Achtergrond

Het accreditatieorgaan: APK-plus

Alle hbo- en wo-opleidingen moeten de komende jaren een keurmerk verwerven. Wie niet aan de eisen voldoet, verliest zijn subsidie. Maar wordt het wel een serieuze keuring, of meer een PR-offensief?

Nu kende het hoger onderwijs al beoordelingen: de visitaties. Die blijven verschijnen, als grondstof voor de accreditatie. Logisch dus dat opleidingen nu hun ervaringen met visitaties evalueren. Dat leidt tot genuanceerde verhalen.

Ja, het was een nuttige 'spiegel' om te zien wat er verbeterd kon worden. Maar nee, erg zenuwachtig over de gevolgen hoefde je niet te worden. Op zijn slechtst gaf de Onderwijsinspectie een opleiding een officiële waarschuwing, maar na langdurige discussie en herkansingen verdween de kou altijd uit de lucht.

Valt van de nieuwe keuring meer strengheid te verwachten? Dat is wel het beeld dat de vorige minister, Loek Hermans, bij de oprichting van de NAO wilde vestigen. Hij strikte drie voorzitters van universiteiten en hogescholen om fulltime bestuurder van het keuringsorgaan te worden. En deze zwaargewichten laten geen gelegenheid onbenut om hun strengheid uit te dragen.

Voor wie nog niet nerveus wordt, is het goed om te bedenken dat sommige dingen toch echt anders worden dan de afgelopen jaren. Zo gold rond visitaties de regel 'Geen nieuws is goed nieuws'. Dit wordt nu omgekeerd: 'Geen keurmerk, geen geld'. De APK-sticker van de NAO geldt voor zes jaar; daarna moet men zich opnieuw bewijzen.

Don Westerheijden van de Twentse onderwijsdenktank CHEPS verwacht een behoudende opstelling van opleidingen. Ervaring met accreditatie ontbreekt, dus zal men geen risico's nemen. Dat risico mijden is begrijpelijk, maar het kan ook betekenen dat opleidingen openhartige zelfkritiek bij de visitatie achterwege zullen laten. Daarmee zal dan die andere functie van de visitaties — opleidingen krijgen een spiegel voorgehouden, waarmee ze zich kunnen verbeteren — in het gedrang komen.

Gaat de accreditatie nu zorgen voor een hogere onderwijskwaliteit, zoals Vredevoogd voorspelde? Westerheijden van het CHEPS verwacht het niet. "Daar ging het ook niet om. Overheid en hoger onderwijs willen Europa laten zien hoe goed we zijn, in de hoop meer studenten te trekken." En zo rijst het beeld op van een mooi verpakt PR-offensief.

Onderwijsinspecteur Reedijk sprak onlangs in een debat de vrees uit dat de accreditatie zou uitdraaien op een soort APK, de verplichte autokeuring: "De wrakken zijn van de weg, maar daar is dan ook alles mee gezegd." NAO-bestuurder Olchert Brouwer ging dat te ver. Hij meent dat de accreditatie toch echt meer gaat betekenen voor het hoger onderwijs. "Veiligheid en verbetering

van de kwaliteit. Ik zou zeggen: APK-plus."

HOP

Het wachten is op de tegenreactie

VUGS-symposium over de rol van de VS in de wereld na Irak

De kanonnen zwijgen alweer een tijdje in Irak, op de nieuwszenders is het 'business as usual' en de VS zoeken zelfs voorzichtig toenadering tot in ieder geval een deel van de EU-landen die de hele oorlogsonderneming maar niets vonden. Toch heeft de Tweede Golfoorlog wel degelijk iets veranderd in de internationale verhoudingen. De vraag wat dat betekent voor de rol die Amerika in het vervolg zal spelen op het wereldtoneel, is onderwerp van het jaarlijkse symposium van de Vereniging van Utrechtse Geografie Studenten (VUGS) op woensdag 21 mei. Het U-blad doet alvast een voorzet.

Wel een belangrijke verandering is volgens Duyvesteyn de verhouding tussen de westerse bondgenoten, en met name de breuk met Frankrijk en Duitsland. "Maar het is te vroeg om in te schatten wat dit precies betekent. Is het een teken dat de macht van Amerika zo groot is geworden, dat het zelfs de mening van belangrijke bondgenoten naast zich neer kan leggen? Of toont het juist de tanende macht van de VS, dat ze ook hun trouwste vrienden niet meer meekrijgen in hun militaire escapades? De tijd zal het leren."

De ruzie is in ieder geval katalisator geweest voor het nadenken over een eigen Europese defensiemacht. Niet dat zo'n leger er een-twee-drie komt, aldus de defensiedeskundige: "Daarvoor loopt Europa militair te ver achter op de VS. Vooral de zogenaamde strategic airlift capability, de mogelijkheid om grote hoeveelheden troepen en materieel over lange afstanden te verplaatsen, is in de EU veel te klein. Daar hebben ze voorlopig de Amerikanen nog voor nodig."

Heimwee

Zeker is wel dat een wereldpolitiek met één dominante macht in het verleden nooit erg stabiel is gebleken. "Zo'n unipolair systeem roept altijd een tegenreactie op. Of het nou Engeland was dat de wereld overheerste of de Nederlanden, aan zo'n situatie kwam altijd een einde. Multipolaire systemen met meer landen in hoofdrollen, of zelfs een bipolair systeem zoals in de Koude Oorlog, zijn veel stabieler. Er zijn wetenschappers die met heimwee terugdenken aan de stabiliteit van de Koude Oorlog."

Ze verwacht overigens niet dat de VS zich snel weer in een militair avontuur zullen storten. Zeker niet in Noord-Korea, ondanks de nucleaire dreiging die van dit land uitgaat. "Wapengekletter is daar te gevaarlijk, omdat het land militair sterk is en bovendien over kernwapens beschikt. Daar zijn de kansen op een diplomatieke oplossing veel groter."

Internationaal econoom Hein Roelfsema denkt daar anders over. "Het is een tegendraadse mening, maar ik zie het Amerikaanse leger ook Noord-Korea wel aanpakken. Ik denk niet dat de Amerikanen gaan wachten totdat Kim il Sung met zijn nucleaire wapens ook de VS kan raken."

Dat levert niet alleen een militair risico op, maar is ook een economisch waagstuk. Vreesden economen bij de oorlog in Irak al dat een te lang voortslepende oorlog de toch al kwakkelende wereldeconomie mee de diepte in zou slepen, voor een eventuele oorlog in zuid-oost Azië zou precies hetzelfde gelden, aldus de econoom: "We zitten in een recessie en de beurzen staan al laag. Als zo'n militaire onderneming langer duurt dan mensen verwachten, dan gaat het pessimisme overheersen en dalen ze nog verder. Er komt een moment dat dan een crash dichtbij is, zeker als ook financiele instellingen eronder leiden."

Los van Irak was dat moment vorig jaar toch al niet zo heel ver weg, toen het Enron-schandaal ook banken in de problemen bracht: "Faillissementen van gewone bedrijven kan de economie wel opvangen, maar zodra er een bank naar de maan gaat is de schade veel groter. Als financiële instellingen geen geld meer kunnen uitlenen, komt de economie tot stilstand. Dan dreigen taferelen zoals de Depressie in de jaren dertig van de vorige eeuw."

Kansrijk

Zit er echter geen nieuwe oorlog aan te komen, dan is het paradoxaal genoeg juist de ontwikkeling in de VS na de Enron-affaire die de Amerikaanse economie het meest kansrijk maakt als de internationale economie een beetje aantrekt: "De regels voor ondernemen zijn er aangescherpt en het Amerikaanse bedrijfsleven is echt gaan nadenken over normen en waarden. Naast de informatietechnologische voorsprong is dit de reden dat de VS het meest zullen profiteren van een aantrekkende economie. Zo zal Amerika zijn leidende positie in de wereldeconomie consolideren."

Niet dat de gemiddelde Amerikaan zich druk maakt over de positie van zijn land op het wereldtoneel. Integendeel, zijn blik reikt veelal niet veel verder dan de eigen staat, zegt stadsgeograaf Jan van Weesep. Hij verblijft geregeld in Amerika, zijn echtgenote komt er vandaan en hij gaat om de twee jaar met studenten naar verschillende Amerikaanse steden op studiereis.

