Achtergrond

Ik weiger te begrijpen wat een wetenschapelijke master is

De innige relatie tussen wetenschap en kunst

Hoe presenteer ik een stedebouwkundig plan aan de bewoners van een stad? Wat vergt het organiseren van een cultureel festival? In deze ingewikkelde wereld heeft de wetenschap de kunst nodig en de kunst de wetenschap. Dat vindt prof.dr. mr. Paul van den Hoven. Hij staat aan de wieg van een aantal masterprogramma's waarin universitaire studenten met kunststudenten zullen samenwerken in praktische projecten.

Xander Bronkhorst

Een virtueel schietspel voor blinden vervaardigd door studenten van de Hogeschool van de Kunsten (HKU). Met dit project heeft Paul van den Hoven de laatste maanden geprobeerd de geesten te rijpen voor de specifieke opzet van de nieuwe masteropleidingen waarmee hij in september binnen de nieuwe Professional School of the Arts Utrecht (PSAU) van start wil gaan.

"Dat real life shootgame is een prachtig project. Iemand die niet kan zien wordt geplaatst in een 3D audio-omgeving waarin hij dus in feite kan zien. "Dat vergt technisch vernuft, maar het zou nog mooier zijn wanneer we bijvoorbeeld twee psychologen bij dat project hadden kunnen betrekken. Want heeft iemand de durf en het vertrouwen om het spel te spelen? En hoe komt zo iemand uit zo'n spel? Dergelijke projecten zouden we graag binnen onze nieuwe masters willen uitvoeren. Ze illustreren perfect ons uitgangspunt dat alle problematiek in feite multidisciplinair is. Daarom willen we van multidisciplinair en projectmatig werken de kern van het leerproces maken."

Onlangs zou het spel van de HKU worden gepresenteerd, maar door de recente schiet- en steekpartijen op onderwijsinstellingen is dit uitgesteld. Een geweldadig spel is even 'not done'. Het rumoer rondom het schietspel bewijst dat een student ethiek of massacommunicatie misschien ook geen overbodige luxe was geweest.

Paul van den Hoven is de wetenschappelijk directeur van de PSAU in oprichting die in mei aanstaande daadwerkelijk van start gaat. Het samenwerkingsverband op masterniveau tussen de Universiteit Utrecht en de HKU is de prelude voor de opname van de hogeschool binnen de muren van de UU. 'Als eigenstandig onderdeel', zoals dat in ambtelijke stukken beschreven staat.

Met genoegen stelt Van den Hoven zich verre te houden van de juridische schermutselingen binnen de commissie die voor de zomer met een beleidsplan moet komen voor de incorporatie. Maar verder staat hij vierkant achter het initiatief waar hijzelf al jaren één van de voortrekkers van is. "Ga kijken bij de HKU en zie hoe wonderlijk de scheiding tussen de kunsten en de wetenschappen, zoals we die nu een paar honderd jaar hanteren, is. Zelfreflectie, verdieping, vaardigheden, theorievorming; het zit allemaal in het kunstbedrijf."

Voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke masterprogramma's die door beide instellingen worden ondersteund, hoeft Van den Hoven niet te wachten. Het college van bestuur heeft inmiddels 60.000 euro per jaar toegezegd voor het initiatief. Tot nu toe zijn er drie terreinen benoemd die zich lenen voor samenwerking: theaterdramaturgie en film- en televisiedramaturgie; kunst, media en technologie; kunstbeleid en management. De eerste opleidingen moeten al komende september van start gaan.

De opzet van de masters lijkt op het eerste gezicht opmerkelijk in de universitaire context. Van den Hoven: "We beginnen met het bij elkaar zetten van vijf tot zeven studenten van verschillende disciplines. Zij krijgen een eigen ruimte en eigen faciliteiten en gaan vervolgens drie maanden intensief aan de slag met een opdracht die wordt aangedragen door een bedrijf, instelling of organisatie uit het maatschappelijk veld waarvoor we de studenten willen opleiden. Ieder brengt zijn eigen disciplinaire kennis en vaardigheden in. De gedachte is dat die multidisciplinaire aanpak een beter eindresultaat biedt, maar ook de individuele student meer oplevert. Een onderwijskundige kan binnen een educatief project iets te weten komen over multimediale toepassingen, terwijl bijvoorbeeld een audio-designer in hetzelfde project leert dat hij niet moet beginnen te bouwen zonder na te denken over de leerdoelstellingen. Vanuit de ervaring van het project moeten studenten bepalen welk individueel traject er volgt. Uiteindelijk moeten de studenten de master afronden met een scriptie."

Vijf tot zeven studenten. Dat is letterlijk en figuurlijk een select groepje?

:"We denken over twee jaar met zo'n 25 tot 30 van dergelijke projectgroepjes te gaan werken. En we selecteren niet alleen op kwaliteit. Vooral op motivatie. Ik diskwalificeer toch niemand wanneer ik zeg dat je hier bewust voor moet kiezen. Je wordt drie maanden min of meer opgesloten met een aantal mensen op een kamer en je werkt je daar helemaal kapot. Dat heb ik wel gezien bij de afdeling van de HKU in Hilversum. Ik ken hordes studenten die daar helemaal geen zin in zouden hebben."

Toch zouden de gewone doorstroommasters op precies hetzelfde vlak wel eens het ondergeschoven kindje kunnen worden.....

"Grappig dat dat nu naar voren komt. Eerst zouden de professional masters het onderspit delven ten opzichte van de selectieve onderzoeksmasters. Daar geloofde ik al niet in. Je moet het maar willen, op je 24ste twee jaar lang het onderzoek in. Je kunt hele leuke andere dingen doen op die leeftijd. En nu wordt er gezegd dat de ene professional master beter is dan de ander. Ik denk dat er overal binnen de universiteit briljante mensen rondlopen die vanuit hun ambities en behoeften kiezen voor een bepaalde studie kiezen."

En die deelnemende studenten met geheel verschillende achtergronden moeten allemaal dezelfde, academische, titel krijgen?

"Wat ons betreft wel. Natuurlijk zullen we geconfronteerd worden met de formele eisen die gesteld worden aan universitaire masters. Eerlijk gezegd weiger ik te begrijpen wat een wetenschappelijke master nou precies is. Ik zal de confrontatie niet zoeken, maar we hebben hier wel de ambitie om te blijven stellen dat dit ons onderwijsmodel is en dat dit een zichtbare toegevoegde waarde heeft. Als het afnemende veld dat ook nog eens onderschrijft dan hoeven we niet al te bang zijn. Wanneer we dan toch nog ergens in botsing komen met het systeem, moeten we maar eens gaan praten met zijn allen. De MBA van Harvard zou ook niet in ons Nederlandse universitaire stelsel passen, toch is het niet de minst prestigieuze opleiding."

