Achtergrond

Odysseus '91 zoekt weg omhoog

Studenten willen agressieve Utrechtse clubs aftroeven

De voetballers van Odysseus '91 stapelden in de jaren negentig van de vorige eeuw succes op succes. De laatste jaren zat de klad erin. Odysseus '91 speelt nu in de kelder van het zaterdagvoetbal. Veel te laag.

Aanstaande zaterdag wordt er wel gespeeld. Dan speelt Odysseus thuis tegen de oer-Utrechtse vereniging Holland en moet er worden gewonnen. Want heren 1, het vlaggenschip van de vereniging Odysseus '91 speelt op dit moment in de kelder van het zaterdagvoetbal, de vijfde klasse. Dat is te laag vinden spelers, trainers en bestuur. Deze ploeg moet gemakkelijk in de vierde klasse kunnen voetballen, stelt coach Leeman.

Gouden generatie

Voetbal is bepaald geen traditionele sport op de Universiteit Utrecht. Pas in 1991 werd de club opgericht. Dat bleek een schot in de roos. Er liep een gouden generatie rond die via vier promoties in vijf jaar tijd doorstootte naar de derde klasse. Maar zoals dat gaat bij een studentenvereniging: de toppers studeerden af of mochten om andere redenen niet meer op een studentencomplex sporten.

Het bestuur stelde toen voor een echte burgervereniging te worden om die knellende regels kwijt te raken en de spelers te behouden, maar dat idee werd door de leden afgestemd. Odysseus zakte daarop terug naar de vijfde klasse. En de weg terug is lang en moeilijk. Al twee jaar gaat het op het laatste moment mis. Vorig jaar speelde de club nacompetitie en miste promotie op een doelpunt. Er werd verloren van een tegenstander die in de reguliere competitie gewoon was verslagen.

Dit jaar zijn de eerste resultaten hoopvol. Twee bekerwedstrijden tegen clubs uit dezelfde klasse werden dik gewonnen. En er zijn nauwelijks spelers verdwenen. De kern van dit team is nu al een aantal jaren samen. Het verlengstuk van de trainer in het veld is Pieter Liebregts, 27 inmiddels en afgestudeerd.

Liebregts begint aan zijn laatste jaar bij Odysseus. Hij maakte de laatste dagen van het gouden tijdperk mee en mocht alle sterke verhalen aanhoren. Daarna overkwam hem de ene degradatie na de andere. Dat is jammer voor iemand die bij zijn voetbalcarrière bij SV Meerssen in de hoofdklasse van het amateurvoetbal begon. Toch is hij Odysseus altijd trouw gebleven. "Ik ben regelmatig gevraagd door andere clubs. Maar als je hier eenmaal lid bent, ga je nooit meer weg." Een mooier afscheidscadeau dan een kampioenschap kan hij zich niet wensen.

Ook voor spits en terugtredend voorzitter Matthijs Claessens bestond interesse. Claessens kon gratis in een auto rondrijden bij een nieuwe club. Ook hij bleef zijn studentenclub trouw. Maar nieuwe goede spelers werven, is een probleem voor Odysseus. De vijfde klasse heeft al niet bijzonder veel aantrekkingskracht op goede voetballers die in Utrecht komen studeren. En andere clubs, zelfs in de lagere klassen, betalen hun spelers. De spelers van Odysseus 1 betalen gewoon contributie. "Maar de gezelligheid trekt, mensen die een keer komen trainen, blijven altijd hangen", zegt Claessens.

Er heerst optimisme. "Als we niet promoveren, hebben we gefaald", stelt de nieuwe voorzitter en ook al spits in het eerste Charles Amkreutz onomwonden. Dat soort uitspraken valt trainer Johan Leeman niet te ontlokken. Hij zal zich niet vastpinnen. Vorig jaar overtuigde hij. De club die de afgelopen zes jaar vier trainers versleet, vroeg hem te blijven. Binnen de club wordt hij geroemd vanwege zijn betrokkenheid en fanatisme.

Banaliteiten

Leeman ziet wel een paar problemen op de weg naar de vierde klasse. Hij begrijpt weinig van de studentikoze gewoonte om wedstrijden af te zeggen voor banaliteiten als een weekendje uit. Dat doet een burger niet. "Of je bent ze zomaar een half jaar kwijt. Dan gaan ze op reis." Het grootste probleem vindt hij de wisselvalligheid van zijn team. Op de training is hij urenlang bezig om ze scherp te krijgen en te houden.

En dan speelt er nog de Utrecht-factor. De competitie is opnieuw ingedeeld en alle tegenstanders komen uit de stad Utrecht. Voorheen speelde Odysseus vooral in de provincie. Leeman omschrijft zijn spelers als "soms te lief" en hij is bang dat ze zich moeilijk staande kunnen houden in het fysieke, maar zeker ook verbale, geweld van de Utrechtse clubs. "Er zal nog wel eens een ziekte rondvliegen. Zulke taal hoor je bij ons niet. Als dat hier op de training zou gebeuren, wordt er wat van gezegd. Het is afwachten hoe ze daar in een wedstrijd op reageren."

Jurgen Swart

De dwingelandij van de Botox-spuit

Psychologe Woertman over het mooie en lelijke lijf

Liposuctie en schaamlipcorrectie, je hoeft niemand meer uit te leggen wat het is. Een tripje naar de privé-kliniek is steeds gangbaarder. Klinisch psychologe Liesbeth Woertman heeft haar bedenkeningen bij de hedendaagse explosie van cosmetische chirurgie.

