Achtergrond

Regenwormen en glasvezelkabels meten vervuiling

De regenworm wordt al jaren gebruikt als graadmeter voor de bodemvervuiling. Uit nieuw onderzoek naar deze insecten blijkt echter dat de gezondheidsrisico's voor bepaalde vervuilende stoffen minder groot is dan tot nu toe werd aangenomen. Ander onderzoek toont bovendien aan dat de regenworm als graadmeter een concurrent heeft gekregen in de glasvezelkabels.

Dat betekent dat de risicobeoordeling van grondvervuiling niet klopt. Voor de veiligheid overschatten rekenmodellen de risico’s van vervuiling met een factor tien. De modellen gaan er vanuit dat vervuiling die regenwormen via hun eten opnemen, opgeteld moeten worden bij de huidopname. Dat hoeft dus niet.

Jager verrichtte zijn onderzoek bij het RIVM in Bilthoven samen met het Institute for Risk Assessment Sciences van de Universiteit Utrecht. Via regenwormen onderzocht hij het voorkomen van giftige organische stoffen zoals pcb's, pak's en chloorbenzenen in de bodem. Daarnaast bepaalde hij hoe regenwormen deze stoffen opnemen. In het onderzoek krioelen regenwormen enkele weken in potten met te onderzoeken modder. Daarna worden de dieren ingevroren en geanalyseerd op giftige stoffen.

Een deel van zijn onderzoek deed hij in opdracht van het ministerie van VROM. Het ministerie wilde onder meer weten hoe het zit met het voorkomen van pak's in de Nederlandse bodem. "Overal kun je pak's meten", zegt Jager droog. Hij onderzocht willekeurige, niet-vervuilde wegbermen en graslanden. Overal trof hij een klein beetje vervuiling aan. "Maar daar zou ik niet al te bang van worden, het zijn geen gigantische concentraties. De wormen hebben er in elk geval geen last van."

Ook in baggerslib dat uit sloten wordt opgehaald trof Jager vergelijkbare lage concentraties vervuiling aan. "VROM wilde weten of het erg is als sloten uitgebaggerd worden, en het slib op het land terecht komt. Dat lijkt dus wel mee te vallen."

Jager schrok wel toen hij regenwormen in een bak met modder uit een baggerslipdepot zette. De bagger was afkomstig uit de Rotterdamse haven en was gestort in de jaren zeventig. "Dat is zo vervuild met resten van bestrijdingsmiddelen, daar kunnen de wormen niet tegen. Ze halveren in gewicht en leggen uiteindelijk het loodje. Dat had ik nog nooit gezien!"

Jager promoveert op 11 juni aan de faculteit Biologie, negen dagen eerder promoveerde toxicoloog Leon van der Wal ook op regenwormen-onderzoek. Van der Wal toonde aan dat glasvezelkabels regenwormen kunnen vervangen als 'bio-indicators' voor bodemvervuiling. Glasfibers met een juist laagje aan de buitenkant (een coating) nemen precies dezelfde stoffen op als regenwormen. Bovendien nemen ze vergelijkbare hoeveelheden op.

Om water- en sedimentvervuiling aan te tonen zijn de glasvezels al eerder gebruikt. De toepassing als meter van bodemvervuiling is nieuw. Daarvoor worden regenwormen het meest gebruikt. Wormen dienen als model voor de giftige stoffen die andere bodemdieren opnemen. Maar ook geven ze aan in hoeverre vogels en zoogdieren die wormen eten door vervuiling bedreigd worden. Wellicht dat glasvezelkabels deze functie in de toekomst overnemen. De analyse met glasfibers is sneller en minder omslachtig.

Rinze Benedictus

Van braaf huisorgaan tot luis in de pels en terug

"Dan bent u een nazist!" "Een wat?", vroeg ik verbijsterd. "Een nazist! Slaat u artikel 7 van het handboek van Goebbels er maar op na: woon vertrouwelijke vergaderingen bij en publiceer erover als het je uitkomt".

Als je het zo bekijkt, is de zojuist verschenen historie van het Utrechtse Universiteitsblad deze week vooral plaatselijk nieuws. Maar de titel van het boek belooft terecht meer. Het gaat over "onafhankelijkheid en informatievoorziening". Dat thema zou iedere kritische lezer van een universiteits- of hogeschoolblad moeten boeien.

Polderuniversiteit

Waarom legt een universiteits- of hogeschoolbestuur tonnen neer voor een massaal verspreid week- of maandblad, waar het inhoudelijk vrijwel niets over te zeggen heeft? Hoe kan het dat beroepsjournalisten de ruimte krijgen om binnen een onderwijsinstelling onafhankelijke journalistiek te bedrijven? Of: is zo'n blad met slechts één betalende abonnee wel écht onafhankelijk?

Op de Nederlandse polderuniversiteit of -hogeschool zijn we deze bladen zo normaal gaan vinden dat deze vragen weinig gesteld worden. Maar wie een tijd op een buitenlandse universiteit of hogeschool vertoefd heeft, zal ons drukwerk met meer verwondering vasthouden.

Door studenten gemaakte campuskrantjes met ruimte voor kritisch debat zijn er elders wel. Ook officiële mededelingen- of -voorlichtingsbladen of -websites kom je overal tegen. Maar één medium voor studenten en personeel, dat redelijk kritisch over bestuurlijke zaken bericht en tegelijk boeiend leesvoer biedt over onderwijs en onderzoek: die combinatie is een typisch-Hollands verschijnsel.

Dat is anders geweest, blijkt nog eens uit de Utrechtse geschiedschrijving. Zelfs in de woelige jaren zestig had alleen Amsterdam (Folia) een serieus blad met de brede formule die we nu kennen. Utrecht moest het stellen met een luchtig corporaal studentenblad en een timide blaadje voor het personeel.

Ontslagen hoofdredacteur

In 1969 komt de omslag. Studentenprotesten, gevolgd door wettelijke democratisering van de universiteit, veranderen het klimaat. Maar ook dat leidt niet automatisch tot het besef dat er een gesubsidieerde dorpspomp nodig is: een onafhankelijk blad voor de hele 'universitaire gemeenschap'.

