Achtergrond

Harde data helpen deelnemers tourspelen niet

Zaterdag gaat aan de voet van Eiffeltoren de honderdste Ronde van Frankrijk van start. In de aanloop naar de jubileumeditie worden de wielermythen flink opgeklopt. Utrechtse medewerkers en studenten zijn er niet ongevoelig voor. En wie nog een naam zoekt voor zijn tourspel, moet wel even oppassen.

Maar hoe sterk was de Fransman Anquetil in vergelijking met de Amerikaanse Lance Armstrong? De wetenschapper Meeus kon de drang niet weerstaan om de tourromantiek te lijf te gaan met harde data. Aan de hand van een analyse van alle touruitgaven sinds 1950 concludeert Meeus dat het winnen van de tour nu moeilijker is dan ooit. "De renners rijden harder en meer deelnemers maken aanspraak op de overwinning."

Wanneer Armstrong dit jaar wint is hij onomstotelijk de beste tourrijder ooit, meent de hoogleraar. "Wat overigens weer niet wil zeggen dat Armstrong de beste wielrenner aller tijden is. Als alle andere grote wielerkoersen worden meegenomen is zelfs Joop Zoetemelk beter."

Meeus zegt overigens geen voorspellingen te kunnen doen op basis van zijn gegevens. Dat is pech voor de deelnemers aan de onvermijdelijke tourspelen. De tourtoto‚ van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen trok vorig jaar meer dan 400 mensen. Dit jaar wordt dat aantal minder vertelt initiatiefnemer Alain Böhm, student informatica. "De organisatie Lotto heeft de faculteit met een proces gedreigd wanneer we de merknaam 'toto'‚ blijven gebruiken. Nu heten we 'geotour'‚ en kunnen veel deelnemers ons niet meer vinden op Internet. Voor Böhm mag het de tourpret niet drukken. "Een wielrenner die na zes uur een bergtop bedwingt. Dat is toch echt iets anders dan een voetballer die achter een balletje aan holt."

Promovendus Erik Stam weet uit eigen ervaring wat het betekent om in een bergetappe "drie keer dood te gaan en maar te hopen dat je vooruit blijft gaan". Stam behoorde tot de top van het Nederlandse amateurwielrennen en reed menige bergrit in Italië, Duitsland en Frankrijk. Tegenstanders van destijds zijn nu toppers: ondermeer ex-wereldkampioen Oscar Camenzind en enfant terrible Frank Vandenbroucke. "Als de Alpentoppen verschijnen zal het wel weer gaan kriebelen bij me."

Toch deelt Stam straks gewoon de ervaringen van de doorsnee tv-kijker. "Het mooie aan de tour is het theatrale. Er zijn listen, er is ruzie, er is een dopingschandaal. Tegelijkertijd kan iedereen zich identificeren met zijn of haar held. Iedereen kan denken: straks stap ik op mijn fietsje en rijd ik net als Boogerd over al die toppen heen."

XB

Bama. Boffen of balen?

Dit jaar was het bama vóór en bama na. De eerstejaars die geschrokken moest wennen aan de verplichte aanwezigheid. De docent die verheugd toezag hoeveel studenten deelnamen aan het tentamen. De student-assistent die bergen papers moest nakijken. Of de derdejaars, die zichzelf opeens in een bezemklasje zag zitten. Het U-blad nodigde afgelopen weken zijn lezers uit om hun ervaring met het thema 'bama: boffen of balen?' op papier te zetten. Hierbij de meest treffende verhalen.

De BA wèl maar de MA niet!

Een BA staat immers niet gelijk aan een doctorandustitel en of ik mij zo op de arbeidsmarkt als ‘academicus’ kan profileren valt ook nog te betwijfelen. Dit samen met mijn enthousiasme en interesse voor de studie maakt dat ik het aankomende studiejaar graag aan 'De Master' zou willen beginnen. Helaas pindakaas, die is er nog niet. “Wilde ik niet eerst een jaar gaan werken en daarna terugkomen voor een Master?” zei de studieadviseur. “Waarom probeerde ik mijn Bachelor niet wat langer uit te rekken?” opperde de coördinator van een Masteropleiding in wording. Mijn aanvankelijke enthousiasme en motivatie slaat inmiddels om in wanhoop en frustratie. Want met wie ik ook praat of hoeveel voorlichtingen ik ook afloop, er is niemand die mij kan zeggen óf en met wélke Masteropleiding ik aankomend studiejaar kan beginnen.

Welke slimme dames of heren hebben bedacht dat de Universiteit Utrecht zo nodig tot de koplopers van de BAMA-invoering moet behoren — maar hebben daarbij over het hoofd gezien dat het al beginnen met de ‘BA’ terwijl de ‘MA’ nog niet bestaat wel eens tot problemen kan leiden...?

Melissa Hendriks

Naambordjes

"Willen jullie naambordjes maken?" vraagt de docent.

Naambordjes? Heb ik het goed gehoord? Ik heb het goed gehoord: mijn medestudenten scheuren vellen papier uit hun collegeblokken en beginnen volgzaam te vouwen. Ik probeer me te herinneren wanneer de laatste keer was dat ik een dergelijke activiteit ontplooide. Was het in groep 3 van De Goudenregenschool? Tijdens de introductiecursus voor Albert Heijn-cassières? Of bij de voorrondes van het Rad van Fortuin?

Op geroutineerde wijze produceert iedereen een stevige ‘badge’. Ook ík begin aan een vel papier te klussen, maar het wordt een zielig vodje. Ik troost mezelf met de gedachte dat het maken van naambordjes geen academische vaardigheid is.

"Nu iedereen een naambordje heeft gemaakt, kunnen we verder gaan met de kennismakingsronde."

Kennismaken? Ben ik niet langer incognito, dat meisje in het rode truitje daar rechts op de vierde rij van achter? De docent richt zich tot het meisje tegenover mij. "Michelle, wat is jouw motivatie voor het volgen van deze cursus?"

"Het is verplicht", antwoordt Michelle verveeld. "Ik moet hier zitten, anders krijg ik m’n punten niet."

De docent negeert het negatieve aura en gaat door met Michelle’s buurvrouw. "Sanne?"

"Het is verplicht", zegt Sanne. "En het lijkt me wel redelijk interessant, zeg maar."

De rest van de groep probeert de variatie erin te brengen met ‘een hele uitdaging’ en ‘kan ik nog van werkgroep ruilen’. Als de kennismakingsronde achter de rug is, slaakt iedereen een zucht van verlichting.

"Dan zijn we nu aanbeland bij het programma van de cursus." Na een langdurige uiteenzetting komt de docent tot een voorzichtige conclusie. "Dus je eindcijfer wordt berekend uit de resultaten van 10 thuisopdrachten, 3 deeltoetsen, 2 nota’s, een onderzoeksverslag, een presentatie over je nota’s, een presentatie over je onderzoeksverslag en een afsluitend tentamen."

Met weemoed denk ik terug aan de tijd dat je weken lang op Bonaire kon zitten zonder dat iemand er om maalde. Als je maar een voldoende haalde voor het Grote Alles-Of-Niets-Tentamen.

"Heb ik al gezegd dat jullie een logboek bij moeten houden?"

Een logboek. Even zit ik op Starship Enterprise en heet mijn docent Jean-Luc Picard. Engage!

"Ook wijzen we elke week twee voorzitters en twee notulisten aan."

Een afweermechanisme stelt zich in werking. Ik scheur een nieuw vel papier uit mijn collegeblok en vouw in één keer een potig naambordje.

Ester Éorm

Academische Vorming

Hoe bevalt het mij als derdejaars met een onvermurwbare bama bezemwagen achter je aan? Ik denk aan die keer dat ik onbezonnen en onvoorbereid de halve marathon ging lopen. Telkens als ik op mijn kapotgelopen schoenen wou blijven staan om niet meer verder te gaan, begonnen mensen uit het publiek te klappen en te juichen. Verbaasd glimlachend sjokte ik dan maar weer verder.

Ik werd me bewust van een wagentje dat al een half uur achter me boemelde en vroeg verschrikt: "Dit is toch niet de bezemwagen he?". "Nee hoor", was het antwoord en gerustgesteld liep ik door tot de eindstreep, me er gelukkig niet van bewust dat het wagentje toch stiekum een bezemwagen bleek te zijn.

Maar tegenwoordig heb ik wel degelijk in de gaten dat ik in het bezemklasje zit!

Bezemklasje, zeg maar gerust olietanker. Want die bezemklas is erg groot vergeleken met het huidig aantal bama'ers. Net zo lastig te bergen ook: net als die olie blijft het nog jaren schrapen om die ouderejaars weg te poetsen, die hardnekkig overal op de meest vreemde plaatsen nog opduiken.

Geteisterd door omstandigheden als: geen vakantie, verschillende blokken, verdwijnende vakken en dubbelgeboekte tentamens. Tentamens die trouwens ook niet verschoven kunnen worden naar de herkansing — er is namelijk geen herkansing meer, want die is niet nodig met de inschrijven-is-meedoen-is-halen ideologie.

