Achtergrond

Voors en tegens van selectie aan de poort

'Talentsearch'. Dat is het toverwoord voor staatssecretaris Nijs. 'Selectie aan de poort' is de gewone mensen-vertaling. Levert het wat op, of niet?

Op masterniveau lijkt het welhaast geen discussie meer. Maar is het ook nuttig en acceptabel om studenten op de deurmat van hun bachelorstudie te testen op motivatie, kennis en vaardigheden? Staatssecretaris Nijs van Onderwijs denkt van wel. Zij ziet in toelatingstests een manier om haar twee doelen te bereiken: verhoging van de kwaliteit van het onderwijs en vermindering van de uitval van studenten.

"Selectie aan de poort is niet nodig", verwoordt Erwin Vermeulen directeur Onderwijs van de Universiteit Utrecht de reactie die in de universitaire wereld de overhand lijkt te hebben. Volgens Vermeulen voldoet het vwo-diploma prima als kwaliteitseis. "Met dat diploma bewijzen studenten in Nederland hun geschiktheid." De onderwijsdirecteur verwacht derhalve niet dat op korte termijn Utrechtse bachelor-opleidingen een selectieprocedure zullen invoeren.

Toch was het de Universiteit Utrecht die voor het University College Utrecht (UCU) vijf jaar geleden een uitzonderingspositie wist te bewerkstelligen. Daar wordt al vijf jaar geselecteerd. De studenten hebben allemaal eerst studieresultaten en motivatie- en aanbevelingsbrieven moeten overleggen. Op basis daarvan werden ze uitgenodigd voor een gesprek en zijn vervolgens gevraagd aan het UCU te studeren. De opleiding wordt nu door de staatssecretaris als voorbeeld vermeld in haar nota's.

Onderwijsdirecteur Vermeulen ziet het University College echter als een apart verhaal. "De capaciteitsbeperking daar, zowel wat betreft huisvesting als de onderwijsopzet, en de internationale setting maken selectie noodzakelijk."

Volgens de nieuwe dean van het UCU, prof.dr. Hans van Himbergen, is de beperkte capaciteit "uiteraard relevant maar niet doorslaggevend". Hij stelt dat alle Utrechtse opleidingen gebaat zouden zijn bij de mogelijkheid die het UCU ter beschikking staat. Niet alle studenten zijn immers geschikt voor alle opleidingen; en omgekeerd, niet alle opleidingen zijn geschikt voor alle studenten. "In plaats van grote horden studenten op je af te laten komen en maar te hopen dat er iets goeds uitkomt, zouden opleidingen de discussie vooraf moeten voeren. Waar staat de opleiding voor en welke studenten passen het best bij wat die specifieke opleiding te bieden heeft? Ik spreek ook liever niet van selectie, maar van het vaststellen van een gemotiveerde populatie voor een specifieke opleiding. Door sommige mensen niet uit te nodigen, hebben wij onmiskenbaar een groep die veel meer gefocust is."

Scrupules

Uit een korte rondgang langs ouderejaars studenten psychologie blijkt dat de mening van Van Himbergen bij hen in ieder geval op bijval mag rekenen. Zij hebben niet de scrupules van de studentvertegenwoordigers die tegen beperking van de keuzevrijheid van studenten zijn. Meer dan tweederde van de aangesproken studenten zegt een toelatingsprocedure helemaal niet zo'n gek idee te vinden. "Door de grote aantallen studenten hebben wíj nu keuzebeperking als het om de vakken gaat", vertelt Sanne de Boer. "En ik vind dat gemotiveerde studenten altijd voorrang moeten krijgen, wanneer er gekozen moet worden."

Opleidingsdirecteur prof.dr. Maarten van Son is een voorvechter van een numerus fixus voor zijn studie. Ook zou hij graag zien dat hij een voldoende voor wiskunde op de eindexamenlijst mag eisen van toekomstige studenten. Hij verwacht echter weinig heil van het toepassen van selectiemethoden. "Het is heel moeilijk vast te stellen welke parameters van belang zijn wanneer je wilt voorspellen welke student zijn opleiding succesvol zal afronden. Er zijn te veel factoren die dan een rol spelen. Wanneer is een student gemotiveerd? En kan dat niet veranderen? Ik weet niet of je in zo'n situatie een heel selectiecircus moet optuigen."

Selecteren is moeilijk, selectie kost veel tijd en selectie is duur. Dat krijgt Hans van Himbergen vaak te horen. Het zijn argumenten die hem niet overtuigen. "Natuurlijk kost het wat centen en is het een hele heisa, maar het betaalt zich dubbel en dwars terug in de rendementen. En natuurlijk is het moeilijk objectieve criteria op te stellen, maar bij velen werkt de gedachte dat er misschien iemand ten onrechte zou kunnen worden afgewezen al verlammend. Wanneer je naar eer en geweten een deugdelijke procedure opzet, je bevindingen motiveert en je studenten wijst op alternatieven, heb je gedaan wat je kunt. Ook al kun je fouten niet uitsluiten."

Eind maart moeten de plannen van minister Nijs in de kamer worden besproken. Wanneer een meerderheid instemt, zal een Commissie Toelatingsbeleid aan het werk kunnen om experimenten met selectie te starten. Wat die experimenten zullen behelsen is voorlopig nog geheel onduidelijk. Of er werkelijk interesse zal zijn, valt te betwijfelen. Om toch 'elke student op de juiste plek' te krijgen lijken onderwijsinstellingen net als studenten meer te verwachten van een goede voorlichting en goede afspraken met het middelbaar onderwijs. Vermeulen: "Wanneer wij als universiteit goede voorlichting geven, werkt de zelfselectie van studenten beter." De Universiteit Utrecht slaagt er, zo is de algemene opinie, de laatste jaren steeds beter in om studenten duidelijk te maken wat opleidingen verwachten en eisen van hun studenten.

Daadwerkelijke selectie moet vervolgens vooral 'na de poort' plaatsvinden. De opleiding psychologie begint komend jaar met een pilot voor het bindend studieadvies. Opleidingsdirecteur Van Son: "Wanneer studenten niet komen opdagen voor hun eerste statistiektentamen, heb ik al een veel betere aanwijzing dat het niet goed zit." Ook de opleiding rechten heeft haar interesse voor een bindend advies al kenbaar gemaakt. In samenwerking met de Hogeschool van Utrecht heeft rechtsgeleerdheid een structuur opgezet waardoor studenten wederzijds kunnen worden doorverwezen.

"Wij willen geen concessies doen aan de zwaarte of de inhoud van de programma's", stelt onderwijsdirecteur Vermeulen. "Zonder de juiste houding en belangstelling, red je het niet." Wie toch last heeft van 'de ondraaglijke lichtheid' van zijn of haar studie kan volgens hem in de gelegenheid worden gesteld om speciale verzwaarde studiepaden te volgen.

Hans van Himbergen blijft vraagtekens zetten bij het uitgangspunt van zelfselectie door studenten. Hij stelt bovendien dat selectie achteraf in de vorm van een bindend studieadvies nog veel meer rompslomp met zich meebrengt. "Zelfs als je niet de bevoegdheid krijgt om studenten bij de deur tegen te houden, zou je een toelatingsprocedure moeten volgen. Ik denk dat studenten het zeer op prijs zouden stellen wanneer een opleiding bijvoorbeeld zou zeggen: 'Psychologie is niets voor u, misschien kunt u beter bedrijfseconomie in Rotterdam gaan studeren'. Een opleiding levert daardoor hoe dan ook een geschiktere groep studenten op."

Met een adviesgesprek zal niemand veel problemen hebben, al zullen velen haken en ogen opmerken waar het de uitvoering betreft. Maar wat wil die Nijs? Het lijkt er toch veel op dat ze ongeschikte studenten de toegang tot opleidingen wil weigeren. Nog maar even de concrete voorstellen afwachten.

Xander Bronkhorst

Ik heb gevloekt maar had het niet willen missen

Onderzoek naar relatie tussen Suriname en Nederland eindelijk gepubliceerd

Dirk Kruijt, hoogleraar ontwikkelingsstudies, kwam twee weken geleden in het nieuws vanwege zijn onderzoek naar de relatie tussen Nederland en Suriname op het gebied van ontwikkelingshulp in de afgelopen 25 jaar. De publicatie van het vernietigende rapport ‘Een belaste relatie’ liet twee jaar op zich wachten omdat Suriname dwars lag. “Ik heb diverse malen gevloekt, maar achteraf had ik het niet willen missen.”