Zes jaar was er in Utrecht nog nodig voordat de strijd om een onafhankelijk blad gestreden was. Elders duurde het vaak nog langer. En veel hogescholen kregen pas eind jaren negentig, na de grote fusiegolf, een volwaardig blad. Maar voor wie de begintijd bij één van de bladen meemaakte is het verhaal toch zeer herkenbaar.

Bestuurlijke twijfels over het tolereren van 'opinies'. De eerste betaalde redactie die de grenzen aftast met kreten als "Dood aan de auto". De instelling van een toezichthoudende redactieraad, gemillimeter over punten en komma's van een redactiestatuut. Kleinmenselijke conflicten. En, hoe kon het anders: een hoofdredacteur die na verspeeld vertrouwen ontslagen wordt.

Toch is het in 1975 zo ver: nut en noodzaak van een echt onafhankelijk U-blad worden algemeen erkend. Er wordt een zelfstandige stichting opgericht om veilige afstand tussen blad en bestuur (inclusief Universiteitsraad) te scheppen.

"Een wijs besluit", noemt geschiedschrijver Ribbens dit. Zoals hij ook van een evenwichtige koers en een volwassen blad spreekt. Verderop leidt "normalisering" van de verhouding met het bestuur weer tot opheffing van de stichting. Het blad wordt dienstonderdeel van de universiteit en krijgt goede werkrelaties met de voormalige aarstvijand - de voorlichters van de universiteit. Het klimaat rond het blad is nu "eerder pragmatisch dan ideologisch".

Als de lezer in 2002 is beland, zijn de spannendste passages al even geleden. Maar wel weet hij dan alles van zowel de kleine conflicten als de bestuurlijke veranderingen en de lotgevallen van vele rubrieken. De tijdgeest is veranderd en het U-blad ontwikkelde mee. En het wordt nog steeds gelezen, blijkt aan het eind van het boek.

Knagen

Toch blijft er bij zo'n happy end iets knagen. Achteraf gezien is elke geschiedenis immers begrijpelijk. Maar is hier nu echt verklaard waarom Nederland zulke universiteits- en hogeschoolbladen heeft als we nu kennen? Is hier sprake van een collectief historisch toeval, dat straks weer voorbij kan zijn, of is het pragmatische blad een soort "einde van de geschiedenis"?

Op die laatste vraag rouleren uiteenlopende antwoorden. Het vakblad De Journalist maakt er een traditie van om bij elke rel over een columnist of een hoofdredacteur het einde van de onafhankelijke universiteits- en hogeschoolbladen aan te kondigen. Maar zulke conflicten zijn er altijd geweest. En tot nu toe zijn de bladen, met ups en downs, blijven bestaan.

Ook de stelling dat de wording van het U-blad ondenkbaar was geweest "zonder de democratisering van het bestuur" roept vraagtekens op. Want volgens velen is die democratisering al jaren geleden ten grave gedragen. En veel hogescholen nooit diezelfde bestuurscultuur gekend. Toch bestaan er nog steeds al die bladen, met een onafhankelijke redactie.

Er zijn blijkbaar ook andere bestaansredenen voor. Dat blijkt ook als je naar ministeries en grote bedrijven kijkt. Ook daar krijgen professionele journalisten inmiddels behoorlijk de ruimte. Het moderne management kan blijkbaar leven met een 'eigen blad' waar ook kritisch commentaar tot op zekere hoogte een uitlaatklep kan vinden. Zo konden de universiteits- en hogescholbladen dus van 'braaf blaadje' eerst luis in de pels worden en daarna gevestigd instituut. In de jaren zestig werd dat 'repressieve tolerantie' genoemd. Maar dat tijdperk is erg lang geleden.

HOP, Frank Steenkamp

Moedige soldaten tegen ketterse drinkebroers

De Tachtigjarige Oorlog gezien door Spaanse ogen

Een koud en zompig land, waar dronkenlappen hun zuigelingen wijn en bier uit borstvormige kalebassen voeren; maar ook een rijk en welvarend gebied, dat wordt bewoond door ijverige, goedaardige en vriendelijke mensen. Spaanse lezers kregen tussen 1550 en 1650 een buitengewoon afwisselend beeld van de Nederlanden, stelt promovenda Yolanda RodrÌguez PÈrez in het proefschrift 'De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen', waarop zij 23 mei promoveert.

