Achtergrond

Afzien op de Heuvelrug

Bunny Hop

Een mountainbikewedstrijd bestaat uit een trial of een cross. Bij een cross moeten de deelnemers zo snel mogelijk een circuit afwerken. Bij een trial speelt de tijd geen rol en gaat het erom foutloos, zonder voeten aan de grond, over en langs een aantal obstakels te rijden. Voor wie al die fietskunstjes wil leren organiseert sportcentrum Olympos op 7 mei een workshop nountainbike trial. Deelnemers leren van twee nationale toppers allerlei trucjes en mogen ook nog een paar korte crossjes rijden.

Bama-docenten worstelen met de tijd

Weken van vijftig of zestig uur zijn geen uitzondering

De Europese ministers stellen in Bologna mooie verklaringen op waarna universitaire besturen met richtlijnen komen over het bachelor-masterstelsel. Het echte werk moet binnen de opleidingen gebeuren. En dat kost tijd, te veel tijd.

Vooral in tijden waarin ook onderwijs moet worden gegeven, worstelt hij behoorlijk met het coördineren van de commissies, het voorbereiden en uitwerken van vergaderingen en de organisatie van het onderwijs. Het afbouwen van zijn onderzoekstaak waartoe hij onlangs besloot, levert voorlopig slechts extra werk op. De laatste artikelen moeten nog af. "Maar ik heb er bewust voor gekozen om dit werk op me te nemen. Voor mij was het een logische stap."

Enthousiasme

Wim Dictus was naast bioloog altijd al een onderwijsman. Hij volgde voor zijn doctoraal de lerarenopleiding en was al tijdens zijn promotietraject nauw betrokken bij de onderwijsorganisatie. Maar essentieel noemt Dictus de cursus die hij enkele jaren terug volgde bij het Center of Excellence in University Teaching. "Daar kreeg ik de ruimte mijn visie op onderwijs verder te ontwikkelen en heb ik warm kunnen lopen voor het werk dat ik nu doe."

Met het zojuist genomen Bolognabesluit in het achterhoofd bezocht hij tijdens de cursus onder meer MIT, Princeton University, UCLA in Berkeley en enkele Scandinavische universiteiten. "Ik wilde weten wat de voor- en nadelen van het bachelor-masterstelsel waren en of we er eigenlijk wel aan moesten beginnen. Mijn conclusie was dat we het in Utrecht niet eens zo slecht deden, tegelijkertijd leken mij bepaalde vormen van onderwijsvernieuwing zeer gewenst. Het was immers duidelijk dat andere studenten, dat wil zeggen studiehuisleerlingen, om ander universitair onderwijs zouden vragen. Daarom moesten we gaan werken aan meer aandacht voor academische vaardigheden en activerende onderwijsvormen."

Terugkijkend is Dictus niet ontevreden over de manier waarop de bacheloropleiding biologie langzaam gestalte heeft gekregen en dit jaar van start is gegaan. "Gelukkig zijn er hier veel mensen die eenzelfde enthousiasme voor het nieuwe onderwijs op kunnen brengen als ik. Langzaam ontwaar ik ook een cultuuromslag waarin de onderwaardering van onderwijs afneemt. Al is er, ondanks de wensen van de rector, net als bij veel andere faculteiten ook bij biologie nog geen hoogleraar aangesteld uitsluitend op basis van zijn onderwijskwaliteiten."

Lichte frustratie

Dat de geboorte van een nieuw onderwijsstelsel met veel horten en stoten gepaard gaat, kan Dictus niet ontkennen. Zo zijn er docenten die zich niet willen of kunnen veranderen. "Die blijven gewoon hun ei leggen tijdens een hoorcollege, terwijl nu toch wel bekend is dat maar vijf procent van het vertelde blijft hangen. De bedoeling is juist docenten meer als coach en begeleider te laten werken."

Maar hoe dan ook: een nieuwe werkwijze vergt tijd. En dat is nu juist wat veel docenten te kort komen. Niet voor niets heeft biologie moeite voldoende tutoren te vinden voor de bachelorfase. Andere problemen waar Dictus bij het werken aan de bacheloropleiding op stuit, vinden hun oorsprong buiten de eigen onderwijsorganisatie. Zo heeft biologie niet de ruimtes om kleinschalig onderwijs te geven, zeker niet wanneer de onderwijszalen in het Kruytgebouw over een poos voor renovatie buiten gebruik worden gesteld.

Ook de nukken van de centrale universitaire beleidsafdeling leveren de commissie waar Dictus zitting in heeft herhaaldelijk hoofdbrekens op. "De randvoorwaarden waaraan een opleiding moet voldoen worden steeds weer bijgesteld. Toen we begonnen met onze bachelorcommissie bleef bijvoorbeeld de omvang van het verplichte deel en van de profileringsruimte lang onduidelijk. Nu wordt weer hard vergaderd over de precieze invulling van de uniforme roostering die we moeten gaan invoeren. Ik snap wel dat niet meteen bij het begin alles duidelijk is, maar er treedt soms toch wat lichte frustratie op."

Ideaal

Een meer principieel uitgangspunt van de universitaire richtlijnen baart Dictus grotere zorgen. Door de nadruk op commitment en de monitoring daarvan dreigt volgens hem een verschoolsing van het Utrechtse onderwijs. "Studenten krijgen overal te maken met aanwezigheidsplicht en deeltoetsen. Docenten vinden dat vaak een verbetering, maar vanuit de studenten krijg ik daar terecht veel klachten over."

Schoolsheid zou in strijd zijn met het academische ideaal van Dictus. Om dezelfde reden heeft hij zijn bedenkingen bij het portfolio. De faculteit biologie besloot mede op aandringen van de opleidingscommissie de invoering ervan uit te stellen. "Op de manier waarop het tot nu toe is gepresenteerd, is het een afvinklijst van academische vaardigheden, een dagboek van een student zonder toegevoegde waarde voor een opleiding of een toekomstige werkgever."

De faculteit heeft een commissie ingesteld die gaat bekijken hoe het portfolio binnen de bacheloropleiding vorm moet krijgen. Dictus heeft besloten daar maar eens geen zitting in te nemen. Maar hij zal de ontwikkelingen vanzelfsprekend nauwlettend volgen.

XB

Hoe vergaat het docent Cook?

Simon Cook is docent Engels, heeft sinds dit collegejaar meer contacturen en meer toetsmomenten. Met grote regelmaat werkt hij anderhalf keer langer dan zijn aanstelling. "Maar ja", zo stelt hij, "de laatste drie jaar hebben we bijna niks meer aangepast in het curriculum van Engels. Het voordeel van dit studiejaar is om alles in één keer aan te passen."

Blok 1: vermoeidheid & grote opkomst tentamens

Cook's bacheloraftrap was de cursus schrijfvaardigheid. In plaats van de gangbare hoorcolleges werken de studenten nu in groepjes van maximaal twintig personen. Met vermoeidheid denkt Cook er nog aan terug. Hij en zijn collega's hadden zich niet gerealiseerd dat individueel lesgeven zoveel tijd zou kosten. Maar daar staat tegenover dat de resultaten behoorlijk verbeterd zijn.

Voor het portfolio kan hij nog niet warmlopen. Eerst moest hij de handleiding zien te ontcijferen. Bovenal kan hij tot op de dag van vandaag vanaf zijn computer nog steeds niet in het portfoliosysteem. Ronduit positief is hij over de opkomst bij de tentamens. "We hebben hier van oudsher toch altijd te maken met een groep, weliswaar kleine groep, die tentamens graag uitstelt."