Wij ouderejaars moeten maar flexibel zijn, maar de studiefinanciering is dat niet.

Dat is balen...

...voor de bama'ers.

Want ik behoor tot de gelukkigen onder de regeling" "zelf uitzoeken = academische vaardigheden opdoen." Academische vorming is het belangrijkste (verschil met hbo) van een universitaire opleiding. Dat is tevens het gevaar aan een studie op de universiteit: lukt het niet om academische vaardigheden op te doen, dan kun je na die hele studie nog steeds niks. Gezien sommige moderne (lees bama) leerboeken vrees ik het ergste voor de zelfstandigheid en academische vaardigheden van de bama'ers. Welke van onderstaande tekstfragmenten is uit het universiteitsboek en welke uit het (v)mbo beroepsopleidingboek?

(1)”... Lees voor aanvang van de les de leertekst van de week door en probeer de vragen uit de tekst te beantwoorden. Hou aantekeningen bij van de stukjes die je niet goed begrijpt. Leg voor je zelf een lijst met begrippen aan met een kort omschreven betekenis. (In de leertekst zijn vensters opgenomen met uitwijdingen van sommige begrippen)...”

“...Op de vrijdagen van de even weken is er een weektoets met tien vierkeuzevragen. Het toetsformulier moet met de antwoorden weer worden ingeleverd. Bij de toets mag je een rekenmachine en theorieboek raadplegen...”

(2)”...Bestudeer elke les hoofdstuk voor hoofdstuk. Zet zo nodig andachtsstreepjes en maak aantekeningen. Lees de samenvattingen kritisch door en vergelijk ze met uw eigen aantekeningen...”

“...Maak de multiplechoice opgaven bij voorkeur de volgende dag. Bij meerkeuzevragen is steeds één antwoord correct. Op de MPC-kaart geeft u de naar uw mening juiste antwoorden aan...”

Precies, je raadt het al: (1) is "werkboek Experimentele Methoden en Statistiek 2003", voor tweedejaars universiteitstudenten.

(2) is “praktische electronica techniek (PE)” van Dirksen opleidingen, voor cursisten beroepsopleiding.

Lenneke Galadriel Lucassen

Yogarust in vriendinnenclub Meli-Melo

de Veritasjaarclub jaargang vier

Gerard Jansen
Tussen alle studenten die op een doordeweekse dag over De Uithof lopen, zijn onzichtbare verbanden. Sommigen doen dezelfde studie, anderen komen uit dezelfde stad, wonen in hetzelfde huis, en weer anderen zijn studiegenootjes. Eén van de sterkste verbanden die er bestaat in het studentenleven, is die van de jaarclub, zoals Meli-Melo, van Veritas, die al vier jaar door het U-blad gevolgd wordt.

Rond een klein tafeltje zitten acht meisjes van Meli-Melo. In de lijst van een grote spiegel zitten foto's gestoken van jonge mensen in vreemde poses, die hard lachen, of een raar gezicht trekken. Nummer negen, Fleur Winters, is er niet bij. Ze zit een tijdje in Parijs. "We missen haar heel erg. Maar ze heeft het er erg naar de zin. Meer kunnen we daar niet over zeggen." Bijna iedereen drinkt rosé, en als het even kan praat iedereen door elkaar.

Er wordt samenzweerderig gelachen. Maar ook ontspannen. Ze zijn opvallend minder gespannen dan een jaar geleden, toen het U-blad nog met argwaan werd bekeken. "Het verhaal wordt door iedereen gelezen, vandaar." Maar gelukkig kan iedereen daar inmiddels ook wel de grap van inzien. "Bij wintersport kwamen we een paar jongens tegen die het artikel van vorig jaar uit het U-blad hadden gescheurd. Ze waren expres naar dezelfde plek gegaan als wij."

Als er al iets veranderd is, dan is het dat iedereen lekker in zijn vel lijkt te zitten. Er is een soort yoga-rust in de groep gekomen. Meli-Melo is zelfverzekerder geworden. "We hebben elkaar beter leren kennen", zegt Caroline, "ook doordat er om de zoveel tijd iemand naar het buitenland is, verschuiven de verhoudingen binnen de groep, zodat je ineens dicht bij mensen staat, bij wie je eerder minder dicht stond."

De meisjes profileren zich niet meer nadrukkelijk als een studentenclub, zoals in het eerste jaar toen ze om de haverklap het clublied aanhieven, en niet zonder wit clubjasje met gouden M naar buiten gingen. Maar de meisjes worden er ook niet meer ongemakkelijk van om voor een studentenclubje aangezien te worden, zoals vorig jaar, toen er neerbuigend werd gesproken over de clubjasjes. Nog steeds worden ze niet veel gedragen, maar als het koud is trekken ze de Meli-Melojas graag aan. "Want hij heeft een heerlijke warme voering."

Dat Meli-Melo een jaarclub is, doet eigenlijk niet meer ter zake. Eigenlijk horen inmiddels ook vriendjes en goede niet-Meli-Melovriendinnen een beetje bij Meli-Melo.

Wauw

Hoewel bijna nooit compleet, omdat er altijd wel iemand in het buitenland bivakkeert, is er nooit iemand uit de jaarclub gestapt. Een opmerkelijk feit. Het is geen geheim dat het moeilijker is om een groep vrouwen op één lijn te krijgen dan een groep mannen. Als mannen wat aan elkaar kunnen hebben, vinden ze elkaar snel aardig. En als ze ruzie krijgen, dan drinken ze een biertje en is het weer goed. Als vrouwen elkaar niet liggen, dan komt het nooit goed. Dat is een soort natuurwet. En als vrouwen ruzie hebben, dan kunnen ze drinken wat ze willen. Bier, rosé, of wodka lime, de ruzie verdwijnt niet.

"We hebben wel eens ruzie's gehad hoor", zegt Lotte. Hoog oplopende ruzie's. De laatste is echter alweer lang geleden. "De lucht is helemaal opgeklaard," zegt Kathelijne. "Ik heb ook echt wel het idee dat je nu alles in de groep kunt gooien‚" voegt Saskia eraan toe. "Het gaat echt niet kapot als jij zegt dat je je ergens aan stoort. Het klinkt misschien heel tuttig. Maar het is gewoon zo."

Nog elke week, komen de meisjes op woensdagavond trouw bij elkaar. "En niet van zeven uur binnen, eten en negen uur weer weg. Meestal blijven we nog best wel lang zitten bij iemand thuis." Daarnaast zijn er de vaste uitjes, zoals Koninginnedag, Sinterklaas - "Eerst met zijn allen naar het Rijksmuseum en daarna surprises." - het gala, het jaarclubdiner ("in 1001-nachtsfeer") en de oud-en-nieuw wintersportvakantie in La Joue de Loup dat door vrijwel iedereen wordt genoemd als het hoogtepunt van het jaar.

"Ik weet nog dat ik op dat dorpsplein stond in La Joue de Loup, en dat ik een gelukgevoel over me heen kreeg van 'wauw dit is echt te gek'. Sta je daar met al die Franse mannetjes en vrouwtjes die je nog nooit gezien hebt te omhelzen, en de hele reutemeteut van de jaarclub stond daar met vreemden een ontzettend feestje te bouwen. Dat vond ik wel echt leuk."

Marca was als enige niet mee op wintersport. "Omdat ik geen geld had, en omdat ik het druk had." Geld kan je lenen, en een tentamen kan je laten lopen, zou je zeggen. Maar deze mentaliteit vindt geen weerklank bij Meli Melo. Marca krijgt bijval. "Als je geen geld hebt, moet je het niet uitgeven‚" zegt Carolien vinnig.

Klaplopers vind je niet bij Meli-Melo. "We zijn niet van de hele nacht feesten, dronken worden en de volgende dag de hele dag in bed liggen‚" zegt Kathelijne met een glaasje rosé in haar hand: "Je kunt iemand van onze jaarclub om 10 uur opbellen of zo."

Om alle uitjes te kunnen bekostigen wordt hard gewerkt. Een bonte keur aan bijbaantjes passeert onder hard gelach de revue. Het militaire luchtvaartmuseum, kinderdagverblijf de Blauwe Koala en Red Bull, blijken werkgevers te zijn. En ook in de liefde maken de meli-melo'ers er geen ratjetoe van. Vorig jaar waren vijf van de negen meisjes aan de man, en nu is dat zeven van de negen. En de vijf van vorig jaar zijn allemaal gebleven.

Een studie, een (bij)baan en een vriend. Veel tijd blijft er dus niet over. "Maar als er een leuke voorstelling is, of een feestje, en iemand wil er naar toe, dan reageert iedereen nog altijd enthousiast‚" zegt Linda. "Dan wil bijna iedereen mee."

