Achtergrond

Streetwise in de wetenschap

NWO leert jonge onderzoekers zich staande te houden

Streetwise. Dat is wat jonge onderzoekers moeten worden om zich te kunnen handhaven in de wereld van de wetenschap. Honderdvijftig van hen kwamen dinsdag in Slot Zeist naar de landelijke NWO-talentendag om de manieren van de wetenschap te leren.

Vast staat wel dat NWO met dit initiatief voorziet in een behoefte. De belangstelling voor de eerste talentendag, op 26 maart eerder dit jaar, was zo overweldigend groot dat een maand later ijlings een tweede dag werd ingelast. Afgelopen dinsdag was er dus een derde en op 23 oktober volgt een vierde, die inmiddels ook geheel is volgeboekt.

Inspectie van de deelnemerslijst van de derde talentendag leert dat de Alfa-wetenschappen opvallend ondervertegenwoordigd zijn: slechts dertien van de 150 deelnemers zit in deze hoek. Verreweg de meesten zijn afkomstig uit de Bèta- en Gammarichtingen met geneeskunde, biologie en psychologie als uitschieters. Ook de verdeling man-vrouw blijkt opvallend scheef: 31 mannen tegenover 119 vrouwen.

Vele Utrechtse aio's en oio's zijn naar Zeist gekomen om collega-onderzoekers te ontmoeten. “De mogelijkheid die geboden wordt om gemeenschappelijke ervaringen uit te wisselen bevalt mij hier prima”, zegt Karin Slot, biologe en bezig aan een vruchtbaarheidsonderzoek aan de faculteit Diergeneeskunde. “Veel dingen waar je als aio tegenaan loopt zijn zeer algemeen van aard en dan is het leuk om eens te horen hoe ze daar in andere vakgebieden mee omgaan”. Tamar van Raalten die onlangs is begonnen aan een promotieonderzoek binnen de afdelinge psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum, vult aan: “Op die manier merk je dan opeens dat je niet helemaal alleen staat." Ook voor Mirjam Sprong, psychologe en als aio lid van een team dat onderzoek doet naar schizofrenie bij adolescenten, weegt het uitwisselen van contacten zwaar. “Wat mij betreft mag de universiteit wel wat meer doen om het contact tussen de aio’s te bevorderen”. Sprong denkt daarbij aan een oprichting van een aio-platform binnen de universiteit, zoals dat op landelijk niveau al weer een tijd bestaat.

Over de workshops zelf zijn de drie Utrechtse aio’s over het algemeen goed te spreken. Slot volgde tijdens de ochtendsessie een workshop ‘subsidie aanvragen’ waarin NWO-beleidsmedewerker Wilma van Donselaar de basisvaardigheden voor een succesvolle subsidieaanvraag uit de doeken deed. Na de lunch schreef Slot, tijdens de workshop ‘beter promoveren’ op bevel van de Tilburgse politicoloog Herman Lelieveld in een kwartier tijd het voorwoord voor haar proefschrift. Sprong hoorde niet echt iets nieuws tijdens de workshops ‘project-management’ en ‘netwerken’, maar werd wel bevestigd in haar overtuiging dat het van belang is om dynamisch te blijven en je steeds ook buiten je onderzoek te blijven ontplooien. Van Raalten (‘netwerken’ en ‘subsidie aanvragen’) vertelt dankzij de workshops niet alleen meer zicht te hebben gekregen op wat zij omschreef als ‘het bredere geheel’; ook uit ze een veelgehoorde klacht: “Nu blijkt maar weer eens dat je binnen het huidige kader van de promotie niet echt wordt klaargestoomd voor de periode erna”.

Die opmerking roept de vraag op in hoeverre NWO een taak op zich heeft genomen die eigenlijk door de universiteiten zelf vervuld had moeten worden. Met andere woorden: schiet de universiteit tekort bij de begeleiding van haar aio’s en oio’s? Gemeten naar het enorme succes van de NWO-talentendagen lijkt dat er wel op. Dominique de Vet ziet het verband niet direct: “Bij NWO constateerden wij een behoefte. In dat gat zijn we gesprongen.”

Hoe dan ook is de missie van NWO duidelijk: de organisatie probeert jonge wetenschappers in een vroeg stadium toe te rusten met informatie en vaardigheden, die hen in staat stelt om zich een plekje te verwerven in de wereld die wetenschap heet. En de uiteindelijke beloning? Economisch-historicus en winnaar van de Spinoza-premie 2003 prof. dr. Jan Luiten van Zanden verwoordt het in zijn afsluitende lezing als volgt: “Wanneer je besluit in de wetenschap door te gaan, onthoud dan dat de meeste baten immaterieel zijn, zoals bijvoorbeeld de gesprekken met intelligente mensen die meestal ook nog voor rede vatbaar zijn. Dat is ook wat waard!’

Marijn Kruk

Mebiose wint de laatste Zesuursloop

Zes uur rennen rond een parkeerterrein

De Zesuursloop beleefde dit jaar zijn twintigste en waarschijnlijk laatste editie. Het strijdperk voor de zes bèta-studieverenigingen was een verlaten parkeerterrein bij de faculteit Diergeneeskunde. De veterinairen lieten zich de winst door de neus boren.

De ZUL is het jaarlijkse loopevenement waarbij zes bèta-studieverenigingen het tegen elkaar opnemen. De vereniging van Diergeneeskunde (DSK) tekent dit keer voor de organisatie wat betekent dat er niet zoals gewoonlijk in het Wilhelminapark wordt gelopen. De opbrengst gaat naar een nieuw geitenproject in India via Diergeneeskunde in Ontwikkelingssamenwerking.

Waarschijnlijk is het de laatste ZUL. Voor veel van de verenigingen is het eenvoudigweg ondoenlijk zes uur te blijven lopen. Daarvoor is het aantal renners per vereniging te klein. Vandaar ook dat de ZUL van dit jaar wel eens de laatste zou kunnen zijn. Er wordt nog gezocht naar een andere sponsoractie.

Cheerleaders

Marieke Ezinga (21) van studievereniging UP (Farmacie) had geen tijd om zich om te kleden na college. Maar ze draagt wel gympen. Het estafettestokje van UP was oorspronkelijk een supersoaker –ook geschikt om tegenstanders mee nat te spuiten- maar die bleek te zwaar om mee te rennen. Marieke: “Onze vereniging doet vooral mee voor de gezelligheid. Elk jaar lopen we net zoveel rondjes als het aantal jaar dat de vereniging oud is. Dat worden deze keer dus 109 rondjes. Dan zingen we ons verenigingslied en geven we het op.”

Toch zijn er verenigingen die ook deze laatste keer vol voor de winst gaan, DSK bijvoorbeeld. Het estafettestokje is traditioneel het middenvoetsbeentje van een paard. Halverwege het parcours staan ‘cheerleaders’ hun lopers aan te moedigen. Er wordt geprobeerd om lopers van andere teams op het verkeerde been te zetten: “Rustpunt! Denk om je hart!”

De eerste achttien jaar dat de ZUL bestond ging DSK er altijd met de eerste prijs vandoor. Vorig jaar won Mebiose van Medische Biologie voor het eerst. ‘Dit jaar laten we ‘m ons niet door de neus boren’ staat er op de lichtblauwe shirtjes van de DSK-ers.

