Achtergrond

'Ik ben niet bereid met een wapen rond te lopen'

De dilemma's van een atheïstische jood

Maarten van den Haak

"Af en toe vraag ik me nog weleens af waarom ik eigenlijk mijn best heb gedaan tijdens de legerkeuring", vertelt Jonathan. "Als ik me had voorgedaan als een labiele psychoot dan zouden ze me nooit vragen met een wapen rond te lopen." Doordat Jonathan op zowel de fysieke als de psychologische test goed scoorde, werd hij ingedeeld bij de luchtmacht. "Mijn vader was zo trots op mij. In zijn jonge jaren ging hij vrijwillig in dienst. Zijn droom was altijd om straaljagerpiloot te worden. Tot zijn spijt is hem dat niet gelukt. Ik had de mogelijkheid zijn droom alsnog een gezicht te geven. Hij zei tegen mij: 'Als je piloot wordt kan ik in rust sterven'. Toen ik mijn vader duidelijk maakte dat ik geen deel uit wilde maken van een oorlogsmachine maar wilde studeren, steunde hij tot mijn verbazing mijn keuze."

Dat was het begin van een bureaucratisch conflict tussen Jonathan en de Israëlische staat. Jonathan probeerde zijn dienstplicht te omzeilen, door eerst te gaan studeren, maar uitstel van de dienst behoorde niet tot de mogelijkheden. Het leger bleef voet bij stuk houden en was niet bereid tot een compromis. De opties waren duidelijk, vertelt hij. "Ze zeiden: 'Of je gaat het leger in en wordt straaljagerpiloot, of we stoppen je achter slot en grendel totdat je wél je dienstplicht wil voldoen'."

"Dat maakte het erg frustrerend. Een compromis was uitgesloten. Ik heb mijn uiterste best gedaan om overgeplaatst te worden naar een andere divisie. Het is niet dat ik een pacifist ben of zo, of dat ik niet geloof in de staat Israël,maar ik ben gewoon niet bereid met een wapen rond te lopen. Laat staan bommen te gooien op onschuldige Palestijnen. Mijn verzoek ingedeeld te worden bij de inlichtingendienst werd verworpen. Ik zou me veel liever bezighouden met het voorkomen van aanslagen dan het om zeep helpen van Palestijnse leiders of het bombarderen van hun nederzettingen. Het heeft te maken met mijn eigen ideologie. Uiteindelijk bleef voor mezelf maar één optie open en dat was Israël te verlaten. Dus dat heb ik gedaan."

"Toen ik net op de campus van University College kwam wonen, vertelde ik anderen liever niet dat ik joods ben. Ik had daar moeite mee, omdat mensen in het buitenland snel de koppeling maken naar de joodse religie, en daar geloof ik niet in. Ik ben gewoon een atheïst. Lang voelde ik dat ik dat als jood niet kon maken. Daardoor voelde ik me minder joods. Eigenlijk ben ik tijdens de holocaust workshop steeds meer gaan ontdekken dat ik ook op een hele andere manier joods kan zijn. De geschiedenis van mijn volk en mijn historisch besef daarvan maakt mij een jood. Los van het feit of ik nou praktiserend religieus ben of niet. Het organiseren van deze excursie heeft me het gevoel gegeven dat ik op een bepaalde manier mijn joodse identiteit meer vorm geef."

Hoe Jonathans toekomst er uit ziet, is onduidelijk. Mocht hij ooit nog een keer voet in Israël willen zetten dan moet hij óf zijn dienstplicht vervullen óf naar de gevangenis. "Ik vind het af en toe wel moeilijk dat ik niet zo maar terug naar huis kan keren. Mijn hele familie woont in Jeruzalem en die zie ik dus nooit. Mijn ouders zie ik één of twee keer per jaar buiten Israël. Dat is eigenlijk veel te weinig. Als over een paar weken het collegejaar er op zit dan moet ik weer op zoek naar onderdak totdat ik na de zomer weer op de UC-campus kan gaan wonen."

"Ik voel me regelmatig machteloos. Dan zou ik aan Israël duidelijk willen maken dat mijn hart wel op de juiste plek zit, maar dat ik niet bereid ben te vechten. Als ik voor een rechter zou staan, dan had ik hem graag duidelijk willen maken waarom ik geen piloot wil worden. Alleen ben ik bang dat hij mijn argumenten niet zal begrijpen. Hij zal mij waarschijnlijk zien als een lafaard die zich van zijn plicht probeert te ontdoen. Daarom denk ik dat het moeilijk zal zijn de rechter ervan te overtuigen dat ik een hele moeilijke beslissing heb genomen en dat die beslissing is gefundeerd op wat ik denk dat belangrijk is voor Israël. Het conflict tussen Israël en Palestina is niet op te lossen door het liquideren van leiders of het terroriseren van Palestijnen. In elk geval wil ik daar niet aan bijdragen. Vanuit dat ideologisch oogpunt heb ik mijn familie en vrienden in Israël achter gelaten."

'Als voorzitter kun je een beetje de rol pakken van de gewone lezer'

Moleculair bioloog Plasterk als juryvoorzitter van de Libris Literatuurprijs

Janny Ruardy

In het elfjarig bestaan van de Librisprijs voor Nederlandstalige literatuur is hij de eerste voorzitter die uit de wetenschap komt. Tot vorig jaar werd de voorzittershamer voornamelijk door politici (Lubbers, Van Mierlo) gehanteerd. Met Ronald Plasterk (1957), directeur van het Hubrecht Laboratorium als voorzitter wordt met deze traditie gebroken. Volgende week dinsdag maakt hij tijdens een live tv-uitzending bekend wie de winnaar is van de Librisprijs.

Vanaf z’n kindertijd leest Plasterk veel boeken. Veel Nederlandse, maar ook buitenlandse literatuur. Tegenwoordig vooral als hij op reis is. En hij leest ook wel óver boeken in recensies en boekenbijlagen. Dat stelde de moleculair bioloog in staat om volwaardig mee te discussiëren over boeken met literair geschoolde broeders en zusters. “De vakjuryleden hebben ieder apart natuurlijk meer literaire bagage, maar omdat ze onderling ook allemaal weer een heel verschillende achtergrond hebben - de één poëzie, de ander Vlaamse literatuur - kon ik in het gebied van overlap toch meekomen. En uiteindelijk wordt literatuur ook niet geschreven voor vakmensen, dus je kunt als voorzitter ook een beetje de rol pakken van de gewone lezer.”

In één jaar 146 boeken lezen, lijkt een zware opgave voor iemand met een drukke baan, een wekelijkse column in de Volkskrant en in Buitenhof. De voorzitter hoeft in de eerste ronde niet alle titels te lezen, verzekert Plasterk. Toch heeft hij er vanaf het begin veel werk van gemaakt en ongeveer de helft gelezen. “Ik kies niet alleen voor het technisch voorzitterschap daar is het inhoudelijk veel te leuk voor. Als libero had ik het voordeel dat ik in eerste instantie zelf kon selecteren. Je probeert het lezen te richten op de boeken waarvan je verwacht dat ze kans maken. Ik heb een enkele keer gehad dat ik een boek aan de kant legde. Wanneer er tijdens een jurybijeenkomst een dikke C - de slechtste categorie - werd gegeven, had ik het achteraf dus terecht aan de kant gelegd, maar dat weet je van tevoren niet zeker. Je kunt het soms ruiken. Kijk, als een boek 'de Farao van Agnathon' heet en het eerste hoofdstuk is geheel lineair geschreven met veel dialoog, de auteur is volgens de flaptekst eerst kinderboekenschrijver geweest, dan is de kans niet heel groot dat het een literaire prijs gaat winnen.”

Verloren liefde en jeugdtrauma

Het niveau van de boeken is wisselend. In het juryrapport wordt gerept van een overdosis ‘verloren liefde en jeugdtrauma’. “Ja, dat is een kreet van mij.” Hoewel hij aangeeft geen negatieve uitspraken te doen over de genomineerde boeken, wil Plasterk wel kwijt, dat hij vindt dat het meerwaarde heeft als de auteur zichtbaar uitstijgt boven zijn of haar particuliere besognes. “Ik ken inmiddels wel de verhalen over mislukte liefdes binnen de grachtengordel.” Je verdiepen in een historische context, zoals Thomas Rosenboom doet, of Japin of Lieske of Ten Berge, dat spreekt mij aan. Ik denk dat het succes van Rosenboom daarmee samenhangt. Hij creëert een nieuwe wereld voor mensen. In 'de Nieuwe Man' komt zo’n scheepsbouwer uit Oost-Groningen tot leven. Een extra slag maken, dat maakt een boek boeiender.”