Blok 2: de hinderlijke kerstvakantie

Dit was het blok van de taalvaardigheid. Cook is niet blij met het nieuwe onderwijsrooster; vijf weken tot de kerst, dan kerstvakantie, en dan nog

twee weken onderwijs gevolgd door tentamens. "Zo'n onderbreking midden in een

taalcursus is ronduit slecht voor de prestatie. Waarschijnlijk is dit een

specifiek probleem voor een taalopleiding. Ik ben voorstander van

echte semesters; lange dunne cursussen in plaats van dikke, vette

cursussen zoals we die nu hebben. Maar als het echt zo blijft, dan ben ik voor verkorting van blok 1 en 2 met een week. En dan de tentamens

van blok 2 na de kerst.

Blok 3: werken aan cursus voor blok 4

Naast het onderwijs en websitecursus 'accurate English', werkt Cook veel aan de nieuwe cursus 'academic writing' voor blok 4. "Ik geef ook les op University College. Daar geef ik 'creative writing' en 'journalism'. Om een nieuwe cursus te creëren heb ik een beetje vals gespeeld, door deze twee cursussen te gebruiken voor het maken voor een nieuwe cursus." Hij heeft geleerd van het eerste blok, door de intense begeleiding van deze nieuwe schrijfcursus te verminderen. En wel door meer opdrachten thuis te laten maken.

Blok 4: Schrijven over bama

Cook voorziet wel een probleem bij Academic Writing omdat deze cursus

zowel door tweede als derdejaars studenten gevolgd moet worden. Cook laat

tijdens deze cursus studenten een feature schrijven over iets wat ze

niet begrijpen van de Universiteit Utrecht. Hij ziet dit als een

uitgelezen kans studenten vragen te laten stellen over het bama systeem.

De beste stukken met daarin de antwoorden op hun bama-vragen worden

vervolgens gepubliceerd in Phoenix, het tijdschrift van Engels.

Carina Nijssen

Indonesisch koraal kan worden gered

’’De regenwouden zijn de longen van de aarde, koralen spelen een vergelijkbare rol voor de oceanen.” Onderzoeker Ton Hoitink vindt dat er net zo veel redenen zijn om koralen te beschermen als regenwouden.Zo pleit de fysisch geograaf voor het behoud van de koraalriffen in de Javaanse Baai van Banten. Het water in de baai is troebel, wat het koraal bedreigt; daarnaast heeft Indonesië plannen om in de baai een grote haven te maken.

Fysisch geografisch onderzoek van Ton Hoitink laat zien dat het koraal in de baai nog wel degelijk bestaansrecht heeft, ondanks zijn eerste sombere conclusie. "Zelfs als de riviertjes nu ophouden met sediment in de baai te brengen, dan kan het opwervelen van sediment toch doorgaan. Op de bodem van de baai ligt een dikke laag fijn sediment, dat kan heel vaak opwervelen, neerslaan en weer opwervelen. Dat is een negatief verhaal."

Het positieve punt is het eiland een moessonklimaat heeft met bijbehorende hevige regenval tijdens het natte seizoen.De doorstroming van sediment hangt af van de moesson. Die zorgt ervoor dat het meeste sediment uit de baai spoelt. "Daardoor wordt de baai niet extreem troebel en is groei van koraal mogelijk", zegt Hoitink die morgen promoveert.

Dat er toekomst is voor het koraal in de baai is voor de plaatselijke bevolking van economisch groot belang. De koraalriffen zijn rijke voedselbronnen voor grote vispopulaties. Zo'n honderdduizend mensen rond de baai leven van de visvangst, vertelt Hoitink. Zonder koraal zou de basis onder hun bestaan wegvallen. "Lokale overheden hadden het koraal al min of meer opgegeven", vertelt Hoitink. "Ons onderzoek laat zien dat het rif een functie heeft én kan voortbestaan.” Koralen zijn ook toeristische trekpleisters, dat is een tweede reden dat Indonesië er economisch baat bij heeft. Het Great Barrier Reef bij Australië is een inspirerend voorbeeld.

Daar staat tegenover dat er plannen zijn om een grote haven te maken bovenin de baai. De diepe schepen die niet meer in de overbelaste haven van Jakarta terecht kunnen, moeten straks gaan lossen in de Baai van Banten. Dat zou funest zijn voor het koraal, verwacht Hoitink. "Het is nu al één grote modderbedoening, maar als ik het over troebel heb, dan heb ik het over dichtheden van 0 tot 50 milligram sediment per liter. Als daar schepen gaan varen en aanmeren kan dat door het opwellen van sediment wel 300 milligram worden."

Het onderzoek van Hoitink past in een trend van aandacht voor koraal. Onlangs startte het Wereld Natuur Fonds een actie om het koraal te beschermen. Hoitinks onderzoeksobject, de Baai van Banten, ligt midden in de wereldwijde hotspot van koralen. De meeste van deze riffen komen voor in de wateren rond Indonesië en de Filippijnen. "Als je met een bootje over het rif vaart, zou je kunnen denken dat het nog niets eens zo slecht mee gaat", vertelt Hoitink. Maar het rif is al veel kleiner dan het ooit was. Uit eigen ervaring weet hij dat je steeds verder de zee op moet om diep koraal te vinden. "Ik vind het dan ook heel goed dat er aandacht is voor de toestand van het koraal.."

Rinze Benedictus

Doe jij nog iets aan Sport

Albert Buisman: fietsen

Sportpedagoog Albert Buisman fietst elke dag een uur. Gewoon lekker rustig voor zijn eigen plezier. Hij vraagt zich af of Nederlanders echt zo ongezond leven, als soms wordt beweerd.

De 63-jarige Buisman beweegt zelf meer dan voldoende. Hij kan weliswaar zijn lievelingssporten niet meer uitoefenen. Tafeltennissen vanwege een schouderblessure en hardlopen vanwege zijn knie. Maar als hij moe thuis komt van zijn werk, stapt hij op zijn fiets en een uur later komt hij weer opgefrist thuis. "Dat doe ik elke dag." Het gaat hem puur om de beweging. "Ik ga op een gewone fiets met versnellingen. En dat is voor mij voldoende. Ik hoef ook geen Rabobankjackje aan te trekken. Ik zie mezelf al. Soms fiets ik een stukje tempo. Maar soms is het ook heerlijk om de dingen om me heen op me in te laten werken. Ik woon in Leusden, een prachtig gebied. Een hele mooie omgeving."

Ondanks al het fietsen, raakt Buisman zijn overtollige kilo's niet kwijt. "Ik ben naar mijn mening te zwaar. Maar als ik daar echt mee aan de slag zou gaan, zou ik thuis ook op een hometrainer aan mijn conditie moeten werken. Maar dat doe ik niet. Volgens mij heb ik meer dan een jaar geleden voor het laatst op dat ding gezeten."

Jurgen Swart

'Ook in slechte tijden moet je durven kiezen voor nieuwbouw'

Collegelid Kardux over afstoten Wentgebouw

De twee opvallendste aspecten van het vorige week gepresenteerde voorlopige huisvestingsplan van de Universiteit Utrecht vormen het afstoten van het Wentgebouw in 2011 en de mogelijke verhuizing van Letteren of Rechten naar De Uithof. Met name die laatste kwestie plaats het college van bestuur voor een lastig dilemma, erkent collegelid Wim Kardux.

