Achtergrond

Voorrang voor Uithoffietsers

De fietsroute tussen het Centraal Station en De Uithof is de afgelopen jaren al vele malen op de schop genomen. Nu ligt er weer een nieuw plan om de route veiliger te maken voor fietsers.

De stad heeft de afgelopen jaren vaak opengelegen tussen het Centraal Station en De Uithof. Die werkzaamheden waren vooral bedoeld om Utrechters en forenzen per bus sneller naar de kennispolder te krijgen. Dat is redelijk gelukt. De buschauffeurs zijn verlost van de eeuwige files op de Biltstraat en karren lekker door op hun vrije baan voor ze de hoogbouw van de Universiteit Utrecht bereiken.

Maar ook met de fietsers is de gemeente de afgelopen jaren druk geweest. Bepaald plezierig is dat de Nobelstraat tegenwoordig in twee richtingen befietst mag worden. De meeste tweewielers die daar jarenlang met gevaar voor eigen leven tegen het verkeer in reden, voelen zich nu nog steeds een beetje zondig als ze daar fietsen. Maar het mag echt!

Chaos

Veel fietsers beginnen hun tochtje naar De Uithof elke ochtend op het Centraal Station. Andere medewerkers en studenten moeten dwars door de stad. Lonneke Zwinkels begint in Lombok en volgens haar is het bij het station al een chaos. Rechtenstudent Arnoud Leijnse woont in een studentenhuis aan de Parkstraat. Hij voegt zich op de Nachtegaalstraat vlak voor grote bottleneck de Burgemeester Reigerstraat pas in de kudde.

Zwinkels (25) kan die fietsroute wel dromen. Ze studeerde in De Uithof psychologie en is inmiddels op diezelfde Uithof medewerkster communicatie bij de universiteit. "In het centrumgebied erger ik me al groen en geel. De gemeente heeft daar geen duidelijke lijn in aangebracht. Als je vanuit de stad de Catharijnesingel opfiets, kan je alle kanten op en dat doet ook iedereen."

Tot aan de Maliebaan fietst het daarna lekker door. Maar het stoplicht op de Maliebaan staat altijd op rood vinden veel fietsers, onder wie Arnoud Leijnse. Die fietsers rijden er en masse door rood. En dat is de oorzaak van de eerste opstopping op de Burgemeester Reigerstraat, want de fietsers zijn veel sneller bij het invoegpunt dan de bedoeling van de verkeersgeleiders is en de auto's moeten aan het begin al wachten.

Fietsstraat

Die Burgemeester Reigerstraat vinden de meeste fietsers nog steeds onoverzichtelijk. En dat terwijl de gemeente er al zoveel tijd, geld en aandacht aan besteed heeft. Na een verkeerstelling kwam de gemeente zeven jaar geleden tot de conclusie dat de straat voornamelijk door fietsers werd gebruikt. Afsluiten voor auto's kon echter niet, door de winkels aan de Reigerstraat. De gemeente besloot daarop tot de aanleg van de eerste fietsstraat in Nederland. Auto's mochten er gebruik van maken, maar de rijbanen werden zo aangelegd dat automobilisten geen fietsers meer konden inhalen.

Op het eerste gezicht geen verkeerd idee. Het ging alleen volledig voorbij aan het feit dat niet alle fietsers even hard rijden. Omdat er niet ingehaald kon worden, bepaalde de langzaamste fietser het tempo van een hele sliert auto's en fietsers. Die voorste fietser werd zenuwachtig, de automobilisten raakten zwaar geïrriteerd en de fietsers daarachter probeerden op alle mogelijke manieren de auto's weer in te halen.

Heel autominnend en Leefbaar Utrecht stond op zijn kop en voor de fietsers bleek het toch ook niet zo'n veilige situatie. Die fietsstraat heeft het nog geen twee jaar uitgehouden. Sindsdien kunnen automobilisten en fietsers elkaar weer inhalen. Maar die Burgemeester Reigerstraat is nog steeds de bottleneck in de fietsroute naar De Uithof.

"Het is een chaotisch stukje straat", zegt Lonneke Zwinkels. "Auto's en fietsen komen van alle kanten en als er ook nog vrachtwagens staan te lossen, is het er ook gevaarlijk. Ik erger me er lang niet altijd, maar je moet eigenlijk het tijdstip goed uitkienen. Als je te vroeg gaat, zit je tussen de scholieren die drie rijen dik naast elkaar rijden. Ga je te laat dan kom je weer tussen alle studenten terecht.

Maar niet alleen de drukte is het probleem. Arnoud Leijnse: "Op de Reigerstraat word je van je sokken gereden door de bussen die de Oudwijkerdwarsstraat in willen. Die chauffeurs letten helemaal niet op fietsers."

De oplossing voor deze verkeerschaos zou natuurlijk zijn om de fietspaden fysiek te scheiden. Maar dat is onmogelijk, stelt Ruud Ditewig, verkeersadviseur van de gemeente Utrecht. "Daar is de straat te smal voor. Er moeten parkeerplaatsen blijven voor bewoners en winkeliers en twee bussen moeten er naast elkaar kunnen rijden."

De rotonde die daarop volgt is niet ongevaarlijk. Rechts heeft voorrang. Veel fietsers weten dat niet en nemen voorrang. "Vorige week was er iemand aangereden en dat was niet zachtjes gegaan", vertelt Lonneke Zwinkels. " Auto's komen redelijk hard uit de Reigerstraat aangereden en weten niet wat ze daar kunnen verwachten."

"Volgens mij is het een 30-kilometer zone", zegt Zwinkels. Maar dat klopt niet. Buurtbewoners hebben wel overal verkeersborden met '30' opgehangen en voeren een verbeten strijd voor de veiligheid van hun kinderen. Ruud Ditewig zou de maximumsnelheid ook graag verlagen. Maar het is een busroute en de gemeente houdt vast aan een maximum snelheid van vijftig kilometer per uur.

Plateau

Er komen wel andere wijzigingen in de route. Over een paar weken gaat het nieuwe plan van de gemeente Utrecht de inspraak in. Inspraak houdt in dat het plan op het wijkbureau ter inzage ligt en er een krantje wordt verspreid waarna burgers een bepaalde periode de kans krijgen om bezwaren tegen de plannen in te dienen.

Aan de Reigerstraat verandert weinig. Er worden een paar parkeerhavens aangelegd. Op de rotonde komt een fietspad om de fietsers veilig langs de rotonde te leiden. Ook de oversteek een stukje verderop naar het park, gevaarlijk voor fietsers, voetgangers en automobilisten, wordt aangepast. De gemeente legt een plateau aan waardoor auto's moeten afremmen. De fietsers steken over op dat plateau. "Automobilisten moeten echter wel in hun spiegels kijken voordat ze zo'n plateau oprijden", weet Lonneke Zwinkels uit ervaring. Bij het Janskerkerkhof, een stukje terug op de route, is ook zo'n plateau maar daar moet je regelmatig stevig in je remmen omdat automobilisten helemaal niet kijken."

Arnoud Leijnse is er niet echt van onder de indruk, "Je moet gewoon goed opletten. Ik let zelf altijd goed op. Maar ik kan me voorstellen dat mensen 's ochtends vroeg nog lekker zitten te slapen op hun fiets."

Vervolgens door het park fietsen is leuk, maar niet zonder risico's weet Lonneke Zwinkels. Daar zitten een paar bochten, waarvan je echt niet kan inschatten wat erna komt. Inhalen is daar gevaarlijk, maar er zijn ook mensen die graag een seconde eerder op hun werk zijn en zo af en toe komt er dan een fietser op me af. Je kunt nergens heen behalve de berm in." Leijnse is daar banger voor de honden en kinderen die plotseling zonder te kijken het fietspad op komen rennen.