Om een weloverwogen keuze te maken, discussieerde de jury over de waarde van de verhalen. De juryleden moesten elkaar zien te overtuigen van hun mening. “Ik heb meermalen gezien, dat een jurylid om ging door iemand die zich er vol ingooide. Heel leerzaam. Het aardige van het voorzitterschap was dan ook ervoor te zorgen dat je er met z’n allen fatsoenlijk uitkomt. Even erboven gaan hangen, en je eigen oordeel opschorten. Gelukkig verliep het in volle harmonie. Nu het bijna afgelopen is, kijk ik met enige weemoed terug. Ik zou het nog wel een keer willen doen, het was een schitterend jaar.”

Opvallend bij de bekendmaking van de zes genomineerden is, dat gevestigde namen als Grunberg, Rosenboom en Van der Heijden ontbreken. Dat heeft volgens Plasterk te maken met het hoge niveau van de achttien auteurs op de longlist. "Ik vond De Asielzoeker van Grunberg een intrigerend boek, het staat dan ook niet voor niets op deze lijst. Er zit veel humor in; de reden waarom hij niet op de shortlist staat? Tja,... – ik spreek nu alleen voor mezelf – het blijft wat vlak. Op een gegeven moment heb ik het gevoel dat Grunberg de hoofdpersoon wel belachelijk genoeg gemaakt heeft. Dan denk ik ‘what else can you show me’. Ik zag er niet helemaal aan af dat dat nou de absolute top van de Nederlandse literatuur zou moeten zijn.”

De superlatieven over de zes overgebleven kandidaten in het rapport liegen er echter niet om. Daarin wordt gesproken van een ‘historisch sprookje zo betoverend dat je vergeet hoe weinig plausibel het is.’ De jury beweert zelfs, dat de zes een plaats verdienen in de wereldliteratuur.

Grote kanonnen

Niet iedereen van het schrijvers-establishment kan zich vinden in het jurybesluit. Zo sprak de gepasseerde A.F.Th. in Het Parool van een hooggekwalificeerd schaduwkabinet. ‘In Nederland heerst een doorgeschoten democratiseringsdrang, ook voor talenten. De jury straalt uit: laat de grote kanonnen maar stikken, die krijgen al genoeg aandacht.’ Daarnaast beschuldigde hij de jury ook nog eens van lekken. De auteur zou elke dag op de hoogte worden gehouden in een Amsterdams café.

“Ja, maar dat is echt onzin. Ik vind dat Van der Heijden zich een slecht verliezer toont met dit commentaar. Vier van de zes zijn grote kanonnen. Als je ziet wie er allemaal in de media zijn getipt als kanonnen, dan heb je niet eens voldoende plek. En dat lekken is niet waar; hij zegt ook dat hij er zeker van was genomineerd te worden, dus zo goed was hij niet op de hoogte.”

De grote vraag blijft natuurlijk wie er gaat winnen. Plasterk heeft z’n keuze al gemaakt. Of de juryleden er snel met elkaar zullen uitkomen, weet hij niet. “De longlist van achttien boeken is soepel tot stand gekomen. Maar over dertien van deze boeken is pittig gediscussieerd voordat er zes overbleven voor de shortlist. Ik wilde op dat moment bewust geen rangorde bepalen, maar alleen praten over de nummers zes en zeven. Zeven valt net buiten de boot, daarom zijn zes en zeven interessant. Ik vond het zonde om op dat moment ons kruit te verschieten, en wilde ieder zijn finale voorkeur binnen de haag zijner tanden laten houden totdat we de winnaar moeten kiezen. Vijf mensen in een jury is weinig. Wanneer twee een onverwacht oordeel hebben, is er slechts een derde nodig voor de meerderheid. Ik heb alle boeken van de shortlist herlezen, dat zullen wel meer juryleden hebben gedaan. Een Nederlandstalig boek in een jaar twee keer lezen, dat heb ik sinds mijn kindertijd niet meer gedaan. De spanning van de ontknoping is dan natuurlijk weg, maar alle boeken zijn bij herlezen overeind gebleven. Dat had ik van tevoren niet verwacht. Een voorganger had mij verteld, dat het jureren een leuke klus was, maar die vond het alleen jammer dat die boeken zo tegenvielen. Misschien heb ik geluk gehad.

"Wat ik wel gemist heb is humor. Dat mag ik altijd wel. Ik heb me destijds om Gerard van het Reve slap gelachen, maar ook om Voskuil.

Voor Wichtigtuerei ben ik een beetje allergisch. Ik heb vroeger wel eens kritische stukjes over sommige boeken van Mulisch geschreven, die vond ik op de grens van pedanterie.”

KADER

Libris Literatuurprijs

Op 27 april wordt voor de elfde keer de Librisprijs voor Nederlandstalige literatuur uitgereikt. Een jaarlijks wisselende vakjury kiest onder leiding van een voorzitter uit het maatschappelijk veld, uit het literaire aanbod van dat jaar. Dit keer bestaat uit de jury uit Ronald Plasterk, Abdelkader Benali, Arie van den Berg, Margot Dijkgraaf en Erik Spinoy. Zij moesten uit de 146 ingezonden titels uit 2003 een longlist van achttien titels maken. Hieruit werden zes finalisten gekozen die elk een geldbedrag van 2500 euro krijgen. De uiteindelijke winnaar krijgt nog eens 50.000 euro extra. De stichting Libres Literatuurprijs hoopt met deze wedstrijd de belangstelling voor literatuur van eigen bodem te stimuleren. De genomineerden voor de hoofdprijs zijn: H.C. ten Berge met 'Blauwbaards ontwaken'; Bernlef met 'Buiten is het maandag'; Arthur Japin met 'Een schitterend gebrek'; Tomas Lieske met 'Gran café Boulevard'; Nicolien Mizee met 'Toen kwam moeder met een mes' en Rashid Novaire met 'Maïsroest'.

'Slinger door de stad' feestelijk succes

Janny Ruardy, Armand Heijnen

Mijn tante Hilda

Ook PHRM, ofwel het Gele Paleis aan het Janskerkhof, ofwel het onderkomen van het Utrechts Studenten Corps, houdt op deze culturele zondag open huis. Onder meer met een optreden van zigeunerkapel Tzigane, met een openstelling van het Corpsmuseum en met een vermakelijke voorstelling van de corporale Koninklijke Toneelvereniging. Zich er zeer van bewust dat burgerij en 'knorren' nu bij wijze van uitzondering tot hun gasten behoren, benut de toneelvereniging haar optreden om te beklemtonen dat het beeld dat in de pers van het corps wordt geschetst, maar een klein en slecht gekozen of slecht begrepen deel van de werkelijkheid is. Er gebeurt immers zoveel meer, zoveel moois...

Het toneelstukje 'Tante Hilda', een co-productie van corps en vrouwelijke tegenhanger UVSV, begint te laat, maar het wachten heeft hier iets vanzelfsprekends en wordt bovendien beloond: het is een snerpende parodie op het liefdesverhaal, vol passie gespeeld en met onmiskenbaar vermakelijke momenten. Zelfs mijn dochtertje van 3 jaar zit de voorstelling van toch ruim een half uur met gemak en plezier uit. Waar toneel al niet goed voor is: de vaak verkeerd begrepen humor van corpsleden wordt hier verhelderd. Moeten ze vaker doen, hun deuren open gooien... (AH)

Repelsteeltje anno nu

Bij cultureel centrum Parnassos staat om drie uur een dikke rij mensen voor de deur van de theaterzaal voor de voorstelling Het lijden van het jonge Repelsteeltje. Een eigentijdse versie van het oude sprookje. Met een goed scenario, leuke teksten en overwegend getalenteerde spelers krijgt studententheatergroep Passevite meteen de zaal plat. Dat anderhalf uur lang volhouden, is een knappe prestatie. (JR)

Belle en Beets

In de Belle van Zuylenzaal van het Academiegebouw treedt een actrice op met een prachtig Frans accent, in een 18de eeuwse uitdossing compleet met hoepelrok en gepoeierde pruik. Isabella van Tuyll van Serooskerken van Zuylen, aldus haar volledige naam. Woonachtig te Slot Zuylen, en na haar huwelijk bekend geworden als Mme. de Charrière. Zij vertelt in tien minuutjes haar levensverhaal en haar bewondering voor de wetenschap. Een onconventionele vrouw van esprit en eruditie, wat onder meer blijkt uit haar vele nagelaten brieven en verhalen.

In de zaal zit emeritus hoogleraar Tjeerd van Wimersma Greidanus, ook al feestelijk uitgedost met forse bakkebaarden, kaplaarsen en een hoge hoed. "Mijn vriend Nicolaas Beets", stelt Belle van Zuylen haar toehoorder aan de rest van het gehoor voor. "Wij gaan inmiddels samen al door het leven als Belle en de Beets." Zij doet de historie geweld aan, want toen Beets werd geboren (1814), was Belle al gestorven (1805), maar een kniesoor die daar op een feestelijke dag als deze culturele zondag op let.