Over de toekomst maakt niemand zich zorgen. Economische dip of niet. "Wij komen goed terecht.‚ En tot die tijd wordt de executie van het werkmansleven nog flink uitgesteld. Saskia mag de stap naar een baan hebben gezet, de rest heeft de deur nog wijd openstaan: een jaartje buitenland, een verdiepende cursus, nog even een stage doen, een andere studie. Alles wordt aangegrepen om het fijne Meli-Meloleventje nog een paar jaartjes te kunnen voortzetten. "Want wat er ook veranderd is, we kunnen ook nog net zo debiel doen als twee jaar geleden", zegt Floor.

BIJ DE FOTOOTJES

Caroline Winten (22)

Vierdejaars Psychologie. Modebewust, maar ook dromerig. Werkte ooit in een kindertehuis in Costa Rica. Heeft warme herinneringen aan de laatste Meli-Melobarbecue, met lekker veel rosé. Wil na het afronden van haar studie graag een fotografiecursus doen. "Iets creatiefs, want dat heb ik wel gemist in de studie."

Floor Willems (21)

Derde jaars communicatie- en informatiewetenschappen. Is de jongste en maakt graag plezier. "Ik moet nog één vak doen, stage lopen en een scriptie schrijven en dan ben ik klaar."

Lotte Janssen (23)

Studeert aan de pedagogische academie, en talentvol kinderjuf in wording. "Nog één mondeling in augustus. En dan ga ik nog een jaar een specialisatiecursus doen: remedial teaching."

Rachel Semeijn (23)

Vijfde jaars ontwikkelingspsychologie. "Prettig gestoord, maar ook wel serieus." Rachel werkt graag met kinderen, en wordt geboeid door hun psychologische ontwikkeling.

Marca de Vries (24)

Marca is vierdejaars commerciële economie en is de oudste van het stel. En misschien ook wel de wijste, want ze zal niet snel het hoogste woord hebben. "Het jaarclubdiner in 1001 en één nacht sfeer", was voor haar een hoogtepunt.

Linda Jansen (23)

Is vorig jaar afgestudeerd bij economisch linguïstisch. Begon in Nijmegen aan een nieuwe studie (bedrijfswetenschappen), maar is daar weer mee gestopt. "Vond ik niet leuk, dus nu werk ik, even, en in september ga ik een tweejarige opleiding marketing doen in Amsterdam."

Saskia Adriaens (23)

Heeft de school voor Journalistiek afgerond, en werkt inmiddels als redactrice bij RTL Nieuws. "Heel leuk, maar ik wil er ook nog wat schrijvend werk bij gaan doen."

Kathelijne de Nijs (23)

Na een half jaar buitenland vond ze het vervelend om terug te komen in Nederland. Gelukkig was de jaarclub er, waarin ze zo weer haar draai gevonden had. Kathelijne studeert economisch publiek en bedrijfsrecht én strafrecht. Ze is bijna afgestudeerd en gaat daarna nog een stage lopen.

Fleur Winters (23)

Vierde jaars film- en televisiewetenschap. Doet een stage in Parijs.

Psychologen maken betere filmers

UU-studente Titia Rieter: scenariste, psychologe en detective

Met de korte film 'mijn zusje Zlata' studeerde scenariste Titia Rieter
(30) dit jaar af aan de Nederlandse Filmacademie. Rieter combineerde de
opleiding in Amsterdam met een studie ontwikkelingspsychologie in Utrecht. Die combinatie is volgens haar belangrijk voor elk beginnend kunstenaar. "Helaas zijn de ego's van de meeste filmmakers te groot om toe te geven dat er nog iets te leren valt."

In haar semi-autobiografische afstudeerwerk 'mijn zusje Zlata', schetst Rieter

op overtuigende wijze de leefwereld van twee zusjes. De film was vorige

week te zien tijdens het eindexamenfestival van de lichting 2003 van de

filmacademie en wordt in augustus door de NCRV op televisie vertoond.

Recensenten van landelijke dagbladen schreven lovende woorden over het

scenario van Rieter. "Ik probeer kinderen als volwaardige personen neer

te zetten. Niet als halve mensen die nog iets moeten worden. Ik vond het zelf als kind ook altijd gek dat ik zo nodig opgevoed moest worden. Alsof ik iets mankeerde en er eens flink aan mij gesleuteld moest worden."

Ooit begon Titia Rieter in Utrecht aan een studie pedagogiek vanuit de wens kinderen met problemen te helpen. Ze kwam daar echter van terug doordat in de studie de gewenste denkrichting naar haar zin teveel van bovenaf werd bepaald. Ook als vrijwilliger bij de kindertelefoon had ze te weinig aan haar studie. Daarom switchte ze naar psychologie en koos voor ontwikkelingspsychologie dat haar veel beter beviel.

Met een propedeuse op zak stapte Rieter naar de filmacademie. "Ik wilde altijd al naar de academie, maar ik had te weinig filmervaring. Daarom heb ik naast mijn universitaire studie allerlei videocursussen gevolgd." Desondanks kwam ze tot haar spijt niet in aanmerking voor de regie-opleiding. De jeugdverhalen die ze opstuurde, vielen echter zo in de smaak dat ze werd toegelaten tot de opleiding scenarioschrijven.

Inmiddels is ze drie jaar verder heeft ze de filmacademie voltooid en zit ze in de laatste fase van haar Utrechtse studie. Rieter is ervan overtuigd dat haar academische achtergrond haar een betere filmmaakster heeft gemaakt. "Voor mij is de studie psychologie ook een soort zelfonderzoek. Ik weet nu beter waar ik voor sta en kan mijn gedachten ook beter verwoorden in mijn scenario's. Bovendien gaan films natuurlijk altijd over hoe mensen met elkaar omgaan. Dat heeft alles met psychologie te maken. In mijn afstudeerfilm is mijn zusje heel erg bezig met rechtvaardigheid. In de ontwikkelingspsychologie is morele ontwikkeling een heel belangrijk thema. Daar verdiep ik me dan met veel plezier in.

"Eigenlijk zou iedere beginnende kunstenaar een studie als psychologie of filosofie moeten volgen. De ego's van de meeste filmmakers zijn helaas vaak te groot om toe te geven dat er nog iets te leren valt. En dat terwijl veel afstudeerfilms werkelijk nergens over gaan."

Nu ze is afgestudeerd wil ze allereerst van het schrijven haar werk maken.

"Ik ben weinig principieel. Er moet ook geld verdiend worden. Wanneer ik

ook mijn eigen dingen kan blijven doen, lijkt het me bijvoorbeeld best een mooie ervaring om een aantal afleveringen van Baantjer te schrijven."

De grote wens van Rieter blijft echter het zelf schrijven en regisseren van

een grote speelfilm. "Bij de opleiding scenarioschrijven wordt het je bijna

verboden een camera vast te houden. Ik had grote moeite het scenario voor

'Mijn zusje Zlata' uit handen te geven. Ik doe het echt liever helemaal

zelf."

Hoewel Rieter benadrukt van vele markten thuis te zijn ("ik ben nu bezig met een romantische komedie en ik wil ook nog eens een goeie suspense-film maken") noemt ze als waarschijnlijk uitgangspunt voor haar droomproductie de machtsverhouding tussen het kind en zijn opvoeders of hulpverleners. "Ooit schreef ik een scenario over twee psychologen die hun kind alleen nog maar als studieobject konden zien. Dat kind had geen leven meer. Een werkgroepdocente op de universiteit bracht me op dat idee. Zij rustte haar kind met microfoontjes uit om hem en zijn leeftijdgenootjes te bestuderen. Dat gegeven kun je als scenariste heel ver doorvoeren."

Rieter glimlacht bij de vraag of ze niet veel liever het jonge zusje was

gebleven. "Nee, ik heb geen last van een Peter-Pancomplex als je dat

bedoelt. Met mijn huidige leven ben ik best tevreden. Maar ik ben bijvoorbeeld wel net begonnen aan een opleiding tot detective. Vroeger spaarde ik

vingerafdrukken en maakte ik mijn inspectierondjes. Naar dat gevoel ben ik

op zoek. En bovendien lijkt het me wel aardig staan op mijn visitekaartje:

Titia Rieter: scenariste, psychologe en detective."

XB
'Mijn zusje Zlata' wordt op 15 augustus door de NCRV uitgezonden in de serie Filmlab

'Werkvloer gelooft niet meer in medezeggenschap'

Rien de Bie na twintig jaar U-raadslid af

Het is 6 maart 2001. Een maand eerder is gebleken dat de nieuwe bibliotheek in De Uithof maar liefst 55 miljoen gulden meer zal gaan kosten dan was begroot en vandaag moet de Universiteitsraad beslissen of de bouw doorgaat. Veel raadsleden aarzelen, maar uiteindelijk gaat een ruime meerderheid akkoord. Ook oudgediende Rien de Bie stemt voor.