Janny Ruardy

‘Het uitvoeren van een evaluatie van de Nederlands-Surinaamse hulprelatie om lessen uit het verleden te trekken’. Dat was de opdracht die Dirk Kruijt samen met de Surinaamse ambtenaar Marion Maks in het voorjaar van 2001 kreeg van de toenmalige minister van ontwikkelingssamenwerking Herfkens en haar Surinaamse collega minister Raghoebarsing. In eerste instantie was het de bedoeling om de laatste vijf jaar in kaart te brengen. Op uitdrukkelijk verzoek van de Surinaamse regering werd het de afgelopen 25 jaar.

De positie van Nederland ten opzichte van Suriname is bijzonder in vergelijking met andere landen die hulp krijgen, door het koloniale verleden met het Zuid-Amerikaanse land. Suriname werd pas in 1975 onafhankelijk en deze ‘belaste relatie’ bepaalt tot de dag van vandaag de verhouding tussen de twee landen.

Het rapport is net - na twee jaar onderhandeling over de eindversie - verschenen. Het waren de Surinamers die zich niet in de conclusies konden vinden. Die liegen er niet om. Emoties bepaalden de sfeer aan de onderhandelingstafel. Nederland is een ‘lamme goedzak’ die uit schuldgevoel alle voorstellen honoreert terwille van de lieve vrede. Suriname reageert instinctief door te refereren aan het koloniale verleden. Het Nederlandse ontwikkelingsgeld heeft niet bijgedragen aan een sterkere economie en welvaartsontwikkeling van Suriname. Sterker: de economie zit in een neerwaartse spiraal en het land staat op één van de laatste plaatsen op de wereldranglijst van buitenlandse investeerders. En dit zijn slechts enkele van de vernietigende conclusies.

Dat het rapport gevoelig is, bleek afgelopen weekeinde nogmaals toen president Venetiaan van Suriname liet weten de studie een eenzijdig Nederlands rapport te vinden en zich alsnog te distantiëren van de uitkomsten. Dirk Kruijt onthoudt zich op dit vlak van commentaar. "De inhoud van het rapport is de politiek ingetrokken en dat is mijn pakkie an niet. Ik wil daar liever buiten blijven. Ik sta nog steeds achter de inhoud.”

Waarom heeft de Nederlandse regering u gevraagd?

“Omdat ze iemand zochten die nauwelijks met de voorgeschiedenis van Suriname te maken had gehad, maar wel de problematiek en de regio kent. Ik heb veel onderzoek gedaan in Peru, Bolivia en Cuba.”

Hebt u uw werk goed kunnen doen?

“Mijn counterpart en ik hebben ruimte gekregen en genomen. Maar het is niet altijd gemakkelijk geweest. Dat begon al bij de start toen het Surinaamse ministerie drie consultants uit hun land – onder wie de directeur van de Surinaamse Centrale Bank - niet accepteerde bij het onderzoek. We kwamen er niet uit en moesten onze aanpak wijzigen. Uiteindelijk hebben we wel iedereen kunnen interviewen en op een enkeling na heeft iedereen openhartig gesproken. In de eindversie kan ik mij geheel vinden. Er is niets wezenlijks geschrapt. Ook niet in de Surinaamse versie. Het is een faire weergave van het meest volledige rapport, dat in onverbloemde, heldere taal is geschreven. Kijk, de moeilijkheden lagen bij Suriname. Minister van ontwikkelingssamenwerking Van Aardenne heeft zich op een gegeven moment direct met de kwestie bemoeid om uit de impasse te komen. De Tweede Kamer heeft vervolgens om de volledige versie gevraagd, die op Internet te lezen is.

Wat vindt u van de uitkomsten?

“Ik had natuurlijk het een ander gelezen over het land. Door mijn werkzaamheden op de ambassades in Midden-Amerika was mij wel wat ter ore gekomen. Maar ik moet zeggen dat ik sommige verhalen soms half lachend en ongelovig heb aangehoord. Het onderzoek was in eerste instantie bedoeld om de procedures voor ontwikkelingssamenwerking te verbeteren, eigenlijk een technisch onderzoekje. Uiteindelijk is het bijna een groot antropologisch onderzoek geworden. Dat had ik niet voorzien.”

Het rapport behelst 25 jaar ontwikkelingsrelatie Nederland-Suriname. Is het al die tijd zo beroerd geweest?

“In de eerste periode na 1975 is het geld opgegaan aan enorme infrastructurele projecten, waarbij ik geen positieve effecten heb kunnen meten. De tweede periode kenmerkt zich door een waaier aan projecten, die Suriname de winter door hebben geholpen. Ook hebben we een kritische beschouwing geschreven over het opschorten van de hulp (Nederland heeft drie keer de hulp opgeschort vanwege de politieke situatie in Suriname. red). Ik heb de dramatische effecten van het blokkeren van hulp gezien in Nicaragua en Cuba. Je kunt zeggen dat Suriname er een potje van heeft gemaakt, maar Nederland heeft door z’n schuldcomplex klakkeloos goedkeuring verleend aan alle projecten die werden aangevraagd. Vanaf 1992 zat daar wel meer structuur in, maar het doel van de hulp is altijd onduidelijk geweest.”

Wat moet er gebeuren?

De landen moeten af van de licht verongelijkte onderhandelingscultuur. We spreken dezelfde taal, maar bedoelen totaal iets anders, waardoor er telkens wel weer iemand zich op z’n tenen getrapt voelt. Suriname rakelt constant het verleden op, Nederland reageert verontschuldigend. Politieke en technische discussies lopen voortdurend door elkaar. In 1992 bijvoorbeeld zou de hulp hervat worden, maar doordat allerlei politici het twee jaar lang niet eens konden worden over de procedures duurde het tot 1994 voordat de hulp daadwerkelijk weer op gang kwam. We spreken niet voor niets in het rapport over ‘interstatelijke alimentatie’. De donor moet eisen stellen, maar tegelijkertijd zorgen voor een goede ontvangststructuur. Suriname kent een informele economie. Van de beroepsbevolking is 45 procent werkzaam in de publieke sector. Van de ambtenaren komt 70 procent ’s ochtend op zijn werk om te klokken, en stapt vervolgens in een taxi. Ze mogen in werktijd bijverdienen. Dat is één van de kernpunten van het probleem. Het ambtenarenkorps moet gesaneerd worden. Misschien moet Nederland als donorland de Surinaamse overheid passeren en zich direct richten op de private sector en het maatschappelijk middenveld. Ik heb begrepen, dat minister Van Aardenne hier ook op inzet. Er moeten scenario’s voor de toekomst komen, die elk jaar bijgesteld moeten worden. Lukt dat niet, dan moet je de hulp stopzetten.”

Kan de verhouding nog goed worden, gezien het verleden?

“Ja hoor, wij kunnen toch ook weer met de Duitsers door één deur, omdat we veel gemeen hebben. Het gekke is, dat die stroefheid alleen op het niveau van de politiek bestaat. Op straat heerst de hartelijkheid. Ook in de politiek gaat op een gegeven moment een generatiewisseling plaatsvinden en zullen de politici die al vanaf 1975 actief zijn van het toneel verdwijnen. Suriname zal met zichzelf in het reine moeten komen, anders kan ze niet verder.”

Had u van tevoren afspraken gemaakt over vrijheid van publiceren?

“Nee, we hadden beter moeten onderhandelen. Daar is niet goed over nagedacht. Toen Suriname dwars ging liggen hebben Rector Gispen en decaan Koops van Sociale Wetenschappen een briefwisseling met de minister gevoerd. Daarom zijn alle voorgaande rapporten nu ook op de site van het ministerie te lezen."

Was het niet wat naïef om geen afspraken te maken?

“Het was in eerste instantie een klein onderzoek, maar ik ben het met je eens, dat de universiteit een standpunt moet ontwikkelen over publicatievrijheid bij derdegeldstroomonderzoek. En beter onderhandelen. Je moet met het publiek kunnen discussiëren over onderzoeksuitkomsten. Daarom ben ik er voor, dat een rapport na een bepaalde tijd automatisch openbaar wordt.”

Hebt u spijt van de opdracht?

Nee, je krijgt maar weinig kansen in je leven om zo’n omvangrijk onderzoek te doen. Ik heb diverse malen gevloekt, omdat de publicatie telkens werd uitgesteld, maar achteraf had ik het niet willen missen.”

Zie voor het gehele rapport www.minbuza. nl.