Haar onlangs verschenen boek 'Moeders mooiste. De schone schijn van het uiterlijk' gaat deels hierover. "Puur toeval dat dit samenvalt met de groeiende populariteit van plastische chirurgie", verklaart Woertman. Het boek is het resultaat van tien jaar onderzoek naar hoe mensen naar hun lijf kijken, wanneer ze het mooi vinden of lelijk en wat voor effect dat heeft op je leven.

En dat effect is groot, constateert de klinisch psychologe. Het verbijstert haar dat het uiterlijk weer zo allesbepalend is in de westerse samenleving, en het schoonheidsideaal zo dwingend. Dat is een tijdje anders geweest: "De vrouwenbeweging stelde het uiterlijk in de jaren zeventig ter discussie. Dat schoot wel eens door - ik vraag me af wie er zat te wachten op zúlke bossen haar onder je oksels - maar het is ze toen wel gelukt om het schoonheidsideaal aan de kaak te stellen."

De jaren zeventig en tachtig kenmerkten zich daardoor volgens de wetenschapster door een minder gebiedend beeld van (vooral vrouwelijke) schoonheid. "Tot er begin jaren negentig ineens weer een heel klassiek vrouwelijkheidsbeeld insloop. Dat is een rare paradox. Aan de ene kant is de sociale rol van de vrouw erg veranderd en gelijkwaardiger geworden aan die van de man, en wordt de Nederlandse man feminiener. Maar aan de andere kant zie je dat de lichaamsidealen hypervrouwelijk of -mannelijk zijn: borsten en billen of juist spieren moeten opgepompt tot onnatuurlijke proporties."

Schoonheidshype

Je zou dit kunnen zien als een laatste stuiptrekking van het alomvattende schoonheidsideaal, waarna dit soort culturele dwingelandij definitief passé is. Of je kunt redeneren dat er, nu we immers allemaal mondige burgers zijn, niets mis mee is als je je uit vrije wil aan dit beeld wilt aanpassen. Maar daar zit hem nou juist de kneep, aldus Woertman: "Enorm veel mensen, met name meisjes, lijden onder de druk om er op een bepaalde manier uit te zien. Ik zie dat als nutteloos lijden, waar ik graag wat aan zou willen doen. Met deze schoonheidshype zetten we zes stappen terug in de ontwikkeling van meisjes en vrouwen."

Het ideaal is niet alleen dwingender, het is ook moeilijker je eraan te onttrekken omdat het je overal wordt ingepeperd: "Ik ben nog zonder televisie opgegroeid en met nauwelijks reclame. Maar meisjes van zeventien nu in de VS hebben in hun leven al 250 duizend aan schoonheid gerelateerde beelden gezien. Daar valt als therapeut nauwelijks tegenop te boksen."

Dat ook reclames voor cosmetische chirurgie steeds agressiever worden, irriteert Woertman daarom des te meer: "Ze adverteren met 'Zelfvertrouwen te koop' en hebben inmiddels afbetalingsregelingen voor als je een behandeling niet in een keer kunt betalen." Ook het feit dat de klinieken de risico's van allerlei ingrepen bagatelliseren wekt haar wrevel: "Niet alleen verzwijgen ze hoe het mis kan gaan, maar ze zwakken ook de ernst van de ingreep af. Dat bijvoorbeeld een face-lift een urenlange, zware operatie is waarna je een maand lang niet de straat op kan, dat lees je niet in de glossy folders van de klinieken."

Voor haar boek onderzocht Woertman samen met een aantal studenten hoe veel mensen aan hun uiterlijk laten knutselen in Nederland. Ze ontdekte tot haar ontzetting dat niemand dat weet. Het gaat om behandelingen die niet worden vergoed, dus de overheid houdt het niet bij. En omdat je voor een kliniek voor kosmetische ingrepen zoals liposuctie, chemische peeling en Botox-behandelingen geen speciale vergunningen of medische graad nodig hebt, kan iedereen die dat wil zo'n tent openen. "Laatst las ik in een vrouwenblad een interview met een transportondernemer die een kliniek was begonnen. En je weet niet wie de spuit hanteert. Zijn het wel altijd medici, laat staan chirurgen die aan de behandeltafel staan?"

Wildgroei

Het is al knap lastig om het aantal privé-klinieken dat cosmetische chirurgische ingrepen uitvoert in Nederland te tellen, ervoer de psychologe. "Met mijn studenten kwam ik in 2000 op 72 klinieken. Maar de Inspectie voor Volksgezondheid telde er twee jaar later al over de honderd. Je kunt dus wel spreken van wildgroei."

Hoe veel keer het mes of de vet-slobberaar in het vlees wordt gezet is nog moeilijker te onderzoeken, niet in de laatste plaats omdat de klinieken zelden staan te springen om mee te werken. Van de 72 die Woertman en haar mede-onderzoekers belden, wilden er slechts veertien meewerken. Maar ook die hadden nauwelijks een deugdelijke registratie, waardoor de uiteindelijke uitkomst van 90.381 ingrepen in één jaar door deze veertien slechts een schatting is.

Wel kreeg de wetenschapster een beter beeld van het soort ingrepen dat gewild is. De borstvergroting staat op nummer één, gevolgd door de correctie van hangende oogleden en liposuctie. Maar ook andere operaties worden steeds populairder. "Zo kun je je teentjes laten breken en opnieuw zetten, zodat je voeten in die onmogelijke sandaaltjes van tegenwoordig passen", zegt ze gruwend.