Greidanus, alias Beets, leest even later voor uit eigen werk. Het meest bekend is natuurlijk zijn bundel Camera Obscura, geschreven onder het pseudoniem Hildebrand. Aan de Utrechtse universiteit was deze dominee-schrijver verbonden als hoogleraar theologie. (AH)

Blonde vrouwen

Voor muziek en theater is duidelijk meer belangstelling dan voor poëzie. In de stand-up wetenschap over beroemde gedichten staat universitair docent Harald Hendrix in de Kernkampzaal van het Academiegebouw tegen vele lege stoelen te praten over de lyrische poëzie van Petrarca. De vijf bezoekers krijgen eerder een college (met heuse sheets) dan een stand-up praatje. Wat in elk geval blijft hangen, is dat de dichter viel voor blonde vrouwen.

Esther Jansma valt hetzelfde lot ten deel. De Utrechtse dichteres ziet de humor er van in. Jansma, in het dagelijks leven archeologe, wordt onder meer geïnspireerd door haar werk, blijkt uit haar gedichten. We krijgen alvast een voorproefje van haar nieuwe gedichten die volgend jaar gebundeld worden. (JR)

Darwin's dating bureau

Tot schrik van mijn vrouw vertel ik dat ik een blind date ga regelen. Ze is pas gerustgesteld als ze hoort dat het een date met een bloem betreft, en dat ook ons zoontje van 9 jaar zo'n afspraakje wil aangaan. In de maskerade-zaal in het Academiegebouw kun je van de drukke culturele zondag niet alleen even op adem komen bij een kopje koffie, maar ook een bezoekje brengen aan Darwin's Dating Bureau.

Medewerkers van de Botanische Tuinen hebben zich met indrukwekkende mappen en fiches achter tafeltjes geïnstalleerd, en voorlichter van de Tuinen Akkie Joosse loopt uitgedost als lentebloem klanten naar die tafeltjes te lokken; een overigens overbodige klus, want het loopt storm.

De bloem van mijn leven blijkt het 'moederkruid' te zijn en ik kan haar ontmoeten in de thematuin in De Uithof. Daar ben ik achter gekomen toen ik één op mij van toepassing zijnd zinnetje moest kiezen uit een lijst van twaalf, en vervolgens nog een plaatje moest kiezen uit pakweg tien keuzemogelijkheden. Het zoontje had iets met heksenkruid, wat ongetwijfeld méér te maken heeft met zijn huidige belangstelling voor Harry Potter dan met zijn voorliefde voor morsige bloemetjes op schaduwplekjes. (AH)

Santing

In de Pandhof, de binnentuin tussen Dom en Academiegebouw, wordt het om kwart voor vier heel erg druk. Honderden mensen staan te wachten op het moment dat de deuren opengaan voor het slotconcert van Dekoor met Mathilde Santing.

In de aula van het Akademiegebouw zingen is geen gemakkelijke opgave. Veel galm zorgt ervoor dat de teksten soms niet goed zijn te verstaan. Tot vijf minuten voor aanvang wordt er dan ook driftig gerepeteerd. En niet zonder resultaat. Santing heeft er zichtbaar plezier in om met de studenten op te treden en als de eerste zenuwen voorbij zijn, wordt het koor losser en swingerder. 'One hand , one heart' uit 'the West Side Story' in een klassieke uitvoering roept een sacrale sfeer op, terwijl je je vijf minuten later met 'Round midnight' in een jazztempel waant. Zelfs de leden van het college van bestuur op de eerste rij deinen voorzichtig mee. Een spetterend einde van een geslaagde dag. (JR)

In het Engels doceren is een kwestie van vocab

Vele docenten hikken aan tegen die eerste keer

Buitenlandse studenten zullen door dit verzoek niet echt gestimuleerd worden om eens flink in de boeken te duiken. De juiste formulering please, do your homework

heeft waarschijnlijk meer effect. Het James Boswell Instituut leert te doceren in het Engels.

Hanneke Lord werpt even een blik op haar polshorloge. "Als het goed is staan er op dit moment twee mensen bij rechten voor het eerst les te geven aan buitenlandse studenten." De docente van het James Boswell Instituut leeft mee met haar vers afgeleverde cursisten. Uit ervaring weet ze hoezeer sommige universitaire docenten aanhikken tegen die eerste keer. "Die hopen uit alle macht dat die ene buitenlandse student zich terugtrekt, zodat ze gewoon in het Nederlands les kunnen geven. Of ze vragen de enige medewerker die native speaker

is de Engelstalige cursus te laten verzorgen."

In hun statige onderkomen op het Kromhoutterrein verzekeren Lord en collega Ingrid de Beer dat het heus niet zo ingewikkeld is. Doceren in het Engels is gewoon te leren. Het James Boswell Instituut biedt daarom universitaire docenten de vierdaagse cursus 'teaching your subject in English'. Docenten kunnen zich hier individueel voor aanmelden of opleidingen kunnen de cursus 'in company' laten verzorgen.

Gelardeerd met geaffecteerd uitgesproken Engelse termen ("sorry, we zijn het niet anders gewend") vertellen de twee docenten dat het allereerst een kwestie is van 'vocab'. De Beer: "Docenten komen eenvoudigweg niet op de juiste woorden die voor classroom management :van belang zijn. Vaak zie je dan dat ze midden in een zin blijven steken. Belangrijk is dan natuurlijk dat je leert te omschrijven. Misschien weet je niet meteen dat ingangseisen entry requirements :zijn, maar dat probleem is vrij eenvoudig te omzeilen. Toch is het ook heel handig enkele woordcombinaties aan te leren om instructies te kunnen geven. Je vinger opsteken is bijvoorbeeld niet

raise your finger maar raise your hand."

Dat verrijken van de woordenschat is ook om een andere reden raadzaam. De docent krijgt immers te maken met een ander publiek, weet Lord. "Je hebt nu een veel diverser gehoor. Daarom is het heel belangrijk een duidelijke structuur aan te brengen in je verhaal en de studenten ook duidelijk te maken hoe die structuur in elkaar zit. Dus:

First we are going to ..., then I want to ....

Ook moet er veel herhaald en samengevat worden.

In a nutshell

of

to recap

:zijn dan goede constructies. Een geheel Nederlands gezelschap weet wel zo'n beetje waar je heen wilt met je verhaal, en anders laten ze het wel weten. Met een internationaal publiek moet je je er steeds van gewissen dat iedereen nog volgt. Sommige studenten zijn het Engels niet werkelijk meester en in veel culturen is het bovendien niet normaal docenten om uitleg te vragen."

In de Boswell-training wordt de docent op het hart gedrukt bewuster met de Engelse taal om te gaan. Bij het lezen van kranten, het luisteren naar de radio of het kijken naar de televisie moet men steeds gespitst zijn op woorden en uitdrukkingen die van pas kunnen komen. Lord: "Op die manier moeten ze ook de boekentaal leren los te laten. Hoe worden dingen gezegd?

Spoken English,

dat is van belang. Ik heb werkelijk meegemaakt dat iemand verwees naar iets wat hij eerder had gezegd met

the above mentioned."

Hoewel ook the fluency

en

the pronunciation

in de vierdaagse sessie flink geoefend worden, benadrukt Lord dat het toch vooral om een

learning to learn-cursus

gaat. "We kunnen iemand niet in vier dagen helemaal klaarstomen. Het is ook een kwestie van oefenen op de fiets en voor de spiegel. En misschien een boekje bijhouden met bruikbare woorden."

Het James Boswell Instituut ziet de belangstelling voor de cursus toenemen. Gezien de verwachte toestroom van buitenlandse masterstudenten geen wonder. Lord en De Beer zeggen geen goed beeld te hebben van de kwaliteit van het Engelstalige onderwijs aan de UU. Ze ervaren echter keer op keer dat aandacht voor de Engelse doceervaardigheid geen overbodige luxe is. Het Groningse initiatief om het wetenschappelijk personeel te onderwerpen aan een taalvaardigheidstest Engels vinden de twee daarom lang geen gek idee. "Het is toch vreemd dat op alle niveau's kwaliteitsbewaking plaatsvindt, behalve waar het de taalvaardigheid van de docent betreft."

Tongue twisters

Mr. Johan van de Gronden, senior docent-onderzoeker bij de faculteit Rechten, volgde een training 'Engels doceren' bij het James Boswell Instituut: "Ik geef veel vakken op het gebied van Europees recht. En ik vind dat ik het aan mijn stand verplicht ben om een college in het Engels te kunnen geven. Tijdens gesprekken met mijn leidinggevenden gaf ik daarom aan dat ik graag wilde doceren in die taal. Dit jaar werd ik ingeroosterd voor enkele werkgroepen voor buitenlandse studenten bij het vak Europees materieel recht.

