Achtergrond

Leraren verplicht bijscholen

Leerlingen in het voortgezet onderwijs dreigen niet de vaardigheden te leren waarmee het studiehuis hen aan het hoger onderwijs zou willen afleveren. Grote bottleneck is dat bijscholing van docenten niet verplicht is, waardoor vooral oudere docenten volgens de oude methode les blijven geven.

Het grote probleem is volgens De Jong, dat dit soort bijscholingstrajecten niet verplicht is. "Daardoor bereik je de leraren die het het hardst nodig hebben juist niet. Veel 45-plussers kunnen moeilijk overweg met de nieuwe aanpak volgens het studiehuis. Maar zij staan lang niet allemaal open voor herscholing."

In het studiehuis leren scholieren zelfstandig te werken en te leren om zo beter toegerust aan het wetenschappelijk onderwijs te kunnen beginnen. Ze moeten werkstukken maken, waarvoor ze zelf moeten bedenken hoe ze aan de benodigde informatie komen. De Jong: "Dat is een heel andere aanpak dan vroeger, toen leerlingen vragen stelden en de docent de antwoorden gaf. De leraar van nu moet dat juist niet doen, maar tegenvragen stellen. Noem het de Socratische methode. Maar de oude reflexen zijn voor oudere docenten moeilijk af te leren."

De Jong kan zich erover opwinden dat bijscholing voor bijvoorbeeld artsen wél verplicht is (door de KNMG), maar voor leraren niet. "Alsof vernieuwing in het onderwijs niet belangrijk is."

De vroegere minister Hermans van Onderwijs wilde die bijscholing verplicht stellen. Volgens Hermans betekende 'eens bevoegd niet langer altijd bevoegd'. Als leraren zich niet steeds zouden bijscholen, zouden ze hun lesbevoegdheid kwijtraken. Het ministerie van onderwijs kon nu nog niet vertellen of die verplichting is opgenomen in de Wet op de Beroepen In het Onderwijs (wet BIO), die in het najaar in de Tweede Kamer wordt behandeld.

HOP

'De hoogste tijd'

Vorig jaar maakte de universiteit zich al hard om tijdens de UIT het alcoholgebruik binnen de perken te houden. Dit jaar is het beleid nog iets aangescherpt. De bij de UIT aangesloten cafés hielden zich ook aan die regels en werden geacht aan de bar goed te kijken of een klant wel of niet het oranje bandje van de introductie droeg.

Net als vorig jaar gold de avondklok van één uur. De aangesloten cafés wisten van de avondklok, maar konden uiteraard niet verplicht gesteld worden om hieraan mee te doen. In tegenstelling tot de studentenverenigingen. Die riepen in opdracht van de universitaire introductiecommissie (ICU), om één 's nachts om dat het 'de hoogste tijd' was voor de UIT-lopers. Maar ook hier gold dat oranje armbandjes nergens toe gedwongen konden worden.

Een andere aanscherping was het dichthouden van de sociëteiten van de studentenverenigingen op maandag. Dit betekende dat de UIT-deelnemers na het openingsconcert van de ICU om twaalf uur 's nachts in principe rechtsstreeks naar bed konden. Willem Guensberg, woordvoerder van het Utrechtsch Studenten Corps (USC) betreurt het dat hun sociëteit op maandag dicht was. Sluiting betekende immers inkomstenderving voor deze vereniging. En dat terwijl sommmige cafés met mega drankaanbiedingen adverteerden.

Eén van de cafés die zich flink heeft geprofileerd tijdens de introductieweek was Meander aan de Mariaplaats: vier avonden lang gold een gereduceerde toegangsprijs en een biertje kostte maar zestig eurocent. Maandagavond was het volle bak, alsdus mede-eigenaar Marco van Ede. Hij wil studenten aan Meander binden. Hij had zelfs met een aantal studentverenigingen, onder meer met Veritas en UVSV, sponsorafspraken gemaakt. Door te komen met hun mentorgroepjes kregen de verenigingen een niet nader genoemd sponsorbedrag. Hij maakt zich niet druk om de speciale alcoholregels van de universiteit, want de standaardregel binnen de horeca is er geen bier geschonken wordt aan inmiddels dronken klanten.

CN

De UIT was super

Gezelligheidsverenigingen willen iets meer vrijheid terug

De Utrechtse Introductie Tijd (UIT) telde dit jaar meer deelnemers dan ooit. Maar liefst 3000. Alles verliep vlekkeloos en volgens draaiboek. Ondanks de hitte hebben zich geen calamiteiten voorgedaan. Wanklanken klinken er nauwelijks. Wel waren enkele gezelligheidsverenigingen 'not amused' dat de film 'Van God Los' net op 'hun' avond gratis werd vertoond. Ook willen ze graag de maandagavond terug.

Zelfs tijdens de verzengende hitte vielen er op de Uithofdag geen mensen flauw. Het grootste euvel was, als we de EHBO mogen geloven, het blaren doorprikken van voornamelijk studentes die op hakken de Uithof-route lipeen. Op deze route presenteerden zich allerlei culturele dan wel sportorganisaties voor studenten.

Wanklanken zijn er nauwelijks te horen, afgezien van de gebruikelijke geluidsoverlast tijdens de optredens van onder meer Bad Candy op het Smakkelaarsveld.

De kanttekeningen komen uit de hoek van de gezelligheidsverenigingen. Tijdens de UIT van 2002 was hun rol gedurende de introductieweek al teruggebracht. Niet langer konden de verenigingen naar eigen inzicht een programma aan de nieuwkomers bieden en niet langer waren hun deuren alle dagen open. Dit jaar zijn hun profileringskansen nog meer terug gelopen, omdat zij ook op maandagavond geen programma konden aanbieden. De sociëteiten mochten wel de deuren openen voor bezoekers aan hun eettafels, maar moesten de mentorgroepjes nadien weer 'de deur wijzen'. Dit wordt betreurt door rector Pim van Geffen van Unitas. Hij noemt het verre van gastvrij. "Dit ging echt te ver. Bij ons, op het Lucas Bolwerk, zaten verschillende mentorgroepjes maandagavond niks te doen, maar we mochten ze niet binnenlaten." Zijn mening wordt ook gedeeld door Veritas. Preses Marjolein Kort vindt het jammer dat ze geen programma konden aanbieden, omdat 'veel eerstejaars op maandag al bij Veritas wilden komen kijken'.