"Zo bekeken zijn we weer op hetzelfde punt als in de negentiende eeuw, toen in Europa vrouwenlijven in knellende corsets werden gestoken en Chinese vrouwen hun voeten afbonden. En wat kunnen we nog zeggen over allerlei vormen van vrouwenbesnijdenis als schaamlipcorrectie onder Nederlandse vrouwen langzamerhand een normale ingreep is geworden?"

Woertman is overigens niet per se tegen cosmetische chirurgie in het algemeen: "Als je nou verschrikkelijk lijdt onder je overhangende oogleden, dan laat je er maar wat aan doen. De grens tussen medische noodzaak en psychische noodzaak is nu eenmaal een onduidelijke." Het probleem vindt ze echter dat er in de klinieken op geen enkele manier naar wordt gekeken hoe reëel iemands wens is. "Als je binnenkomt is er niemand die onderzoekt of je misschien zo gestoord bent als een deur. Vrijwel alle wensen worden zonder morren ingewilligd."

Daarom pleit ze voor een scherpere controle op de klinieken. Er moet op zijn minst wetgeving komen over bijvoorbeeld evenwichtige voorlichting en wie er bevoegd is om bepaalde ingrepen uit te voeren. "Maar ik zou ook graag meer debat zien over dit verschijnsel. Welke kant willen we op? Dat cosmetische ingrepen zo vanzelfsprekend worden dat we straks elkaar erop aanspreken als we het niet hebben laten doen?"

Zo pessimistisch is ze trouwens niet. "Het kan, net als bij die televisieprogramma's die eraan komen, twee kanten opgaan. Of ze bevorderen het normaliseringsproces, of er komt een tegenreactie op gang. Het zou me niets verbazen als een flink deel van de mensen straks zegt: 'Dit gaat me veel te ver'." En de onsmakelijke taferelen die sommige ingrepen opleveren zouden daarbij wel eens een handje kunnen helpen. Griezelend: "Heb je wel eens een liposuctie vol in beeld gezien?"

Femke van Zeijl
Liesbeth Woertman, Moeders mooiste. De schone schijn van het uiterlijk, Swets & Zeitlinger, Lisse 2003. Prijs: 17.50 euro

Succesvolle bedrijven zijn honkvast

Jonge, snelgroeiende ondernemingen vertrekken vrijwel nooit uit de omgeving waar ze zijn opgericht. Gemeenten en provincies kunnen hun energie dan ook beter steken in het stimuleren van nieuwe bedrijvigheid dan in het lokken van bestaande bedrijven van elders.

De conclusie van de de economisch-geograaf, die op 19 september op zijn onderzoek hoopt te promoveren, is dat jonge bedrijven niet erg beweeglijk zijn. Als het even kan, blijven zij in hun eigen regio, zo bleek uit onderzoek bij 174 bedrijven die aan de genoemde criteria voldeden. Van deze 'gazellen', zoals de kennelijk op dierlijke bijamen verzotte onderzoeker ze elders in zijn proefschrift noemt, bleken er maar negen te zijn gevestigd buiten de regio waarin ze waren opgericht.

Volgens Stam zijn er twee hoofdverklaringen voor de betrekkelijke honkvastheid van jonge bedrijven. Aan de ene kant is er de vrees dat eerder gedane investeringen bij een vertrek naar elders verloren gaan. De ondernemingen die hun hoofdvestiging wel hadden verplaatst, bleken dat in de meeste gevallen te hebben gedaan voordat ze substantiële investeringen hadden gepleegd. Belangrijker is echter de weerstand van zowel de ondernemer als zijn medewerkers tegen het verlaten van hun sociale omgeving. Vooral vaak moeilijk vervangbare specialisten willen niet graag verhuizen. Vandaar wellicht dat veel bedrijven die toch naar elders vertrekken op de oorspronkelijke vestigingsplaats een nevenvestiging achterlaten.

EH

Tien miljoen extra voor Informatica

De tien miljoen euro extra voor de periode 2004-2006 is als volgt verdeeld: in 2004 1,9 miljoen euro, in 2005 3,4 miljoen en in 2006 4,7 miljoen. Vanaf 2007 wordt het budget vervolgens structureel verhoogd met vijf miljoen euro per jaar. De extra middelen worden toegevoegd aan het budget van het NWO-gebied Exacte Wetenschappen.

Met die impuls kunnen ruim honderd onderzoekers worden aangesteld; het gaat daarbij om een verdubbeling van de NWO-inzet in het informaticaonderzoek.

NWO-voorzitter Peter Nijkamp vindt de aanwezigheid van wetenschappelijk toptalent in eigen land een 'must' voor een florerende kenniseconomie en -samenleving. "Zonder eigen toptalent geen internationaal erkende wetenschap en zonder hoogwaardige wetenschap geen bloeiende kenniseconomie."

Nijkamp maakte vorige week donderdag (4 september) dit nieuws bekend bij de opening van het ICT-Kenniscongres in Den Haag. NWO wil de regie over de besteding van de tweede-geldstroom ICT-gelden in eigen hand houden.

HOP

De vlucht van het zaad van de Spaanse ruiter

De toenemende versnippering van voedselarm grasland dreigt veel wilde plantensoorten fataal te worden. Om het uitsterven van soorten zoals de Spaanse ruiter en het gewoon biggekruid te voorkomen, moeten de barrières tussen geïsoleerde stukken grasland zo snel mogelijk worden opgeruimd.