De magie van Dolores

Het is de tweede dag van de halve finale van de bandjescompetitie Uur U. In Tivoli de Helling maken vijf bands zich op voor een optreden. Meidenband Dolores moet als eerste de bühne op. De kelen worden gesmeerd, de stembanden opgewarmd. Lippenstift opgebracht. Ze hebben dadelijk twintig minuten om de jury te overdonderen. @auteur:Eva Houtsma

Presentatie is belangrijk, zeggen de vrouwen van Dolores @bod/italic:backstage. “Optreden is tenslotte entertainment”, zegt zangeres Emily. Gitariste Miep: “Je ziet bands weleens technisch perfect spelen maar autistisch over hun instrument gebogen staan. Dat ziet er niet uit. Het totale plaatje is belangrijk.”

De band, die in de huidige formatie een jaar bestaat, maakt melodieuze poprock. De liedjes worden geschreven door Emily die zich vooral laat inspireren door de liefde. De naam Dolores werd gekozen uit tientallen andere opties. Merel: “Dolores is in Spanje synoniem voor pijn, voor de moeder van de smarten. Als je na een langdurige en pijnlijke bevalling een mooie dochter baart, dan noem je haar Dolores. De geboorte van onze band was ook een lang en soms pijnlijk proces, vandaar. Maar nu zijn we er.”

Voor alle bandleden geldt, dat ze zich nog niet eerder zo op hun plek hebben gevoeld in een band. “We hebben allemaal hetzelfde, positieve gevoel”, verklaart drumster Clara. “We inspireren elkaar, we willen allemaal door met deze band. Er is magie ontstaan.”

Dolores kiest er bewust voor om alleen met vrouwen in de band te spelen. Nicolette: “Omdat het bijzonder is om een vrouwenband te zijn. Tijdens audities voor nieuwe bandleden is het weleens een discussiepunt geweest of we ook mannen een kans moesten geven. Maar we gaan uiteindelijk toch voor de goede, vrouwelijke muzikanten. Met wie het klikt. En natuurlijk niet voor de leuke snoetjes.”

Vorig jaar wonnen de meiden de 'Clash of the Titans' in oefenstudio dB’s waarmee ze een professionele demo wonnen. Aan het Uur U doen ze mee omdat de meiden zoveel mogelijk willen spelen. Ook op de middelbare school waar Miep werkt als muziekdocente hebben ze gespeeld. En ze worden regelmatig uitgenodigd voor vrouwenfeesten en – bijeenkomsten. “Dit is ons zestiende optreden in deze formatie” ,vertelt Clara. “Vorig jaar begonnen we en nu staan we in Tivoli de Helling. Na het winnen van de voorronde zijn we als een gek aan het schrijven gegaan. Je mag namelijk maar één van de gespeelde nummer meenemen naar de halve finale, de rest moet ander werk zijn.”

Vlak voor het optreden wordt nog even ingezongen. Zangeres Emily heeft een Baileys nodig maar komt terug met een Apfelkorn. Basgitariste Merel mag van Miep niet chagrijnig kijken en Merel waarschuwt Miep tegen ‘Dolly Dots-achtige’ danspassen.

Eenmaal op het podium zijn de zenuwen vergeten. De band speelt zes nummers en Emily praat het geheel aan elkaar. Clara zit met losse, lange blonde haren achter het drumstel. Miep en toetsenist Nicolette zingen de tweede stem. De zaal is enthousiast. Miep: “Bij een optreden komt zoveel kijken. Het publiek gebruikt oren en ogen en alles moet klopppen. Maar als ik in de zaal vrienden en bekenden met een smile zie staan geniet ik.”

Als het optreden erop zit, krijgen ze complimenten voor hun optreden van Wackmobil en The Shenanigans die na Dolores hun positie moeten verdedigen. Als alle bands hun set hebben gespeeld, wordt de publieksprijs bekend gemaakt. Die gaat naar Doloros. Merels moeder zei het al: ‘iedereen’ heeft op Dolores gestemd. De band wint daarmee een jaar gratis webhosting. Een finaleplaats krijgen ze niet. Voor Dolores houdt het Uur U-avontuur op. “We zijn nog een maatje te klein”, denkt Miep. Emily: “We willen één van de allerbeste bands in Nederland worden. Maar nu zijn we nog niet zover.”

De jury kiest voor Rebound, Wackmobile en The Shenanigans. Van de bandjes die zaterdag hebben opgetreden gaan er twee naar de finale: Geigercounting en The Gasoline Brothers . Op 26 maart strijden deze all-men bands in Tivoli om de hoofdprijs: een plekje in de semi-finale van de provinciale bandjescompetitie het Geheim van Utrecht. De winnaar van die strijd wordt afgevaardigd naar De Grote prijs van Nederland. Het U-blad houdt het in de gaten.

Zie voor meer informatie: www.uuru.nl en www.doloresweb.nl

Extra competitie in fotografie, recenseren en presenteren

Naast de bandcompetitie organiseert het Uur U elk jaar ook een review-, foto- en hostwedstrijd. Iedereen kan zich opgeven voor één van deze drie awards. Zowel het publiek als een vakjury beoordelen de deelnemers.

Rob ter Heine (24) zesdejaars farmacie, is net begonnen aan zijn minor Journalistiek en doet mee voor de prijs voor de beste recensie. “Ik adem muziek. Ik ben er erg in geïnteresseerd en ik speel zelf basgitaar. Om dat te combineren met het schrijven vind ik hartstikke leuk.”

Freelance fotograaf Mona van den Berg (35) doet mee omdat de combinatie van muziek en fotografie haar aantrekt. In haar werk maakt ze veel theaterfoto’s. “Mijn liefde gaat uit naar fotografie en muziek. Foto’s van en dynamische avond zijn altijd leuk om te maken.” Ze heeft nog niet op de site van het Uur U gekeken naar haar concurrentie. “Ik verwacht niks, alleen dat ik een leuke avond heb en mooie beelden kan maken."

De winnaars van deze twee categoriën krijgt onder meer publicatieruimte in muziektijdschrift Fret en op musicfrom.nl.

Eva Brouwer, die voor de host-award inmiddels de tweede ronde heeft gehaald, heeft al vaker gepresenteerd. “De hoofdprijs is het presenteren van het Leidsche Rijn festival. Dat heb ik nota bene al een keer gedaan! Maar ik vind presenteren gewoon heel leuk. Gelukkig ken ik geen zenuwen als ik op het podium sta. Ik zing ook in bandjes, dus ik ben het wel gewend. En ik hou gewoon van aandacht.” Eva moet het opnemen tegen Harry Rienmeijer, die als presentator een hele show neerzet. “Ik blijf meer mezelf”, zegt Eva. “Maar ik kan ook hele droge humor hebben.”

Op www.uuru.nl zijn de inzendingen voor de foto- en reviewaward te zien en de biografieën van de hosts te lezen.

Het recht om te dromen over een Nederlandse toekomstMag vluchtelingstudent Tarig nog dierenarts worden?

Tarig Sowar El Dahab wil in Nederland dierenarts worden. Hij begon vorige maand met zijn co-schappen. Sinds minister Verdonk haar plannen voor afgewezen asielzoekers bekendmaakte verkeert de Soedanese student in grote onzekerheid of hij hier zijn studie wel af mag maken.

Een maand geleden begon Tarig met zijn co-schappen. Nadat hij een vrijstelling had gekregen vanwege een opleiding die hij eerder in Egypte volgde, voltooide hij het derde en vierde doctoraaljaar in Utrecht in rap tempo. Nu kan hij over twee jaar in het bezit zijn van de felbegeerde erkenning die nieuwe poorten voor hem kan openen. Maar zeker weten doet hij het niet.

De diergeneeskundestudent behoort tot een groep van 45 uitgeprocedeerde vluchtelingstudenten die dreigt te worden uitgezet voordat ze hun opleiding in het hoger onderwijs in Nederland kunnen afmaken. De stichting voor Vluchteling-Studenten UAF ondersteunt hen. Naast Tarig dreigt voor in elk geval nog één Utrechtse vluchtelingstudente, een UAF-cliënte afkomstig uit Azerbeidzjaan, eenzelfde lot. Met de nieuwe Vreemdelingenwet wás het verkrijgen van een verblijfsgunning met als reden studie al veel moeilijker geworden, en nu kent de regering in het geheel geen pardon meer. Plaatsing in een uitzetcentrum is ook voor deze studenten het voorland.

