Achtergrond

Dreigbrieven, bier en kwartaalcijfers

 

Informaticastudenten duiken in het gerstennat

 

Utrecht heeft er sinds maart elf nieuwe bierbrouwerijen bij. Samen goed voor honderdduizenden kratten bier. Helaas kan de dorstige liefhebber het gerstennat niet proeven; de brouwerijen bestaan alleen op papier. Het Instituut voor Informatiekunde en Informatica op De Uithof is dezer dagen een conglomeraat van brouwerijen die onderdeel zijn van een managementgame voor het vak strategisch management.

 

Vier weken geleden zijn twee docenten en 65 studenten informatiekunde met de managementgame begonnen. De elf virtuele bierbrouwerijen strijden met elkaar om de efficiëntste brouwerij met het grootste marktaandeel te worden aan het einde van het cursusblok.

"Een half jaar geleden zijn we begonnen met de voorbereidingen", vertelt docent Batenburg. "Wij hebben een computermodel ontworpen dat alle gegevens van de bierbrouwerijen zo realistisch mogelijk verwerkt. De keuzes die de brouwerijen maken, vertalen zich via het model in een bedrijfsresultaat. Er zijn tal van factoren die met elkaar samenhangen - de prijzen van grondstoffen en de beslissingen van concurrenten bijvoorbeeld - waardoor een bedrijf het goed of minder goed kan doen."

Voor de studenten begon het spel met solliciteren naar functies binnen de directie van een bierbrouwerij. De docenten beoordeelden sollicitatiebrieven en bepaalden welke functie bij welke student past. Daarna mochten de studenten zelf kiezen met wie ze wilden samenwerken. Eén van de brouwerijen die hier uit voort kwam, is Glasnost Gersten. Chief Information Officer Wicky legt uit waarom het zo prettig werken is bij dit bedrijf: "Wij zijn erg gemotiveerd om er iets van te maken. Ik denk dat we elkaar goed aanvullen en dat er goed wordt nagedacht voordat we belangrijke beslissingen nemen. Door deze consensus is ons marktaandeel na het eerste kwartaal sterk en draait ons bedrijf met winst."

Alle bierbedrijven staan in het fictieve land Gersten dat als oud-communistisch land de liberalisering maar gedoseerd tot zich laat komen. Om er op toe te zien dat het land niet afzakt tot een kapitalistisch lustoord is de Gerstense Vereniging van Bierbrouwers (GVVB) in het leven geroepen. Deze vereniging staat onder leiding van de heren docenten Batenburg en Versendaal. Beide grijpen in als brouwerijen over de schreef dreigen te gaan. "Elke brouwerij start met een beginkapitaal van zes miljoen euro en wil direct alles. Lenen, uitbreiden, licenties voor alle soorten bier, noem maar op. Wij remmen het enthousiasme een beetje en zorgen ervoor dat de jonge ondernemingen verstandiger beleid gaan voeren. Verder bemoeien wij ons nergens mee. De studenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen bedrijf", legt Batenburg uit.

Tijdens de vergadering van brouwerij Glasnost Gersten is de grens tussen werkgroep en raad van bestuur weg. Hier zijn echte managers aan de gang: "Oké niet allemaal tegelijk, even centraal!", roept CEO Maarten beslist. De studenten zitten goed in hun rol. "Iedereen heeft een duidelijke taakomschrijving en kan daardoor niet zijn snor drukken. Je zou kunnen spreken van ‘gedwongen betrokkenheid’. Ik ben erg voor de combinatie van theorie en praktijk. Op de universiteit gebeurt dit nog te weinig. Ronald en Johan laten zien dat dit heel goed kan!"

Een van de keuzes die Glasnost Gersten moet maken is of een consult nodig is. Hiervoor betalen de brouwerijen een fictief bedrag van honderd euro per half uur. Na de bekendmaking van de kwartaalcijfers hebben de consultants het druk; twee leden van brouwerij Unicorn hebben het idee dat hun gegevens niet correct zijn ingevoerd, en dat daardoor de productie- en verkoopcijfers niet kloppen en kloppen aan bij de raadgevers. Zenuwachtig staan de andere studenten in de rij en vragen zich in stilte af hoe hun bedrijf de grootste kan worden.