Maar ook de lopers van Mebiose zijn fanatiek. Preses Kristy van Lammeren (20): “Als bestuurslid voel ik me verplicht om de gaten op te vullen als er even niemand wil lopen. En ik heb eigenlijk ook wel een beetje getraind.”

Massage

De harde muziek op het parkeerterrein wordt af en toe overstemd door een harde klap. DSK heeft een Kop van Jut geregeld waarop minder presterende verenigingen zich kunnen afreageren. Ook is er bier en fris en oefenen studenten fysiotherapie hun technieken op de massagetafel. Waarschijnlijk krijgen ze er een studiepunt voor. Masseuse Aliene Bovendeur (18) is er tevreden mee: “Het is hartstikke gezellig, ik hoef niet mee te lopen en krijg ook nog eens een studiepunt. Ideaal.”

Merijn de Bont (22) komt net van de massagetafel. Hij is één van de organisatoren van DSK. “Heerlijk die massage! Voor een euro worden je kuiten gemasseerd. Goed tegen verzuring. En als je meer betaald dan doen ze volgens mij ook nog je rug.”

Rond een uur of tien, als de wedstrijd vier uur bezig is, lopen sommige studenten nog soepel, anderen hebben het duidelijk zwaar. Hier en daar worden hoekjes van het parcours afgesneden. Bij de bar wordt geroddeld over oneerlijke methodes van andere verenigingen. Volgens de barvrouw wordt er vanavond niet veel bier geschonken. De meeste sportievelingen houden het bij frisdrank en water. En af en toe een sigaretje. Geneeskundestudent Rozemarijn de Rooij (18) loopt mee voor MFSU Sams en begint moe te worden. “Ik krijg het koud. Het begint nu echt lastig te worden. Ik ben er ook al vanaf zes uur.”

Versterking

Een uur voor middernacht kijken de DSK’ers vol verwachting uit naar hun versterking: de leden van de verenigingsrugbyploeg. Rugbyer Jeroen Jacobi (22) heeft gisteren getraind en is dus “een beetje zwakjes in de benen". "Maar het laatste uur gaan we er vol in.” Preses Kristy van Mebiose was er al bang voor. “DSK heeft vaak op het laatst nog een troef in handen.” Maar ook de Mebiose-renners houden het tempo erin. Sander Pietersen (22) schiet om elf uur nog iedereen voorbij. “Het gaat lekker. En wij hebben dit jaar veel enthousiaste lopers. Vorig jaar moest je ze zoeken, nu staan ze in de rij.”

De achterstand van DSK blijkt inderdaad niet meer in te halen. Voor het laatste rondje verzamelen de deelnemers zich. Verenigingsliederen worden door elkaar heen gebruld. Kristy van Mebiose mag uiteindelijk de beker in ontvangst nemen. Ondertussen worden sportbroeken verwisseld voor spijkerbroeken: op naar het feest in de fietsenkelder bij Diergeneeskunde.

Eva Houtsma
Eindstand ZUL: Mebiose (Medische Biologie) 221 rondjes, DSK (Diergeneeskunde) 211, UBV (Biologie) 185, MFSU “Sams” (Geneeskunde) 175, Proton (Scheikunde) 161, UP (Farmacie) 109.

Oogtest nodig voor verstandelijk gehandicapten

Van veel verstandelijk gehandicapten is niet bekend of zij slecht zien of slecht horen. Volgens de Utrechtse oogarts Jacques van Splunder is het hoog tijd voor een screening van alle 110.000 Nederlanders met een verstandelijke handicap.

Omdat een deel van deze groep bovendien ook nog slechthorend is, is een screening van verstandelijk gehandicapten op het gezicht en het gehoor naar de mening van de Utrechtse oogarts hoogst urgent. Bij zo'n screening zouden kinderen volgens hem voorrang moeten krijgen. Op jonge leeftijd zijn visuele problemen namelijk nog vaak goed behandelbaar. Het feit dat zoveel volwassen verstandelijk gehandicapten slechtziend zijn, ligt dan ook mede aan het feit dat hun problematiek op jonge leeftijd niet is gesignaleerd.

EH

'Alles blijft kleinschalig en overzichtelijk'

Opgewekte stemming bij start Geowetenschappen

Groene gebakjes, groene ballonnen en volle glazen diepgroene likeur. Reden voor de feestvreugde in het Minnaertgebouw was vorige week donderdag de geboorte van de faculteit Geowetenschappen.

Het is donderdagmiddag rond half vijf als geografiedecaan Pieter Hooimeijer en vice-decaan Bert van der Zwaan van geologie de faculteit Geowetenschappen voor geopend verklaren. Hooimeijer heeft ontdekt dat de Utrechtse geografie zijn bestaan dankt aan de geoloog Wichmann, die zijn leerstoel aard- en delfstoffen ook gebruikte om zijn studenten te onderwijzen in de fysische geografie. “Geleidelijk zijn we uit elkaar gedreven en daarom is het mooi dat wij nu weer in één huis terug zijn”, aldus de decaan. Omdat Wichmann zijn leerstoel in 1879 aanvaardde, kan volgend jaar het 125-jarig bestaan van de nieuwe faculteit gevierd worden. “Leuk”, zegt Hooimeijer, “ik ben altijd op zoek naar feestjes.”

De geodecaan wordt op zijn wenken bediend, want na de opening volgt de borrel. De sfeer is opgewekt, vooral omdat bij beide bloedgroepen het besef leeft dat het gemakkelijk anders had kunnen aflopen. “Wij mogen hier heel blij mee zijn”, zegt een sociaal geograaf. “Voor hetzelfde geld had het college van bestuur ons bij Sociale Wetenschappen gestopt. Dan waren we een klein onderdeeltje van een mammoetfaculteit geworden, nu blijft alles kleinschalig en overzichtelijk. Daar ben ik erg blij om.”

Even unaniem is de visie op de fusie als een win-win situatie. In bestuurlijk opzicht was Aardwetenschappen lange tijd een stuurloos schip - “eigenlijk niet meer dan een losse verzameling scheepjes”, zegt een medewerker cynisch -, dat nu door een bestuurlijk sterke eenheid op sleeptouw wordt genomen. Maar daar staat tegenover dat de Utrechtse aardwetenschappers in wetenschappelijk opzicht een dijk van een reputatie hebben. Een aanwezige geograaf erkent grif dat zijn faculteit blij mag zijn met een dergelijke aanwinst.

Zangtraditie

Voor de studenten is de toekomst ongewis. Qua studie zal de fusie hen ongetwijfeld meer mogelijkheden bieden. Maar, is de vraag, hoe zal de integratie in sociaal opzicht verlopen? Bestuursleden Jan-Willem Boezelman en Yuen Kwan Lam van de Vereniging Utrechtse Geografie Studenten (VUGS) trekken een bedenkelijk gezicht bij de vraag of een fusie met Utrechtse Geologen Vereniging (UGV) van aardwetenschappen bespreekbaar is. “Persoonlijk lijkt het ons wel leuk om er één club van te maken, maar zelfs binnen Ruimtelijke Wetenschappen zijn nu vier studieverenigingen, dus in de nieuwe faculteit zal het wel helemaal moeilijk worden. Daar komt bij dat er een groot cultuurverschil bestaat tussen geografen en geologen. De onderlinge verhoudingen zijn goed hoor, maar wij zien onszelf als maatschappelijk en met onze tijd meegaand. UGV is toch wat grover, wat corporaler.”