Hij denkt even na. “Of wij als raad zijn belazerd? Niet door het college van bestuur. Wim Kardux bezwoer me dat het college die nieuwe cijfers ook pas net onder ogen had gekregen. Ik twijfel niet aan zijn woorden, maar ik kan me niet voorstellen dat de problemen drie maanden eerder nog bij niemand bekend waren. Het college is op dat moment gewoon onjuist geïnformeerd en wij dus ook. Als ik die informatie drie maanden eerder had gekregen, had ik een ander standpunt ingenomen. Dan had ik en met mij waarschijnlijk de hele U-raad ‘nee’ tegen de bibliotheek gezegd.”

Politiek

Afgelopen week nam chemicus Rien de Bie die in 2004 met pensioen gaat, afscheid van de Universiteitsraad en wat hij maar wil zeggen, is dat medezeggenschap niet altijd over rozen gaat. Als iemand dat kan weten, dan wel de man die er maar liefst twintig jaar op heeft zitten, nadat hij in 1983 de U-raad in kwam als lid van de fractie Facultaire Verbinding. Het waren roerige tijden waarin de raad werd verscheurd door heftige discussies over kwesties zoals het al dan niet verbreken van de banden met Indonesië. De rechtlijnige collegevoorzitter Ginjaar had het met grote regelmaat aan de stok met de felle fractie-NWP (niet-wetenschappelijk personeel) en de progressieve studenten van het PSO. De door bèta’s en medici gedomineerde Facultaire Verbinding nam doorgaans een meer gematigd standpunt in, een positie die De Bie op het lijf was geschreven.

De Bie: “De raad was in die tijd veel politieker. Er bestond bij die twee fracties een groot wantrouwen tegen het militair-industrieel complex en men was als de dood dat de universiteit daar een verlengstuk van zou worden. Wij vonden dat nogal overdreven en op die punten stonden de fracties dan ook scherp tegenover elkaar. Maar op veel andere terreinen waren we het volstrekt met elkaar eens." Hij grinnikt. "Nou ja, de kinderopvang, dat was ook een teer punt. NWP en PSO wilden altijd meer geld voor het Kikkertje, terwijl wij vonden dat het met wat minder ook wel moest kunnen.”

Het waren mooie tijden met soms vinnige, maar altijd inhoudelijke debatten, herinnert de Bie zich met zichtbaar plezier. “Het grote verschil tussen de U-raad van toen en de huidige raad is dat we tot 1996 met fracties werkten. Wij vergaderden wekelijks met de fractie en spraken daarbij de hele agenda door. Daardoor konden we diep in de materie duiken en uitgebreid naar achtergrondinformatie speuren, waardoor we meestal zeer goed beslagen ten ijs kwamen. Dat moest ook wel, want in die tijd was de Universiteitsraad een orgaan dat meebestuurde. Dat betekende dat je mede verantwoording droeg voor de besluiten die je nam. Gevolg was dat de debatten zeer inhoudelijk waren. Daar hoef je nu helaas niet meer om te komen. Tegenwoordig is het debat in de U-raad veel vrijblijvender. We mogen nog wel meepraten over bijvoorbeeld het ontwikkelingsplan en het jaarverslag, maar eerlijk gezegd stellen veel discussies nog maar weinig voor.”

Bedisseld

Het mag duidelijk zijn. De Bie is bepaald niet blij met de MUB, de Wet op de modernisering van het universitaire bestuur, die de raadsleden in 1996 veranderde van medebestuurders in ‘medezeggers’. Opvallend fel hekelt de doorgaans zo rustige De Bie de wet, die de rol van de Universiteitsraad in zijn ogen onnodig ver heeft ingeperkt. “Neem de Bestuurlijke Vernieuwing. In de eerste operatie-BV die in 1987 werd ingezet, hebben de U-raad en de faculteitsraden van meet af aan kunnen meepraten en daardoor een bepalende rol kunnen spelen. In de huidige operatie-BV is de invloed van de medezeggenschap minimaal geweest. Alles is bedisseld door het college van bestuur en de decanen. Wij kwamen pas aan bod toen de race al was gelopen.

"Nu zou je kunnen zeggen: wat maakt dat uit? Maar daar ben ik het niet mee eens. Je hoort steeds meer klachten over het gebrek aan draagvlak voor besluiten. Niet voor niets blijkt uit de medewerkersmonitor dat er een groot wantrouwen ten aanzien van de leiding bestaat. Omdat de raden geen rol meer spelen in de besluitvorming, hebben ze er ook nauwelijks meer grip op. En dat sijpelt door naar de werkvloer. Ik ben ervan overtuigd dat dat een voorname reden is waarom nog maar zo weinig mensen komen stemmen. Ondanks alle fraaie woorden van bestuurders over het belang van medezeggenschap, merkt men dat men niet meer serieus wordt genomen. Vroeger werd ik regelmatig benaderd met de vraag of ik iets in de U-raad aan de orde wilde stellen. Dat gebeurt sinds de invoering van de MUB beduidend minder vaak. Men gelooft er niet meer in.”

Belazerd

Dat hij zelf nog niet is uitgekeken op het U-raadswerk komt vooral omdat de raad ondanks alle beperkingen af en toe nog wel degelijk invloed kan hebben. Tegenover teleurstellingen zoals het in het begin van dit stuk genoemde UB-besluit en de onverwachte kostenoverschrijding van het Kromhout-complex — "Toen zijn we voor mijn gevoel wél belazerd. Hier was voor het eerst sprake van belangrijke besluitvorming onder de MUB’se structuur, maar in tegenstelling tot eerder gewekte verwachtingen hadden we nauwelijks iets in te brengen." — staat onder meer het recente besluit van de raad dat de jaarlijkse huisvestingslasten niet hoger mogen worden dan 12,5 procent van de universitaire omzet. De Bie: "Tot mijn stomme verbazing hadden de faculteitsdecanen eerder zonder enig protest ingestemd met een percentage van vijftien, terwijl dat toch vergaande consequenties voor onderwijs en onderzoek en dus voor hun personeel zou hebben gehad. Ik ben zeer tevreden dat wij daar een stokje voor hebben kunnen steken."

Maar daar komt bij dat hij het raadswerk ook gewoon leuk vindt. "Ik heb nooit begrepen dat er zo weinig mensen voor te porren zijn. Ik heb er niet alleen veel van geleerd, het was vaak ook heel handig dat ik zo gemakkelijk toegang had tot de hoogste bestuursniveau's. Neem het nieuwe Bloembergengebouw met de daarin ondergebrachte Europese NMR-faciliteit, waarvoor ik als managing director van het Bijvoet Centrum verantwoordelijk ben. Natuurlijk zouden die er ook zonder mij zijn gekomen, maar dat ik zowel in Utrecht als bij NWO en op het ministerie zoveel connecties heb, heeft de zaak aanzienlijk vergemakkelijkt."

Over de toekomst van de universitaire medezeggenschap is hij niet optimistisch. "Zolang dit college van bestuur er zit, heb ik er nog wel vertrouwen in. Maar Veldhuis is over een half jaar weg en ik ben bang dat hier dan iemand van buiten wordt gedropt, die onze democratische traditie niet kent. Hoe zal zo iemand met de medezeggenschap omgaan? Stel dat we hier iemand krijgen die vindt dat de universiteit wel geprivatiseerd kan worden. Dan kun je om te redden wat er te redden valt, als U-raad alleen nog de vechtopstelling kiezen. Maar dat lijkt me met de beperkte macht die de raad heeft, geen aanlokkelijk vooruitzicht. Nee, ik zie de toekomst bepaald niet zonder zorgen tegemoet."

Erik Hardeman

Hoe gezond leeft de mannelijke Utrechtse student?

'Ik eet nooit snoep of snacks'
We eten te veel, we eten te vet en we bewegen te weinig. Gevolg? Eén op de vier Nederlanders lijdt aan overgewicht. Geldt dat ook voor studenten? Op verzoek van het U-blad nam diëtiste Erika Wamsteker van het Universitair Medisch Centrum Utrecht het leefpatroon van zes Utrechtse studenten scherp onder de loep. Lees hier de opmerkelijke resultaten.

Lengte: 1,93

Gewicht: 81 kg

BMI: 21,7

Sport: per week 1 uur Kendo (soort van schermen) en 4 uur Iaido (Japanse zwaardtrekkunst)

Dieet: Als hij boven de 85 kg uitkomt, gaat hij direct minder eten

Roken: Nee

Alcohol: Verspreid over de week 5 glazen

Snoep: Nooit

Snacks: Vrijwel nooit, soms op een feestje wat chips

Eet:

Ochtend: Muesli of een bruine boterham

Middag: 7 bruine boterhammen of broodjes met kaas, 1 stuk fruit, 1 glas melk

Avond: 1 zelfbereid bord pasta met groenten en vlees of Japans

Wamsteker oordeelt: Goed hoor. Het advies is een half uur sporten per dag en daar voldoet David makkelijk aan. Hij eet goed en hoeft zich over zijn gewicht echt geen zorgen te maken. Zelfs met 85 kilo is hij nog aan de lichte kant."