Om hier meer inzicht in te krijgen deed Soons veldproeven met twee plantensoorten waarvan de zaden een pluisje hebben en met twee soorten die zo'n pluisje ontberen. Lachend vertelt de onderzoekster, die volgende week in Utrecht hoopt te promoveren, dat vooral het volgen van de soorten met pluisje een hele toer was. "Die zaden worden gemakkelijk door de wind meegenomen. Daarom hadden we studenten ingehuurd om er achteraan te rennen, maar tegen de lucht in zijn die zaden moeilijk te zien, dus we zijn er aardig wat kwijtgeraakt." Er bleven echter genoeg meetgegevens over om vast te kunnen stellen dat Spaanse ruiter en gewoon biggekruid maximaal honderd meter kunnen overbruggen. De pluisloze blauwe knoop komt zelfs bij storm niet verder dan vier meter.

Om de eerste soorten een goede overlevingskans te bieden, is het volgens de promovenda dus van groot belang om in de richtlijnen voor het natuurbeheer in ons land op te nemen dat opeenvolgende stukken wild grasland minder dan honderd meter uit elkaar dienen te liggen. Voor planten met pluisloze zaden is ook dat echter niet voldoende. Om uitsterven daarvan te voorkomen, is hulp van de mens bij de verspreiding van zaad onontbeerlijk, aldus Soons.

EH

'We hebben het niet voor het geld gedaan'

Geen Huizeslapen en Kasteten meer bij Veritas

Geen repressie, wel een dagje 'andersom'. De Kennismakingstijd 2003 bij gezelligheidsvereniging Veritas had meer inhoud en leverde net zoveel nieuwe leden op als vorig jaar. Weinig smeuiïg verhaal dus, zegt preses Marjolein Kort over deze periode want het ging allemaal goed: geen klachten en amper afhakers.

De nuldejaars zullen scheidend preses Marjolien Kort (24) tijdens de Utrechtse Introductie Tijd die aan de Kennismakingstijd (KMT) vooraf ging, dan toch wel hebben bestookt met bezorgde vragen? "We hebben eigenlijk weinig vragen gekregen over vorig jaar en over wat er is veranderd aan onze introductie", vertelt Marjolein nuchter. Ook aan het aantal inschrijvingen is niet te merken dat de nieuwe studenten zich zorgen maken over de ontgroening bij Veritas. Dit jaar hebben zich 352 nieuwejaars ingeschreven; twee minder dan vorig jaar.

Sanneke van de Pas (23), preses van de Introductiecommissie 2003, heeft vanaf vorig jaar november meegeschreven aan het nieuwe introductiebeleid van Veritas, een beleid waarin begrippen als 'positieve sfeer' en 'normale omgangsvormen' de boventoon voeren. De allereerste belangrijke verandering was de voorlichting, vertelt ze. Zo hebben alle potentiële nieuwe leden bijvoorbeeld een intakegesprek gekregen over de duur en de intensiteit van het introductieprogramma. Geen aspirantlid heeft zich hierdoor laten afschrikken.

Maar het grote testmoment was natuurlijk de twee weken KMT zelf, want daar moest de cultuuromslag zich bewijzen, want Veritas kon zich geen misstanden veroorloven. In totaal zijn er zes afvallers geteld, die allen om persoonlijk dan wel medische redenen moesten afhaken. De beide presessen tonen zich tevreden met de cultuuromslag onder de leden. Marjolein: "En dat in een jaar tijd!"

Voor de buitenweek, het kamp, noemt Sanneke het opdelen van de totale groep van 352 kandidaatsleden in kleine groepen een wezenlijke verandering. Hierdoor moesten de leden minder op elkaar wachten en was het mogelijk om verschillende programma's te naast elkaar te laten lopen. Op de vraag of het kamp hierdoor niet saaier en minder spannend is geworden, breekt Sanneke in: "Nee, juist niet. Door de kleinere groepen hebben de nieuwe leden elkaar onderling beter leren kennen. Het is saaier als je telkens op elkaar moet wachten."

Voor repressie en vernedering tijdens de KMT was geen plaats meer. De nadruk lag op het ludieke. Sanneke noemt als treffend voorbeeld de dag tijdens kamp dat alles omgekeerd was. Zo werd de dag begonnen met het avondeten en eindigde die met het ontbijt. Ook moest er bijvoorbeeld achteruit gelopen worden.

De binnendagen in de stad en de sociëteit na het kamp, waren ook anders dan de jaren ervoor. Het verbeterplan betekende de teloorgang van de tradities die bij de leden thuis plaatsvonden zoals 'het huizeslapen' en 'kasteten'. Sommige leden vonden dat jammer, maar het bestuur wilde koste wat kost toezicht houden. Ook had de introductiecommissie ervoor gekozen om de borrelavonden meer inhoud te geven. Zo was er een studieborrel. Die avond droegen de kandidaatsleden badges met daarop hun studie, zodat studiegenoten met elkaar van gedachten konden wisselen.

Door alle veranderingen lijk het gewicht van het laatste onderdeel van de Kennismakingstijd, de omslag, te zijn afgenomen. Voorheen betekende de omslag het einde van de strakke onderlinge hiërarchische verhoudingen waardoor de kandidaatsleden weer opgelucht konden ademhalen. Maar Marjolein denkt dat ook dit jaar de omslag zijn effect niet miste. "Je moet niet vergeten dat de introductie nog steeds intensief is en dat kandidaatsleden volgens ons draaiboek leven."