Over de betrokkenheid van de Amerikanen bij het lot van de Iraki's maakt hij zich geen illusies: "We hebben de oorlog gewonnen, Saddam eruitgeschopt, en now get the hell out of there, dat is de algemene opinie. Het Amerikaanse publiek maakt het niets uit of het regime nou een stapel chemische raketten had liggen of niet. De VS zijn de enige wereldmacht en maken daarvan gebruik als dat in hun belang is en de meeste Amerikanen vinden dat prima."

Niet dat er geen kritische geluiden klinken: "In maart was ik op een congres in New Orleans en daar ben ik niemand tegengekomen die voorstander was van de oorlog. Maar dan heb je het over een intellectuele elite." Hoewel zeker geen meerderheid, is de groep critici in de VS wel uitgeproken actief en vindingrijk, zegt Van Weesep, die eind jaren zestig studeerde en werkte in Wisconsin en daardoor de protesten tegen de Vietnam-oorlog van nabij meemaakte.

Onderdrukt

Je hoort er alleen niets van, omdat de Amerikaanse media er geen melding van doen: "Elk tegengeluid wordt onderdrukt door de commerciële nieuwsmedia. Dit soort nieuws verkoopt niet, dus hebben de grote netwerken geen belangstelling." Zo kon het gebeuren dat de massale anti-oorlogsprotesten in San Francisco, New York en Washington haast onopgemerkt voorbijgingen aan de rest van het land.

Evengoed kun je de meerderheid van de Amerikanen indelen in het conservatieve kamp. Daarbij onderschatten we volgens de onderzoeker in het geseculariseerde Europa de invloed van het christen-fundamentalisme in alle geledingen van de Amerikaanse maatschappij. Vanuit deze religiositeit kun je ook het gemak verklaren waarmee ingrijpen in andere landen wordt gerechtvaardigd: "Amerikanen zien zichzelf als het uitverkoren volk en vinden het volkomen logisch dat hun land daarnaar handelt."

Niet dat ze snel warm zullen lopen voor een volgende oorlog. Met Saddam Hoessein hadden ze nog een appeltje te schillen, maar dat gevoel ontbreekt bij bijvoorbeeld Noord-Korea: "In de publieke opinie heerste toch het gevoel dat Saddam tien jaar lang een lange neus trok naar de VS, doordat het leger het karwei in Irak niet had afgemaakt. Maar voordat de gemiddelde Amerikaan ook zo vanzelfsprekend zal instemmen met ingrijpen in Noord-Korea, moet er nog heel wat gebeuren."

Femke van Zeijl

Toucheren met een hardhouten stok

Utrechtse student doet mee aan Wereldkampioenschap Naginata

De Universiteit Utrecht herbergt een ware Naginata-krijger. De 21-jarige student Roeland van Houte zal voor Nederland meedoen aan het Wereldkampioenschap Naginata. Dit WK wordt gehouden van 26 juni tot en met 2 juli in de Verenigde Staten. De student cognitieve kunstmatige intelligentie kan niet wachten om af te reizen en aan dit spektakel deel te nemen.

Roeland is anderhalf jaar geleden begonnen met Naginata bij Studenten Sportvereniging Nami-Kai. Een vriend vroeg hem mee om eens te komen kijken en sindsdien is hij gebleven: “Ik wilde al een tijdje weer gaan sporten, maar wist nog niet precies wat. Naginata boeide me eigenlijk meteen.” Sindsdien traint Roeland één maal per week in Olympos op De Uithof. De trainingen staan onder leiding van Sensei André Raboen, die als begeleider mee zal gaan naar het WK.

Dat Roeland nu al geselecteerd is voor een WK verbaast hem wel: “Ik heb nog zo weinig ervaring, dat mijn selectie eigenlijk best wel raar is. Juist daarom wil ik absoluut gaan en neem ik de extra trainingen en kosten voor de reis op de koop toe. Dit is misschien wel een eenmalige kans!” In Nederland zijn er slechts vijftig mannen en vrouwen die Naginata beoefenen: “Er is dus maar een klein groepje waaruit de Nederlandse Naginata Renmei kan kiezen. Niet iedereen wil natuurlijk ook deelnemen aan zo’n WK.”

Roelands' motivatie is echter groot: “Naast de vaste training van studenten sportvereniging Nami-Kai in Olympos, train ik nu twee keer per week extra in Capelle aan den IJssel en in Breda. Naast de extra fysieke inspanningen moet Roeland ook financieel een tandje bijzetten: “De kosten voor de vliegtickets en het verblijf zijn behoorlijk hoog. Gelukkig heb ik een flinke bijdrage gekregen.” Roeland ontdekte dat studenten die topsport bedrijven in aanmerking kunnen komen voor een financiële bijdrage vanuit de universiteit. Dankzij het Studenten Service Centrum (SSC) heeft hij de kosten van zijn vliegticket er in ieder geval uit.

Naginata is een Japanse Krijgskunst met een lange geschiedenis: “Ons wapen is de Naginata. Dit is een hardhouten stok van 1 meter 75, waaraan op het einde een stuk bamboe is bevestigd van 50 centimeter. Met deze ‘hellebaard’ probeer je de tegenstander te toucheren.” In de tijd dat Naginata gebruikt werd door de Samoerai om tegenstanders te doden, zat er op het einde van het wapen een vlijmscherp mes. In plaats van tikken uitdelen, was het wapen vooral nuttig om hele lichaamsdelen af te snijden.

Roeland legt uit dat Naginata meer inhoudt dan een flinke stok om elkaar mee af te maken: “Bij Naginata hoort ook een bepaalde etiquette. Als je de dojo binnenkomt (de benaming voor het gebouw waarin de sport beoefend wordt) moet je een buiging maken voor de groep en de Sensei. Ook leren we nieuwe leden dat je nooit over je wapen heen moet stappen. Deze gewoonte stamt nog uit de tijd dat Naginata-krijgers elkaar onverwachts aanvielen; je moest dan direct je wapen kunnen oppakken om te vechten!”

Tijdens een gevecht dragen de deelnemers beschermende kleding. De kledingstukken die de verschillende lichaamsdelen moeten beschermen, worden met de Japanse naam aangeduid. Zo worden de polsen beschermd door een ‘kote’, de buik door de ‘do’ en het hoofd door de 'men'. “Als je een tegenstander toucheert, schreeuw je altijd op welke plek je dit doet. Deze strijdkreten worden ‘Kiai’ genoemd. Door deze luide kreten wordt de tegenstander geïmponeerd en weten de scheidsrechters dat een slag doelbewust op een bepaalde plek is uitgedeeld."

“Je wint een gevecht als je als eerste twee punten hebt gescoord; voor elke correcte slag krijg je er een. Een ronde duurt drie minuten. Als er na drie minuten een gelijkspel is, dan komt er een verlenging van twee minuten. Mocht er dan nog geen winnaar zijn, beslissen de scheidsrechters wie de winnaar is door te kijken naar de techniek en de 'fighting spirit' van de spelers. Een speler moet laten zien dat hij aanvallend vecht en daarnaast ook gecontroleerd zijn slagen plaatst."

In San José zullen teams uit de hele wereld tegen elkaar ten strijde trekken. Ook zullen er diverse workshops en trainingen gegeven worden. Hier kijkt Roeland nog het meest naar uit: “Er zullen Japanse Sensei's komen die zelden of nooit demonstraties of lessen verzorgen. Hooguit eens per jaar komt zo iemand naar Europa. Het is dus uniek om dit mee te maken. Ik denk dat ik er ontzettend veel van zal gaan leren. Volgend jaar zijn de Europese Kampioenschappen, hopelijk ben ik dan goed genoeg om ook mee te doen.”

Of het Nederlandse team veel kans maakt? Roeland denkt van niet: “Japanners zijn een superieure klasse in deze sport. De eerste drie plaatsen worden standaard door hun bezet! De andere teams vechten onderling uit op welke van de overige plaatsen zij eindigen. Ik vind dat helemaal niet erg hoor. Ik kan me er nu al op verheugen om de Japanners te zien vechten. Dat wordt heel bijzonder!”

Stijn Jaspers

In zeven stappen naar onderzoeker in Afrika

Ongebaande paden leiden tot leuke baan

Wat hebben een internationaal econoom, een sociaal geograaf en een historicus van de internationale betrekkingen gemeen? Bar weinig eigenlijk, behalve dat hun bul bijna binnen is en hun werkervaring op studiegebied nihil. Met bluf, geluk en kennis kom je echter een heel eind, merkten de inmiddels afgestudeerde Frank Mulder, Erwin Bos en Freek Koster. Hieronder hun handleiding in zeven stappen naar een spannend onderzoek in een wildwest-achtig stadje in het Afrikaanse Uganda.