•Matthijs Sypkens Smit (23), vijfdejaars Computational Science

Lengte: 1,69

Gewicht: 67 kg

BMI: 23,4

Sport: Per week zo'n 10 uur badminton en 2 uur fitness

Dieet: Hij eet heel bewust en vetarm, snoept en snackt uit principe nooit

Roken: Nee

Alcohol: Hooguit 2 consumpties per week

Snoep: Nooit, waarom zou ik ongezonde dingen in mijn lichaam stoppen?

Snacks: Nee, vanwege hetzelfde principe

Eet:

Ochtend: 4 bruine boterhammen met kaas of ham, 1 beker thee

Middag: 6 bruine boterhammen met kaas of ham, 2 glazen melk, 2 appels

Avond: Zelfbereide pasta- of rijstmaaltijd met groenten en vlees

Wamsteker oordeelt: "Matthijs moet wel oppassen dat hij niet alle vetten als 'slecht' bestempeld, want onverzadigde vetten zijn juist heel belangrijk. Die zitten in vis, noten, halvarine en margarine. Boter smeren is dus goed!"

•Michiel Toneman (30), onlangs gestopt met CKI

Lengte: 1,85

Gewicht: 85 kg

BMI 24,8

Sporten: Per week 1,5 uur squash, 4 uur fitness en 50 kilometer racefietsen

Dieet: Als hij wil afvallen, gaat hij meer sporten en minder eten

Roken: Nee

Alcohol: Verspreid over de week zo'n 10 biertjes

Koffie: 7 per dag

Snoep: Af en toe, als iemand het haalt

Snacks: Af en toe een patatje, paar keer per week chips

Aanvulling: Slikt vitamine- en zinkpillen

Eet:

Ochtend: Cornflakes met fruit

Middag: Soms gebakken eieren, 2 broodjes, gefrituurde snack, 1 stuk fruit en 1 beker melk, soms chips voor het eten

Avondeten: 1 zelfbereid bord pasta of rijst met vlees en groenten, later op de avond soms chips

Wamsteker oordeelt: "Michiel mag zijn cholesterol wel eens laten opmeten, want hij krijgt mede door die dagelijkse portie eieren wel heel veel verzadigde vetten binnen. Zijn BMI is op het randje. Verder kan hij beter 2 stuks fruit eten en die vitaminepillen laten staan."

•Naam: Roy van Kessel (21), derdejaars rechten

Lengte: 1,94

Gewicht: 87,7 kg

BMI: 23,3

Sport: Per week 10 keer 2 uur roeien

Dieet: Veel koolhydraten

Roken: Nee

Alcohol: Af en toe een biertje of wijntje

Snoep: Vrijwel nooit, hooguit een snee ontbijtkoek

Snacks: Nooit snacks of frituur

Eet:

Ochtend: Voor de training een bord Brinta, 7 bruine boterhammen met vlees/kaas en 1 glas sinaasappelsap en daarna nog 6 boterhammen met vlees/kaas en een glas sinaasappelsap.

Middag: 8 bruine boterhammen met hartig beleg, 2 bekers melk, 2 mueslirepen,

Avond: Voor de training brood, yoghurt met muesli, 1 appel en daarna 2 borden zelfbereide pasta met vlees en groenten, 2 bakjes yoghurt

Wamsteker oordeelt: "Oef! Wat sporten deze jongens allemaal veel! Prima voeding en gewicht, hoor. Roy eet koolhydraatrijk, dat is belangrijk voor duursporters. De verhouding eiwitten,koolhydraten en vetten is ook goed."

•Zeger Knops (25), assistent in opleiding geneeskunde/informatica

Lengte: 1,94

Gewicht: 80 kg

BMI: 21,2

Sporten: Nee, dat komt er nooit van, maar ik fiets wel redelijk veel

Dieet: Nog nooit

Vlees: Eet zijn hele leven al vegetarisch

Roken: Nee

Alcohol: Zo'n 5 dagen per week 1 à 2 biertjes, op feestjes 10 biertjes

Koffie: Zo'n 8 tot 10 per dag

Roken: Eens per 2 weken een sigaar

Aanvulling: Slikt vitaminepillen

Bijzonderheden: Eet vegetarisch

Snoep: Dat koop ik nooit, ik eet weleens mueslirepen

Snacks: Nee, dat ben ik van huis uit niet gewend

Eet:

Ochtend: 1 bruine boterham met pindakaas of kaas en 1 liter melk

Middag: 3 bruine boterhammen met kaas of jam, mueslibol en halve liter melk, 1 appel

Avond: Rijst of pasta met groenten, soms een vleesvervanger, 1 bakje vla

Wamsteker oordeelt: "De aanbevolen hoeveelheid is 2 à 3 melkproducten per dag en Zeger zit al snel aan de 8 à 9! Dat mag minder. Het is verder belangrijk dat hij wel geregeld vleesvervangers als tofu eet, voor de eiwitvervanging. BMI en eetpatroon is goed, ook tien biertjes per week is prima."

•Dirk Wegener (25), zesdejaars informatica

Lengte: 1,78

Gewicht: 86 kg

BMI: 27,1

Sport: Per week 3 uur voetbal en 2 uur fitness

Dieet: Hij is door bewuster eten en een 'alcoholstop' een keer flink wat afgevallen

Roken: Twee pakjes per week bij het uitgaan en af en toe een joint

Alcohol: Gemiddeld zo'n 20 consumpties per week, bier en bacardi-cola's

Snoep: Nooit

Snacks: Zo'n 2 keer per week na het stappen de restjes avondeten, bapao's of cassavechips

Aanvulling: Slikt vitaminepillen

Eet:

Ochtend: Dubbele bruine boterham met sandwichspread of kipfilet, glas sap

Middag: Elke dag 1 tosti, 4 boterhammen met kaas en rauwkost of ham, 1 glas fristi en 1 banaan of appel.

Avond: Nasi, bami of Knorr wereldgerechten, met groenten en vlees

Wamsteker oordeelt: "Dirks BMI is te hoog: hij zou rond de 77 moeten wegen. De

beweging en hoeveelheden zijn wel goed, maar de productkeuze kan beter. In plaats van tosti's een dubbele boterham met mager beleg als rosbief of 30+ kaas. Pakjes saus bevatten veel calorieën, net als suikerrijke sapjes en Fristi. Kies liever voor (karne)melk."

BMI

Erika Wamsteker werkt sinds drie jaar als diëtiste bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht met als aandachtsgebied Obesitas, ofwel ernstig overgewicht. Daarnaast studeert ze in deeltijd psychologie aan de Universiteit van Utrecht. Bij haar komen mensen met een Body Mass Index (BMI) van 35 of hoger. Heb je een gezond gewicht, dan ligt je BMI tussen de 19 en 25. Je BMI kun je makkelijk zelf berekenen, door je gewicht te delen door je lengte in het kwadraat (kg/m2). Wamstekers tips aan ietwat zwaarlijvige studenten: "Eet driemaal daags, laat ongezonde tussendoortjes staan, beweeg een half uur per dag en wees matig met het zeer calorierijke alcohol."

Fleur Baxmeier

'Ik schrok me lam toen ik de nieuwe vakken zag'

De bezemklas: doctoraalstudenten moeten bama-vakken volgen

Toen de bamacaroussel afgelopen september van start ging, dachten vele niet-eerstejaars gevrijwaard te blijven van het nieuwe bacheloronderwijs. Niets bleek minder waar. Doctoraalprogramma's zijn vanaf het volgende academische jaar gevuld met bachelor- en zelfs mastervakken. Gevolg: onzekerheid en verwarring bij de grootste bezemklas ooit.

De opleiding van Berkhof zegt zich om 'marketingtechnische redenen' genoodzaakt te voelen om volgend jaar alleen nog maar de nieuwe bama-vakken aan te bieden. Andere universiteiten starten immers ook al in september met een master. Maar er waren meer zwaarwegende redenen. Een dubbel programma draaien, is zeer arbeidsintentsief. Bovendien, zo stelt de opleiding, kunnen snelle bachelors bij een integrale invoering van het nieuwe systeem eventueel al naar derdejaars vakken of masteronderdelen kijken. Ander voordeel is dat alle studenten dezelfde vakken krijgen en er dus geen bezemklas is.

Studieadviseur Jos Bierbooms bij Ruimtelijke Wetenschappen kreeg de afgelopen weken vele studenten over de vloer. Die wisten niet wat ze aanmoesten met de omzetting van studiepunten naar het European Credit Tranfer System ofwel naar ECTS-punten. Tweede belangrijke vraag was hoe hun oorspronkelijke planning er in de nieuwe situatie uit komt te zien. Bierbooms begrijpt de onrust en weet ook dat zijn opleiding niet al te vlug was met het leveren van de nieuwe roosters, maar hij ontkent dat de opleiding bij de voorlichting grote steken heeft laten vallen.