De volgende oversteek vanuit het park is een chaos. Automobilisten die regelmatig over de Koningslaan rijden, weten dat fietsers zich onbekommerd met ware doodsverachting voor de motorkap van hun auto storten. Die automobilist kan nauwelijks het park inkijken, omdat er altijd auto's staan geparkeerd. Lonneke Zwinkels weet dat ze daar moet stoppen. "Maar als je stopt krijg je fietsers van achteren in je nek. Dan heb je net iemand ingehaald die heel vervelend fietst en dan gaat die jou weer inhalen. Ze zouden daar het zicht moeten verbeteren door bijvoorbeeld een parkeerverbod op die plek. Maar als de plannen van de gemeente door gaan wordt ook dit verkeerspunt anders: overstekende fietsers krijgen er voorrang.

Veiligheid

Daarna fietst de kudde over de brede lanen door naar De Uithof. Alleen bij café Primus is nog wel eens onenigheid. Zwinkels: "Daar is de streep een stuk naar voren. Daar heb ik zelf geen problemen mee, maar alle fietsers rijden door om te kijken of ze door rood kunnen. Als het stoplicht dan op groen springt, zien ze dat niet en staat er een hele meute van die fietsers voor je. Wat ik wel flauw vindt is dat de politie daar vaak staat te controleren om studenten te bekeuren, die toch al niet zoveel geld hebben. Verder zie je ze nooit ergens."

Toch vindt Zwinkels dat vooral fietsers zich moeten aanpassen. "Automobilisten moeten zich natuurlijk ook realiseren dat ze met fietsers te maken hebben en mede verantwoordelijk zijn voor hun veiligheid. Ook al overtreedt de fietser alle regels. Ik ben ook wel eens pissig als iemand iets verkeerd doet. Dan flap ik er ook wel eens iets uit. Maar af en toe schrik je zo van de acties van een ander. Arnoud Leijnse stoort zich vooral aan de fietsers als hij te laat is: "Als ik op tijd ben, fiets ik rustig in de kudde mee."

urgen Swart

De deskundige

De afdeling Utrecht van de Nederlandse Fietsersbond is blij met de nieuwe fietsplannen van de gemeente. Ze komen grotendeels overeen met de wensen van de bond. Voorrang voor fietsers die in en uit het park rijden, vindt de bond logisch. Het grootste deel van de verkeersstroom bestaat tenslotte uit fietsers.

Stroken langs de rotonde aan het einde van de Burgemeester Reigerstraat noemt de bond ook een verbetering. Liever nog zou de fietsersbond afgescheiden fietspaden zien, maar dan zou er een stuk van het Wilhelminapark afgesnoept moeten worden en daar is Stichting Wilhelminapark weer fel op tegen.

De fietsersbond zou ook graag de Prins Hendriklaan autoluw zien: wel toegankelijk voor de mensen die daar wonen, maar niet voor auto's die er alleen maar doorheen rijden. Secretaris Jan van der Horst vindt dat de auto's de fietsers daar hinderen. Ook zou de maximumsnelheid daar dertig kilometer moeten zijn. De fietsersbond wil dat eigenlijk op alle wegen waar auto's en fietsers samen van de rijbaan gebruik moeten maken.

De problemen op de Burgemeester Reigerstraat zijn voorlopig onoplosbaar, denkt Van der Horst. De onderhandelingen tussen gemeente, winkeliers en fietsersbond zijn geëindigd in een absolute patstelling. En daar zal de komende tien jaar niets in veranderen, verwacht Van der Horst. De fietsersbond vindt wel dat de situatie iets is verbeterd vergeleken met een jaar of acht geleden. Toen was het een complete chaos zoals die nu te vinden is in de Kanaalstraat in Lombok.

Postdoc als wegwerponderzoeker

'Het wordt hoog tiud dat de politiek zich met postdocs gaat bemoeien'

Onderzoeker worden voor de universiteit. Een droombaan voor jonge en ambitieuze wetenschappers. Zeker nu de kenniseconomie politiek op de agenda staat, zou het aantrekkelijk moeten zijn om postdoc te worden. Maar helaas, net gepromoveerde onderzoekers lijden een onzeker bestaan. Ze krijgen slechts een kortlopend contract en kans op een vaste baan binnen de universiteit is klein. Uiteindelijk belandt 90 procent van de postdocs op straat.

Burgers’ situatie is een schrijnend voorbeeld van hoe wordt omgesprongen met talentvolle wetenschappers. Hoewel Burger honderdduizenden euro’s voor onderzoek heeft weten binnen te halen, is hem nog geen vaste aanstelling gegund. Postdocs lijken te zijn overgeleverd aan de grillen van geldstromen en politiek beleid. Een postdoc zal zijn of haar carrière goed moeten plannen om niet buiten de boot te vallen. “Maar juist dat plannen lukt niet. Ikzelf heb een geclausuleerde arbeidsovereenkomst en kan dus op een gegeven moment mijn baan verliezen als de universiteit mijn contract niet verlengd.” Op het moment dat een wetenschapper als Burger zijn baan verliest, is de kans op gelijkwaardig werk minimaal. “Ik ben inmiddels 42 jaar en dus te duur voor het bedrijfsleven. Ondanks mijn grote onderzoeken en talrijke publicaties, zal ik buiten de universiteit niet snel werk vinden.”

Doorgangshuis

Het probleem van de postdocs wordt erkend door directeur onderwijs en personeel E. Vermeulen van de Universiteit Utrecht maar hij zegt dat het probleem niet alleen de schuld is van de universiteit. “Er wordt veel over de problemen rondom postdocs gesproken. We zoeken ook naar oplossingen, maar deze zijn gewoonweg niet makkelijk te vinden. Er is nu eenmaal binnen de universiteit geen plaats om iedereen als vaste onderzoeker of hoogleraar aan te nemen.”

Vermeulen ziet ook een verantwoordelijkheid voor de postdoc zelf om op tijd te bedenken welke stappen hij moet nemen in zijn carrière: “Dat iemand al twaalf jaar postdoc is, kan natuurlijk niet. Maar iemand kiest er voor om zo lang aan te blijven.” Vermeulen ziet de universiteit als een 'doorgangshuis' en dat daarbij mensen afvallen, is volgens hem niet erg: “De universiteit is te leuk; iedereen wil maar blijven. Voor de verfrissing is het goed als er een betere doorstroming van personeel zou zijn.”

Vanwege het gebrek aan geld binnen de universiteit is het volgens Vermeulen ook niet raar dat faculteiten zich niet willen binden. Hij maakt zich net als postdoc Burger zorgen over de bezuinigingen. Burger: “Er wordt steeds minder geld uitgetrokken voor wetenschappelijk onderzoek. Op den duur zal de kwaliteit van onderzoek dramatisch afnemen. Gek genoeg, zie je nu dat ondanks alle bezuinigingen het nog steeds goed gaat met het wetenschappelijk onderzoek Doordat er minder geld is, werken wetenschappers gewoonweg veel harder, hierdoor draait alles nog wel. Je merkt wel om je heen dat men op het einde van zijn krachten raakt en dat de motivatie aan het wegzakken is.” Volgens Burger zal uiteindelijk de boel wel in elkaar klappen. De kans is dan groot dat Nederland op wetenschappelijk gebied achterop raakt.

Het contract van Burger loopt op 1 april 2004 af. Op dit moment is hij in gesprek met de universiteit om zijn contract te verlengen. De faculteit lijkt zich echter weinig te bekommeren om de toekomst van haar trouwe postdoc; een decaan adviseerde Burger laconiek 'om maar iets anders te zoeken'. “Het blijft een moeilijk spel. Ik vind mijn werk hartstikke leuk, maar tegelijkertijd wil je ook zekerheid.”

Burger is dan ook eindelijk zo ver om eens verder te kijken dan de Utrechtse universiteit. “Ik heb inmiddels een redelijk internationaal netwerk opgebouwd en moet daar maar eens rondkijken voor een baan. Italië is misschien wel een optie.” Verhuizen naar het buitenland heeft echter verstrekkende gevolgen: “Je kiest er dan echt voor om daar te gaan wonen. Dat moet je partner ook zien zitten.”

