aan het voetballen waren, worden door vierdejaars studente Rianneke van der Gaag (23) en haar twee collega-vrijwilligers uitgenodigd om een kijkje te komen nemen in de omgebouwde stadsbus. Via de zijdeur komen de jongens en meisjes van een jaar of tien de vrolijk versierde bus binnen. "Wauw, laptops!" klinkt er enthousiast. Als vliegen op stroop storten de kinderen zich op de schootcomputers. Hier kunnen ze alles ontdekken over de site van de Kindertelefoon.

"Dat de kindertelefoon nu nog zou bestaan, hadden wij in 1979 nooit kunnen bedenken", vertelt de initiatiefnemer van de kindertelefoon Utrecht Bert Feijtes. Feijtes richtte in 1979, tijdens het internationale jaar van het kind, met een paar andere pedagogiekstudenten de Kindertelefoon op. "We deden het naar aanleiding van de 'Sorgentelefon' die in Duitsland zijn oorsprong vond. Amsterdam was ons net een paar maanden voor. We begonnen met 21 vrijwilligers en één coördinator. We beschouwden onszelf echt als een actiegroep. Aan de ene kant hadden we de kindertelefoon en aan de andere kant stelden we de problemen van kinderen aan de orde bij pers en overheid. We waren één grote familie. Ik studeerde destijds sociale pedagogiek en ben in 1982 afgestudeerd op het onderwerp 'de kindertelefoon'."

'Beste kindertelefoon, ik weet niet hoe ik moet zoenen' leest een van de jongens vanachter de laptop aan zijn vriendjes voor. "Hé Rik, jij hebt toch al eens getongd?" Met z'n allen buigen ze zich over de problemen van een kinderleven. Ondertussen vraagt Van der Gaag aan de kinderen om zich in de zithoek te verzamelen. "We hebben een quiz gemaakt, zodat de kinderen op een speelse manier leren wat de openingstijden van de telefoon zijn en waarvoor ze kunnen bellen", vertelt de studente. Met moeite zijn de jongens en meisjes bij de laptops weg te slaan, maar als de vrijwilligster over prijzen begint, blijkt er toch wat meer animo te zijn.

Erkenning

Tijdens de quiz merkt de studente op dat de meeste kinderen nog moeite hebben met het begrijpen van het woord 'anoniem'. "Voor dat soort onduidelijkheden blijkt de quiz een uitstekend middel."

Vijf jaar na de oprichting vond de kindertelefoon erkenning bij de overheid. Inmiddels hadden de andere provincies ook al een kindertelefoon. E. Brinkman, destijds minister van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur, sprak van "misschien wel de enige instelling waar kinderen zelf naar toe durven gaan met hun vragen en problemen, wanneer zij die in hun eigen omgeving niet kwijt kunnen."

Feijtes is nog steeds trots op deze positieve reactie van het ministerie. Zelfs de Koningin heeft in dat jubileumjaar een briefje gestuurd naar de kindertelefoon met haar dankbetuiging. Natuurlijk zorgde die erkenning ook voor structurele subsidiegelden van het Rijk en de gemeenten.

"Ik begrijp de blijvende populariteit alleen niet zo goed. Alle kinderen hebben immers chat, internet en mobieltjes, maar toch worden er nog zo'n 120.000 gesprekken per jaar via de kindertelefoon gevoerd. De anonimiteit maakt waarschijnlijk het grote verschil, dat kinderen toch de kindertelefoon verkiezen boven andere mogelijkheden van contact."

De hele middag zijn er kinderen die in en om de bus rondhangen. Met een tevreden lach kijkt Van der Gaag toe. "Het belangrijkste is om naar de kinderen te luisteren en ze altijd serieus te nemen. Zelfs als een kind mij in de maling neemt, blijf ik serieus. Ik merk ook dat kinderen dat waarderen. Ze leren dat ze op de kindertelefoon kunnen vertrouwen. Minstens zo belangrijk is dat we ze zelf met oplossingen laten komen. Natuurlijk draag ik als vrijwilliger wel ideeën aan als een kind geen raad weet, maar het voornaamste is dat het kind zelf een oplossing bedenkt voor zijn probleem."

Vrijwilliger word je trouwens niet zomaar. Eerst heb je een selectieweekend en daarna heb je nog een maand lang iedere week een training en een dienst waarbij je leert hoe je met bepaalde problemen van kinderen om moet gaan, zoals echtscheiding, rouw, verliefdheid, seksualiteit en mishandeling.

"Kinderen hoeven trouwens niet per se problemen te hebben om de kindertelefoon te bellen. Ze kunnen ook bellen als ze een vrolijk verhaal willen vertellen of zich gewoon vervelen. Ik probeer dat ook telkens weer duidelijk te maken wanneer ik op de bus werk. Veel kinderen en vooral ouders denken nog dat de kindertelefoon er alleen is als je ernstige problemen hebt", vertelt Van der Gaag.

Bij een willekeurige rondvraag blijken de meeste kinderen bij de Nooduitgang dan ook nog nooit met de kindertelefoon gebeld te hebben. "Of ik ooit gebeld heb? Nee hoor. Ik word wel iedere dag gepest, maar dan pest ik gewoon terug", vertelt de tienjarige Andries.

"Ik denk dat sommige kinderen het niet vertellen als ze wél gebeld hebben, het klinkt namelijk niet stoer", aldus Van der Gaag. Al sinds de oprichting van de kindertelefoon blijkt dat er meer meiden bellen dan jongens. "Mogelijk omdat meisjes toch iets makkelijker over hun gevoelens praten", zegt Feijtes.

Afspraakje

Bij de telefoondienst op het kantoor van de kindertelefoon Utrecht rinkelen de telefoons aan één stuk door. "Nu de bus op tournee is, merk je wel dat het ineens veel drukker is op de kindertelefoon", vertelt Marijke van Aken (22). De derdejaars geneeskunde werkt sinds enkele maanden bij de kindertelefoon. "Net belde er een meisje van tien dat bang was om uit logeren te gaan. Ze was al meerdere keren door een vriendinnetje van haar uitgenodigd, maar durfde niet. Ik heb samen met haar de voor- en nadelen van het logeren doorgenomen en uiteindelijk kwam ze er op uit dat ze het wil gaan proberen."