Executive Maarten kijkt terug naar de start van Glasnost Gersten en merkt op dat er aan het begin van het spel niets was: "Langzaam begin je dan met het opzetten van productielijnen, het aanvragen van bierlicenties en het aannemen van personeel. Het is heel spannend en je ziet je bedrijf groeien. Met elkaar bekijk je de bedrijfsresultaten en overleg je over nieuwe ideeën. Alle gegevens worden via excel verwerkt; we houden goed bij wat onze bedrijfsbalans doet, want die bepaalt onze volgende zet." Glasnost Gersten werkt aan tal van promotiecampagnes. "We gaan een nieuw bier introduceren onder de naam 'Night Fever'. We komen donderdag 17 april met een proefmonster."

"Het is fantastisch om te zien hoe serieus de studenten deze game nemen. Sommige voelen zich persoonlijk aangesproken als je ze kritiek geeft", aldus een uitgelaten Batenburg, die zichtbaar plezier beleeft aan deze vorm van onderwijs. Dat studenten helemaal opgaan in de game, bleek ook wel uit de dreigbrief die de heren van de ereniging van bierbrouwers hebben ontvangen. "In de brief, die gemaakt is van uitgeknipte krantenletters, stond dat ons beleid irritatie opwekt en dat wij zelfs konden rekenen op geweld", legt Versendaal uit.

"Wij hebben op de eerstvolgende vergadering laten weten dat de dader een boete riskeert van een miljoen euro, tenzij hij of zij zichzelf aangeeft. Dan bedraagt de boete 'slechts' een half miljoen euro."

Wicky grinnikt: "Iedereen weet natuurlijk wie het heeft gedaan! Alleen houden wij onze mond dicht. Wij doen wel aan gezonde bedrijfsspionage, mochten we in de computer ‘toevallig’ iets tegenkomen van een andere brouwerij. Ook verspreiden we af en toe wat non-informatie om elkaar op het verkeerde been te zetten. Elkaar verlinken doen we natuurlijk niet. Het blijft wel allemaal binnen het sportieve hoor. Er is geen haat en nijd, alleen gezonde concurrentie."

Batenburg leunt achterover en praat over het verloop van het onderwijsspel: "Het gaat allemaal op een hartstikke leuke en ontspannende manier. Studenten worden door deze vorm van onderwijs gestimuleerd om zelf na te denken en met concrete oplossingen te komen. Als ze bijvoorbeeld te veel lenen of produceren, zien ze dit meteen terug in de financiën; ze betalen zich dan ineens scheel aan rente of de fabriek staat vol met onverkocht bier. Het is allemaal fictief, maar de resultaten rollen wel uit de computer. Hiermee wordt de grens tussen werkelijkheid en fictie vaak heel vaag, en dat is leuk!"

Na de presentatie van de kwartaalcijfers volgen er nog drie kwartalen voordat duidelijk wordt wie het beste bedrijf heeft weten op te bouwen. De CEO van Glasnost Gersten is positief: "Onze kracht is samenwerking en motivatie en dat zal zich zeker gaan vertalen in ons uiteindelijke marktaandeel!"

Stijn Jaspers

 

'We zullen in het vlees moeten snijden'

Omvang bezuinigingen aan universiteit begint door te dringen

Ruim een half jaar nadat het college van bestuur drastische bezuinigingen aankondigde, begint de boodschap door te dringen. Pijnlijke keuzes zijn onvermijdelijk en 2003 wordt dan ook in veel faculteiten een spannend jaar.

Ruim een half jaar geleden werd duidelijk dat de universiteit er financieel niet florissant voorstaat. De Haagse bezuinigingen en de hoge kosten van het in stand houden van de universitaire gebouwen noopten het college van bestuur tot het doorvoeren van een korting van meer dan tien procent op de faculteiten en bijna twintig procent op de diensten. Tot 2007 moet ongeveer dertig miljoen euro worden bespaard en zo mogelijk moet onderwijs worden gespaard.