Bindingsangst

“Het wordt echt tijd dat er oplossingen komen. De situatie rondom postdocs is echt bizar.” Bart Jordi maakt zich boos. De oud-postdoc van de UU en penningmeester van het Landelijk Postdoc Platform maakt zich ernstige zorgen over de onderzoekers met tijdelijke contracten. Jordi verwacht een leegloop van jonge onderzoekers als de universiteiten zo blijven omspringen met talent. “Als je om je heen gepromoveerden of vrienden bezig ziet, dan denk je wel twee keer na om zelf als onderzoeker te gaan werken."

Postdocs zouden zich nog beter moeten verenigen om voor hun rechten op te komen. “Maar dat blijkt in de praktijk erg moeilijk. Het aantal postdocs dat binnen een universiteit werkt, staat niet geregistreerd. Hierdoor kunnen wij ze als vereniging ook moeilijk bereiken.” Waarom dit niet wordt bijgehouden weet Jordi niet. “Misschien doen ze het wel expres”, is het cynische antwoord.

Dat universiteiten maximale flexibiliteit eisen van de werknemers, vindt Jordi onzin. “Maximale flexibiliteit van het personeel, betekent gewoonweg minder verantwoordelijkheid voor de universiteit!” Volgens Jordi heerst er onder universiteiten een sfeer om zich niet te binden aan een postdoc, vanwege de angst voor verplichtingen. Hierin ligt een taak voor de Vereniging van Universiteiten (VSNU) maar helaas ziet deze organisatie dat anders zegt Jordi: “Het geklaag van de postdocs wordt toch niet echt serieus genomen en een beetje als een luxeprobleem gezien.”

Boukje Keijzer van de VSNU is het daar niet mee.“Dat de universiteiten het probleem niet serieus zouden nemen, vind ik onzin. Dat gebeurt wel degelijk." Volgens de VSNU zijn er inmiddels een aantal plannen om de problemen te lijf te gaan. “Zo is er met de vernieuwingsimpuls 'Veni, Vedi, Vici' een goed begin gemaakt om onderzoekers een kans te geven.” Een Vedi-beurs is voor postdocs en geeft een inbeddingsgarantie van hun onderzoeksprogramma in het reguliere programma van de universiteit.

Algemeen erkend is dat universiteiten postdocs moeten binnenhalen en aan zich moeten binden. Over een aantal jaren is er een grote uitstroom van oudere wetenschappers en hebben de universiteiten jong talent hard nodig. Reden voor SoFOKleS, het sociaal fonds voor de kennissector, dat bestaat uit vertegenwoordigers van werknemers- en werkgeversorganisaties, om voor de derde keer een arbeidsmarktmonitor uit te voeren. Voor het onderzoek heeft SoFOKleS ruim 400 postdocs ondervraagd.

Uit het onderzoek komt naar voren dat 84 procent van de postdocs de ambitie heeft om ook op de langere termijn in de wetenschap te blijven werken. Een kwart kan zich niet eens een carrière buiten de universiteit voorstellen. Alle ambities ten spijt: veel postdocs komen na hun eerste postdoc-functie alleen in aanmerking voor een volgende tijdelijke functie. Van alle postdocs heeft nu 45 procent één of meer aanstellingen ‘gestapeld’. Zestig procent van de postdocs geeft aan in de toekomst nog wel een postdoc-functie te willen om zich opnieuw met onderzoek bezig te kunnen houden.

De resultaten van de arbeidsmarktmonitor laten zien dat de wil er onder jonge onderzoekers is, maar dat universiteiten hun opstelling wel moeten veranderen, zegt Bart Jordi van het Landelijke Postdoc Platform: “Het probleem van de postdocs moet nu eens fatsoenlijk worden aangepakt en het wordt hoog tijd dat de politiek zich met hen gaat bemoeien. De universiteiten doen dit in elk geval te weinig!”

Stijn Jaspers

Lerarenopleidingen gebaat bij samenwerking hbo

IVLOS is de beste

Het Utrechtse IVLOS scoort van alle universitaire lerarenopleidingen het best. De opleiding scoort een reeks achten, een negen en twee zevens. Ondanks de goede reputatie stagneert de instroom. Het IVLOS zou moeten streven naar een structurelere samenwerking met de Hogeschool van Utrecht.

Door fusies aan te gaan met hbo-instellingen in de regio kunnen de ulo's de zij-instromers beter opvangen en begeleiden. Ook kan samenwerking met het hbo helpen het onderzoek levensvatbaar te houden.

Hoewel dat niet de taak van de commissie was, reikt ze daarmee ook een oplossing aan voor het kwijnende bestaan van de kleinere eerstegraads lerarenopleidingen in het hbo. Deze kregen het bij visitaties in 1993 en 2002 hard voor de kiezen. Een bestuurder van de Nederlandse Accreditatie Organisatie (NAO) voorspelde onlangs nog eens hun opheffing, omdat het bedrijfseconomisch niet haalbaar zou zijn de opleidingen in stand te houden. Overigens gaat het bij de gevisiteerde ulo's ook om vrij kleine aantallen: in totaal begonnen er afgelopen jaar slechts 838 studenten, verspreid over tien instellingen.

De ulo's worden door de visitatiecommissie overladen met complimenten. Onderwijs en onderzoek zijn er sinds de vorige visitatie in 1997 op vooruit gegaan en scoren overal ruim voldoende tot goed. Het onderwijs aan het IVLOS in Utrecht springt eruit met een reeks achten, één negen en slechts twee zevens. De opleiding biedt een uniek programma voor internationaal onderwijs. De commissie prijst de gedifferentieerde opleiding, de dienstverlening aan het veld en de hoge kwaliteit van het onderzoek. Opvallend is de unieke variant, gericht op aanstaande docenten voor tweetalig of internationaal onderwijs. Maar ondanks de goede reputatie en een bredere oriëntatiecursus stagneert de instroom. Delft, dat in TULO-verband samenwerkt met Twente en Eindhoven, is een zorgenkindje.

Ook over het academische karakter van de opleidingen heerst tevredenheid. Zo is er in vergelijking met 1997 meer aandacht voor op de schoolpraktijk gericht leeronderzoek. Wel vinden de keurmeesters een betere landelijke coördinatie van het onderzoek wenselijk.

Na een dieptepunt in 1998/99 neemt het aantal eerstejaars weer langzaam toe. Dat geldt voor zowel alfa-, bèta- als gammarichtingen, dankzij een stijgend aantal zij-instromers. Vanuit de faculteiten komen juist minder studenten. De commissie vindt dat de instituten meer moeten doen aan werving en voorlichting.

Punt van zorg is de toenemende uitval. Het percentage geslaagden dreigt onder de tachtig te komen. De beoordelaars vrezen daarom dat de convenantuniversiteiten (KUN, RUG, LEI, VUA, UvA, UU) het voor 2005 beoogde aantal van twaalfhonderd afstudeerders niet zullen halen.

HOP

Nauwelijks handhaving Europese richtlijnen

De Europese Unie vaardigt wel richtlijnen uit, maar de handhaving daarvan schiet te kort. Europa-deskundige Esther Versluis vergeleek de wetgeving van vier Europese landen: Nederland, Spanje, Duitsland en Groot Britannië. "Er is geen sprake van gelijk beleid."

De centrale vraag van Versluis' onderzoek - wat betekent één richtlijn in verschillende landen - komt voort uit de observatie dat Europese 'wetten' nogal verschillen. Lidstaten moeten Europese richtlijnen omzetten in nationale wetgeving en daarbij is "redelijk veel ruimte voor eigen interpretatie", zegt Versluis, die 13 juni aan de faculteit Sociale Wetenschappen promoveerde. De richtlijnen zijn ervoor bedoeld gelijke omstandigheden te creëren voor bedrijven in verschillende lidstaten. Dat lukt niet doordat lidstaten zelf toevoegingen mogen doen aan de richtlijn.