Van Aken heeft bewust gekozen voor de kindertelefoon: "Tijdens mijn opleiding krijg ik heel veel communicatievakken aangeboden, maar die zijn allemaal gericht op volwassenen. Omdat ik er aan zit te denken om kinderarts of huisarts te worden, wil ik goed leren communiceren met kinderen. Ik mis dat in mijn opleiding. Sowieso heeft de kindertelefoon mij altijd al gefascineerd. Ik heb er zelf nooit naar gebeld, maar ik wist al langer dat ik vrijwilliger wilde worden. Ik vind het ontzettend interessant werk, omdat ik mij goed leer te verplaatsen in de wereld van kinderen. Ik weet nu bijvoorbeeld het onderscheid te maken tussen de leefwereld en gedachtegang van een achtjarige en een twaalfjarige."

Ook Feijtes beaamt dat hij veel van het werken met kinderen geleerd heeft. "Wat mij het meest is bijgebleven uit de tijd dat ik bij de kindertelefoon werkte, was om zelf ook te handelen naar de adviezen die ik gaf. Zo stimuleerde ik kinderen die belden over verliefdheid altijd een manier te vinden om die persoon te benaderen. Je moet vooral niet te lang om een verliefdheid heen blijven draaien, want dan wordt het alleen maar heel erg zwaar en beladen. Ik adviseerde ze een afspraakje te maken om bijvoorbeeld samen naar de film te gaan. Totdat ik zelf een keer hopeloos verliefd was geworden. Toen merkte ik ineens hoe moeilijk het was om af te stappen op degene waar je verliefd op bent. Op den duur dacht ik: 'Bert, kom op, ik adviseer het die kinderen ook.' Dus ben ik op een middag bij haar langs gegaan. Uiteindelijk is het niets geworden, maar ik was toch blij dat ik daad bij woord had gevoegd."

Ondertussen zijn de kinderen van het jongerencentrum druk in de weer met het schrijven van gedichten, chatten op de site en schrijven in het gastenboek. Andries is ook overstag. De stoere buitenkant heeft plaatsgemaakt voor zijn gevoelens en samen met zijn vriendje Rik schrijft hij over zijn pestprobleem op de site. "Ze noemen me vaak bosaap en ik heb ADHD, dus dat is niet leuk", vertelt hij met een frons op zijn gezicht. "Maar hoe schrijf je ook alweer anoniem?"

Studerende vaders en moeders

'We vinden het een groot voordeel om jong kinderen te krijgen'

Studente met man en dochter

Abigail Leenhouwers-Brinkman (23) is eerstejaars Taal en Cultuurstudies in Utrecht en heeft een dochter van 1,5 jaar die Salomé heet.

"De eerste zes maanden was ik helemaal kapot van het slaapgebrek, maar ik zou nu niet anders meer willen. Mijn man Dennis en ik hadden ons helemaal op de komst van Salomé voorbereid. We stonden lang genoeg ingeschreven bij de woningbouwvereniging voor een huis, Dennis werkte fulltime en ik deed een studie algemene culturele wetenschappen die ik vanuit huis kon doen. Bovendien hadden we een backup plan gemaakt in het geval van een scheiding of het overlijden van één van ons.

"Toen Salomé er eenmaal was, liep het al gelijk anders dan we in wezen gepland hadden. Door een reorganisatie van de woningbouwvereniging moesten we ineens drie keer langer wachten op een huis en bleek dat Dennis toch niet zo tevreden was met zijn werk. Op zo'n moment moet je gewoon flexibel zijn. We hebben een huis gekocht - dat kon gelukkig - ik ben voltijds gaan studeren en Dennis is nu fulltime huisvader.

"Je kunt je daarom nooit helemaal voorbereiden op het ouderschap. Ook al raadpleeg je nog zoveel boeken en tijdschriften over baby's, je weet pas hoe het is als je het hebt ervaren. Wij vinden het zelf een groot voordeel om jong kinderen te krijgen,zodat de kinderen ook weer vroeg de deur uit zijn. Wij doen daarbij alles zelf en willen niet afhankelijk zijn van kinderopvang. Als ik met Dennis naar de film wil, dan gaat Salomé naar mijn schoonzus of naar mijn moeder.

"Natuurlijk heb ik in het eerste jaar dat ik thuis studeerde Salomé ook wel eens achter het behang willen plakken, maar tegelijkertijd hou ik zielsveel van haar. Een kind erbij geeft mijn relatie een extra dimensie. Waar ik niet zo goed tegen kan, zijn de vooroordelen tegen jong ouderschap. Sommige mensen benaderen je dan met medelijden. Ik zie er nog vrij jong uit, dus dan wordt snel gedacht dat ik een tienermoeder ben zonder een doel in het leven. Maar ik heb juist bewust gekozen voor het ouderschap.

"Voor Salomé kwam heb ik verschillende studies uitgeprobeerd, gereisd en gewerkt. Ik heb dus al genoeg gezien en ervaren om nu te kunnen genieten van het huisje-boompje-beestje leven. Daarnaast vind ik het heerlijk om buiten de deur te kunnen studeren en lekker veel te leren over taal en cultuur."

Student met twee tieners

Ben Brandenburg (43) is eerstejaars cognitieve kunstmatige intelligentie en heeft twee kinderen. Minke is bijna 13 en Jop is 10.

"Ik ben co-ouder. Dat heeft als voordeel dat ik zo'n drie dagen per week mij volledig op mijn studie kan richten. Met de kinderen erbij merk ik dat het wel moeilijk is om mij te concentreren. Gelukkig heb ik schatten van kinderen die rekening met mij willen houden als ik moet blokken voor een tentamen. Hiervoor heb ik ruim twaalf jaar voor de Universiteit Utrecht gewerkt in de IT. Wegens bezuinigingen stond mijn baan sinds januari 2004 op de tocht. Ik had nog twintig maanden lang her en der 'klusjes' kunnen doen, maar ik heb er voor gekozen het geld uit te laten betalen en in plaats van werken een tijdje te gaan studeren.

"Kinderen en studie zijn goed te combineren, doordat je als student vrij flexibel bent. Ik kan bijvoorbeeld overdag iets met de kinderen doen en 's avonds studeren. Eén keer is Jop zelfs meegeweest in de collegebanken omdat ik geen oppas kon vinden. Daar wordt gelukkig helemaal niet moeilijk over gedaan. Mijn kinderen zitten over het algemeen overdag op school, dus dat scheelt ook. Ik hoef geen opvang meer voor ze te regelen via de universiteit. Mijn ex-vrouw en ik regelen het onderling. Het komt voor dat ze 's ochtends bij haar zijn en 's middags weer bij mij. Het is een hoop geregel, dat wel. De activiteiten die buiten school worden georganiseerd, zoals lezingen en symposia, moet ik meestal aan mij voorbij laten gaan. Ik heb de kinderen maar een aantal dagen in de week, dus dan wil ik er ook voor ze zijn.