"Wij hebben nooit gezegd dat doctoraalstudenten niet met bachelor-master te maken krijgen. Ze zullen - als ze op tempo blijven - gewoon een doctoraalbul halen. Maar daarvoor gaan ze wel bachelor- en mastervakken volgen. Over die maatregel zijn brieven gestuurd en zijn er - overigens slecht bezochte - informatiebijeenkomsten gehouden. Ook zijn er goede overgangsregels. Ik snap best dat het voor een tweedejaars moeilijk puzzelen is als je geen beeld hebt van ons oude specialisatieprogramma en ook niet van ons nieuw bachelorprogramma is. Gelukkig kan ik bij studenten die hier langskomen veel onrust wegnemen."

Volgens Bierbooms zien studenten ook een beetje op tegen de nieuwe bachelorfilosofie. "Studenten horen alleen maar over de invoering van aanwezigheidsplicht en het schrappen van herkansingen. In werkelijkheid zijn de veranderingen niet zo schokkend."

Verschoolsing

Het negatieve imago van bama zorgde ook bij rechten voor commotie. De faculteit vult vanaf september een deel van het doctoraalprogramma met bama-vakken. Rechten heeft dan helemaal geen doctoraalvakken meer.

De negatieve geluiden over strikt gehanteerde aanwezigheids- en herkansingsregels hebben doctoraalstudenten argwanend gemaakt, stelt faculteitsraadslid Camiel Karakaya. "Studenten zijn bang voor verschoolsing, voor aanwezigheidsplicht. En als ze horen dat bij het bachelorvak privaatrecht 190 studenten worden uitgesloten, zien ze hun eigen studieplanning in gevaar komen."

"Persoonlijk vind ik de gang van zaken principieel onjuist", stelt Karakaya. "Doctoraalstudenten hebben gekozen voor een bepaald type opleiding. Dan kun je niet opeens zeggen dat je het heel anders gaat doen."

Hoofd onderwijs- en studentenzaken van de rechtenfaculteit Nikki Meijers beseft terdege dat de meeste studenten geen zin hebben in het bacheloronderwijs. "Ik heb daar wel begrip voor. Maar aan de andere kant kan een student nooit de garantie eisen dat zijn opleiding precies hetzelfde blijft. Ook onze doctoraalprogramma's veranderde om de haverklap."

Volgens raadslid Karakaya wisten de meeste studenten wel van de overgang naar bachelorvakken, maar bleef de concrete invulling van de maatregel lang in de lucht hangen, waardoor studenten niet wisten waar ze aan toe waren. Meijers erkent dat er af en toe dingen zijn misgegaan in de communicatie. Toch meent ze dat de benodigde informatie wel tijdig voorhanden was. "Voor de start van de inschrijfperiode wisten alle studenten wat de bedoeling was."

Desondanks keek Meijers niet op van de stroom vragen van doctoraalstudenten na 'de meesterstart' van 12 mei, de studentenconferentie waarbij studenten de definitieve uitleg kregen over de nieuwe situatie. Maar liefst 600 e-mails, 650 baliebezoeken en honderden gesprekken kregen de studieadviseurs en voorlichters te verwerken.

Het overgrote deel van de vragen over de overgangsregelingen kon naar tevredenheid worden afgehandeld, aldus Meijers. De meeste praktische klachten betroffen de verschuivingen in het rooster die door de overgang van het trimester naar het semestersysteem zijn opgetreden. "Dat geeft planningsproblemen bij veel studenten. Ik erken dat we de keuzevrijheid hebben moeten beperken, maar we kunnen alternatieven aanbieden en de studeerbaarheid van het programma garanderen."

Late planning

Universiteitsraadslid Phil Heijligers is specialisatiecoördinator bij psychologie. Zij zag bij haar eigen opleiding, die ook de overstap maakte naar bamavakken in de doctoraalfase, hoe studenten door gebrekkige informatie en communicatie lange tijd in onzekerheid verkeerden. Ook zij kon de studenten vaak geen uitsluitsel geven. "Ik begrijp wel hoe het komt. Zo'n nieuwe planning voor een hele studie is heel lastig. Maar het kwam nu wel erg laat."

In de universiteitraad hamerde Heijligers keer op keer om aandacht voor de vergeten bezemklas doctoraalstudenten. Als lid van een bachelor-masterwerkgroep van de U-raad was zij medeverantwoordelijk voor een notitie waarin gewezen werd op het gevaar dat de verschillende overgangsregelingen hebben voor de studeerbaarheid van de doctoraalprogramma's. Niet alle consequenties zijn volgens haar goed doordacht. Het college van bestuur werd gevraagd om

in de bachelor-masterrichtlijn expliciet op te nemen dat overgangsregelingen niet in het nadeel van doctoraalstudenten mochten uitpakken en dat er extra geld moest komen voor voorlichting en studieadvies.

Rector Gispen laat geen gelegenheid voorbij gaan om te benadrukken dat hij het liefst een parallelle invoering van bama naast het doctoraal had gezien. "Ik wil eigenlijk weten hoe echte Utrechtse bachelors het doen in echte Utrechtse masters", stelde hij in een reactie op de vragen van de universitaire werkgroep. Dat opleidingen het zelf anders willen doen, ligt buiten zijn macht zo stelt de rector.

Een aanpassing van de bama-richtlijn was volgens het universitair bestuur niet op zijn plaats. Problemen rondom overgangsregelingen komen bij elke onderwijsvernieuwing voor en het oplossen daarvan is naar de mening van het CvB de verantwoordelijkheid van de opleiding.

Heijligers neemt haar verlies maar dringt aan op 'een fatsoenlijke houding' van opleidingen. "Mijn belangrijkste punt is dat coulant moet worden omgegaan met overgangsproblemen. Wanneer een doctoraalstudent straks door het nieuwe ECTS-systeem net niet goed uitkomt met zijn studiepunten, mag hij niet plotseling voor allerlei nieuwe verplichtingen worden gesteld. Studenten mogen niet de dupe worden van een al te strikte houding."

Of er echt voor iedereen een oplossing kan worden gevonden, is de vraag. Tweedejaars studente psychologie Olivia Butterman weet bijvoorbeeld niet wat de snelle overgang naar bama-vakken voor haar zal betekenen. "Ik ga een jaar in het bestuur zitten van studievereniging Alcmaeon. Ik weet niet of ik nog het doctoraal kan afmaken. Misschien word ik gedwongen over te stappen op het bachelorsysteem. En echt, tot voor kort ging ik er vanuit dat ik had gekozen voor het doctoraal. Ik schrok me lam toen ik de nieuwe vakken zag."

Xander Bronkhorst

'Studeerbaarheid wordt een belangrijk element binnen mijn beleid om het rendement te verhogen'

Staatsscecretaris Annette Nijs:

Onverwacht keerde Annette Nijs (VVD) terug op Onderwijs. Terugblikkend op haar eerste termijn als staatssecretaris wil ze wel iets veranderen aan haar manier van communiceren. Maar haar geloof in topcollegegelden en selectie van studenten is rotsvast.

"Ik zit niet voor een populariteitswedstrijd bij OC&W, ik wil resultaten boeken. Mensen krijgen straks de kans om mij op een volle termijn te beoordelen. In mijn eerste jaar heb ik voor de buitenwacht en de Tweede Kamer niet duidelijk kunnen maken waar de scheidslijn lag tussen beleidsvoorstellen en de discussie over mijn langetermijnvisie. Sommigen dachten dat mijn ideeën proefballonnetjes waren voor concrete plannen bij OC&W. Dat is jammer, maar het is in Den Haag nu eenmaal not done om zo'n visie te presenteren, omdat je dan als het ware over je eigen termijn heen regeert. De Tweede Kamer oriënteert zich dus ook op die vier jaren."

U vindt de Tweede Kamer kortzichtig?

"Dat zeg ik niet. Maar ik moet natuurlijk ruimte krijgen om mijn eigen visie neer te leggen. Ik heb me voorgenomen die duidelijk te onderscheiden van het beleid. Hoe dat gaat gebeuren, kan ik nu nog niet zeggen. Het moet op een manier die aansluit bij het politieke proces. Hoewel het niet betekent dat ik me altijd aan de heersende mores zal houden. Daarnaast zal ik me vaker in het veld melden. Misschien ga ik wel een hoorcollege geven. Nu kom ik bij een werkbezoek vaak niet verder dan de bestuurskamer. Wat ik daar hoor is erg interessant, maar het is niet het volledige beeld. Fortuyn had het altijd over de kloof tussen de politiek en burger. Voor mij betekent dit dat ik me vaker tussen studenten en hoogleraren ga begeven, ook buiten LSVb, ISO, VSNU en HBO-raad om. Die variëteit in visies zal me de komende jaren nog vaak van dienst zijn."

Met uw portefeuille komt u dankzij D66 in de schijnwerpers. De 700 miljoen euro extra voor onderwijs is beperkt.