Eind goed al goed, zo lijkt het, zeker omdat Veritas alsnog de niet toegekende activiteitensubsidie van vorige jaar kan terugkrijgen van de universiteit. Of de universiteit al contact heeft opgenomen, nu de KMT vlekkenloos is verlopen? "Nee", zegt Marjolein, "maar ons uitgangspunt is altijd geweest om de KMT goed te laten verlopen. Dat hebben we niet voor het geld gedaan."

CN

Kinderen met 'open rug' willen onafhankelijk bewegen

Voor de kwaliteit van leven van kinderen met een open rug is het van het grootste belang dat zij zich zonder hulp van anderen kunnen voortbewegen. De behandeling moet dan ook vooral daarop gericht worden.

In het kader van haar promotieonderzoek onderzocht Schoenmakers onder meer welke factoren van belang zijn voor de kwaliteit van leven van kinderen met de ziekte. Uit onderzoek bij 122 kinderen bleek dat zowel zelfstandig voortbewegen als zich goed kunnen verzorgen hoog scoren. Voor dat doel is niet alleen veel spierkracht in de benen nodig, maar ook het achterwege blijven van samentrekkingen van het weefsel.

Opmerkelijk was dat de onderzochte kinderen vooral de mogelijkheid om onafhankelijk van anderen te kunnen bewegen erg belangrijk vonden voor hun gevoel van zelfredzaamheid. Dat dat inhoudt dat zij aan een rolstoel gekluisterd zijn, nemen zij graag voor lief. In de behandeling van spina bifida patiënten wordt op dit moment nog vaak de nadruk gelegd op looptraining. Uit het onderzoek van Schoenmakers blijkt dat de aandacht misschien beter kan worden gericht op oefeningen die het voor patiënten mogelijk maken hun rolstoel goed te gebruiken.

EH

'Luister naar de signalen van je lichaam'

Dertig jaar sportles geven aan studenten

Vier avonden per week is sportdocente Irene Jansen in de fitnessruimte van Olympos te vinden. Precies dertig jaar geleden kwam ze naar de universiteit als badmintontrainster. "Fitness past in het ik-tijdperk."

Irene Jansen herinnert het zich nog maar al te goed. "Het was hier toen net een afgebrand dorp. Sportpark de Rollebol heette het. Er stonden hier drie grote opblaashallen, die als sporthal moesten dienen. Ze leverden alleen maar problemen op. In de zomer te heet en in de winter te koud. Veel bonden wilden er ook geen competitiewedstrijden afwerken. Dus voor externe competities moesten we de stad in. We waren grootste klant van de gemeente. We huurden overal zaaltjes."

Begin jaren negentig werd eindelijk het nieuwe sportcentrum Olympos opgeleverd. Maar het is nu alweer te klein. Vooral de fitnessruimte waar Irene Jansen haar avonden slijt, puilt regelmatig uit. Jansen ziet dat de geschiedenis zich herhaalt. De plannen voor een verbouwing liggen alweer tijden klaar en liggen ook al weer een jaar in de ijskast. "Ik zag de kop in het Utrechts Nieuwsblad: 'universiteit moet bezuinigen' en ik dacht daar gaat onze verbouwing. Ik hoop niet dat het weer dertig jaar gaat duren."

Doseren

Ze werd ooit gehaald als badmintontrainster. Ze bleek al snel ook tennis te kunnen geven. "Toen lagen hier gravelbanen", vertelt ze. "Maar gravel is niet geschikt voor studenten. Ze vonden het beneden hun waardigheid om die banen te vegen. Toen hebben we jarenlang op asfalt getennist."

Ze doceerde ook volleybal en zwemmen. "Maar ik had al snel in de gaten dat ik het met die sporten niet tot mijn 65ste vol zou houden." Want sporten mag dan gezond zijn, sportdocent is een riskant beroep. "Het lichaam heeft veel te lijden. Veel docenten belasten zich veel te zwaar als ze jong zijn. Rond je veertigste komen dan opeens al die blessures naar boven. Rug, enkels, heup, ik heb ze zelf ook allemaal gehad. Veel collega's stoppen dan of ze eindigen in de WAO."

Al dertig jaar komt Jansen vrijwel iedere dag met plezier naar het sportcentrum in de Uithof. "Je raakt hier verwend als docent. De mensen die hier komen, doen dat uit vrije wil. Je bent niet negentig procent van je tijd bezig om mensen aan de gang te krijgen. Ik heb ook heel lang les gegeven op een mavo in een volksbuurt. Met 36 meiden in een klein gymzaaltje. Dat is niet leuk. Die mavo was ik op een gegeven moment echt zat. Het enige waar die meiden moeite voor doen, is om niks te hoeven doen.

Ook gaf ik les op een school voor slechthorenden. Dat is een heel ander publiek. Dan is gymnastiek iets wat horende kinderen ook hebben. Die kinderen zijn veel gemotiveerder om er iets van te maken dan die verwende krengen op de mavo. Toen ik hier een volledige baan kreeg, moest ik die slechthorenden opgeven. Dat vond ik heel moeilijk."

Rotweek

Nu geeft ze fitness en conditietraining. "Ik heb me omgeschoold. Er is geen cursus in Nederland die ik niet heb gedaan." Doseren is het toverwoord vindt Jansen. "Ik zie regelmatig mensen helemaal over de rooie gaan. Die kun je na zo'n training oprapen. Ik zeg altijd: jongens, luister naar je lijf. Het is de bedoeling dat je de rest van de dag ook nog iets kunt en niet alleen maar uitgezakt in een stoel hangt. Maar veel mensen missen de signalen van hun lijf. Je moet weten tot hoe ver je kunt gaan. Heb je een rotweek gehad en slecht geslapen, maar je wilt per se dat schema halen en die honderd kilo omhoog duwen? Dan heb je een dikke kans op een blessure. Nooit forceren dus."