"Het is een misvatting dat je kinderen maar overal mee naar toe kunt nemen. Je zult wat van je eigen vrijheid moeten inleveren. Ik denk dat sommige ouders die consequentie nog niet zo goed inzien. Je kind meenemen naar het café is namelijk niet altijd leuk voor het kind zelf. Als ik iets met mijn kinderen onderneem, doe ik iets met ze wat zij ook leuk vinden. Voor mijn dertigste had ik het veel te druk met het ontdekken van de wereld. Ik vond het belangrijk om eerst de wereld te verkennen, voor ik aan kinderen begon. Of ik mijn studie afmaak? Ik denk het niet. Ik doe dit nu omdat ik het leuk vind en wat extra verdieping wil. Op den duur is het geld op en moet ik weer fulltime gaan werken. Voor het papiertje hoef ik het niet te doen."

Ben: 'Het is een misvatting dat je kinderen maar overal mee naar toe kunt nemen'

Studente met man en twee kinderen

Lenneke Lucassen (29) is vierdejaars cognitieve kunstmatige intelligentie en heeft samen met haar werkende man twee kinderen: zoon Erin van vijf en dochter Lyanne van 1,5.

"Eerst dacht ik altijd: 'eerst studeren, dan werken en dáárna pas kinderen krijgen'. Ik heb het toch anders gedaan. Ik ben eerst gaan werken, heb een kind gekregen en ben tegelijkertijd begonnen met studeren. Ik was 24 toen ik Erin kreeg.

"Het is een voordeel om jong kinderen te krijgen, omdat je dan lichamelijk fitter bent en nog geen vastgeroeste gewoontes hebt ontwikkeld. Ik ga bijvoorbeeld 's zomers met mijn zoontje skaten. Dat kan gewoon. Ook ben ik toekomstgerichter gaan leven sinds ik kinderen heb. Vroeger dacht ik niet zo serieus over mijn toekomst na, maar nu vind ik het belangrijk om een papiertje te halen omdat ik verantwoordelijk ben voor twee kinderen.

"Aan de universiteit reageren studenten wisselend. Sommige vinden het heel erg leuk dat ik moeder ben en willen graag mee wanneer ik ga zwemmen met Erin. Anderen reageren weer anders. Zoals die keer toen ik met de studievereniging Incognito naar Burgers Zoo ging. Ik had mijn kinderen meegenomen, maar dat werd niet door iedereen gewaardeerd, want het was 'een studentenuitje'. Ik snap niet wat er verkeerd aan is om je kinderen mee te nemen naar de dierentuin.

"Ook reageerde de studieadviseur nogal gek toen ik zwanger was van Lyanne. Ik had gevraagd om afstudeersteun. De reactie die ik kreeg was dat ik mij maar moest uitschrijven. Maar ik wilde door studeren! Uiteindelijk heb ik het toch nog voor elkaar gekregen, terwijl studenten die hun been breken tijdens de wintersport zonder pardon afstudeersteun krijgen.

"Mijn kinderen hebben allebei kinderopvang. Mijn man en ik wonen in Amsterdam, dus opvang in Utrecht is niet praktisch voor ons. Lyanne gaat vier dagen naar de crèche en Erin gaat twee middagen naar de buitenschoolse opvang. Op donderdag haal ik Erin op uit school en vrijdag ben ik de hele dag thuis. Als ik een keer niet naar college kan, of het lukt niet om voor een tentamen op de universiteit te komen, dan gaan de docenten daar heel flexibel mee om."

Lenneke: 'Studenten die hun been breken krijgen zonder pardon afstudeersteun, zwangere studenten moeten zich maar uitschrijven'

Studenten met een baby

Karin van de Koppel (20) is eerstejaars algemene sociale wetenschappen en

Rob Mesman (22) tweedejaars biologie. Ze zijn de trotse ouders van hun 12 weken oude dochtertje Elin.

Karin:"Elin was niet gepland maar wel gewenst."

Rob:"We hadden al eens gesproken over wat we zouden doen als Karin zwanger zou

worden. Toen kwamen we tot de conclusie dat we het kind wilden houden, omdat

we er zeker van zijn dat we bij elkaar willen blijven"

K:"Ik zou ook vreselijk veel spijt krijgen van een abortus. Volgens mij blijf

je daar je leven lang last van houden, maar ik wist ook al zeker dat ik jong

kinderen wilde. Natuurlijk komt het eigenlijk niet zo goed uit omdat we

allebei nog niet afgestudeerd zijn, maar ik zou nu niet meer zonder Elin

kunnen"

R:"Het gaat tot nu toe heel erg goed met onze studies en Elin erbij. Omdat

ik al een jaar gestudeerd heb en nooit zoveel tijd kwijt ben met mijn

studie, heeft mijn studie er nog niet onder geleden."

K:"Ik heb wel een blok gemist. De eerste weken was ik doodop door slaapgebrek. Elin wapperde zichzelf tijdens haar slaap met haar armen wakker en ging daar telkens van huilen. Toen we dat ontdekt hadden, heb ik haar ingebonden met doeken tijdens het slapen. Het heet 'inbakeren' en is een ouderwetse methode, die heel goed werkt. Nu kan zij eindelijk doorslapen en wij ook.

R:"Meestal drinkt ze tussen vier en vijf uur 's ochtends nog een keertje,

maar we hebben ook wel eens meegemaakt dat we een hele nacht door konden

slapen. Wat dat betreft hebben wij een makkelijke baby. Ze is heel vrolijk

en we hebben allebei goed in de gaten waarom ze huilt, zodat we haar goed

kunnen troosten."

K:"Ik had dat iets eerder in de gaten dan Rob waarom ze bijvoorbeeld huilde.

Waarschijnlijk is dat een soort moederinstinct."

R:"Ik denk ook dat het wat heeft uitgemaakt dat Karin nog een maand met

Elin alleen thuis was toen ik alweer studeerde. Nu hebben we het goed

verdeeld. Onze roosters lopen zo, dat ik de ene keer thuis ben met Elin en

Karin dan op de universiteit studeert en andersom. Tegenwoordig weet ik ook

goed wat Elin bedoeld duidelijk te maken wanneer ik alleen met haar thuis

ben.