Het begon allemaal met een Nederlandstalig romannetje uit 1658, dat zij in 1997 voor haar afstuderen in modern Nederlands 'hertaalde', vertelt RodrÌguez PÈrez. "In dat boekje speelde de hond van de hertog van Alva de hoofdrol en veel deskundigen meenden dan ook dat het een van oorsprong Spaans verhaal was. Maar wat mij verbaasde was hoe negatief Alva en andere Spanjaarden erin werden uitgebeeld. Als het werkelijk een Spaanse tekst was, dan zou dat betekenen dat er in die tijd een forse kritische stroming in de Spaanse literatuur moest hebben bestaan. Om daar meer over te weten ben ik me gaan verdiepen in Spaanse teksten over de Tachtigjarige Oorlog, maar daarin kwam zonder uitzondering juist een heel positief beeld van Spanje naar voren. Onder meer daarom moet 'De hond van de hertog van Alva' dus wel Nederlandse propaganda zijn geweest." Inmiddels was RodrÌguez PÈrez zo geboeid geraakt door de verschillende manieren waarop de Nederlanden in Spaanse teksten werden beschreven, dat dit haar een goed onderwerp voor een promotie leek. In totaal werkte zij de afgelopen vijf jaar twaalf oorlogskronieken, ruim honderd vlugschriften en 35 toneelstukken door over de Guerras de Flandes, zoals onze Tachtigjarige Oorlog in Spanje wordt genoemd. Haar conclusie is duidelijk: de teksten uit die tijd sloten vrijwel zonder uitzondering aan bij de belangen van de vorsten. "Ruwweg kun je de periode die ik heb beschreven in vieren verdelen. Voordat de oorlog uitbreekt, is het Spaanse hof er veel aan gelegen om de verhoudingen met de Lage Landen goed te houden. Hoewel de auteurs het niet kunnen laten om te refereren aan de vanouds bekende dranklust van de bewoners, overheerst in ooggetuigeverslagen van een reis van Filips de Tweede naar de Nederlanden een positief beeld. Er wonen zachtaardige, vreedzame mensen, goede gelovigen, gehoorzaam, hardwerkend, gastvrij, ruimdenkend en geneigd tot de letteren." Dat beeld verandert echter als in 1568 de oorlog uitbreekt. Met name 'oorlogszuchtige' leiders zoals Willem van Oranje en de graven van Egmond en Hoorne krijgen dan in de oorlogskronieken de wind van voren, omdat zij het brave volk ophitsen en er ketters en rebellen van maken. Ook in toneelstukken uit die tijd wordt vooral de nadruk gelegd op de meer negatieve eigenschappen van de Nederlanders. Er is duidelijk sprake van een welbewuste constructie van een vijandbeeld, aldus RodrÌguez PÈrez. Om die poging te ondersteunen komen Spaanse soldaten nu standaard naar voren als moreel superieur, sterk, moedig en strijdvaardig. De hertog van Alva wordt bovendien niet alleen afgeschilderd als dapper veldheer, maar ook als zorgzaam huisvader. Na een terugval tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) bereikt het vijanddenken in Spaanse teksten zijn volle sterkte in de laatste oorlogsperiode. Nederlanders zijn nu niet meer alleen onverbeterlijke drinkebroers, maar ook wrede en barbaarse zeerovers die onder meer in Zuid-Amerika dood en verderf zaaien. Dit vijandbeeld wordt bovendien gretig aangegrepen om de wandaden van Spanjaarden met de mantel der liefde te bedekken.

Volgens de promovenda kun je aan alles merken dat de oorlog in de Nederlanden en dan met name het feit dat Spanje die oorlog niet kon winnen, een ingrijpende ervaring was. "Het was zeker voor die tijd schokkend nieuws dat edelen in een uithoek van Europa in opstand durfden komen tegen zowel God als de koning die in de ogen van de Spanjaarden immers met goddelijke macht bekleed was. Dat was volstrekt ongehoord. Voor het Spaanse koningshuis zijn de Nederlanden dan ook tot 1648 een ware obsessie gebleven. Niet voor niets schreef Filips de Derde in zijn testament: 'Zorg er alsjeblieft voor dat we de Nederlanden behouden.' Hij voelde aan dat het verlies van de oorlog het begin van het einde zou betekenen. Achteraf moet je constateren dat hij dat goed heeft gezien. De zeventiende eeuw was weliswaar Spanje's gouden eeuw, maar gelijktijdig luidde die eeuw het einde in van de Spaanse wereldhegemonie, hoezeer de kroniekschrijvers dat ook proberen te verdoezelen."

EH

Voetnoot

Voor Nederlanders is de Tachtigjarige Oorlog ÈÈn van de grote gebeurtenissen uit hun vaderlandse geschiedenis. Voor Spanjaarden ligt dat heel anders, aldus dr. Cristina Chamorro PÈrez, sinds 2000 post-doc bij de Utrechtse faculteit Farmaceutische Wetenschappen.

"De Guerras de Flandes? Nee, daar hebben we op school nooit veel over geleerd. Maar ja, wat wil je ook? Wij hebben in Spanje zoveel geschiedenis dat we gewoon niet overal aan toe komen. Bovendien was die oorlog in dat verre koude noorden voor ons niet echt belangrijk. Uiteraard leren wij op school over Filips II, maar Carlos I, die jullie Karel de Vijfde noemen, is voor ons veel belangrijker. Hij was weliswaar een vreemdeling, maar hij was wel de man die het grote wereldrijk heeft gesticht, waarvan Spanje het centrum was. Ik weet niet precies welke gebieden er allemaal bij hoorden, maar ik geloof dat Carlos dat zelf ook niet wist. Filips II, zijn zoon, staat bij ons bekend als iemand die alleen maar bezig was met vechten. Hij gaf niet zoveel om Spanje en hij was ook geen goed politicus, want hij verloor te vaak. Pas hier in Utrecht merkte ik dat de Guerras de Flandes voor jullie veel belangrijker zijn geweest. In mijn eerste maanden in Nederland begon iedereen erover aan mijn hoofd te zeuren en te vertellen dat jullie ons er in 1648 uit hadden geschopt. Toen realiseerde ik me pas hoezeer die oorlog hier leeft. Voor jullie is Willem van Oranje een vrijheidsheld, maar ik had nog nooit van hem gehoord voordat ik naar Nederland kwam. Alva, de Duque de Alba? Dat was gewoon ÈÈn van onze veldheren. Waar ik wel iets over gehoord had, was de Tratado de Utrecht, de Unie van Utrecht. Ik kan me nog herinneren dat we door dat verdrag iets verloren hebben. Maar wat precies? Ik zou het niet meer weten."

Afgeplatte bollen vullen het lekkerst

Kubussen, bollen, staafjes. Kieper ze in een doos en kijk welke vorm de doos het beste opvult. Fundamenteel Utrechts onderzoek wijst uit dat iets afgeplatte bollen het winnen. Om tot deze uitkomst te komen hebben de wetenschappers er wel een ingewikkeld wiskundig rekenprogramma voor moeten schrijven.

Rinze Benedictus

Global Village in Utrecht-Oost

Carina Nijssen
Studenten van het University College Utrecht hebben alles wat hun hartje begeert: een Ikea-kamer van minstens vijftien vierkante meter, drie speciaal voor hen gekookte maaltijden per dag, computers bij de vleet, een eigen bar en altijd wel een feestje. En er zitten nooit meer dan 25 studenten in de classroom. Het is een elitaire club studenten! Of slaan we hier de plank mis?