Hoewel het nieuws in kleine kring voor de nodige beroering zorgde, werd het merendeel van de universitaire gemeenschap er niet koud of warm van. Inmiddels begint echter in brede kring het besef door te dringen dat de aangekondigde bezuinigingen wel eens heel pijnlijke gevolgen kunnen hebben. We ontkomen er zo langzamerhand niet meer aan om in het vlees te snijden, zegt een sombere Scheikunde-directeur Rasser, die op een begroting van een kleine dertig miljoen euro ongeveer 1,7 miljoen moet bezuinigen. Wat dat betekent rekende directeur Dirksen van Sociale Wetenschappen zijn faculteitsraad onlangs voor: "Onze bezuinigingsdoelstelling van 1,5 miljoen euro op het onderwijs betekent een verlies van dertig tot veertig arbeidsplaatsen."

Cruciaal

Op deze wijze doorrekenend zullen er in 2007 vele honderden arbeidsplaatsen minder zijn aan de Universiteit Utrecht. Het meest somber lijkt het toekomstperspectief voor de faculteit Biologie, die mede vanwege teruglopende studentenaantallen tot 2007 een bedrag van vijf miljoen euro ofwel bijna twintig procent van het huidige budget moet ophoesten. In de faculteitsraad heeft het bestuur inmiddels een ingrijpende reorganisatie aangekondigd, waarvan de contouren dit najaar zichtbaar moeten worden. Dankzij het grote aantal biologen dat de komende jaren met pensioen gaat, verwacht directeur Amesz echter dat de reorganisatie zijn beslag zal kunnen krijgen zonder gedwongen ontslagen.

Ook in de andere faculteiten wordt op dit moment gewerkt aan meerjarenplannen om de kortingen op te vangen. Ook daar is het uitgangspunt dat gedwongen ontslagen zo mogelijk vermeden moeten worden. Niet alle directeuren zijn er echter van overtuigd dat dat zal lukken. "Het college van bestuur heeft onlangs een statistiekje verspreid, waaruit bleek dat de komende vijf jaar universiteitsbreed voldoende medewerkers met pensioen gaan om gedwongen ontslagen te voorkomen", zegt directeur Adelaar van Ruimtelijke Wetenschappen. "Maar men houdt geen rekening met de plekken waar die vacatures vallen. Als in een goedlopend onderwijs- of onderzoekprogramma iemand op een cruciale positie gepensioneerd wordt, dan zal zo iemand toch echt moeten worden vervangen."

Het zal kortom een hele klus worden voor de directeuren van faculteiten en diensten om de eindjes de komende jaren aan elkaar te knopen. Het steekt Adelaar en zijn collega's daarom nog steeds dat de bezuinigingen vorig najaar in hun volle omvang werden gepresenteerd als een voldongen feit. "Als je als universiteit zo'n groot tekort hebt, vind ik het vreemd dat alles wordt afgewenteld op onderwijs en onderzoek. Je zou dan op zijn minst ook de uitgaven voor huisvesting in de discussie moeten betrekken, maar dat is nooit gebeurd. Ik weet wel dat het college zegt dat het niet anders kan, maar het leek er van meet af aan op of huisvesting hier in Utrecht sacrosanct is en niet ter discussie staat. Ik vind dat niet de goede manier om met zo'n fundamenteel probleem om te gaan. Wat ik mis, zijn verschillende scenario's waaruit gekozen kan worden."

Wellicht komt het universitaire huisvestingsplan, dat later dit voorjaar zal verschijnen, Adelaar een beetje tegemoet. Maar hoeveel scenario's er ook worden bedacht, buiten kijf staat dat de financiële nood hoog is. Zo voorziet de faculteit Rechten in 2007 een exploitatietekort van ruim vier miljoen euro. Volgens de facultaire begroting moet dit jaar duidelijk worden hoe de faculteit de financiële problemen gaat aanpakken. 'Wij denken dat 2003 een spannend jaar voor de faculteit gaat worden', schrijft directeur Klein in een toelichting. Zijn collega's zullen hem op dit punt niet tegenspreken.

EH

'Wie wil er nu op een oliestrand zitten?'