Wat als die studenten klaar zijn?

"Wij willen zoveel mogelijk aansluitende werkgelegenheid bieden. En niet zomaar een baan, maar een baan in het specifiek veld waarvoor ze zijn opgeleid. Dat voelen we als een verantwoordelijkheid. Studenten zijn bij Van den Ende in beeld, zeg maar."

'Als ik hier iets heb geleerd, dan is het om voet bij stuk te houden'

Studenten in de Universiteitsraad kijken bestuur jaar op de vingers

Charlotte Brugman: “Mevrouw de voorzitter, ik vind het prachtig wat het college van bestuur allemaal beweert, maar hoe kunnen wij met deze meerjarenbegroting instemmen als het college zelf toegeeft dat de cijfers uit de lucht zijn gegrepen?” Sander van Waveren: “Het lijkt wel of het college niet echt wil nadenken over de toekomst.”

Erik Hardeman

Het is maandag 8 december en de Universiteitsraad bespreekt de universitaire meerjarenbegroting. Vrijwel de hele raad vindt het een te vaag document, zo bleek een week geleden. Maar als puntje bij paaltje komt, zijn het niet de stafleden maar de studenten die het college het hardst attaqueren.

Twee maanden later kijken Charlotte Brugman, tweedejaars University College, en Sander van Waveren, vijfdejaars planologie, tevreden terug op hun optreden. Weliswaar stemde een kleine raadsmeerderheid uiteindelijk met de begroting in, maar dat gebeurde pas nadat het college onder druk van de raad een forse toezegging had gedaan.

Sander, die tegenstemde: “De collegeleden vonden het duidelijk niet leuk dat wij zo kritisch reageerden, maar daar trek ik me niets van aan. Als ik hier iets heb geleerd, dan is het wel om voet bij stuk te houden, ook al wordt er door het college soms wel eens geprikkeld op inhoudelijke kritiek gereageerd.” Charlotte, die uiteindelijk voorstemde: “Ik heb na afloop wel even getwijfeld of ik me niet te gemakkelijk heb laten ompraten, want het taalgebruik van het college is af en toe nogal wollig en dat zet je gemakkelijk op het verkeerde been. Maar in dit geval had ik de indruk dat dat wel meeviel.”

Lef

Een jaar geleden liepen de twee studenten nog betrekkelijk anoniem door de universiteit, nu denken zij actief mee over de toekomst en kruisen zij de degens met het college van bestuur. Dat is wat het lidmaatschap van de Universiteitsraad zo boeiend maakt, vinden de twee studenten die in september aan hun klus begonnen. Charlotte stelde zich kandidaat uit nieuwsgierigheid: “Het leek me leuk om mee te denken over het beleid.”. Sander deed het vooral uit ergernis over de krakkemikkige invoering van het bachelor-masterstelsel: "Ik dacht: in de U-raad kan ik daar misschien iets aan doen.” Van die laatste gedachte kwam hij al snel terug. “Je begint als studentenfractie met het idee: we gaan dat en dat eens even veranderen, maar al heel snel leer je dat het zo niet werkt. Het veranderen van dingen kost veel meer tijd dan je denkt.”

“Je leert hier inderdaad om geduld te hebben”, lacht Charlotte, “Je kunt het vergeten dat je binnen één jaar al je idealen verwezenlijkt. Maar dat betekent niet dat je een jaar lang voor joker zit te vergaderen. Wat ik heel belangrijk vind, is dat je het college van bestuur op de vingers kijkt en zo grenzen kunt bewaken. Sander: “Neem de voorgenomen bezuiniging op de bestuursbeurzen. Wij zijn nu met een paar mensen aan het inventariseren hoe het in andere steden is geregeld. Dan kunnen wij straks in de discussie goed beslagen ten ijs komen. Als U-raadslid heb je de mogelijkheid om zulke dingen goed uit te zoeken. En daar hebben alle studenten die in Utrecht actief zijn, baat bij.”

Lef, geduld, maar vooral veel enthousiasme. Dat zijn de eigenschappen, waar een U-raadslid niet buiten kan. Maar als je die eigenschappen hebt, staat je als raadslid ook een verdomd leuk jaar te wachten, zeggen de twee. Charlotte: “Je kunt zeggen wat je wilt, maar ik zit als piepjonge student toch maar met al die ervaren bestuurders te praten. Heel boeiend, want ik ben erg geïnteresseerd in de bestuurlijke gang van zaken in grote organisaties zoals een universiteit. Uiteraard neem ik wat er in de U-raad gebeurt, volstrekt serieus, maar het is zeker ook een goede proeftuin voor een eventuele latere carrière."

Sander: “Voor mij is het precies omgekeerd. Ik ben 23, heb binnen Unitas in besturen en commissies gezeten en heb ook verder het nodige op de universiteit gedaan, maar op de één of andere manier voelde dat allemaal aan als voorbereiding op het grote werk. Dat heb ik in de U-raad niet. Tot nu toe ben ik alleen maar aan het leren geweest om iets te worden. In de U-raad heb ik voor het eerst het gevoel dat ik iets echt aan het doen ben.”

Wat buitenstaanders opvalt, is dat studenten in de Universiteitsraad zich vaak al na een paar maanden als echte bestuurders gedragen. Ze praten geroutineerd over het universitaire meerjarenbeleid, over sterkte-zwakte analyses op het gebied van onderzoek en over de haken en ogen aan de studiepuntfinanciering. Het lijkt alsof de studenten vervreemden van hun achterban. “Ik heb daar niet zoveel last van", zegt Charlotte, "omdat ik dit jaar ook colleges volg. Ik weet wat studenten bezighoudt. Het is wel waar dat je als raadslid gemakkelijk meepraat over dingen waar je als gewone student nooit over nadenkt, maar ik vind dat geen probleem zolang je het maar doet als die ‘lastige medezeggenschapper’ die de collegeleden regelmatig aan hun jasje trekt.” Sander geeft toe dat het gevaar van vervreemding niet alleen maar denkbeeldig is. “Als studenten mij iets vragen, merk ik soms dat ik net zulke ontwijkende antwoorden begin te geven als het college van bestuur kan doen. Vaak weet je gewoon te goed hoeveel haken en ogen er aan een probleem zitten. Maar daar staat tegenover dat ik inmiddels aardig thuis ben in het Bestuursgebouw. Ik heb de afgelopen maanden heel wat mensen de weg kunnen wijzen. Natuurlijk kom ik studenten tegen die denken dat ik alleen maar in de U-raad zit voor mijn CV en om belangrijk te doen. Nou ja, ze denken maar. Als de nood aan de man is, draaien ze wel bij. Sommige vrienden van me zeggen: ik snap niet dat jij je tijd met dat soort onzin verdoet. Maar zodra ze een probleem hebben, weten ze me wel te vinden.”