"Ik heb natuurlijk mijn middelbare school Engels. Ook heb ik lezingen gehouden in het Engels. Maar ik was toch nog wat onzeker. Kan ik straks wel uit mijn woorden komen? En is mijn uitspraak niet te

Dunglish ? En hoe ga ik om met het vakjargon? Ik was daarom blij dat ik samen met een collega een training mocht volgen.

"Die training heeft me goed op weg geholpen. Ik kreeg onder meer handige tips om mijn woordenschat te verrijken. Zo kun je een woorddiagram maken waarbij je vrij associeert rondom een centraal begrip, in mijn geval bijvoorbeeld de term 'vrij verkeer van goederen'. Verder werd mijn uitspraak geoefend door middel van een drill

met tongue twisters.

En het was ook zeer leerzaam om commentaar te krijgen op oefenpresentaties.

"Inmiddels heb ik mijn eerste werkgroepen erop zitten. Het is me allemaal erg meegevallen. Buitenlandse studenten blijken zeer gemotiveerd te zijn. Dat maakt het voor mij al een stuk gemakkelijker. Ik had verwacht hondsmoe te zijn na zo'n bijeenkomst, maar ik heb dan eerder een voldaan gevoel."

'Je hoeft de stad niet meer in'

 

 

Altijd feest op het IBB

 

Om half één ‘s nachts staat een rij studenten in luchtige kledij te wachten bij de voordeur van nummer 139. Het feest is al vanaf een uur of tien bezig dus het is behoorlijk dringen om binnen te komen. Maar dat hebben de studenten er wel voor over: het feest kost slechts vijf euro per persoon en daarvoor kan je onbeperkt drinken.

De organisatoren van dit feest hanteren bovendien geen deurbeleid. Iedereen is welkom, of je nou bevriend bent met een vriend van iemand die weer een kennis is van iemand uit het betreffende huis, óf helemaal niemand kent; het maakt niet uit. Zolang je entree betaalt en geen asociaal gedrag vertoont, luidt het credo: ‘hoe meer zielen, hoe meer vreugd.’

"Zelf woon ik er niet, maar vrienden van mij wel. Ik ga gerust alle feesten op het IBB af. Elke week is er wel een huisfeest. Bovendien is het goedkoper dan in de stad uitgaan," vertelt Maarten (23) vijfdejaars psychologie. “Meestal zuip ik mij helemaal lam. De stad ga ik niet meer in.”

“Het mooie is dat je voor vijf euro klaar bent”, vertelt David de Vos (25), eerstejaars theaterwetenschappen. “En als het tegenvalt, kun je altijd nog de stad in om te stappen.” Maar De Vos vindt dit wel een leuk feest. Hij zit in de kelder op een luie bank te kletsen met een meisje. Naast een koelkast met bier.

“Een kenmerk van de IBB-feesten is dat het vaak een thema heeft,” vertelt Leontien Korteweg (22). Samen met haar huisgenoten heeft ze dit feest georganiseerd. “Deze keer hebben we gekozen voor het thema brillen." Ook Leandra Vermeule (19), tweedejaars Nederlands, zit in het feestcomité: "Het voordeel van een huisfeest is de gezelligheid en de winst die je na afloop binnenhaalt. Alle huisgenoten leggen 35 euro in en de bezoekers kunnen voor vijf euro per persoon onbeperkt drinken. Het nadeel is dat je de volgende dag je huis moet opruimen. Het feest zelf kost natuurlijk ook wat voorbereiding, zoals vergaderen en flyeren, maar dat hoort erbij," vertelt Vermeule.

In de huiskamer, die helemaal is leeggehaald, wordt gedanst op muziek van de huis-dj. Het feit dat er niet veel ruimte is om je te bewegen, doet niets af aan het enthousiasme. In de gang sneuvelt af en toe een bierflesje en in de kelder wordt druk geouwehoerd, zijn stelletjes aan het zoenen en komen wietluchten voorbij drijven.

Wanneer de klok twee slaat, is de alcohol op. Zo’n 45 kratten bier en 20 flessen wijn zijn er in vier uur doorheen gejaagd. Van Gisbergen grapt: "Ik ga naar huis, het bier is op." Hij lijkt bloedserieus en wil al zijn jas pakken om te vertrekken. Maar ineens zijn er weer kratjes die ergens uit iemands kamer of van een ander huis tevoorschijn worden getoverd. Het is zes uur ’s ochtends wanneer de laatste van de tweehonderd bezoekers beschonken maar tevreden naar hun kamer schuifelen.

Een dag later wordt - al dan niet met een kater - de balans op gemaakt. Los van de scherven op de grond, heeft het huis een aroma van verschraald bier en asbakken, blijft bij elke stap je schoen aan de vloer plakken en valt de voordeur niet goed meer in het slot. Korteweg is tevreden met de milde schade. “We hebben bovendien behoorlijk wat winst gemaakt, zo’n 400 euro. Ik denk dat er een dvd-speler of een nieuwe stereo voor in de huiskamer komt.”

Floor Tinga

 

Eigen taal bindt, maar Engels opent deuren

Engels als sociale taal tussen studenten van University College

"Wanneer ik zit te eten in de dining-hall met wat Nederlandse vrienden en een buitenlandse student schuift bij ons aan dan schakel ik meteen over op het Engels", vertelt bestuurslid Aletta Jansen van de University College Student Association. "Ik zie dat als een ongeschreven regel, maar helaas houdt niet iedereen zich daar aan. Het hoeft niet altijd zo te zijn dat ze @bod/italic:intentional @bod:Nederlands blijven praten, maar het zorgt wel voor een barrière. Internationale studenten die dan iets minder zelfverzekerd zijn, laten zich daardoor afschrikken en zullen daardoor minder snel met Nederlanders in contact komen."

Op het University College Utrecht (UCU) domineert niet het Nederland hoewel zo'n zestig procent van het totaal aantal studenten Nederlands is. Van deze Nederlandse studenten heeft vijf tot tien procent een internationale achtergrond en zitten alle Nederlandsers in principe op dit college om Engels te spreken. Maar zoals bij veel situaties waar mensen uit verschillende culturen samenkomen, trekken ook op deze internatiaal georiënteerde opleiding studenten met een overeenkomstige achtergrond naar elkaar toe. Binnen die sociale structuur vallen wel groepen te onderscheiden. Zo zijn de studenten uit Oost-Europa, China en de Verenigde Staten erg hecht. In de eetzaal zitten zij regelmatig bij elkaar.

Op een willekeurige dag zitten in de diningroom aan één tafel studenten uit Slowakije, Macedonië, Polen, Moldavië, Slovenië en Rusland. "Als we met elkaar eten is onze voertaal gewoon Engels", legt de Poolse Martha Bruska (23) uit. "Eigenlijk spreken we van huis uit allemaal een andere taal, dus dat is ook niet verwonderlijk. Met taal heeft het weinig te maken. Bij de Chinezen is dat bijvoorbeeld anders. Die trekken met elkaar op omdat ze niet zo goed Engels spreken en met elkaar dus wel goed kunnen communiceren."

Volgens Martha heeft het naar elkaar toetrekken niet alleen te maken met de taal maar ook met een bepaalde attitude. "De Oost-Europese studenten hebben een krappere beurs dan bijvoorbeeld de Nederlandse. Dat brengt ons dus al snel samen doordat wij door ons budget in onze activiteiten zijn beperkt. In de weekeinden blijven we vaak op de campus en we hebben gewoon niet veel geld te spenderen. Dan is het eigenlijk gewoon fijn om op te trekken met mede-studenten die hetzelfde hebben. Binnen UC heb je bepaalde disputen die vrijwel alleen uit Nederlanders bestaan. Dat zijn voornamelijk studenten met een dikke portemonnee. Als zij samen zijn spreken ze eigenlijk alleen maar Nederlands. Het is een beetje een gesloten club, maar ook zij worden dus door hun overeenkomstigheden naar elkaar toegetrokken. Dus wat dat betreft zijn ze niet anders dan wij."

Switchen

Een van de disputen waar Martha op doelt, is Equites. Achter in de eetzaal staat een lange rechthoekige tafel waar de dispuutgenoten vrijwel altijd samen ontbijten, lunchen en avondeten. "Ondanks dat ons dispuut open staat voor iedereen, komen onze leden eigenlijk alleen maar uit Nederland. Als we samen zijn praten we veel Nederlands, maar het is niet zo dat we op die manier mensen buiten sluiten. Als een buitenlandse student bij ons aanschuift en een praatje wil maken, gaan we gewoon over op het Engels. Of de groep splitst zich in Engels- en Nederlands sprekenden. Het is niet zo dat we in dat opzicht heel gesloten zijn", zegt David Ehrhardt (22). "Toen ik net op UC kwam ging ik vaak genoeg juist bij Engelsen of Amerikanen zitten om juist het Engels te oefenen."