De vereniging van universiteiten (VSNU) en de HBO-raad schreven onlangs samen met UAF een brief naar de vaste kamercommissie voor justitie waarin zij erop aandrongen deze jongeren hun studie te laten afmaken. Het verzoek werd vorige week door de commissie weggewuifd. De mogelijkheden van Tarig en de andere studenten om of vanwege studieredenen of vanwege schrijnende omstandigheden in Nederland te mogen blijven, lijken daarmee uitgeput. Enige hoop is dan nog een coulante houding van de autoriteiten op het moment dat de studenten worden opgeroepen.

Mismoedig concludeert Tarig: "Mijn verhaal staat symbool voor dat van al die andere studenten. We passen niet echt in de regelgeving. We vormen een uitzondering en zouden ook zo behandeld moeten worden." Hij argumenteert: "Alle studenten hebben een hele strenge intake gehad. UAF is echt kritisch bij de toelating. Niet iedereen mag zomaar gaan studeren. En bovendien: als studenten nu stoppen is dat weggegooid geld. Met een diploma kunnen ze ooit in hun eigen landen mooie dingen doen."

Van zijn collega co-schappers krijgt hij veel steun. "Die begrijpen het ook niet, die vinden me zo geïntegreerd als je maar kunt wensen." Zijn studie is voor hem een overlevingsmechanisme. "Ik leer elke dag wat nieuws, elke dag. Ik ervaar dat als een enorm voorrecht. Daarom wil ik positief blijven. Hoop doet leven. Wat is mijn alternatief? Gekke dingen doen? Een vriend van me heeft een zelfmoordpoging gedaan. Hij heeft drie kinderen. Ik probeer altijd vooruit te blijven kijken, ook al is het niet gezond om zo in de stress te moeten leven."

Het liefst wil hij in Nederland blijven. "Nederlands is de enige taal die mijn zoontje spreekt. Hij kent geen woord Arabisch." Maar dromen over de toekomst durft hij zich niet te veroorloven. "Ik heb niet het gevoel dat ik dat recht heb op dit moment."

XB

'Veel studenten zijn nu een stuk wijzer'

Eerste nationale Masterbeurs groot succes

Fleur Baxmeier

Zowel op vrijdag als zaterdag is het vanaf tien uur ’s ochtends al een drukte van belang op de beurs. Studenten lopen enthousiast langs de stands met het doel zoveel mogelijk informatie te scoren. De rode tasjes die bij binnenkomst worden uitgedeeld raken al snel gevuld met dikke boekwerken, rolletjes snoep en glanzende folders. “Ik ben hier net een half uurtje, maar heb al een hele tas vol zooi”, zegt Paul van Asperen, tweedejaars student rechten aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Hij is samen met een aantal vrienden naar Utrecht gekomen, omdat hij eens wil kijken wat de mogelijkheden zijn wat betreft de masters: “Ik hoopte dat ik hier wat zou opsteken, maar tot nu toe vind ik het een chaotische boel. Het aantal stands valt me tegen en de mensen die bij de informatiekramen staan, verwijzen je steeds door. Bel de studieadviseur maar op, zei een meisje bij de stand van de Universiteit Utrecht. Ben ik daarvoor hierheen gekomen?”

Paul en zijn vrienden besluiten de geplande masterclass van de Utrechtse nobelprijswinnaar professor dr. Gerard ’t Hooft over te slaan: “We hebben het gehad,” zegt hij terwijl hij nog een hand gratis Engelse drop in zijn mond stopt. “Ik zoek thuis wel verder op Internet.” Ze zijn niet de enigen die de masterclass links laten liggen: van de veertig stoelen blijven er zeker dertig leeg. Ook bij de masterclasses van andere universiteiten blijft het rustig. “De studenten komen toch vooral voor de informatie. Je moet de masterclasses als extraatje zien”, verklaart Leonie Silkens, medewerker van de Utrechtse faculteit Natuur- en Sterrenkunde.

Silkens heeft de hele ochtend bij de stand van de Universiteit Utrecht gestaan en controleert nu of studenten een toegangsbewijs hebben voor de masterclass. Ze kreeg vanmorgen vooral vragen over de aansluiting van het hbo op een universitaire master: “Er lopen vandaag veel hbo’ers rond die in de toekomst een universitaire master willen doen, maar niet precies weten wat de mogelijkheden zijn en hoe lang een omschakelingscursus duurt. Ze willen graag weten hoe het precies zit.”

Nieuwsgierig

De stand van de Universiteit Utrecht staat in het midden van de beurszaal en valt op door de grote glazen wand, die in het midden van een groot donkerrood blok is geplaatst. Op het blok staan vier computers die door zowel bezoekers als de zes standmedewerkers gebruikt kunnen worden om informatie op te zoeken over de verschillende masters. Ietwat verloren hangt Joost Bloemendal rond bij de stand. Hij studeert communicatie & informatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht en hoorde via vrienden van de beurs: “De universiteit heeft ons niet geattendeerd op deze beurs, terwijl ik toch wel nieuwsgierig ben naar wat masters van andere universiteiten mij te bieden hebben.”

Hij denkt erover de master Interculturele Communicatie te gaan doen, maar als het even kan liever niet in Utrecht: “Mijn studie is relatief nieuw en ik merk dat veel dingen in Utrecht niet goed georganiseerd zijn. In Amsterdam zijn ze al langer bezig met masters, dus ik verwacht dat het er daar beter aan toegaat.” Tot nu toe is hij nog niet erg onder de indruk van de beurs. Joost: “Het is hier veel kleiner dan ik had verwacht en ook mis ik een algemene stand van de Universiteit van Amsterdam. Eigenlijk bieden alleen Rotterdam en Utrecht veel algemene informatie aan.”

De Universiteit van Amsterdam (UvA) staat op de beurs met een aantal gespecialiseerde masters, zoals Computer Science. Een paar mannen in pak staan in deze stand geboeid te kijken naar een plasmascherm waarop een ingenieus voetbalspel te zien is. “Grappig hè”, zegt assistent in opleiding Frank Aldershoff van de UvA. Hij meldt dat hij vandaag al ‘best veel vragen heeft gehad’. “Vooral of het aansluit op het hbo, niet echt over de inhoud van de master. Als ik het antwoord op een vraag niet weet geef ik ze een pen. Dan gaan ze vanzelf wel weg”, lacht hij. Of de beurs een succes is, weet hij nog niet. “Dat kan ik pas zeggen als we de nieuwe inschrijvingen hebben geëvalueerd.”

Wie wel al durft te spreken van een groot succes is de standhoudster van de Hawaï Pacific University. “Het loopt hier storm”, roept een oververhitte standmedewerkster. “Kan nu niks zeggen, moet mensen helpen!” Marieke Vink haalt haar schouders op als de drukke vrouw haar vragen negeert en eerst iemand anders helpt. “Moet je deze folder kijken”, roept ze naar haar vriendin Rebecca , die net als zij Fashion Management studeert aan de Hogeschool van Amsterdam. “Je kan gewoon een jaar naar Hawaï! Beetje studeren, lekker in de zon liggen, jongens versieren, dáár wil ik wel heen!”

Voorzichtig peilt haar vriendin of deze master wel mogelijk is met hun vooropleiding: “Ach joh”, wuift Marieke haar bezwaren weg. “Volgens mij kun je alles doen, als je maar bachelor bent.” Haar vriendin kijkt bedenkelijk. “Zullen we weer verder gaan? Ik wil nog wat vragen stellen over de omschakeling en hier kan dat niet”, mompelt ze terwijl ze knikt naar de vrouw die nog steeds met iemand anders in gesprek is. “Mij best”, antwoordt Marieke vrolijk. “Ik wil eigenlijk ook nog wel even naar de stand van Education Australia, vind je dat goed?”

Wijzer

Er wordt op de beurs goed ingespeeld op het stijgend aantal mensen dat een studie wil volgen in het buitenland. Marlous van Schie, vijfdejaars student communicatie en management aan de Hogeschool van Utrecht, stopt een paar informatiefolders over Australië in haar propvolle plastic tasje. “Ik wil misschien wel naar het buitenland, alleen weet ik niet goed hoe het zit met de studiefinanciering. Ik heb net wat vragen gesteld, maar daar werd ik niets wijzer van. Die vrouw ratelde gewoon een verhaaltje af en luisterde niet naar mijn vragen. Ze zei dat ik maar naar hun site moest gaan.”