Stel dat je een jaar Collegestudent bent, dan betaal je voor twee semesters ofwel een kleine tien maanden 7449 euro. Dat is inclusief kost, inwoning en collegegeld, maar exclusief kleren, boeken, sport, verzekeringen, reizen en levensonderhoud tijdens de vakanties. Volgens de gegevens van de Informatie Beheer Groep (IBG) heeft een uitwonende student in Nederland een totale maandlast van ongeveer 696,82 euro. Dat is 8381,84 euro op jaarbasis voor collegegeld, boeken, levensonderhoud en verzekeringen. Het UC is dus wel iets duurder, want in die 7449 zitten niet de kosten opgeteld voor de twee maanden dat je ander onderdak nodig hebt. Het verschil is dus niet wereldschokkend groot en dat kan kloppen, want UCU heeft zich met de prijs gebaseerd op de cijfers van de IBG. Wel zijn er extra kosten bij opgeteld, omdat UC naast docenten ook veel extra mensen in dienst heeft. Zoals een cateraar, die drie keer per dag voor eten zorgt. Voor veel buitenlandse studenten is het echter wel duur, omdat Nederland duur is, maar dat geldt ook voor uitwisselingsstudenten die aan de Universiteit Utrecht komen die niet uit een rijk westers land komen. Momenteel zijn er twintig studenten met een beurs. Dat is een kleine vier procent. Zij komen onder andere uit Oost-Europese landen, Afrika en Midden- en Zuid-Amerika. Het college wil graag voor de hele wereld toegankelijk zijn en is naar eigen zeggen hard op zoek naar meer beursmogelijkheden. Temeer omdat de huidige Fortisbeurs over een paar jaar afloopt. En omdat het College sowieso veel verzoeken voor financiÎle steun ontvangt. Het UCU raadt op haar beurt studenten aan om ook zelf op zoek te gaan beurzen. Het zal vooral de luxe uitstraling van het College dat het imago 'voor rijkeluiskinderen' in stand houdt. De kleinste kamer is vijtien vierkante meter en de grootste twintig, gemeubileerd met Ikea meubels. Menig buitenlandse student, die niet meer dan een rugzak meeneemt, heeft zeeÎn van ruimte. De Collegestudent zal niet weten hoe het is om een lousy huisbaas te hebben, die je een poot uitdraait voor een kamer van twee bij drie. Daar staat tegenover dat de Collegestudent zijn kamer uitmoet als het jaar voorbij is. Over een maand rijden de boedelbakken weer af en aan. Velen gaan weer terug naar hun ouders. Dan het volgende: drie keer per dag staat het eten voor hen klaar in de Dining Hall. Pure verwennerij, maar aan de andere kant moeten zij wel eten wat de pot schaft of moeten ze heel vroeg eten (18.30 uur), terwijl in veel culturen het avondeten uren later is. En willen ze zelf eens koken, dan hebben ze in hun keuken een draagbare hotplate met vaak maar ÈÈn pitje voor twaalf personen. Die hotplates zijn volgens het UCU-handboek voornamelijk bedoeld voor het opwarmen van soep. Voor elkaar driegangen diners koken zit er echt niet in. Tenzij er onderling hotplates versleept worden. En dat gebeurt.

Kazerne

Facilitair is alles voor hen geregeld; zij hoeven enkel nog maar te studeren. Niet iedereen voelt zich thuis in zo'n studieklimaat. Zoals de Duitse Sven. Hij is inmiddels al meer dan een half jaar 'graduated'. "Het is echt een eiland: veel studenten komen de campus niet af. Ze kennen alleen de weg naar de bieb en de weg naar Albert Heijn." Het is hem duidelijk tegengevallen: "Ik ben niet voor die kleine kazerne naar Nederland gekomen. Het College heeft iets uitsluitends." Zijn Belgische vriendin, een student culturele antropologie, voelde zich niet welkom op campus. Hij vindt zelfs dat op het UCU een sfeer hangt van 'wij van het College zijn beter'. Om met Sven's eerste bezwaar te beginnen. Het Utrechtse College is inderdaad een kleine campus, zeker als je bedenkt dat een beetje Amerikaanse campus 20.000 tot 30.000 studenten telt. Je moet er tegen kunnen dat een persoonlijk verhaal binnen twee seconden bekend is bij iedereen op de campus. Op dit moment studeren en leven er 51 nationaliteiten samen op ÈÈn campus. 210 studenten komen uit het buitenland, 38 hebben een dubbele nationaliteit waarvan ÈÈn de Nederlandse en 325 studenten zijn 'gewoon' Nederlands. Met recht de meest multiculturele plek op de UU. Opvallend is ook de hoeveelheid aan activiteiten. Er zijn meer dan twintig actieve commissies, die gerund worden door zo'n 140 dito studenten. Laatst nog heeft de afdeling drama de musical Chicago opgevoerd. Jaarlijks wordt er vanuit UCU een aidsloop georganiseerd. Op campus kan je een lesje Afrikaanse dans of breakdance volgen, er is een koor en een muziekstudio. Ook hebben ze een eigen blad; de campus is een wereld op zichzelf.