Studente fysische geografie stort zich op verontreinigde kust

In een groot deel van Galicië trekken de vissers nog elke dag hun witte pakken aan om de stranden te ontdoen van de stroperige olie afkomstig uit de gezonken tanker Prestige. Studente fysische geografie Henriëtte Stoop en freelance journaliste Simone Best reisden naar de getroffen Spaanse kust, vroegen de vissers naar de ramp en hielpen schoonmaken: "Dit is jullie rots. Zo moet je schrapen, de prut mag in die zwarte emmer."

Maar de schijn bedriegt. Ivana Martinez Lopez pakt een handje op van wat lijkt op grauwgekleurde kiezeltjes en schelpjes: "Het zijn kleine dode, met olie besmeurde kwalletjes," zegt de secretaris van de groep vrouwen die in Muros schoonmaakt. "Normaal zijn ze doorzichtig en worden ze prachtig blauw naarmate ze groter zijn." Nu zijn ze zwart en dood en ligt de hele kustlijn er vol mee.

Verderop zitten rond de vijftig vrouwen op hun hurken om het zand te zeven en te harken. Al het afval gaat in grote zwarte emmers en vervolgens in een enorme vierkante zak. De vrouwen hebben een dijk van die grote afvalzakken gemaakt om een meertje te beschermen tegen de aanspoelende olie. "Wil je een grote vis zien?" vraagt de enige man in het gezelschap. In de duinen ligt een vis van één meter groot, met zwarte olie besmeurd in het zand. Zijn bek staat open. Even later komt de man met een door de olie gestorven, zwarte vogel aanlopen. En hij wijst vlekken aan van dode visjes in de zee. Henriëtte zegt dat ze het zo erg vindt dat het hele geheel kapot gaat. "Wat we zien is alleen de kust, maar die olie heeft ook gevolgen voor het ecosysteem in de zee. Daar eten vissen weer zwartgeworden diertjes, vogels eten weer die vissen en kwalletjes en gaan er ook aan dood. Het heeft verstrekkende gevolgen", zegt ze.

Matrozen

Ivana Martinez Lopez kijkt fel uit haar ogen als ze vertelt over de actiegroep die is opgericht. "Wij zijn mariscadoras (zeemosselvissers, SB) van beroep. Omdat de regering niks opruimt, moeten wij het doen." Met zesduizend vrouwen vormen ze een groep die de hele kust van Galicië dag in dag uit schoonmaakt. Deze groep bestaat uit 66 vrouwen. Ivana is inmiddels expert op oliegebied. Feilloos laat ze het verschil zien tussen vandaag aangespoelde olie en die van gisteren. "De nieuwe olie is vloeibaarder. Oude olie vormt een soort van plakjes. Het is heel belangrijk om het zand elke dag schoon te maken, omdat het anders onder het zand verdwijnt en niet meer schoon te maken is. Bovendien wordt de olie zacht door de zon en dan wordt het helemaal moeilijk om het te verwijderen." Ivana maakt zich ernstige zorgen over het toerisme. "Wie wil er nu op zo'n strand zitten?" zegt ze terwijl ze wijst naar oliesporen en zwart afval op het strand. "Er lekt nog steeds olie uit het schip. Ik denk dat het hier in de zomer nog precies hetzelfde zal zijn."

Henriëtte heeft in een college over verschillende soorten olie bij het vak milieu, gedrag en communicatie geleerd dat de aangespoelde olie de ergste soort is. De gastdocent van Shell vertelde dat dit ‘restproduct’ nauwelijks afbreekbaar is en dat deze zware stookolie beter niet in een enkelwandig schip zoals de Griekse Prestige vervoerd moet worden. Dit type olie vergaat niet vanzelf zoals met andere soorten soms wel gebeurt. De vissers kunnen voorlopig dus niets anders doen dan de smurrie van de stranden schrapen. Henriëtte die inmiddels heeft helpen schoonmaken, probeert de olie van haar handen te krijgen. Dat lukt absoluut niet. Ivana haalt speciale crème om het eraf te schuren; het is crème tegen verfvlekken.