Een medewerker uit de faculteitsraad van Ruimtelijke Wetenschappen ervoer dat cultuurverschil aan den lijve tijdens de eerder die dag gehouden kennismakingsbijeenkomst van de twee raden: “Het was geweldig om te zien, de geologiestudenten hadden zich keurig in driedelig grijs gehesen, terwijl onze studenten er slordig en onderuitgezakt bij hingen.” Ook voorzitter Gijs Straathof van UGV beaamt dat er verschillen zijn. “Wij kleden ons inderdaad wat traditioneler en een ander belangrijk verschil is dat de geografen onze zangtraditie missen. De samenwerking verloopt prima, maar een fusie lijkt me lastig. Neem alleen al de excursies. Die zijn zo verschillend.”

Ha, ha

Als er al een fusie op komst is, dan lijken Drift van fysische geografie men UGV de meest aangewezen partners. Omdat studenten fysische geografie en aardwetenschappen inmiddels één geïntegreerd studieprogramma volgen, lijkt er weinig reden voor het handhaven van twee verenigingen. Maar wie zo denkt, rekent buiten de in studentenkringen vaak torenhoge gevoeligheden. “Een fusie met UGV? Ha, ha, dat is de hamvraag”, lacht Drift-voorzitter Coen Volleberg. “We werken goed samen dus op termijn lijkt een fusie me zeker niet uitgesloten, maar nu is de tijd er nog niet rijp voor. De cultuurverschillen, hè.” Met zijn uitleg biedt Volleberg een boeiend kijkje in de keuken van het Utrechtse verenigingswezen. Want de genoemde cultuurverschillen blijken vooral te bestaan in de belevingswereld van de 'ouwe lullen' binnen de twee verenigingen. “De jongerejaars die allemaal hetzelfde studieprogramma volgen begrijpen er niets van, maar de oudere leden voelen weinig voor een fusie. Maar ach”, vervolgt Volleberg filosofisch, “de tijd verstrijkt en de ouwe lullen verdwijnen vanzelf. Dan komen er weliswaar nieuwe ouwe lullen, maar op een gegeven moment zijn er alleen nog maar ouwe lullen die samen hebben gestudeerd. Dan wordt alles anders. Zo’n fusie moet niet afgedwongen worden, zoiets moet groeien.”

Ruimtevaart

Het lijkt duidelijk. In grote lijnen heeft de faculteit Geowetenschappen de zegen van medewerkers en studenten. Ook een groepje medewerkers van cartografie is tevreden, maar dat heeft een bijzondere reden. “Wij zijn vooral blij dat de naam Ruimtelijke Wetenschappen verdwijnt. Dan zijn we eindelijk af van al die mensen op verjaardagen die denken dat wij ons met ruimtevaart bezig houden. Om die indruk weg te nemen wordt Ruimtelijke Wetenschappen in het Engels ook altijd vertaald met Geographical Sciences en nooit met Spatial Sciences. Gelukkig kunnen we onszelf voortaan Geosciences noemen. Wij houden ons hier bezig met alles wat op en onder de aarde gebeurt. Dan kun je je toch geen betere naam wensen?”

Erik Hardeman

Klaar voor de start

Met het opgaan van de voormalige faculteiten Aardwetenschappen en Ruimtelijke Wetenschappen in de nieuwe faculteit Geowetenschappen komt het eindpunt in zicht van de ruim anderhalf jaar geleden gestarte operatie Bestuurlijke Vernieuwing. Het doel hiervan is om grotere, slagvaardige bestuurlijke eenheden te maken.

Ook de Federatie van Bètafaculteiten en de nieuwe faculteit REB (Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuurs- en Organisatiewetenschap) staan in de startblokken. Geesteswetenschappen (Letteren, Godgeleerdheid, Wijsbegeerte) heeft wat meer tijd nodig. Voor Geneeskunde, Diergeneeskunde en Sociale Wetenschappen verandert vrijwel niets.

Bij REB gaat een aantal ondersteunende diensten en de bibliotheek van Rechten voortaan voor de hele faculteit werken. Ook Geowetenschappen heeft gekozen voor een gezamenlijke dienstenstructuur, onder leiding van directeur Adelaar van Ruimtelijke Wetenschappen. Omdat daarvoor het samenvoegen van de diensten van beide moederfaculteiten nodig is, is een reorganisatie in dit laatste geval onvermijdelijk. Of hierbij arbeidsplaatsen verloren gaan, is nog niet duidelijk. Directeur Bosboom van Aardwetenschappen gaat binnen de nieuwe faculteit voorlopig speciale projecten uitvoeren.

De vijf bètafaculteiten blijven voorlopig zelfstandig en gaan samenwerken in een federatie. Over de toekomstige organisatiestructuur van Geesteswetenschappen zal later worden beslist. Voordat de nieuwe eenheden formeel van start kunnen gaan, moeten de faculteitsraden nog met de nieuwe reglementen instemmen.

'Het is onzin dat wij kwaliteit hier niet belonen'

Ergernis over roep Van der Hoeven om prestatiebekostiging

Het academisch jaar was nog maar nauwelijks begonnen of de universiteiten zaten al weer in de beklaagdenbank. Naast hoge pieken kent het universitaire onderzoek te veel dalen, zei minister Van der Hoeven twee weken geleden in Tilburg. Om dat te veranderen moet succes meer beloond worden. De beste onderzoekers moeten het meeste geld krijgen en de instantie die dat geld het best kan verdelen, is de nationale onderzoekorganisatie NWO. Aldus de bewindsvrouw.

"Volgens mij hebben wij juist een lange geschiedenis van keuzes maken", zegt Gispen. "Kijk maar naar de vorming van onderzoekscholen, kijk in Utrecht ook maar naar de vorming van het ABC en recent het Geocluster, waar extra universitair geld naartoe gaat. Het is echt onzin dat wij als universiteit geen kwaliteit zouden kunnen herkennen en belonen."

Als voorbeeld noemt de rector het programma high potential, dat in Utrecht in de maak is. "We willen jonge, veelbelovende onderzoekers zoveel geld geven dat zij vijf jaar in alle rust kunnen werken. In plaats van maar te blijven hameren op het zogenaamde onvermogen van universiteiten om onderzoekbeleid te voeren, zou Den Haag beter het klimaat voor onderzoek kunnen verbeteren door met geld over de brug te komen. En geef dat gewoon aan de universiteiten. Om dat extra geld te verdelen, hebben wij echt NWO niet nodig.”

Heel mooi

Mooie woorden van de rector, maar gezien zijn positie niet echt verwonderlijk. De onderzoekers zelf zouden wel eens anders over een en ander kunnen denken. Maar dat blijkt mee te vallen. “Heel prettig dat de minister nu weer met een oplossing komt”, zegt directeur Habraken van het Debye Instituut cynisch, “maar ik zou eerst wel eens willen weten voor welk probleem die oplossing bedoeld is. Ons instituut bestaat uit onderzoeksgroepen uit de faculteiten Scheikunde en Natuur- & Sterrenkunde en bij mijn weten wordt in beide faculteiten volop op kwaliteit gestuurd."

"Deze week kwam de visitatiecommissie onderzoek bij Natuurkunde langs en in het faculteitsbestuur is afgesproken dat met het doorvoeren van bezuinigingen rekening wordt gehouden met het oordeel van de commissie. Als dat geen sturen op basis van prestaties is, dan weet ik het niet meer", vervolgt Habraken. "Bovendien hadden we vorig jaar te maken met de onderzoeksbeoordeling van het Debye Instituut, in verband met de hererkenning door de KNAW, en vlak daarvoor vond de onderzoekvisitatie scheikunde plaats. Ik wil wel weer eens gewoon aan het werk.”