Er zijn meer studenten die klagen over de karige informatievoorziening bij de stands. Hiljanne van der Meer, derdejaars student biomedische wetenschappen aan de UU, haalt de schouders op bij het horen van deze kritiek: “De meeste studenten komen hier met nul kennis en willen van alles weten over hun specifieke mogelijkheden en de omschakelingsprogramma’s. Soms moet ik dan iets op de computer opzoeken of ze doorverwijzen. Wij proberen ze zo goed als mogelijk te helpen, maar ze moeten niet vergeten dat het voor ons ook allemaal nieuw is.”

Ook Noor Blaauw, studieadviseur Cognitieve Kunstmatige Intelligentie, verwijst regelmatig mensen door, maar het merendeel kan ze goed helpen. Het verbaast haar niet dat er op de beurs meer studenten van het hbo dan van de universiteit rondlopen. “Studenten van het wetenschappelijk onderwijs weten allang wat hier verteld wordt, daarom heb ik deze beurs ook niet gepromoot bij mijn studenten. Voor hen organiseren we specifieke bijeenkomsten waar meer gedetailleerde zaken zoals de afstudeermogelijkheden worden behandeld.”

Als aan het eind van de beurs blijkt dat ruim de helft van de bezoekers hbo’er was, één derde universitair student en de rest werkend, is ook medeorganisator Jeroen Otter niet verrast. “Dat verwachtten we al. Onder wo’ers leeft de master nog niet zo erg omdat het nog een tijd duurt voor ze ermee te maken krijgen. Ook zijn zij minder geneigd om van universiteit te switchen, terwijl voor hbo’ers de boel openligt. Zij moeten sowieso ergens anders heen en zijn heel intensief bezig om alle mogelijkheden te onderzoeken. Voor hen was deze beurs perfect om informatie te winnen. Ik denk dat veel studenten nu een stuk wijzer zijn.”

Vici-onderzoekers blij met geld en erkenning

‘Het idee dat je in je eentje iets goeds kan doen, is in Nederland bijna niet te verkopen’

Eén en een kwart miljoen euro! Dat is het enorme bedrag dat vijf excellente Utrechtse onderzoekers de komende vijf jaar per persoon mogen uitgeven aan leuke dingen voor de wetenschap. Zij krijgen dat geld uit de zogeheten vici-pot van de vernieuwingsimpuls van onderzoeksorganisatie NWO. Maar, is de vraag, als ze echt zo goed zijn, hadden ze dat geld dan niet van de universiteit moeten krijgen? Een rondetafelgesprek over werkdruk, geforceerde samenwerking en de grote kloof tussen alfa-gamma en bèta-medisch. Erik Hardeman, Margot van der Kamp

Toen zij half december hoorde dat zij in de prijzen was gevallen, slaakte Josine Blok een zucht van verlichting. ”Voor mij betekent de vici-subsidie heel veel. Ik heb als fulltime hoogleraar antieke geschiedenis officieel twee dagen onderzoekstijd per week. Maar door de bama en de gigantische onderwijsbelasting heb ik daar de afgelopen jaren nog geen tiende van gerealiseerd. Ik werd daar zo naar van, ik was alleen nog maar bezig met onderwijs geven en dingen regelen. Vooral daarom heb ik een vici-beurs aangevraagd. Ik dacht: als ik ooit nog iets wil op onderzoekgebied, moet ik nu een enorme schep geld binnenhalen, anders word ik heel erg gefrustreerd.

“Daar komt bij dat mijn specialisme, de geschiedenis van het antieke Griekenland, in ons land aan het uitsterven is, want al mijn collega’s ‘doen’ Rome. Dat heb ik in mijn aanvraag ook benadrukt: straks is er niemand meer die dit vak nog kan geven. De vici-beurs is dus een dubbele opsteker voor mij. Ik kan er aio’s (assistenten in opleiding, red.) mee aanstellen, zodat er hopelijk over vijf jaar weer universitaire docenten zijn die het vak weer verder kunnen helpen. En zelf kan ik eindelijk weer onderzoek doen, door een deel van mijn onderwijslast af te kopen.”

Aan de ronde vergadertafel op de redactie van het Ublad luisteren drie vici-winnaars uit bèta-faculteiten met verbazing naar hun collega uit de alfa-hoek. Een hoogleraar, en dan zo weinig onderzoekstijd?

Rob de Boer: “Uit mijn omgeving bij Biologie herken ik niet veel in het verhaal van Josine. Ik heb voor mijn gevoel zelf ook een behoorlijke onderwijslast, maar het zou onzin zijn om te zeggen dat die mijn onderzoek in de weg zit.”

Josine: “Hoeveel onderwijs geef je dan?”

Rob: “Ik geef per studiejaar zeven weken fulltime onderwijs. Dat is met de voorbereidingstijd en wat andere verplichtingen mee toch al gauw zo’n kwart van mijn aanstelling.”

Josine: “Zeven weken? Per heel studiejaar? Ja, dan praten we dus echt over twee verschillende werelden.”

Rob: “Kennelijk ja, maar denk niet dat ik daarom minder blij ben met de vici-beurs. Op dit moment heb ik één aio en één postdoc. Daardoor moet ik veel handwerk, dat net zo goed door een aio of een postdoc kan worden gedaan, zelf doen. Met het vici-geld kan ik opeens drie aio’s en een postdoc extra aanstellen. Dat is een enorme luxe. Tot nu toe was ik een persoon met een paar helpers, nu word ik een groep.”

Corné Pieterse: “Dat is bij mij ook het geval. Maar voor mij is vici om nog een andere reden belangrijk. Voor een universitair docent zoals ik ben, is het in een faculteit met geldtekort zoals Biologie heel moeilijk om hogerop te komen. universitair hoofddocent zou misschien nog wel lukken, maar er zijn zo weinig hoogleraarsposten dat de kans daarop minimaal is. Bovendien wordt onze hoogleraar na zijn pensioen vanwege de bezuinigingen niet opgevolgd. Dankzij de vici-beurs krijg ik binnenkort een bijzonder hoogleraarschap. Via die achterdeur kan ons onderzoek overeind blijven. Ze kunnen het nu niet zo makkelijk meer wegbezuinigen, want zo’n beurs laat zien dat je internationaal goed scoort. Dat is trouwens nog een belangrijk voordeel van de vici-beurs: het zet je als onderzoeker op de kaart.”

Astrid Kappers: “Dat is waar. Door de vici-beurs word je zichtbaar voor mensen die niet zo vertrouwd zijn met je vakgebied. Dat geldt zeker ook voor mij, want binnen de faculteit Natuur- en Sterrenkunde ben ik met mijn onderzoek naar de tastzin in zekere zin een buitenbeentje. Er zitten voldoende fysische aspecten aan mijn onderzoek, maar ik werk ook veel samen met psychologen en daar wordt bij ons toch een beetje vreemd tegenaan gekeken. Dan is het prettig als er van buitenaf erkenning komt dat het goed onderzoek is.”

Corné: “Wat ik trouwens ook heel prettig vind, is dat ik me de komende vijf jaar niet heel erg druk hoef te maken over het binnenhalen van projecten. Van de drie aanvragen die je schrijft wordt er misschien één gehonoreerd. Dat kost me een tijd.”

High potential

Dat de vier vici-winnaars nu eindelijk ongestoord aan hun onderzoek kunnen gaan werken, hebben zij te danken aan geld van NWO. De vraag of de universiteit haar talent niet al lang zelf had moeten belonen, vindt echter weinig weerklank, want iedereen weet dat de universiteit dat geld domweg niet heeft. Het is al heel wat, vindt Corné Pieterse, dat de Universiteit Utrecht zijn nek uitsteekt met het

high potentialprogramma,

in het kader waarvan jonge talenten geld kunnen krijgen uit het Utrechtse stimuleringsfonds.

Astrid: “Dat is waar, maar als je kijkt naar de eisen die ze stellen, dan vind ik het toch niet zo goed in elkaar zitten. Mijn grote bezwaar is dat je moet samenwerken met een andere

high potential

Waar is dat nou goed voor?”

Corné: “Op zich vind ik het wel goed dat je probeert meer samenwerking te krijgen binnen de universiteit, maar er bestaat nu inderdaad wel een kans dat je zaken combineert die kant noch wal raken en dan is het zonde van het geld. Samenwerking heeft alleen maar zin als die door beide partijen in volle overtuiging wordt aangegaan en als het ware van nature ontstaat. Zoals het nu is voorgesteld, worden

high potential

voorgedragen door de faculteit en dan bij elkaar gezet om samen een programma te schrijven. Op zich een goed initiatief, maar het gevaar bestaat dat je dan onderwerpen aanpakt die je normaal nooit zou aanpakken en dat alleen maar vanwege het geld, in zo’n gezochte constructie.”