Als het twee uur is, houden de schoonmakers ermee op. De vloed komt op. Bij hun auto’s pellen de vrouwen hun beschermende kleren af: het witte pak, de gele regenjas, de plastic zakken over hun schoenen. De olie is ook slecht voor de gezondheid. De vrouwen ogen stoer, sommige hebben diepe groeven in hun gezicht. Ze praten en lachen hard. "Echte matrozenmentaliteit," legt de man uit. "Op zee moet je ook schreeuwen om elkaar te verstaan." De vrouwen stappen in hun auto en rijden met veel motorkabaal de berg op. Richting huis en douche. Morgen weer een nieuwe dag, met olie, op het strand. Wij gaan beduusd van de verhalen en hetgeen we hebben gezien terug naar het klooster waar we slapen.

Prut

De volgende dag reizen we door naar Muxía. Het is een slaperig stadje en de enige man op straat vroeg in de ochtend is een opaatje die ons omhelst met blije blauwe ogen en ons ‘zijn hartjes’ noemt. Uit hem krijgen we geen wijs woord over de olie. Op de verhoogde boulevard waar we vreemde zwarte plekken zien, staat een jeep van het ministerie van milieu geparkeerd. De jongen achter het stuur kijkt ons vreemd aan als we naar de olie vragen. We zijn aan de verkeerde kant van de bergen, zegt hij. Hij wacht op een visser die de rotsen helpt schoonmaken; we kunnen straks met hen meerijden. Een man met een rood hoofd en een baard komt aangelopen. "Zij willen de olie zien," zegt de man van het ministerie. "In die kleren!?" roept de visser uit. En kijkt ons vreemd aan.

De jeep scheurt over de heuvels. We komen aan bij een rotskust tussen de idyllische bergen en het strand. De hele kust is pikzwart. Tussen het zwart staan zo’n twintig mannen en vrouwen in het wit. Ze schrapen prut van de rotsen en sjouwen met emmers. We vallen op als twee schone buitenlandse meiden. "Willen jullie helpen?" vraagt de visser. Uit de jeep komen twee witte pakken te voorschijn en plastic zakjes voor de schoenen. Er is nog maar één paar slofjes en ze maken voor ons een geïmproviseerd schoenenzakje van plastic zakken waar de pakken inzaten. Onwennig lopen we de visser achterna. "Dit is jullie rots," wijst hij. "Zo moet je schrapen, de prut mag in die zwarte emmer."

De man van het ministerie komt nog snel met twee mondmaskers. "Voor jullie gezondheid." Hij tapet ook nog de broekspijpen van het pak aan onze slofjes vast. We gaan aan de slag. Het lijkt onbegonnen werk. We schrapen en schrapen, maar de zwarte laag prut is dik. De rots lijkt niet schoon te krijgen. Het beetje prut dat we hebben afgestoken, ligt eenzaam in de enorme emmer. Henriëttes bril beslaat door het masker. Als ze haar capuchon op doet, scheurt ze bijna uit het pak: ze is te lang. Op een gegeven moment gebaren verschillende mensen dat Henriëtte van de rots af moet. Haar pak blijkt gescheurd aan de achterkant doordat ze was gaan zitten op een rots en het door de kleverige troep bleef vastplakken toen ze ging staan.

Als de vloed 's middags opkomt, houden de schoonmakers er mee op. "Naar de bar, wijn drinken," roept de visser met baard. Met een enorme snelheid hobbelen we in zijn jeep naar het stadje. In de bar wemelt het van de vissers-schoonmakers. De visser zijn wijn staat al klaar als we binnenkomen. Hij zit half weggedraaid richting bar. Hij wil drinken, niet praten. Ineens loopt hij na een paar halve antwoorden met grote stappen het café uit. Na vijf minuten komt hij terug en laat zijn visvergunning zien. Een pasfoto van de visser in betere tijden prijkt op het kaartje. "Ik wil vissen! Niet schoonmaken," roept hij geëmotioneerd. "Waarom de regering de stranden niet schoonmaakt? Die wassen alleen hun eigen zak!" En hij bestelt nog een wijn.

In het zee-aquarium van La Coruña hangt een fototentoonstelling van de ramp. Op één foto stroomt de olie de boulevard op. Terwijl een paar mannen de troep in emmers scheppen, regent het zwart over hun hoofden weer de straat op. Onder de foto staat met kleine letters: Muxía, tijdens een storm. Dus toch, die zwarte plekjes op de straten waren olie.