Soms is het moeilijk om uit de strikken van de vanzelfsprekendheid te blijven; zeker als je de verleidelijke salarisstrookjes van je vrienden onder ogen krijgt. Maar tijdens je afstuderen, moet je kiezen: val je voor het vaste inkomen of wil je wat anders en meer? Als je niet kiest, verspeel je kansen. Toegegeven, het vereist enige mate van bluf om tijdens je scriptieonderzoek al rond te bazuinen dat je nog een onderzoek gaat doen in Afrika. Maar je moet ergens beginnen.

Stap 2 – Zoek ongebaande paden

In de medische, educatieve of informaticahoek ligt het werk in ontwikkelingslanden voor het oprapen, maar de gebaande paden in andere sectoren zijn vooral gericht op lange termijn-uitzendingen. Laat je daardoor niet uit het veld slaan. Je weet dat onderzoek doen een luxe is die bijna niemand zich kan permitteren in een land waar men moet ploeteren voor het dagelijks brood. En dat je dus als vrijwillig onderzoeker heel interessant bent voor een non-gouvermentele organisaties (ngo) of een bedrijf als je academisch geschoold bent en jezelf aanbiedt als onderzoeker. De onkosten zijn niet zo hoog als in Nederland, dus ook daar hoef je het niet om te laten. En bij terugkomst zou je gemaakte kosten met je reisverhaal kunnen terugverdienen.

Stap 3 – Kies een land

Het is paradoxaal: zodra je je gaat beperken, gaan er meer deuren open. Na stap 1 vinden vrienden en familie het vooral een leuk idee - maar houden ze nog steeds stiekem de Nederlandse vacaturepagina’s voor je in de gaten. Wanneer je echter volledig voor één land gaat, dan heeft elke neef daar wel een collega en elke organisatie wel een partner.

Bij Afrika is de kernvraag: Arabisch, Frans of Engels? Welnu, Caïro is een wereldstad en Senegal heeft mooie surfstranden, maar er is maar één plek op de wereld waar de Nijl ontspringt en dat is Uganda. Een intrigerend land, met een actieve civil society bestaande uit universiteiten, kerken en hulporganisaties, en grond die net zo vruchtbaar is als het verleden traumatisch. Mooi en lelijk Afrika ineen.

Stap 4 – Kies een thema

Hiervoor geldt eigenlijk hetzelfde: stop met alles interessant vinden en spits je toe op, zeg, het gebruik van de fiets in Afrika. Dan gaan er dingen rollen, want de breedte van het vakgebied is omgekeerd evenredig met het enthousiasme van deskundigen. Bicycles in Africa. Via Google de Pan-Afrikaanse fietsconferentie achterhalen is dan peanuts. Afgelopen jaar georganiseerd aan de bronnen van de Nijl – nog in Uganda ook. Het blijkt echt een belangrijk vraagstuk te zijn, want het heeft alles te maken met betaalbaar transport in ontwikkelingslanden. Boeren, toch driekwart van de bevolking, moeten de markt op met hun producten en openbaar vervoer is vaak te duur. Zonder fiets niet naar de markt, zonder markt geen inkomen, zonder inkomen geen medicijnen en scholing. Je wist dat je een neus had voor actuele thema's!

Stap 5 – Krijg voet aan de grond

Je hoeft enkel nog maar binnen te komen, maar dat is eenvoudiger dan het lijkt. Op zoek dus naar een ngo of een bedrijf dat het wel leuk vindt om wat onderzoek te doen. Het helpt hierbij wanneer je een soort semi-officiële status hebt in de vorm van een organisatie of een vakgroep namens welke je mag opereren. Of hou nog even de titel ‘student’, spreekt ook altijd aan, en eigenlijk ben je dat ook nog want je zoekt nog geen betaald werk. Uiteindelijk ontdek je dat er in Uganda heel veel actieve ngo's zitten. Zelfs een Bicycle Information Office in Uganda die opkomt voor de belangen van de fietser. En die genoeg werk heeft voor drie Nederlandse onderzoekers.

Stap 6 – Word deskundig

Je wilt veel gaan leren in Afrika, maar wel een beetje beslagen ten ijs komen. Werd je vroeger vroeger deskundig door feitenkennis, in deze postmoderne tijd draait het uiteraard om netwerken. Blanco, doch zelfverzekerd, maak je afspraken met wie maar wil: een verkeerskundige, een ontwikkelingseconoom, een journalist. Na een paar gesprekken heb je vrienden gemaakt ("Wat leuk dat jullie dit onderzoek gaan doen") en hoor je ook thuis in het peloton deskundigen.

Stap 7 – Laat het op je af komen

Je hebt je uitstekend voorbereid, meer kun je niet doen. Eventueel nog een website maken om Nederland op de hoogte te houden van het wekelijkse onderzoeksnieuws, maar dan moet je gaan. Op weg naar Entebbe. Ter plaatse moet je vooral loslaten. Elke voorbereiding verbleekt immers wanneer je onder een bananenboom in de verzengende hitte vrouwen spreekt die een jaar lang alles opzij leggen om een fiets bijeen te sparen. Je had niet kunnen voorzien dat je niet alleen van harte welkom was bij je gastorganisatie, maar ook bij een landbouworganisatie om te assisteren bij Excel??computerprogramma???, bij de voorzitter van de Rotary om mee te helpen fietspaden schilderen, bij de oppositieleider van het parlement om kritische vragen te stellen over de president, en bij de burgemeester van de tweede stad van het land om te brainstormen over een cornflakesindustrie ("Nu exporteren we maïs voor bijna niets, cornflakes moeten we hebben! Maar hoe in hemelsnaam kom ik aan het recept? Zo moeilijk kan dat toch niet zijn!?"). En in je vrije tijd kan je altijd nog gewoon voetballen met de weeskinderen in het dorp.

Vrij en ongebonden, leerzaam en nog nuttig bezig ook. Dat is op menig Nederlands kantoor wel anders. Voor breed geïnteresseerde academici staan in Uganda alle deuren open. Het is echt niet zo moeilijk om ook Afrika de vruchten te laten plukken van globalisering en kennisuitwisseling. Als enkel maar wat meer studenten de gebaande paden zouden durven verlaten.

Frank Mulder, Erwin Bos en Freek Koster
Meer info over Fabio en het onderzoek van het Utrechtse trio op sfwkoster@hotmail.com, www.jugendhilfe-ostafrika.de en http://home.wanadoo.nl/uganda.
KADER

Bicycle

Uganda is een fietsland. De grote meerderheid van de bevolking leeft van het land en gebruikt de fiets om zijn producten op de markt te krijgen. De tweewieler wordt echter gezien als een ouderwets apparaat dat je er uit moet gooien als je een westers land wil worden. De regering doet hard haar best om autowegen te verbeteren, maar erkent niet echt dat voor 95 procent van de bevolking de fiets het beste middel is om de lokale handel te stimuleren en dus armoede te bestrijden. De infrastructuur is dus niet berekend op vele fietsers.

In Jinja, de tweede stad van het land, zit Fabio, de First African Bicycle Information Office. Deze lokale non-gouvernementele organisatie, een soort fietsersbond, lobbyt bij de regering om fietsen toch vooral serieus te nemen. Bij Fabio kunnen mensen bovendien een fiets op afbetaling kopen: 60 euro in tien maanden. Voor deze organisatie konden wij -we vonden Fabio via Internet - onderzoek doen, een andere bezigheid van deze fietsersbond. Onze opdracht werd uiteindelijk het in kaart brengen van de Ugandese fietswereld, door middel van interviews met mensen uit de private - en publieke sector. Dit heeft geresulteerd in een rapport: 'The bicycle sector in Uganda: an overview'. Drie maanden onderzoek hebben de problemen voor de Ugandese fietser in grote lijnen in kaart gebracht. De fiets is te duur, vooral door de veel te hoge invoerheffingen. Daarnaast is fietsen gevaarlijk: de weggebruikers zijn niet voldoende op de hoogte van verkeersregels en de infrastructuur is niet op fietsen gericht. Tot slot heeft fietsen een matig imago: vrouwen zijn bang hun maagdelijkheid te verliezen en de rijke Ugandees ziet fietsen als een buitengewoon vervelende en vermoeiende bezigheid.