"De Europese Commissie kan kiezen tussen het uitvaardigen van een minimum- en een maximumrichtlijn. Aan een minimumrichtlijn mogen landen hun eigen dingen toevoegen. Zo heeft Nederland aan de Seveso richtlijn toegevoegd dat bedrijven bepaalde risico’s moeten uitrekenen. Het gevolg is dus dat het effect van de regels verschilt per land. De Commissie zou er dus voor kunnen kiezen om alleen maximumrichtlijnen te maken."

Maar belangrijker volgens Versluis is meer aandacht voor de handhaving van richtlijnen. Een regel bedenken is mooi, maar als niemand hem naleeft, heeft het geen nut. De Commissie moet zorgen dat regels ook gehandhaafd worden. "Ik ben in Brussel gaan praten met de mensen die zich bezig houden met de richtlijnen die ik onderzocht heb", vertelt Versluis. "Die weten niks! Die hebben geen idee hoe het handhaven van 'hun' regels er in de praktijk aan toe gaat."

Zo wordt bijvoorbeeld de richtlijn over Veiligheidsinformatiebladen eigenlijk in geen enkele lidstaat nageleefd. Zo'n blad beschrijft in enkele pagina's hoe je om moet gaan met een gevaarlijke stof en wat je bijvoorbeeld moet doen als het vrijkomt. "Deze bladen krijgen overal weinig aandacht, niemand vind ze heel belangrijk. Nederland doet er nog relatief veel mee met tien inspecteurs die er een deel van hun tijd aan besteden. Maar in de meeste landen hebben inspecteurs bijvoorbeeld vijftig fabrieken onder hun hoede die ze helemaal moeten controleren. Dat betekent dat ze alleen toekomen aan de belangrijke regels. De veiligheidsinformatiebladen schieten er dan bij in."

Om het uitvaardigen van richtlijnen die in de praktijk niks betekenen te voorkomen, stelt Versluis voor dat de Europese Commissie meer aandacht besteedt aan handhaving. "Dat is officieel ook haar taak, zij is guardian of the treaties. De Commissie zou checklisten kunnen maken voor inspecteurs, zodat die weten waar ze op moeten letten. Sommige regels zijn zo ingewikkeld dat inspecteurs dat niet eens weten. Er moet een actieplan komen om inspecteurs op te leiden."

Een cynicus zou kunnen zeggen dat bij veiligheidsbeleid men altijd de put dempt als het kalf verdronken is. Zo maakte de ontploffing van de vuurwerkfabriek in mei 2000 die een Enschedese woonwijk wegvaagde diepe indruk op veiligheidsinspecteurs. Versluis: "Toen ik begon met mijn onderzoek was de ramp nog niet geweest. De eerste inspecteurs die ik sprak waren niet zo streng, ze lieten het typische Nederlands gedoogbeleid zien. Maar degenen die ik sprak ná de ramp waren heel strikt. Die vertelden zich aan de letter van de wet te houden. Dat onderscheid was heel opvallend."

Rinze Benedictus

Alcohol is goed én slecht nieuws

Als iedereen nu stopt met het drinken van alcohol sterven er minder jongeren maar meer ouderen. Het gezondheidseffect van alcohol is een genuanceerde optelsom. Er is niks mis met drinken, maar spaar het niet op tot het weekend.

Maar aan het gebruik van alcohol kleven bezwaren. "Alcohol is goed nieuws én slecht nieuws", stelt arts-epidemioloog Rick Grobbee. "Regelmaat is goed, overmaat is slecht." Het dagelijks nuttigen van maximaal drie tot vier glazen alcohol heeft een beschermende werking op hart- en vaatziekten. Het HDL-gehalte ofwel het 'goede' cholesterol, stijgt erdoor. Dat vermindert de kans op hart- en vaatziekten, het verkleint de kans op het ontstaan van hartaanvallen en beroertes.

"Maar je moet deze vier glazen per dag niet opsparen en op zondag 28 glazen drinken", zegt Grobbee. "Jezelf klemzuipen in het weekend, het zogenaamde binch drinking, werkt averechts." Binch drinking is mede verantwoordelijk voor de matige gezondheid van Schotten en Finnen. "De weinige onderzoeken die er zijn, kunnen in Schotland niet de beschermende werking van alcohol laten zien. Waarschijnlijk komt dat door het patroon van het drankgebruik: mensen drinken heel veel in het weekend."

Doordrinken

Het 'gunstige' maximum van vier glazen per dag is een genuanceerde optelsom van verschillende alcoholeffecten. Stel dat je alleen kijkt naar verkeersongelukken of het ontstaan van leverkanker. Dan zou een arts kunnen zeggen: verbieden dat drinken. Het risico op leverkanker neemt rechtevenredig toe met elk genuttigd biertje. Voor verkeersongelukken waarbij alcohol in het spel is, geldt hetzelfde. Daar is dus gezondheidswinst te halen.

Maar leverkanker is in Nederland heel zeldzaam. En een heel klein risico dat iets groter wordt, is niet iets om je veel zorgen over te maken. Grobbee: "Twee keer niks is nog steeds niks." Voor verkeersongelukken geldt dat het eigenlijk alleen jongeren aangaat. Grobbee haalt een onderzoek aan waarin wordt uitgerekend wat het effect zou zijn als iedereen in Amerika zou stoppen met drinken. "Onder jongeren zou de sterfte afnemen, maar onder ouderen zou de sterfte juist toenemen."

Dat laatste effect op ouderen komt dus door de beschermende werking tegen hart- en vaatziekten wat samen met kanker een veel voorkomende ziekte is. Een klein beetje extra bescherming daartegen tikt daarom lekker aan op bevolkingsniveau.

En er valt nog meer winst te halen. De beschermende werking van alcohol - let wel, als je alleen uitgaat van hart- en vaatziekten - strekt zich uit tot misschien wel acht à tien glazen per dag, vertelt Grobbee. Het 'gezonde' maximum staat nu op drie tot vier glazen vanwege de overige negatieve effecten. Maar dat hoeft niet zo te blijven.

De optelsom die leidt tot het maximum van vier glazen is niet constant. Als het gedrag verandert, mensen stappen bijvoorbeeld minder snel achter het stuur met alcohol op, verandert ook de optelsom. Als de kans op ongelukken bij jongeren afneemt, zou het epidemiologisch lonend kunnen zijn om het aanbevolen aantal glazen per dag iets te verhogen. Het risico voor jongeren is immers toch heel klein en bij ouderen creëer je extra bescherming voor hart en vaten.

Deze afweging brengt wel lastige discussies met zich mee. "Moet je mensen die niks drinken dan maar aanraden om te gaan drinken?", vraagt Grobbee. "Het probleem is dat als je in de bevolking alle niet-drinkers zo ver krijgt enkele glazen per dag te gaan drinken, ook de toch al veel drinkende groep doorschuift. Die krijg je er gratis bij. Dat negatieve effect kan weer opwegen tegen de winst."

Vraagtekens dus, Grobbee zou dan ook graag uitzoeken wat precies de gevolgen zijn van niet-drinkers die gaan drinken. Volgens de epidemioloog zou dit heel goed gepast hebben in het onderzoeksprogramma ‘Gezond leven' van onderzoeksfinancier ZonMW dat in 2001 gestart is. "Maar er was geen belangstelling voor. Daar heb ik me wel over opgewonden. Terwijl een aio het zo kan doen, die kan hier morgen aan de slag."

French paradox

Dan is er nog de mythe die wijn omgeeft. Het drinken van wijn zou gezonder zijn dan het gebruik van bijvoorbeeld bier. Onder andere dankzij de aanwezigheid van flavonoïden, anti-oxidanten. Een idee dat wijnfabrikanten dankbaar cultiveren. “Wijn is overgewaardeerd”, stelt Grobbee droog. “Als je alle studies op een rij zet, dan is er evenveel bewijs voor het gezonde effect van elke vorm van drank, of het nou wijn, bier of gedestilleerd is. Je vindt in elk land het effect voor de drank die er het meest gedronken wordt.”