Simone Best

'In veel dorpen wonen alleen nog bejaarden en alcoholisten'

De moeizame ontwikkeling van de voormalige DDR

Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje. Wat geograaf Leo Paul betreft, is deze oude wijsheid net zo goed van toepassing op regio's als op mensen. Neem Mecklenburg-Vorpommern, het noordelijke deel van voormalig Oost-Duitsland. In zijn proefschrift concludeert hij dat de regio altijd een economisch zorgenkindje zal blijven.

De Utrechtse onderzoeker Leo Paul kwam naar de universiteitsstad aan de Oostzee, toen van een Duits-Duitse eenwording nog geen sprake was. Het was begin 1989 en in ruil voor harde deviezen kon Paul uit de archieven informatie krijgen die hij nodig had voor zijn promotieonderzoek naar de regionale ontwikkeling van het noorden van de DDR. De geschiedenis gooide echter roet in het eten, want elf maanden later viel de Muur. "Ik had natuurlijk gewoon door kunnen gaan met mijn onderzoek", zegt hij veertien jaar na dato op zijn Utrechtse kamer, "maar dan zou het een historisch project zijn geworden en ik ben geen historisch maar een regionaal geograaf. Bovendien was ik wel gek geweest als ik de gevolgen van de Wende voor Mecklenburg-Vorpommern niet had meegenomen." En met een relativerende glimlach: "Daardoor heeft het allemaal wat langer geduurd. Maar het onderzoek werd er wel een stuk spannender door."

Vrije markt

Paul besloot een vergelijking te maken tussen de ontwikkelingen in Mecklenburg-Vorpommern voor en na de Wende. Maar hoe groot de verschillen in aanpak in die twee perioden ook mogen zijn geweest, tot verrassing van de Utrechtse geograaf bleken zij hetzelfde resultaat te hebben gehad. Dat kwam vooral omdat de tamelijk afgelegen streek, die lang was gedomineerd door feodale 'Junkers' en die daardoor tot graanschuur voor de rest van Duitsland was geworden, zowel in de DDR-tijd als daarna in de marge van de industriële ontwikkeling bleef.

Paul: "In de DDR-tijd werd weliswaar flink in het noorden geïnvesteerd, vooral in de streek rond de havenstad Rostock, maar het bleef toch overwegend een landbouwgebied, omdat er geen grote bedrijven werden gevestigd. De economische achterstand nam weliswaar snel af, maar achteraf was dat schijn omdat de lonen kunstmatig gelijk werden gehouden en er in de DDR officieel geen werkloosheid bestond."

Hoe de vlag er werkelijk bij hing, bleek toen de Muur viel en Mecklenburg-Vorpommern onderdeel werd van de Bondsrepubliek. Toen werd duidelijk dat de landbouw allesbehalve rendabel was geweest. Mede door het ontbreken van industriële werkgelegenheid dreigde massale werkloosheid met als gevolg een grootscheepse migratie naar het westen, die de DDR en zeker Mecklenburg-Vorpommern geen goed heeft gedaan. "Veel dorpen worden alleen nog bewoond door bejaarden en alcoholisten", is de cynische constatering van Paul.

Maar ook de eenwording bracht geen verbetering, stelt hij. "Na de Wende dacht men dat de vrije markt alle problemen zou oplossen, maar dat is een grote vergissing geweest. Dit gebied - en eigenlijk de hele DDR - was daar domweg niet sterk genoeg voor. De privatisering kwam veel te snel. Bovendien stegen de lonen zo hard door de volstrekt onrealistische wisselkoers waartegen de D-Mark in Oost-Duitsland is ingevoerd, dat maar weinig westerlingen erover piekerden om hier te investeren. In landen als Polen ging alles veel geleidelijker en hoewel de levensstandaard daar nu nog lager is, is er wel sprake van groei. De kloof tussen die landen en het voormalige Oost-Duitsland wordt steeds kleiner."

Perifeer

Paul is niet optimistisch over de toekomst van het door hem bestudeerde gebied. Alleen met gerichte maatregelen, zoals forse belastingvoordelen, zouden kleine en middelgrote bedrijven wellicht kunnen worden overgehaald om zich er te vestigen om zo de neergaande spiraal te keren. Op dit moment staat de Europese Unie zulk voorkeursbeleid niet toe, maar Paul hoopt dat dat snel verandert. Nu Europa zijn subsidiegeld de komende jaren steeds meer gaat richten op de Oost-Europese nieuwkomers, loopt het noorden van de voormalige DDR het risico om tussen wal en schip te raken.