De studie wordt nu gebruikt door Fabio om te lobbyen bij de overheid en donororganisaties. Daarnaast hoopt Fabio in de toekomst dit onderzoek een vervolg te kunnen geven, wellicht met meer Utrechtse doctorandi.

'In de stad staat aanmerkelijk wrakkere troep'

Huisvesting: de lastige keuze tussen binnenstad en Uithof

De Utrechtse huisvesting gaat stevig op de schop, meldde het U-blad vorige week. Het heetste hangijzer vormt de vraag of Letteren en Rechten allebei in de binnenstad kunnen blijven.

Decaan Hans Bertens van Letteren deelt de mening van Klein. "Wij mogen ons in Utrecht graag vergelijken met Oxford en Heidelberg, echte oude studentensteden zoals wij dat ook zijn. Bij een vertrek van Letteren en Rechten — want als de één gaat, gaat de ander op een gegeven moment ook — verandert dat beeld. Ja maar, wordt er gezegd, het Academiegebouw blijft toch op het Domplein? Maar dat vraag ik me af. Zonder faculteiten in de stad verliest ook het Academiegebouw daar een beetje zijn bestaanrecht."

Ook los van het imago van de UU zien de twee binnenstadsfaculteiten weinig heil in een verhuizing. "Wij moeten als oude faculteit blijven concurreren met onze even oude Amsterdamse en Leidse collega's en dat wordt er niet gemakkelijker op als de wortels met de binnenstad worden doorgesneden", zegt Klein. "Ik vrees dat we in De Uithof een stuk minder aantrekkelijk zullen zijn voor studenten. Niet voor niets wordt in Leiden en Amsterdam juist in stadspanden geïnvesteerd." Bertens wijst op de recente medewerkersmonitor. "Rechten en Letteren stonden met stip op één, waar het ging om tevredenheid over de gebouwen waarin men werkt. Ook onze medewerkers zullen dus niet staan te juichen bij een verhuizing. Daar komt bij dat er dan nog eens 8000 studenten en flink wat medewerkers meer naar De Uithof moeten worden vervoerd dan op dit moment. Ik vraag me af of de busbaan dat allemaal wel aankan."

Overtuigende pleidooien om in de binnenstad te blijven, zo lijkt het. Maar decaan Pieter Hooimeijer van Ruimtelijke Wetenschappen is niet overtuigd. "Als Letteren en Rechten in de binnenstad blijven, is dat de dood in de pot voor De Uithof, die toch al een slecht imago heeft. We moeten alles op alles zetten om daar iets aan te doen. Dat kan in mijn ogen alleen door de beperkte financiële middelen van de universiteit niet in de binnenstad in te zetten, maar ze te gebruiken om zo in De Uithof te investeren dat die zich tot een volwaardige campus kan ontwikkelen. Ik vind dat van groot belang, want de UU wordt inmiddels wel sterk met De Uithof geassocieerd."

Dat Utrecht daarmee stadsuniversiteit af zou zijn, gelooft Hooimeijer niet. "Ik zeg niet dat Letteren en Rechten allebéi uit de stad weg zouden moeten. Wat mij betreft mag één van de twee er best blijven. En ook het Academiegebouw hoeft niet weg. Waarom zou het? Ik vind het alleen zonde om veel geld in de stad te investeren — en dat is onvermijdelijk om zowel Letteren als Rechten daar te kunnen huisvesten — als we dat geld in De Uithof zo veel beter kunnen gebruiken. Daar komt bij dat ik me afvraag of het wel klopt dat de twee alternatieven even duur zijn. Gegeven het verschil in grondprijzen moeten we met investeren in De Uithof op termijn toch goedkoper uit zijn."

Directeur Wim Dirksen van Sociale Wetenschappen is het roerend met Hooimeijer eens: "Van het argument dat de universiteit in de binnenstad aanwezig moet blijven, ben ik niet zo onder de indruk. Ik vind dat een beetje op twee gedachten hinken. Wil je nou een stadsuniversiteit zijn of wil je hier in De Uithof een echte campus van de grond krijgen? Ik vind zelf dat je voor dat laatste zou moeten kiezen. Dat dat Letteren en Rechten studenten zal gaan kosten, betwijfel ik. In onze faculteit hebben we daar althans nooit iets van gemerkt. Daar komt bij dat het Langeveldgebouw moet worden afgestoten als Letteren en Rechten in de binnenstad blijven. Ik zou dat vreemd vinden, want het is een buitengewoon aangenaam gebouw. We zijn er niet voor niets een eigen faculteitskamer in aan het bouwen. In de binnenstad staat aanmerkelijk wrakkere troep. Die kun je toch veel beter weg doen?"

EH

Op zoek naar een middel tegen griep

Ineke Braakman droomt van antivirale medicijnen

Scheikundige Ineke Braakman boekt succes na succes. Ze droomt van een medicijn dat het griepvirus aanpakt. Last van wetenschappelijke concurrentie heeft ze niet, wel van een overvolle agenda. “Mijn perfectionisme ben ik al lang kwijt.”

Gezien het succes van haar groep zou je kunnen zeggen dat Braakman een goudmijn aangeboord heeft. Ze houdt zich bezig met de vouwing van eiwitten, de werkpaarden van de cel. Braakman en collega’s proberen van vier eiwitten te achterhalen hoe ze van een lange sliert zich vouwen tot een driedimensionaal, werkzaam eiwit. Dat is in wezen fundamenteel onderzoek, maar de keuze van de vier moleculen maakt dat haar onderzoek op veel belangstelling kan rekenen. Ze bestudeert het griepvirus-eiwit hemagglutinine dat ervoor zorgt dat het virus de gastheercel kan binnendringen. Dan het envelop-eiwit dat het AIDS-veroorzakende hiv helpt bij het binnendringen van menselijke cellen. Verder de cholesterol-receptor die de cholesterolconcentratie in het bloed laag houdt. Als laatste het CFTR-eiwit (Cystic Fibrosis Transmembrane Conductance Regulator) dat defect is bij patiënten met taaislijmziekte.

Het eiwit waar ze het meeste van afweet is hemagglutinine. Het griepvirus-eiwit hecht aan een receptor op menselijke cellen en maakt het daardoor mogelijk dat het virus binnenkomt. Het is essentieel voor de verspreiding van de ziekte door het lichaam. “We weten wat de bottlenecks zijn van de vouwing van het eiwit”, vertelt Braakman. “Als de vouwing van hemagglutinine stopt, ontstaan er geen nieuwe virusdeeltjes. Het zou dus heel mooi zijn als we die vouwing kunnen remmen. We hebben ideeën over hoe dat zou kunnen. Als dat werkt, hebben we een virostaticum gemaakt.” Een medicijn om de griep te bestrijden, met andere woorden.

Dromen

Dat zou vernieuwend zijn, want virussen zijn niet gemakkelijk — zoals bacteriën met antibiotica — dood te maken. Antivirale middelen zijn bij lange na niet zo succesvol als antibiotica. De beste manier om een virus te bestrijden blijft een preventieve vaccinatie, zoals bijvoorbeeld bij griep en bij mazelen. “Het geneesmiddel is er natuurlijk nog niet”, zegt Braakman. “Maar we dromen er wel van — ik wel tenminste!”

De wetenschappelijke competitie in een onderzoeksgebied met deze rooskleurige vooruitzichten zal wel fel zijn. Niets is minder waar, vertelt Braakman. “Als er veel mensen heen gaan, ben ik weg”, zegt ze eenvoudig. De techniek die zij gebruikt om eiwit-vouwing te analyseren is zo ingewikkeld dat het veel andere wetenschappers afschrikt. Na jarenlang proberen hebben Braakman en collega’s het kunstje onder de knie. Concurrenten die nu gelokt worden door de mooie Utrechtse resultaten, worden weer afgeschrikt door de investering die ze moeten plegen voor ze het Utrechtse niveau halen.

Over het vouwingsonderzoek naar het hiv-eiwit zegt Braakman bijvoorbeeld. “Er zijn twee andere onderzoeksgroepen die wel eens iets doen op dat terrein. En soms moeten wij dat nog overdoen ook. Sommige dingen kunnen wij gewoon beter dan anderen. Dat klinkt een beetje arrogant, maar het is nu eenmaal zo.”

Bovendien heeft ze een beetje mazzel gehad, vindt ze zelf. “Aio’s geef ik altijd twee onderzoekslijnen, iets riskants en iets wat zeker resultaat op zal leveren. We hebben het geluk gehad dat alles wat we opgezet hebben, werkte.”