De goede naam van wijn komt uit het Middellandse Zeegebied. Het Mediterrane leefpatroon met wijn en olijfolie zou leiden tot een langere levensverwachting. “Dat staat bekend als de French paradox: de bevolking heeft gemiddeld een hoger cholesterol-gehalte, maar weinig hart- en vaatziekten. Sommige mensen hebben toen geconcludeerd: het is de wijn. Maar in Frankrijk is de norm wijn drinken. Als je daar de bierdrinkers bekijkt, dan bestudeer je een bijzonder geval, want die vertonen afwijkend gedrag. Dat vertekent het beeld.”

Rinze Benedictus

Bier als bakermat van de beschaving

De mensheid heeft brood uitgevonden om bier te maken. Dat is kort door de bocht de hypothese van de Amerikaanse botanicus Jonathan Sauer uit de jaren vijftig. Zijn idee is ontstaan in de discussie rond gerst, het uitgangspunt van brood en bier én zo'n tienduizend jaar geleden één van de eerst gedomesticeerde gewassen. Vóór mensen gerst gingen verbouwen, verzamelden ze het al in het wild. De reden om het te gaan verbouwen was volgens Sauer het verlangen naar bier. De extra voedingswaarde van verbouwde gerst, kan volgens hem geen argument zijn geweest. Die zou niet opwegen tegen de extra moeite van het verbouwen.

Gerstbrood is namelijk weinig voedzaam. Die voedingswaarde stijgt echter door het te laten gisten en er dus bier van te maken. De concentratie van schadelijke stoffen zoals tanninen daalt, terwijl B-vitaminen en essentiële aminozuren juist toenemen. Waarom zouden onze voorouders het weinig voedzame gerst verzamelen als er andere gewassen beschikbaar waren? De extra voedingswaarde en de alcohol in het oer-bier moeten wel de doorslag hebben gegeven.

Ter ondersteuning van deze omstreden hypothese geldt het belang dat de Sumerische cultuur hechtte aan bier. Sumerië ligt in Mesopotamië, het huidige Irak, en het vormt het begin van de westerse beschaving. Alle lagen van de Sumerische bevolking dronken het laag-alcoholisch bier en het speelde een rol in de geneeskunde en in rituelen. Bovendien maakten de Sumeriërs hun bier van brood, bappir, zo vertellen kleitabletten ons. Bappir kon heel lang bewaard blijven en het werd alleen gegeten in tijden van hongersnood. Kennelijk was bappir niets meer dan een handige manier om de ingrediënten van bier lang goed te houden.

Het verlangen naar bier heeft verstrekkende gevolgen gehad. Het domesticeren van landbouwgewassen leidde tot de overgang van een nomadische jager-verzamelaarmaatschappij naar een samenleving van boeren. Er ontstonden dorpen en steden: de menselijke beschaving was een feit.

'Rugbyers laten zich corrigeren'

Rugbycoach moet vlak voor pensioen de handdoek in de ring werpen

De rugbystudenten moeten afscheid nemen van Johan Broers die na ruim twintig jaar gedwongen met pensioen gaat. Zijn gezondheid laat het niet meer toe om nog langer in weer en wind langs de lijnen te staan. De Amsterdamse coach laat zijn clubs in Utrecht met moeite los. En ook zijn vrouw weet nog niet goed wat ze moet met een man met zoveel vrije tijd.

In zijn stomerij heeft de tijd stilgestaan. Broers strijkt een stapel overhemden, maakt een kopje cappuccino en staat tussendoor zijn klanten of collega-ondernemers uitgebreid te woord. "We hebben de functie van de buurtwinkel overgenomen." Zijn klanten zijn wel veranderd. "Vroeger kwam ome Jan een broek brengen voor een paar gulden. Tegenwoordig gooien de yuppen die in de buurt wonen hele zakken met kostuums over de toonbank en betalen tientallen euro's." Broers laat het elders reinigen en strijkt alleen wat overhemden na. "Daarvan koop ik bier voor mijn studenten."

Hij is in deze wijk rond de Wallen geboren. "Wij waren op elkaar aangewezen. Vriendjes uit andere buurten mochten hier niet spelen. Op school vroegen ze altijd: wat doet je moeder." Al vroeg bleek hij een man van de sport. Hij werd bokser. Broers was in 1960 op weg naar de Olympische Spelen in Rome, maar stapte tijdens een voetbalwedstrijd in een kuiltje en ging het gips in.

Uiteindelijk stopte hij met boksen vanwege de toestanden erom heen. "Ik bokste in Krasnapolsky tegen een Duitse jongen. Ik was dik winnaar. Voorin zaten van die dames met van dat hoge haar. Dat hadden ze toen. Een beetje ordinair. 'Slaan 'm dood', riepen ze. Toen knakte er iets in me. Daar houd ik niet van. Vroeger stond iedereen midden in de nacht op om naar Cassius Clay te kijken. Maar voor Tyson blijft niemand wakker. Vroeger had je mooie wedstrijden. Nu zijn ze sterk door al die krachttraining, maar de souplesse is weg."

Broers koos voor het rugby. Een bijzonder gedisciplineerde sport. "Vraag het aan de kasteleins hier in de buurt. Die zien direct het verschil tussen een groep Engelse rugbyers en Engelse voetballers. Rugbyers laten zich corrigeren." Er volgde een lange carrière. Hij werd als speler Nederlands kampioen en later meer dan tien jaar coach van Jong Oranje.

Begin jaren tachtig zaten de Utrechtse studenten zonder trainer. Ze zochten Broers aan en die wilde het wel een tijdje proberen met die studenten. En zo begon een lang verblijf op de universiteit met veel sportieve ups & downs met promoties en degradaties van de heren van Utrechtse Studenten Rugby Society. En een landskampioenschap met de dames van Rugbyende Utrechtse Studenten. Zijn mooiste herinnering was de trip naar Rusland en Georgië in 1990. "Zeventien dagen lang feest."

Broers begrijpt wel waarom rugby een studentensport is. "Studenten zijn jonge mensen die ook willen leren wat ze allemaal met hun lichaam kunnen. Veel studenten die alleen maar schrijven en achter een computer zitten, merken opeens hoe sterk en pittig ze zijn in het maken van contact. Ze ontwikkelen hun eigen lichaam." Twintig jaar studenten trainen werd ook niet saai. "Bij een burgervereniging heb je jongens die tien jaar bij die club spelen. Maar bij studenten heb je elk jaar een nieuwe lichting."

De tijden zijn wel veranderd. "Ze komen steeds later en ze blijven steeds korter. Ze komen tegenwoordig pas sporten als ze tweedejaars zijn. Ze blijven kort omdat ze snel moeten afstuderen." En hoewel de heren rugbyers bekend staan als flinke innemers heeft Broers nog nooit iemand weggestuurd die met een kater of halfdronken op de training kwam. "Iemand die komt, moet je belonen. Je mag hem wel afzeiken, maar je moet hem ook belonen."

Hij zal Utrecht en USRS enorm missen hoewel hij volgend jaar nog twee uur per week verbonden blijft aan het sportcentrum. Als een soort technisch adviseur. Om het rugby te stimuleren. Want het rugby in Utrecht moet op niveau blijven. Om de coach er voor altijd bij te hebben wilden de rugbyers hun nieuwe tribune naar hem vernoemen. Maar je vernoemt alleen dingen naar dode mensen, vindt Broers. Daarom mocht hij de eerste paal slaan. "Typisch studenten om je de eerste paal te laten slaan, terwijl die tribune al lang klaar is."