Daar staat echter tegenover dat de universiteit met het handhaven van twee faculteiten in de binnenstad duidelijk zichtbaar in Utrecht aanwezig blijft. Dat vind ik persoonlijk een groot goed. De afweging gaat dus over zo iets moeilijk grijpbaars als de cultuur van de organisatie. Willen we een universiteit blijven die nauw met de stad verbonden is of wordt efficiency het hoogste goed?

Waarom is die keuze nog niet gemaakt?

"We willen zeker zijn van voldoende draagvlak. Zowel de faculteiten als de universiteitsraad krijgen daarom nog de gelegenheid om hun mening te geven, voordat wij in juni de knoop doorhakken. Het lastige is dat het een puur gevoelsmatige keuze wordt, want één van de meest verrassende gegevens in het rapport is dat de twee varianten ongeveer even duur zullen uitvallen. Ik heb zelf een voorkeur voor de stadsvariant, maar gegeven de noodzaak om in dat geval in het oude centrum enige nieuwbouw te plegen, is die alleen uitvoerbaar bij maximale medewerking van de gemeente. Ook de opstelling van burgemeester en wethouders van Utrecht zal dus een rol spelen bij onze uiteindelijke beslissing."

De bio-medische faculteiten krijgen in beide plannen nieuwbouw. Is dat niet vreemd als tegelijkertijd het Wentgebouw wordt afgestoten?

"Nee, want ten eerste wordt het ABC-onderwijsgebouw kleiner dan het Wentgebouw. Bovendien worden er ook onderdelen van het ziekenhuis in gehuisvest, die dichtbij het UMC moeten zitten. Maar het belangrijkst vind ik, dat je ook in slechte tijden moet durven kiezen voor nieuwbouw. Anders schuif je de problemen voor je uit. Daar komt bij dat nieuwbouw ons de kans geeft om in De Uithof een aantrekkelijk onderwijsgebouw neer te zetten. Het Educatorium is weliswaar een mooi gebouw, maar met zijn grote zalen voldoet het in de huidige tijd niet meer als onderwijsgebouw."

Waarom eigenlijk het Wentgebouw? Ligt het Kruytgebouw niet meer voor de hand?

"Dat zou je misschien zeggen, omdat het Wentgebouw er zo licht en fris uitziet. Maar een groot voordeel van het Kruytgebouw is dat het puur gebouwd is als laboratoriumgebouw. Alle faciliteiten zijn er aanwezig. Voor het chemisch onderzoek in Utrecht is het Wentgebouw niet geschikt."

Wie zou er geïnteresseerd zijn in het Wentgebouw?

"Op dit moment niemand, maar de gemeente en de provincie zijn wel serieus geïnteresseerd in de vestiging van een science park voor high tech bedrijven in de omgeving van De Uithof. Wij denken dat een gerenoveerd Wentgebouw heel geschikt is voor dat doel. Ook kun je denken aan verhuur aan instellingen zoals TNO, die graag in de nabijheid van de universiteit opereren. Overigens heeft de universiteitsraad ons gevraagd om nog eens goed naar de noodzaak van een nieuw onderwijsgebouw voor het ABC te kijken. Als renovatie van het Wentgebouw veel goedkoper zou zijn, dan is het denkbaar dat we de nieuwbouw schrappen en het Wentgebouw toch handhaven."

De huisvesting van de universiteit gaat straks het dubbele kosten terwijl we zouden moeten besparen. Hoe kan dat?

"We besparen ook, want volgens onze plannen zullen we in 2011 tien procent minder ruimte gebruiken dan nu. En dat ondanks een verwachte stijging van het aantal studenten. Dat die forse ruimtebesparing niet wordt vertaald in geld, komt omdat dit plan bevestigt wat we vorig jaar al hebben geconstateerd; namelijk dat het in stand houden van ons gebouwenbezit veel duurder is dan tot nu toe werd aangenomen. Dat komt doordat we door de leeftijd van onze gebouwen en door de verscherpte regelgeving van de overheid gedwongen zijn tot dure renovaties of nieuwbouw."

Waarom kiest het college niet voor eigentijdse oplossingen als teleleren en thuiswerken en flexibele werkplekken om ruimte te besparen?

"Leren op afstand druist zo fundamenteel in tegen onze Utrechtse onderwijsfilosofie, dat wij daar alleen op bescheiden schaal mogelijkheden voor zien. Ten aanzien van onze medewerkers hechten wij aan een eigen werkplek voor elke medewerker. Een universiteit is geen verzekeringsmaatschappij, waar je ’s ochtends maar een plek moet proberen te vinden. Wel zullen we bij faculteiten en diensten aandringen op een intensiever gebruik van de ruimte. Het kan niet meer zo zijn dat werkkamers of laboratoria de helft van de week niet gebruikt worden. Daarom zijn we inmiddels ook huur gaan berekenen."

Erik Hardeman

ICT: Wennen aan Werkpaarden

ALGEMENE INTRO

Behalve bachelor-master heeft geen vernieuwing de Utrechtse tongen de laatste jaren zo in beweging gebracht als het heftig omstreden studievoortgangssysteem Osiris. En ook de aanschaf van Exchange-Outlook als universitair mailsysteem kon vorig jaar niet unaniem op bijval rekenen. Maar hoewel de critici van het Utrechtse ict-beleid zich blijven roeren, groeit bij gebruikers de acceptatie.

Erik Hardeman
NOOT: EERSTE VERHAAL, TWEEDE VERHAAL SLUIT HIER OP AAN, DUS AUB REKENING HOUDEN MET OPMAAK

Utrecht leert leven met Osiris

Toen ruim 4000 rechtenstudenten zich begin februari moesten inschrijven voor het nieuwe semester, hield de studentenadministratie van de faculteit Rechten het hart vast. In september was er nogal wat misgegaan; zou Osiris de run op de werkgroepen nu wel goed verwerken?

De opluchting was groot toen bleek dat de inschrijving tamelijk soepel verliep. "We zijn nog lang niet tevreden", zegt hoofd studentenzaken Nikki Meijers, "maar nu de kinderziektes achter de rug zijn, functioneert de online functie voor studenten redelijk. En al blijft het een ingewikkeld en omslachtig systeem, ook onze administratie kan inmiddels beter met Osiris uit de voeten."

Een verrassend geluid, want aanvankelijk lag datzelfde Osiris zowel bij medewerkers als bij studenten zwaar onder vuur. En niet alleen bij Rechten. Zo klaagden acht medewerksters van het studiepunt Letteren in 2001 dat het programma voortdurend foutmeldingen gaf, dat studenten geen roostergegevens meer thuisgestuurd kregen en ga zo maar door. Ook studenten waren 'not amused'. ‘Hopelijk heeft de Egyptische god Osiris een goed gevoel voor humor’, schreef Letterenstudent Jo Luijten in het U-blad, ‘want je zal maar met zo'n systeem geassocieerd worden.’

Het met veel tam-tam aangekondigde Osiris leek kortom een miskoop van het zuiverste water. Maar nu we een paar jaar verder zijn en het systeem is verkocht aan onder meer de Erasmus Universiteit en de Hogeschool van Utrecht, wordt er milder geoordeeld. "Vroeger moest je voor alles naar de faculteit”, zegt zesdejaars rechtenstudent Roel Kusters. “Eén van de voordelen van Osiris is dat je nu alles vanachter je PC kunt regelen, ook als je niet in Utrecht bent. Je kunt je cijfers opvragen, je voor een werkgroep inschrijven, de studiegids bekijken. Ik vind dat een grote vooruitgang."