Habraken kan oprecht boos worden over de oproep aan universiteiten om de toppen in het onderzoek te benadrukken. “Wie dat zegt, beseft kennelijk niet dat een universiteit meer is dan een verzameling onderzoekers. We geven hier ook onderwijs. Moet daar dan maar minder geld naartoe? Of moeten de mindere onderzoekers maar iets anders gaan doen, les geven bijvoorbeeld? Dat was toch niet de bedoeling van academisch onderwijs? Heel mooi allemaal, dat geroep om prestatiebekostiging voor onderzoek, maar laat de minister liever naar het gehele systeem kijken.”

Straffen

Stevig gesproken van Habraken, maar feit blijft dat universiteiten er soms moeite mee hebben om minder goed onderzoek de wacht aan te zeggen. “Het klopt dat op de universiteit nog wel eens nivellerend wordt gedacht, beaamt voorzitter Van der Vliet van het Interuniversitaire ‘Centre for Biomedical Genetics’. Ik heb bestuurders tegen een Spinoza-winnaar horen zeggen: wil je nog meer geld, je hebt nu toch wel genoeg? Dat is het soort verdelende rechtvaardigheid waar we vanaf moeten. Je moet je geld als universiteitsbestuur daar durven wegzetten, waar het 't best besteed wordt.”

Van der Vliet heeft wat dat betreft zijn hoop gevestigd op het nieuwe systeem van onderzoeksbeoordeling waarover de universiteiten, NWO en de Akademie van Wetenschappen onlangs overeenstemming hebben bereikt. Vijf jaar geleden mocht zijn toponderzoekschool van vijftien groepen uit vier universiteiten na een stevige competitie een bedrag van ruim achttien miljoen euro verdelen en onlangs kwam de visitatiecommissie langs om te beoordelen wat hij met dat geld gedaan heeft. Van der Vliet: “Die aanpak is mij uitstekend bevallen. Wij hebben voor een langere periode geld gekregen en dankzij die aanpak hebben wij risicovol onderzoek kunnen starten. Binnenkort wordt beoordeeld of wij het goed hebben gedaan en als dat oordeel tegenvalt, dan mag dat wat mij betreft ook consequenties hebben.”

Volgens directeur onderzoek Rottier van de faculteit Diergeneeskunde, zijn consequenties in zijn faculteit al enige tijd gemeengoed. “Wij zijn in het midden van de jaren tachtig gestart met een systeem van onderzoeksbeoordelingen, dat in de loop van de tijd steeds verder is geobjectiveerd. Vooraf wordt met elke groep doorgesproken welke tijdschriften op hun vakgebied het meest in tel zijn en vervolgens wordt vastgesteld wat er van hen aan publicaties wordt verwacht. Samen met een aantal andere criteria levert dat een cijfer tussen de 1 en de 5 op. Jaarlijks wordt voor elke groep een gemiddeld cijfer berekend van de prestaties gedurende de laatste vijf jaar en dat is inmiddels gekoppeld aan ons verdeelmodel. Het onderzoeksgeld voor onze groepen wordt dus verdeeld op basis van hun onderzoeksprestaties.”

Dat Diergeneeskunde niet bang is om naast beloningen ook straffen uit te delen, blijkt uit het feit dat een cijfer lager dan 3 niet wordt geaccepteerd. Rottier: “Als er de eerste keer een 2 wordt uitgedeeld, wordt het budget van een groep gekort, maar als er ook over de volgende periode gemiddeld geen 3 wordt gehaald, dan wordt het onderzoek stopgezet. Dat is in de afgelopen tien jaar nu twee keer gebeurd.”

Competitie

Het mag duidelijk zijn, er wordt - althans in Utrecht - al meer op kwaliteit gestuurd dan de minister denkt en geen van de gesprekspartners ziet dan ook heil in de voorgestelde overheveling van universitair geld naar NWO. Habraken wijst op de zware eisen die de stichting FOM (de natuurkundepoot van NWO) aan subsidieaanvragers stelt en op de lage honoreringskansen en vraagt zich af wie er gebaat is bij nog meer competitie. “Het lijkt misschien dat meer geld voor FOM betekent dat de slaagkans van een subsidieaanvraag groter wordt, maar omdat het universitaire onderzoeksbudget tegelijkertijd afneemt, zijn onderzoekers gedwongen meer aanvragen te schrijven. Tel uit je winst.”

Daar komt bij dat de bureaucratie dan nog verder toe zal nemen, vreest Van der Vliet. “Kijk bijvoorbeeld eens naar Senter, het bureau dat binnen Economische Zaken onderzoeksaanvragen beoordeelt en subsidies toewijst. Dat is in no time gegroeid van een klein aantal naar 800 medewerkers. Ook in het regieorgaan Genomics zie je na een paar jaar al een sterk toegenomen bureaucratie. Op zich doet NWO goede dingen. Met name over de persoonsgerichte steun in de Vernieuwingsimpuls ben ik zeer te spreken. Maar ook NWO geeft zijn geld vaak te veel in kleine brokjes uit."

"Al met al denk ik dat het systeem van onderzoeksbeoordeling waarover ik eerder sprak, een prima hulpmiddel is om de kwaliteit van het universitaire onderzoek te beoordelen en daar de nodige consequenties aan te verbinden. Ik zie dus geen enkele reden om nu weer aan het systeem te gaan morrelen.”

Erik Hardeman

Innovatieplatform mag 185 miljoen verdelen

EZ zet mes in internationale ruimtevaart

Het Innovatieplatform mag 185 miljoen euro verdelen over prioriteiten als kenniswerkers (met name het bètatekort), technostarters, onderzoek en samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen.

Kenniseconomie en innovatie krijgen de hoogste prioriteit in het beleid. Daarom zal niet worden bezuinigd op strategische onderzoeksgebieden. Internationale ruimtevaart hoort daar kennelijk niet bij, want EZ zal het budget daarvoor in 2007 met eenvijfde terugbrengen.

Het ministerie wil in het innovatiebeleid kiezen voor sleuteltechnologieën. Daarbij speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Naast energiebesparende technologieën wil EZ zich concentreren op ict-onderzoek en biotechnologie. Nog dit jaar zal het ministerie daarvoor concrete voorstellen doen aan de Tweede Kamer.

Volgens EZ dragen jonge innovatieve bedrijven sterk bij aan productiviteitsgroei. Daarom begint in het voorjaar onder de naam TechnoPartner een stimuleringsbeleid voor technostarters. Zo krijgen zij makkelijker toegang tot de kapitaalmarkt.

Om het tekort aan technici op te lossen zal in overleg met het Innovatieplatform een breed scala aan maatregelen worden genomen. Nog dit najaar gaat een nota Kenniswerkers naar de Tweede Kamer. EZ denkt aan eerder genoemde ideeën als een bètabrugjaar voor leerlingen zonder exact profiel, grotere betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het onderwijs, uitwisseling van onderzoekers tussen bedrijven en publieke kennisinstellingen en spoedafhandeling van visumaanvragen voor kenniswerkers. EZ wil maatregelen en verantwoordelijkheden (ook van werkgevers en bonden) vastleggen in een convenant Deltaplan Bèta/Techniek. Het ministerie van Brinkhorst (D66) gaat ook tal van initiatieven op ict-gebied een impuls geven.