Join the U-raad!

Wie zich verkiesbaar wil stellen voor één van de twaalf studentzetels in de Universiteitsraad, kan de formulieren voor de kandidaatstelling en nadere informatie krijgen bij de secretaris van het Centraal Stembureau, L. Westerink. Zij zit in kamer 510 van het Bestuursgebouw aan de Heidelberglaan 8. Telefoon 030-253.4491, e-mail: L.Westerink@bs.uu.nl. De kandidaatstelling voor de 12 studentzetels in de Universiteitsraad is op 1 en 2 maart 2004 en staat open voor alle studenten die dan staan ingeschreven bij de Universiteit Utrecht. Stemming voor de studentzetels van de Universiteitsraad vindt alleen plaats wanneer er meer dan 12 kandidaten zijn. Voor meer informatie kijk op http://www.uraad.uu.nl.

Hulp is nabij

Binnen de universiteit lopen er nu al zo'n 740 hulpverleners rond; hun aantal neemt maandelijks toe

1:In verband met eventuele overdruk aan de andere kant van de deur hou je hem tegen met je voet, zodat je deur weer meteen kan sluiten

2: Bij een slachtoffer dat niet reageert maar wel normaal ademt, kan het plaatsen in de stabiele zijligging levensreddend zijn

3: Reanimeren oefen je met behulp van poppen en niet op collega's

4: Elektrische apparaten blus je met een flinke stoot kooldioxide

5: Uiterste concentratie bij de uitleg over het gebruik van de verschillende brandblusapparaten

6: Vergeet nooit eerst te controleren of er wel water uit de slang komt

De uitersten van onze planeet verkennen in claustrofobische setting

Water onder water, krabben zonder ogen, moddervulkanen, extremofielen, 'camemberts' van vijf kilometer doorsnee... De Utrechtse geochemicus Gert de Lange komt curieuze dingen tegen tijdens zijn duikboottochtjes naar de Middellandse Zeebodem. “Waanzinnig interessant!”

Rinze Benedictus

Boven water is het bolvormige leefgedeelte van de duikboot Nautinil 2,20 meter in doorsnede. Op een diepte van drie kilometer is dat door de enorme druk nog maar twee meter. De eerste piloot zit in het midden, links daarvan ligt de tweede op zijn buik, en rechts ligt de Utrechtse geochemicus prof. dr. Gert de Lange. “Helemaal uitgestrekt kun je niet liggen, je benen steken omhoog: je knieën zitten klem tegen de wand en je neus is tegen het raampje gedrukt. Je moet niet claustrofobisch aangelegd zijn voor zo’n duik. Een duik duurt een hele dag, zo’n zes tot acht uur.”

De Lange is één van de wetenschappers die afgelopen zomer op het Franse onderzoeksschip Atalanta voor de kust van Egypte in de Middellandse Zee dobberde. Samen met collega’s van de Vrije Universiteit Amsterdam en het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee in Texel vormde hij het Nederlandse team in een Frans-Duits-Nederlandse samenwerking. De onderzoekers — chemici, geologen en microbiologen — zijn geïnteresseerd in wat zich op en in de bodem van de Middellandse Zee afspeelt.

Op die bodem is het verre van rustig. Gassen en vloeistoffen borrelen en bruisen omhoog uit moddervulkanen. Zonder zonlicht of zuurstof leven er talloze witte, oranje en bruine bacteriën. Krabben zonder ogen nemen hapjes van vreemde roze baardwormen. En dat allemaal dankzij een indrukwekkend geologisch proces. De aardkorst waar wereldeel Afrika op ligt, schuift langzaam onder de Eurazische aardschil.

“De steenlagen onder de Middellandse Zee raken daardoor opgefrommeld, om het maar simpel te zeggen”, legt De Lange uit. Dat opfrommelen heeft als gevolg dat warme modder van honderden meters onder de zeebodem omhoog stroomt. Op de bodem leidt dat tot het ontstaan van moddervulkanen. Vulkaanvormige structuren die geen vloeibaar steen uitbraken, maar warme modder die rijk is aan gassen zoals methaan. Bij zo’n moddervulkaan kan het meer dan 50 graden Celsius worden, uitzonderlijk warm voor een diepte van drie kilometer waar het eigenlijk maar 13 graden hoort te zijn.

Zoet

Ook ontstaan er ronde, platte vormen die de De Lange 'Camemberts' noemt vanwege de vormgelijkenis met deze Franse kaas. Met een gemiddelde diameter van vijf kilometer zijn ze wel een slag groter. Als bij een overlopend vat, stroomt de modder continu over de rand waardoor een glad oppervlak ontstaat.

De Lange is geïnteresseerd in de oorsprong van de gassen en vloeistoffen die omhoog borrelen. Methaan kan bijvoorbeeld ontstaan doordat bacteriën organisch materiaal afbreken, maar het kan ook het gevolg zijn van het samenpersen van diepe organische resten. Of neem het raadselachtige zoete water op de zeebodem, op sommige plaatsen sijpelt water omhoog met slechts eenvijfde van het zoutgehalte van zeewater. Na lang speuren blijkt het afkomstig te zijn van honderden meters onder de bodem. Door de hoge druk die daar heerst, worden kleimineralen zo erg samengeperst en omgevormd dat er water bij vrijkomt. Een onverwachte verklaring, vertelt De Lange. “Het was niet heel simpel om dit uit te vinden. Collega Daehlmann en ik dachten oorspronkelijk met name aan het opsmelten van methaanijs dat hier ook voorkomt.”

Behalve zoet water, is op de bodem ook extreem zout water te vinden. Een merkwaardig fenomeen op de bodem is het bestaan van zoutmeren. Op de bodem liggen meren van extreem zout en zuurstofloos water. Omdat het zoute water zwaarder is dan het zeewater, blijft het liggen op de bodem. “Je hebt dus in feite water onder water”, schetst De Lange.