Dat is iets wat de Franse exchange student Orienne Obendorfer ook ervaart. "Regelmatig komen studenten naar me toe die graag Frans willen oefenen. Ik vind het leuk om ze te helpen. Zij helpen mij ook met mijn Engels. Het is een soort van wisselwerking. Verder vind ik de Nederlanders op UC altijd erg open. Ze spreken goed Engels, bijna accentloos, dat kan ik niet van mezelf zeggen. Ze switchen makkelijk van de ene naar de andere taal. De enige taal die ik hier niet goed leer, is het Nederlands. Wel jammer want een beetje kennis van het Nederlands zou buiten deze campus goed van pas komen. Van mij zouden ze een cursus Nederlands voor buitenlanders best verplicht mogen stellen."

Waar de Engelse taal ieder geval wel altijd de standaard is, is binnen de University College Student Association (UCSA). "Wij zijn het eerst UCSA-bestuur waar tijdens vergadering en besprekingen altijd Engels wordt gesproken", benadrukt bestuurlid Aletta Jansen. "Voorheen vormde de taal geen probleem, omdat de besturen vrijwel alleen uit Nederlanders waren samengesteld, maar als je open en toegankelijk voor iedereen wil zijn, moet de voertaal Engels zijn. We zijn een internationale school met internationale studenten, dus ik vind het sowieso geen vraagstuk welke taal er binnen een bestuur gesproken moet worden. In essentie komt het neer op gelijkheid en daarin speelt taal een belangrijke rol. Toch spreken wij ook niet altijd Engels met elkaar. Met officiële dingen altijd maar het komt ook wel voor dat we onder elkaar 'Dunglish' spreken. Dat is een raar UC-taaltje. Een soort van samenraapsel van Nederlands en Engels. Het klinkt wel grappig."

Maar of de Engelse taal verplicht zou moeten zijn onder UC-studenten, lijkt Aletta Jansen te ver gaan. "Zaken verplichten onder jonge mensen werkt meestal contra-productief. Iedere student op UC heeft zijn eigen vriendentaal waarin hij zich het beste uit kan drukken. Of dat nou Engels, Nederlands, Frans of Duits is; dat maakt niet uit, want dat is van de student zelf. Als je dan Engels als voertaal zou verplichten, pak je iets heel persoonlijks af. Namelijk de mogelijkheid je op een fijne en gemakkelijke manier uit te drukken wat toch wel erg waardevol is."

Engels is hot

Over de opmars van het Engels in het Utrechtse onderwijs

In Utrecht is een verplichte toets nog niet aan de orde, maar wel publiceerde het college van bestuur dit voorjaar een Gedragscode Taal. Zowel docenten als studenten die betrokken zijn bij onderwijs in een vreemde taal, dienen een 'passend taalniveau' te hebben, aldus de code. Alweer een bewijs dat het Engels in ons land aan een forse opmars bezig is. Met name in de masterfase zal de nieuwe ‘lingua franca’ zich explosief ontwikkelen, zo wordt algemeen verwacht. Aan de Universiteit Leiden wordt Engels in principe de voertaal voor de masters, ook in Wageningen zijn alle masteropleidingen Engelstalig, op de Erasmus Universiteit wordt het driekwart, in Utrecht bijna de helft. En dan zijn er natuurlijk de Engelstalige University Colleges in Utrecht en Maastricht.

Engels is @bod/italic:hot. De oprukkende internationalisering dringt het Nederlands in de verdediging. Niet alleen willen de universiteiten zoveel mogelijk buitenlandse studenten aantrekken. Als bijkomend argument noemen ze dat ze ook voor de Nederlandse studenten de lat zo hoog mogelijk willen leggen.

De vraag is echter hoe gunstig die ontwikkeling is. Recent onderzoek naar de kwaliteit van het Engels als instructietaal bij docenten in technische disciplines leverde wat dat betreft een verontrustend beeld op: ‘Ervaren Nederlandse docenten moeten, als zij in het Engels doceren, ongeveer vijftien procent kwaliteit inleveren.’

Ook René Appel, bijzonder hoogleraar ‘Verwerving en didactiek van het Nederlands als tweede taal’ aan de Universiteit van Amsterdam, vreest dat met het Engels van de gemiddelde Nederlandse docent veel nuances verloren gaan. “Docenten vinden het lastig om - moeilijke - stof in het Engels uit te leggen. Iedereen kan dus bedenken dat colleges in het Engels van te voren geprepareerde rechttoe-rechtaan verhalen zullen worden, en dat aardige terzijdes, gevatte reacties en verrassende, nieuwe voorbeelden grotendeels tot het verleden gaan behoren. Engels is dan geen verrijking maar verarming van het onderwijs, zoals veel docenten van de Universiteit van Amsterdam al te kennen hebben gegeven.”

Alle problemen ten spijt lijkt het Engels in ons land echter aan een onstuitbare opmars bezig. De bezwaren worden terzijde geschoven onder het motto ‘het zal allemaal wel meevallen’, en ach, als docenten echt zo beroerd Engels blijven spreken, dan maak je er toch gewoon een leuke wedstrijd van? Dan leren ze het vanzelf wel af. Dat lijkt althans de oplossing van de Delftse studentenbond VSSD, die in mei een discussieavond over het probleem organiseert. De docent met de meeste uitspraken in steenkolen-Engels op zijn naam zal in Delft worden uitgeroepen tot 'worst teacher', waarbij 'worst' dient als tegenwicht tegen al het Engels dat op z'n Nederlands wordt uitgesproken. De VSSD heeft trouwens al één aardige blooper binnen: 'I hate you all very welkom'.

Op de volgende pagina's enkele verhalen over de opmars van de Engelse taal in het onderwijs aan de Universiteit Utrecht.

Erik Hardeman

'Als je het Uur U wint, gaat het snel'

Finale bandcompetitie Uur U in Tivoli

Eva Houtsma

De nektatoeages van de zanger van Rebound; de overhemden-met-ruches van The Gasoline Brothers; het zweet van Geigercounting; het ontblote bovenlijf van de zanger van Wackmobil; de - deels geleende - pakken en zonnebrillen van skaband The Shenanigans. Er is genoeg rock ’n roll in de finale van het Uur U waar na verschillende afvalrondes vijf bands spelen het in Tivoli tegen elkaar opnemen. “Super om hier te spelen”, zegt zanger Ruben van den Berg (25) naast student internationale betrekkingen ook muzikant in Wackmobil. “We zijn hier vaak naar concerten geweest. Dan stonden we naar het podium te kijken en spraken we af: als we ooit in Tivoli komen te spelen, heffen we onszelf daarna op. Vanavond staan we er. Maar we spelen hierna natuurlijk gewoon door.”

De voorrondes begonnen in ACU -waar het zaalgeluid soms voor problemen zorgde- en in EKKO, -waar de kleedkamer niet veel meer voorstelde dan een overloop onderaan een trappetje. Maar in Tivoli is er backstage plaats genoeg. Lange gangen om in te ijsberen en genoeg ruimte om van alles kwijt te raken. Gitaarsnoertjes bijvoorbeeld en aanstekers en speellijsten.

Het Uur U is een jaarlijks terugkerende competitie tussen Utrechtse bands en wordt georganiseerd door MANA Music. De winnaar gaat rechtstreeks naar de halve finale van de provinciale competitie Het Geheim van Utrecht. De winnaar daarvan mag weer naar de halve finale van de landelijke Grote Prijs van Nederland. Drummer Vincent Verdouw (22) van The Shenanigans: “Als je het Uur U wint, gaat het snel. Bij andere competities moet je eerst 27 voorrondes door voordat je ergens terecht kunt.”

Verkeerde kleren

De emogroove (oftewel nu-metal met minder schreeuwerige zang en minder keiharde gitaarriffs) van Wackmobil opent de avond. De band wilde zelf graag als eerste. De leden wilden voorkomen dat ze net als in de voorronde te maken kregen met geluidsproblemen en daarom de kans grijpen om zelf de soundcheck te doen. Nadeel is dat ze nu voor een erg rustig en klein publiek moeten spelen . De bandleden staan backstage en hebben volgens eigen zeggen geen rituelen voor het spelen. Toch wordt er nog even gelowfived en gekust. Er moet ook nog even worden geplast. Op het podium wordt duidelijk waarom basgitarist Tim zijn hanenkam niet gestyled heeft: zonder gel kun je veel beter headbangen. Maar hoewel op de website van Wackmobil eerder werd gesproken over het bouwen van een pit, doen de aanwezige ouders daar niet aan mee.

Ruben van den Berg: “Toen we begonnen aan het Uur U wisten we niet wat we moesten verwachten. Nu komt winnen dichterbij. Ik heb de muziek van de andere finalisten beluisterd op internet en ik vind ze allemaal erg goed. Wij zouden er echt voor willen gaan als we een kans zouden krijgen. Maar dat is meer iets voor de toekomst: ik wil eerst mijn studie afmaken.”