Fitness is populair geworden. "De sport past goed in het huidige ik-tijdperk. Ik heb een uurtje vrij, nu kan ik fitnessen. Er is niets gezelligs aan. Je doet het met een doel. Ik wil breder worden. Ik wil slanker worden."

De sportverenigingen, ook op Olympos, lijden onder de individualisering in de sport. Sommige mensen zijn daar rouwig om. Jansen heeft er minder moeite mee. "Natuurlijk is een vereniging gezelliger. Maar ze vergeten hoe bekrompen het kan zijn, ze vergeten de sociale controle en de roddels."

Jurgen Swart

De zoektocht naar morele oordelen met algemene geldigheid

Hans van Delden eerste hoogleraar medische ethiek

Moeten ouderen ongeacht de kosten cholesterolverlagende middelen kunnen krijgen? En is het wel ethisch om een patiënt niet te vertellen dat zij kanker heeft? Ziehier twee van de vele morele dilemma's, waarmee artsen en beleidsmakers kunnen worstelen. Om hen te helpen dit soort vragen te beantwoorden, telt het UMC Utrecht in prof.dr. Hans van Delden sinds kort zijn eerste hoogleraar medische ethiek. Deze week sprak hij zijn oratie uit. "Een moreel oordeel is meer dan een subjectief gevoel."

Een gesprek met een ethicus waarin niet vroeg of laat de vraag opduikt naar de status van morele uitspraken, moet een zeldzaamheid zijn. Ook de nieuw benoemde hoogleraar medische ethiek in het UMC Utrecht raakte de vraag aan in zijn deze week uitgesproken oratie, maar wat hem betreft hoeft het antwoord niet al te ingewikkeld te zijn. "Morele uitspraken zijn niet 'waar' op de manier waarop E=mc2 waar is. Maar dat betekent niet dat een moreel oordeel dus per definitie subjectief is. In veel gevallen kun je wel degelijk een uitspraak doen met een grote algemene geldigheid. Binnen de geneeskunde zul je daarvoor echter goed op de hoogte moeten zijn van de medische omstandigheden. Vandaar dat ik in mijn oratie heb gepleit voor wat ik noem medicine based ethics, een ethiek die is gebaseerd op kennis van de klinische ins en outs van een moreel dilemma."

Als voorbeeld noemt Van Delden de discussie rond de aanvaardbaarheid van terminale sedatie, het geven van kalmeringsmiddelen aan stervende patiënten, zodat zij rustig en zonder pijn doodgaan. Sommige mensen vinden dat dat wel erg op euthanasie lijkt en dus in alle gevallen langs de toetsingscommissie moet, maar daar is de nieuwe hoogleraar, zelf ook lid van zo'n commissie, het niet mee eens.

"In het geval van ernstig lijden behoort terminale sedatie, mits de patiënt of zijn vertegenwoordigers er toestemming voor hebben gegeven, naar mijn mening tot het normale medische handelen. In sommige gevallen kan dat zelfs betekenen dat je als arts ook ophoudt met het toedienen van vocht en voeding, omdat dat het lijden alleen maar verlengt. Zulk handelen behoort tot de professionele competentie van artsen en ik zie dan ook geen noodzaak voor instemming van de toetsingscommissie.

"Iets anders is het als terminale sedatie wordt gebruikt om het sterven — al dan niet op verzoek van de patiënt — te bespoedigen. Dan moet de toetsingscommissie naar mijn mening wél worden ingeschakeld, want dan zou er sprake kunnen zijn van een verkapte vorm van euthanasie op andere dan medische gronden. En dat sluit de wet in ons land nu eenmaal uit. Wat ik daarvan vind? Dat doet in dit verband niet zo ter zake. Ik zou mij ook prima kunnen vinden in een ander wettelijk kader. Maar zolang wij euthanasie in ons land alleen toestaan op medische gronden, vind ik dat artsen ook daarnaar moeten handelen."

Werkvloer

Gevraagd naar wat zijn vakgebied nu eigenlijk inhoudt, noemt Van Delden allereerst het expliciteren van de argumenten die in morele dilemma's een rol spelen. De ethicus helpt betrokkenen kortom met het nemen van een gemotiveerde beslissing. "Er zijn ethici die dat als hun enige taak zien", zegt de nieuwe hoogleraar, "maar zo zit ik niet in elkaar. Ik vind dat ethici zich ook zelf moeten uitspreken. Alleen maar wegen schetsen en de keuze aan anderen laten vind ik niet voldoende."

Dat hij niet bang is om voor zijn mening uit te komen, bleek dit voorjaar toen hij het in de Volkskrant 'ontoelaatbaar' noemde om de in hongerstaking zijnde Volkert van der G. tegen zijn wil kunstmatig te voeden. Misschien komt die uitgesprokenheid mede, denkt hij, omdat hij van huis uit geen filosoof is zoals veel ethici, maar arts. "Een dokter kan het zich niet permitteren om alleen maar wegen te schetsen. Hij staat op de werkvloer en moet iets."

Dat hij in de ethiek terecht kwam, dankt hij aan de internist bij wie hij als arts-assistent werkte. "Op een dag liep ik mee met wat wij de witte vloed noemen, de groep artsen en verpleegkundigen die in slag- en pikorde de kamers afgaat. In een van de kamers sprak onze internist een tijdje met een ernstig zieke vrouw. Terug op de gang maakte hij met zijn hand een gebaar dat ik niet kon thuisbrengen. Later hoorde ik dat dat betekende: niet reanimeren. Ik stond versteld. Had die mevrouw daar dan zelf niets over te zeggen? Er wordt wel gezegd dat ethische reflectie ontstaat uit verwarring. Voor mij was dat het moment waarop de verwarring toesloeg."