Josine: “Het lijkt wel of er in Utrecht en trouwens in heel Nederland huiver bestaat om mensen puur op hun eigen capaciteiten te belonen. Het moet altijd in een groep. Maar dat is zeker bij Letteren niet de normale situatie. Het idee dat iemand in zijn eentje iets leuks of goeds kan doen, is in Nederland bijna niet te verkopen.”

Rob: “Bijna alle geldstromen willen tegenwoordig dat je samenwerkt. Op Europees vlak is het op het moment zelfs ridicuul. Daar moet je met weet ik hoeveel partners aan komen zetten, anders kun je het wel vergeten. Dat vind ik het mooie van de vici-beurs, dat je die als individu krijgt. Iedereen die iets in zijn mars heeft, kan bij NWO aankloppen. Ik deel de kritiek op het Utrechtse high potentialprogramma.

Waarom nou weer zo’n kunstmatige constructie? Waarom kijk je nou niet gewoon naar mensen die het goed doen en geef je die geld?”

Josine: “Dat is inderdaad het positieve van de vici-beurs. Maar wat ik bij NWO weer heel hinderlijk vind, is dat alles altijd vernieuwend moet zijn. Er zijn vakken zoals het mijne met beproefde methoden die al honderd jaar bestaan. Maar als je voor zulk onderzoek een aanvraag bij NWO indient, kun je het wel vergeten. Die vakken zijn niet in tel, want het is geen nieuwe Omo, dus mag het niet worden verkocht. Daarom vind ik ook zeker niet dat er nog meer geld van de universiteiten naar NWO moet worden overgeheveld, zoals hier en daar wordt gesuggereerd. Ik vind het heel belangrijk dat de universiteiten zelf ook voldoende onderzoeksgeld blijven houden om aio’s aan te stellen, want dat zijn de mensen tegen wie je kunt zeggen: ‘joh, werk dit eens rustig uit en gebruik daar de methode voor die er het meest geschikt voor is’, ook al is die niet nieuw en niet interdisciplinair en wat hij verder allemaal moet zijn.”

Corné: “Er is inderdaad heel wat nuttig onderzoek dat op zichzelf niet vernieuwend is, maar wel voortborduurt op nieuwe vindingen. Als daar geen geld voor is, loop je het risico dat de vertaalslag naar praktische toepassingen niet meer gemaakt wordt. Ik vind dan ook dat er niet nog meer geld naar puur vernieuwend onderzoek moet gaan. Er moet ook ruimte zijn voor boeiende vraagstellingen die alleen maar met beproefde methoden beantwoord kunnen worden. Hier is een mooie taak weggelegd voor universiteiten.”

Josine: “Datzelfde geldt trouwens voor de nadruk op jong. Bij ons komt het beste onderzoek van de ouderen. Voor ons werk heb je een heel grote eruditie nodig. Voordat je die hebt, ben je vijftien jaar verder. Ik zie bij ons een heleboel mensen van midden vijftig, die heel mooie dingen zouden kunnen doen, maar die in dit systeem van onderzoeksaanvragen bij NWO voor echt grote projecten weinig kans maken. Heel erg zonde.”

Onderwijs

Alle vier vici-winnaars zijn het erover eens: als je alleen maar onderzoek wilt doen, moet je niet aan een universiteit maar bij een onderzoeksinstituut gaan werken. Onderwijs hoort er juist bij en inspireert ook. Alleen die enorme werkdruk in de alfa-gamma faculteiten.....

Josine: “Ons grote probleem bij geschiedenis is de overbelasting in het onderwijs. En die wordt weer veroorzaakt doordat Utrecht niet echt een keuze kan maken. Ik vind Utrecht in veel opzichten de beste universiteit van Nederland, maar in dit opzicht heeft men hier een probleem, want de vraag is: wil Utrecht een universiteit zijn of een hbo-plus? Die keuze wordt niet gemaakt, en waarom niet? We willen twee dingen tegelijk: zowel massaliteit in onderwijs als toponderzoek. Maar bij ons en bij Rechten en Sociale Wetenschappen bijt dat elkaar. Wij geven ongeveer anderhalf keer zoveel onderwijs als onze collega’s in Leiden en Groningen. Zo houden wij de concurrentie met Leiden, waar we net een beetje bovenuit aan het klimmen waren, zeker niet vol.”

Astrid: “Bij ons speelt dat probleem niet zo, maar bij psychologie zie ik dat er meer studenten worden aangenomen dan de opleiding aankan. Je zult dus hoe dan ook moeten gaan selecteren al was het maar via een numerus fixus. Je kunt niet blijven zeggen: kom maar, kom maar.”

Josine: “Precies. Ik ben nooit voorstander van selectie aan de poort geweest, maar het kan gewoon niet anders. Bij geschiedenis krijgen we te veel studenten die denken: wat zal ik eens gaan doen? Gezien de mate waarin het water ons tot boven de lippen is gestegen, zullen we het onderwijs meer moeten afstemmen op studenten die het echt willen en kunnen. Als er dan toch bezuinigd moet worden, dan zou ik dat doen op dit freewheelen op kosten van de universiteit.

“Als we dan kiezen voor selectie aan de poort, dan zou ik dat niet alleen op motivatie en vaardigheden willen doen, maar ook op kennis. Dat gebeurt in alle andere landen toch ook? Ik zou het bijvoorbeeld erg op prijs stellen als onze studenten meer dan één moderne taal kunnen lezen, en als ze fatsoenlijk Nederlands kunnen schrijven. Dat het vwo-diploma daarin voorziet? Dat is niet waar, dat is de fictie die nog steeds bij de politiek leeft. Wij weten wel beter.”

Rob: “Ik merk inderdaad ook dat het niveau van de eerstejaars de laatste jaren achteruit is gehold. Ik moet eerstejaars nu elementaire wiskunde bijbrengen, anders begrijpen ze onze modellen niet. Ze weten niet eens meer wat een asymptoot is. Ze hebben sowieso trouwens steeds minder kennis van de exacte wetenschappen. Gevolg is dat je het niveau van je onderwijs moet verlagen, wil je ze nog bereiken.”

Corné: “Maar jij geeft dan ook wel een van de moeilijkste vakken van het eerste jaar! Het klopt dat het niveau van de eerstejaars is gedaald, maar met wat wij ze voorschotelen aan celbiologie kunnen ze redelijk goed overweg. Bovendien zijn ze gedisciplineerder en kunnen ze veel beter zelfstandig werken. Ze volgen alles en zijn zeker in de latere jaren heel serieus met hun studie bezig. Zodra ze wat meer gespecialiseerde vakken gaan volgen, merk ik niets meer van een niveauverschil vergeleken met vijf jaar geleden.”

Rob: “Dat klopt. Het niveau van onze afgestudeerden is er niet minder op geworden. En een winstpunt is dat ze tegenwoordig beter Engels spreken en lezen.”

Corné: “Geen student is meer bang om een praatje te houden en ze kunnen wat ze gedaan hebben, allemaal heel goed verwoorden en presenteren. Dat was in mijn tijd echt een uitzondering.”

Josine: “Ja oké. Maar jullie hebben niet te maken met andere talen dan Engels. Als wij studenten iets in het Frans of Duits voorleggen, begint minstens de helft van de zaal te loeien: dat kan ik niet lezen. Daarmee halveer je de debatten die je aan de orde kunt stellen.”

Corné: “Toch vind ik dat je voorzichtig moet zijn met selectie aan de poort. Er zijn genoeg voorbeelden van studenten die op jonge leeftijd nog niet weten wat ze willen, en die toch prima terecht komen. Van sommigen denk je in het eerste jaar: dat wordt helemaal niks, terwijl dat uiteindelijk fantastische wetenschappers worden.”

Josine: “Daarom was ik er ook altijd tegen. Maar een voordeel van selectie is weer dat scholieren gaan denken: als ik me een beetje inzet, dan heeft dat nut voor mij. Een groot probleem in Nederland is dat een goed resultaat op school je niets oplevert. Sterker nog, je kunt het beter maar niet al te duidelijk laten zien tegenover je medescholieren, want dan ben je een nerd.