Als tweede in de line-up staat Geigercounting, de eenmansformatie van Maurits de Lange (36) afgestudeerde van het conservatorium. Maurits houdt zich fulltime bezig met muziek (“mijn vrouw is kostwinner”) en speelt ook in de band Coparck. “Geigercounting is helemaal van mij alleen. Ik vind het leuk om te experimenteren met dance-muziek en alles in eigen hand te houden.” In tegenstelling tot de andere bands, die zich halve finale na voorronde een breuk sjouwen aan drums, gitaren en standaards, heeft Maurits alleen twee mengpaneeltjes nodig op het podium. Een busje huren is voor hem dus ook niet nodig: Geigercounting arriveert met twee Hema-tassen op de fiets.

“Op het podium komt er voorgeprogrammeerde muziek uit mijn apparaatjes”, zegt Maurits. “Maar ik beïnvloed alles live. En dan gaat het niet om één schuifje. Het gevoel van de avond bepaalt mijn set.” Muziek is voor Maurits een obsessie. “Wat ik doe op het podium klopt volgens mij. Er is maar één probleem in zo’n competitie: ik ben gewoon niet cool. Ik draag de verkeerde kleren en ik heb de verkeerde bril op. Maar ik heb ook helemaal geen zin in een verkleedpartij. Welbeschouwd zou ik de vader van één van de andere bandleden kunnen zijn. Maar muziek is gewoon mijn leven. Ik heb weleens de hele nacht wakker gelegen omdat ik aan een sample dacht.”

Jammer voor hem kan hij vanavond niet echt genieten van zijn optreden door een griepje. Met een pijnstiller achter de kiezen houdt hij het vol. En het publiek komt los op zijn muziek. De banjosample blijkt later ook hoge ogen te gooien bij de jury.

Na het solo-optreden staat het podium weer vol muzikanten. Het is de beurt van The Shenanigans. Zij zijn één van die zich een breuk sjouwende bands. De zeven muzikanten slepen drums, trompet en saxofoon het podium op. Na de eerste voorronde in t-shirt en spijkerbroek hebben de bandleden nu gekozen voor een meer uniforme presentatie. Theodoor Bongers (20) muzikant en student informatica: “Het is niet origineel voor een skaband, maar die pakken met zonnebrillen staan wel superstrak.”

Basgitarist Hans draagt een pak dat zijn schoonvader nog heeft gekocht. “In 1968 ofzo.” Rutger draagt bowlingschoenen onder zijn outfit. De jongens willen vooral graag een goed optreden neerzetten. Theodoor: “We kunnen ons wel druk maken om de andere bands, maar het is toch moeilijk om appels met peren te vergelijken. Duimen en afwachten dus maar.”

Net als de andere bands treden ook The Shenanigans regelmatig op in kroegen en op festivals. Hoewel de deelnemers aan het Uur U geen professionals zijn, kun je ze ook zeker geen amateurs noemen. De liefde voor muziek hebben ze met elkaar gemeen. Maar de meeste muzikanten gaan wel vooral voor hun eigen muziek en willen geen concessies doen aan de muziekindustrie. Theodoor van The Shenanigans kijkt er anders tegenaan: “Muziek is hoe dan ook belangrijk voor me. Dus als ik uiteindelijk mijn brood zou kunnen verdienen met het maken van inhoudsloze dertien-in-een-dozijn trancenummers, dan zou ik er voor gaan. En dan blijf ik in mijn vrije tijd gewoon de muziek maken die ik zelf leuk vindt.”

Lekker gebeukt

Als vierde band van de avond staan de drie mannen van Rebound op het podium. Ze maken snoeiharde punk, die erg strak gespeeld wordt. Dat de songs zowel Engels als Nederlandstalig zijn, is grotendeels onverstaanbaar. Ook hun politiek bewuste teksten, zoals over dierproeven, gaat aan het publiek voorbij. De teksten komen minder door maar de muziek is geweldig, vindt de moeder van zanger Chris.

Vanavond is de release van Rebounds debuutplaat 'As the world burns'dat in eigen beheer is uitgebracht op vinyl. Chris: “Iedere echte muzikant moét gewoon muziek maken. Anders word je fysiek ongezond. Dat we meedoen aan een competitie interesseert me niet. Hoe kun je nu een wedstrijd houden in creativiteit? Een gezellige avond is het belangrijkst.”

De bandleden zijn tevreden over hun optreden. “We hebben lekker gebeukt.” Ze zijn verbaasd dat ze met hun hardcore-punk de finale hebben gehaald. Chris: “Meestal is er vooral ruimte voor commerciële bandjes. Erg leuk dat de jury van het Uur U openminded genoeg is om onze muziek te waarderen.”

De avond wordt afgesloten door The Gasoline Brothers. Zanger en alumnus film-, theater- en televisiewetenschappen Roel Jorna (30): “Wij spelen ook in verschillende redelijk bekende bands zoals Glorix Jim en Sandusky. We werden door de andere deelnemers al de all-star-band genoemd. Spelen met The Gasoline Brothers is een opwelling, net als onze deelname aan het Uur U. Toen we hoorden dat we mee mochten doen aan de voorrondes hebben we snel nog even drie keer geoefend en ons een ongeluk geschreven aan nieuwe nummers.”

Hun toegankelijke space americana valt goed bij het publiek. Toch gaat Wackmobil, dat de avond opende voor een halflege zaal, ervandoor met de publieksprijs. Misschien namen zij toch de meeste fans mee? Maar de gitaarpop en catchy liedjes van The Gasoline Brothers bevallen de jury het best. Zij winnen de 250 euro, studiotijd, verschillende optredens en eeuwige faam. En een fles felicitatiechampagne, die wordt uitgesproeid over het publiek. Roel: “We hebben relaxed gespeeld en zijn superblij dat we gewonnen hebben. Het zou natuurlijk geweldig zijn om van onze muziek te kunnen leven. Maar wat wij doen heeft een beperkte doelgroep en blijft in de marge. Dat zou leven op droog brood worden.”

Het publiek juicht en joelt voor de bands die het tot de finale hebben geschopt. Tivoli gaat over tot de vrijdag van alle dag met de Drum ’n Bass-avond. De bandleden gaan op in het publiek. Backstage zijn de peuken en het bier opgeruimd. In de prullenbak ligt de speellijst van The Shenanigans. Dit avontuur is voorbij.

KADER

“Muzikant zijn is niet hetzelfde als idool worden”

In 2003 won Eleven het Uur U. Uiteindelijk ging de vierkoppige gitaarrockformatie er in december ook met de Grote Prijs van Nederland vandoor. Zanger Antonie Fountain (25) en student taal- en cultuurstudies: “Het niveau van het Uur U is hoog: er doen altijd goede bandjes mee. Dat geeft de competitie bestaansrecht. Het is natuurlijk fijn om goede concurrentie te hebben in zo’n wedstrijd maar het maakt het ook heel spannend. Wij hadden gezond vertrouwen in onszelf. Dat we ook de Grote Prijs van Nederland wonnen, was een geweldige bevestiging: we weten nu zeker dat we op de goede weg zijn. Ons potentieel is erkend, maar dat is natuurlijk geen garantie dat we over vier jaar Ahoy uitverkopen.

“Ik hoop over een jaar te kunnen zeggen dat ik leef van mijn muziek. Maar het is erg moeilijk om daar iets zinnigs over te zeggen. Het gaat natuurlijk slecht met de muziekindustrie. Volgens mij zijn er vorig jaar meer bandjes ontslagen bij platenmaatschappijen dan er een contract hebben getekend.

“Als je bij een platenmaatschappij zit, zul je altijd concessies moeten doen. En dat hoeft ook niet altijd slecht te zijn. Zij hebben nou eenmaal de expertise. Natuurlijk willen we geen artistieke compromissen sluiten, maar je kunt wel luisteren naar advies.

“Onze roem is nu nog minimaal. Af en toe word ik herkend in de tram. Maar om door te breken, betaal je een prijs: je geeft je privacy op. Maar dat hoeft natuurlijk niet op een Idols-achtige manier. Muzikant zijn of idool worden is toch wat anders. Muziek is natuurlijk entertainment, je bent afhankelijk van de mening van anderen. Maar ik ben op de eerste plaats muzikant.”

'Hé, hé, ho, ho. Onderwijs verneuk je zo'

Enkele duizenden studenten in touw tegen plannen Nijs

Maarten van den Haak

Terwijl de Dam volstroomt, brengt een muzikaal trio de Nijsrap van Mc hank ten gehore: 'Yo staatssecretaris, zeg dat het niet waar is. Mijn studie kost straks meer dan jouw bruto jaarsalaris'. In dit nummer worden de standpunten van de staatssecretaris nog eens onder de loep genomen en resoluut voor onnozel verklaard. Zonder meer een warm onthaal op een mistroostige middag.