Hij zette de geneeskunde tijdelijk aan de kant om bij het net opgerichte Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht (CBG) een promotieonderzoek te gaan doen naar de dilemma's rond niet-reanimeerbesluiten. Na zijn promotie werd hij onderzoeker bij het CBG, maar om de voeling met de praktijk niet kwijt te raken, ging hij daarnaast als arts in een verpleeghuis werken, iets wat hij ook als hoogleraar zal blijven doen. Het hoeft dan ook geen betoog dat hij zich in zijn nieuwe omgeving allereerst gaat richten op morele vragen rond de ouderdom.

"Met collega's uit het UMC hoop ik onder meer onderzoek te doen naar de waarde van preventie op oudere leeftijd. Dat is een vraagstuk met zowel economische als morele kanten en die combinatie lijkt mij uiterst boeiend. Neem de vraag of ouderen cholesterolverlagende middelen voorgeschreven moeten krijgen. Dat kost veel geld, maar je voorkomt er een aantal beroertes en hartinfarcten mee. Hoe weeg je dat nu tegen elkaar af? Zeg je: elke beroerte is er één teveel? Of kijk je ook hoe de patiënt er daarna aan toe is? En naar wie kijk je dan? Naar iemand van zestig die nog werkt of naar iemand van tachtig in een verpleeghuis? De gezondheidseconoom kan mij probleemloos voorrekenen hoe het in verschillende gevallen financieel uitpakt. Maar de uiteindelijke keuze is een ethische keuze."

Sherlock Holmes

Tot nu toe werkte hij als ethicus buiten het ziekenhuis. Is hij niet bang dat hij als UMC-medewerker zal moeten zwijgen over interne problemen, zoals de ruzie tussen specialisten die vorig jaar in het WKZ een baby het leven kostte? Voor Hans van Delden is dat geen vraag. "In de eerste plaats lag daar geen taak voor mij, omdat er geen sprake was van een ethisch dilemma. Het was volstrekt helder wat er fout was gegaan, daar had men mij niet voor nodig. Maar bovendien zie ik het niet als mijn taak om mensen op fout gedrag aan te spreken. Ik ben niet het ethisch geweten van het UMC en ik ga zeker niet als een Sherlock Holmes door het ziekenhuis sluipen. Ik kan wel proberen foutief gedrag te voorkomen, bijvoorbeeld door symposia te organiseren, door op afdelingen te spreken of door mee te denken over lastige dilemma's. Maar daarvoor is het juist heel belangrijk dat ik niet buiten maar binnen het UMC werk, dat ik erbij hoor. Uiteindelijk gaat het de ethiek en de geneeskunde er allebei om het lot van de patiënt te verbeteren. Dan kun je toch beter samen optrekken?"

Erik Hardeman

Lekker op Jezelf

'Een beetje onder moeders vleugels vandaan'

Drie studenten die vorig jaar september aan hun studie begonnen, blikken terug op hun
eerste jaar. Janneke bleef thuis wonen maar gaat dit jaar het studentenleven vanaf een kamer in
onderhuur verkennen. Marian woont na een aantal omzwervingen in Utrecht nu in een prachtige
kamer in Lunetten en haalt uit het studentenleven wat er in zit. Maarten ten slotte, woont al een
in De Uithof maar zit elk weekeinde thuis in Arnhem: "Langer kan ik mijn ouders en vriendin niet
missen."
Fleur Baxmeier

Janneke IJmker (19), tweedejaars aardwetenschappen

vertelt Janneke. Ze heeft vorig jaar niet actief gezocht naar een

kamer, omdat ze in Apeldoorn drie keer per week aan volleybal doet.

"Ik speel nog niet op hoog niveau hoor, maar dat moet het wel gaan

worden. Komend jaar ga ik misschien landelijk, in de derde divisie."

Haar eerste kennismaking met het wilde studentenleven was tijdens de

UIT vorig jaar: "Dat was echt supergezellig. EÈn groot feest gewoon."

Toch heeft het een tijdje geduurd voor ze haar draai vond in Utrecht.

"Ik heb buiten school niet veel contact met mensen van de

universiteit, hoewel het de laatste maanden wel groeit. Doordat ik niet

op kamers zat, kwam het er gewoon niet snel van. Ik ben ook niet zo'n

uitgaanstype. Ik hou meer van de bioscoop of lekker uit eten gaan."

Ze verwacht dat ze zich dit jaar wel meer in het uitgaansleven zal

storten, want ze heeft via haar broer een kamer in onderhuur op De

Uithof geregeld. "Ik heb er echt zin in. Mijn zus woont ook in

Utrecht en ik ga heel vaak met haar afspreken. Sowieso lijkt het me

heerlijk om niet meer elke dag om zeven uur 's ochtends in de trein

te stappen. Ik ga echt enorm ontspannen en uitgerust raken. En heel

arm. Want op kamers wonen is wel duur." En gaat ze haar ouders niet

vreselijk missen? "Hooguit zal het lastig zijn dat ik niemand meer

heb om tegenaan te praten. En ik vind het wel zielig dat mijn

broertje nu alleen achterblijft." Over haar studie is Janneke erg

enthousiast: "Mijn studie is superleuk. Op ÈÈn vak na heb ik alles

gehaald. De vrijheid die je hebt op de universiteit, is geweldig. Het

is toch een beetje onder moeders vleugels vandaan." Alleen over de

bama is de studente minder te spreken. Ze vind het belerend en een

beetje kinderachtig. "Die aftekenlijstjes en de aanwezigheidsplicht

vind ik niet echt academisch. Maar de gedachte erachter zal wel goed

zijn."