Toch zitten er wat Kusters betreft nog genoeg haken en ogen aan het systeem. "Het lastige van Osiris is dat het niet flexibel is. Als vroeger een werkgroep werd overtekend, dan kon de faculteit meteen actie ondernemen. Van Osiris krijg je alleen een irritant tekstje dat de werkgroep vol zit en dat je maar iets anders moet kiezen. Studenten kunnen zich weliswaar melden bij het Studiepunt en meestal wordt er dan wel een oplossing gevonden, maar zoiets blijft vervelend. Je hoort mij dan ook zeker niet zeggen dat Osiris het ultieme systeem is."

Ook Nikki Meijers van Studentenzaken klaagt over het gebrek aan flexibiliteit. "Het systeem gaat er bijvoorbeeld van uit dat een bachelorcursus vier toetsmomenten kent. Wij vonden dat voor een bepaald vak wat veel en wilden twee toetsen samenvoegen, maar dat kon niet in het systeem. Een ander voorbeeld: omdat wij in het eerste anderhalf jaar vooral vakken met de lengte van een semester geven, krijgen onze studenten pas in februari hun eerste cijfer. Dat is wel erg laat en mede daarom willen wij graag deelcijfers invoeren. Ook dat is in Osiris onmogelijk. We hebben daar nu zelf maar een mouw aan gepast, want anders gaat zo’n systeem je onderwijskundige visie bepalen en dat kan natuurlijk niet."

Onderwijsdirecteur Hans van der Donk van Geneeskunde deelt de kritiek van Meijers. In zijn faculteit maakt Osiris het bijvoorbeeld onmogelijk om co-assistenten in groepen in te delen. “Daarom ontwikkelen wij nu samen met Diergeneeskunde voor dat doel zelf maar een programma. In feite is het natuurlijk raar dat zoiets nodig is, maar nu wordt dat in ieder geval aangemoedigd. Dat was twee jaar geleden wel anders.”

Uit een vorig jaar gehouden nulmeting over de stand van zaken op ict-gebied bleek dat de communicatie met de gebruikers een zwak punt is. Ict-directeur Peter Schelleman erkent dat op dat terrein nog werk aan de winkel is. Ook geeft hij toe dat zich in de aanloop van Osiris te veel problemen hebben voorgedaan. Maar tegelijkertijd wijst hij op het feit dat de introductie van nieuwe mogelijkheden vrijwel onvermijdelijk ook nieuwe wensen van gebruikers met zich meebrengt. "Osiris is ingevoerd als registratiesysteem voor de studievoortgang van studenten en als zodanig functioneert het naar mijn mening nu alleszins redelijk. Maar inmiddels willen faculteiten het systeem ook gebruiken om er managementinformatie mee te verzamelen. Dan kan op zich wel, alleen was het daar aanvankelijk niet voor ingericht. Ik ben de eerste om toe te geven dat we niet altijd even adequaat op dat soort wensen hebben gereageerd. We waren zo gefocust op een betrouwbare registratie van studentgegevens dat we onvoldoende hebben geluisterd naar andere wensen van de gebruikers. Dat doen we nu hopelijk beter."

Volgens Van der Donk is dat het geval. “Op zich sta ik achter de invoering van Osiris. In een universiteit met een onderwijsfilosofie zoals de Utrechtse, kun je niet zonder zo'n universiteitsbreed systeem. Onze weerstand had vooral te maken met de hooghartige manier waarop de helpdesk in het Bestuursgebouw op klachten reageerde. Nu Schelleman zich ermee is gaan bemoeien, is er veel veranderd. Hij herkent onze problemen en staat positief tegenover de oplossingen die wij aandragen. Ik heb er nu alle vertrouwen in dat het goed komt met Osiris."

Studenten mailen met olifant

Osiris is niet de enige innovatie van de universitaire ict-dienst, waarop kritiek wordt geuit. Ook over het vorig jaar ingevoerde studentenmailsysteem Exchange-Outlook bestaat scepsis. Zonde van het geld, vinden insiders. Waarom een duur product van Microsoft aangeschaft, terwijl er gratis software beschikbaar is, die bovendien beter aansluit bij de wereldwijd geldende standaard op mailgebied?

Eén van de meest uitgesproken critici van de universitaire ict-dienst is Wijsbegeerte-systeembeheerder Jeroen Scheerder. Volgens hem laat universitair ict-directeur Schelleman zijn oren te veel hangen naar Microsoft, omdat hij en zijn medewerkers te weinig expertise hebben op ict-gebied.

Scheerder: “Bij Wijsbegeerte hebben studenten al sinds 1985 internetmail dat op publieke software draait. Dat loopt prima. Ik kan me voorstellen dat de universiteit kiest voor één centraal mailsysteem, maar wat ik niet begrijp is dat er veel geld is neergeteld voor een systeem dat sterk afhankelijk is van Microsoft-software en dat ook nog allerlei ontwerpfouten vertoont, waarvan ik me afvraag of ze ooit opgelost zullen worden.”

Ook Henk Penning, systeembeheerder bij Informatica vraagt zich af of de keuze voor de nieuwe studentenmail wel zo zinnig is geweest. "Het is gigantisch wat dat nieuwe systeem gekost heeft aan softwarelicenties van Microsoft, terwijl wij bij Informatica sinds 1980 een prachtig mailsysteem hebben dat vrijwel volledig op publieke en dus gratis software draait. Wij kopen eens in de vijf jaar voor pakweg 6000 gulden een nieuwe machine en dat is het.”

Kritiek dus van vertegenwoordigers van twee faculteiten die al jaren voorop lopen op ict-gebied. Maar daar staan andere opvattingen tegenover. Letty Broere, hoofd IDC van de faculteit Sociale Wetenschappen, noemt de invoering van studentenmail juist heel verstandig. "Wij hebben ook wel even geslikt, toen het werd aangekondigd, want ons eigen systeem deed het toch goed? Maar nu we ruim een half jaar met studentenmail werken, moet ik zeggen dat ik er enthousiast over ben. Eén van de grote voordelen is dat studenten nu een flink werkgeheugen tot hun beschikking hebben. Dat hadden ze vroeger niet. Bovendien is studentenmail rechtstreeks gekoppeld aan Osiris. Ook dat is een grote vooruitgang." Wel deelt Broere de kritiek van verschillende van haar collega's op de overhaaste invoering van studentenmail. "Met de keuze van systemen in Utrecht ben ik meer dan tevreden. Maar het klopt dat alles hier in Utrecht erg snel en weinig doordacht wordt ingevoerd. Als er wat beter was nagedacht, dan had dat een hoop ergernis gescheeld."

Ict-directeur Schelleman erkent dat Microsoft de markt domineert en dat zijn dienst daar gevoelig voor is. “Maar”, zegt hij, “waarom zijn we dat? Heel simpel. Omdat ongeveer 95 procent van de machines die studenten en personeel kopen, software van Microsoft heeft. Als wij iets anders zouden aanbieden, zou de kans groot zijn dat niemand er thuis gebruik van kan maken.” Schelleman erkent dat internetmail aanzienlijk goedkoper is dan het nieuwe Utrechtse systeem, maar stelt dat dat laatste wel top of the bill is. “Voor de meerkosten heeft elke student nu een agendasysteem en 100 Mb geheugenruimte, die onder meer voor het portfolio kan worden gebruikt. De critici vergeten dat de invoering van het portfolio betekende dat er sowieso iets nieuws moest komen. Wie het over de hoge kosten heeft, moet dat aspect wel meewegen."