Wellicht levert haar onderzoek dus een middel tegen griep op, al kan dat nog wel tien jaar duren. Zo liggen er meer medische toepassingen in het verschiet. Een te hoog cholesterol-gehalte kan komen doordat de LDL-receptor verkeerd gevouwen is. Braakman denkt wellicht medicijnen te kunnen bedenken die het receptor-eiwit zouden kunnen helpen vouwen. Een succesvol concept. “Er zijn verschillende ziektes waarbij je wel kunt raden dat verkeerd gevouwen eiwitten de boosdoener zijn. Bloedstollingsfactoren die het niet doen of schildklierafwijkingen bijvoorbeeld.”

Bessensap

Haar onderzoek populariseren gaat Braakman goed af. Ze praat makkelijk in algemene termen over de wetenschap, jargon is haar vreemd. Ze doet makkelijk voorspellingen, ze is genuanceerd, maar niet pietluttig. Daarom wekt het ook geen verbazing dat ze op 14 mei spreekt tijdens het NWO-symposium ‘Bessensap’. Een ontmoetingsplaats voor wetenschappers en journalisten, waar het vertalen van wetenschap naar een breed publiek centraal staat. Braakman zal daar in gewone mensentaal vertellen over haar onderzoek. Dat deed ze al eerder tijdens de universitaire Culturele Zondagen en voor de ‘Krans’ van partners van hoogleraren. “Ik vind dat belangrijk om te doen, want in Nederland bestaat er maar een heel klein draagvlak voor fundamenteel onderzoek. Als ik bij de kapper zit en ik zeg dat ik bij de universiteit werk, dan vraagt hij niks meer, want dat is vast te moeilijk. Terwijl als ik zeg dat ik een eitje ontkook, ik wel vragen krijg.” (Een gekookt ei is ‘hard’ of gestold omdat eiwitten van vorm veranderd zijn.)

Het gebrek aan waardering voor fundamenteel onderzoek wil Braakman niet wijten aan onderzoeksfinancier NWO — zoals NRC-columnist en astrofysicus Vincent Icke bijvoorbeeld wel fanatiek doet. “NWO is alleen maar toepassingsgericht om geld te krijgen”, denkt Braakman. “Dat geld krijgen ze van de politiek en dus uiteindelijk van het publiek. Als daar fundamenteel onderzoek niet leeft, dan kun je het NWO niet kwalijk nemen dat zij er geen geld voor krijgen.”

Behalve met topwetenschappelijk onderzoek houdt Braakman zich als vice-decaan ook bezig met het onderwijs op de faculteit Scheikunde. “Wat ik verdrietig vind, is het altijd terugkomende verwijt dat wij het onderwijs ‘er maar bij doen’. Iedereen is hier met hart en ziel bezig met onderwijs en probeert er het beste van te maken. De oorsprong van het verwijt snap ik wel, alle wetenschappers op de faculteit komen namelijk binnen als onderzoeker. Ze zijn in eerste instantie geselecteerd op hun wetenschappelijke kwaliteiten. Daar komt nog bij dat als iemand zijn onderzoek maar half doet, alleen de visitatiecommissie dat ziet. Terwijl als iemand steken laat vallen in het onderwijs, dat veel beter zichtbaar is. Studenten klagen daar direct over. Wij vechten continu tegen dat imago. Tegenwoordig gaan nieuwe mensen dan ook langs de onderwijsdirecteur. Die kijkt naar de onderwijscapaciteit. Als die onder de maat is, kom je daar niet meer mee weg.

Lukt het haar om het vice-decanaat te combineren met toponderzoek? (“Laten we het maar niet over mijn uren hebben.”) Braakman heeft net verteld hoe ze haar afdeling zo efficiënt mogelijk probeert te organiseren. Het bijwonen van recepties, oraties en promoties, het geven van onderwijs en het maken van jaarverslagen horen allemaal bij de universiteit — maar ze leveren geen publicaties op. “Ik ben beter als ik m’n tijd aan minder dingen besteed. Ik moet bekennen dat ik voor het onderzoek naar Utrecht ben gekomen. Ik heb altijd het gevoel dat ik onderwijs en onderzoek niet allebei perfect kan doen. Maar mijn perfectionisme ben ik al lang kwijt. Alles honderd procent voorbereiden doe ik al lang niet meer.”

Rinze Benedictus

De huiskamer die De Uitwijk heet

Hanneke Slotboom
De Uitwijk bestaat dit jaar dertig jaar. Maar Emmy Lagrange, oprichtster en boegbeeld van het universitair cultureel centrum, voelde niets voor een interview over verleden en toekomst. “Kom gewoon maar kijken”, stelde zij voor. En dus toog het Ublad op een willekeurige donderdagmiddag naar het Ruppertgebouw voor een ontmoeting met late lunchers, crea Bea’s, medewerkers, luie filosofen en een hond.

De studentes culturele antropologie blijken regelmatige bezoeksters van De Uitwijk. “We zitten vaak op de universiteit te werken, want thuis doe je toch niks. Tussendoor gaan we hier naartoe. Je kan ook wel naar de kantine, maar dat is zo sfeerloos. Hier is het veel gezelliger, hoewel het hier nog leuker was toen je hier nog mocht roken.”

Even later komen Frank en Richard binnen. Ze moeten bij de onderwijsbalie in de studentenstraat zijn, maar die blijkt pas over een uur weer open te gaan. Ze nemen plaats op één van de banken en doden de tijd met een potje schaak. “Dat doen we hier geregeld”, legt Richard uit. “We spreken hier vaak af, want we hebben les in verschillende gebouwen.” Als hij zijn aandacht weer bij het schaakbord heeft, blijkt dat Frank zijn stukken één voor één van het bord kan hakken. Gelukkig had Richard daarvoor al gezegd dat het niet zozeer het schaken, als wel de gezelligheid is die hen naar de Uitwijk lokt.

Uitwijkmedewerker Fleur Esmeijer verwoordt het zo: “De Uitwijk is een café zonder biertap of koffiecounter. Je kunt hier even ontspannen, in de 140 verschillende tijdschriften lezen, een spelletje doen en soms tv kijken. Een huiskamer dus.”

Dat De Uitwijk niet alleen ontspanning te bieden heeft, blijkt om een uur of vijf, als de leden van de tentoonstellingscommissie zijn gearriveerd. Judith de Bruijn, Martha Dijkgraaf en Neeltje Huirne zijn, samen met Lagrange en de afwezige Marjanne van der Helm, bezig om de tentoonstelling ‘Ommeland’ voor te bereiden, met werken van Kiki van der Wouw. De kunstenares en alumna van Utrecht ontwerpt onder meer al vijftien jaar de posters voor De Uitwijk.

“We zijn gemiddeld zo’n drie uur per week bezig”, vertelt De Bruijn. Huirne: “Zo’n expositie is best veel werk. De inrichting van de tentoonstelling, de verzekeringen, public relations, de opening. En we zijn een weekend bij Van der Wouw geweest, om haar werk te bekijken en haar ideeën over de tentoonstelling aan te horen.” De studentes werden lid van de commissie omdat ze naast hun studie ‘iets met cultuur’ wilden doen. Volgens Lagrange zou de universiteit het werk van de commissie met studiepunten moeten waarderen. “Het is belangrijk dat studenten naast hun studie in aanraking komen met de praktijk. De commissie doet feitelijk het werk dat ook in musea wordt gedaan. En zo’n tentoonstelling geeft toch cachet aan het gebouw.”

Inmiddels heeft Ivo Eek plaatsgenomen op een van de banken in de huiskamer. De docent ‘computertypen’ wacht tot hij met zijn les kan beginnen. Eek: “We werken op laptops in plaats van typmachines, vandaar de naam. Ja, daar is best veel belangstelling voor. Het is een serieuze cursus, die wordt afgesloten met een toets. Ik merk het wel, dat ik hier lesgeef aan studenten. Je hoeft dingen niet zo vaak uit te leggen, maar je moet je wel goed voorbereiden. Studenten hebben de neiging nogal door te vragen.” Op het moment dat Eek met zijn cursisten naar een lokaal verdwijnt, beginnen in ateliers Appel en Peer de cursussen voor de meer creatief angehauchten.

In Appel krijgen de negen in witte jassen gehulde cursistes acrylschilderen de opdracht om een abstract werk te maken, met als thema dans. Docente Inez Bulthuis toont, ter inspiratie, afbeeldingen van werken van Mondriaan, Picasso en Pollock aan het begin van de les. “Maar je moet doen wat in je opkomt. Gewoon gaan”, spoort ze haar cursisten aan. Vervolgens stuurt ze de verslaggeefster uit het lokaal. “Bij het opzetten van het schilderij moet er niet iemand over hun schouder meekijken. Kom maar terug als ze halverwege zijn.”