De zoutmeren zijn het gevolg van een catastrofe zes miljoen jaar geleden. Tijdens een relatief korte periode droogde de hele Middellandse Zee meerdere malen op. Het water verdampte en het zout bleef liggen. Daardoor liggen er nu, inmiddels bedekt met honderden meters sediment, zoutpakketten van honderden meters dik. Door het ‘opfrommelen’ van de bodem kan dit zout op sommige plaatsen dicht bij het oppervlak komen. Op die plaatsen lost het zout op en kunnen zoutmeren ontstaan.

Het opvallendste aan de bodem is wel het ontstaan van aangepaste levensvormen. Rond de moddervulkanen komen bacteriën voor die nergens anders leven. De bacteriën leven niet van zonlicht, zoals planten, of van zuurstof, zoals dieren, maar van methaan. Ze halen hun energie uit dit gas, ook het hoofdbestanddeel van aardgas. Behalve verschillende soorten bacteriën groeien rond de moddervulkanen ook wormen, zwemmen er vissen en garnalen en lopen er oogloze krabben rond. Rond moddervulkanen ontstaan kleine ecosystemen waar we het fijne nog lang niet van weten. “Waanzinnig interessant”, vindt De Lange.

Doop

De Lange vertelt over zijn onderzoek in een collegezaal in het gebouw van Geowetenschappen. “Op mijn kamer kunnen we echt niet zitten”, kondigt hij bij aanvang van het gesprek aan. Vaak is deze zin meer ingegeven door beleefdheid dan door werkelijk ruimtegebrek. Maar De Lange overdrijft niet. Op zijn kamer is tussen manshoge stapels papier precies plaats voor één persoon. Het is de prijs van succes. Tegen zijn verwachting in verwierf De Lange subsidie voor alle drie door hem aangevraagde Europese projecten (“Normaalgesproken heb je een kans van één op vijf.”). Hij komt om in het werk en inmiddels gepromoveerde aio’s hebben hun documentatie op zijn kamer achtergelaten.

Op zijn kamer heeft De Lange maar ietsje meer bewegingsvrijheid dan in de duikboot waarin hij de gegevens verzamelde. Hij vertelt over de duik afgelopen zomer. “Aan boord mag ik nergens aankomen en dat is maar goed ook! Ik mag alleen aanwijzingen geven over de richting. Verder mag de wetenschapper aan boord alleen foto’s nemen. Dus dat doe je dan ook continu.”

De kleine ronde duikboot is aan de buitenkant voorzien van grijparmen, twee digitale videocamera’s en een fototoestel. Een duik duurt een hele dag en vindt uit veiligheidsoverwegingen alleen overdag plaats. Eenmaal op drie kilometer diepte, drijven twee propellors de duikboot aan. Als ballast gaan er grove ijzerkorrels mee. Als de boot omhoog moet, laten de piloten wat ijzerkorrels vallen. Lucht laten ontsnappen doet de boot zinken. Het nemen van monsters geschiedt door stevige buizen in de bodem te drukken. Met een druk op de knop sluit een klepje de buis af en zit het sediment gevangen.

Bij het verkennen van de uitersten van onze planeet hoort volgens goed aardwetenschappelijk gebruik een doop. “Degenen die voor het eerst doken, werden bij terugkomst met hun kont in een vat met ijskoud water gezet. Terwijl je met je hoofd tussen je knieën in het koude water zit, moet je eerst een kleurrijke mix drinken met allerlei gorigheid en veel alcohol. Tot slot kieperen ze het keukenafval van die dag over je heen. Eén iemand had pech, en kreeg drie dagen afval te verwerken. Daarna wordt je afgespoten met de brandslang met zeewater.” De Lange beleefde zijn doop al in 1998. “Toen ging het er wel wat beschaafder aan toe!”

Wasmiddelen uit de diepzee

Zelfs farmaceutische bedrijven zijn geïnteresseerd in het vreemde leven in zuurstofloze zoutmeren op de diepzeebodem. Onder extreme omstandigheden komen extreme bacteriën voor, kortweg extremofielen. De meeste biochemische reacties die een bacterie draaiende houden, worden mogelijk gemaakt door enzymen, gespecialiseerde eiwitten. De enzymen van extremofielen werken bij hoge zout- of zuurconcentraties of bij hele lage of hoge temperaturen. Dat maakt ze interessant voor allerlei toepassingen in de chemische en farmaceutische industrie.

Zo maken koude-tolerante enzymen wassen bij lagere temperaturen mogelijk. Enzymen die bestand zijn tegen een hele lage zuurgraad, helpen bij het bleken van papier. En enzymen uit een warmteminnende bacterie ondersteunen de DNA-vermenigvuldigingstechniek PCR, die niet meer weg te denken is uit een moleculair-biologisch laboratorium. Het Europese project Biodeep, waar de groep van De Lange ook aan meewerkt, richt zich op het ontdekken van nieuwe eigenschappen van microörganismen uit de zoute diepzee.

'De ideale situatie was nu eenmaal De Kikker'

Maandagavond, 26 januari. Een gymzaal in Rijnsweerd bomvol ouders. Er is koffie, er is cake en er is wat ingetogen emotie. Eigengemaakte prints van foto's van wat ooit was en waarschijnlijk nooit meer zal zijn, gaan van hand tot hand. Allen zijn in afwachting van de noodoplossingen voor hun dakloos geworden kinderen.

De manier waarop kinderopvangorganisatie iBOX b.v. de ramp logistiek te lijf gaat, krijgt veel waardering. Alle ouders, onder wie zeer vele universitaire medewerkers, werden afgelopen zondag al telefonisch op de hoogte gesteld van de brand. Kinderopvang op maandag was onmogelijk, zo werd hen medegedeeld. Verdere informatie volgt nu.

Directeur Gonda Lier weet nog steeds niets over de oorzaak van de brand. Zij garandeert ouders wel dat de kinderen vanaf dinsdag weer ergens terecht kunnen. Bovendien blijven alle groepen, op één na, intact; leiders incluis. Toch vraagt Lier begrip voor de pragmatische beslissingen die niet voor iedereen even voordelig uitpakken. "De ideale situatie was nu eenmaal De Kikker."