Alle verenigingen 'gebruiken' de UIT voor de ledenwerving. Door de bank genomen zijn de ledenaantallen dit jaar nagenoeg gelijk gebleven. Biton heeft er zo'n tien meer dan vorig jaar. Het Utrechtsch Studenten Corps (USC) heeft er twintig minder, maar zegt hiermee tevreden te zijn. Ook Unitas heeft dit jaar zo'n 20 minder aanmeldingen en wijt dit vooral aan het feit dat de mentorgroepjes minder vaak en pas vanaf dinsdagavond op bezoek konden komen.

Verder waren de studentenverenigingen niet onverdeeld blij met de dinsdagavond programmering van de ICU. De afspraak was dat de ICU een zogenoemd 'low profile' avond zou programmeren en de studentenverenigingen een 'high profile'. In de praktijk kwam het erop neer dat de meesten niet konden wedijveren met de ICU openluchtvertoning van kassakraker 'Van God Los' op het Smakkelaarsveld. Zoals Willem Guensberg, woordvoerder van het USC zegt: "Het is dan moeilijk concurreren met een openluchtconcert op twee vleugels. Het was voor ons een geslaagd project, maar er waren minder mensen dan gehoopt."

ICU-woordvoerder Van de Meerakker noemt het grote succes van de film 'sneu' voor de verenigingen. De organisatie had zelf gerekend op zo'n driehonderd bezoekers, maar het werden er een kleine duizend. Hij weet van de 'low profile' afspraak. "Onze sponsor, Het Nederlands Filmfestival, wilde per se deze film. En toen dachten we: we doen het!"

Deze week zijn de kritiekpunten al onderwerp van gesprek geweest in de Federatie van Utrechtse Gezelligheidsverenigingen (FUG). Zonder twijfel zullen deze doorklinken in de evaluatie van de UIT 2003, die binnenkort plaatsvindt.

CN

Iedereen zijn eigen tandenborstel

Veritas en Unitas raakten vorig jaar in opspraak vanwege wantoestanden tijdens hun 'ontgroening'. Na een jaar van verbeterplannen, rehabilitatie, aanscherping van de gedragscode Introductietijd en een extern adviescommissie verloopt de Kennismakingtijd goed. Deze week is de laatste week. Klachten zijn er niet binnengekomen.

In juni hebben de studentenverenigingen samen met de universiteit en hogeschool nog gewerkt aan een specificering van de gedragscode voor de Kennismakingtijd, een gedragscode die al jaren bestaat over zaken als gezondheid en hygiëne. De code laat geen twijfel bestaan over wat wel en niet kan. In de nieuwe versie staan concrete voorbeelden van don'ts. Zo wordt expliciet gemeld dat kandidaatsleden uitsluitend met een eigen tandenborstel mogen poetsen. En mag een appèl niet langer duren dan een half uur, tenzij de aspirantleden afwisselend kunnen staan en zitten.

Om alles ook nog eens extra kracht bij te zetten, is de onafhankelijke Adviescommissie Introductietijd Utrecht (AIU) in het leven geroepen, die als belangrijkste taak heeft om de introductieprogramma's aan de gedragscode te toetsen. Verder behandelt zij klachten van aspirantleden, die niet tevreden zijn met de interne behandeling van hun klacht.

Lucas Stassen, woordvoerder van AIU, zegt geen klachten te hebben ontvangen. Op de vraag of de commissie ook onverwachts bezoekjes heeft gebracht, luidt het antwoord 'nee'. Stassen benadrukt dat de commissie hiervoor te krap tijd heeft gehad, aangezien ze pas in juni is begonnen. Dit jaar is het beperkt gebleven tot het bekijken en becommentariëren van de draaiboeken. Stassen benadrukt dat er geen schokkende kritiekpunten waren. Hier en daar heeft de commissie de inzet van EHBO'ers wat aangescherpt. Inspectiebezoeken in de toekomst sluit hij niet uit. Als het aan hem ligt gaan de commissieleden volgend jaar zeker een biertje drinken op de sociëteiten.

De aangescherpte gedragscode geldt ook voor de andere studentenverenigingen. Het Studenten Corps juicht dit alleen maar toe. Het corps heeft de regels met betrekking tot mentaal en fysiek geweld sinds 2000 radicaal herzien. Deze komen overeen met de gedragscode. Eerder had de vereniging de controle op het drankgebruik al geïntensiveerd. Het Corps verwacht geen problemen als leden van de adviescommissie echt een keer een biertje willen komen drinken tijdens de Kennismakingtijd. De heren van het AIU zijn welkom.

CN

Op zoek naar de oorzaken van economische ongelijkheid

Spinozapremie voor part-timer Jan Luiten van Zanden

"Hij behoort mondiaal tot de top in zijn vakgebied. Hij is wellicht de nummer één van het continent en zeker de beste in Nederland." De lof loog er maandag niet om in Den Haag, waar aan prof.dr. Jan Luiten van Zanden als tweede Utrechtse historicus na Frits van Oostrom de prestigieuze Spinozapremie werd toegekend. Met 1,5 miljoen euro op zak kan Van Zanden nu de economische ontwikkeling van Nederland en Indonesië in kaart gaan brengen.

Daar kwam verandering in dankzij de gegevens die Van Zanden en zijn groep door noest speurwerk en creatief gepuzzel boven water wisten te krijgen De resultaten waren er naar, want in het boek 'Nederland 1780-1914' kon de Utrechtse historicus met grote precisie laten zien hoe de productie, de inkomens en de bestedingen zich in de loop van de onderzochte 140 jaar hadden ontwikkeld. Behalve veel cijfers bracht het boek ook nieuwe feiten aan het licht. Zo bleek de welvaart tijdens de industriële revolutie in het begin van de negentiende eeuw niet te zijn toegenomen zoals altijd was gedacht, maar juist teruggelopen. Voor onze zuiderburen, die in 1831 in opstand waren gekomen tegen de Nederlandse uitbuiting, was het aardig dat zij met terugwerkende kracht door de Utrechtse onderzoeker in het gelijk werden gesteld. Zijn cijfers maakten duidelijk dat in de Belgische industrie behaalde winsten voor een niet onaanzienlijk deel in Nederlandse portemonnees terecht kwamen. Dat was weliswaar vaak betoogd, maar nooit eerder met cijfers onderbouwd.