Maar zelfs als een dergelijk stimuleringsbeleid succes zou hebben, dan nog moeten we er geen wonderen van verwachten, waarschuwt Paul. Als rechtgeaard geograaf constateert hij dat gebieden zoals Mecklenburg-Vorpommern alleen al door hun excentrische ligging minder ontwikkelingskansen hebben dan gunstiger gelegen regio's. 'Eens perifeer, altijd perifeer' luidt de titel van het laatste hoofdstuk van het proefschrift. Die gelaten constatering is tegelijk ook een voorname conclusie van zijn onderzoek, bevestigt Paul.

"Men rekent zich zo gemakkelijk rijk. In Mecklenburg-Vorpommern maken ze nu mooie foldertjes, waarop de streek staat afgebeeld als het centrum van Europa. Maar dat is natuurlijk onzin. Kijk maar naar Oost-Groningen, kijk maar naar Zuid-Italië; ook gebieden die puur door hun ligging worden belemmerd in hun ontwikkeling. Natuurlijk kun je de grootste problemen met gericht beleid proberen te bestrijden, maar het is een illusie om te denken dat dit soort regio's op korte termijn hun achterstand kunnen inlopen. Ik ben niet de eerste die dat zegt, maar ik denk wel dat mijn onderzoek die waarheid nog eens duidelijk bevestigt."

Erik Hardeman

Stasi

Hoewel kort na zijn komst de Muur viel, heeft Leo Paul de DDR-sfeer nog van zeer dichtbij meegemaakt, vertelt hij. "Typerend was dat ik weliswaar inzage kreeg in allerlei woningbouwstatistieken, maar dat ik nergens kopieën kon maken. Kopieerapparaten waren in ogen van de DDR-leiding staatsgevaarlijk. Ik moest dus alles met de hand overschrijven.

"De Stasi, de Oost-Duitse veiligheidsdienst, was overal. Zelf merkte ik daar weinig van, maar van collega's hoorde ik dat zij telkens na een bezoek van mij een rapport moesten schrijven. En later hoorde ik dat mijn begeleider in Greifswald ook voor de Stasi werkte. Er moet dus een dossier van mij zijn geweest, maar dat heb ik niet kunnen traceren.

"Een van de hardnekkigste misverstanden over Oost-Duitsers is in mijn ogen dat ze niet creatief zouden zijn geweest. Ik denk zelf dat het tegendeel waar is. Rond 1989 kwamen in het Westen de eerste geografische informatiesystemen (GIS) op de markt, computersystemen waarmee je geografische kaarten kunt maken. Er was uiteraard geen sprake van dat ze daar in de DDR geld voor hadden, maar toen ik in 1989 in Greifswald kwam, hadden ze daar tot mijn verbazing al meer dan wij in Utrecht. Wat bleek? Eén van de medewerkers had een oude Nintendo-computer omgewerkt tot een primitieve vorm van GIS, waarmee hij kaartjes kon maken voor zijn proefschrift. Het waren eenvoudige kaartjes zonder mooie kleuren, maar ik weet zeker dat geen van onze GIS-mensen zelf zo'n computerprogramma had kunnen schrijven. Eén van de drama's van de Duitse eenwording is wat mij betreft dat de West-Duitsers die Oost-Duitse creativiteit in hun arrogantie volstrekt hebben genegeerd. Gevolg is dat die jongen, die in mijn ogen echt briljant was, nu werkloos thuis zit, terwijl een collega die wat handiger was in het omgaan met mensen, tegenwoordig hoogleraar is in Salzburg."

'A trip around the Erasmus world'

Italiaanse studenten maken film over uitwisselingsstudenten

Een touringcar met tien Italiaanse studenten legt in zes weken tijd 23.896 kilometer af door Europa. Doel van de reis is het maken van een film over uitwisselingsstudenten. Vorige week verbleven ze in Utrecht, een van de populairste steden onder buitenlandse studenten.