K: "Daarnaast hebben we de hulp van onze ouders en een oppas. Vroeger heb ik

op haar kinderen gepast en nu past zij bij ons kind op. Ik merk dat het

studeren goed gaat als ik op de universiteit zit, maar zodra ik thuis ben

kan ik mij niet goed concentreren. Ik wil toch de hele tijd weten hoe het met

Elin gaat."

R:"We hebben alleen nog geen woonruimte voor ons drieën gevonden. Dus

momenteel wonen we op een ruime zolderkamer bij mijn ouders.

K:"Het voordeel is dat we geen huur hoeven te betalen. Elin heeft zelfs haar

eigen kamertje, maar natuurlijk zouden we het liefst woonruimte voor

ons drieën vinden."

R: "We kunnen via de universiteit ook makkelijk subsidie krijgen om

gastouderschap in te schakelen. Ik heb uitgerekend dat we dan nog maar 18

cent per uur hoeven bijdragen, als we subsidie krijgen. Omdat we op dit

moment geen huur afstaan zijn we nog niet achter de subsidie aangeweest,

maar als we op ons zelf gaan wonen zullen we daar waarschijnlijk wel gebruik

van moeten maken."

K:"En je kunt een baby natuurlijk net zo duur maken als je zelf wilt. We

gaan geen merkkleding voor Elin kopen terwijl ze er na een week uit is

gegroeid. Onze geboortekaartjes hebben we ook zelf gemaakt. Wat dat betreft

leven we wel low-budget."

Beide studenten zijn het er over eens dat de komst van Elin hun relatie

heeft verdiept: "Het is zoiets intiems en echt van ons samen. We zijn door haar nog dichter bij elkaar komen te staan. Elin staat absoluut niet tussen ons in. Ze versterkt ons juist. We zouden haar voor geen goud willen missen."

'Ik heb wel een blok gemist. De eerste twee weken was ik doodop door slaapgebrek'

U-Raad: lonken naar de student

1.  Wat onderscheidt jouw lijst van de andere lijsten? De Christelijke achtergrond en de vraag naar een wetenschappelijke oplossing van oorlog, honger en armoede.

2. Op welk concreet resultaat mogen we jouw lijst in juni 2005 afrekenen?

Ik ga voor strategische beleidsombuigingen.

3. De UU moet bezuinigen: waarop perse niet en wat mag wel wat minder?

Er mag bezuinigd worden op gebouwen en niet op de kwaliteit van het onderwijs.

4. Wat moet de UU doen om de kenniseconomie te stimuleren? Ondersteuning van startende bedrijven.

5. Met wat voor bedrijven of organisaties zou de UU meer moeten samenwerken. Met multinationals, want die hebben veel geld.

- Welke politicus inspireert je het meest en waarom: Pim Fortuyn. Want hij had gelijk.

- Wat is het meest wijze advies dat je ooit hebt gekregen? Luister naar Pim Fortuyn.

- Door mijn kandidatuur wordt de opkomst hoger omdat mijn leuke aanpak de politiek interessant maakt.

Eens-oneens vragen:

- Met het huidige brede onderwijsaanbod wordt de UU nooit een echte

topuniversiteit. Eens. Dat hoeft ook niet.

- Het gros van de UU-studenten neemt zijn studie niet serieus genoeg oneens

- Utrecht moet over de hele linie een bindend studieadvies invoeren nee

- Een hoger collegegeld voor topmasters is onwenselijk eens

- Alle masters in Utrecht moeten Engelstalig worden. Nee

- Inkomensafhankelijke studiefinanciering, een goed idee. Ja

- Selectie aan de poort verhoogt het niveau van het onderwijs. Nee

- Selecteren op motivatie levert betere studenten op dan selecteren op cijfers. Nee

- Voor een betere doorstroming moet de universiteit bestuurlijk

fuseren met de HvU. Nee

- Liever een sterke regionale UU dan een sterke internationale UU. Ja

- Het is efficiënter en dus beter als de hele UU in De Uithof wordt

geconcentreerd. Nee

- De UU moet veel meer geld uittrekken om bestuurswerk van studenten

te faciliteren. Ja

- Uitgeprocedeerde vluchtelingstudenten moeten hun studie in

Nederland kunnen afmaken. Nee. Zij kunnen toch gewoon verder studeren via het LOI?

- Een verblijf in het buitenland moet verplicht studie-onderdeel zijn. Nee

- Wat onderscheidt jouw lijst van de andere lijsten?

Vooral oplossingsgericht denken, waardoor we jullie niet lastig vallen met alle dingen die niet kloppen, maar vooral de oplossingen ervoor bieden.

- Op welk concreet resultaat mogen we jouw lijst in juni 2005 afrekenen?

Duidelijke handleiding voor Opleidings Commissies, en heldere richtlijnen voor Tutoraat, portfolio, masters&minors 

- De UU moet bezuinigen: waarop perse niet en wat mag wel wat minder?

Op Kwaliteit van het onderwijs, mag absoluut niet bezuinigd worden. De bouwplannen mogen alleen wel wat economisch verantwoorder bekeken worden.

- Wat moet de UU doen om de kenniseconomie te stimuleren?

Duidelijk onderscheid maken voor de docenten tussen onderzoeksmoment en docentmomenten, waardoor de kwaliteit van beiden omhoog gaat en zo de kennis omhoog gaat.

- Met wat voor bedrijven of organisaties zou de UU meer moeten samenwerken.

Het bedrijfsleven moet als geheel meer bij het onderwijs betrokken worden, bijvoorbeeld masterclasses in ruil voor financiele middelen.

Persoonlijke vragen

- Welke politicus inspireert je het meest en waarom.

Femke Halsema, vanwege haar charisma en doorzettingsvermogen. 

- Wat is het meest wijze advies dat je ooit hebt gekregen?