Maar Penning en Scheerder zijn niet overtuigd. “Die 100 Mb had je ook kunnen regelen met een systeem dat los staat van je mailsysteem”, zegt Penning. “In technisch opzicht is studentenmail trouwens allesbehalve top of the bill, vult Scheerder aan. “Het is in mijn ogen tweederangs technologie. Maar erger is dat studentenmail geen internetmail is, dat wil zeggen dat het niet uitgaat van de wereldwijd voor mail geldende standaard en dus geen probleemloze, transparante communicatie op mondiale schaal biedt.”

Volgens de twee ict-experts wordt met dat laatste aspect bij de aanschaf van nieuwe systemen in Utrecht te weinig rekening gehouden. “Wij hebben als systeembeheerders behoefte aan systemen die gebruik maken van algemeen geldende standaarden, zodat wij er zelf gemakkelijk op kunnen doorbouwen”, zegt Penning. “In plaats daarvan krijgen we dure systemen die incompatibel zijn met wat algemeen wordt gebruikt, zodat wij er niets mee kunnen. Het is alsof Schelleman tegen ons zegt: 'Hier heb ik een olifant voor je'. Als wij dan vragen wat wij met een olifant moeten, zegt hij: 'Het is toch een heel goede olifant?' Het probleem is dat men in het Bestuursgebouw vooral gericht is op eindgebruikers. Men is blind voor het feit dat wij, op basis van onze kennis van de faculteit, voor diezelfde eindgebruikers een aanzienlijke meerwaarde kunnen realiseren. Maar daar voelt men kennelijk weinig voor. Neem Osiris. Pas na jarenlang knokken kregen wij toegang tot nota bene onze eigen Osiris-data. Pas toen konden we er voor onze studenten en medewerkers een aantal nuttige functies aan vast gaan bouwen.”

Schelleman blijft er echter bij dat het besluit om Exchange-Outlook aan te schaffen een goed besluit is geweest. “Ik weet dat daar bij Wijsbegeerte en Informatica anders over wordt gedacht, maar elders is men wel positief. Natuurkunde, Letteren en Rechten hadden het systeem zelfs al voor hun medewerkers ingevoerd, voordat wij het voor studenten aanschaften, en ook andere faculteiten en diensten gaan daar nu toe over. Zo slecht kan het dus niet zijn. Ik weet ook wel dat er betere producten op de markt zijn, ik zou zelf ook graag willen dat open source met zijn vrijelijk toegankelijke software in Nederland de algemeen geldende standaard was. Maar op dit moment is dat niet zo en ik moet wél ruim twintigduizend studenten en nog eens zo'n tienduizend andere gebruikers te vriend houden. Gegeven het feit dat er elk jaar minder budget is voor ict terwijl het gebruik toeneemt en de betrouwbaarheid en beveiliging steeds beter moeten, vind ik dat we daar goed in slagen. We leveren onze gebruikers bepaald geen witte olifanten, maar heel betrouwbare ict-werkpaarden.”

Herpesvaccinatie voor zeehonden

Over anderhalf jaar zouden alle opgevangen zeehonden in bijvoorbeeld Pieterburen ingeënt moeten worden tegen herpes. Promovendus en viroloog Byron Martina ontwikkelde een vaccin dat zeehonden beschermt tegen herpesvirussen. Hij heeft nog even de tijd nodig om het vaccin in omloop te kunnen brengen.

Het zou dus mooi zijn om de dieren bij binnenkomst te kunnen vaccineren tegen herpes. Dan kunnen verzwakte zeehonden herstellen van hun ziekte zonder dat ze het gevaar lopen te overlijden aan de gevolgen van herpes. Daarom ontwikkelde viroloog Byron Martina in opdracht van en betaald door de zeehondencrèche Pieterburen een vaccin tegen herpes aan de afdeling Virologie van de Erasmusuniversiteit Rotterdam. Hij promoveert 28 april aan de Universiteit Utrecht.

Van drie noodzakelijke stappen heeft hij er twee gezet, de derde is onderweg. Ten eerste heeft hij een vaccin gemaakt op basis van een zeehondenherpesvirus. Het bleek dat katten daarmee te beschermen zijn tegen een kattenherpesvirus dat veel lijkt op de zeehondenvariant. Daarmee bewees Martina dat de methode om het vaccin te maken werkte.

Vervolgens analyseerde hij de reactie van het immuunsysteem van zeehonden op een prototype van het vaccin. Zo kon hij vaststellen dat het vaccin in de dop veilig was, het heeft geen nadelige bijverschijnselen. Bovendien roept het een afweerreactie op. En dat is precies de bedoeling. Door zeehonden te enten met kleine stukjes van het virus, zijn ze in staat antistoffen te maken tegen het levende virus – als ze daarmee besmet worden. De ultieme proef – zeehonden vaccineren en daarna infecteren met het virus – heeft Martina op stapel staan. Hij vertrouwt erop dat de proef succesvol verloopt. “We denken dat het vaccin in staat is zeehonden te beschermen tegen het krijgen van de ernstige ziekte die het virus veroorzaakt.”

Hij verwacht een jaar nodig te hebben om de experimenten te verrichten en de resultaten ervan op een rijtje te zetten. Als dat allemaal goed gaat, kan het vaccin daarna vrij snel gemaakt worden. “Ik denk dat dat in een paar maanden moet kunnen. Dan kunnen we beginnen met het vaccineren met opgevangen dieren.”

De zeehondencrèche in Pieterburen vangt dit jaar ongeveer twee- à driehonderd zeehonden op. Voorgaande jaren waren dat er minder. Over het nut van opvangen bestaat veel discussie. Na een griepepidemie in de jaren tachtig gaat het namelijk heel erg goed met de zeehonden in de Waddenzee. In Denemarken schieten ze zieke zeehonden nu af. Opvang is niet nodig, vinden zij. “Een moeilijke discussie”, vindt Martina. “Op populatieniveau zou je kunnen zeggen dat de zeehonden hersteld zijn van de epidemie. Hoewel over de schattingen van het aantal dieren nog wel enige discussie bestaat.”

Maar de rol van de zeehondencrèche in Pieterburen is veranderd, legt hij uit. “In het begin was het doel door het opvangen van individuele dieren een bijdrage te leveren aan het in stand houden van de populatie. Dat is nu niet zo hard meer nodig. Maar vanuit wetenschappelijk oogpunt is het nog steeds nodig zeehonden op te vangen. We willen graag weten wat de zeehonden allemaal kan bedreigen, zoals virussen en vervuiling. Het is nuttig om de gezondheidstoestand van de zeehonden in de gaten te houden.”

Rinze Benedictus

'Een veilige omgeving komt het leren ten goede'

Daan Lockhorst promoveert op studie naar kwaliteit onderwijs

Na 35 jaar voor de klas te hebben gestaan, wilde Daan Lockhorst in kaart brengen wat een goede leraar tot een goede leraar maakt. Gegevens die hij tijdens zijn onderwijscarrière verzamelde, vulde hij aan met gesprekken met twee goede leraren en had toen een proefschrift. Een goed onderwijzer er één is die een onderzoekende houding heeft, concludeert Lockhorst. "Het is belangrijk dat een leraar zich verdiept in de denkwijze van zijn leerlingen."