'Lektuur om de pantoffels bij aan te trekken, een flesje te ontkurken en de open haard nog eens op te stoken is het boek niet', constateerde het U-blad ruim drie jaar geleden. 'Maar voor wie geïnteresseerd is in een systematische en uitputtende weergave van de groei van de Nederlandse economie in de negentiende eeuw, wordt het wachten beloond.' Van Zanden erkent lachend dat hij geen Van Oostrom is. "Ik heb ook wel populairdere boeken geschreven, bijvoorbeeld over de groene geschiedenis van Nederland, maar het literaire talent van Van Oostrom mis ik. Nu ben ik natuurlijk ook een ander soort historicus. Mijn ambitie is niet om een periode voor de lezer tot leven te brengen, maar om op een heel grondige manier economische inzichten te toetsen en data te verzamelen en daardoor ontwikkelingen te begrijpen."

Dat dat leuk werk kan zijn illustreert Van Zanden aan het voorbeeld van de verborgen boekhouding van koning Willem I. "Ik weet niet of je kunt spreken over een zwarte kas, maar feit is dat de koning jarenlang geldstromen, met name inkomsten uit Java, heeft onttrokken aan het zicht van het parlement. Wij hebben daar in de archieven gegevens over teruggevonden en we hebben kunnen reconstrueren dat er veel meer geld uit Java naar Nederland is gevloeid dan altijd is aangenomen. Wat zulk onderzoek extra aardig maakt, is dat je opeens zit te lezen in de privé-correspondentie van de koning. Dat maakt het wel heel persoonlijk."

Proeftuin

Met het geld dat aan de Spinozapremie is verbonden wil Van Zanden een extra impuls geven aan zijn ambitie om de door hem ontwikkelde methode op wereldschaal toe te passen. "Ik was al bezig met onderzoek naar vroegere perioden in de Nederlandse geschiedenis, maar tegelijkertijd wil ik dit werk nu ook voor Indonesië gaan doen. Op die manier hoop ik een voorbeeld van vroeg economisch succes te kunnen vergelijken met een veel trager op gang komende economie. Uiteindelijk is mijn ambitie om internationale databestanden op te zetten en op basis daarvan een economische wereldgeschiedenis te ontwerpen, die inzicht kan geven in de vraag hoe economieën zich ontwikkelen en waardoor succes en mislukking kunnen worden verklaard."

Economische geschiedenis is voor Van Zanden zeker geen voltooid verleden tijd. Hij noemde het verleden ooit 'een proeftuin waarin economen hun theorieën over het ontstaan van een moderne economie kunnen toetsen' en zijn hoop is dan ook dat zijn werk meer licht kan werpen op de oorzaken van de economische ongelijkheid in de wereld. "Voor veel mensen wordt die ongelijkheid simpelweg veroorzaakt door de inhaligheid van het rijke westen, maar zo eenvoudig ligt het helaas niet. In de derde wereld is de ene regio bijvoorbeeld aanzienlijk succesvoller dan de ander en ik hoop dat het in kaart brengen van het economisch verleden mechanismen bloot kan leggen die ook nu nog werkzaam zijn. Ik ben dus geen historicus die puur in het verleden leeft. Ik heb duidelijk de drijfveer om met mijn historisch werk bij te dragen aan het verkleinen van de huidige kloof tussen arm en rijk."

Op de vraag of hij meer econoom dan historicus is, geeft hij een voorzichtig antwoord. "Ik ben in aanleg een econoom die zich intensief met de geschiedenis bezig houdt, maar ik zou niet goed zonder het ambachtelijke handwerk van de historicus kunnen. Soms is dat lastig. Historici vinden het maar ingewikkeld wat ik doe, terwijl economen meer op het voorspellen van de toekomst dan op het begrijpen van het verleden zijn gericht. Een economisch historicus dreigt daardoor tussen de wal en het schip te vallen en ik zie de prijs dan ook mede als een blijk van waardering voor dit vakgebied."

Ook om een andere reden is Van Zanden blij met de Spinozapremie. In 1992 baarde hij opzien in wetenschappelijk Utrecht door samen met collega Maarten Prak te kiezen voor een duobaan. Zij vonden het niet meer dan logisch dat je ook als hoogleraar een deel van de zorg voor je kinderen op je zou blijven nemen. "Niet iedereen vond dat een goed idee", herinnert Van Zanden zich. "Hadden we wel genoeg committent, werd er gevraagd. En dat we ooit de top zouden halen, konden we wel vergeten. Nou ja, ik heb jarenlang een dag in de week voor de kinderen gezorgd en ik ga ook nu nog op woensdag mee naar voetbaltraining. En toch heeft NWO mij deze prijs gegeven. Al die verhalen dat je in deeltijd de top niet kunt halen, kloppen dus gewoon niet. Ik moet zeggen dat de prijs me ook om die reden veel plezier doet."

Erik Hardeman

Curriculum vitae

*1975-1981: Studie geschiedenis en economie aan de VU Amsterdam

*1981-1985: Onderzoeksassistent aan de VU; doctoraat aan de Landbouw Universiteit Wageningen

*1985-1987: Wetenschappelijk medewerker economische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

*1987-1992: Hoogleraar economische en sociale geschiedenis aan de VU

*1989: Boek samen met R.T. Griffiths: Economische geschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw

*1991: Boek: Arbeid tijdens het handelskapitalisme

*Vanaf 1992: Hoogleraar economische geschiedenis in Utrecht

*1997: Boek: Een klein land in de lange twintigste eeuw

*Vanaf 1997: Lid van de KNAW

*2000: Door het 'Historisch Nieuwsblad' bestempelt als de productiefste historicus van Nederland

*Vanaf 2001: Senior-onderzoeker aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis IISG

De weg van voet en vuist

Eerstejaars wint brons op Universiade

Terwijl andere eerstejaars studenten zich uitstekend vermaakten met introductieactiviteiten, werd Yvonne Oude Luttikhuis afgebeuld op sportcentrum Papendal. De beginnend studente theater-, film- en televisiewetenschap behoort tot de Nederlandse taekwondo-top. Afgelopen zaterdag legde ze beslag op een derde plek tijdens de Universiade in Korea.