Om innovatie te bevorderen zal de kwaliteit van onderzoek worden beoordeeld op toepasbaarheid van de resultaten. Ook zal het ministerie samen met het ministerie van Onderwijs en de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten een experiment opzetten om het octrooibeleid binnen universiteiten te professionaliseren en de octrooikosten voor universiteiten te verlagen.

HOP

Student keert terug als hoogste baas

Yvonne van Rooy verhuist van Tilburg naar Utrecht

'Door van werkkring te veranderen, voorkom je sleetsheid'

Armand Heijnen
"Tilburg en Utrecht zijn de meest verschillende universiteiten die je maar bedenken kunt", zegt Yvonne van Rooy, momenteel nog voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Tilburg en vanaf februari 2004 die van Utrecht. "Tilburg is compact, gespecialiseerd, een relatief jonge universiteit van katholieke signatuur. Utrecht is in al die opzichte precies het tegenovergestelde. Om daar te kunnen gaan werken, dat vind ik een uitdaging."

"Wat wil je drinken?" Het is de eerste vraag die ze stelt. "Ikzelf neem een wit wijntje." Het rookverbod op de UvT is kennelijk ook soepeler dan in Utrecht, want tijdens het gesprek steekt de collegevoorzitter een rank filtersigaretje op.

Utrecht kent ze vooral uit haar studententijd in de jaren zeventig. "Ik heb er Rechten gestudeerd. Het is natuurlijk extra aardig om weer naar je oude universiteit terug te kunnen keren." Hoewel ze als student geen moment gedacht heeft dat ze aan haar eigen universiteit ooit zou komen te werken, laat staan als hoogste baas. "Ik had als student geen enkel beeld van wat er allemaal achter zo'n universiteit steekt. Een vriend van mij ging op een gegeven moment bij de universiteit werken. Toen dacht ik nog: 'Wat zou die daar in vredesnaam doen?' Ik wist als student wel dat ik in het openbaar bestuur terecht wilde komen, daar was mijn studie ook op afgestemd. Maar bij een universiteit... dat is min of meer toevallig zo gelopen."

Uit haar studententijd bewaart ze vooral warme herinneringen aan haar lidmaatschap van gezelligheidsvereniging voor meisjes UVSU. "Daar heb ik veel vriendinnen aan overgehouden", zegt ze. "Nee, geen van die vriendinnen werkt aan de UU. Ik vind het studentenleven van groot belang. Collegeleden spreken hier in Tilburg ieder jaar de nieuwe studenten toe tijdens de colleges. Ik benadruk dan altijd dat ze zichzelf tekort doen als ze geen lid van een vereniging worden. Je leert er samenwerken, dingen van de grond krijgen, je bouwt een netwerk op. Sowieso is het goed om iets naast je studie te doen. Die boodschap is beslist ingegeven door mijn eigen geschiedenis in Utrecht. Ik heb bij UVSV veel commissiewerk gedaan, onder meer in de almanakcommissie."

Gouverneur

Haar belangstelling voor openbaar bestuur is een erfenis van thuis: haar vader was onder andere burgemeester van Venlo en Eindhoven, minister van sociale zaken in het kabinet De Quay en 'gouverneur' van Limburg. "In Maastricht ben ik opgegroeid", vertelt Van Rooy. "Maria van der Hoeven, onze onderwijsminister, komt ook uit Maastricht. Dat schept een band."

Maar voorafgaand aan haar universitaire werkzaamheden heeft Van Rooy al heel wat andere posten in het openbaar bestuur bekleed. "Internationale aangelegenheden hadden altijd al mijn belangstelling. Gelukkig mocht ik van mijn ouders na mijn afstuderen nog een half jaartje extra studeren; toen heb ik nog Europees recht gedaan en heb ik bij de Europese Commissie stage gelopen. Via die route ben ik voor het Nederlands Christelijke Werkgeversverbond NCW bij de afdeling buitenland terecht gekomen, en toen is het balletje gaan rollen."

"Mijn motto is: je kansen grijpen als ze voorbij komen. Er is in je carrière niet zo heel veel te plannen. Ik was daar ook niet mee bezig: carrière was in mijn studententijd, in de jaren zeventig, een vies woord. Maar op een gegeven moment had ik toch zoiets van: als al die mannelijke collega's promotie maken, waarom zou ik mijn kansen dan niet ook grijpen? Je moet toch ook eens een stap in het duister durven zetten."

Dat heeft ze gedaan. Het CDA vroeg haar of ze geen belangstelling had voor het Europees Parlement, niet lang daarna werd ze door Lubbers gebeld voor een post als staatssecretaris Economische Zaken, welke functie ze bekleedde in de kabinetten Lubbers II (1986-1989) en Lubbers III (1990-1994). Vervolgens werd ze Tweede Kamerlid en greep in 1997 — na jaren van 'politieke spel'— de kans aan om bestuurder in Tilburg te worden. "Ik heb de helft van mijn tweede termijn in Tilburg erop zitten. Dan ga je nadenken: wil ik niet eens iets anders? Ik vind dat ook passen bij een moderne bestuurder: door af en toe van werkkring te veranderen, voorkom je sleetsheid. Dus het is goed voor de organisatie en goed voor mezelf dat ik nu die overstap naar Utrecht maak."

Lifestyle

Van Rooy steekt een sigaretje op en schenkt de glazen nog eens bij. "Nog een knabbeltje?" Ze vervolgt haar betoog: "Ik vond het goed van Jan Veldhuis om bij de opening van het academisch jaar de noodzaak van samenwerking tussen universiteiten te beklemtonen. Universiteiten hebben een brede functie in de samenleving, en dan moet je als universitair bestuurder ook op de bres gaan staan voor de positie van academia in Nederland. Het is goed om die club bij elkaar te houden, bij voorkeur in VSNU (Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten, red.) verband. Er wordt veel te gemakkelijk kritiek gegeven op de VSNU, maar we hebben het wel aan de VSNU te danken dat op dit moment de kenniseconomie zo hoog op de agenda staat, dat er goed wordt samengewerkt met VNO-NCW, dat de minder goede voorstellen uit Den Haag op een nette manier worden afgeserveerd of dat de bama-wetgeving succesvol is geworden."

Maar het is toch ook een feit dat universiteiten elkaar permanent vliegen proberen af te vangen waardoor er van samenwerking weinig sprake is? "Concurrentie is heel gezond", zegt Van Rooy, die nu naar het puntje van haar stoel schuift. "De deregulering heeft ons een grotere autonomie gegeven, die het mogelijk maakt ons duidelijker te profileren. Dat is goed voor onderwijs en onderzoek. En dat verstaat zich prima met het 'Seid einig, einig, einig' van Jan Veldhuis. Want er zijn natuurlijk voldoende gemeenschappelijke belangen: de kenniseconomie, de bekostiging van het hoger onderwijs, de medezeggenschap... Daar komt de VSNU in beeld. Die heeft de afgelopen jaren de nodige successen geboekt."