Voordat de menigte compleet verkleumd is, begint studentenleider Floris van Eijk van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) zijn toespraak. Dat Nijs niet goed wijs is, wordt nog een keer benadrukt. De studentenmassa blijkt onder de indruk, want na elke ferme uitspraak ontstaat een luid gejoel. Een studente raakt zo in vervoering dat zij op zeer beeldende wijze haar gevoelens weet weer te geven. Het koude miezerige weer kan haar er niet van weerhouden zich van haar kleding te ontdoen. De boodschap dat Nijs het onderwijs uitkleedt, is iedereen duidelijk.

Na de laatste spreker vertrekt de stoet voor een tocht door de Amsterdamse binnenstad. Zingend en schreeuwend gaan de studenten op weg. Kruispunten worden lam gelegd terwijl de hossende demonstranten zich door het verkeer banen. De Amsterdamse burgerij oogt sympathiek en steekt zelfs zo nu en dan een duim omhoog. In spreekkoren wordt staatssecretaris Nijs alles behalve de hemel in geprezen en moet het kabinet Balkenende het ontgelden. Wie de leuzen goed verstaat kan er niet omheen dat de apocalyps van JP's tweede kabinet nabij is. Met een mobilofoon zorgt een student er voor dat de menigte niet stil valt. Hij test zijn rijmkunst, maar door gebrek aan creativiteit wordt 'Hé, hé, ho, ho. Onderwijs verneuk je zo' al snel tot favoriet verklaard. De leus wordt keer op keer weer trouw herhaald.

"Ik ben het niet met alle leuzen eens hoor. Eigenlijk ben ik hier meer uit eigenbelang", vertelt de Utrechtse student Charlotte van Arragon (18). "Op het moment studeer ik biomedische wetenschappen omdat ik ben uitgeloot voor geneeskunde. Volgend jaar loot ik weer mee, maar ik zou toch graag mijn huidige studie willen afronden. Als de maatregelen van Nijs worden doorgevoerd, kan dat niet meer. Ik ga echt niet voor twee studies betalen. Natuurlijk ben ik het met de andere plannen ook niet eens en zie ik demonstreren tegen het HOOP als een soort van plicht. Het gaat immers om onze toekomst. Daarom valt het me nogal tegen dat het op de universiteit niet echt leeft. Veel studiegenoten reageerden nogal laconiek. Zo van 'ja ja, zal wel'. Maar ik vind het toch echt wel de moeite waard."

Elite-onderwijs

Studenten die zich voor het startsignaal van twee uur hebben verslapen, lijken alsnog te zijn aangehaakt. De op de Dam nog dunnetjes aandoende groep is inmiddels uitgegroeid tot een dikke lange sliert die enkele honderden meters straat compleet in beslag neemt. Studente Annemieke Adema (21) van de Vrije Universiteit probeert zich in het rumoer verstaanbaar te maken. Ze is zeer ontevreden over de plannen van de staatssecretaris: "Ik ben blij dat toch nog zoveel studenten de moeite hebben genomen om aan deze actie deel te nemen, hoewel de overheid haar plannen zo slecht heeft aangekondigd . We moeten hier in geloven en ons laten gelden. Dit is onze laatste kans om aan de politiek duidelijk te maken de plannen onze toekomst betreffen en dat we het niet eens zijn met die ideeën. Na dit protest is het aan de studentenorganisaties."

Inmiddels hebben drie bierdrinkende Amsterdamse jongeren de groep geïnfiltreerd. Een poging van de jongenlui het gezang te ontregelen, eindigt in een teleurstelling. Wanneer zij door krijgen dat de studenten zich niet van de wijs laten brengen, taaien zij snel af. De VU-studente vervolgt haar verhaal. Over selectie aan de poort en het verhogen van het collegegeld is zij duidelijk van mening dat de visie van Nijs te kort schiet. "Door het collegegeld te verhogen naar 5000 euro creëer je een soort van elite-onderwijs. Alleen maar scholieren met een rijke papa of mama komen dan nog in aanmerking om te studeren. Dat zou niet moeten mogen. De plannen voor selectie aan de poort snap ik ook niet. Wat is straks nog de waarde van een vwo-diploma. Pas dan het middelbaar onderwijs aan zodat scholieren een gemotiveerde studiekeuze kunnen maken."

Op het moment hanteren enkele universiteiten een bindend studieadvies. Daarmee selecteert de opleiding tijdens het studieproces alsnog tussen goede en slechte studenten. "Wat voor toegevoegde waarde heeft 'selectie aan de poort' dan nog, behalve dan dat het alleen maar meer mensen uitsluit. Ik vind dat iedereen de kans moet krijgen om te studeren. En als ze in hun tweede of derde jaar alsnog uitvallen dan is dat geen schande of weggegooid geld. Dat heeft dan bijgedragen aan de vorming van die student. De regering zou eens af moeten stappen van de vooropgestelde eis dat elk kwalitatief aspect van het onderwijs meetbaar moet zijn. Deze bezuinigingen en maatregelingen gaan ten koste van het onderwijs, en uiteindelijk van het land."

Naar de knoppen

De gevolgen van de verschraling van het onderwijs aanschouwt LSVb-voorzitter Floris van Eijk met lede ogen: "Door alle bezuinigingen wordt het onderwijs steeds grootschaliger. Tegenwoordig duurt het al weken voordat je binnen een universiteit een studiebegeleider hebt gevonden. Het is maar een klein voorbeeld maar door deze bezuinigingen wordt het Nederlandse onderwijs van binnenuit naar de knoppen geholpen. Juist daarom zijn de bezuinigingen funester dan het HOOP. Daar gaat het eigenlijk voornamelijk om toegankelijkheid van het onderwijs of ongelijkheid in de mogelijkheden daarvan. En dan zegt de regering een kenniseconomie te willen nastreven, maar zolang daar geen geld voor wordt vrijgemaakt, is dat natuurlijk onmogelijk."

Met deze demonstratie hoopt de LSVb een duidelijk signaal af te geven aan die regering. "Wij hebben nog tot het kamerdebat op 5 april om de Haagse politiek ervan te overtuigen dat deze plannen desastreuze gevolgen hebben op de gelijkheid, toegankelijkheid en kwaliteit van het Nederlandse onderwijs. We gaan de komende dagen hard lobbyen. Hopelijk kunnen we de Kamer ervan overtuigen dat deze plannen echt geen doorgang mogen vinden."

Tot slot gaat voorzitter Van Eijk nog een keer het podium op om de studenten voor hun inzet te bedanken. De demonstranten ogen moegestreden en de spreekkoren zijn uitgedoofd. Een groot aantal heeft blijkbaar ondertussen de tram naar huis genomen. Terwijl een bandje nog wat klassiekers speelt, verjaagt als klap op de vuurpijl een denderende hagelbui de laatste studenten.

Debat

Vanavond, donderdag 1 april is , vanaf half negen in poppodium De Melkweg een groot onderwijsdebat met de titel: 'Hoop dat dit een grap is'. Vlak voor het kamerdebat over het HOOP 2004 zullen politici van verschillende partijen in een inhoudelijk debat met studenten hun partijstandpunt verwoorden en verdedigen.

'Er zijn verwachtingen waar we aan moeten voldoen'

Eerst Mathilde Santing en dan Zuid-Korea

Alette van Doggenaar

Close harmonykoor Dekoor (spreek uit decor) werkt toe naar het optreden op de Culturele Zondag van 18 april. Ze vormen de slotact met als special guest Mathilde Santing. Het was haar idee, die samenwerking. Ze had Dekoor gehoord op een festival in Arnhem waar ze in de jury zat. “We hadden een nummer van Billy Joel gezongen”, vertelt Rooze. “en ze kwam in de coulissen al naar ons toe met tranen in de ogen. ‘Ik boek jullie nu vast voor mijn begrafenis’, zei ze.” Dat was een paar jaar geleden en bij die gelegenheid had ze laten weten wel eens met Dekoor te willen optreden. Nu komt het er dan van. “Wij doen wat, zij doet wat met ons combo en we doen een paar nummers samen.” En nee, hij voelt zich niet echt vereerd. “Het is gewoon leuk.”

Dekoor is een studentenkoor met een dijk van een reputatie. Ze doen niks anders dan winnen op festivals; Arnhem, Tilburg. En vorig jaar in Italië kregen ze de eerste prijs in de categorieën pop en jazz. En dat terwijl ze een paar dagen van tevoren nog als een haas een latin nummer moesten instuderen. Tijdens het proces van muziek kiezen en schuiven met het repertoire waren ze dat glad vergeten. Stonden ze daar ergens in een klein winkeltje muziekpapier te kopiëren.