Zijn vrouw moet ook wennen aan het feit dat Broers vaker thuis zal zitten. "Ik ben dertig jaar niet thuis geweest. Ik had vorig jaar een mobieltje gekregen van mijn dochter en daarmee belde ik mijn vrouw toen we met de jongens een biertje hadden gedronken in de stad. Het was gezellig en het was laat geworden. Krijg ik als antwoord: 'Je komt al 35 jaar te laat. Wil je mij niet meer storen. Ik zit net mijn krantje te lezen.' Ik heb nu gelukkig al één avond per week opgevuld. Dan houd ik samen met een vriend een herendiner."

Jurgen Swart

De omslag op de arbeidsmarkt

Niets is meer zeker

Stijgende werkloosheid, dalende salarissen en honderden sollicitanten per vacature. De gouden tijden voor jonge alumni zijn voorbij. Alleen het onderwijs biedt nog zekerheid, al begint zelfs dat bastion scheurtjes te vertonen.

Toenmalig inspecteur-generaal F. Mertens van de Onderwijsinspectie waarschuwde in 2000 nog dat de kwaliteit van het hoger onderwijs in gevaar dreigde te komen door de vele vacatures. Universiteiten en hogescholen zouden door het bedrijfsleven - dat schreeuwde om nieuw personeel - onder druk worden gezet om zo snel mogelijk zo veel mogelijk gediplomeerde werknemers af te leveren. In een officieel akkoord beloofde ict-branchevereniging Fenit aan de HBO-raad geen studenten zonder diploma meer te werven, als de hogescholen jaarlijks maar tweeduizend studenten extra zouden laten instromen in de duale informatica-opleidingen.

Inmiddels is het weer drastisch omgeslagen. Of er voor al die informaticastudenten straks werk is, is zeer de vraag. De internet-zeepbel is gebarsten en in twee jaar tijd nam het aantal vacatures in de automatisering met 78 procent af. Het Centrum voor Werk en Inkomen - het voormalige arbeidsbureau - waarschuwde vorig jaar al voor oplopende werkloosheid onder hbo'ers. Die werd volgens bestuursvoorzitter Rens de Groot grotendeels vooral veroorzaakt door de malaise in de ict en het bankwezen.

Het probleem is nu een stuk breder. Volgens het CWI loopt de werkloosheid over hele linie fors op - en hoger opgeleiden ontspringen de dans niet. In maart 2002 telde het CWI nog 71.200 werkzoekenden met een hbo- of wo-diploma, een jaar later waren dat er 91.400: een stijging van ruim 28 procent.

In een nog niet gepubliceerd rapport constateert ook het Maastrichtse onderzoeksbureau ROA dat de werkloosheid onder pas afgestudeerde academici in bijna alle sectoren stijgt. Starters op de arbeidsmarkt hebben het extra moeilijk, omdat ze doorgaans niet over de vereiste ervaring beschikken en meer begeleiding nodig hebben.

Zekerheid

Geen wonder dus dat steeds meer jonge alumni een vervolgstudie verkiezen boven een entree op de arbeidsmarkt. Volgens de HBO-monitor steeg het aantal afgestudeerde hbo'ers dat na zijn opleiding in 2001 verder ging leren met twintig procent.

Wie wel een baan vindt, werkt bovendien vaker onder zijn niveau dan een paar jaar geleden, en ook de salarissen stijgen minder snel. Dat laatste bleek ook al uit het Intermediair Imago-onderzoek, dat eerder deze maand bekend werd. Het gemiddelde salaris van hoog opgeleide starters op de arbeidsmarkt daalde in een jaar tijd zelfs met zeven procent.

De ondervraagden waren ook meer geneigd te kiezen voor zekerheid. Wilden ze een paar jaar geleden nog het liefst aan de slag bij forse ict-bedrijven met dito salarissen, tegenwoordig is het geen schande meer om te kiezen voor een baan bij een ministerie of de gemeente. Je houdt er dan wel geen lease-bak aan over, je bent wel zeker van je baan, is kennelijk de redenering. Wat daarvan klopt moet overigens nog blijken: het nieuwe kabinet wil tenminste 12.000 ambtenarenbanen schrappen.

Massa-ontslagen

Die hang naar zekerheid blijkt ook uit de studiekeuze van schoolverlaters. De typische modestudies uit tijden van economische voorspoed zijn duidelijk uit de gratie: jongeren kiezen voor baanzekerheid.

"Marketing en management waren een paar jaar geleden magische begrippen. De glamour is er nu een beetje af", zegt Leo Coïni van de vereniging van Schooldecanen. Toch denkt hij dat een directe relatie tussen de arbeidsmarkt en studiekeuze moeilijk te leggen is. "Zulke dingen spelen zeker mee, maar ze zijn niet bepalend voor schoolverlaters - daarvoor ligt werken nog te ver in hun toekomst." Volgens Coïni kijken de aspirant-studenten meer naar de opleiding zelf dan naar het vervolg.

Coïni maakt juist regelmatig het tegenovergestelde mee. "Veel scholieren voelen zich enorm aangetrokken tot nieuwe opleidingen als 'sport en management'. Dat is een soort sportverdwazing, want die studenten komen echt niet allemaal aan het werk. In het mbo is er een groot overaanbod aan toeristische opleidingen, en toch gaan leerlingen daar nog graag naartoe. Daar waarschuw je ze als decaan nadrukkelijk voor."

Alleen bij veel ict-opleidingen en de pabo ziet Coïni een sterkere invloed van de arbeidsmarkt op de studiekeuze. Berichten over massa-ontslagen en faillissementen in de dotcom-branche doen het imago van de it-sector geen goed. Andersom zijn de scholieren ook goed doordrongen van de mogelijkheden die het aanhoudende lerarentekort biedt.

Modestudies

Coïni's nuancering ten spijt laten de cijfers een opvallende verschuiving zien. Voor het komende studiejaar hadden zich vorige maand ongeveer 15.000 studenten aangemeld voor een hbo-opleiding in een economische hoek, 2000 minder dan twee jaar geleden. Dat de totale instroom in het hbo redelijk stabiel blijft, is vrijwel volledig te danken aan de groei van pedagogische en zorgopleidingen. Die schreven tot nu toe respectievelijk duizend en zeshonderd studenten meer in dan vorig jaar. Kennelijk weten scholieren heel goed waar nog wél banen te vinden zijn.

Bij de universiteiten is het nog dramatischer: studies als bedrijfskunde, (international) business administration en verwante opleidingen - die de laatste jaren groeiden als kool - zien hun voorlopige aanmeldingscijfers voor het komende collegejaar meer dan halveren. De universitaire opleidingen technische informatica hadden eind april veertig procent minder inschrijvingen genoteerd dan een jaar eerder.

Met één sector is iets vreemds aan de hand. Dat zijn de exacte en technische studies. Overheid en werkgevers klagen nog steeds over het 'structurele tekort' aan bèta's. Maar zelfs nu de belangstelling voor allerlei modestudies taant, weten de exacte opleidingen daar niet van te profiteren. Ze blijven uit de gratie.

Minister Van der Hoeven laat nieuwe maatregelen onderzoeken om studenten tot 'exact' te verleiden. Ook de Onderwijsraad wees deze maand op de ernst van de situatie. Zelfs in het pas gesloten regeerakkoord zijn de bètastudies een prominent thema, dat vraagt om "onorthodoxe maatregelen".

Toch konden de scholieren wel eens gelijk krijgen. Nu Nederland officieel in een recessie zit, behoeft het beeld van een tekort aan technici misschien bijstelling. Juist deze week komt de Stichting Axis, die is ingesteld om de exacte vakken te promoten, met pessimistische geluiden. In haar Technomonitor waarschuwt Axis dat de werkgelegenheid in de techniek hard terugloopt. Misschien is het een tijdelijke 'dip', maar het herinnert er wel aan dat exacte opleidingen gevoelig blijven voor het wel en wee van de industrie. En wie durft er te voorspellen dat het met die industrie straks weer crescendo gaat?