Wat heeft een Collegestudent eigenlijk nog off-campus te zoeken? Terug naar de bar. Daar vertelt Anouk dat ze de campus af moet voor het science-practicum. UC heeft geen eigen lab. Het voetbalteam UC United verlaat de campus voor de Olymposcompetitie. Sommigen volgen een (Engelstalige) cursus bij De Uitwijk. Zoals de voorzitter van University College Student Association (UCSA) Thijs. Hij volgde er een cursus fotografie. Zijn UCSA Board collega Claire hockeyt bij Olympos. Zij denken dat het voor buitenlandse studenten lastiger is om de campus af te komen. De net gearriveerde studente Urvashi is bijvoorbeeld nog niet veel off-campus geweest, met als belangrijkste reden, dat ze het te duur vindt. Een andere reden dat buitenlandse studenten slecht integreren in Utrecht is dat ze vaak in groepen off-campus gaan. Daar komt bij, zegt Hanga, Hongaars en afgestudeerde Collegestudent, dat Nederland een lastige plek is om Nederlands te leren. Volgens haar ervaring praten Nederlanders in 'no time' Engels tegen buitenlanders. Hanga zit in de keuken van de Poolse Kecper. Aangeschoven zijn ook Ties en Yi Zhang. Ties denkt dat hij sneller van campus afgaat, omdat hij Nederlander is en nog vrienden van de middelbareschool heeft. Deze vier studenten voldoen niet aan het beeld van de UC student die zich beter voelt dan andere UU studenten, zoals geschetst door Sven. Al wordt zijn typering wel herkend door Hanga en Yi Zhang. Zij onderscheiden naast normale en internationaal georiÎnteerde Nederlanders ook Nederlanders met een rijke achtergrond die zich afzijdig houden en die zelfs onderling veel Nederlands praten. Maar die studenten zijn niet representatief voor de totale populatie. Onder het genot van een kop thee halen ze het beeld dat de Collegestudent te typeren is, onderuit. De campus is niet een knus dorp met een eendrachtig volk: "In fact, it's just a mixed crowd, you've got less in common." Zo zijn er drie departments, social, science en humanities. En binnen deze departments zijn er weer veel tracks. Je kan dus met geen mogelijkheid zeggen dat je dezelfde studie volgt. Op de campus zijn wel groepen, maar niet in termen van 'kakker', 'alto' of 'skater'. Het sociale leven is vooral georganiseerd door nationaliteit en door het semester. Zoals Ties het zegt: "Social life is very classroom oriented." Ties vindt het meest aantrekkelijke van het UCU 'dat alles op het College bij elkaar komt'. "Dankzij die onderlinge culturele verschillen, zie je dat je vooral veel gemeen hebt." Voor hem is het de plek bij uitstek om de wereld te begrijpen. Elitair? Zijn ze beter? Houden ze zich bewust afzijdig? Nou nee, daar herkent men zich niet in. "Zijn in wezen niet alle studenten elitair?", wordt er geopperd. Het College is hooguit anders: het is multicultureel, meer dan welke faculteit ook. Er is een openlijke ambitieuze en andere werkcultuur. Zo worden de beste papers jaarlijks gebundeld en is al het onderwijs intensief. Bovenal heeft het een eigen terrein met hekken erom heen. Misschien krijg je als buitenstaander daarom het idee dat het een afgesloten terrein is, waar je moet aanbellen. In de praktijk ben je meer dan welkom. Hoe krijgen ze anders voldoende jongens op het gala? Iets wat broodnodig is aangezien zeventig procent van de Collegestudenten vrouw is. En anders zijn daar nog wel de evenementen. Komend collegejaar organiseert studentenorganisatie UCSA 'global village', een multicultureel evenement waar iedereen welkom is. Het jaar loopt op z'n einde, een vakantie van drieÎneenhalve maand ligt in het verschiet. De campus ontspant, want de laatste papers zijn geschreven. Vorige week vrijdag bruiste het College nog tijdens de eindejaars beachparty. De afgestudeerden wachten nu op hun allerlaatste feest: de diploma uitreiking. Op 30 mei zullen meer dan honderd baretten de lucht in vliegen. En niet veel later zal de campus leegstromen...

'Ik weet al waar mijn kantoor komt'

Grote belangstelling voor rondleiding nieuwe bibliotheek

Zaterdagochtend, 17 mei, 11 uur. Vijf hoge receptietafels met een spierwit kleedje geven de koude, vochtige, immense betonnen ruimte van wat over een jaar de aula van de nieuwe universiteitsbibliotheek is, een beetje warmte. De koffie en roomboterkoekjes staan er klaar voor de honderd genodigden die alvast een kijkje mogen nemen in het nog onvoltooide werk van architect Wiel Arets.

SJ

Preventie bij zelfmoord valt tegen

Mensen die zelfmoord plegen werden voordien vaak niet behandeld met antidepressiva. Bovendien blijken zij meermaals alcohol-consument geweest te zijn. Jongeren met tatoeages hebben een grotere kans om door suïcide om het leven te komen. Aldus enkele conclusies uit het promotieonderzoek van de Belgische kinder- en jeugdpsychiater Dirk Dhossche.

“De conclusie is dat dit oproept tot actie om behandeling beschikbaar te maken aan meer mensen die gevaar lopen zelfmoord te plegen”, zegt Dhossche. “Dokters en de sociale omgeving spelen een rol. Een belangrijke reden waarom mensen geen hulp zoeken is vanwege het stigma dat psychiatrische ziekten nog steeds met zich meedragen. Hoewel dat al minder is dan vroeger, betekent het nog altijd een verlies van trots als je psychiatrische hulp zoekt.”

Dertig tot veertig procent van de mensen die zelfmoord plegen gebruikten overmatig alcohol. Toch is het opsporen van alcohol in overledenen geen goede aanwijzing voor alcoholmisbruik bij suïcide, concludeerde Dhossche. Het komt namelijk ook vaak voor dat bij iemand die wel problemen heeft met alchohol er toch geen sporen van in zijn bloed te vinden zijn. “Maar”, zegt Dhossche, “als er wel alcohol wordt gevonden, wijst de combinatie van psychiatrisch en toxicologisch onderzoek uit dat die personen al heel, heel lang problemen met alcohol en andere drugs hadden.

De psychiater verrichtte zijn onderzoek in de Verenigde Staten, in de stad Mobile in Alabama. Hij promoveerde gisteren aan de Universiteit Utrecht. Hij denkt dat zijn gegevens gebruikt kunnen worden om in de gaten te houden hoe succesvol de preventie van zelfmoorden is. Sinds de jaren zestig neemt in de meeste landen het aantal zelfmoorden bij adolescenten en jong-volwassenen toe.

Een opvallend resultaat is de koppeling tussen tatoeages en zelfmoord. Dhossche vergeleek twee groepen jongeren van onder de dertig jaar. Jongeren in de ene groep maakten zelf een eind aan hun leven, de personen in de andere groep kwamen om het leven bij een ongeval. “In beide groepen was het voorkomen van tatoeages hoog, maar in de suïcide-groep was het nog hoger. Meer dan de helft van de jonge suïcides was getatoeëerd.”