Marian Maas (20), tweedejaars cognitieve

kunstmatige intelligentie (CKI)

Trots laat Marian haar ruime kamer in Lunetten zien. Dit is al haar

vijfde studentenkamer in minder dan twee jaar tijd. Vanwaar al die

verhuizingen? "Vorig jaar studeerde ik beeld- en mediatechnologie aan

de Hogeschool voor Kunsten (HKU) in Hilversum. In die tijd heb ik bij

twee verschillende hospita's gewoond, die allebei even vreselijk

waren." Ook de studie beviel haar niet. "Ik droomde er al mijn hele

leven van om tekenfilmpjes te maken, maar in de praktijk vond ik het

maar een leeg bestaan. Dat wilde ik niet mijn hele leven doen." Omdat

Marians interesse uit gaat naar zowel bËtavakken als filosofie, lijkt

de studie CKI een goede keuze. Na twee maanden zoeken vindt ze een

kamer in Tuinwijk, die ze na een paar maanden alweer verruilt voor

een kamer in Overvecht. Maar ook daar moet ze na een paar maanden

weg: "Ik hoop dat ik de rest van mijn studietijd hier kan blijven,

want deze kamer is echt prachtig." Van oorsprong komt de studente uit

het plaatsje Boxtel, maar daar komt ze nog hooguit eens per maand.

"Het is best gezellig bij m'n ouders, maar mijn leven is nu hier in

Utrecht. Toen ik ging studeren nam ik me voor om op echt alle

mogelijke manieren student te worden. Ik wil er uit halen wat er in

zit." Om dat doel te bereiken is Marian direct lid geworden van Biton

en zit ze in het bestuur van de studievereniging Incognito. Zoals het

een echte student betaamd, zit Marian bijna dagelijks in haar

stamkroeg De Bastaard. Heeft ze nog dan nog wel tijd om te studeren?

"Mijn studie is soms heel lastig, maar ik doe wel echt mijn best en

steek er veel tijd in." Met de overstap van hbo naar universitair

onderwijs had Marian overigens weinig moeite: "Die stap is lang zo

groot niet als die van VWO naar hbo. Op het VWO moet je veel lezen en

leren, op het hbo moest ik vooral praktische dingetjes doen. 'Doe

maar wat', zeiden ze dan. Het was een opluchting om naar de

universiteit te gaan, want daar krijg je veel meer theorie. Het enige

nadeel is de verplichte aanwezigheid: "Compleet belachelijk. Dat

werkt toch niet? Mensen die alleen komen omdat het verplicht is, gaan

toch alleen maar zitten rellen. Verplicht huiswerk is ook stom, al

kan het je punten lekker ophalen."

Maarten Gubbels (19) economie, gymnasium

Maarten woont sinds vorig jaar oktober in de hoogbouwflat van de SSH

op de Cambridgelaan in de Uithof. Hij schreef zich al op z'n

zeventiende in bij de woonvereniging, omdat hij zeker wist dat hij

per se in Utrecht wilde wonen tijdens zijn studiejaren. "Niet omdat

het thuis in Arnhem zo ongezellig was hoor", haast hij zich te

zeggen, "maar meer omdat ik het na achttien jaar thuis wel had

gezien." Ondanks deze stoere woorden mist Maarten zijn familie

behoorlijk nu hij op kamers zit. "Ik ga elk weekend naar Arnhem toe,

want langer kan ik mijn ouders en mijn vriendin echt niet missen."

Verder is het ook erg handig dat zijn moeder nog elk weekend zijn was

doet, ondanks de aanwezigheid van een eigen wasmachine in zijn

studentenhuis. "Tsja, mijn moeder kan dat gewoon veel beter. Ze wast

met meer zorg en doet alles met de hand. Dan blijven je kleren veel

langer mooi." Koken doet hij daarentegen wel graag en vaak. "Ik kook

elke dag. Ik wil niet onbescheiden klinken, maar ik kan het gewoon

heel goed. Pasta met zelfgemaakte tomatensaus en worstjes is mijn

specialiteit." Al met al bevalt het studentenleventje Maarten wel.

"Er is eigenlijk niet veel verschil met de middelbare school. Toen

hing ik ook heel vaak rond in de stad met vrienden en nu ook, want ik

heb hooguit acht contacturen per week." Wie nu denkt dat de student

het er maar van neemt, heeft het mis. "Ik heb tot nu toe vijf van de

zes vakken gehaald. Het is gewoon geen moeilijke studie." Het enige

minpunt aan de universiteit vindt Maarten de invoering van de bama.

"Straffen als je niet komt: ze zouden je moeten belonen als je wel

komt!" Het meest ergert hij zich nog aan de portfolio. "Dat slaat

echt alles. In een half uurtje werd uitgelegd wat je er mee moest

doen, maar niemand snapte het. Later bleek ook nog dat de helft van

het programma niet goed werkt. Onze decaan heeft nu gezegd dat we het

maar moeten laten zitten, maar ja, je krijgt er wel studiepunten

voor," verzucht hij. "Dus ik zal me er binnenkort toch maar eens in

gaan verdiepen."