Daan Lockhorst is dan wel zeventig-plusser maar zit met zijn hoofd nog volop in het onderwijs. Hij was een kwart eeuw leraar natuurkunde in Den Haag en nog eens tien jaar docent aan de lerarenopleiding in Amsterdam. Tijdens zijn onderwijsactieve jaren heeft hij zich altijd afgevraagd wat hij nou werkelijk bijdroeg aan de ontwikkeling van een kind. "Ik dook dan in de literatuur om een antwoord te vinden. Ik verzamelde alles wat betrekking had op dit vraagstuk. Van literatuur tot een enorme verzameling leraar-leerling gesprekken. Op een gegeven moment had ik zoveel losse data verzameld dat ik eens ben gaan praten met Theo Wubbels van de Universiteit Utrecht over de systematisering daarvan. Die vond dat er een proefschrift inzat. We hebben vervolgens besloten dat het ’t beste was als ik me beperkte tot good practice, met andere woorden: zoek twee als goed bekend staande leraren en kijk hoe hun stijl is. Ik kende wel een aantal goede leraren vanuit mijn tijd bij de Lerarenopleiding en van nascholingen die ik gaf. Maar wat ze nou zo goed maakte, kon ik niet meteen beredeneren. Het had aan de ene kant te maken met intuïtie en aan de andere kant met reacties van leerlingen en schoolleiding op hun leerkrachten. Eén leerling verwoordde het zo: 'hij reageert nooit op een botte manier als we iets fout doen. Hij zegt ’t wel, maar gecamoufleerd'."

Een goede leraar onderscheidt zich kennelijk van een minder goede in de wijze waarop hij een gesprek voert. In feite logisch, vindt Lockhorst, want in bijna alle situaties waar kinderen lerend bezig zijn, heeft taal een belangrijke rol. Het adagio in de klas is: is er een vraag? Leg dan uit. "Zo ben ik overigens zelf ook begonnen", verdedigt Lockhorst zijn beroepsgroep. "Een leerling stelde een vraag, die ik dan keurig beantwoordde. Daarna stelde die leerling dezelfde vraag nogmaals, maar nu aan een medeleerling. Dat was voor mij het grootste bewijs van mijn onvermogen om de leerling echt te begrijpen."

"Wat vaak mis gaat is dat de meeste kinderen niet kunnen formuleren wat nu precies het probleem is. Zo vertelde ik in de natuurkundelessen elk jaar trouw dat er een verband is tussen druk en volume. Daarbij denkende dat de begrippen 'druk' en 'volume' problemen op zouden kunnen leveren. Pas langzamerhand ging ik begrijpen, dat sommige leerlingen niet wisten wat het begrip 'verband' eigenlijk inhield. Daar denk je als leraar dan niet aan."

Lockhorst formuleerde naar aanleiding van het voortraject op zijn praktijkstudie negen verwachtingen die onder meer betrekking hadden op de opbouw van de communicatie, de vertrouwensbasis tussen leraar en leerling, het vermogen van een leraar om verantwoordelijkheid over te dragen aan de leerling en de wijze van kennisverwerving.

Lockhorst: "Het is belangrijk dat een leraar zich verdiept in de denkwijze van zijn leerlingen. Doet hij dat niet dan blijven een hoop problemen onopgehelderd en komt dat niet ten goede aan hun ontwikkeling. Als je met respect met een kind omgaat, bereik je het meeste. Als leraar moet je je kunnen laten verrassen door de mogelijkheden die elk kind heeft. Daar moet je voor openstaan. Het is de kunst om een leerling zodanig op te leiden dat hij zelf kan formuleren waar zijn probleem precies ligt."

Lockhorst maakt een uitstapje naar de roeisport. "Bij het roeien heb je ellende als je diept. Dat is zeg maar als de riem tijdens de haal in het water duikt en volledig onderdompelt. Dan is het tempo er wel uit. Een slechte coach zou op zijn fietsje langs de kant roepen: niet diepen. Maar wat heb je daaraan? Het gevolg is waarschijnlijk dat je de riem nog krampachtiger vast gaat houden. Een goede coach zou roepen: speel een beetje met je vingers zodat die riem zijn eigen weg zoekt. Dat heet handelingsgerichte feedback. Een leraar kan zeggen: je moet goed lezen, maar als hij niet in de gaten heeft dat dát juist hetgeen is waar de leerling moeite mee heeft, schiet je nog niets op. Een veelgehoord argument is: ja, maar de leerling is niet gemotiveerd. Mijn vraag is dan: 'is motivatie een voorwaarde of een uitvloeisel'? Een tekst die niet uitnodigt om te lezen of die onduidelijk is, wordt een vijandig element. Heel veel leerlingen komen in zo’n situatie terecht. Dat is motivatie-fnuikend. De school moet een veilig instituut zijn, waar leraren hun leerlingen helpen een probleem te begrijpen. Daarmee komt ook de motivatie terug. Dit refereert aan een elementair biologisch principe dat je bij dieren ziet. Als ik bijvoorbeeld een bal bij de koeien in het weiland gooi, worden ze onmiddellijk schichtig en gaan ze aan de bal snuiven om uit te zoeken wat er aan de hand is. Dat is een overlevingsstrategie. Dat werkt bij mensen nog door. Als kinderen iets, bijvoorbeeld teksten, niet kunnen begrijpen zullen ze zich onveilig voelen. En dat komt het leren niet ten goede."

Naïef

Een onderwijssysteem dat voldoet aan de doelstelling 'optimale zelfstandigheidsontwikkeling van de leerlingen' vereist volgens Lockhorst een hoog professionele aanpak. En daar zijn, vindt hij, een aantal voorwaarden voor wat betreft kennis van zaken, structuur en begeleiding aan verbonden. Naast de voorwaarde van een niet bedreigende leersituatie, moeten de werkvormen zodanig georganiseerd worden dat de leerlingen hun eigen verantwoordelijkheid kunnen ervaren en hun denkkracht oefenen. De kennis die men aanreikt zou in het verlengde daarvan getoetst moeten worden op functionaliteit. Geen encyclopedische kennis, maar kennis die de leerling ondersteunt in zijn eigen acties. Bijvoorbeeld gericht op begrijpen van de wereld om hem heen of ter oplossing van zijn eigen problemen.

Het studiehuis voldoet in theorie aan die voorwaarden. Dit systeem gaat immers uit van meer zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid bij de leerlingen. Lockhorst onderschrijft dit, maar plaatst daarbij de kanttekening dat een nieuw systeem tegelijkertijd een verandering in begeleiding vraagt. De leraar moet niet de rol van helper op afroep vervullen, maar die van actief meedenkende partner in het leerproces van de leerling: "De knowhow wát eigenlijk passende begeleiding in deze is, moet je opbouwen. Je moet de flexibiliteit aan scholen toestaan om met ouderwetse oplossingen te werken, maar tegelijkertijd moet je kunnen garanderen dat er van onderop een ontwikkelingsproces gaande is. Dat is nu niet zo. Ik vind dan ook dat het studiehuis op een bijzonder naïeve manier is ingevoerd. Er is te veel energie gestopt in de structuur en te weinig in de ontwikkeling van het lerarencorps. Overal waar elementen met elkaar in dynamische samenwerking zijn, ontstaat een evenwicht. Dat bereik je niet door centrale commando’s van bovenaf. We zouden vooral beginnende leraren veel meer begeleiding moeten geven. De stages zouden langduriger en intensiever moeten worden. Ik ken weinig beroepen waarin je zo snel volledige verantwoordelijkheid hebt. Dat draagt ertoe bij dat velen afknappen op het beroep."

De promovendus ziet zijn onderzoek niet direct als bijdrage aan de wetenschap, maar wel als bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs. "Als ik een advies aan het huidige onderwijs zou mogen geven, zou ik zeggen dat iedere leraar een onderzoekende houding moet hebben ten opzichte van de praktijk. Je moet niet bang zijn om te constateren dat je niet zo goed bezig bent. Er zijn altijd mogelijkheden om het beter te doen."