Het idee voor deze vergelijking putte Dhossche uit een recente publicatie die erop wijst dat tatoeages een epidemiologische merker zijn voor psychologische problemen. “Statistisch gezien hebben jongeren die tatoeages nemen meer problemen met alcohol en drugs, doen ze het minder goed op school en komen ze vaker in aanraking met de politie. Statistisch gezien, dus! Je kunt het niet omdraaien. Het betekent niet dat iedereen met een tatoeage problemen heeft.

Wat betekent dit resultaat praktisch gezien? “Als je tatoeages zou verbieden, zou je geen suïcides voorkomen, natuurlijk. Het betekent dat het hebben van een tatoeage bij sommige jonge mensen een signaal is dat ze kenmerken hebben die de kans op zelfmoord vergroten, zoals de neiging tot alcoholmisbruik. Ik kan me voorstellen dat het uitmaakt voor huisartsen. Als die jongeren zien die melden dat ze wel eens suïcidale gedachten hebben, zouden ze kunnen vragen of ze tatoeages hebben. Als dat zo is, dan zou dat een aanwijzing zijn om andere risicofactoren, zoals depressie of overmatig alcoholgebruik, in kaart te brengen en eventueel de behandeling nog serieuzer aan te pakken.

Rinze Benedictus

A day at the races

Diergeneeskunde viert verjaardag wederom met Peerdepieten op Duindigt

De onwetende Haagse gokkers moeten zich afgelopen zondag op de paardenraces in het Engels Ascot gewaand hebben. De uitbundige hoeden en stijlvolle jacquets van de Utrechtse diergeneeskundestudenten bepalen het beeld op de tribunes van renbaan Duindigt in Wassenaar. De Diergeneeskundige Studenten Kring (DSK) viert daar haar dies. Alles zat mee. Het voorspelde onweer blijft uit en iedereen drinkt vreedzaam zijn glaasje champagne — vier euro per glas.
@KopvoorKader:Hoeden

Het organisatiecomité heeft hoogleraar G.C. van der Weijden en zijn partner aangezocht als jury. Enigszins verrassend kiezen zij voor Brenda Gosman, een van de weinige vrouwen die in donkere kleding was verschenen. "Ik heb het wel warm gehad", vertelde de winnares bij de prijsuitreiking. Maar Mevrouw Van der Weijden is gevallen voor de roosjes, die Gosman op haar hoed, in haar boeket en met nauwkeurige zelfwerkzaamheid ook op haar rok had bevestigd. "We hebben gekozen voor een stel dat er samen heel leuk uitzag", voegt haar echtgenoot daar aan toe. Daar blijkt overigens weinig voorbereiding aan vooraf te zijn gegaan. "Ik had weinig te kiezen", zegt Van Deijk over zijn jacquet. "We zijn overigens geen stel hoor", voegt Gosman daar nog snel aan toe.

@KopvoorKader:De intocht

De dag op Duindigt begint met een feestelijke intocht. De belangrijkste mensen worden in koetsen op de baan voor de tribune afgezet. CvB-lid Jan Veldhuis zit in een van de eerste koetsen die de renbaan oprijden. Hij is een veteraan die al voor de achttiende keer aanwezig is. De intocht van de bobo's wordt gevolgd door de intocht van de studenten. De diergeneeskunde disputen van verschillende grote studenten-gezelligheidsverenigingen worden op karren achter tractoren over de renbaan rondgereden. De heren van Cerberus hebben eigen vervoer. Ze scheuren met hun eigen oude Duitse brandweerauto over de renbaan en tonen het ontvangstcomité, het eigen publiek en de verbaasde Haagse gokkers hun blote kont, staande boven op hun brandweerwagen. Ook een traditie.

Jan Veldhuis is niet onder de indruk. Hij keek naar eigen zeggen net naar de dames van UVSV. En hij toont zich gelukkig 'dat Veritas weer in de schoot van de universiteit is opgenomen'. Veldhuis heeft ook belangrijker zaken te doen. Hij reikt de prijs uit aan de winnaar van een paardenkoers waaraan de universiteit op deze bijzondere dag haar naam had gegeven. De universiteit was niet de enige, ook de faculteit diergeneeskunde, de provincie Utrecht en DSK sponsoren een koers.

@KopvoorKader:De race

Maar de enige koers waar het zondag op Duindigt om ging was de Peerdepietenrace. Die race is een traditioneel onderdeel van de dies van de Diergeneeskundige Studenten Kring (DSK) en hij wordt dit jaar voor de 46ste keer georganiseerd. Het is een race tussen diergeneeskundestudenten op een sulky. De winnaar mag zich een jaar lang Peerdenpiet noemen. Winnen is bijzonder eervol want een student mag maar één keer meedoen. De traditie is ontstaan toen een bestuurslid van DSK ooit liet doorschemeren dat het mennen van een paard vanaf een sulky niet zo heel erg moeilijk kon zijn.

Sindsdien organiseert DSK ieder jaar een race. Vroeger op renbaan Mereveld in Utrecht en later in Hilversum. Maar die banen zijn verdwenen en sinds een jaar of vijf vindt de race plaats op Duindigt. Ook verdwenen is de mannelijke deelname. De eerste jaren waren alle deelnemers mannen. Maar met de stijging van het aantal vrouwelijke diergeneeskundestudenten nam ook het aantal vrouwelijke pikeurs toe.

Dit jaar zijn er zelfs alléén vrouwelijke deelnemers. De winnaar was dus op een voorhand een Peerdenpetra. De twaalf studentes werden in januari door loting aangewezen. En die dames hebben sindsdien minimaal twee hele dagen per week getraind om het rijden van die sulky onder de knie te krijgen.

Trainers en paarden worden aangeleverd door de eigenaren. Die zijn de studenten overigens graag ter wille, want de draf- en rensport in Nederland kan wel wat aandacht en nieuw bloed gebruiken. De Peerdepietenrace staat in Duindigt ook gewoon in het programmaboekje. Het is ook nog de race met het hoogste prijzengeld - duizend euro voor de eigenaar van het winnende paard, helaas niet voor de student-pikeur.