Voor de ouders van de vier groepen die in het nieuwere deel waren gehuisvest, blijkt er niet al te veel aan de hand. Hun kinderen kunnen over drie weken weer terug, wanneer de beschadigde voorzieningen zijn hersteld. Tot dat moment is een leegstaand verblijf aan de Springweg een weliswaar moeilijk bereikbare, maar adequate noodvoorziening. Senior-onderzoeker Bas van Bavel uit Zeist heeft "nog geen flauw idee" hoe hij dochters Sarah en Noortje naar de binnenstad moet krijgen. "Maar die drie weken overleven we wel."

Voor de drie groepen die in de afgebrande monumentale boerderij zaten, is de situatie aanzienlijk problematischer. Voorlopig wordt één van de groepen ondergebracht in een kinderdagverblijf aan de Adriaanstraat in Buiten Wittevrouwen, een ander bovenin het AXA-gebouw nabij de Jaarbeurs. De derde groep, de Bever, is de enige die wordt opgesplitst en andere leidsters krijgt. Beverkindjes worden verdeeld over groepen van de Kleine Kikker, de nieuwe voorziening die afgelopen november naast de oude Kikker werd geopend.

Bij ouders van kinderen uit deze drie groepen zitten de mitsen en maren. En ook bij de vaders en moeders met twee of meer kinderen op De Kikker. IBOX heeft besloten het oudste kind met het jongste mee te verhuizen om onnodig op en neer gereis van ouders te voorkomen.

Terugkeer naar De Kikker is voor deze kinderen geen optie. Herbouw, indien daartoe wordt besloten, kan vele jaren op zich laten wachten. Directeur Lier zegt open te staan voor alle suggesties voor alternatieve huisvesting voor de kinderen. Het plaatsen van portocabins in De Uithof, door sommige ouders geopperd, is volgens haar waarschijnlijk niet lonend.

Na afloop van de bijeenkomst vormt zich een oploopje rondom een logistiek medewerkster van iBox. De beraadslagingen over mogelijke alternatieven voor individuele kinderen verlopen in alle redelijkheid. Lambert van Eekelen uit De Bilt, wiens vrouw tot voor kort als dierenarts bij Diergeneeskunde werkte, moet vanaf deze week met twee kinderen naar het AXA-gebouw. "Een grotere overgang kun je je haast niet voorstellen. Van een boerderij naar de bovenste verdieping van een kantoorgebouw in de binnenstad. Voor mij persoonlijk is dit verre van ideaal. Ik moet thuis maar even overleggen hoe we dit gaan oplossen. En misschien zijn er nog andere opties. Voor de organisatie kan ik alleen maar bewondering hebben. Zij hebben toch maar in 24 uur 160 kinderen onder dak gebracht."

XB

Studentenpolitie

Johan Krijgsman, woordvoerder van NS, kan nog niet reageren op het voorstel om studenten in te zetten, totdat het precies duidelijk is wat Berghuis precies wil. Maar Krijgsman wil wel het idee de wereld uithelpen dat reizen in de trein onveilig zou zijn:"Het klinkt nu net alsof het gevaarlijk is om met de trein te reizen. Op die enkele trajecten die risicovol zijn, werken standaard twee conducteurs samen, juist om veiligheid te kunnen waarborgen. En het idee om lokettisten in te zetten, zal de sociale controle niet vergroten. De loketten bevinden zich doorgaans niet op het perron zelf en zijn alleen geopend tijdens spitsuren, wanneer de sociale controle toch al groot is."

'Met enkele daverende knallen veranderde ook de criminologie'

Studenten concluderen dat privacy niet meer heilig is

'Bent u bereid een deel van uw privacy op te geven, ten behoeve van de algemene veiligheid?' was één van de vragen van een onderzoeksgroep studenten aan douanepassanten op Schiphol. Bijna honderd procent van de ondervraagden reageerden bevestigend. Misschien niet verwonderlijk bij mensen die zojuist een vliegreis hadden gemaakt. Maar de vraag werd ook door een doorsnee populatie met 'ja' beantwoord; en zelfs een overgrote meerderheid van een collegezaal vol privacy-bewuste criminologiestudenten zei afgelopen dinsdag 'ja'.

Of mensen weten welk deel van hun privacy bloot komt te liggen wanneer ze een reis naar de Verenigde Staten maken is zeer de vraag. Dat maakte student Thijs Vis duidelijk met zijn presentatie waarin hij een lek in de privacy-bescherming blootlegde. Hij toonde aan dat met slechts een reserveringsnummer allerlei persoonsgebonden informatie is op te vragen bij de websites van de grote Amerikaanse databestanden. In die bestanden brengen vliegmaatschappijen de zogenaamde PNR onder, het Person Name Record, de verzamelnaam van alle gegevens van passagiers. Het is bedoeld als service aan de klant. Maar het is niet moeilijk om aan iemands reserveringsnummer te komen, en daarmee ook vrij gemakkelijk om in het databestand te kijken, zegt Vis.

Nog kwalijker noemt Vis het feit dat de site bij hernieuwd opvragen via de optie 'history' niet opnieuw om het password vraagt. "Iedereen die dus na jou aan de computer in de bieb of het internetcafé gaat zitten, kan via die databestanden al jouw gegevens inzien. Wanneer en hoe je reist, waar je gaat slapen; het gaat om zestig sub-onderwerpen, waarvan veel privacy-gevoelig is."

Het lek demonstreren kan Vis niet. Daarvoor had hij een reserveringsnummer nodig. Geen vriend, familielid of bekende die binnenkort naar de VS reist, bleek bereid zijn gegevens voor zestig studenten te laten openbaren. Zelfs bemiddeling van hoogleraar Bovenkerk leverde niets op. De paradox ten top: iedereen zegt geen problemen te hebben met het vrijgeven van gegevens, maar als het dichtbij komt wordt het anders, concludeert Vis. "Het leek alsof ik eerst een vrouw met hoofddoek en dynamiet om haar middel moest laten aanrukken, voordat men iets van de privacy wilde prijsgeven."

De presentatie van het rapport 'Amerikaanse toestanden' was dinsdag de afsluiting van het onderzoeksvak criminologie waarvoor zestig studenten zich dit jaar hadden aangemeld. In voorgaande jaren waren dat er hooguit tien. "Met enkele daverende knallen is op die elfde september niet alleen de wereld veranderd, maar ook de criminologie", stelde hoogleraar Bovenkerk al in zijn inleidende praatje. Gezien de grote toeloop besloot de leiding van de nieuwe master criminologie die in september start, een maximum van 25 studenten in te stellen. Kandidaten worden geselecteerd.