Voor de aankomend studente is de Universiade een mooie manier om ervaring op te doen, vertelde ze voor vertrek. "We zitten daar twee weken in een Olympisch dorp. En als je taekwondo doet, moet je toch wel een keer in Korea zijn geweest." Oude Luttikhuis maakt inmiddels deel uit van de nationale seniorenselectie. De coaches vinden haar nog te jong voor de Olympische Spelen van volgend jaar in Athene. Haar doel zijn de Olympische Spelen in Peking over vijf jaar.

Vader

Taekwondo betekent zoiets als 'de weg van de voet en vuist. Maar de nadruk ligt op been- en voettechnieken. "Het is vooral veel trappen", zegt Yvonne Oude Luttikhuis over haar sport. De spelers trappen elkaar fullcontact op de romp en tegen het hoofd. Blessure komen echter zelden voor, aldus Oude Luttikhuis. Vooral omdat de taekwondospelers bijzonder gedisciplineerd zijn. "De regels zijn heel streng en als het krachtsverschil erg groot is, grijpen de scheidsrechters snel in."

Het was vader Ben Oude Luttikhuis, in de jaren zeventig en tachtig zelf een wereldtopper, die Yvonne aanspoorde de vechtsport te beoefenen. Hij vond zeven jaar geleden dat zijn dochter erg verlegen was. "Ik zei weinig en mijn vader was bang dat de mensen over me zouden lopen."

Oude Luttikhuis ging trainen in de sportschool van haar vader. Het was niet direct een succes. "In het begin vond ik taekwondo helemaal niet leuk en ik deed ook niet erg mijn best. Als junior ging het eigenlijk heel slecht. Maar het ging steeds beter. En als ik nu win weet ik: hier doe ik het voor." Na de juniorentitels volgden internationale toernooizeges en dit jaar haar eerste nationale seniorentitel.

Pech

Als ze terugkomt, wacht al heel snel een nieuw leven. "Ik kom op 1 september terug. Twee dagen later ga ik op kamp met mijn studiegenoten. Sport komt de komende jaren op de tweede plaats. "Mijn studie staat voorop, want met taekwondo kan ik toch nooit geld verdienen. Ik hoop dat ik op de universiteit iets gemakkelijker tentamens kan verzetten wanneer ik iets belangrijks moet doen. Op de middelbare school was het gewoon pech hebben als ik niet aanwezig kon zijn."

Universiade

De Universiade, een soort Olympische Spelen voor studenten, is een van de grootste sportevenementen ter wereld en wordt iedere twee jaar georganiseerd. Studenten tussen de 17 en 28 jaar oud die voldoen aan strenge eisen worden uitgezonden door de Nederlandse sportkoepel NOC*NSF.

Er zijn voldoende gelijkenissen met de echte spelen. Op de Universiade wordt gestreden om medailles in een groot aantal takken van sport. De sporters worden gehuisvest in een Olympisch dorp. Maar om het accent te leggen op 'internationale verbroedering' en om nationalistische gevoelens zoveel mogelijk uit te sluiten, worden bij de prijsuitreiking geen volksliederen gezongen. Wel klinkt het lijflied van de internationale studentenorganisatie.

Voor Olympische kandidaat-steden is de Universiade een uitgelezen mogelijkheid om te tonen wat ze waard zijn. Peking dat de echte spelen in 2008 wist binnen te slepen, oefende in 2001 met de Universiade. Maar ook sporters kunnen zich voor het eerst laten zien. NOC*NSF ziet de Universiade als een ideale tussenstap op weg naar de Olympische Spelen.

En dat gaat soms ook wel op. Zo won Jochem Uytdehaage op de Universiade in 1997 een zilveren medaille. De Utrechtse medicijnenstudent Carl Verheijen was toen veel sterker. Vijf jaar later sloeg Uytdehaage genadeloos toe op de echte Olympische Spelen. Het lijkt erop dat we in 2008 in Peking wel iets mogen verwachten van Yvonne Oude Luttikhuis.

Jurgen Swart

'Is het wel eerlijk om iemand helemaal weg te sturen?'

De voors en tegens van het bindend studieadvies

Leiden kent het al zes jaar, maar Utrecht moest tot nu toe niets van een bindend studieadvies (bsa) hebben. De Utrechtse psychologen hebben nu echter de kat de bel aangebonden en gaan voor een bsa in 2004. De reacties zijn gemengd. 'Iemand helemaal wegsturen? Dat is niet eerlijk', vinden veel studenten. Maar de meeste docenten zijn voor.

Na enig aandringen neigt een meerderheid naar ‘nee’. “Als je te weinig punten hebt gehaald, vind ik het logisch dat je het jaar in zijn geheel moet overdoen,” zegt een studente, “je mag best eisen aan studenten stellen. Maar om iemand meteen helemaal weg te sturen, is dat wel eerlijk?" "Ja hoor eens", zegt een mede-student, "als je gemotiveerd bent kun je toch wel de helft van je aantal punten halen? Zo moeilijk is dat niet. Maar ja, ik zie nogal wat studenten om me heen van wie ik denk: wat doet die hier?" Maar de anderen zijn niet overtuigd. "Een bindend studieadvies moet zeker niet in het eerste jaar. Dan moet je een steekje kunnen laten vallen. Je mag toch nog wel een beetje een studentenleven leiden? En stel nou dat iemand privé-problemen heeft of moeite met het Engels? Dan is het toch zielig om zo iemand weg te sturen?"