Wees gewoon jezelf en geniet van elke dag 

- Door mijn kandidatuur wordt de opkomst hoger omdat..............

niemand graag nee tegen mij zegt

Eens-oneens vragen:

- Met het huidige brede onderwijsaanbod wordt de UU nooit een echte

topuniversiteit. Eens

- Het gros van de UU-studenten neemt zijn studie niet serieus genoeg- Oneens

- Utrecht moet over de hele linie een bindend studieadvies invoeren- Eens

- Een hoger collegegeld voor topmasters is onwenselijk- Oneens

- Alle masters in Utrecht moeten Engelstalig worden.-Oneens

- Inkomensafhankelijke studiefinanciering, een goed idee.-Oneens

- Selectie aan de poort verhoogt het niveau van het onderwijs.-Oneens

- Selecteren op motivatie levert betere studenten op dan selecteren op cijfers-Eens

- Voor een betere doorstroming moet de universiteit bestuurlijk

fuseren met de HvU- Oneens

- Liever een sterke regionale UU dan een sterke internationale UU- Oneens

- Het is efficiënter en dus beter als de hele UU in De Uithof wordt

geconcentreerd. Oneens

- De UU moet veel meer geld uittrekken om bestuurswerk van studenten

te faciliteren Eens

- Uitgeprocedeerde vluchtelingstudenten moeten hun studie in

Nederland kunnen afmaken. Oneens

- Een verblijf in het buitenland moet verplicht studie-onderdeel zijn Oneens

Wordt de Universiteit Utrecht een brede regio-instelling of een smalle topuniversiteit? Komt er een bindend studieadvies of selectie aan de poort? En hoe gaat het verder met de bama? Allemaal vragen waarop komend studiejaar een antwoord moet komen. Bij het bepalen van de Utrechtse koers is een belangrijke rol weggelegd voor de Universiteitsraad, waarin medewerkers en studenten het college van bestuur op de vingers kijken.

Eens per jaar kunnen Utrechtse studenten onder het motto 'We mogen weer' hun stem uitbrengen op de kandidaten voor de twaalf studentzetels. Deze en volgende week is het weer zover en dit keer hebben de kiezers de keuze uit liefst zes lijsten. In dit U-blad presenteren vijf van de zes lijsttrekkers zich kort aan de kiezers. Ondanks herhaalde verzoeken om contact liet de lijsttrekker van lijst 4, Studie & Fun, niets van zich horen.

Wat onderscheidt jouw lijst van de andere lijsten?

Aandacht voor een internationale academische cultuur, met onderwijs in

Engels op niveau.

-Op welk concreet resultaat mogen we jouw lijst in juni 2005 afrekenen?

Er is dan een universitaire standaard om Engelstalig onderwijs op niveau

te garanderen.

-De UU moet bezuinigen: waarop per se niet en wat mag wel wat minder?

Op onderwijs en onderzoek wordt niet bezuinigd. In magere tijden geen

prestigeprojecten uitvoeren.

-Wat moet de UU doen om de kenniseconomie te stimuleren?

Dat is niet in de eerste plaats een taak van de UU. Maar bètastudies

aantrekkelijker maken zou helpen.

-Met wat voor bedrijven of organisaties zou de UU meer moeten samenwerken.

(internationale) studentenorganisaties, instellingen op het gebied van

kunst en cultuur en organisaties met studierelevante stageplekken.

Persoonlijke vragen

-Welke politicus inspireert je het meest en waarom

Koningin Wilhelmina: een van de eerste sterke vrouwelijke leiders in

Nederland.

-Wat is het meest wijze advies dat je ooit hebt gekregen?

Kennis vergaar je vooral door te luisteren, niet door te praten.

-Door mijn kandidatuur wordt de opkomst hoger omdat...

Er eindelijk wat te kiezen valt.

Berkeley van Europa versus gymnasium aan de Rijn

Niet in alle opzichten leverde de enquête van het weekblad Vrij Nederland onder bijna 450 hoogleraren vorige week opmerkelijke uitkomsten op. Ook het oordeel dat Utrecht — het Berkeley van Europa volgens oud-rector Van Ginkel — de beste Nederlandse universiteit is, kwam na een soortgelijke uitslag in weekblad Elsevier niet als een verrassing.

Universiteitshoogleraar Frits van Oostrom, die Leiden in 2001 na twintig jaar trouwe dienst voor Utrecht verruilde, heeft aanvankelijk de neiging om de vraagstelling van Vrij Nederland weg te wuiven "Al zou ik al mijn chauvinisme mobiliseren, op de vraag naar de beste universiteit kan ik echt geen antwoord geven." Maar gaande het gesprek geeft hij toe dat hij zich toch wel iets kan voorstellen bij de hoge positie van Utrecht. "Als je ons soort mensen naar hun mening vraagt, dan kijken wij allereerst naar universiteiten waar in groten getale getalenteerde collega's zitten. Daardoor krijgen grote en breed samengestelde universiteiten automatisch de meeste stemmen. Het is dus niet vreemd dat Utrecht zo hoog staat. Het is eerder merkwaardig dat Amsterdam zoveel minder hoog scoort.

"Maar ook verder kan ik me wel wat bij het oordeel van mijn collega's voorstellen. De breedte van het Utrechtse onderzoek is evident en de kwaliteit meer dan behoorlijk. Dat blijkt ook wel uit het grote aantal veni-, vidi- en vicibeurzen die hier worden binnengehaald. Dat Utrecht boven Leiden staat? Tja, aan het gymnasium aan de Rijn, zoals een vroegere geneeskundedecaan Leiden placht te noemen, wordt natuurlijk veel uitstekend onderzoek gedaan. Maar er bestaat ook wel erg de neiging om te roepen: wij zijn Leiden, wij zijn fantastisch. Als je door die kreet heen kijkt, zie je nog behoorlijk wat sporen van het ouderwetse familiebedrijf dat Leiden ook een beetje is."

Ook hoogleraar sociale wetenschappen Loek Hagendoorn heeft zo zijn twijfels over universitaire 'miss-verkiezingen'. "Onlangs hoorde ik dat bij het samenstellen van die Chinese ranglijst waarop Utrecht zo hoog eindigde, het behalen van een Nobelprijs zwaar meetelde. En als stúdenten naar de beste universiteit wordt gevraagd, kiezen ze juist vaak de kleinere universiteiten buiten de Randstad. Het hangt er dus vanaf, waarnaar je kijkt.

"Maar als je mij naar de beste Nederlandse universiteit vraagt, dan zeg ik Leiden. Ik ben enthousiast over de vernieuwing van het onderwijs in Utrecht en ik vind ook dat hier in veel opzichten goed onderzoek wordt verricht. Maar daar staat tegenover dat in Utrecht het gelijkheidsdenken nog steeds de overhand heeft. Er wordt hier nooit echt gekozen. Wat mij in Leiden aanspreekt, is de ambitie om tot de top te behoren, en vooral ook dat men middelen zoals selectie aan de poort probeert te vinden om die ambitie gestalte te geven. Vandaar dat Leiden op mijn prestigeschaal toch nog net boven Utrecht eindigt."