Veel studenten die deelnamen aan het onderzoeksvak, zijn vastbesloten door te gaan in de criminologie. Zo ook Kristien Hepping. Zij probeerde een profiel van zelfmoordterroristen te maken en deed daarvoor onderzoek naar de Assassijnen, een islamitische organisatie die in de elfde eeuw zelfmoordacties uitvoerde. Ze voelt zich wat overvallen door de selectieprocedure voor de master. Mocht ze in maart niet door de selectieronde komen, dan gaat ze waarschijnlijk naar Australië om criminologische vakken te volgen. "Dan maak ik volgend jaar zeker meer kans."

XB

Experimenten van twee Utrechtse studenten gaan mee de ruimte in

"Geheel onverwacht", noemt Karel Buizer masterstudent plant biology zijn uitverkiezing. Hij mag in april bij de lancering in Baikonoer, Kazachstan zijn. Daar op de basis moet hij enkele dagen voor de vlucht in een provosorisch laboratorium zijn 'GraPhoBox' in gereedheid maken.

De GraPhoBox, een kubusje met een zijde van 15 centimeter en een gewicht van 750 gram, was van de twee inzendingen van een prijsvraag voor universitaire studenten die het ministerie van Onderwijs heeft gehonoreerd. Tijdens de deels door Nederland gefinancierde ESA-reis, meren de astronauten na een dag vliegen af aan het Internationale Ruimtestation. Daar voert Kuipers een onderzoeksvoorstel van de student uit. "Het is in feite een heel eenvoudig onderzoek", zegt Buizer. "Maar misschien is dat nu juist de kracht geweest."

Buizer wil de invloed van licht en zwaartekracht op de groeirichting van wortels en spruit van een plant in kaart brengen. Ook hoopt hij de interactie van licht en zwaartekracht in planten te kunnen onderzoeken. "In de literatuur is over die gecombineerde invloed weinig terug te vinden." Een week nadat hij zijn plan verstuurde kreeg hij een mailtje waarin om meer uitleg werd gevraagd. Pas gedurende een verdere mailwisseling werd hem duidelijk gemaakt dat hij zijn experiment daadwerkelijk mag gaan uitvoeren.

In samenwerking met een ESA-ingenieur heeft Buizer inmiddels zijn GraPhoBox vervolmaakt. In het doosje zal hij vier soorten zaden van de plant laten ontkiemen: de 'gewone' soort, een mutant die geen licht waarneemt, een mutant die geen zwaartekracht voelt en een mutant met beide defecten. Dit gebeurt in twee kamers in de GraPhoBox. In kamer is een lichtbron aanwezig, in de andere niet. Niet ver van Moskou, in het oude Sovjet-luchtvaartcentrum Star City, zal Buizer tijdens de tiendaagse vlucht op de grond hetzelfde experiment ter controle uitvoeren.

Het enige wat de astronauten moeten doen, is foto's maken van de wortels van de plantjes vlak voor ze terug naar aarde gaan. Op basis van dat materiaal zal Buizer na de ruimtereis zijn onderzoeksconclusies moeten trekken. "De doos zelf wordt niet mee terug genomen en eindigt als ruimteschroot", aldus de vijfdejaars student die er vanuit gaat een mooie publicatie aan zijn experiment over te houden. Buizer verwacht dat de situatie van gewichtloosheid geen grote effecten zal hebben op de structuur van de plant. "Maar het is nog nooit onderzocht, dus we weten het niet."

De voorbereidingen op de ruimtereis in april nemen Buizer ondertussen behoorlijk in beslag. "Het wordt werkelijk aangepakt als een militaire operatie. Het experiment aan boord moet voldoen aan een hele waslijst eisen, vooral om de veiligheid van de astronauten niet in gevaar te brengen. Daarnaast zijn er de logistieke voorbereidingen. In Baikonoer werkt iedereen in primitieve omstandigheden, ver weg van de beschaafde wereld. Alles moet daarom volgens planning verlopen."

En dan mag er bovendien niets misgaan met het experiment zelf. Hoofdbrekens genoeg. "Mijn grootste zorg op dit moment is dat de kruisingen op tijd klaar moeten zijn. Het zou toch zonde zijn wanneer er iets misgaat met de mutanten."

Buizer prijst zich gelukkig dat zijn faculteit alle medewerking aan zijn ruimtevaart-activiteiten verleent. "Ik loop nu stage in het Kruytgebouw bij de leerstoelgroep Moleculaire Plantenfysiologie. Mijn onderzoek daar wordt behoorlijk vertraagd. Maar iedereen vindt dat dit een unieke kans voor me is. Zelf vind ik dit een mooie gelegenheid om de plantenbiologie een beetje te promoten. Iedereen denkt altijd dat dat zo'n suffe wetenschap is. Maar het kan dus hartstikke spectaculair zijn."

Of eerstejaars economiestudente Renske Rutgers net als Buizer de lancering mag bijwonen is nog onduidelijk. Wel zeker is dat het experiment BugNRG (spreek uit Bug-energy) dat zij samen met de Delftse student Lucht- en Ruimtevaarttechniek Sebastiaan de Vet aandroeg voor de OC&W-prijsvraag met de Sojoez meegaat. De twee sturen een soort bacteriologische batterij de ruimte in. BugNRG bestaat uit een container met twee brandstofcellen die door de aanwezigheid van bacterien energie weten op te wekken, bijvoorbeeld uit glucose. Rutgers en De Vet, overigens afkomstig uit Maarssen en gids bij het in Utrecht gevestigde Museum Sterrenwacht Sonnenborgh, willen onderzoeken wat het effect van microzwaartekracht op de output van de brandstofcel is. Uit eerdere studies blijkt dat bepaalde bacteriën actiever worden wanneer de zwaartekracht afneemt. Voor de toekomst worden praktische toepassingen van deze schone energiebron voorzien, ondermeer in de ruimtevaart zelf. Rutgers die zich vooral richt op de chemische kanten van het experiment: "Een publicatie in Nature Biotechnology dit najaar over recente ontwikkelingen op het gebied van bacteriële brandstofcellen is de basis geweest voor BugNRG."

De eerstejaars studente won vorig jaar nog een wetenschapswedstrijd van de Amsterdamse Vrije Universiteit met een scheikundig profielwerkstuk dat ze maakte in haar eindexamenjaar. De ervaringen die ze nu opdoet, vormen aanleiding om vraagtekens te zetten bij de keuze die ze maakte om economie te gaan studeren. "Misschien was economie toch iets te radicaal geweest. Op de middelbare school volgde ik het profiel natuur en gezondheid. Nu merk ik dat ik die natuurwetenschappelijke wereld mis. Daar ligt toch mijn grote belangstelling."