Bezwaarschriften

Zielig was het zeker voor maar liefst 202 van de 453 eerstejaars rechtenstudenten die vorig jaar juli in Maastricht te horen kregen dat zij konden vertrekken. Zij hadden minder dan 21 studiepunten gehaald met als harde consequentie een negatief bindend studieadvies. Ook in Leiden, Tilburg en Amsterdam wordt het bsa gehanteerd en hoewel cijfermatige evaluaties tot nu toe schaars zijn, overheerst bij de gebruikers tevredenheid.

Zo zorgde het systeem er in Leiden voor dat het percentage studenten dat de propedeuse in één jaar haalt met tien procent is gestegen, vertelt plaatsvervangend directeur studentenzaken Jeroen 't Hart. Leiden kent al zes jaar het bindend studieadvies, maar volgens 't Hart is dat nog een te korte periode om al iets te kunnen zeggen over het effect van de maatregel op het studierendement. Toch voldoet het Leidse systeem uitstekend, zegt hij. Jaarlijks krijgt gemiddeld 16 procent een negatief advies van wie op dat moment al driekwart gestopt is. Ook de Leidse studenten kunnen er inmiddels redelijk mee leven, zegt hij. Het aantal bezwaarschriften tegen een negatief bsa in Leiden is op de vingers van één hand te tellen.

Ook in Maastricht is het oordeel positief. "De studieresultaten worden er gunstig door beïnvloed", zegt studieadviseur Wim Bogaert van de Limburgse economiefaculteit, "en bovendien prikkelt het systeem studenten om eerder bij ons aan te kloppen. Daar heeft iedereen baat bij."

@BroodAchtergrond:Het lijkt vrij zeker dat ook Utrecht zich bij de universiteiten met bsa gaat scharen, want het bestuur van Sociale Wetenschappen is vastbesloten om het bindend advies in 2004 bij psychologie in te voeren. Volgens een onlangs gepresenteerd plan van aanpak denkt men in Utrecht net als in Leiden aan een grens van 30 European Credit Transfer System (ECTS) maar dan zonder de aanvullende 'Leidse' eis dat psychologiestudenten, om een negatief bsa te ontlopen, ook nog minimaal één methoden en technieken vak gehaald moeten hebben.

Het Utrechtse college van bestuur heeft inmiddels groen licht gegeven voor het bsa voor psychologie en het is nu aan de faculteitsraad om te bepalen of en zo ja onder welke voorwaarden en garanties het bsa in Utrecht gaat functioneren. In dat laatste gremium is de strijd echter nog niet gestreden, zo bleek uit de brief waarmee vijf studenten zich vorige week tegen de plannen keerden. Een argument voor invoering van een bsa klopt volgens de studenten niet.

Volgens de opleiding moet het bsa het bedroevend lage rendement bij psychologie opkrikken, maar zeggen de studenten, daar is het bsa helemaal niet voor bedoeld. Volgens de wet moet zo'n bindend advies studenten helpen bij het maken van een juiste studiekeuze. En, zo zeggen de studentn, daar heeft Utrecht toch al de bama voor met zijn intensieve studiebegeleiding en zijn dringend studieadvies? Dat moet toch voldoende zijn om studenten in een academische omgeving zelf de juiste keuze over hun toekomst te laten maken?

Veel direct betrokkenen hebben daar echter zo hun twijfels over.

In de faculteitsraad sprak vrijwel de hele personeelsfractie zich vorige week uit voor invoering van een bindend advies. Veel psychologiestudenten hebben gewoon een stok achter de deur nodig, was de redenering, hetzij omdat de motivatie voor de studie ontbreekt, hetzij omdat de studie op volstrekt verkeerde gronden is gekozen. In de rubriek 'de opinie' op pagina 8 van dit blad, verklaart Phil Heiligers haar standpunt, maar ook verschillende andere personeelsleden trekken de zelfredzaamheid van studenten in twijfel. "Vergeet ook niet", vulde Jos van Oostrum aan, "dat er studenten zijn die misschien best zouden willen stoppen, maar die dat voor hun omgeving niet durven. Ook voor hen kan het bsa van groot nut zijn."

Dat deze mening binnen psychologie breed wordt gedeeld, blijkt uit de grote steun die het bsa blijkens een bliksemenquête van het U-blad onder Utrechtse psychologiedocenten geniet. Van de 22 respondenten verklaren zich zestien voor, terwijl maar drie het bsa zonder meer afwijzen. Weliswaar pleiten alle voorstanders voor een zorgvuldige procedure, goede studiebegeleiding en uitstekende voorlichting. Maar het argument dat ongeschikte studenten het best zo vroeg mogelijk duidelijk gemaakt kan worden dat zij fout zitten, geeft voor veel respondenten de doorslag.

"Het eerste jaar is het makkelijkst van de hele studie psychologie (in zijn geheel al geen moeilijke opleiding overigens)", aldus docent-onderzoeker Roy Kessels, "dus als daar al problemen optreden is het niet verstandig om te blijven doormodderen. Een bindend studieadvies motiveert de studenten om er direct tegenaan te gaan. Van mij mag het ingevoerd worden."

@Auteur:Erik Hardeman

@KopjeVoorKader:Bsa elders

Nadat het bindend studieadvies al in het begin van de jaren negentig zijn intrede had gedaan in het hbo, was Leiden in 1997 de eerste universiteit die het invoerde. In 1999 en 2001 volgden economie en rechten in Maastricht, terwijl vorig jaar de economen in Tilburg en Amsterdam de overstap van dringend naar bindend maakten.

De normen zijn als volgt: Leiden, Maastricht (Rechten) en Amsterdam kennen een negatief bsa bij minder dan 30 ECTS, ofwel Europese studiepunten. Maastricht (Economie) hanteert een grens van 34 ECTS, terwijl Tilburg (Economie en Vrijetijdswetenschappen) heeft gekozen voor 36 punten.

In Leiden en Maastricht (Economie) volgt ook een negatief bsa als een student de punten wel heeft gehaald, maar niet heeft voldaan aan de voor de desbetreffende opleiding vastgestelde aanvullende eisen.

Maastricht, Tilburg en Amsterdam geven daarnaast ook een negatief advies aan studenten die na twee jaar het eerste jaar nog niet hebben gehaald.