"Er worden de komende jaren knopen doorgehakt die het hoger onderwijs aanmerkelijk kunnen verbeteren. Studeerbaarheid wordt een belangrijk element binnen mijn beleid om het rendement te verhogen. Ook een discussie over toelatingsbeleid is in dat licht van belang. Onderwerpen als topmasters, selectie aan de poort en collegegelddifferentiatie horen daar bij."

Het rapport over selectie bevatte een pleidooi voor meer onderzoek en het document over de topmasters zei nagenoeg niets over topcollegegelden. Niemand wil daaraan zijn vingers branden.

"Daar zit wel een kern van waarheid in. Het zijn duidelijk onderwerpen waarop in Nederland nog een taboe rust. Maar het zijn ook instrumenten waarmee de rendementen omhoog kunnen. En als we eerlijk zijn: mensen die nu gemiddeld een acht of hoger scoren op het vwo hoeven niet mee te doen aan een fixus. Alsof dat geen selectie is..."

U verkondigde onlangs dat de sleutel tot rendementsverhoging ook bij de studenten ligt. Hoe zit het met de academische vorming?

"Ik vraag van studenten dat ze zich bewust zijn van de periode die ze doormaken. Die moet zo aangenaam mogelijk zijn, maar tegelijk probeer ik ze duidelijk te maken dat ik er niet zit om jaren lanterfanten te bekostigen. Ik heb geen moeite met mensen die in hun propedeusejaar ontdekken dat ze verkeerd zitten en wat anders willen gaan doen. Een jaar in een bestuur zitten of iets maatschappelijks gaan doen, kan natuurlijk ook."

Nog een kwaliteitsprobleem volgens de Onderwijsinspectie: het bama-stelsel. Onduidelijke voorlichting, te weinig overstapmogelijkheden, te smalle bachelor, en in veel gevallen een cosmetische operatie. Mislukt?

"Helemaal niet. Het Angelsaksische model moet uiterlijk 2005 zijn ingevoerd. Ik kan me voorstellen dat er tijdens de overgangssituatie voor is gekozen de bestaande opleidingen over te zetten naar bachelors. Zolang het maar niet bij een papieren exercitie blijft. Gaande de invoering kijken we naar de dingen die anders moeten. Die passen we dan aan."

Onderwijsdeskundige Uulkje de Jong zegt dat de bachelors een ideaal uitstapmoment worden en dat veel studenten daarom de masters links laten liggen.

"Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. In de Angelsaksische landen is dat vaak al zo. Zolang de masteropleidingen maar niet leeg worden. Voor sommige mensen is het misschien een uitkomst dat er een uitstapmogelijkheid is."

Als het bama-stelsel nog niet klaar is, waarom dan zo'n haast met de Nederlandse Accreditatie Organisatie? Er is kritiek op de vergelijkbaarheid en de onafhankelijkheid van de oordelen.

"Met die onafhankelijkheid zit het meer dan goed. De NAO keurt voorafgaand aan een visitatie de commissie. Vindt de NAO die niet goed, dan gaat de visitatie niet door. Op het moment dat slecht werk wordt geleverd, neemt de NAO het oordeel niet over. Bij twijfel wordt een tweede VBI (visiterende beoordelende instantie. red) ingesteld. Anders krijgt een opleiding zijn keurmerk niet."

Deskundigen vrezen dat studenten de wijk nemen naar het buitenland. Wat van ver komt, lijkt beter en is nog goedkoper ook.

"Het gaat er om dat ze hier goed onderwijs kunnen volgen. En met alle respect: ik zit hier niet om studenten binnen de landsgrenzen te houden."

HOP

'Ik zal mij vaker in het veld melden'

Staatsscecretaris Annette Nijs:

'Studeerbaarheid wordt een belangrijk element binnen mijn beleid om het rendement te verhogen'

Onverwacht keerde Annette Nijs (VVD) terug op Onderwijs. Terugblikkend op haar eerste termijn als staatssecretaris wil ze wel iets veranderen aan haar manier van communiceren. Maar haar geloof in topcollegegelden en selectie van studenten is rotsvast.

"Ik zit niet voor een populariteitswedstrijd bij OC&W, ik wil resultaten boeken. Mensen krijgen straks de kans om mij op een volle termijn te beoordelen. In mijn eerste jaar heb ik voor de buitenwacht en de Tweede Kamer niet duidelijk kunnen maken waar de scheidslijn lag tussen beleidsvoorstellen en de discussie over mijn langetermijnvisie. Sommigen dachten dat mijn ideeën proefballonnetjes waren voor concrete plannen bij OC&W. Dat is jammer, maar het is in Den Haag nu eenmaal not done om zo'n visie te presenteren, omdat je dan als het ware over je eigen termijn heen regeert. De Tweede Kamer oriënteert zich dus ook op die vier jaren."

U vindt de Tweede Kamer kortzichtig?

"Dat zeg ik niet. Maar ik moet natuurlijk ruimte krijgen om mijn eigen visie neer te leggen. Ik heb me voorgenomen die duidelijk te onderscheiden van het beleid. Hoe dat gaat gebeuren, kan ik nu nog niet zeggen. Het moet op een manier die aansluit bij het politieke proces. Hoewel het niet betekent dat ik me altijd aan de heersende mores zal houden. Daarnaast zal ik me vaker in het veld melden. Misschien ga ik wel een hoorcollege geven. Nu kom ik bij een werkbezoek vaak niet verder dan de bestuurskamer. Wat ik daar hoor is erg interessant, maar het is niet het volledige beeld. Fortuyn had het altijd over de kloof tussen de politiek en burger. Voor mij betekent dit dat ik me vaker tussen studenten en hoogleraren ga begeven, ook buiten LSVb, ISO, VSNU en HBO-raad om. Die variëteit in visies zal me de komende jaren nog vaak van dienst zijn."

Met uw portefeuille komt u dankzij D66 in de schijnwerpers. De 700 miljoen euro extra voor onderwijs is beperkt.

"Er worden de komende jaren knopen doorgehakt die het hoger onderwijs aanmerkelijk kunnen verbeteren. Studeerbaarheid wordt een belangrijk element binnen mijn beleid om het rendement te verhogen. Ook een discussie over toelatingsbeleid is in dat licht van belang. Onderwerpen als topmasters, selectie aan de poort en collegegelddifferentiatie horen daar bij."

Het rapport over selectie bevatte een pleidooi voor meer onderzoek en het document over de topmasters zei nagenoeg niets over topcollegegelden. Niemand wil daaraan zijn vingers branden.

"Daar zit wel een kern van waarheid in. Het zijn duidelijk onderwerpen waarop in Nederland nog een taboe rust. Maar het zijn ook instrumenten waarmee de rendementen omhoog kunnen. En als we eerlijk zijn: mensen die nu gemiddeld een acht of hoger scoren op het vwo hoeven niet mee te doen aan een fixus. Alsof dat geen selectie is..."

U verkondigde onlangs dat de sleutel tot rendementsverhoging ook bij de studenten ligt. Hoe zit het met de academische vorming?

"Ik vraag van studenten dat ze zich bewust zijn van de periode die ze doormaken. Die moet zo aangenaam mogelijk zijn, maar tegelijk probeer ik ze duidelijk te maken dat ik er niet zit om jaren lanterfanten te bekostigen. Ik heb geen moeite met mensen die in hun propedeusejaar ontdekken dat ze verkeerd zitten en wat anders willen gaan doen. Een jaar in een bestuur zitten of iets maatschappelijks gaan doen, kan natuurlijk ook."

Nog een kwaliteitsprobleem volgens de Onderwijsinspectie: het bama-stelsel. Onduidelijke voorlichting, te weinig overstapmogelijkheden, te smalle bachelor, en in veel gevallen een cosmetische operatie. Mislukt?

"Helemaal niet. Het Angelsaksische model moet uiterlijk 2005 zijn ingevoerd. Ik kan me voorstellen dat er tijdens de overgangssituatie voor is gekozen de bestaande opleidingen over te zetten naar bachelors. Zolang het maar niet bij een papieren exercitie blijft. Gaande de invoering kijken we naar de dingen die anders moeten. Die passen we dan aan."

Onderwijsdeskundige Uulkje de Jong zegt dat de bachelors een ideaal uitstapmoment worden en dat veel studenten daarom de masters links laten liggen.

"Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. In de Angelsaksische landen is dat vaak al zo. Zolang de masteropleidingen maar niet leeg worden. Voor sommige mensen is het misschien een uitkomst dat er een uitstapmogelijkheid is."

Als het bama-stelsel nog niet klaar is, waarom dan zo'n haast met de Nederlandse Accreditatie Organisatie? Er is kritiek op de vergelijkbaarheid en de onafhankelijkheid van de oordelen.

"Met die onafhankelijkheid zit het meer dan goed. De NAO keurt voorafgaand aan een visitatie de commissie. Vindt de NAO die niet goed, dan gaat de visitatie niet door. Op het moment dat slecht werk wordt geleverd, neemt de NAO het oordeel niet over. Bij twijfel wordt een tweede VBI (visiterende beoordelende instantie. red) ingesteld. Anders krijgt een opleiding zijn keurmerk niet."