Rooze kreeg op datzelfde festival een eervolle vermelding als dirigent. “Daarbij wordt gekeken naar de interactie tussen dirigent en koor”, vertelt koorlid Barbara, “hoe de chemie is.”

En de chemie is prima vinden ze zelf ook. Rooze weet ze op te zwepen tot grote hoogten.Voor een optreden bijvoorbeeld als de zenuwen door de keel gieren, weet hij juist datgene te zeggen dat ze op scherp zet en ze in staat stelt te presteren.

Geplaybackt

Al bijna twintig jaar is Rooze de drijvende kracht achter Dekoor. “Johan is Dekoor”, zegt bariton Maarten, die zelf vier jaar lid is. “Hij doet dit al zo lang en weet constant een hoog niveau te halen ondanks de steeds wisselende samenstelling.”

De eisen zijn dan ook hoog. Iedereen moet auditie doen. “Je bereidt een eigen nummer voor ",vertelt sopraan Wytske. “Je doet een algemene stemtest en iemand van de regie kijkt of je voldoende gevoel hebt voor presentatie en beweging.” Sommigen worden meteen aangenomen maar het komt ook voor dat wordt aangeraden eerst maar eens een jaartje les te nemen. Of er wordt heel vriendelijk gezegd dat je niet meer terug hoeft te komen.

Barbara, humanistiekstudente en alt schrok wel van het niveau toen ze een jaar geleden kwam. Ze had al veel gezongen in rockbandjes en zo maar zegt ze: “Theoretisch was ik een nul en ik moest van blad zingen en Johan is best wel streng.” Ze kwam er laat in het seizoen bij en moest keihard werken om in drie maanden twintig nummers in te studeren voor het slotconcert in Rasa. “Uiteindelijk heb ik er nog wel een paar geplaybackt”, vertelt ze. Maar ondertussen had ze wel de smaak te pakken en is ze gebleven. “Er is niets mooiers dan op het podium staan en kippenvel krijgen van je eigen koortje.”

Ze zingen a capella maar ook met combobegeleiding. Jazzy nummers, popsongs en soms gaat het richting klassiek. De nummers worden geselecteerd door een commissie maar in de praktijk is het Rooze die het repertoire bepaalt, aldus Maarten. “In de loop van het jaar komen er altijd heel veel nummers langs maar als Johan ergens niks in ziet dan laat hij zo’n stuk geruisloos verdwijnen.” Niemand die hem dit manipulatieve gedrag kwalijk neemt overigens. Het is nu eenmaal zijn expertise om te beoordelen wat werkt en wat niet.

Vandaag storten ze zich na het inzingen op 'God only knows' (what I’d be without you). “We hebben nog zes repetities”, dreigt Rooze. “Kunnen jullie er iets zachter doorheen kletsen.” Het is de eerste keer dat ze dit zingen. Alle stemmen worden apart doorgenomen waarbij Rooze achter de piano de verschillende partijen ondersteunt. “Ja dat is heel vies, maar het is helemaal goed.”

Na al dat gestudeer is het tijd om even vrijuit een oud nummer te zingen of zoals Johan dat noemt om ‘op iets lekkers te knallen’. Ook als het nummer afgelopen is, gaan ze nog even door met knallen. Het licht gaat uit en de trekrotjes komen tevoorschijn. Rooze wordt toegezongen omdat hij bijna jarig is. En hij krijgt een relaxbon. Te besteden in een sauna naar keuze. “Wel in Nederland hoor”, grapt een van de tenoren.

Naar Zuid-Korea

Rooze werkt graag met studenten vertelt hij in de pauze. “Ze zijn lekker fanatiek. En er kan veel meer. Als je bij een gewoon koor een reis wil maken dan is dat altijd moeilijk. Ze hebben oppas nodig of de caravan is lek. En bij ons is dat nooit een probleem. We zijn al overal geweest. In Letland, Italië, Amerika.”

De reiscommissie heeft zich de afgelopen tijd nog gebogen over Israël en Cuba waar ook interessante festivals worden gehouden maar uiteindelijk gaan ze nu half juni twee weken naar Zuid-Korea. Dekoor is uitgenodigd naar aanleiding van het optreden op het Italiaanse festival. Het verblijf wordt helemaal betaald door een internationale organisatie die zich met culturele uitwisseling bezighoudt. Ze zullen worden ontvangen als vips. Twee weken met het hele gezelschap in vijfsterren hotels.

Daar staat tegenover dat ze wel moeten presteren. “Er zijn verwachtingen waar we aan moeten voldoen”, vertelt Maarten. “We moeten echt professioneel en gedisciplineerd werken, de hele periode.” Elke dag is er wel een optreden. Een week lang doen ze mee aan een festival in de derde stad van Korea Daegu samen met koren van over de hele wereld. De tweede week treden ze op in verschillende concertzalen in Seoul. Hun grootste zorg is nu nog om voldoende geld bij elkaar te krijgen voor de reis. Zo’n 900 euro per persoon. “Gispen is een heel grote fan van ons”, vertelt Maarten. “De universiteit heeft ons voor een fantastisch bedrag gesponsord maar het is nog niet rond. We zoeken nog inkomsten. We bedenken van alles. Extra optredens zijn welkom, of sponsors en we willen misschien spullen gaan verkopen op de vrijmarkt dus als iemand nog iets heeft liggen…”

Het zal zijn laatste Dekoorreis worden waarschijnlijk. Maartje (ook Dekoor) en hij hopen dit voorjaar af te studeren en dan willen ze naar Zuid-Amerika. “Dekoor is de enige reden geweest om te twijfelen”, zegt Maarten. Dekoor heeft hij ervaren als een warm bad. “Ik had nog nooit iets langer dan twee jaar gedaan maar hier ben ik al vier jaar enthousiast mee bezig.” Steeds ambitieuzer eigenlijk. En dat ziet hij wel vaker om zich heen. De ex-leden zwermen uit, maar hij komt ze nog vaak tegen op festivals. Er zijn inmiddels nogal wat koren die voor een groot deel uit oud-Dekoorleden bestaan. Ook Rooze constateert het met trots. “En eerlijk gezegd”, voegt hij eraan toe, “dat zijn altijd de betere.”

Kleurrijke culturele slinger door de stad

Het was even wat anders voor de universiteit om over de grenzen van de eigen doelgroep te kijken toen ze voor de eerste keer een Culturele Zondag organiseerde. Het was op verzoek van de gemeente dat de universiteit zich aan het project waagde. Een inlossing van een belofte bovendien om samen met alle grote regionale instellingen de regio Utrecht meer te profileren in binnen- en buitenland.

De Culturele Zondag op 30 maart 2003 in De Uithof was een groot succes. Van te voren klonk de vraag of Utrechters wel bereid waren om de reis naar de gemeentegrens te ondernemen voor wat cultuur, maar de organisatie was zeer te spreken over het aantal bezoekers dat geschat werd op enkele duizenden.

Nu dus een vervolg op dat succesnummer. Ditmaal zocht de universiteit samenwerking met de Hogeschool voor de Kunsten en is de binnenstad als locatie gekozen.

Het thema is Slinger door de stad, symbolisch voor het dna-profiel wetenschap en kunst van het Utrechts hoger onderwijs. Op 15 plekken in de stad en bij mooi weer ook buiten op straat, kunnen bezoekers kennis maken met culturele uitspattingen van medewerkers en studenten. Het programma begint om 11 en duurt tot 17 uur en alle acts zijn gratis te bezoeken. Het programma is zeer omvangrijk met ruim zestig activiteiten waarin zo'n 300 tot 400 mensen een rol in hebben.

Er is muziek - Utropool, opera, jong talent, studentliederen, koren zoals Dekoor, Utrechtsch Studenten Concert; toneel met onder meer een kleutervoorstelling door studenten; rondleidingen langs universiteitsgebouwen en huizen van oud-hoogleraren; lezingen over Utrechtse schilders en vertelkunst; geschiedenislessen met onder meer een opnieuw tot leven gekomen Belle van Zuylen; poëten die een link hebben met de onderwijsinstellingen en voordragen uit eigen werk.

Daarnaast zijn er workshops streetdance, theatersport, lekker zingen en grimeren. Ook zijn - mede in het kader van het museumweekend - de verschillende musea open zoals de Sterrenwacht en het Universiteitsmuseum met exposities en lezingen over het bezoeken van koude oorden bijvoorbeeld door meteoroloog Hans Oerlemans. Daarnaast laat de Utrecht Debating Society door middel van workshops, lezingen en debatten zien hoe de kunst van debatteren in elkaar zit en stelt studentenvereniging het Utrechtsch Studenten Corps hun pand open zodat iedereen eens een kijkje kan nemen in hun sociëteit aan het Janskerkhof. Daar is muziek te beluisteren van Tzigane, theater te zien en hun eigen museum te bezichtigen.

Voor een volledig overzicht en tijdschema surf naar www.culturelezondagen.nl.