BugNRG: http://www.phys.uu.nl/~bugnrg/dagboek.htm

Missie DELTA

De missie waarmee de experimenten van de Utrechtse studenten de ruimte ingaan, staat bekend als Missie DELTA ofwel Dutch Expedition for Life Science, Technology and Atmospheric research. Tijdens de missie zal astronaut André Kuipers aan boord van het internationale ruimtestation ISS verschillende Nederlandse experimenten uitvoeren. Buiten de twee studentexperimenten gaat het nog om vijftien andere onderzoeken van universiteiten en kennisinstituten. Een Utrechtse onderzoeksgroep onder leiding van hoogleraar moleculaire celbiologie Boonstra mag de invloed van gewichtloosheid op de groei en de ontwikkeling van zoogdiercellen bestuderen. Kuipers wordt door ESA naar het permanent bemand wetenschappelijk ruimtelaboratorium gestuurd in het kader van de vervanging van de Sojoez-capsule die fungeert als 'reddingsboot' voor de bemanning van het ruimtestation. Neerlands tweede astronaut wordt op 19 april gelanceerd. Hij zal tien dagen in de ruimte verblijven, waarvan acht aan boord van het ISS.

Zie ook:DELTA-missie:http://www.esa.int/export/esaCP/SEMFIMWLDMD_Netherlands_0.html

Blauwe luchten, rode smarties en een kok met de naam Tulip

Voor de Argentijnse assistent in opleiding Virginia Palastanga en de Nederlandse post-doc Janine Nauw werd die droom vorig jaar werkelijkheid en de foto’s en de verhalen bevestigen alle cliché’s die je je bij zo’n trip kunt voorstellen. Een fraaie blauwe oceaan, een dito hemel, onderzoekers in zomerse outfit en stoere Engelse zeelui waarmee de dames zich ’s avonds in de bar vermaakten. Wie echter denkt dat er sprake was van een plezierreisje van drie weken, vergist zich.

Op de heen- en de terugtocht mocht het er misschien relatief rustig aan toegaan, in het Mozambique Kanaal zelf was het keihard werken, vertelt Janine op haar werkkamer in het Utrechtse Buys Ballot Laboratorium. We zijn daar tien dagen continu bezig geweest en in die tijd hebben we de bar niet van binnen gezien. Het was slapen, eten en werken, metingen doen en berekeningen maken. En omdat de mensen van het NIOZ (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Zee) alleen overdag konden werken, waren wij meestal 's avonds en ’s nachts bezig.

Naast het nemen van monsters was een belangrijke taak van de expeditie om meetapparatuur te verankeren, waarmee de komende anderhalf jaar grote hoeveelheden data zullen worden verzameld over zulke uiteenlopende grootheden als de temperatuur, het zoutgehalte, de stroomsnelheid, de stroomrichting en de verontreiniging van het water. Over de volle breedte van het kanaal werden voor dat doel acht kabels neergelaten met aan het ene uiteinde een gewicht (meestal een stuk schroot) en aan het andere een grote rode boei, de zogeheten smartie. Om te voorkomen dat die verankeringen door lokale vissers worden buitgemaakt, zijn ze zodanig aan de kabel bevestigd dat ze op 500 meter onder het zeeoppervlak zweven. Aan de verticaal in het water staande kabels zijn op diverse hoogten een tiental meetinstrumenten bevestigd, die permanent gegevens registreren. Zo wordt de temperatuur van het water elke vijf minuten vastgelegd, terwijl de stroming eens per half uur wordt geregistreerd. Over anderhalf jaar gaat een volgende expeditie terug naar het Mozambique Kanaal om de apparatuur af te lezen.

Dat de internationale samenwerking in de wereld van het oceaanonderzoek goed is, blijkt wel uit een passage uit het reisverslag van expeditieleider Herman Ridderinkhof van het NIOZ. Voordat we met ons eigen werk konden beginnen moesten we eerst nog zo n vijf dagen naar het zuiden varen. Onderweg werden, met een onderlinge afstand van 40 tot 50 mijl, voor Duitse onderzoekers, drijvende meetinstrumenten over boord gezet. Deze drijvers zijn zo zwaar gemaakt dat ze op een diepte van ongeveer 150 meter onder het oppervlak blijven drijven. Eens in de tien dagen zinkt de drijver naar een diepte van 1500 meter en stijgt daarna naar het zee-oppervlak. Ondertussen worden de watertemperatuur en het zoutgehalte gemeten. Deze gegevens worden vervolgens per satelliet verzonden en zijn even later op Internet te vinden. Als dit klusje geklaard is, zinkt de drijver weer naar een diepte van 150 meter. De levensduur van deze drijvers is een paar jaar. Duizenden van deze drijvers worden de komende jaren in de oceanen uitgezet.

Uit het verslag van Ridderinkhof blijkt dat de sfeer aan boord prima was. Naast het genieten van het mooie weer, van de walvis die sommigen van ons s avonds op een paar meter langs het schip zagen komen, en van de uitstekende maaltijden hebben we gelukkig ook veel lol met elkaar.

Janine en Virginia knikken bevestigend. Voor ons was het helemaal bijzonder, want op een bemanning van 35, waren we maar met vijf vrouwen, lacht Janine. Dat gaf ons een nogal bevoorrechte positie. Er waren twee bars aan boord, een voor de officieren en onderzoekers en één voor de bemanning, maar wij werden in beide bars uitgenodigd. Die Engelsen waren aardige lui, vooral met de kok konden we het goed vinden. Dat was een enorm grote homoseksuele neger die Tulip heette. We hebben zelfs een van de wervels in het Mozambique Kanaal naar hem vernoemd. Terwijl Janine vertelt, kijkt Virginia dromerig voor zich uit. Was de tocht aan boord van een Engels schip ook voor de Argentijnse een succes? Het antwoord laat geen ruimte voor twijfel: It was a great trip, it was a life experience.

Op zoek naar de polsslag van het klimaat

Erik Hardeman

Het moment staat Janine Nauw en Virginia Palastanga nog steeds helder voor de geest. Die dag waren er watermonsters genomen in het diepste deel van het Mozambique Channel, de smalle doorgang tussen het Afrikaanse vasteland en het eiland Madagascar, en nu zou dat water worden getest op de aanwezigheid van zuurstof. Normaal gesproken bevat water minder zuurstof naarmate het zich op grotere diepte bevindt, maar de voorspelling van het wetenschappelijk team aan boord van de Darwin was, dat in het 2,5 kilometer diepe Mozambique Channel juist in het diepste gedeelte zeer zuurstofrijk water voorkomt.