Een student met een negatief bsa kan zich drie (Tilburg, Amsterdam), vier (Leiden) of zelfs zes (Maastricht) jaar lang niet opnieuw voor dezelfde opleiding inschrijven.

41 meter duiken met slechts één hap lucht

De parelduikers in Japan en Korea doen het al eeuwen zo: diep onder water duiken zonder flessen lucht. Wie dit niet als werk heeft, doet het voor de sport en dan heet dit type duiken freediving. Geneeskundestudent Rik Rösken vestigde tijdens de Nederlandse Kampioenschappen Freediving in Cyprus een officieus record; hij ging tot wel 41 meter diep.

Rik Rösken (22) kan zijn adem al vijf en een halve minuut inhouden. Kwestie van trainen, zegt hij. Het lijkt moeilijker dan het is. Freediving kent verschillende disciplines. Rösken beoefent onder meer Constant Weight. "Er zijn verschillende typen van deze discipline, maar ik duik met vinnen zo diep mogelijk."

Rösken is één van de weinige Nederlanders die freediving beoefent. De duikpassie is voor Rösken begon zo'n twee jaar geleden. "Ongeveer de helft van de nationale ploeg kwam trainen in het zwembad van Bladel, waar ik badmeester was. Zo ben ik er een beetje ingerold.” Inmiddels behoort hij tot de Nederlandse top en vestigde hij tijdens de Nederlandse Kampioenschappen in Cyprus een officieus record; hij dook tot een diepte van 41 meter. “Helaas is de prestatie afgekeurd. De jury vond dat ik op een niet correcte manier boven water kwam.”

De regels bij freediving zijn streng. Er moet aan tal van veiligheidsvoorschriften worden voldaan omdat de sport gevaarlijk is. “De jury houdt bijvoorbeeld goed in de gaten of je wel volledig bij bewustzijn bent als je bovenkomt. Toen ik weer bovenkwam in Cyprus, glipte mijn hand een beetje van het touw. Hierdoor dacht de jury dat ik niet helemaal helder meer was en keurde mijn poging af.” Ook al werd de duik afgekeurd, de Nederlandse freedivers beschouwen de 41 meter van Rösken toch als een prestatie; 'Voor ons heb je het Nederlands record gezet', vertelden teamgenoten hem dan ook.

Sinds een aantal jaren zijn de Nederlandse freedivers verenigd in AIDA Nederland. Deze vereniging telt op dit moment zo’n zeventig leden. “Toen ik twee jaar geleden begon bestond er nog helemaal niets, en dankzij de leden van het eerste uur is het nu voor iedereen mogelijk om kennis te maken met de veelzijdige wereld van freediving”

Volgens Rösken is freediving meer dan alleen een sport waarbij iedereen dieper wil en zo lang mogelijk de adem probeert in te houden. “Het is niet zo competitief als andere sporten. Je wilt vooral je eigen resultaten verbeteren. Freedivers onderling willen elkaar juist heel erg helpen. Er heerst een echt groepsgevoel.”

Ook voor je persoonlijke ontwikkeling kan freediving iets voor je betekenen, vindt Rösken. “Freediving leert je echt omgaan met stress, want je moet natuurlijk niet in paniek raken als je twintig of dertig meter diep zit. Hierdoor wordt je als mens ook een stuk rustiger in andere dingen van het leven. “Zo is een van de AIDA-leden een gestresste IT-er, die alleen maar druk, druk , druk was, maar nu veel beter kan omgaan met alle stress. Daarom vind ik freediving ook een soort levensstijl dan louter en alleen een sport.”

Bij freediving is het van levensbelang dat je van elkaar op aan kunt. Bij elke duik zijn andere duikers betrokken, die wel met perslucht duiken, om de pogingen te begeleiden. “Je hebt tijdens de duik een buddy die je helpt met ontspannen en ademen.” Waar de buddy’s vooral op letten is of de duiker geen black-out krijgt door het zuurstofgebrek. Er bestaat dan het gevaar van een soort van epileptische aanval of zelfs totale bewusteloosheid door het zuurstofgebrek. Freedivers noemen dit ‘samba’, vanwege de schuddende bewegingen. Officieel heet deze reactie ‘loss of motor control’. “Ikzelf heb dit nog nooit gehad, omdat ik echt heel voorzichtig doe en zo min mogelijk risico’s neem”, legt Rösken uit.

Bang is hij nog nooit geweest. “Ik vind het juist heerlijk om de diepte in te gaan. Wel vond ik het spannend toen ik tijdens een poging in Cyprus vanaf 30 meter omhoog keek en aan de oppervlakte alleen nog wat zwarte schimmen zag.” Hoe gevaarlijk freediving is, is nog onbekend. Er zijn wel een aantal dodelijke ongelukken bekend. Het bekendste verhaal is de duik van Audrey Mestre Ferreras die tijdens het freediven stierf. Deze tragedie is op film vastgelegd. Er ging een schok door de freedive-gemeenschap toen zij onder deze tragische omstandigheden overleed tijdens haar recordpoging. “Er is nog weinig bekend over het aantal gevallen van samba’s of de nog zwaardere ongelukken. Op dit moment ben ik aan het kijken of ik dit kan gaan bijhouden. Hierdoor hoop ik een beter beeld te kunnen geven over het aantal ongevallen. Ook kunnen we onderzoeken wat de gevolgen van freediven zijn voor het lichaam. Als geneeskunde student vind ik dat leuk om uit te zoeken.”

In de toekomst hoopt Rösken zich naast zijn studie nog meer te kunnen richten op het freediven. Volgend jaar zal het WK Freediven gehouden worden. AIDA Nederland zal dan een nationale ploeg samenstellen. “Ik hoop dat ik er dan bij kan zijn. Mijn studie geneeskunde staat op de eerste plaats, maar toch wil ik zo veel mogelijk trainen om mee te kunnen naar het WK”, zegt een enthousiaste Rösken. Waar het WK gehouden zal worden is nog onduidelijk; kandidaat zijn Canada, Frankrijk en Egypte. In elk geval heeft de student een topsportbeurs van de universiteit gekregen, zodat hij nog meer kan trainen, om in de toekomst een officieel diepterecord neer te zetten.