Onderwijs

Nee, voor de beste perspectieven kun je toch beter mikken op zorg of onderwijs. Volgens de jongste cijfers van de Onderwijsinspectie zijn alleen al in de komende drie jaar 53.000 nieuwe leraren nodig om de tekorten op basisscholen en in het voortgezet en middelbaar onderwijs op te lossen.

Zelfs daar lijkt een baangarantie echter niet meer voor iedereen weggelegd. Als het economisch tij echt tegenzit, is zekerheid net zo schaars als de banen. Ook in de jaren tachtig liep de werkloosheid onder hoger opgeleiden snel op - en toen wisten zelfs leraren en technici de dans op den duur niet te ontspringen.

Ook nu verschijnen de eerste sombere berichten in het onderwijs. Het lerarentekort is bijvoorbeeld vooral een probleem in de grote steden: elders in het land komen zij-instromers, maar ook pas-afgestudeerde onderwijzers al wat moeilijker aan de bak.

Wie écht zeker wil zijn dat hij na zijn opleiding niet werkloos wordt, kan inderdaad toch maar het beste voor onderwijs kiezen: blijf nog een paar jaar in de collegebanken zitten.

HOP, Wieland van Dijk

Provo werd groot door huwelijk Beatrix en Claus

Het is grotendeels 'toeval' dat Provo, de rebelse actiegroepering uit de jaren zestig, zo bekend is geworden. Dat stelt historicus Niek Pas in zijn vuistdikke proefschrift ‘Imaazje! De verbeelding van Provo (1965-1967)’ . Pas analyseerde de beweging die – tegen de achtergrond van een ontluikende jongerencultuur en economisch hoogtij – onder meer het witte fietsenplan bedacht.

Al die camera’s registreerden de beruchte rookbom naast de Gouden Koets. “Die is gemythologiseerd”, relativeert Pas. “Er waren tientallen rookbommen en er waren rellen in Amsterdam, veroorzaakt door allerlei groepen.” Hoe dan ook, door de massale media-aandacht stonden de Provo’s in één keer nationaal en internationaal op de kaart. “Maar stel dat Beatrix in Claus pas in 1970 getrouwd waren? Hoe zou het dan gegaan zijn met de Provo’s?”

Toch was de media-aandacht pas de 'eerste trap' van de opkomst van Provo. Kort na het huwelijk braken in Amsterdam bouwvakkersrellen uit. Die hadden niets te maken met de Provo’s, maar het had wel tot gevolg dat voor de tweede keer in drie maanden Nederland de internationale voorpagina’s haalde. “Hoe vaak gebeurt dat nou?” Hierna kwamen uit de hele wereld journalisten naar Nederland. Die zoomden heel erg in op de Provo’s, die nu echt bekend waren. De Provo's demonstreerden tegen de atoombom en de oorlog in Vietnam, deelden idealistische pamfletten uit en organiseerde happenings.

De beweging zou maar kort leven. In 1967 heft Provo zichzelf op. “Op zich is dat al briljant”, schetst Pas. “Maar waarom heffen ze zichzelf op? Ik denk dat ze het fulltime actievoeren na twee jaar gewoon spuugzat waren. En Provo werd ‘in’, dus vond de kerngroep dat ze ‘uit’ waren. Bovendien vonden ze dat ze hun punt gemaakt hadden. Daar komt bij dat er andere, veel radicalere groepen opgekomen waren. Zo werd het Van Heutsz-monument beschadigd als protest tegen het kolonialisme. Met dat soort gewelddadige acties wilde Provo niets te maken hebben, het moest ludiek blijven.”

Terugblikkend vind Pas dat Provo niet het predikaat ‘links’ verdient dat het in de afgelopen decennia als vanzelf opgeplakt heeft gekregen. “Ze waren niet links of rechts. Ze spraken bijvoorbeeld van het klootjesvolk, daar spreekt toch een minachting uit voor de gewone man. Ze hadden bovendien een afkeer van de moderniteit. De Provo’s zijn in hun tijd wel eens beschuldigd van fascisme. Nu werd er vaker met die term gegooid in die dagen, maar het geeft wel aan dat de Provo’s veel ambiguer waren dan nu vaak gezegd wordt. Ze waren niet simpelweg links.”

Lastig van een politiek etiket te voorzien was ook Pim Fortuyn. Pas: “De parallel met Pim Fortuyn is snel gemaakt. Zowel de Provo’s als Fortuyn waren provocerend, ze zetten zich af tegen de gevestigde orde. Allebei waren ze heel mediageniek. In beide gevallen heerste er een bijzonder politiek klimaat in Nederland. En in beide gevallen ging het om een kortlevend fenomeen. De Provo’s hebben zichzelf opgeheven en Pim Fortuyn zichzelf als het ware ook.”

Rinze Benedictus

Doe jij nog iets aan Sport?

Ineke Steenhoek: geen voetbal meer na blessure

Ineke Steenhoek (44) is studentendecaan en topsportcoördinator van de universiteit. In oktober maakte een ernstige blessure een einde aan haar vijftien jaar lange carrière als zaalvoetbalster in het tweede van Celeritudo. Sporten mag ze op dit moment niet. Hoewel haar revalidatieprogramma dat toch verdacht veel op lijkt.

Ondanks dit blessureleed, wil ze graag weer sporten. "Ik ga nu bij fysiotherapie op de Hogeschool van Utrecht verder revalideren. Ik wil daarna weer gaan sporten. Ik zit de hele dag op kantoor. Dan is het lekker om je lichamelijk te kunnen ontspannen. En na afloop is het gezellig, zeker bij een teamsport. Maar ik weet niet of dat er ooit nog van komt, want ik mag geen contactsporten meer doen zoals voetbal of basketbal.

"Als je een beetje fanatiek bezig wilt zijn is badmintonnen de uiterste sport die je kunt proberen", zei de fysiotherapeut. Heel vroeger heb ik gebadmintond. En daar had ik wel een beetje talent voor. Ik was eerste bij de beginners. Dat zou ik met een brace weer mogen doen. Dat is ook een test want als het niet goed gaat, wordt toch overwogen om een kruisbandoperatie te doen. Daar vond de chirurg me aanvankelijk te oud voor omdat je daarna nog een heel jaar moet revalideren."

@Auteur:Jurgen Swart

Lowlands 2003

Vreemdgaan loont. Tja, in dit geval wel. Het U-blad heeft de twee vrijkaartjes voor Lowlands toebedacht aan Kate Napier die daar met haar hunk van 9,5 een zeer memorabele belevenis kan herbeleven. Job de Vrieze en Martijn Awater krijgen elk een echt Lowlandshirt.

Lowlands is in de eerste plaats een muziekfestival, gericht op alternatieve pop, dance, hiphop en rock. Maar ook klassieke muziek, wereldmuziek en zelfs het Hollandse levenslied zijn vertegenwoordigd. Daarnaast is op Lowlands alles te vinden dat ook maar enigszins voor cultureel verantwoord door kan gaan: van toneel en film tot ballet, stand-up comedy en videokunst. Er worden dit jaar maar liefst 350 artiesten en uitvoeringen verwacht, verspreid over tien podiumtenten.

Het enorme festivalterrein is een stad op zichzelf. Voorzover de inwoners al slapen, doen ze dat in tentjes op één van de zeven megacampings. Uiteraard zijn deze campings van alle gemakken (douche en toilet) en ongemakken (tattoo- en piercingshops) voorzien. Daarnaast zijn er op het terrein bioscopen, restaurants, supermarkten, sportfaciliteiten, relaxruimtes en een heus ‘beeldend kunstdorp’.