Dan maar naar ‘Peer’, waar de cursus ‘Werken met klei’ aan de gang is. In de hoek van het lokaal is een cursist druk bezig op een van de draaischijven. Anderen overleggen met docente Mieke Oldenburg over het glazuur dat ze voor hun projecten kunnen gebruiken. “Al die tips en adviezen over bakken, het is soms net een kookcursus”, aldus de docente. Theologiestudente Alissa is enthousiast over de cursus. “Dat kleien is heerlijk rustgevend, het is een beetje het effect van zo’n anti-stressbal. Ik doe ook een cursus schilderen, maar daar vind ik het soms toch lastig om mijn ambitie thuis te laten. Dat heb ik hier niet, omdat ik helemaal niks van keramiek weet. Je kan lekker van alles uitproberen. Dit moest eerst de rok van een madonna worden, maar toen dat mislukte heb ik er maar een boom van gemaakt. En hij is best goed gelukt, vind ik zelf.”

Halverwege komt Henk Hibbel langs met koffie en thee. De student sociale geografie werkt sinds drieënhalf jaar één dag per week voor De Uitwijk, als bijbaantje. Zijn taken bestaan uit “drank rondbrengen, materialen klaarleggen en opruimen, spullen repareren, soms licht administratief werk.” Hij solliciteerde omdat hij al vaak in De Uitwijk kwam om “vooral om strips te lezen.”

Weer terug in Appel blijkt studente Diergeneeskunde Irene al klaar te zijn met haar schilderij. Ze staat haar werkstuk van een afstandje te bekijken. “Ik heb geprobeerd door de vormen en kleuren de felheid en beweging van dans uit te drukken. Het idee was goed, maar bij mijn buurvrouw, die zo’n beetje hetzelfde had bedacht, vind ik het beter gelukt. Kijk, bij haar loopt de verf ook door, maar daar hoort het zo. Bij mij wordt het gewoon een troepje.” Desondanks is Irene blij dat ze dit jaar eens op tijd was met inschrijven voor een Uitwijkcursus. “Ik was het al heel lang van plan, maar het kwam er nooit van. Ik ben wel een beetje een crea Bea, op de middelbare school vond ik tekenen en zo ook al leuk. Thuis doe je het niet, en hier heb je alle materialen, ezels, verf, kwasten, en het wordt nog voor je klaargezet ook.”

Op de vraag waarom de cursisten voor De Uitwijk kiezen, blijkt het antwoord eensgezind. Vooral de lage kosten spreken aan, en natuurlijk het feit dat de ateliers makkelijk bereikbaar zijn na studie of werk. En, zo spreken de creatievelingen in koor, het is gewoon lekker om na al het ‘hoofdwerk’ eens iets heel anders te doen. Maar wat drijft dan de mensen die bij De Uitwijk een cursus ‘Hoogtepunten uit de Filosofie’ volgen? Heao-student Bas wil dat vlak voor zijn les begint nog wel uitleggen. “Ik ben de hele dag met cijfers bezig, maar in mijn vrije tijd lees ik graag. Ik heb zelf wel eens filosofieboeken gelezen, maar die zijn vaak toch te moeilijk. Tijdens de cursus krijg je de grote lijnen uitgelegd, en wordt ook de context duidelijker. Dit is voor mij echt ter lering en vermaak.” Bovendien, vult docent Arjen Flierman desgevraagd aan, is de hoeveelheid hoofdwerk tijdens de cursus minimaal. “Ik ben zelf vijfdejaars filosofie, en ik behandel gedurende de tien bijeenkomsten de stromingen en filosofen die ik het meest relevant vind. Ik zorg dat de cursisten lui mogen zijn, ze kunnen gewoon achterover gaan zitten en toehoren. Ze hoeven niks te lezen.”

Flierman blijkt over meer talenten te beschikken. Enkele van zijn schilderijen hebben in het Ruppertgebouw gehangen. “Ik hield altijd al van tekenen en schilderen. En ik ben een aanhanger van het idee dat mensen zich niet moeten richten op één specifieke taak. Door je op verschillende vlakken te ontwikkelen, kun je een evenwichtiger leven leiden en haal je meer genoegdoening uit wat je doet. Ik probeer mijn interesse voor kunst en filosofie soms samen te brengen, door filosofische ideeën in mijn schilderijen te verwerken. Maar de schilderijen kun je natuurlijk ook gewoon op zichzelf zien.”

Inmiddels is het na zevenen. Buster vindt het tijd voor zijn avondmaal, en staat ongeduldig bij de balie te wachten. “Je krijgt zo wat”, belooft Lagrange hem. Tegen de verslaggeefster zegt ze: “Denk je dat je een beetje een idee hebt gekregen van wat we hier doen? En dan heb je natuurlijk ook de andere commissies nog, bijvoorbeeld voor de tuin en de films, en nog allerlei andere cursussen. En heb je ook een kijkje genomen in ons fotolab? We hebben dertien plekken met professionele apparatuur!”

Marokkaanse moeders doen het niet zo slecht

Nederlandse opvoeding niet zaligmakend

Consultatiebureau’s bekijken het opvoeden door Marokkaanse moeders vanuit een te simpel schema, stelt cultureel antropologe Marina Jonkers. Daar wordt over het algemeen gesteld dat Marokkaanse moeders de westerse normen zouden moeten overnemen. "Ik heb hier bezwaren tegen", zegt Jonkers. Marokkaanse moeders doen het helemaal niet zo slecht.

Voor haar proefschrift 'Een miskende revolutie' volgt zij tussen 1993 en 1999 150 Marokkaanse tussengeneratiemoeders - de oudste dochters van gezinnen die door gezinshereniging in de jaren 70 en 80 in Nederland zijn gekomen. “De beelden die wij hebben van deze Marokkaanse moeders zitten in de weg. Ik vind dus dat we daar maar eens vanaf moeten. Het is nooit inzichtelijk gemaakt hoe die moeders eigenlijk bezig zijn met het beste ervan te maken. Ze zijn wel de voorlopers van de tweede generatie. Dankzij hun inspanningen zijn hun zussen nu hard bezig zich te profileren in werk, onderwijs en in discussiefora.”

Om te beginnen ondervond Jonkers tijdens haar onderzoek dat ‘de’ Marokkaanse opvoeding lang niet altijd in een ‘bevelhuishouding’ plaatsvindt. “Kinderen worden vaak fors aangepakt, maar moeders gebruiken ook andere manieren om het gedrag van kinderen bij te stellen. Veel van de gezinnen wonen bijvoorbeeld in flats die heel gehorig zijn. Als vader overdag slaapt, omdat hij ’s nachts gewerkt heeft dan geven moeders kinderen soms ook gewoon hun zin om het maar rustig te laten zijn. Mijn conclusie is dan ook dat de opvoeding niet alleen vanuit de ideologie plaatsvindt, maar veel meer op basis van de behoeften van alledag.”

Dan is er het beeld dat de Nederlandse samenleving heeft van Marokkaanse peuters die druk en ongehoorzaam zijn en dominante vaders en incompetente moeders hebben. Dat “kaatst terug” op de moeders, legt Jonkers uit. “De beelden bereiken de moeders en die gaan de ideeën bevestigen in hun eigen verhalen. Ze houden zichzelf voor dat Marokkaanse peuters inderdaad slecht luisteren en dat Nederlandse kinderen dat wél doen. En ze denken dat Nederlandse mannen zo aardig zijn dat het zelfs goede moeders zijn.”

Om zich hieraan te ontworstelen zijn Marokkaanse moeders van de tussengeneratie die enigszins Nederlands kunnen lezen en schrijven, 'zich razendsnel aan het protoprofessionaliseren'. Ofwel: “Ze lezen zich rot aan Nederlandse opvoedingsboeken.” Opvallend is dat de Marokkaanse vrouwen de informatie uit de boeken zien als een “succesformule voor de opvoeding”. Ze nemen de teksten zeer letterlijk. Dat hoeven ze dus volgens Jonkers niet te doen, want de Marokkaanse tussengeneratiemoeder doet het lang niet slecht.