Bas Bruin

Honger naar de horizon

Van Afghanistan tot Zweden; medewerkers en studenten van de
Universiteit Utrecht komen van over de hele wereld. Van de 23.716
studenten hebben er 721 een niet-Nederlandse nationaliteit. Van de
6575 medewerkers komen er 470 van over de grens. Allemaal nemen ze
hun eigen culturele bagage mee en missen bijna allemaal hetzelfde:
het brood uit hun thuisland.

Verrassingen

Roemenië denkt diep na. De vrolijke, kleine informaticastudente met

baret en hippiebril mist na drie jaar studeren in Nederland zoveel,

dat ze er een lijstje van heeft gemaakt. "Het allermeest mis ik de

spontaniteit. Nederlanders staan niet open voor verrassingen. Op de

middelbare school ging ik na schooltijd vaak met een groep

medeleerlingen naar het café. Gewoon, een spontane beslissing. Iemand

bedenkt zich dat hij een ijsje wil en de rest van de vriendengroep

gaat vanzelf mee. Wie maakt zich nou druk over of je over drie dagen

iets leuks kan doen? In Nederland moet je altijd een afspraak maken,

iedereen moet het eens zijn over de tijd. Voordat je een compromis

hebt, is de dag om. En zonder afspraak krijg je moeilijk contact met

je medestudenten, want iedereen rent na college naar huis."

"Roemeense café's zijn ook anders - het winkels vol zoetigheid,

koekjes en gebak, maar ze hebben er ook bier. Dus iedereen komt aan

z'n trekken. Elke middelbare school heeft een stamcafé en er worden

regelmatig literaire café's georganiseerd."

Van zulke culturele activiteiten kan Hanga hier niet genieten. "De

taal is voor mij een grote barrière. Colleges volg ik in het

Nederlands. Maar een roman lezen, of naar het theater gaan kost me

zoveel concentratie dat het niet leuk is."

Sommige dingen zijn in Nederland niet te vinden. "De bergen, ruige

natuur. Een plaats waar je gewoon door de wei kan lopen, waar je

alleen natuurlijke vormen ziet. Ik heb heimwee naar de horizon. Zelfs

de bossen zijn hier gepland. Ook eten mis ik: tejföl, dikke zure

room. Ik gebruikte het altijd, met koken of op brood." Tja, het brood

is een verhaal apart. "Ik zou niets aan Nederland willen veranderen,

behalve dat vreselijke brood. Om het Nederlandse brood te omzeilen,

koop ik zoveel mogelijk bij Turkse en Marokkaanse winkels en bij de

natuurvoedingswinkel."

Brood

Marlies Gabriele Prinzl (23) uit Oostenrijk kan

erover meepraten. "Als je Nederlands brood vastpakt, dan kun je erin

knijpen want het is gevuld met lucht. Het smaakt ook nergens naar."

Marlies heeft het grondig vergeleken, want door het werk van haar

vader heeft ze in zeven uiteenlopende landen gewoond. Elk land is

uniek en ze mist overal wel wat. Maar als het over brood gaat, kan de

tweedejaars studente humanities (wereldliteratuur en toneel) aan het

University College haar lach niet inhouden. "Ik ben er absoluut van

overtuigd dat er alleen in Oostenrijk ècht brood is. Stevig zuurdesem

brood met een harde korst en een sterke smaak, daar doe ik alles

voor. Enthousiast steekt ze haar armen voor zich uit: "Na de

kerstvakantie heb ik zó veel brood meegenomen, wel twee kilo, in alle

variaties." Dat hier geen zuurdesembrood is, vind ik best, maar maak

in ieder geval goed brood. Toen ik klein was vond ik Nederlands brood

leuk want dat betekende dat we de broodrooster mochten gebruiken. Die

lol is er nu wel af." De Nederlandse cultuur is volgens Marlies

vooral de internationale, liberale houding: "Nederlanders dragen

doorgaans geen nationaal kostuum. Windmolens, kaasmarkten, zelfs

marihuana en prostituees lijken er vooral te zijn voor de toeristen.

De echte cultuur zie je aan de restaurants en de regels. Andersom

zijn sommige oudere Nederlanders ondanks die liberale houding wel

openlijk racistisch tegen me, omdat ik vaak voor Marokkaanse wordt

aangezien. Maar ik heb hier veel geleerd over openheid. Toen ik in de

VS woonde, leek gevangenisstraf op het bezit van marihuanabezit me

terecht. Nu heb ik een marihuanaplant op mijn kamer. Ik rook

principieel niet maar het is zo grappig dat het mag." Toch wil

Marlies niet in het drukke Nederland blijven: "Om de bergen, ik heb

geen innerlijke rust zonder ze."

Afstand

Om in Nederland iets te missen, hoef je niet van

ver te komen. Ook de Belgische Sofie Van Roosbroeck (24), AiO bij het

IRAS (Institute for Risk Assesment Sciences) mist haar geboortestad

Mortsel, vlakbij Antwerpen. En ook bij haar staat brood met stip op

nummer één. Zij weet wat het euvel is: "In Nederland wordt meer

broodverbetermiddel toegevoegd. Brood is daardoor langer vers maar

ook minder knapperig." Verder mist ze de kleine dingen: "de eindeloze

hoeveelheid restaurantjes in Antwerpen, de verfijnde Belgisch-Franse

keuken." Ook de Nederlandse houding is even wennen. "Nederlanders

zijn spontaner. Ze zijn nieuwsgierig naar je achtergrond. Belgen zijn

in het algemeen terughoudender met nieuwe mensen. Op de universiteit

is het verschil zeker merkbaar. De afstand tussen student en docent

is hier veel kleiner en dat komt het onderwijs absoluut ten goede.

Maar eten en drinken tijdens college, dat hoef je in België niet te

proberen. Ik zou ook niet graag een docent hebben die college geeft

terwijl hij een boterham wegschrokt. Ook met uitgaan merk je de

Nederlandse directheid: hier spreken vreemden je te vlug aan. Maar

wat ik echt het allermeeste mis zijn mijn familie en vrienden. Daarom

wil ik later toch terug naar België."

Oma

Familie is voor Diego Alejandro Bustos Medina (21)

uit Bogota, Colombia net zo onmisbaar. De derdejaars

aardwetenschapper is drie jaar in Nederland, maar sinds zijn broer

ook hier woont voelt hij zich stukken beter. "Die eenzaamheid is

moeilijk uit te leggen. Thuis doe je veel samen met je familie. Oom,

tante en oma wonen dichtbij en na school ga je er meestal langs. En

als je dan toch bij je oma op bezoek bent komt ze met zelfgebakken

taart. Zonder familie is het leven niet compleet. Daarom ga ik voor

Kerst en oud en nieuw liefst terug naar Colombia. Die feestdagen zijn

daar erg belangrijk, het is een emotionele tijd. "Wat ik het meeste

mis is de lunch van mijn oma: soep, rijst, vlees, groenten en

peulvruchten of pasta. En versgeperst vruchtensap. Eigenlijk gaat het

niet om de lunch, het gaat erom dat mijn oma de lunch maakt en dat we

dan met de hele familie eten. In Nederland stelt lunch niets voor-

alleen broodjes! Daarom kook ik 's avonds heel veel en wat ik over

heb eet ik de volgende dag bij de lunch." Net als Hanga, Marlies en

Sofie, vindt Diego fietsen langs de gracht geweldig. "Maar ik mis de

bergen. En de drukte van de stad. Alleen al in Bogota wonen zeven

miljoen mensen. Als je uitgaat, ga je met een groep vrienden. Je

spreekt niet zo vlug mensen aan als hier en je gaat zeker niet op

vrouwenjacht - vreemde mensen moet je niet vertrouwen. In Bogota is

altijd chaos, drukte, geluid. De stilte hier maakt me gek. Ik kwam

drie jaar geleden terecht in Zeist. Dat is veel te rustig, pas na een

paar kilometer komt de echte beschaving. Ik moest op mijn kamer soms

muziek aan doen om in slaap te vallen; van die stilte ga je veel te

hard nadenken.