De programmering van Lowlands is altijd een stuk avontuurlijker dan die van mainstream festivals als Pinkpop. Tientallen bands waren er al ver voor hun grote doorbraak te zien, en ongetwijfeld zullen er ook dit jaar weer verrassende acts boven komen drijven. Een greep uit de namen die het al (min of meer) gemaakt hebben en die dit jaar komen spelen: Admiral Freebee, Beck, Bettie Serveert, Caesar, Dave Clark, The Datsuns, Feeder, Michael Franti & Spearhead, Foo Fighters, Goldfrapp, Guano Apes, PJ Harvey, Lamb, Mint Royale, The Music, Miss Kittin, Kelly Osborne, The Polyphonic Spree, Raymzter, Scheider TM, Starsailor, Stereophonics, Suede, The Streets en Turin Brakes.

Kaarten voor het festival kosten 107,50 euro (voor drie dagen muziek inclusief kamperen). Ga voor het complete programma en meer informatie naar: www.lowlands.nl

Ype Driessen
HOOFDPRIJS

Lowlands, The Experience

Je kent het wel, dat machtig mooie moment midden in een sidderende vrijpartij, waarbij je blaas je een onwelkome boodschap stuurt dat je toch wel erg nodig richting w.c moet (zelfs buiten beschouwing gelaten dat je op een minimale wachttijd van 30 minuten kunt rekenen in de ellenlange rij voor de dames-w.c.).

Dus excuseer ik me, met al mijn vrouwelijke charmes (uh-hum), en begeef ik me, toch enigszins tegen mijn zin, buiten de tent. Op handen en voeten klauterend, kruip ik de tent uit, mijn keel ontsnapt ternauwernood aan een suïcidaal geplante tentlijn. Ik struikel over de avonturiers, die met hun matjes de met regen ondergelopen tenten ontvlucht zijn (het is moddermassa van LL 2002) en verspreid over het geasfalteerde voetpad liggen. In de wachtrij bij de w.c overpeins ik dat, hoe *!!**!! het weer ook is, het publiek van Lowlands opgewekt en uitgelaten blijft. De muziek gaat het ene oor in en het andere oor uit, het zijn de mensen die Lowlands maken tot wat het is.

Opgelucht en leeg zoek ik mijn weg terug. Je eigen tentje vinden in deze enorme wirwar van stoffen huisjes is geen makkelijke klus. Ik besluit het systematisch aan te pakken en vind een herkenningspunt belichaamd door een vlag; hier in de buurt zou het moeten zijn, niet?? Denkend ons tentje te herkennen, duik ik geruisloos onder de luifel.

Ik zou enigszins ongeloofwaardig overkomen als ik niet zou bekennen dat ik onmiddellijk zag fout te zitten. Ondanks mijn ietwat dronken toestand. Dit interieur komt niet overeen met de tent die ik heb verlaten. Want in deze tent ligt een totaal andere jongen en het eerste wat door mijn hoofd spookt is...: 'Waarom ligt hij daar alleen? Zo'n jongen laat je toch niet alleen..??' Dames en heren, wat daar voor mij ligt, is een first class lekker ding van het mannelijk schoon. Plat op de buik, armen en benen gespreid als een platgedrukte spin, in wel erg foute boxershorts. En als ik even fout bezig mag zijn: hij krijgt op een schaal van 1 tot 10, een vette 9.5.

Ik heb twee keuzes. Eén: naar mijn geweten luisteren en net zo stilletjes wegglippen als ik gekomen ben. Of twee: een spelletje spelen en net doen alsof ik stomdronken ben en oh zo stil naast dit lekkere ding gaan liggen......

De keuze is zo gemaakt. Don't get me wrong, normaal ben ik een introvert verlegen meiske, maar nu even niet.. en kies dus voor het laatste.

Met de ene vriend kwam ik op Lowlands aan en met een ander ben ik vertrokken. En met hem ben ik nog steeds samen. Oh, the wondrous ways of life.

Kate Napier, student Diergeneeskunde
TROOSTPRIJZEN

Vrienden

Met drie klasgenoten zou ik afreizen naar het driedaagse paradijs bij Biddinghuizen voor mijn festivalontmaagding: Lowlands. Het was augustus 1999. Reuzespannend dus voor een 16-jarig jongetje. Hier kwam nog bij dat één van de klasgenoten een grote groep oudere jongens mee had genomen, die nogal dominant waren. Toch werd het snel gezellig. Tot...

In de Alpha tent zou eerst Silverchair staan en daarna zou Offspring spelen. Met de groep spraken we na het concert bij de pilaren voorin de tent af. Als we elkaar kwijtraakten hadden we de voor ervaren Lowlanders bekende raket als meetingpoint gekozen, midden op het veld.

Silverchair speelde prima, vonden vooral de gillende meisjes vooraan. Er kwamen alleen veel crowdsurfers met kisten langs (destijds nog toegestaan en erg angstaanjagend voor een klein jochie). Ik besloot iets naar achteren te gaan, in de veronderstelling dat ik de rest wel weer terug zou vinden. Na het optreden begaf ik mij rustig naar de pilaren om de rest op te wachten. Maar tot mijn schrik zag ik daar veel, maar niet mijn vrienden. Naar de raket dus. Na ook hier enkele tientallen minuten gezeten te hebben, zakte mij de moed in de schoenen: hoe vond ik zes mensen terug in die enorme mensenmassa? Ik begon wat rond te lopen in de buurt van de bomvolle Alphatent, waar Offspring begonnen was. Al ronddwalend werd ik steeds minder vrolijk... tot ik plotseling aangesproken werd door een robuust figuur met drie bier in zijn handen. “Was ik mijn vrienden kwijt? Dat maakte toch niet uit? Feest lekker mee!” Spontaan duwde hij me een biertje in handen. Ach ja, why not? Maak er wat van, het Lowlandsgevoel in pure vorm! Met deze en vele andere onbekenden heb ik genoten van Orbital. Uren later kwam ik mijn vrienden tegen: ze hadden heel, héél lang gezocht...

Job de Vrieze - biomedische wetenschappen

Memories of a festival…

Lowlands 1998, de Fun Lovin’ Criminals en Portishead sluiten af. Ik ben hondsmoe en de irritante piep in mijn oren duidt op een tijdelijke (?) gehoorbeschadiging. Past geheel in mijn festivalfilosofie; mijn gehoor wordt een frequentie armer maar ik ben talloze ervaringen rijker.

Samen met wat vrienden loop ik over het festivalterrein dat prachtig verlicht wordt door de traditionele vreugdevuren. Enthousiaste festivalgangers voeden de vuren met de houten bankjes uit het Pizza restaurant, de vloerplaten van de Alphatent en het afval van de afgelopen dagen. Gewapend met brandblussers rijden security-mensen in golfkarretjes over het terrein, van vuur naar vuur. Hun pogingen hebben een wanhopig karakter en ze worden uitgejoeld door de feestende festivalgangers: spelbrekers. We gaan nog wat eten in Ron’s Snack ’n Track, een cafetariatent met de omvang van een half voetbalveld. Het wordt friet met kroketten, mayonaise en wat vergeelde ijsbergsla gepresenteerd op een eng piepschuimen bord.

Al tijdens ons maaltje is een gast bezig om restjes eten tegen het dak van de tent te gooien. Hij heeft de grootste lol. Met de anarchistische praktijken van buiten nog vers op het netvlies trakteren we hem, na ons eten, op wat bijval. Hoogste tijd voor wat opruiende actie in deze vreetkeet. We grijpen ieder een bord met resten, schreeuwen ‘Foodfight, foodfight’ en smijten het naar de nietsvermoedende punkers naast ons. In Ron’s Snack ’n Track breekt nu de pleuris uit; overal grijpen mensen naar voedselresten die ze vervolgens liefdevol delen met andere festivalgangers. Iemand mikt op knappe wijze een lading frieten in mijn nek. Al snel sprint iedereen al gooiend naar buiten en binnen anderhalve minuut is de hele toko leeg. Buiten staat een lachende menigte de kroketten en de klodders mayo van zich af te vegen. Er valt geen onvertogen woord, laat staan klappen. Dat is ook Lowlands.

Martijn Awater - muziekwetenschap