Hoe gemakkelijk kom je aan de slag met een nieuwe titel
Nederlandse psychologen mogen niet zomaar in Vlaanderen aan de slag. Onze leraren mogen niet zonder meer in Griekenland lesgeven. Wat kunnen studenten straks met hun bachelor- of mastertitel in het buitenland? Binnen de Europese Unie mag in principe iedereen zijn beroep uitoefenen of een bedrijf beginnen. Maar er blijven uitzonderingen.
In 1999 hebben de Europese landen in het Italiaanse Bologna afgesproken om het Angelsaksische onderwijsmodel in te voeren. Dit om hindernissen op de Europese arbeidsmarkt zoveel mogelijk uit de weg te ruimen. Want wie weet precies wat een Italiaanse laureato inhoudt? En hoe weet een Italiaan wat doctorandus betekent? In de toekomst is het helder: Italianen en Nederlanders zijn dan bachelor of master.
Op het gebied van de transparantie lijkt Europa op het gebied van het hoger onderwijs dus spijkers met koppen te slaan. Zo is het aannemelijk dat overal in Europa het Europese studiepuntensysteem ingevoerd wordt. Veel landen, waaronder Nederland, lopen daar al op vooruit. Enkele Oost-Europese landen van buiten de Unie voeren het ook al in, zodat ze straks gemakkelijk tot de Unie kunnen toetreden.
Waakhonden
Dit puntensysteem heet het 'European Credit Transfer System' (ECTS) wat net zoiets is als het Nederlandse studiepuntensysteem, maar dan met zestig punten per jaar in plaats van 42. ECTS helpt de landen om studielast en diploma's te vergelijken om zo gemakkelijker elkaars diploma's te kunnen erkennen. ECTS is echter niet de enige stap op weg naar goede Europese diplomavergelijking. Hét hulpmiddel bij diplomavergelijking is het diplomasupplement. Dat is een overzichtelijke standaardbeoordeling van je studie, die in Vlaanderen zelfs al verplicht is gesteld. Binnen de EU is de diplomawaardering daarmee een stuk opgeschoten. Ook in Nederland zijn de instellingen het diplomasupplement aan het invoeren, zegt de landelijke internationaliseringsorganisatie Nuffic.
Erkenning van je diploma is op twee manieren mogelijk: academisch en professioneel. Een academische erkenning van je diploma wil zeggen dat je jezelf in andere landen bachelor of master mag noemen. Dat kan belangrijk zijn wanneer je in Portugal een master wilt doen of in Noorwegen naar een promotieplek solliciteert.
Academische erkenning is niet aan EU-regels gebonden. De universiteiten bepalen zelf welke buitenlanders ze toelaten. Maar in 1984 zijn wel als transparantiewaakhonden de National Academic Recognition Information Centres (NARIC) opgericht en tien jaar later kwamen daar de European Network of Information Centres on Recognition and Mobility (ENIC) bij. De NARIC en de ENIC werken nauw samen. In Nederland zijn ze zelfs in elkaar geschoven en als NARIC-ENIC ondergebracht bij de Nuffic.
De erkenningscentra beoordelen het onderwijs dat iemand genoten heeft: is die buitenlandse master ongeveer vergelijkbaar met onze master, of niet? Ze kijken daarbij ondermeer naar studieduur, inhoud en overheidscontrole op het onderwijsniveau. Als de universiteit niet erkend is - neem de populaire 'postbusuniversiteiten', waar je titels kunt kopen -, dan komt er geen erkenning.
Professionele erkenning is een ander verhaal. Het mag dan zo zijn dat Europese burgers zich overal mogen vestigen om hun beroep uit te oefenen, sommige landen hebben liever geen concurrentie van buitenlanders en willen bovendien hun burgers beschermen. Onder het mom van 'beunhazen weren' zijn enkele beroepen 'gereglementeerd'. Dat wil zeggen dat niet iedereen zomaar een brug mag bouwen in Zuid-Europa. Bouwkundig- ingenieur is namelijk een beschermd beroep in Spanje en Italië. In Nederland niet, dus onze studenten hebben een probleem als ze in het zonnige zuiden willen werken.
Arrogant
Als beroepen zowel in het ene land als in het andere land gereglementeerd zijn, is de erkenning in principe direct rond. Als dat niet zo is, of als de opleidingen duidelijk van elkaar verschillen, mogen de landen aanvullende eisen stellen. Zo heeft Vlaanderen de eis gesteld dat Nederlandse psychologen twee jaar werkervaring hebben voor ze bij de overheid aan de slag kunnen. Dat komt omdat de Nederlandse psychologieopleidingen een jaar korter duren dan de Vlaamse. Sinds de conventie van Lissabon in 1997 geldt bij de beoordeling van diploma's het 'ja, tenzij'-principe: een diploma is goed tot het tegendeel bewezen is. Vlaanderen acht voor psychologie het tegendeel bewezen.