Over medezeggenschap gesproken: is de nieuwe Utrechtse voorzitter tevreden met de MUB, de wet die de bestuursorganisatie moderniseerde? "Ere wie ere toekomt", zegt Van Rooy. "Die wet vind ik toch een geweldige prestatie van Jo Ritzen. Ik hoor hier in Tilburg nooit klachten over te weinig bevoegdheden. We informeren de U-raad meer uitgebreid dan wettelijk verplicht is, en dat maakt de raad tot een belangrijke partner in de strategische besluitvorming. In Utrecht is dat gelukkig niet anders. Ik ben er ook erg blij mee dat Utrecht een ongedeelde U-raad heeft. Die vergaderdrukte die een gedeelde raad oplevert (een aparte vertegenwoordiging van studenten en personeelsleden, red.), daar zit ik niet op te wachten. Bovendien geeft een ongedeelde raad veel meer uitdrukking aan het feit dat het instellingsbelang voorop staat, niet het deelbelang van óf studenten óf medewerkers."

Het is algemeen bekend dat Van Rooy, als voorzitter van een vooral alfa-gamma universiteit, het debat over de kenniseconomie breder heeft willen trekken. "Natuurlijk", legt ze uit, "de Nederlandse economie kan niet zonder 'maakindustrie', waarvoor de bèta- en technische disciplines uitermate belangrijk zijn. Maar tegelijk moet je erkennen dat het grootste deel van de werkgelegenheid in de dienstensector zit. Steeds meer industriële bedrijven — Stork en Océ bijvoorbeeld — vormen zichzelf om tot dienstverlenende bedrijven. Voor een dergelijke innovatie is samenwerking tussen bèta en gamma hard nodig. 'Lifestyle', daar zit de innovatie. Ook wat dat betreft biedt Utrecht met zijn brede palet volop kansen."

'Een wandelende reclamezuil' heeft Van Rooy zichzelf wel eens genoemd tegenover het Tilburgs universiteitsblad Univers. "Dat ben ik en dat hoop ik ook voor de UU te worden", beaamt ze. "Marketing van een universiteit vergt meer aandacht dan ze nu krijgt. In eerste instantie in de regio, vervolgens nationaal maar beslist ook internationaal. Je moet jezelf profileren om de samenleving te laten weten waaraan al die miljarden belastinggeld nou gespendeerd worden. Maar het is ook goed voor je eigen medewerkers, als ze zich verbonden weten aan een instelling met een goede reputatie. Bovendien is marketing belangrijk om derde geldstroom-inkomsten te genereren, om bedrijven zover te krijgen dat ze zeggen: aan die club wil ik mijn naam wel verbinden, die is de moeite waard. Met de Nederlandse neiging om je licht onder de korenmaat te steken heb ik weinig affiniteit. Laat zien wat je kunt en te bieden hebt!"

Scouten

Van Rooy klom in de Science Guide, een top-10 van meest invloedrijke personen in het Hoger Onderwijs, van een zesde plaats vorig jaar naar een vierde dit jaar. "Ach", relativeert ze. "Je hebt in elke lijst dalers en stijgers. Ik doe nogal wat landelijke dingen: vice voorzitter van de VSNU, lid van de Adviescommissie Wetenschap- en Technologiebeleid, activiteiten in de politiek... Dan plaats je jezelf wel in de picture. Maar je gaat me toch niet naar een eigen top-10 vragen?" Alleen een nummer1 dan? "Dezelfde die nu op één staat", zegt ze beslist. "Onze minister Maria van der Hoeven."

Ook een beetje omdat het een vrouw is op een hogere post? "Daar ben ik wel een groot voorstander van. Maar het is een weerbarstige materie, hoewel eentje die de moeite waard is om je voor in te zetten", vertelt Van Rooy. "Onlangs is de UvT langs de feministische meetlat van Opzij gelegd. We kregen het rapportcijfer 7. En inderdaad: er is hier sprake van een flinke stijging van aantallen vrouwelijke hoofddocenten en een relatieve stijging van vrouwelijke hoogleraren. Maar we zijn er nog lang niet. Wat dat betreft denk ik niet zo in termen van emancipatie, maar gaat het meer om het belang van de organisatie als geheel. Een goede balans tussen het feminine en masculine komt de werksfeer in een organisatie zeer ten goede. Wat dat betreft liggen er in Utrecht, waar sprake is van een flinke vergrijzingsproblematiek, de komende jaren goede kansen. Maar dan moet er wel intensief gescout worden, en vervolgens voorkomen dat talent om wat voor reden dan ook afhaakt."

@KopVoorKader:Koken of afhalen

Willem II of FC Utrecht? "Ik hou niet zo van voetbal. Na mijn komst naar Utrecht wil ik vanalles voor de stad doen, maar ik hoop dat ze me verplichte bezoekjes aan voetbalwedstrijden zo veel mogelijk willen besparen."

Stones of Beatles? "De Stones, dat is toch wel een beetje ruiger. Dat was het tijdens mijn middelbare schooltijd helemáál, en ik kan er nu nog met plezier naar luisteren."

Volkskrant of NRC? "Allebei. Je wilt toch graag 's ochtends iets te lezen hebben én 's avonds. Straks komt daar natuurlijk nog het Utrechts Nieuwsblad bij."

Couperus of Giphart? "Ik heb eens met Giphart in een radioprogramma gezeten en ook wel enkele van zijn boeken gelezen. Maar nee, toch meer Couperus. Ik woon in Den Haag; Couperus is natuurlijk een heel Haagse schrijver."

Harmonie- of conflictmodel? "Harmoniemodel. Ik ben een heel harmonieus typetje. Ik heb in de jaren zeventig de politiek meegemaakt, de tijd van grote polarisaties. Daar heb ik wel een hekel aan gekregen: er komt niks meer tot stand. Dus met conflicten moet je voorzichtig zijn. Maar als er een conflict nodig is, moet je het ook hebben. Ik hou er niet van om conflicten onder een grote deken te schuiven."

Koken of afhalen? "De magnetron! Koken is een grote uitzondering, af en toe in de kerstvakantie of zo. Al dat gedoe: boodschappen doen, eten klaarmaken, afwassen, kliekjes... Nee, ik ben een dankbare afnemer van specialisten in kant-en-klaar maaltijden."

Bach of Schönberg? "Dan toch maar Bach, die kun je vaker horen. Op zondagochten Schönberg is niet aan mij besteed."

Radio of TV? "Beide. Dat hangt af van het moment van de dag. Ik zou niet willen ontwaken met de TV. Ook in de auto ben ik erg blij met de radio. Maar 's avonds het journaal of een actualiteitenrubriek..."

RTL-Nieuws of NOS-Journaal? "Drie jaar geleden had ik zonder aarzelen NOS-Journaal gezegd, maar dat begint wel erg te verkleuteren. Ik geloof dat ik intussen wel voor RTL-Nieuws zou kiezen."

Fundamenteel of toegepast? "Aan een universiteit meer fundamenteel dan toegepast, maar eigenlijk kun je niet kiezen. Ook bij fundamenteel onderzoek moet er een mix zijn van 'helemaal vrij' en 'maatschappelijk relevant'. Het is een kunst voor onderzoeksgroepen om die mix in huis te hebben. Zo'n mix sluit ook meer aan op de interesse van wetenschappers. Ook die vinden het toch leuk om te zien dat hun onderzoek nog ergens een vervolg krijgt?"

'Tijd om je te oriënteren op de toekomt'

Studenten en de krappe arbeidsmarkt

De economie zit in een dip, er zijn minder kansen op de arbeidsmarkt. Studenten worden steeds somberder over hun vooruitzichten na het afstuderen. “Ik ben nog niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.”