@KopvoorKader:De winnares

"Toen ik afstapte stond ik helemaal te shaken", zegt Ingrid Den Uijl, de uiteindelijke winnares. "Vóór de race was ik helemaal niet zenuwachtig." Den Uijl was blijkbaar zo relaxed dat ze de rest van het veld van achter de startwagen gewoon laat vertrekken. Na de eerste bocht ligt ze tientallen meters achter.

"Voor me raakten ze met de wielen in elkaar en ik dacht: dat was het dan. Maar daarna hielden ze iets in en ik kon weer aansluiten." In een vlammende eindsprint laat ze iedereen achter zich. "Opeens zag ik niemand meer naast me. Ik vroeg na de finish aan de nummer twee of zij had gewonnen. Maar die dacht dat ik eerste was. In de bocht daarna ging ik helemaal uit mijn dak."

Ook de nummer drie Ilvy van den Broek is uitgelaten. De derde plaats valt haar mee. "Het was kicken. Het gaat zo vreselijk hard. Zo hard hebben we nog nooit gereden."

De grote winnaar is overigens de oma van Ingrid Den Uijl, die bij het invullen van het gokformulier een foutje maakte en per ongeluk maar liefst 24 euro op haar kleindochter inzette.

Tekst: Jurgen Swart
Foto's: Maarten Hartman

'Ex-havisten beseffen niet hoe theoretisch een universitaire studie is'

UU vindt 'ontsnappingsroutes' ongewenst

Wij willen havisten met een hbo-propedeuse niet langer toelaten. Dat stelden de universiteiten vorige week. Staatssecretaris Nijs remde voorzichtig af. Maar een rigide toegangsverbod moet er echt komen, menen velen binnen de UU.

De Nederlandse universiteiten zouden studenten zoals Sauerbier maar wat graag de toegang tot hun opleidingen ontzeggen. Havisten die een hbo-propedeuse als springplank naar het wetenschappelijk onderwijs gebruiken doen het immers slecht. Bovendien maken steeds meer studenten gebruik van deze route, nu met de invoering van het studiehuis de overstap van havo naar vwo lastiger wordt.

De Utrechtse collegevoorzitter Veldhuis toonde zich vorige week zeer ontevreden over de reactie van staatssecratis Nijs op het pleidooi van de universiteiten. Zij wil de ergste nood lenigen door aanvullende eisen of een toelatingstoets toe te staan. "Inconsequent", vond Veldhuis. Het studiehuis bereidt voor op universiteit. De havo op hoger beroepsonderwijs. Ontsnappingsroutes zijn volgens Veldhuis ongewenst.

De studentenbond LSVb keerde zich tegen deze opstelling. Als de universiteiten hun zin krijgen zijn leerlingen al op de basisschool veroordeeld tot maximaal hbo wanneer ze havo-advies krijgen, fulmineerde voorzitster Noortje van der Meij.

Toch is een strikte scheidslijn gerechtvaardigd, menen velen binnen de UU. "Een propedeuse hbo biedt onvoldoende garantie dat het verschil tussen havo en vwo is ingelopen", vindt hoogleraar Onderwijskunde Kanselaar. Ook Kanselaar ziet niets in de tegemoetkomingen van Nijs. "Een toelatingstoets heeft vooralsnog geen wettelijke status. Je kunt studenten naar aanleiding van zo'n test alleen maar adviseren een studie wel of niet te doen." Kanselaar pleit daarom voor een rigide opstelling. "Voor de uitzonderingen, de geschikte studenten, is het dan jammer. Maar als zo'n student echt over de capaciteiten en motivatie beschikt dan ziet de universiteit hem of haar na afloop van de hbo-bachelor wel terug in een masteropleiding. Het zou beter zijn wanneer Nijs wat energie zou steken in die aansluiting."

Zomercursus

Dat lijkt ook de inschatting van de universiteiten. De Amsterdamse rector Van der Heijden sprak in het NRC-Handelsblad onlangs al zijn voorkeur uit voor de weg van hbo-bachelor naar universitaire master. Daartoe maakte de UvA al afspraken met de Hogeschool van Amsterdam. De Utrechtse faculteit Rechten sloot eerder dit jaar een convenant met de Hogeschool van Utrecht waardoor de aansluiting tussen de twee onderwijstypen moet worden verbeterd. Overigens hoopt de Rechtenfaculteit door middel van dat convenant ook studenten gemakkelijker terug te kunnen verwijzen naar het hbo.

De Utrechtse economie-opleiding is lang niet zo populair bij heao-studenten als gelijksoortige universitaire opleidingen in het land, maar ook opleidingsdirecteur van economie De Gijsel heeft de ervaring dat hbo-ers niet bij voorbaat geschikt zijn voor academisch onderwijs. Het automatisme dat hbo-p toegang geeft tot de universiteit wijst hij dan ook af. "Dat veronderstelt dat het selectiecriterium goed genoeg is."

De Gijsel beklaagt zich bovendien net als Kanselaar over de praktische tekortkomingen van de hbo-studenten. De paradoxale situatie doet zich voor dat de aloude wiskunde-toegangseisen voor universitaire gamma-opleidingen zijn vervallen nu het vak in alle studiehuisprofielen is opgenomen. In extreme gevallen kunnen havisten dus zonder enige wiskunde een universitaire opleiding in de sociale wetenschappen gaan volgen. Kanselaar: "Velen worstelen zich dan zonder al te veel succes door een zomercursus."

Volgens Angelique Sauerbier is een verkeerd verwachtingspatroon de grootste makke van ex-havisten die overstappen naar de universiteit. "Studenten beseffen vaak niet hoe theoretisch een universitaire studie is. De universiteit vraagt veel meer eigen verantwoordelijkheid dan het hbo. 'Dit is de literatuur, doe er wat mee'. Velen kunnen daar niet mee omgaan en kiezen ervoor om terug te keren naar een meer praktische opleiding."

Hoogleraar De Gijsel herkent het beeld dat Sauerbier schetst. "Die groep studenten is over het algemeen minder geneigd tot analytisch denken. Ze vragen heel snel naar het nut van bepaalde zaken: 'Wat heb ik er aan'?" De Gijsel meent overigens dat die tekortkomingen voor gemotiveerde hbo-studenten niet onoverkomelijk zijn. Bovendien hebben ook veel ex-vwo'ers er last van. Hij zou daarom veel liever selectie aan de poort invoeren voor álle studenten.