EH

Selectie aan de poort

Misschien de meest opmerkelijke uitkomst van de VN-enquête is het grote enthousiasme van de ondervraagde hoogleraren voor het selecteren van studenten. Liefst 89 procent vindt dat slechte studenten van de universiteit moeten kunnen worden weggestuurd. De universiteiten moeten meer mogelijkheden krijgen om studenten te selecteren op kennis, motivatie, talent en inzicht, is de vrijwel unanieme opvatting van 's lands professoren.

Daarmee is echter nog geen antwoord gegeven op de vraag op welk moment die selectie moet plaatsvinden, een vraag die de universitaire wereld in Nederland op dit moment verdeeld houdt. Terwijl in Leiden en Maastricht al voorbereidingen worden getroffen voor selectie aan de poort, stelt onder meer Utrecht zich op het standpunt dat de gewenste selectie beter in de loop van het eerste jaar kan plaatsvinden via een bindend studieadvies zoals psychologie en rechten dat komend studiejaar invoeren. Met die keuze vindt Utrecht blijkens de VN-enquête echter slechts een minderheid van de Nederlandse hoogleraren aan zijn zijde. 64 procent van de ondervraagden geeft de voorkeur aan een toelatingsexamen.

Waarschijnlijk zijn dit ook de hoogleraren die met een meerderheid van zeventig procent vinden dat er überhaupt minder studenten op de universiteit moeten worden toegelaten. Wie niet geschikt is voor een academische opleiding, kan zich maar beter meteen bij het hbo aanmelden, is hun opvatting. Uit de VN-enquête wordt niet duidelijk hoe in de afzonderlijke universiteitssteden over dit thema wordt gedacht.

'Studenten maken enorm veel rotzooi'

Nederland oordeelt mild over ‘de’ student

HOP/XB

‘Uitgaan’ is volgens vierhonderd willekeurige Nederlanders de meest kenmerkende activiteit van studenten. Ze hebben het financieel niet breed, ze houden van uitslapen en gaan graag met vakantie. Daar staat tegenover dat ze best hard studeren, veel aan sport doen en graag deelnemen aan een debat.

Opvallend genoeg zijn het juist de studenten onder de geënquêteerden die het stereotype studentenbeeld het meest bevestigen. Zij vinden zichzelf luier, en zien uitgaan als een nog kenmerkender studentenactiviteit.

Over de karaktereigenschappen van studenten zijn de geënquêteerden vrij mild. Ze vinden hen weliswaar luidruchtig en enigszins arrogant, maar ook leergierig, ijverig, energiek en serieus. De studenten zelf vinden zichzelf heel wat minder leergierig en serieus. Maar dat ze luidruchtig zijn, beamen ze graag.

Uit het onderzoek blijkt verder dat een ruime meerderheid van de Nederlanders de basisbeurs in het hoger onderwijs (220 euro per maand voor uitwonenden) te laag en het collegegeld (1445 euro per jaar) te hoog vindt. De LSVb noemt deze uitkomst opmerkelijk, “aangezien een kamermeerderheid van PvdA, VVD en LPF het collegegeld wil opschroeven tot enkele duizenden euro’s”.

De respondenten schatten dat studenten gemiddeld 13 uur per week bijwerken naast hun studie. In werkelijkheid is dit 16 uur per week. Toch vindt slechts zeven procent van de respondenten dat studenten minder moeten werken. Dat studenten er naast hun studie een flinke bijbaan op na houden is inmiddels dus een geaccepteerd fenomeen.

Volgens de bond wordt de financiële situatie van de studenten over het algemeen onderschat. Alleen wat betreft de kamerprijzen bestaat een realistisch beeld. De meeste Nederlanders denken dat studenten daar zo'n 200 tot 300 euro mee kwijt zijn. De gemiddelde kamerprijs was ten tijde van het onderzoek 187 euro, volgens de meeste respondenten een redelijk bedrag.

Ruim tachtig procent van de geënquêteerden denkt dat studenten vier tot zes jaar lang over hun studie doen. De LSVb zegt blij te zijn dat de mythe van de eeuwige student daarmee naar het rijk der fabelen is verwezen. Voorzitter Floris van Eijk: “Politici wekken nogal eens de indruk dat studenten lastpakken zijn die veel geld kosten en niets uitvreten. Het is bemoedigend om te zien dat de Nederlander daar anders over denkt.”

Een wandeling over De Uithof. Hoe denken niet-studenten over studenten:

Richard van IJsselstein, receptionist Langeveldgebouw:

Basisbeurs voor uitwonenden? "300 tot 400 euro."

Aantal uren per week voor bijbaantje? "15."

Studenten? "Ik zie vooral de studenten hier bij Sociale Wetenschappen. En die studie trekt toch een specifiek soort mensen. Ik vind ze sociaal gericht en heel gemoedelijk. Natuurlijk zijn ze soms ook een beetje luidruchtig en wordt het soms een rommeltje, maar dat hoort erbij."

Mo Korkmaz van Mo's shoarma, zelf bijna klaar met sociaal juridische dienstverlening:

Basisbeurs voor uitwonenden? "400 tot 500 euro."

Aantal uren voor bijbaantje? "Minimaal tien."

Studenten? "Goed volk, fijne klanten. Wat studeren betreft denk ik dat deeltijdstudenten serieuzer zijn dan voltijdsstudenten. Deeltijders zijn veel doelgerichter. Die hebben er een baan naast en kunnen het zich niet veroorloven een beetje aan te rommelen."

Jacco Kalkman, schoonmaker:

Basisbeurs voor uitwonenden? "2000 euro"

Aantal uren voor bijbaantje? "20-30"

Studenten? "Apart volk. Vies vooral. Ze maken enorm veel rotzooi."

'Als je ergens trots zou mogen zijn, dan is het wel hier in Auschwitz'

Collegestudenten op excursie naar een vernietigingskamp

Een busreis van twintig uur brengt het college-gezelschap naar het Poolse Krakau. Na een korte nacht stapt het internationale groepje studenten op de trein waarna ze na anderhalf uur uitstappen op het station en daar taxi's nemen die ze door een omgeving van niets rond het middaguur aan de poort van het concentratiekamp afzetten. Auschwitz.

De studenten kijken naar de letters boven de poort die de woorden 'Arbeit macht frei' vormen. Je ziet de jongeren met in hun hoofden de kennis van nu denken: 'Wat een onzin'. Maar ruim vijftig jaar geleden dachten de joden, zigeuners, Polen en Russen die hier werden gedropt dat ze na gedane arbeid weer terug naar huis konden.