So what?

denk ik dan. Als het goede mensen zijn, dan maar nerds. Het is zo vervelend dat dat in Nederland meteen weer nerds genoemd worden. Misschien dat dat verandert als je prestaties meer gaat belonen.”

Rob: “Ik vind dat wel een goed idee. De cultuur in Nederland is veel te veel een zes-min cultuur in plaats van ‘Yes, we gaan ervoor’. Je zou de beste studenten bijvoorbeeld een jaar hun collegegeld kunnen kwijtschelden. Dat lijkt me een hartstikke leuk initiatief. Veel beter dan dat collegegeld maar verhogen, zoals de politiek wil.”

Josine: “Precies. In landen waaraan wij ons zo graag spiegelen, de Verenigde Staten, Engeland, volgen op goede prestaties van scholieren en studenten altijd beloningen. Waarom kan dat hier niet?”

Corné: “Zo’n beloning lijkt me inderdaad geen slecht idee. Dan kunnen studenten meteen wennen aan de gedachte dat ze ook als onderzoeker de competitie met anderen zullen moeten aangaan. Want om de cirkel rond te maken en nog even terug te komen op onze vici-beurzen: dat we die in de wacht hebben gesleept, komt omdat we in ons onderzoek naar optimale prestaties streven. Hier aan tafel neemt niemand genoegen met een zes-min, dat weet ik zeker.”

Viki of vietsjie?

VICI: Vijftig jaar geleden zei iedereen Vitsji, dertig jaar geleden ging iedereen over op Viki en nu neigt men voor het late Latijn van Middeleeuwen en Renaissance weer naar Vitsji, omdat men vermoedt dat de uitspraak van het Latijn erg heeft geleken op die van het huidige Italiaans. Caesar zal gezegd hebben: ‘Veni, Vidi, Viki’, maar de frase is bekend geworden van de ouderwetse uitspraak Vitsji. Dus alles is goed, daar komt het op neer. (Josine)

De Vici-winnaars die deelnemen aan de rondetafeldiscussie

Rob de Boer (45)

Werkt bij theoretische biologie aan wiskundige modellen van het afweersysteem. Dat systeem bestaat uit talloze cellen en moleculen waarvan de werking via ingewikkelde patronen samenhangt. Met wiskundige modellen zijn de onderlinge relaties makkelijker uiteen te rafelen. De Boer was tien jaar universitair docent toen hij vorig jaar universitair hoofddocent werd. Vorig jaar diende hij ook al een vici-aanvraag in, die nèt niet gehonoreerd werd.

Josine Blok (50)

Bestudeert als klassiek historica de relatie tussen godsdienst en politiek

in het oude Athene, en dan met name de vraag hoe de uitoefening van

politieke rechten samenhangt met de manier waarop de burgers een gemeenschap vormen, een niet geheel van actualiteit ontbloot thema. Vanuit Groningen kwam Blok in 1997 naar Utrecht. In 2000 werd zij dankzij het Aspasia-programma universitair hoofddocent, om een jaar later een vrijgevallen hoogleraarspost te gaan bezetten.

Astrid Kappers (44)

Promoveerde vijftien jaar geleden in Eindhoven als experimenteel natuurkundige. Kreeg daarna een plaats als universitair docent in Utrecht en is sinds vijf jaar universitair hoofddocent. Kappers doet bij het Helmholtz Instituut voor de Fysica van de Mens onderzoek naar waarneming door middel van de tast. Zij werkt daarbij nauw samen met fysici en psychologen. Door de Vici-beurs kan zij drie aio's en een postdoc aanstellen.

Corné Pieterse (40)

Onderzoekt als fytopatholoog de afweermechanismen van planten tegen schadelijke micro-organismen en insecten. Ziek weefsel in planten geeft alarmsignalen af waardoor gezond weefsel de afweer maximaal inschakelt. Daardoor kan de plantschade relatief beperkt blijven. Corné onderzoekt de samenhang van de alarmsignalen van het afweersysteem. Hij begon tien jaar geleden in Utrecht als postdoc, en is sinds 5 jaar universitair docent.

'Oh, hoe wonderschoon zijn Adam en Eva!'

Noordelijk naakt wordt in de kunstgeschiedenis ondergewaardeerd

Floor Tinga

Volgens de algemeen geldende kunstgeschiedenis zouden de naakte Adam en Eva op Van Eyks beroemde schilderij 'Het Lam Gods' schuld en schaamte na de zondeval voorstellen. Ann-Sophie Lehmann denkt daar na zeven jaar studie anders over. Het bloot staat niet symbool voor schaamte, maar voor lichamelijke wederopstanding. Wat positief is, zegt de universitair docente van het Instituut voor Media en Re/presentatie. "Ondanks hun zonden, werden ze tóch in de hemel opgenomen."

Volwaardig naakt bestaat binnen de opvattingen van de huidige kunstgeschiedenis vóór 1500 nauwelijks. Noordelijk naakt zou in tegenstelling tot het Italiaanse naakt niet geïdealiseerd zijn en geen schoonheid bezitten. Het wordt 'lelijk bloot' in plaats van 'artistiek naakt' gevonden. Volgens historici zou naakt pas een zelfstandige kunstvorm zijn geworden ná de introductie van de 'schone naakten' uit de Italiaanse Renaissance. Naakt zou bovendien in de 15e eeuw alleen gebruikt zijn binnen een religieuze context, waar naakt negatieve associaties opriep als schaamte, schuld en pijn.

Dit huidige idee komt voort uit een 19de eeuwse opvatting: "De esthetische norm uit de vroege 19de eeuw voor mooi en volwaardig naakt, was gebaseerd op de antieken. Deze norm werd gewoon op het naakt uit de 15de eeuw geprojecteerd. Omdat deze naakten er heel anders uitzien dan antieke beeldhouwwerken of een Venus van Rafaël vielen ze buiten de boot. Men vond ze lelijk en slecht geschilderd. Naakten werden weggehangen, 'aangekleed' of direct overgeschilderd. Ik vind daarom dat deze kunsthistorische visie als subjectief en a-historisch moet worden bekeken", zegt Lehmann.

Deze negatieve interpretatie van het noordelijke naakt was de reden voor Lehmann een onderzoek te starten. De Duitse kunsthistorica schreef haar bevindingen in het proefschrift 'Met huid en haar'. Haar uitgangspunt werd de twee naakten uit het beroemde altaarstuk 'Het Lam Gods', van de 15e eeuwse Nederlandse schilder Jan van Eyck. Samen vormen de naakte Adam en Eva de twee buitenste panelen van het altaar, dat zowel open als dichtgeklapt kan worden. Dichtgeklapt staan de opdrachtgevers van het werk, ook wel stichters genoemd, afgebeeld. Deze zijde van het altaar heeft een sobere sfeer.

Bij het openklappen van de zijpanelen worden onverwachts zuivere kleuren zichtbaar. Pracht en praal schittert van de troon waarop God de Vader zit. Jezus het Lam wordt door engelen en geestelijken omringd. Hemelsblauwe luchten versieren de verschillende panelen welke verwijzen naar een passage uit de openbaringen van Johannes. Opvallend is het gegeven dat aan de uiterste zijden van het altaar Adam en Eva staan. Echter zonder pracht en praal en uiteraard zonder kledij. Ook staan ze niet in de buitenlucht, maar in de sobere sfeer van een nis.

Adam is met zijn knokige ledematen geen Griekse Adonis. Eva's bolle buik en schaamhaar zijn duidelijk in zicht. Volgens de kunstgeschiedenis was dit beschamend. Lehmann ontdekte in oude geschriften dat Adam en Eva in de 15de en 16de eeuw juist zeer enthousiast ontvangen werden. Van heinde en ver kwamen gelovigen naar Gent, om daar de mooie Adam en Eva in de kapel te kunnen aanschouwen: 'Oh, hoe wonderschoon zijn Adam en Eva!' was in de geschriften terug te lezen. Lehmann bedacht toen dat Adam en Eva mogelijk iets anders uitdrukten dan de 'schuld en schaamte'. "Schuld en schaamte zijn nauwelijks met de populariteit van de werken te rijmen."

De vroegere titels van het altaar onderbouwen volgens haar de populariteit destijds: "Vanaf 1548 heette het 'De tafel van Adam en Eva' en later werd zelfs de hele kapel waar het retabel stond 'De kapel van Adam en Eva' genoemd. Nu kennen we het werk als 'Het Lam Gods, waarbij Adam en Eva een onbeduidend onderdeel lijken van het gehele altaar."