Dat de banen niet meer voor het oprapen liggen, is ook studenten duidelijk. Een ruime meerderheid verwacht na het afstuderen enige tijd afhankelijk te zijn van een uitkering. Gegevens van het Centraal Bureau Werk en Inkomen (CWI, voorheen Arbeidsbureau) bevestigen dat steeds meer alumni op zoek zijn naar werk. Zo waren er eind augustus 2002 1471 afgestudeerden tot 26 jaar in de gemeente Utrecht inschreven als werkzoekende. Eind augustus 2003 waren dat er 2084. Marktonderzoeker Henk Borst van het CWI: “Er is duidelijk meer werkloosheid. En het duurt nog steeds een tijdje voor afgestudeerden bereid zijn om buiten hun vakgebied op zoek te gaan naar werk.”

Robin van Keeken heeft dat in ieder geval nooit serieus overwogen. “Achteraf vraag ik me af of ik wel de goede studie heb gekozen. Maar ik heb geen geld meer om verder te studeren, dus ik moet het hier mee doen.” Robin wil graag werken als jurist bij een ideële organisatie, maar kwam er al snel achter dat werkervaring daar altijd vereist is. Op het advocatenkantoor waar hij dat bijbaantje had, kreeg hij een advocatenstage aangeboden. “Dat was dus in de letselschade. Maar eigenlijk vind ik die sector verschrikkelijk. Het voelt een beetje geniepig, als geldwolverij, om te profiteren van het leed van anderen. Maar uiteindelijk heb ik die baan toch maar geaccepteerd. Nu kan ik ervaring op doen en volg ik een opleiding tot advocaat. Hopelijk ben ik straks aantrekkelijker voor mijn ideale werkgever.”

Vage studie

Dat Robin toch een baan heeft gevonden is geen wonder. Sommige studies bieden betere loopbaanvooruitzichten dan andere. Henk Borst van het CWI: “Als je sociologie of psychologie hebt gestudeerd wordt het lastig. Technici van het hbo en wo blijven redelijk bemiddelbaar.” Toch neemt ook het aantal goed-bemiddelbare werkzoekenden toe. In 2002 stonden 456 goed-bemiddelbare alumni tot 26 jaar ingeschreven voor een baan, in 2003 zijn dat er 786.

Frerik van de Pas (25) heeft Natuurwetenschappen en Bedrijf & Bestuur gestudeerd en had er eigenlijk nooit aan getwijfeld of hij wel een baan zou vinden. “Nu ben ik al een half jaar aan het solliciteren. Na mijn afstuderen heb ik bij het GAK gewerkt om geld te verdienen om op reis te gaan naar Zuidoost-Azië. Toen ik terugkwam van die reis ben ik via het uitzendbureau gaan werken in een administratieve functie. Ik wil graag in de consultancy werken of beleidsmedewerker worden bij de overheid op milieutechnisch gebied. Maar de omschrijving van mijn studie is zo vaag, niemand weet wat het betekent. Sinds kort is de naam van mijn studie veranderd in Natuurwetenschappen en Innovatiemanagement. Dat klinkt een stuk spannender. Ik doe ondertussen wekelijks sollicitatiebrieven de deur uit. Maar ik ben nog niet uitgenodigd voor een gesprek.”

Levensloopadvies

Bijzonder hoogleraar arbeids- en emanicipatie-economie Joop Schippers relativeert de sombere verwachtingen. “Er is duidelijk sprake van een tijdelijk dipje in de economie. Maar vanuit de politiek wordt ons een crisis aangepraat. Starters op de arbeidsmarkt kunnen nu minder eisen stellen wat betreft primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Ze vinden niet meer allemaal een baan terwijl ze nog studeren en kunnen niet meer kiezen uit drie werkgevers. Maar afgestudeerden hebben nu wel meer tijd om zich te oriënteren op de toekomst. En dat is niet zo slecht. Wat kan je? Wat wil je? Wat zijn de doelen in je leven? Het is goed om daar eens bij stil te staan. Ik zou willen dat er meer aandacht was voor beroepsoriëntatie en levensloopadvies.”

Bij het Studenten Service Centrum (SSC) is die aandacht er. Afgestudeerden kunnen daar, tot een jaar na het behalen van hun bul, cursussen en trainingen volgen. Zo is er een training sollicitatievaardigheden en een cursus sollicitatiebrief schrijven. Ook is er individueel advies of een training loopbaanoriëntatie te verkrijgen en kun je een cursus ‘baan veroveren’ volgen. Loopbaanadviseur Jacky Limvers: “Ik merk dat alumni langer zoeken naar een baan. Dat heeft vast te maken met de veranderende markt. Het is niet onmogelijk om een baan te vinden, maar het kost wel meer moeite dan een paar jaar geleden.” Volgens Limvers wordt het Studenten Service Centrum nog niet platgelopen door afgestudeerden-in-paniek. “Ze zijn wel meer gemotiveerd om iets te doen voor de baan die ze willen. Vroeger waren alumni er zich niet echt van bewust dat het wel even kon duren voor ze een baan vonden. Nu zijn ze zich er van bewust dat ze er zelf iets aan moeten doen.”

Tijdens de trainingen in groepsverband concurreren de werkzoekenden niet met elkaar. “Er heerst een sterk gevoel van solidariteit. Het is leuk om te zien hoe de studenten elkaar aanvullen” vertelt Limvers.

Aantrekkelijker

Frerik van de Pas heeft zijn sollicitatietraining niet bij het SSC gevolgd. “Ik heb ooit zo’n training gedaan tijdens de Bèta Bedrijvendagen. Toen ik steeds maar niet werd uitgenodigd nadat ik een brief had geschreven, heb ik ook weleens bij vrienden gecheckt wat zij van mijn brieven vonden. Maar zij vonden ze prima en zij hebben ook uiteindelijk een baan gevonden.”

Frerik solliciteert rustig verder. “Ondertussen ben ik ook alweer aan het sparen. Misschien ga ik over een tijdje nog weleens op reis. Volgens mij duurt het nog wel even voor de markt aantrekt.” Ondertussen heeft hij gesolliciteerd op een functie als assistent in opleiding bij zijn oude faculteit. “Dat heeft altijd wel in mijn hoofd gezeten. Maar net na mijn studie had ik geen zin om me voor vier jaar vast te leggen. Dat wordt nu een stuk aantrekkelijker.”

Robin heeft, voor hij het aanbod van het advocatenkantoor aannam, weinig gesolliciteerd. “Er zijn nauwelijks relevante vacatures te vinden. En als je een keer een brief stuurt, krijg je na vier maanden een afwijzingsbrief terug, zonder opgaaf van reden.” Hij voelde zich een beetje gepusht door zijn omgeving om snel aan het werk te gaan. “Vooral mijn familie en vrienden vonden het tijd worden dat ik aan de slag ging.”

Arbeidseconoom Joop Schippers begrijpt de moeilijke positie van sommige alumni. Toch vindt hij, dat de relatieve positie van hoger opgeleiden sterk blijft. “Mensen met weinig opleiding lopen het meeste risico. De hardste klappen vallen nog steeds onderaan.”

Eva Houtsma

Economiestudent na Universiade terug in Nieuwegein

Volleyballer Bert Sturkenboom debuteert op hoogste niveau

Het Nederlands volleybal bestaat nog, bleek vorige week toen de nationale ploeg tijdens het EK opeens weer meedeed met de top. En de volgende generatie wordt ook al klaargestoomd. Economiestudent Bert Sturkenboom was in augustus met de Nederlandse talentenploeg actief op de Universiade in Daigu in Korea.