Ongeduldig wachten de studenten tot de gids haar verhaal begint. Met ontstellende feiten -hier werden tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen de 1,1 en 1, 5 miljoen mensen (in meerderheid joods) gedood - en anekdotes voert zij de groep het kamp in. De studenten doen hun best geen woord te missen.

Voor de ingang van een groot magazijn benadrukt zij dat het soms beter is om helemaal niets te zeggen en enkel te kijken. "In dit gebouw houd ik verder mijn mond. Bedenk dat elk voorwerp dat je straks ziet liggen van iemand is geweest. Dat mensen het hebben meegenomen van hun huis, omdat ze dachten ergens anders weer verder te leven."

In het complex wordt de leugen van Auschwitz bijzonder duidelijk. In een kamer liggen honderden pannen waar in het kamp nooit in is gekookt. Stapels koffers vullen een andere ruimte tot aan het plafond. Met witte letters staan de namen en adressen van de rechtmatige eigenaars op de buitenkant geschreven. Eenmalig afgegeven om nooit meer terug te krijgen. Dat zelfs de haren van joden werden afgeschoren om ze vervolgens tot textiel te verwerken, benadrukt de doordachtheid van het hele vernietigingsproces.

Na het magazijn te hebben verlaten, doet de groep teneergeslagen aan. "Je kan over de holocaust lezen in boeken of het zien in films, maar wanneer je al die persoonlijke bezittingen zo ziet liggen, wordt het allemaal heel echt", zegt organisator Jonathan. "Tussen al die duizenden brilletjes, ligt een bril die van iemand is geweest. Iemand die hier met de trein is aangekomen, iemand die dacht hier weer verder te kunnen leven. Hij heeft al zijn bezittingen afgegeven en het enige wat hij heeft gevonden is de dood. Ik vind dat erg indringend."

In de verte naast een ander depot staat een groep Israëlische scholieren. De joodse vlaggen die zij met zich meedragen maken duidelijk uit welk land ze komen. "Ik zou dat niet zo snel doen", zegt Jonathan, die een landgenoot van hen is. "Het is een heel nationalistisch statement. 'Kijk ons joden'. Natuurlijk mogen we trots zijn. Als je ergens trots zou mogen zijn, dan is het wel hier in Auschwitz. Zo'n vlag met je meedragen, zegt hier in het kamp wel heel duidelijk: 'Kijk, die Duitsers hebben ons proberen uit te roeien maar het is ze niet gelukt'. Daar kan ik me wel in vinden, maar ik zou er niet zo snel zo bij lopen."

De 21-jarige Aletta Jansen heeft ook fanatiek deelgenomen aan de workshop. "Op UC is het niet gebruikelijk dat een student zelf het initiatief neemt een workshop te organiseren. Ik kan de spontaniteit waarmee Jonathan en Helene dit hebben aangepakt wel waarderen. Hoewel niet ontzettend veel studenten aan de reis deelnemen, kan ik wel zeggen dat de workshop een succes is geweest. Naar de ontmoeting met de twee holocaustoverlevenden, van wie de man in Auschwitz had gezeten, kwamen zo'n honderd studenten."

De ontmoeting met de twee overlevenden heeft veel indruk op Jonathan gemaakt. "Ik vond het indrukwekkend hoe de man vertelde hoe hij het geloof had losgelaten. Hij zei: 'Er was geen God in Auschwitz, dus dan bestaat er ook helemaal geen God'. Ik heb nooit enige affiniteit gehad met de joodse religie, maar die man eerst wel. Na Auschwitz heeft hij zijn geloofsbelijdenis bewust voor dood verklaard. Ik kan hem geen ongelijk geven. Waar was God? Toch is daar in Israël nog discussie over. Ze zeggen: 'Ja ons volk heeft miljoenen zielen verloren, maar we hebben het uiteindelijk wel overleefd en er een eigen land voor terug gekregen'. Dat steekt mij dus aan religie. Je kan alles wel naar je eigen straatje beredeneren."

Terwijl de zon langzaam begint te zakken, valt een kalme rust over het kamp. Zo vroeg in het seizoen is Auschwitz nog niet zo druk bezocht en doet het kamp uitgestorven aan. De uitgestrekte vlakte met slechts de funderingen van de barakken waar duizenden joden als vee in werden gepropt, ligt er vredig bij. Je zou haast vergeten dat hier mensen de dood in werden ingejaagd.

"Mijn vader zou hier nooit komen", vertelt Jonathan. "Die verafschuwt alles wat met de Duitsers en de holocaust te maken heeft. Hij vertikt het om ook maar één voet op Duitse bodem te zetten. Hij zal nooit in een Duitse auto rijden, met een Siemens telefoon bellen, koffie drinken uit een Krups koffiezetapparaat, laat staan een Frankfurter eten. Ik vind dat wel ver gaan. Daarom vind ik het goed naar mijn vader toe, dat ik dit allemaal samen met een Duitse heb georganiseerd, hoewel Helene vanwege persoonlijke omstandigheden helaas niet meekon. Ik zou nooit zo ver gaan om in een Duitser een nazi te zien. We moeten dat achter ons proberen te laten. Niet vergeten, maar wel verder gaan. Daarom was de workshop en deze reis erg belangrijk voor mij. Door dit te organiseren heb ik het gevoel dat ik iets voor Israël kan betekenen. Anti-semitisme bestaat nog steeds wereldwijd, dus als één iemand uit onze groep hier meer aan overhoudt dan alleen wat vakantiekiekjes, dan heb ik mijn doel bereikt."

'Ik ben écht geen lid van een criminele organisatie'

Fiod valt studentenhuizen binnen

Maarten van den Haak

Op 21 april werd in tien landen actie gevoerd. In Nederland werden om drie uur 's middags invallen gedaan in Groningen, Enschede en Utrecht bij verschillende wooncomplexen. In Utrecht en Zeist waren de grote SSH-complexen het doelwit. Bij studenten die niet thuis gaven, zette de politie een breekijzer tussen de deur en de deurpost. De Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) was op zoek naar bewijsmateriaal waarmee aangetoond kan worden dat studenten zich schuldig maken aan het verspreiden van illegale software. Vooralsnog zijn geen studenten aangehouden, maar computers en documenten werden in busjes afgevoerd. Over het aantal huiszoekingen en hetgeen er precies in beslag is genomen, wil de FIOD zolang het onderzoek loopt geen uitspraken doen.