Rinze Benedictus

'Gedreven door plezier in muziek'

Utrechtsch Studenten Concert viert 36e lustrum met opera Falstaff

Ooit was er een tijd dat het Utrechtsch Studenten Concert om leden zat te springen, nu zijn er verschillende wachtlijsten voor bepaalde posities in het oudste symfonieorkest van Nederland. Dat geeft een zekere kwaliteitsgarantie. Behalve talent moeten de leden ook ambitie hebben. Eens in de vijf jaar staat er een opera op het programma. Dit lustrumjaar is dat Falstaff van Guiseppe Verdi.

Het Utrechtsch Studenten Concert, tot 1983 onderdeel van het Utrechtsch Studenten Corps, heeft als lustrumactiviteit de opera Falstaff gekozen. Het is de laatste en meest komische opera van Guiseppe Verdi waarin een verarmde ridder een rijke vrouw zoekt. Volgens Ralph Jaarsma, artistiek leider van de Stichting Falstaff heeft het orkest zo'n uitdaging zo nu en dan nodig: “We spelen meestal werken uit het symfonisch repertoire. Een opera geeft een extra prikkel.”

Voor de uitvoering werken de plusminus 85 studenten samen met een koor van Studio 32 en professionele solisten als bariton Henk Smit. Eén van de vrouwelijke solisten is bijna afgestudeerd conservatoriumstudente Lisette Bolle (25). Zij speelt één van de twee getrouwde vrouwen die door de ridder het hof wordt gemaakt. “Het is een lastige rol, maar ik zie het als een leerproces”, vertelt ze. “Ik heb nog niet geoefend met het USConcert maar ben wel naar hun nieuwjaarsconcert geweest. Ik heb er vertrouwen in dat het goed zal gaan.”

Golflengte

Fagottist Marja Rijerse, 23 en student sociale geografie is één van de leden, die hard repeteert om de verwachtingen waar te maken. Maar aan het einde van de oefensessie gaat zij met andere musici naar café Jazz-Alley tegenover het conservatorium. “Na het repeteren wordt er vaak nog wat gedronken in een café”, vertelt Marja. “We zien elkaar elke week op de repetities. Maar er wordt ook vaak daarnaast afgesproken. Ik ga vooral veel om met de mensen die gelijk met mij begonnen zijn."

Oud-lid Hendrik Spiering (39) speelde in de jaren tachtig cello in het USConcert en vertelt dat de orkestleden in zijn tijd ook veel met elkaar optrokken. “Dat was leuk. Goed voor de sociale contacten. Ik had ook vrienden die bij een studentenvereniging zaten maar dat trok me minder aan. Dan is gezelligheid het doel en dat wordt eerder bereikt door plat drinken. Bij het orkest was het doel muziek maken en kreeg je de gezelligheid er bij.”

Hij herinnert zich de repetitieweekenden nog heel goed. “Zo'n weekeinde was heel belangrijk voor de sfeer. We werden twee dagen samen opgesloten in een jeugdherberg. We vormden ’s avonds onze eigen kwartetten en quintetten. Na een hele dag inspelen, kon je dat uren volhouden.”

In de tijd van Spierings lidmaatschap had het ledental van het USConcert net even 'een dipje'. “We waren met een klein clubje en repeteerden in een kerkje in Oudwijk. Maar in 1988 speelden we voor het eerst in Vredenburg en dat had een groeieffect tot gevolg. Het was ineens weer interessant en spannend om bij het USConcert te spelen.”

Het USConcert komt tegenwoordig aan nieuwe leden door audities te organiseren. Voor verschillende plekken in het orkest bestaan wachtlijsten. Marja: “Door die audities kan het niveau op peil worden gehouden. En met een hoger niveau heb je de keuze uit een groter repertoire.” Student verpleegkunde Petra Duijveman (22) kwam niet als eerste klarinetspeler uit het toelatingsexamen. “Ik werd na de auditie niet gekozen, maar de jongen die toen wél lid mocht worden, kan vaak niet. Dat is ook bij deze opera het geval. Dus krijg ik alsnog een kans. Ik wil nog steeds graag lid worden. Er zijn maar weinig amateur-symfonieorkesten die een beetje niveau hebben en gezellig zijn.”

Die gezelligheid is volgens Marja te danken aan de passie voor muziek die de leden met elkaar delen. “Het lijkt wel of we op eenzelfde golflengte zitten: we houden allemaal van klassieke muziek en daardoor maak je snel contact met elkaar. Wat trouwens niet wil zeggen dat we alléén van klassieke muziek houden. Onze muzikale interesses lopen breed uiteen.”

Geweldig

“Ik heb veel vriendschappen opgedaan in mijn tijd bij het USConcert", zegt oud-lid Erik van Lith (31). Hij speelde in de jaren negentig klarinet in het orkest. Met veel mensen heb ik nog steeds contact. Doordat je in een redelijk kleine groep zit, kent iedereen elkaar.”

In 1998, tijdens het vorige lustrum, voerde het orkest de opera Pagliacci op in een circustent. Na de voorstellingen in Nederland ging de hele club met tent op tournee door Europa. Erik: “De oude rotten uit het bestuur maakten de jongeren enthousiast. Iedereen heeft zich ingezet en dat geeft een gevoel van saamhorigheid. Je werkt samen aan iets wat je emotioneel bezighoudt. Een geweldige tijd.”

Erik was tijdens dat lustrum samen met een vriend verantwoordelijk voor de logistiek. “Het was een bijzondere ervaring om met 150 mensen en een enorme circustent door Europa rond te trekken. Die ervaring heeft me geholpen om een carrièresprong te maken; ik heb natuurkunde gestudeerd maar ben nu productieleider bij de Nederlandse Bachvereniging.”

Huidig projectleider is student wis- en natuurkunde én fagottist Michiel van Setten (25). Hij is zeer enthousiast over de mogelijkheden binnen het USConcert. “Binnen de organisatie kun je veel doen. Ik heb in het bestuur gezeten, in de reiscommissie en nu ben ik dus projectleider.” Bovendien vindt Michiel het orkest muzikaal erg interessant. “We spelen van alles: onbekende stukken, muziek van Nederlandse componisten. We hebben pas een kinderconcert met Frank Groothof gegeven. En we gaan jaarlijks op tournee naar het buitenland.”

Deze zomer gaat het Falstaff-gezelschap touren door Italië, waar zes voorstellingen worden gegeven. Hoboïst Sander Smeets (23) student geologie kijkt er naar uit. “We hebben namelijk een groot overschot aan dames binnen het orkest, dat is wel gezellig op tournee”, lacht hij. Bijna alle mannen uit het orkest hebben een relatie met een vrouw van het orkest.

Voor juni, als de uitvoeringen beginnen, moet er nog flink geoefend worden. Michiel: “Deze opera heeft ingewikkelde ritmische patronen. Daarom is het belangrijk dat je weet waar de opera over gaat, wat er op het podium en met de solisten gebeurt. Eigenlijk moet je bij het spelen van elke noot weten waarover het gaat.”

Volgens Chris Pouw assistent-dirigent van Bas Pollard beginnen de wekelijkse repetities sinds maart hun vruchten al af te werpen. “Het orkest speelt de plaatjes bij de opera. Het verhaal moet er dus goed inzitten. De musici beginnen zo langzamerhand noten en maten te herkennen als ze de pagina omslaan. Het gaat de goede kant op.” Hij is enthousiast over het orkest. “Doordat de studenten amateurs zijn staan ze open voor nieuwe dingen. Een professional hoef je niet te vragen om staand te zingen. Zelfs in hun cao staat dat ze het recht hebben op een stoel. Maar met deze studenten kun je rare ideeën uitproberen. Die willen nog wel staan of zo, ze zijn flexibel. Dat werkt geweldig.”

Pouw werkt gewoonlijk met andere ensembles, zowel professionals als amateurs. Via via is hij gevraagd voor deze opera. “De leden van het USConcert zijn natuurlijk amateurs. Maar ze hebben er veel voor over om dit project te doen slagen, zijn bereid er veel energie in te steken. Daardoor is het erg leuk om ze te begeleiden en dirigeren. We worden allemaal gedreven door plezier in muziek.”

Eva Houtsma
De opera Falstaff wordt van 18 tot 29 juni negen keer opgevoerd in de Nicolaïkerk in Utrecht. Meer informatie? Zie www.stichtingfalstaff.nl

’Voedsel hoeft alleen maar goedkoop te zijn’

Gezondheid en welzijn van consumptiedieren

Kistkalveren en aangebonden zeugen hebben we in Nederland niet meer. Maar wel vleeskuikens die al na zes weken vetgemest in de supermarkt liggen. Bioloog Henk Goos, dierenarts Esther Kornalijnslijper en hoogleraar dierwelzijn Berry Spruijt laten hun licht schijnen over gezondheid en welzijn van dieren in de intensieve (pluim)veehouderij in Nederland.