Stijn Jaspers

Vetzucht bestrijden met eetlust-pillen

Mensen met vetzucht hebben misschien wel baat bij een hele lage dosis van een eetlust-opwekkende stof. Die pillen zouden het lichaam helpen om meer ik-zit-vol signaalgevers te maken, waardoor de vetzucht genezen kan worden.

Bij twee procent van de mensen die aan vetzucht lijden, doen de hersencellen in de hypothalamus die het verzadigingssignaal door moeten geven, het niet goed. Deze mensen hebben dus continu honger, blijven eten en worden veel te dik. Het defect aan de hersencellen zou veroorzaakt worden door een genetische fout waardoor het eiwit kapot is dat het verzadigingssignaal waarneemt - de MC4-receptor. Wat dit op biologisch niveau betekent, was nog onduidelijk. Nijenhuis onderzocht daarom het effect van het defecte gen in gekweekte menselijke cellen en ontdekte dat er met de receptor niks aan de hand is. Het wordt gewoon aangemaakt.

Maar, zo zag Nijenhuis, de meeste receptoren gaan niet meer op de buitenkant van de hersencellen zitten zoals het hoort; de meeste blijven binnen in de cel hangen. Op die manier kan de cel het verzadigingssignaal niet waarnemen en blijft het lichaam honger hebben. Voor bijna alle elf mutaties die Nijenhuis onderzocht, geldt dat de MC4-receptor niet defect is, maar dat hij niet naar het celoppervlak gaat.

Deze vinding heeft gevolgen voor de manier waarop wetenschappers tegen vetzucht aankijken. De meest logische aanpak voor een therapie tegen obesitas is het nabootsen van het verzadigingssignaal. Een medicijn zou dan binden aan de MC4-receptor en zo als het ware tegen het lichaam zeggen: stop met eten. Maar als de MC4-receptor niet op de hersencellen zit, zoals Nijenhuis suggereert op basis van zijn laboratorium-experimenten, dan heeft zo'n medicijn helemaal geen zin.

Nijenhuis stelt daarom een andere mogelijke therapie voor. Het zou goed kunnen, speculeert hij, dat het geven van een remmer van de MC4-receptor juist goed werkt. Dat klinkt paradoxaal, want juist het niet werken van deze receptor veroorzaakt vetzucht. Een stof die de MC4-receptor remt is eigenlijk een eetlust-opwekkende stof. Het toedienen daarvan lijkt niet erg nuttig. "Maar door die paar receptoren die nog wel aan het oppervlakte zitten te remmen, zou dat de cel kunnen prikkelen om juist meer van die receptoren te maken. Dat is een bekend principe in de biologie. Als er dan een écht verzadigingssignaal komt, zijn er meer receptoren aanwezig, en kan het lichaam dit signaal toch doorgeven."

In het wetenschappelijke artikel geeft Nijenhuis alleen de wetenschappelijke voorzet tot zo’n medicijn. Vervolgonderzoek zou moeten uitwijzen of het inderdaad werkt. Nijenhuis zal dat niet meer doen, hij werkt inmiddels bij de faculteit Biologie aan de afdeling endocrinologie.

Hoewel Nijenhuis zijn onderzoek verrichtte in losse cellen, hebben zijn vindingen gevolgen voor mensen met vetzucht. "De kans is erg groot dat het in het lichaam ook op deze manier werkt. Het past heel goed in de bestaande kennis. Het zou me niks verbazen als dit het achterliggende mechanisme is bij vetzucht."

Rinze Benedictus

Het behoud van een levendige binnenstad

Geograaf Dieleman en de ontwikkeling van Europese steden

Frans Dieleman moest in het uitgestrekte Detroit een taxi huren om boodschappen te doen. Nu staat hij aan het hoofd van een Europees onderzoeksproject met als thema ‘De Stad Van Morgen’. Hij vraagt zich af welk beleid Europese steden moeten voeren om het gebruik van auto’s te beperken en steden leefbaar te houden. Megawinkels naast snelwegen zijn in elk geval verkeerd.

Hij is net terug uit de Verenigde Staten waar hij vijf maanden woonde in Detroit. Sociaal geograaf Frans Dieleman werkte als Netherlands Visiting Professor van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen aan het nabijgelegen Ann Arbor, de universiteit van Michigan. Ann Arbor is onderdeel van het stedelijke conglomeraat rond Detroit, één van de meest uitgesmeerde steden in Amerika. "Mijn buurvrouw daar, een alleenstaande oudere vrouw, had twee auto's. Dat vond ze handig, want dan kon ze kiezen met welke auto ze inkopen ging doen. In de winter nam ze de four wheel drive en in de zomer de gewone personenauto. In het begin, toen ik daar nog geen auto had, heb ik wel eens een taxi moeten nemen om boodschappen te doen, gewoon om eten te halen. Dichtbij mijn huis in de binnenstad, waren nauwelijks winkels te vinden. Alles is daar op de auto gebaseerd."

Zo'n dergelijke Amerikaanse stad wensen de meeste Europese landen niet. Daarom heeft de groep van Dieleman aan de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen vorig jaar december, samen met wetenschappers uit verschillende Europese landen, 1,6 miljoen euro gekregen van de Europese Unie om te onderzoeken hoe 'De Stad Van Morgen' er uit moet zien. Dieleman heeft de algemene leiding van het project waar naast de Universiteit Utrecht en het Rijksinstituut Voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) ook Engeland, Spanje, Denemarken, Tsjechië, Italië en zelfs Israël meedoen - in het Europese Vijfde Kader-programma, waar het project onder valt, mag ook het niet-Europese Israël delen in de Europese subsidie-pot.

De Uithof

'De Stad Van Morgen' richt zich op de vraag welk ruimtelijk beleid een gunstig effect heeft op de werkgelegenheid in een stad en daarmee op de leefbaarheid. Zo is het wenselijk dat een stad compact blijft om reisafstanden te beperken en om het beslag op de groene omgeving zo klein mogelijk te houden. De dominante trend de laatste decennia is echter deconcentratie, het uitwaaieren van de stad naar de omgeving. De Amerikaanse buitenwijken zijn daarvan een bekend voorbeeld, maar in Nederland is de beweging net zo duidelijk. "In Nederland was de industrie ooit gevestigd ín de binnenstad, in Utrecht bijvoorbeeld net buiten de singels in de richting van het Merwedekanaal. Tegenwoordig zit industrie buiten de stad. Dat zijn ontwikkelingen die al lang gaande zijn, maar sinds twintig jaar zie je ook kantoren en diensten naar buiten verhuizen. De concentratie van universiteitsgebouwen op De Uithof is daar een mooi voorbeeld van."