Eén van de verdachten die op het SSH-complex Warande in Zeist woont, was zich van geen kwaad bewust toen de politie met acht man sterk op de stoep stond: "Ik hield zo'n anderhalf jaar lang een server draaiende van een oud-huisgenoot. Eigenlijk heb ik geen enkel idee wat erop staat. Ik dacht dat het een game-server was voor een online spel". Toen vorige week de agenten met een huiszoekingsbevel bij haar op de stoep stonden, was zij nogal verbijsterd. "Ze hebben die server, mijn eigen computer, mijn mobiele telefoon en wat floppie's meegenomen."

De volgende keer denkt de studente wel twee keer na voordat zij iemand een server op haar kamer laat plaatsen. "Ik ben écht geen lid van een criminele organisatie of zo. Ik vertrouwde die jongen wel. Nu is het afwachten wat er op die computer blijkt te staan. Hopelijk niet veel strafbaars."

Supersnel

Of de andere verdachten, net als de studente op de Warande, zich ook onbewust schuldig maakten aan internetpiraterij, lijkt onwaarschijnlijk. "Wij vermoeden dat de FIOD een aantal grote servers dat flink wat computerspellen en films aanbood, in beslag heeft genomen", zegt Zeger Knops van de Cambridgelaan Internet Commissie.

Het vermoeden van de Internet Commissie dat een aantal grote servers zijn afgesloten, is gebaseerd op het feit dat sinds de huiszoekingen van afgelopen woensdag het dataverkeer op het SSH-netwerk ruimschoots is gehalveerd. "De traffic op het netwerk is met zo'n zestig procent afgenomen", benadrukt Zeger Knops. "En dat terwijl het netwerk de afgelopen maanden zijn maximale capaciteit had bereikt. Eigenlijk hadden we verwacht dat het dataverkeer enkele dagen na de invallen weer toe zou nemen. We dachten dat geschrokken bewoners na verloop van tijd hun server wel weer aan zouden zetten en dat je dat terug zou zien in de netwerkgrafieken. Maar dat is voorlopig niet het geval. Je kan nu dus eigenlijk niet anders concluderen dan dat die grote servers het netwerk zwaar belastten en veel van de capaciteit opslokten."

Het supersnelle SSH-netwerk is aantrekkelijk voor 'warez-groepen', organisaties die zich bezig houden met het kraken, kopiëren en verspreiden van illegale software. Door de hoge bandbreedtes van het netwerk kan een gekraakt programma of computerspel vliegensvlug via internet naar computers elders op de aardbol worden verzonden.

Een methode van de warez-groepen is studenten die gebruik kunnen maken van het snelle netwerk te benaderen via het internet. "Je leert iemand kennen in een chat-groep of tijdens een online-spel", vertelt Cambridgelaan bewoner Kasper. "Wanneer zo'n iemand hoort dat je op het SSH-netwerk met een bandbreedte van 100Mbit zit, gaat zijn hartje in één keer sneller kloppen."

Het SSH-netwerk is één van de snelste netwerken van Nederland. Download snelheden tussen 5 en 10 Mb's zijn gebruikelijk. Wat betekent dat een hele muziek cd binnen de minuut kan worden gedownload. Een gekraakt computerspel staat binnen een kwartiertje op je harde schijf. Mensen die op een ander netwerk zitten kunnen via een computer van het SSH-netwerk op hun maximale snelheid een programma downloaden.

Kasper van de Cambrigdelaan is door verschillende personen benaderd om een software-server op mijn kamer te installeren. "Deze mensen proberen je te overtuigen met te zeggen dat de risico's wel meevallen, maar wijsgenoeg ben ik daar nooit op ingegaan. Dat anderen dat wel doen kan ik enigszins wel begrijpen. Via zo'n server heb je beschikking tot alle nieuwe spellen, applicaties en films. Als je daar van houdt, is dat wel leuk, maar je bent wel strafbaar." Een financiële vergoeding voor het draaiende houden van een server hoorde niet tot de deal.

Hoe aantrekkelijk het netwerk is voor buitenstaanders blijkt wel uit het feit dat Kasper vanuit Engeland gratis een complete computer kreeg opgestuurd. "Via het online-spel 'Battlefield 1942' leerde ik een Engelsman kennen. Hij was op zoek naar iemand met een snelle internetverbinding om een clan-server te draaien." Een clan is een internet-team dat een bepaald computerspel tegen een ander team speelt. De clan traint gezamelijk en daar is een eigen server voor nodig. "Nadat ik hem had verteld over het SSH-netwerk, vroeg hij of ik zo'n server op mijn kamer wilde draaien. Daar is niets strafbaars aan, dus daar ben ik op ingegaan. Binnen een week kwam de postbode al langs."

De studenten in de SSH-complexen behoren te weten wat de regels zijn voor het gebruik van het snelle internet. In het SSH-internetregelement dat bij het huurcontract wordt overhandigd, staat duidelijk uitgelegd wat wel en niet mag. De belangrijkste regels zijn dat de student alle verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen aansluiting en dat hij die niet voor commerciële doeleinden mag gebruiken. Toch weerhoudt dat blijkbaar niet alle bewoners ervan de voorwaarden te schenden.

"Het zou naïef zijn te denken dat zich geen strafbare feiten voordoen op het netwerk. In principe is het downloaden van een muziek--cd al strafbaar, maar het is dus duidelijk dat het daar hier niet omgaat", zegt Erik Haubrich van SSH-netwerkberheer. "Toch hadden wij geen gericht vermoeden dat illegale activiteiten van deze omvang zich voordeden."

Omdat het netwerk langere tijd zijn maximale capaciteit had bereikt overwoog de SSH en CapGemini, de technisch uitvoerder van het netwerk, al langer om het dataverkeer van iedere individuele gebruiker te gaan controleren. Gedacht werd om elke gebruiker een datalimiet te geven om zo het verkeer te beperken. Echter nu weer voldoende capaciteit voorhanden is, staan die plannen wellicht op losse schroeven.

"Eigenlijk ben ik wel te vreden met die huiszoekingen", zegt Cambridgelaan internet commissaris Zeger Knops. "Nu een aantal van de rotte appels eruit is gehaald, blijkt het netwerk weer voldoende capaciteit te hebben. Ik hoop dus dat die plannen voor een datalimiet van de baan zijn, want daarmee tref je iedere gebruiker. In principe gebruiken wij het internet niet veel anders dan de rest van de wereld. Of dat nou gaat om het downloaden van een filmpje of een gekraakte windows-versie. Dat kan elders ook wel, alleen duurt het daar langer voordat het op je harde schijf staat."