We hadden op het smalste punt van het Kanaal watermonsters genomen op verschillende diepten en op verschillende afstanden van Mozambique vertelt Janine. “Dat water hebben we getest op de aanwezigheid van zuurstof en van de resultaten heb ik een contourfiguur gemaakt, zeg maar een dwarsdoorsnede van het Kanaal op die plek. Daaruit bleek duidelijk dat in het diepste gedeelte relatief zuurstofrijk water voorkwam. Onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Zee (NIOZ) hadden met een zuurstofsensor ook zo’n contourfiguur gemaakt en de twee plaatjes kwamen wonderwel overeen. Dat was natuurlijk geweldig. Niet alleen was onze hypothese bevestigd, maar ook bleek dat onze metingen heel nauwkeurig waren geweest. We hebben meteen een fles wijn opengetrokken.”

Het klinkt leken misschien vreemd in de oren, zoveel opwinding over de ontdekking van een beetje zuurstof in de Indische Oceaan. Maar wie dat zegt, onderschat de betekenis van die ontdekking, waarschuwt prof. dr. Will de Ruijter, de Utrechtse leider van een langdurig onderzoeksproject dat tot doel heeft de stromingen in de wereldzeeën in kaart te brengen. Uiterst belangrijk, want wie de zeestromen doorgrondt, heeft de sleutel voor een beter begrip van het klimaat in handen, stelt De Ruijter. De oceanen spelen een centrale rol in het klimaatsysteem op aarde vanwege hun vermogen om warmte op te nemen en het elders weer af te staan. Dat wij zo’n gematigd klimaat hebben, is mede te danken aan de warmte die de Golfstoom op de Atlantische Oceaan aan de atmosfeer afgeeft en die via de daar heersende westenwinden naar Europa wordt getransporteerd.

De belangstelling van de Utrechtse klimaatonderzoekers gaat de laatste jaren vooral uit naar de wateren rond het zuidelijk deel van het Afrikaanse continent. Op zijn PC tovert De Ruijter met groot enthousiasme fraai gekleurde plaatjes tevoorschijn, waarop de Indische Oceaan veranderd lijkt in een schilderspalet. Vanaf de Indonesische archipel loopt een brede rode band via India en door het Mozambique Channel richting Zuid Afrika. Daar buigt de band naar links om via een zuidelijke route terug te lopen naar het oosten. Langs de Afrikaanse oostkust vertoont de rode band echter curieuze blauwe vlekken, die ook zichtbaar zijn aan de andere kant van Kaap de Goede Hoop.

De Ruijter: “Die rode band is de Agulhas Stroom, die warm water vanuit de omgeving van Indonesië meevoert naar het westen. Dat water doet daar een paar jaar over en stroomt vervolgens via een zuidelijker route weer terug naar het oosten. Lange tijd is gedacht dat er in die omgeving niet veel aan de hand was, maar drie jaar geleden hebben wij tijdens de expeditie van de Pelagia ontdekt dat de snelheid van de stroming ter hoogte van de oostkust van Afrika een relatief grote invloed heeft op het klimaat. Ik noem haar daarom vaak de polssslag van het klimaat. Afhankelijk van die snelheid ontstaan zogeheten wervels, delen van de oceaan, waar het water langzaam ronddraait en waar het bovendien bijna een meter uitsteekt boven de rest van het zeewater. Eerder heb ik die wervels — met soms een oppervlakte zo groot als Nederland — in het Ublad vergeleken met puisten op het zeeoppervlak.

In plaats van bij Kaap de Goede Hoop naar het zuiden af te buigen, drijven die wervels de Atlantische Oceaan op. Hun Indische Oceaanwater bereikt via de kust van Zuid-Amerika de Caraïbische Zee, vermengt zich daar met de Golfstroom en komt zo uiteindelijk in de Noord Atlantische Oceaan terecht. Dat mechanisme hadden wij tijdens eerdere expedities al aangetoond, maar inmiddels waren wij verder gaan rekenen en hadden we de hypothese opgesteld dat dat water daarvandaan weer terug naar het zuiden stroomt. Omdat het in de noordelijke zeeën sterk is afgekoeld, zakt het naarmate het verder zuidelijk komt naar diepere gedeelten. Als die hypothese klopte, zou dat koude water wel eens onder de Agulhas Stroom door terug de Indische Oceaan in naar Indonesie kunnen stromen, was onze verwachting. En dat zou je weer kunnen afleiden uit het zuurstofgehalte, omdat dat water relatief kort geleden in de Noord-Atlantische Oceaan aan het oppervlak veel zuurstof heeft opgenomen en dat mee de diepzee in heeft genomen. Onder meer om die hypothese te testen zijn Janine en Virginia met de Darwin meegevaren.”

Die test pakte positief uit en daarmee is weer een bouwsteen toegevoegd aan onze kennis over de grootschalige beweging in de wereldzeeën. “Maar dat we vandaag iets meer te weten komen over wat er in de Indische Oceaan gebeurt, betekent niet dat we morgen betere weersberichten kunnen maken, waarschuwt De Ruijter. Dit is onderzoek van lange adem dat beetje bij beetje verbanden probeert bloot te leggen tussen wat er in de oceanen gebeurt en het klimaat. Dat is werk van zeer lange adem, waarmee we de klimaatmodellen die we gebruiken steeds verder hopen te verfijnen. Als we al voorspellingen kunnen doen, dan praten we over tijdschalen van tientallen jaren.”

Maar uiteindelijk is het doel van al dat onderzoek natuurlijk wel een beter begrip van de factoren die ons klimaat beinvloeden, bevestigt De Ruijter. “Heel interessant is bijvoorbeeld de recente ontdekking dat tijdens de laatste ijstijden de doorstroomgang tussen de Indische Oceaan en de Atlantische Oceaan geheel of gedeeltelijk was afgesloten. Dat is waarschijnlijk geen toeval. Zo'n ontdekking maakt, lijkt me, afdoende duidelijk hoe dramatisch de invloed van veranderingen in zeestromen op het klimaat op aarde kunnen zijn.”

De Nederlandse bijdrage aan de expeditie met de Darwin werd georganiseerd door het NIOZ en mede gefinancierd door NWO uit het programma Klimaatvariabiliteit.