Volgens Goos zijn ‘we’ op een aantal gebieden over de streep gegaan. Goos is onderzoeksdirecteur van de faculteit Biologie en was mede-organisator van het symposium ‘Grenzen aan Welzijn & Dierlijke Productie’ dat onlangs werd gehouden. Onderzoeksfinancier NWO organiseerde het ter afsluiting van het gelijknamige onderzoeksprogramma waarin wetenschappers proberen te achterhalen of dieren zich nog kunnen aanpassen aan onze productie-eisen. Goos: “Die zijn eindeloos opgeschroefd de laatste decennia.

Melkkoeien

Vragen we te veel van productiedieren? Dierenarts Esther Kornalijnslijper promoveert in oktober op een onderzoek naar het afweersysteem van hoogproductieve melkkoeien. Op het symposium vertelde zij al over haar resultaten. Tot haar verrassing heeft het immuunsysteem van 'superkoeien' niet te lijden onder de grote melkgift. "Ik ben blij dat ze het aankunnen. Het is een mooi resultaat, we moeten alleen voorzichtig zijn met de vertaling ervan naar de praktijk."

Nederlandse koeien geven twee keer zo veel melk als dertig jaar geleden. De voeding en de genetische opmaak van de koeien worden voortdurend verbeterd. Maar van koeien die veel melk geven is bekend dat ze vaker ziek zijn. Het idee is dat het produceren van heel veel melk ten koste gaat van de gezondheid van de koe. De energie die in het melkmaken gaat zitten, kan de koe niet besteden aan het immuunsysteem.

Voor dit idee bestaan echter nog weinig harde bewijzen. Kornalijnslijper probeerde die te vinden door twee groepen koeien expres ziek te maken. Ze vergeleek achttien superkoeien (11.400 kilo melk per jaar) met achttien laagproductieve dieren (7.700 kilo melk per jaar). Kornalijnslijper besmette alle dieren met een E. coli-bacterie in hun uiers. De dieren kregen een uierontsteking wat een veelvoorkomende aandoening bij melkkoeien is.

Als tweede factor introduceerde de dierenarts een verschil in voeding. Zowel van de hoog- als de laagproductieve koeien voerde ze de helft overvloedig en de andere helft iets precies volgens de norm. Vervolgens analyseerde ze het ziekteverloop van de uierontsteking.

Kornalijnslijper vond geen enkel verband tussen de voeding of de melkgift en het ziekteverloop. "Kennelijk bestaat er een grote variatie tussen koeien", zegt Kornalijnslijper. "Ongeacht hun melkproductie worden sommige koeien ziek en andere niet."

Het enige verschil dat haar opviel was de 'energiedip' na het krijgen van een kalf. Net nadat koeien gekalfd hebben, geven ze zoveel melk dat ze meer energie verliezen dan ze opnemen door het voer. Bij hoogproductieve dieren was deze dip groter dan bij de andere groep. "Maar dit verschil vertaalde zich niet naar een slechte afweer", relativeert Kornalijnslijper.

Volgens de arts vormen haar resultaten geen vrijbrief om maar door te gaan met het verhogen van de melkproductie bij koeien. Haar bevindingen mogen zeker niet uitgelegd worden als 'ga zo maar door, er is niets aan de hand'. "Ik heb gekeken naar de afweer, niet naar het welzijn van de koeien."

Kornalijnslijper zegt dat Nederland tegen de grenzen van de melkproductie aanzit. “Nederlandse zwartbonte koeien zullen nog wel wat groter worden, maar het worden geen olifanten!". Verder kunnen koeien veel melk maken dankzij het krachtvoer dat de dieren krijgen naast ruwvoer zoals gras en kuilgras. Beide ingrediënten moeten echter in balans zijn om het ingewikkelde magenstelsel van koeien gezond te houden. "We zitten aan het maximum wat we aan krachtvoer kunnen bijvoeren."

Kornalijnslijper heeft het overigens niet zo op de puur economische benadering van melkveehouderij. Koeien worden in Nederland gemiddeld viereneenhalf jaar, terwijl ze pas vanaf hun tweede jaar melk geven. Koeien worden dus relatief snel afgedankt. "Terwijl toch bekend is dat koeien op latere leeftijd meer melk gaan geven", zegt Kornalijnslijper met enige verontwaardiging. "Ik kan daar –hoewel ik weet dat oudere koeien wel meer medische problemen hebben - met mijn verstand niet bij!”

Voorpret

Het NWO-programma richt zich vooral op stress en de gevolgen ervan voor bijvoorbeeld het immuunsysteem. Opvallend onafhankelijk van dit programma probeert de Utrechtse hoogleraar dierwelzijn Berry Spruijt van de faculteit Diergeneeskunde via zijn eigen onderzoekslijn het welzijn van dieren direct te bepalen. "Het welzijn wordt nu gemeten aan negatieve indicatoren als stress, apathie, stereotiep gedrag en dergelijke. Eigenlijk bestudeer je dan onwelzijn dat ontstaan is door een periode van chronische stress. Bij mensen zit daar nog een stap voor. De afwezigheid van positief gedrag zien we ook al als verkeerd. Als je geen plezier meer in je leven hebt, dan is dat aanleiding voor een goed gesprek."

'Plezier hebben in het leven' klinkt als een parameter die bij dieren moeilijk te meten is. Maar dat kan wel degelijk, legt Spruijt uit. Het draait om eenvoudige conditionering. Laat een rat of een varken een bel horen en geef het dier tien minuten later suikerwater of chocola. Door dit een aantal keer te herhalen weet het dier dat er wat lekkers komt na de bel. "Hij gaat zich daar dan op voorbereiden", vertelt Spruijt. "Het varken loopt knorrend door het hok. Dat is hetzelfde als een blij kwispelende hond. Ratten vertonen ook zulk soort gedrag."

De intensiteit van deze voorpret is een goede maat voor het plezier die dieren nog beleven. Het geeft aan hoeveel behoefte de dieren hebben aan leuke of lekkere dingen. Chronisch gestresste dieren hebben die blije reactie niet. "Ze vertonen wat we bij mensen een depressie zouden noemen."

Door het creëren van voorpret is het makkelijk het welzijn van dieren te verhogen. Spruijt stelt voor om bijvoorbeeld in varkensstallen het storten van voer een half uur van te voren aan te kondigen met een bel of een ander geluid. "Dan kunnen de dieren zich ergens op verheugen, dat verhoogt de waardering voor het voer. Het is net als bij een vakantie waar de voorpret net zo leuk is als de vakantie zelf."

Voor Spruijt spelen dierlijke emoties dus een belangrijke rol. "Wij beschouwen emoties niet als bijkomende toevalligheden. Dieren hebben ook emoties, die ze op hun eigen, beperkte manier waarnemen. Daar moeten we dus rekening mee houden."

Goedkoop

Maar wetenschappers kunnen mooie aanbevelingen doen om het welzijn van dieren te verbeteren, “de consument bepaalt wat er gemaakt wordt”, schetst bioloog Henk Goos. “Als de koper een duurdere maar minder intensief gehouden kip wil, dan komt die er!” Helaas is de consument niet consequent. Goos haalt een enquete aan waaruit blijkt dat 75 procent van de mensen zegt meer te willen betalen voor diervriendelijk geproduceerd vlees. “Maar zodra ze de winkel in gaan, kiezen ze toch het goedkoopste.” Dat stimuleert de bioindustrie niet tot welzijnsverhogende maatregelen.

Bovendien hebben veel mensen er geen idee onder wat voor omstandigheden dieren leven. “Er bestaan veel verschillende codes op dozen met eieren die aangeven onder wat voor omstandigheden de kippen leven, maar niemand weet wat dat betekent.” Daarom pleit hij pleit voor duidelijkere etiketten op voedingsmiddelen én voor meer voorlichting over de intensieve veehouderij. De maatschappij moet weten hoe het er aan toe gaat in legbatterijen en varkensstallen. Dat zal nog niet meevallen, geeft hij toe. “Mensen weten alles van voetbal en van auto’s, maar voedsel interesseert ze niet. Dat hoeft alleen maar goedkoop te zijn.”

Rinze Benedictus