Lehmann onderwierp het altaar aan een grondige heranalyse. "Het is heel aannemelijk te veronderstellen dat de panelen van Adam en Eva vroeger gemakkelijk apart opengevouwen konden worden. De bouw van het altaar geeft daar duidelijke aanwijzingen voor. Eenmaal opengeklapt verschijnen Adam en Eva dan aan de buitenkant van het altaar, waarmee ze op één lijn komen met de portretten van de stichters. Deze opstelling verbeeldde waarschijnlijk de hoop van de stichters op vergeving én lichamelijke wederopstanding, in plaats van de lichamelijke zonde", vertelt Lehmann. De identificatie van de stichers met Adam en Eva wordt onderstreept door het feit dat beide paren in een vergelijkbare sobere nis staan.

De eeuwenoude vooronderstelling dat Van Eyck naaktmodellen gebruikt zou hebben voor Adam en Eva verwerpt Lehmann in het laatste hoofdstuk van haar proefschrift. "Het zou in de periode van Van Eyck zeer ongebruikelijk zijn geweest iemand naakt te laten poseren. Iets wat tegenwoordig heel normaal wordt gevonden. Je moet het echter bekijken vanuit de periode waarin hij leefde. Plaatsen waar hij in die tijd naar naakten kon kijken waren - afgezien van thuis - alleen de badhuizen." Het gebruik van olieverf draagt wel bij aan de suggestie van een levend model. Van Eyck was één van de eerste schilders, die olieverf toepaste in plaats van het matte tempera voor huidskleur. Olieverf maakt vloeiende overgangen mogelijk en geeft meer glans, daardoor lijkt de geschilderde huid opeens veel levensechter. Daarnaast kan er vele malen nauwkeuriger en langzamer gewerkt worden, waardoor er meer tijd is om levendige en realistische accenten te schilderen.

Lehmanns onderzoek was voor haar zelf een echte ontdekking. De resultaten waren onverwachts verbluffend. "Ik was voor ik aan dit onderzoek begon al geboeid door Van Eyck's Adam en Eva. Nu weet ik dat ik ze precies zo bewonder zoals de 15de-eeuwer ze destijds ook bewonderde: hun levensechtheid. Helaas heb ik géén Adam en Eva in huis hangen."

Lehmann vind dat het noordelijke naakt nog veel te weinig onder de aandacht is gebracht van de huidige kunstgeschiedenisstudenten. "Ik hoop daar met dit onderzoek enige verandering in te brengen."

Willy Wortel is fris en dertig

Dat blijkt uit de voorlopige Nederlandse resultaten van de zogeheten PatVal-enquête (Value of European Patents), een onderzoek naar de factoren die bepalend zijn of een uitvinding tot een waardevolle innovatie leidt. In ons land werden ruim tweeduizend uitvinders benaderd. Het onderzoek wordt ook uitgevoerd in Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en Groot-Brittannië.

De uitkomsten zijn niet erg verrassend. De 'gemiddelde' uitvinder is man (98%), is ten tijde van de uitvinding in de dertig, en heeft een universitaire opleiding (51%). Bijna eenderde heeft een hbo-titel en een zesde deel is lager opgeleid. Het wekt ook geen verbazing dat de opleidingsrichtingen overwegend technisch zijn, zoals werktuigbouw (23%) en chemische technologie (22%).

Slechts zes procent van de uitvinders werkt als zelfstandige. Bij universiteiten en publieke onderzoeksinstellingen is slechts vier respectievelijk drie procent werkzaam. Tweederde is in dienst bij een bedrijf met meer dan 250 werknemers. Dat de klassieke uitvinder à la Willy Wortel bijna niet meer voorkomt, blijkt ook uit het feit dat het gros (84%) aangeeft dat interactie met naaste collega's van belang was tijdens het inventieproces.

HOP

Slapland

Loopt onze tolerantie niet een beetje uit de hand? En zijn we eigenlijk wel echt tolerant? Of zijn we vooral te onverschillig of laf om actie te ondernemen als een situatie daarom vraagt? We doen in ieder geval ons best om niemand tegen het hoofd te stoten en met iedereen vriendjes te zijn. Lekker politiek correct.

Een tijdje terug verkrachtten drie gewapende jongens een meisje, terwijl haar vrienden moesten toekijken. De jongens werden gepakt, maar de politie mocht niets zeggen over hun achtergrond. Waarom niet? Vertel het als het blanke jongens zijn uit een achterbuurt, Marokkaanse buurjongens, geflipte gymnasiasten of wie dan ook. Het vermelden van hun achtergrond kan misschien stigmatiserend werken, maar als het bewust wordt achtergehouden gaan mensen zich ook van alles in hun hoofd halen. Zo kan politieke correctheid de waarheid vertroebelen.

In Venlo werd een jongen doodgeschopt na een “bijdehante” opmerking. Een groepje winkelende mensen stond erbij en keek ernaar. Twee andere grensverleggende misdrijven vonden de afgelopen tijd plaats. Een jongen schoot zijn conrector dood in de aula van zijn school. Een andere jongen vermoordde zijn ex-vriendinnetje, stak haar lijk in brand en liet het achter in een berm.

Drie ontspoorde voorbeelden van hoe sommige allochtone jongeren onbetrokken zijn bij Nederlandse omgangsvormen en hier nul respect voor hebben. Hun wereld is hard, dus hun aanpak moet streng maar rechtvaardig zijn, met duidelijke grenzen. Respect kan hen worden bijgebracht door ouders, vrienden en familieleden die wel in de maatschappij staan. Dus laten we hen nu eens echt Nederlandse taal & cultuur leren en actief spreiden. Andersom: Eerst een praatje maken met onze nieuwe, getinte buren voordat we gaat piepen dat ons huis minder waard wordt. Onverschilligheid is makkelijker dan tolerant zijn.

Bert Ruiter

Bert is onderzoeker in opleiding in het UMC

Wat is rechtvaardigheid?

Centraal in zijn onderzoek staat de vraag hoe mensen zich een oordeel vormen over wat sociaal rechtvaardig is, zegt Van den Bos. "Over die vraag wordt al sinds het begin van het westerse denken heel verschillend gedacht. Ruwweg kun je door de hele geschiedenis heen twee opvattingen onderscheiden. De 'rationalistische school', die zijn oorsprong vindt bij de Griekse filosoof Aristoteles, gaat ervan uit dat oordelen over sociale rechtvaardigheid worden gevormd door middel van logisch redeneren. Of iets rechtvaardig is of niet kan in die visie op een weloverwogen en objectieve manier worden vastgesteld. Daartegenover staat de 'intuitieve school', met als oudst bekende aanhanger de Griek Aristippus, die ervan overtuigd is dat oordelen over wat rechtvaardig is, op een subjectieve manier tot stand komen en sterk worden beïnvloed door de gevoelens van degene die het oordeel velt."

Volgens Van den Bos is de discussie in de voorbije eeuwen weliswaar uit en te na onderzocht door filosofen, juristen en sociaal wetenschappers, maar altijd op een vrij theoretische manier. "Inmiddels zijn er echter zulke geavanceerde methoden van sociaal-psychologisch onderzoek beschikbaar dat het hoog tijd is om heel precies na te gaan wanneer mensen meer rationalistisch of meer intuïtief rechtvaardigheidsoordelen vormen. Ik ga de komende jaren een aantal experimenten met groepen proefpersonen uitvoeren, die hopelijk meer duidelijkheid in de zaak zullen brengen. Het zou toch aardig zijn als een ruim 2400 jaar geleden in Athene begonnen controverse over een paar jaar in Utrecht zou kunnen worden beslecht."

Vici

De vici–subsidie (spreek uit als vietsjie) is één van de drie subsidievormen van de Vernieuwingsimpuls die zijn gericht op vernieuwing van wetenschappelijk onderzoek. De drie tranches zijn genoemd naar de uitspraak van Julius Caesar: 'Veni, vidi, vici' ofwel 'ik kwam, ik zag, ik overwon’. Veni (maximaal 200.000 euro) is voor pas gepromoveerde onderzoekers; Vidi (maximaal 600.000 euro) voor ervaren postdocs die tot de beste tien à twintig procent van hun vakgebied behoren en Vici (maximaal 1.250.000 euro) is bestemd voor onderzoekers die met succes een vernieuwende onderzoekslijn hebben ontwikkeld. Onderzoeksorganisatie NWO betaalt 70 procent van het bedrag, de universiteit neemt dertig procent voor haar rekening.