Echte Nederlander

Cultuurverschillen zijn maar relatief, vindt dr. K.

Roy-Chowdhury (58) uit India. De senior docent onderzoeker toegepaste

geofysica, tevens opleidingsdirecteur van de faculteit

Aardwetenschappen spreekt nagenoeg perfect Nederlands - nu hij hier

tien jaar woont geeft hij zelfs vrijwillig lessen Nederlands aan

buitenlandse medewerkers van de Universiteit. Roy-Chowdhury: "India

is zo groot als Europa zonder Rusland. Ik groeide op in Varanasi,

Noord-India en heb in Zuid-India gewerkt. Ook dat is een groot

cultuurverschil. Daarna heb ik twaalf jaar in de Verenigde Staten

gewoond en sinds tien jaar woon ik in Nederland. Verder ben ik met

een Duitse vrouw getrouwd. Ik voel me overal snel thuis." Maar er

zijn verschillen. "In een land waar twintig meter een hoge berg is en

driehonderd meter een absoluut toppunt, moet je toch even wennen.

Maar langs de dijken fietsen, of door de weide, in de mist, dat kan

alleen hier. Nederland heeft zachte, pastelachtige kleuren. Veel

grijs. De kleuren van India zijn scherper en intenser, al worden

grote steden door luchtvervuiling nu ook grijs-geel." Een groot

verschil vindt hij de houding van de mensen. "Nederlanders zijn

neutraal, niet vriendelijk, niet onvriendelijk. Wel behulpzaam maar

je moet erom vragen. En tolerant, maar ik vraag me af of dat zo

blijft als er minder welvaart is; ik kan me ook niet voorstellen dat

Nederland zo kort geleden nog zo verzuild was. Een persoonlijke

relatie met Nederlanders opbouwen is moeilijk. Maar is er eenmaal een

band, dan is die dieper dan in de VS. Voor Europese begrippen zijn

mensen uit India soms te vriendelijk; hier blijft alles in de eigen

kring. Privacy staat centraal. In India zijn collega's deel van je

sociale leven. Toen we hier net woonden hebben we twee jaar achter

elkaar een feest gegeven voor mensen van de faculteit. Veel mensen

kwamen en ze vonden het leuk, maar wij hebben zelden zo'n uitnodiging

gehad." Het enige dat hem echt tegenvalt is het stelen van fietsen.

"Het behoort haast tot de Nederlandse cultuur. Oké, er zijn junkies.

Maar er zijn ongeveer vier keer meer fietsen dan mensen - waar komt

die behoefte vandaan om weer een fiets te stelen? Een paar maanden

terug is mijn fiets gejat op Utrecht Centraal. Nu voel ik me net een

echte Nederlander."

Tuvit Shlomi

Galapret eindigt in bed

Voor veel studenten is het gala één van de vele hoogtepunten van het studentenleven. Wie denkt dat het bal slechts bestaat uit het feest, heeft het mis. De hele dag wordt in groepsverband toegeleefd naar de bijzondere avond. Poldersporten, groepsmeditatie of een andere enerverende activiteit wordt gevolgd door een douche en een verkleedpartij. In galakleding wordt aan de dis plaatsgenomen en na een copieus maal vertrekt men, reeds een lichte zweem van alcohol met zich meevoerend, richting galalocatie.

Neem nu als voorbeeld het gala van Alcmeon en ECU'92 dat in maart werd gehouden in Fort Vechten. Het lijkt een typisch gala van deze tijd in een uitzonderlijk fraaie omgeving. De gang van het fort is verlicht met kaarsen, op de rode loper liggen lieflijke witte rozenblaadje. Studente orthopedagogiek Jolanda van Rooij is onder de indruk: "Het is net een middeleeuws kasteel." De muziek is allesbehalve middeleeuws. Zowel de dj als de band spelen muziek waarop stijldansen niet logisch is. De 24-jarige Jolanda vindt het niet erg. "Ik denk dat het mensen tegenhoudt om te komen als dat soort muziek gespeeld wordt." Haar broer dient vanavond als date en zoals een goede begeleider betaamt, heeft hij voor de corsages gezorgd. Hij wist niet meer helemaal hoe het hoorde en vroeg de bloemist om raad. De beste man verschafte hem een ezelsbruggetje: ‘Voor de man moet de corsage dezelfde kant op staan als dat ding tussen je benen tijdens de galaplicht.’

Jolanda en haar date blijken een uitzondering met de traditionele bloemcorsage op dit gala. De feestgangers zijn zeer creatief geweest in het zoeken naar alternatieven. Sommigen hadden het thema van de avond Queens & Castles in hun achterhoofd bij deze speurtocht. Wat resulteert in versieringen als schaakstukken, rolletjes King en Wilhelmina pepermuntjes. Anderen hebben zich nergens iets van aangetrokken en zijn getooid met theelepeltjes, fluitjes, Hawaï-kettingen, rookworsten en kookwekkers. Dirk, student Algemene Sociale Wetenschappen heeft twee corsages, damstenen en een Nijntje babysok. Van de eerste weet hij niet zo goed waarom hij die draagt, want die heeft zijn date verzorgd. De tweede slaat wel ergens op maar dat is zo'n lang verhaal dat hij het liever even in het midden laat.

Dirk vindt het jammer dat sommige mensen proberen hun entreegeld eruit te zuipen op een gala. Voor vanavond moest 27 euro worden betaald en daarvoor kan de galaganger zich per bus laten vervoeren en zich naar hartelust gratis vol laten lopen met fris, bier en wijn. Voor sommige gala's wordt een hogere entreeprijs gevraagd, maar dan hebben de feestvierders vaak ook gratis toegang tot de duurdere alcoholische dranken. Dirk heeft geen zin om het op een zuipen te zetten. Hij wil zijn date fatsoenlijk naar huis kunnen thuisbrengen. “Of er dan ook gemost gaat worden vanavond? Schrijf maar op dat haar huis nu eenmaal dichterbij is en ik op een luchtbed slaap.”

Vele studenten leggen zonder aarzeling zeven euro op tafel om door een professionele fotograaf een stijlvolle foto te laten maken. Hij kan er niet mee zitten dat sommige feestgangers dronken voor zijn camera verschijnen. "Des te meer alcohol er inzit des te natuurlijker de pose", grapt hij. Ildi Sepsanie, studente sociale geografie, vindt de foto een mooie herinnering aan haar date en het gala, dus ze heeft het bedrag er wel voor over. Dit is echter wel de eerste en laatste keer dat ze met deze date naar een gala gaat. Ze vindt haar begeleider absoluut niet hoffelijk en daar is ze niet van gediend. Zelf heeft ze er ondertussen geen problemen mee zo hard mogelijk door te drinken: "Je geld eruit zuipen is de nieuwe traditie." Haar date kan dat beamen.