Het is belangrijk om het uitwaaieren van een stad te sturen, omdat er anders onleefbare gebieden kunnen ontstaan, zegt Dieleman. Als bedrijven en mensen wegtrekken uit het centrum ligt verval op de loer. "Een stad moet daarom proberen detailhandel in het centrum te houden. Dan blijven er ook mensen wonen en worden gebouwen en wegen onderhouden. Er gebeurt dan wat, de stad leeft."

Vanuit dat oogpunt is het bijvoorbeeld een slechte zaak om - zoals onder meer in Frankrijk en Duitsland gebeurt - enorme supermarkten annex warenhuizen ver buiten de stad aan de snelweg te bouwen. Deze megawinkels zijn ruim voorzien van parkeerplaatsen en stimuleren door hun ligging en assortiment het boodschappen doen per auto. Gevolg: “De detailhandel in de binnenstad gaat kapot. In Nederland is zo'n ontwikkeling dertig jaar verboden geweest", zegt Dieleman. "En dat kun je terugzien in de vorm van onze steden. Zonder dat beleid hadden we het Groene Hart nooit weten te behouden."

Utrecht

Nederlandse steden zijn relatief compact. In het gebied van Detroit gaat bijvoorbeeld 98 procent van de mensen per auto naar het werk, in Utrecht is dat zestig procent. Boodschappen doen de inwoners van Detroit ook massaal met de auto, in Utrecht doet daarentegen maar liefst zeventig procent van de inwoners boodschappen lopend of met de fiets. Dit soort gegevens zijn belangrijk voor het onderzoek van Dieleman.

'De Stad Van Morgen' begint daarom met een inventarisering en vergelijking van verschillende Europese steden. Hoeveel kilometers leggen de stedelingen af per auto, wat is de woon-werkafstand, hoeveel mensen wonen binnen 500 meter van een openbaar vervoersknooppunt. “Als een treinstation bijvoorbeeld te ver weg ligt van je woning, ben je wel gedwongen met de auto te gaan.” Een ander veelzeggend getal is de energieconsumptie per inwoner. Dat gaat verder dan alleen het benzine- en elektriciteitsverbruik. “Hoe verspreider mensen wonen, hoe meer energie het bijvoorbeeld kost om de post rond te brengen of om kabels aan te leggen die elektriciteit of televisie thuis brengen. Verspreid wonen leidt dus tot hogere kosten voor de maatschappij.”

Voor Nederland zijn het gebied rond Breda en de noordvleugel van de Randstad in het onderzoek opgenomen. Dat laatste beslaat de as Utrecht-Amsterdam-Haarlem. “Geografen noemen dat een functionele eenheid”, zegt Dieleman. “Wonen in Utrecht en werken in Amsterdam is heel gewoon, net als het omgekeerde. Iemand die in Utrecht woont, gaat ook zomaar in Amsterdam winkelen of daar iets aan cultuur doen. Ik woon zelf halverwege, in Mijdrecht. Ik ga net zo gemakkelijk naar Amsterdam als naar Utrecht.”

Uit de Europese vergelijkingen moeten uiteindelijk conclusies worden getrokken over de beste manier om de ontwikkeling van een stad te sturen. Welke deelnemende steden hebben het goed gedaan en waarom? Maar in die fase is het project nog lang niet, pas in 2005 kunnen Dieleman en zijn Europese consorten aanbevelingen doen.

Sturen

Overigens is het nog maar de vraag, onafhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek, in hoeverre de ontwikkeling van steden zich laat sturen. “Woonplekken kun je redelijk sturen”, legt Dieleman uit. “Kijk maar naar de Utrechtse nieuwbouwwijk Leidsche Rijn. Maar met werkgelegenheid is dat veel lastiger. Je kunt bedrijven niet verplichten zich ergens te vestigen. Via het aanleggen van industrieterreinen lukt dat nog wel een klein beetje, maar je kunt niet echt bepalen waar kantoren zich moeten vestigen.”

En hoe groter de woon-werkafstand is, hoe meer er gereisd moet worden. Met alle nadelen van dien: files, vervuiling, geluidsoverlast. Gemeentes zouden daarom graag de werkgelegenheid dicht bij woningen zien ontstaan. Dat is in Nederland niet goed gelukt, analyseert Dieleman. “Het is een heikel punt in het Nederlandse ruimtelijke-ordeningbeleid. De meeste nieuwe bedrijven zitten langs snelwegen. Kijk maar naar industriegebied Lage Weide, langs de A2 richting Amsterdam. Werkgelegenheid is niet gevestigd bij knooppunten van het openbaar vervoer. Alleen in Den Haag is dat gelukt, daar zitten de ministeries vlak bij het centraal station.”

“In de literatuur bestaat overigens discussie over het nut van ruimtelijk beleid tussen Europeanen en Amerikanen. Stel dat je mensen stimuleert om te wonen in het ene gewest en bedrijven vestigen zich in het andere gewest. Dan keert het beleid zich tegen je. In Amerika vinden veel geografen dan ook dat je geen ruimtelijk beleid moet voeren en dat de markt zijn werk moet doen. Wonen, werken en dienstverlening zullen zich dan vanzelf concentreren in subcentra. Het gebied rond de Amsterdam Arena zou je misschien wel een subcentrum kunnen noemen, hoewel het nog niet af is. Het is vrij compact, er is veel werkgelegenheid, er zijn veel woningen en je kunt er goed met de auto en de trein komen. Amerikanen denken dat deze centra vanzelf ontstaan, ze willen niet ingrijpen. Europeanen willen juist wél ingrijpen. Het zijn echt twee kampen.”

Rinze Benedictus