Angelique Sauerbier:"Ik zie hier vaak van die 17-jarige meisjes door de gangen lopen. Net van het vwo zijn ze maar gaan studeren omdat het zo hoort. Ze weten eigenlijk van niets. Dan liever een hbo'er die al wat langer zijn eigen keuzes moet maken. De overstap is groot, maar met een goede begeleiding echt niet onmogelijk. Zelf heb ik nu pas het idee dat ik echt studeer."

Xander Bronkhorst

‘De volgende Tiger Woods komt bij ons vandaan’

Utrecht heeft een kersverse studentengolfclub; U.S.G. FORE!

In december kregen Donate Berkhof, Frederiek Swart en Fedor van Herpen de kriebels om ‘lekker een balletje af te slaan’. De studenten besloten een studentengolfclub op te richten. Iets wat in Utrecht nog niet bestond. Donate: ‘Het was écht een gemis. Je kunt hier in Utrecht wel tennissen of hockeyen, maar golfen leek onmogelijk. Terwijl in Eindhoven, Amsterdam en Leiden al jaren gegolft wordt!’ 

Golfen is onder studenten erg populair. Dat bleek wel toen de drie bestuursleden een mail rondstuurden om het animo voor golf onder de Utrechtse student te peilen. Frederiek: "Binnen no-time kwamen er positieve reacties op. Nu, na zo’n vier maanden, hebben we al 57 leden. We zijn zelf stomverbaasd over hoe snel het allemaal is gegaan. De eerste golflessen zijn gegeven en de nieuwe website wordt deze week gelanceerd. Maar het belangrijkste is dat we een naam hebben verzonnen; Utrechtse Studenten Golfclub FORE! Fore is een term uit de golfwereld: Flying Object Reaching Earth. Als iemand een bal in een verkeerde, mogelijk gevaarlijke richting slaat, schreeuwt hij ter waarschuwing ‘fore’."

De reden voor het snelle succes wijt het bestuur aan de manier waarop ze het golfen toegankelijk hebben weten te maken. Donate: "Golf is een dure sport, zeker voor studenten. Bovendien is het leuk om met leeftijdsgenoten de sport te kunnen beoefenen. Toen hebben we navraag gedaan bij golfclub Amelisweerd, vlakbij De Uithof. Daar bleken tegen sterk gereduceerde tarieven lessen geregeld te kunnen worden voor onze leden. Bovendien lopen er in Amelisweerd al veel jongeren ‘op de green’."

Eén van die jongeren was rechtenstudent Ludo Suykerbuyk. Hij golft bijna fulltime en zag het idee van de drie wel zitten. "Hij heeft ons ontzettend geholpen bij het oprichten van U.S.G. FORE!. Als contactpersoon bij Amelisweerd heeft hij er mede voor gezorgd dat we nu les krijgen van twee professionals; echte Schotten! En ook dat de leden de golfuitrusting kunnen lenen. Dat scheelt ze een boel geld, want zo’n uitrusting is bijna onbetaalbaar."

Het enthousiaste bestuur heeft in korte tijd al veel geregeld. Niet altijd zonder moeite. De kosten voor posters, kleding en telefoon zijn allemaal voor eigen rekening. De grootste taak van U.S.G. is dan ook het vinden van een sponsor. Donate: "We krijgen veel steun van de universiteit. Ze hadden via via van ons bestaan gehoord en wilden misschien in de toekomst wel financiële steun geven. Wie weet." De 21-jarige voorzitter stopt veel tijd in het bestuurswerk. Sinds de eerste groepen van start zijn gegaan met de cursus, is ze veel op de golfbaan te vinden. "Het grappige is dat ik zelf ook voor het eerst lessen aan het nemen ben!"

Behalve het contact met de eigen leden weet het bestuur dat het ook belangrijk is om met de andere studentengolfclubs te netwerken. Hierdoor kan U.S.G. in de toekomst meedoen aan een toernooi dat jaarlijks tussen de verschillende steden wordt gehouden. "Behalve dat jaarlijkse toernooi willen we ook proberen om een eigen toernooi te realiseren. In het Wilhelminapark! In het Amsterdamse Vondelpark doen ze dat al. Eens per jaar wordt daar de hele dag gegolft. Het lijkt ons fantastisch als dat in Utrecht ook gaat lukken. Moet kunnen toch? Je hebt alleen een grasmaaier en een paar putten nodig!"

Alledrie vinden ze het golven geweldig. Fedor: "Je bent lekker de hele dag buiten. Even een balletje afslaan en dan weer een terrasje pakken, daar houd ik wel van." De bestuursleden hebben het golfen via hun ouders leren kennen. Volgens Frederiek is het logisch dat je niet gaat golfen als je er van huis uit niet mee in aanraking bent gekomen: "Je merkt dat golfen een erg traditionele sport is. Misschien is dat wel de reden waarom onze leden bijna allemaal lid zijn van bijvoorbeeld UVSV, USC en Veritas. Alleen hebben wij geen ontgroening, hoor!"

De reden om lid te worden van U.S.G. is volgens het bestuur vooral voor de gezelligheid. Ook vinden veel studenten het leuk om te leren golfen. Donate: "Ik hoorde laatst een lid zeggen dat hij het handig vond om te kunnen golfen voor later, als ‘ie arts is. Dan kan hij tenminste écht een balletje mee slaan."

Of er ook echte toppers zullen voortkomen uit de oprichting van de golfclub is natuurlijk niet te zeggen. Frederiek: "Wanneer iemand talent heeft en veel tijd en geld, dan is het mogelijk om aan de top te komen. Hoe jonger je er mee begint, hoe beter. We hebben er nu in Utrecht tenminste de faciliteiten voor. Ik heb er in ieder geval veel vertrouwen in. Misschien komt de volgende Tiger Woods wel bij ons vandaan!"

Karen Eshuis
Het internetadres van U.S.G.FORE! is www.usgfore.nl