Deskundigen vrezen dat studenten de wijk nemen naar het buitenland. Wat van ver komt, lijkt beter en is nog goedkoper ook.

"Het gaat er om dat ze hier goed onderwijs kunnen volgen. En met alle respect: ik zit hier niet om studenten binnen de landsgrenzen te houden."

HOP

'Je moet altijd de waarheid durven verdedigen'

Mansoob Mursheds bliksembezoek aan Utrecht

Zijn verblijf in Utrecht zit er al weer bijna op. Prof.dr. Mansoob Murshed
was als eerste bekleder van de Prins Clausleerstoel drie maanden te gast
in Utrecht. Hij maakte voor het eerst kennis met een grote klassieke Europese universiteit, maar bleef als vanouds de kloof tussen rijk en arm aan de kaak stellen. "Ik zeg dingen die niet populair zijn bij mensen met macht en middelen."

Drie maanden is zeker voor een academicus een absurd korte tijdspanne, concludeert professor Murshed twee weken voor zijn terugkeer naar het Institute of Social Studies in Den Haag. Al met al was zijn aanstelling als houder van de 'Prins Claus Chair in Development en Equity' voor Murshed een zeer 'crowded' periode. Niet in de laatste plaats omdat hij slechts twee maanden de tijd kreeg om te werken aan zijn oratie. "Hoogleraren nemen daar doorgaans veel ruimer de tijd voor." Verder vroegen ook zijn betrokkenheid bij de beoordeling van aanvragen voor een ministerieel beurzenprogramma voor onderzoekers en het vervullen van enkele representatieve taken zijn aandacht.

Desondanks meent Murshed, die op zijn achttiende Bangladesh verliet om te

gaan studeren in Londen, in Utrecht ervaren te hebben wat het betekent te werken aan 'een klassieke Europese universiteit'. Een ervaring die hij zelf een belangrijk persoonlijk winstpunt noemt. Hij zetelde de afgelopen periode in het weinig gracieuze economiegebouw aan het Vredenburg, waar hij doceerde aan de Utrecht School of Economics. Maar hij had ook onderwijsverplichtingen bij het Centrum voor Conflictstudies. Daarnaast was hij geregeld te vinden in het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten aan het Janskerkhof. "Ik heb veel plezier beleefd aan de wandelingen naar de binnenstad. Op sommige momenten heeft Utrecht iets van Oxford en Cambridge, al was het maar omdat studenten zich hier ook met de fiets verplaatsen van de ene naar de andere universiteitslocatie."

Het ontging Murshed niet dat de uitgestrektheid van de UU zich niet

beperkt tot het universitaire gebouwenbezit. "Lesgeven binnen de rechtenfaculteit is werkelijk heel anders dan binnen de letterenfaculteit.

De universiteit bestaat in mijn beleving uit een groot aantal zeer

uiteenlopende eenheden die allen zo hun eigen karaktertrekken hebben."

Globalisering

Aan zijn onderzoeksagenda heeft het allemaal niets veranderd, stelt Murshed. De econoom staat vooral bekend om zijn onderzoek naar het

globaliseringsproces dat naar zijn mening grote delen van de derde wereld

marginaliseert. Globalisering is in zijn optiek bij lange na niet het panacee dat sommigen beloofden. "Het heeft geresulteerd in winners en

losers. Landen in Zuid- en Oost-Azie hebben het goed gedaan, landen in

Latijns-Amerika, Afrika en het Midden-Oosten veel minder. En ook als je

binnen de landen zelf kijkt zie je grote verschillen. De winst bij de

winnaars is vaak bij een hele kleine groep terechtgekomen."

De verslechterde prestaties van sommige landen zijn naar de mening van

Murshed mede te wijten aan wat hij noemt 'the Washington-consensus'.

Hiermee doelt hij op de overtuiging dat liberalisering en privatisering de

beste middelen zijn om landen tot ontwikkeling te brengen. Een mening die

postvatte binnen de Amerikaanse regering alsmede binnen de internationale financiële instellingen die in Washington zijn gehuisvest en door die machtsbundeling allesbepalend werd in het internationale ontwikkelingsbeleid. "Nederland heeft geen eigen onafhankelijke beleid. Dat was iets wat Prins Claus ten zeerste betreurde. Het grote geld wordt allemaal door Washington verdeeld."

De remedie die IMF en Wereldbank landen met een financiële crisis

voorschreven, heeft volgens de Utrechtse leerstoelhouder in de

meeste gevallen niet gewerkt. "Hun trackrecord is niet best. Opmerkelijk

is bovendien dat ontwikkelingslanden vaak een beleid werd opgelegd dat

westerse landen in eigen huis nooit zouden toepassen. Een voorbeeld:

landen die bij het IMF aanklopten werd gevraagd de rente te verhogen,

terwijl de centrale bank van een westers land in een soortgelijke situatie

eerder denkt aan het verlagen van de rente. Maar ook op andere vlakken was

men inconsistent. Zo moesten landen bezuinigen op onderwijsuitgaven. Voor

de Europese landen was de toegang tot onderwijs na Wereldoorlog Twee juist een hele belangrijke factor bij de wederopbouw."

Afzetmarkt

Met zijn kritische houding heeft Murshed weinig vrienden gemaakt. "Ik zeg dingen die niet populair zijn bij mensen met macht en middelen." De gedachte aan zijn vader die zich als hoogste rechter in Dhaka verzette tegen het Pakistaanse militaire regime en een belangrijke politieke rol

speelde in het proces naar onafhankelijkheid van Bangladesh is voor hem een

inspiratiebron. "Zelfs als je er persoonlijk onder lijdt moet je de waarheid durven te verdedigen. Ook ik doe dat, zij het op een veel abstracter niveau dan mijn vader destijds."

Ook in zijn inaugurele rede gaf Murshed zonder omwegen zijn mening. Hij stelde

dat van een werkelijke wens de derde wereld te ontwikkelen de afgelopen

twintig jaar weinig te merken is geweest. Veeleer moet er gesproken worden

van een op eigenbelang gericht beleid van 'containment', indamming. De westerse landen, onder aanvoering van de Verenigde Staten, weigeren werkelijke

schuldenverlichting voor de derde wereld, beschermen zichzelf tegen export uit ontwikkelingslanden en nemen maatregelen om de eigen intellectuele en technische voorsprong te bestendigen. Een kortzichtig beleid, dat paradoxaal genoeg veiligheidsrisico's met zich meebrengt, meent Murshed. "Onderontwikkeling leidt tot oorlogen in de derde wereld. Bovendien komen er moeilijk te stoppen migratiestromen naar het westen op gang. En tenslotte: de derde wereld zal altijd ook een belangrijke afzetmarkt blijven."

De laatste jaren interesseert Murshed zich voor de economische achtergronden van conflictsituaties in de derde wereld. Sinds het einde van de Koude Oorlog die elke conflict met een ideologische deken bedekte, is dat een onderwerp waar niet vele wetenschappers zich over buigen. Het aantal burgeroorlogen is dan ook schrikbarend toegenomen. De World Bank concludeerde onlangs dat niet etnische, raciale of religieuze verschillen de belangrijkste reden voor conflict vormen, maar juist armoede en economische afhankelijkheid.

Een open deur, meent Murshed. "Waarom denk je dat de katholieken en

protestanten in Nederland elkaar niet in de haren vliegen?" Volgens de econoom worden de genoemde verschillen uitgebuit door groepen die hun economische belangen willen verdedigen. "Ongelijkheid tussen groeperingen binnen een land is een belangrijke factor. Wanneer het slechter gaat in een land wordt de taart die te verdelen is kleiner. In die situatie groeit de kans op conflict, zoals we in veel Afrikaanse landen hebben kunnen zien."

Murshed pleit voor een versterking van de internationale instituties die

moeten werken aan 'peacekeeping', ook om het probleem van het terrorisme

te lijf te gaan. "De Verenigde Naties kunnen belangrijk zijn. Er is voldoende kennis en expertise aanwezig. Maar vooral door de onwil van de VS, kunnen ze geen politieke vuist maken en is er een groot gebrek aan middelen."

Onzin

De westerse landen werken dus ook op dit gebied indirect mee aan de eigen problemen. Toch kan de belangrijkste motivatie voor daadwerkelijke interesse vanuit het noorden voor de ontwikkeling van het zuiden niet de eigen economische of politieke veiligheid zijn, zo stelde Murshed aan het einde van zijn oratie. Hij verwacht meer van medemenselijkheid. "Dat klinkt idealistisch en dat is het ook. Maar ik blijf geloven dat mensen niet alleen maar egoïstisch zijn. De onbelangrijkheid van ontwikkelingssamenwerking op dit moment is een politieke keuze. Ik verwacht dat steeds meer mensen beter geïnformeerd raken, bijvoorbeeld door het Internet. En hopelijk weigeren ze dan die onzin van hun leiders nog langer te accepteren."

Xander Bronkhorst