Een ander voorbeeld is Griekenland. De lerarenopleiding is daar universitair. Bij ons kan een leraar echter ook een HBO-studie hebben gedaan. Wie dan in Griekenland wil lesgeven, heeft een probleem. Dat land kent namelijk twee soorten erkenningscommissies: een voor universitaire opleidingen en een voor beroepsopleidingen. Wanneer een Nederlandse docent aanklopt bij de commissie voor beroepsopleidingen, wordt hij doorgestuurd naar de universitaire commissie. De universitaire commissie ziet echter dat de Nederlander geen universitair diploma heeft en verwijst hem terug naar de eerste commissie, zonder verder na te denken.
Maar dat zijn uitzonderingen. De oplossing ligt dan ook niet in 'meer wetgeving', vindt de Nuffic. Dat geeft maar bureaucratie. Volgens haar gaat het vooral om goede toepassing van de regels en om goede informatieverstrekking.
"In het kader van de huidige regelgeving werken we - terecht - met wederzijds vertrouwen", zegt Jindra Divis, hoofd van de afdeling diplomavergelijking van de Nuffic.
Er zijn negatieve voorbeelden, maar de Nuffic wijst erop dat negentig procent van de gevallen soepel verloopt. De bestaande richtlijnen functioneren dus goed. "Sommige landen zijn nogal chauvinistisch in het beschermen van de eigen markt", zegt Divis, "Zij willen eerst hun eigen mensen aan het werk helpen. Maar dat is een achterhoedegevecht.
"Dat heeft soms nadelen. Neem Rusland. De staatsuniversiteit in Moskou is natuurlijk veel beter dan een universiteit in een klein, onbeduidend gat. Maar hoe bewijs je dat, als de Russen officieel volhouden dat er geen verschil is?"
Veel problemen zijn er met Griekenland en Spanje. "Notoir moeilijke landen", noemt Divis hen. "De Grieken lijken er van uit te gaan dat zij het hoger onderwijs destijds hebben uitgevonden, in de tijd van Plato en Aristoteles. Ze zijn een beetje arrogant. Toen de bachelor-masterstructuur in Nederland nog niet ingevoerd was, waren onze masters ook niet erkend. Dus keken de Grieken er niet eens naar, ook al ging het om een 'niet-erkende' master van bijvoorbeeld de universiteit Leiden."
Met Spanje was het probleem dat de opleidingen exact gelijk aan elkaar moesten zijn voordat de Spanjaarden de diploma's erkenden. Geen vak mocht verschillen, zelfs als het om beroepserkenning ging in plaats van academische erkenning. Wij kijken naar vaardigheden, zij kijken naar de vakken die iemand heeft gevolgd. "Nu dwingt de Europese Unie hen tot soepeler beroepserkenning", aldus Divis.
Ondergrens
Academische erkenning van een diploma is overigens voor ongereglementeerde beroepen niet meer dan een hulpmiddel; bedrijven hoeven zich er niets van aan te trekken. Is het echt allemaal zo doorzichtig en duidelijk? "Ja", bevestigt de studentenvakbond LSVb. "Wat dit betreft staan wij geheel achter de regering en de EU. De transparantie is belangrijk en het gaat de goede kant op."
In de toekomst komt er een Europees accreditatiesysteem. Dat wil zeggen: de opleidingen in Europa zullen allemaal aan dezelfde eisen moeten voldoen en door een Europese instantie worden beoordeeld. "Die kwaliteitseisen zijn een ondergrens", nuanceert Divis van het Nuffic, "reputatie gaat in de toekomst misschien een grotere rol spelen. Aan de andere kant: reputatie is nu ook al belangrijk. Ik heb eens van een groot bedrijf gehoord dat ze algemene economen liever uit Nederland halen en bedrijfseconomen uit Vlaanderen.
Dat de diploma's en minimumkwaliteitseisen op Europees niveau zo gelijkgetrokken worden, wil natuurlijk niet zeggen dat er in de toekomst geen verschillen meer zijn tussen de opleidingen. Professor Marijk van der Wende van het Centrum for Higher Education Policy Studies (CHEPS) aan de Universiteit Twente: "De verschillen in de Europese landen staan op gespannen voet met de harmonisatie van het onderwijs. Maar we hoeven niet bang te zijn dat het onderwijs door het Bologna-proces versimpelt. De instellingen blijven toch hun eigen masters maken."
HOP, Bas Belleman