Die Universiade, de Olympische Spelen voor sporters met een studentenkaart, was een onvergetelijke ervaring voor Sturkenboom. "Ik had geen idee wat er in Korea allemaal op me af zou komen. Ze hadden me verteld dat het een soort Olympische Spelen zou zijn. Daar kon ik me nog weinig bij voorstellen. Maar het was een fantastische happening. Je woont in een flat met je landgenoten. Je hebt wel een heel druk programma, maar in je vrije uren ga je bij je landgenoten kijken. En als je de naam Hiddink liet vallen, stond al het beveiligingspersoneel als knipmessen om je heen te buigen."

De internationale verbroedering, toch ook een doel van de Universiade, viel een beetje tegen. "We hadden nog het meeste contact met de Amerikaanse volleyballers. Die zaten ook bij ons in de poule. En waar heb je het dan over? Je vraagt ze hoe zij sport en studie combineren."

Rellen

Sportief was de Nederlandse volleybalploeg minder succesvol. "We zijn uiteindelijk zeventiende geworden. Maar we hadden een ongelukkige loting. Amerika en Oekraïne waren in onze poule veel te sterk. Als we in een andere poule hadden gezeten, waren we veel hoger geëindigd."

Wel wonnen de Nederlanders van Bad Brother Noord-Korea. Het had weinig gescheeld of die wedstrijd was helemaal niet doorgegaan. "Ik heb gehoord dat journalisten van Noord- en Zuid-Korea met elkaar op de vuist zijn gegaan. Toen wilde Noord-Korea de hele afvaardiging terugtrekken. Het leek erop of we een tegenstander minder zouden hebben, maar ze stonden er toch."

De Universiade verliep dit jaar inderdaad niet geruisloos. De Zuid-Koreaanse president moest zelfs zijn excuses aanbieden voor het verbranden van vlaggen en er circuleerden constant geruchten over terroristische aanslagen. "Ik heb niets van rellen gemerkt. Wel hoorden we vlak voor de openingsceremonie dat er een aanslag gepleegd zou worden met chemische wapens. Dat was wel even schrikken. Je knijpt hem wel als je daar dan achter je vlag aan moet lopen."

Spelverdeler

Terug in Nederland zijn er dit seizoen hele nieuwe uitdagingen voor Sturkenboom. Hij speelt in de Nederlandse competitie voor het eerst op het hoogste niveau. Hij moet zich in de basis spelen bij zijn nieuwe club Vrevok. Die Nieuwegeinse vereniging 'kocht' hem dit jaar weg bij zijn club Taurus in Houten, waar hij in de tweede divisie speelde. Er waren meer clubs op de markt. Maar Nieuwegein is dichtbij. En Vrevok is een goede club om als speler verder te groeien, denkt Sturkenboom. "Ik ben niet zenuwachtig voor dit jaar. Dat ben ik nooit. Maar ik ben wel lekker gespannen. Deze voorbereidingsweken wordt uitgevochten wie in de competitie de eerste spelverdeler is."

Sturkenboom speelt op de plek waar Peter Blange Nederland zeven jaar geleden naar Olympisch goud leidde. De mooiste positie, vindt hij. Je hebt veel verantwoordelijkheid. Het is de meest tactische rol in het veld. Jij bepaalt het spel. Je moet veel van het spel begrijpen en snel de goede keuzes maken. Ik ben daar altijd mee bezig. Peter Blange is natuurlijk hét voorbeeld. Maar ik kijk altijd hoe andere spelverdelers dat doen."

Italië

Er is veel discipline nodig om als volleyballer de top te halen. Naast zijn studie traint Sturkenboom vijf keer per week drie uur per dag. En hij moet iedere avond op tijd naar bed. Toch is het niet moeilijk op te brengen. "In mijn vrije tijd doe ik niets liever dan volleyballen. Dat verveelt nooit. Ik vind feesten wel leuk, maar het hoeft voor mij niet elke week."

"Volleyballen staat op dit moment nummer één. Ik vind het niet erg om een jaartje langer over mijn studie te doen, maar die studie wil ik absoluut halen. Met volleybal kun je nauwelijks geld verdienen. En ik wil de zekerheid hebben dat ik na het volleybal ergens goed aan de bak kan komen. Ik zou ook wel ene heel leeg bestaan leiden, als ik alleen maar drie uur per dag zou volleyballen. Dan houd je wel heel veel tijd over. Ik zou natuurlijk als prof in Italië kunnen eindigen. Dat wil ik ook graag, maar dat is maar voor heel weinig spelers weggelegd."

Jurgen Swart
Bert Sturkenboom:'Het volleyballen verveelt nooit'

Een fietsband in tien dimensies

Als één tak van wetenschap zich bezig houdt met voor leken ondoorgrondelijke abstracties, dan is het wel de wiskunde. Des te opzienbarender was dan ook het persbericht, waarin vorige week werd gemeld dat een Utrechtse wiskundige een honderd jaar oude natuurkundetheorie omver had geworpen.

Centraal in het onderzoek van Rink staat de aloude opvatting binnen de natuurkunde dat atomen op een willekeurige manier bewegen. In 1955 bestudeerde Fermi in het militaire onderzoekscentrum Los Alamos die beweging in een van de eerste voor onderzoek beschikbare computers. Maar in plaats van willekeur zag hij zoveel ordening dat de ‘willekeurige beweging hypothese’ in één klap ongeloofwaardig was geworden. “Fermi deed zijn onderzoek samen met de statisticus John Pasta en de wiskundige Stan Ulam”, vertelt Bob Rink. “De grote vraag in de afgelopen vijftig jaar was of een wiskundige beschrijving van dit verschijnsel mogelijk was.”

Vooral in de jaren zestig was het Fermi-Pasta-Ulam-probleem populair onder wiskundigen, maar toen een oplossing achterwege bleef zakte de belangstelling weg. Pas in de jaren negentig ontstond hernieuwde interesse in het probleem, waarvoor nu dus in Utrecht een oplossing is gevonden. Want hoe bescheiden hij ook blijft, Rink geeft toe dat hij als eerste heeft bewezen dat Fermi gelijk had en dat - in ieder geval in een aantal gevallen - atomen zich geordend bewegen. Die beweging volgt de vorm van zogeheten torussen, meetkundige objecten die kunnen worden vergeleken met binnenbanden van fietsen.

In drie dimensies kun je je daar nog iets bij voorstellen, maar om zijn bewijs te kunnen leveren, moest Rink zijn toevlucht nemen tot torussen in tien of meer dimensies. In de Nederlandse samenvatting van zijn proefschrift zegt hij dan ook berustend dat zijn resultaten voor leken moeilijk te verwoorden zijn. Ook direct bruikbare toepassingen zal zijn onderzoek niet opleveren. Hij lacht. “Door mijn bewijs komt er volgend jaar geen nieuw soort televisie op de markt. Maar dat wil niet zeggen dat het alleen maar vrijblijvende Spielerei is geweest. De wiskunde die ik heb ontwikkeld is bijvoorbeeld goed bruikbaar voor de verklaring van het gedrag van watergolven. Ook in de sterrenkunde heeft men er baat bij. Maar hoofdzaak is dat een fundamenteel probleem, waar wiskundigen bijna vijftig jaar mee hebben geworsteld, een stapje dichter bij zijn oplossing is gebracht. En dat is toch waar het in de wetenschap om hoort te draaien.”

EH