"We hebben het ’t Magellano Project genoemd, naar de ontdekkingsreiziger Magelhaen. Hij voer in de zestiende eeuw als eerste de wereld rond; wij maken als eerste een rondje langs de Erasmus Student Networks (ESN) in Europa." Tot nu toe heeft de filmploeg Italië, Slovenië, Hongarije, Oostenrijk, Tjechië, Polen, Estland, Finland, Zweden en Duitsland aangedaan.

Red Bull

Dat de Italianen in Nederland voor Utrecht hebben gekozen, is niet toevallig. In 1989 is hier de eerste ESN opgezet. Nu, veertien jaar later, zijn er 159 ESN-afdelingen in 24 landen. Het idee achter de ESN is nog altijd Erasmus-studenten op weg te helpen in hun tijdelijke woonplaats. Utrecht heeft één van de best georganiseerde ESN’s in Europa. Dat is geen overbodige luxe met de 1500 uitwisselingsstudenten die jaarlijks naar de Domstad komen.

Net als op de andere plekken waar de filmploeg is geweest, heeft ook de Utrechtse ESN een heel programma samengesteld. Drie en een halve dag staan in het teken van een stadswandeling, een tripje naar Amsterdam, een feest en een forum met uitwisselingsstudenten. Erika, klein van stuk, grote neus én grote ogen, geniet met volle teugen, maar vindt het wel zwaar. "Ik word helemaal gek van al die steden, al die culturen, al die plekken! Het is helemaal fantastisch maar zó intens. De hele dag filmen en een programma volgen; elke avond feest; vier, vijf uur slaap en ’s ochtends weer vroeg op." De koelkast in de bus is niet voor niets volgestouwd met blikjes Red Bull.

De vergelijking met de ontdekkingsreis van Magelhaen komt overal in het project terug. Salvatore de bedenker van het project: "Wij noemen onze bus, het schip, en alle leden van de crew hebben een rang zoals op een boot. Ik ben de kapitein en Marco bijvoorbeeld is de vedetta de uitkijk, die uitzoekt waar we naar toe moeten. De touroperator zeg maar." Op de lokale ESN-afdeling in Zuid-Italië zitten nog eens dertien mensen die de hele reis begeleiden. Dit team heet het Zuiderkruis naar het sterrenbeeld dat alleen op het zuidelijk halfrond kan worden gezien en dus ook verwijst naar de reis van Magelhaen. Zelfs e-mails heten aan boord ‘flessenpost’.

Vredesvlag

"We maken deze tocht en de film om met de ESN naar buiten te treden", legt kapitein Salvatore uit. De kleine Siciliaan heeft een duidelijk doel voor ogen. "We hebben zoveel verschillende afdelingen en die allemaal uit tijdelijke leden bestaan. Dat maakt los zand van ESN en daardoor kunnen we onszelf moeilijk presenteren. Met onze reis willen wij proberen het netwerk te verstevigen."

Daarnaast vragen ze studenten in de steden die ze bezoeken naar hun mening over de toekomst van Europa. "Wat willen jullie van Europa, wat vinden jullie van één Europees leger en één Europese markt?" Met Italiaanse passie en breedsprakigheid legt de kapitein uit wat het plan is. "Tijdens een conferentie in juli op de Università di Calabria gebruiken we alle meningen die we hebben verzameld om een document op te stellen. Dat willen we dan aan Giuliano Amato aanbieden, de vice-voorzitter van de Conventie over de toekomst van Europa."

De filmploeg is niet alleen betrokken bij Europa. "Sinds de oorlog in Irak is uitgebroken, maken we ook een vredesvlag", vertelt Marco. In alle steden waar de Italianen komen, laten ze mensen hun handen in verf dopen die ze dan op een heel groot doek mogen drukken. "Dat doek komt samen met foto’s en zo op de tentoonstelling die we bij ons op de universiteit maken over de reis."

Lange vloei

Ondanks het drukke programma en de stress is de filmcrew heel relaxed. Op hun uitstapje van Utrecht naar Amsterdam spelen ze een beetje gitaar en trommelen op een bongo. "Wie heeft er lange vloei?", vraagt Marco als de bus Amsterdam binnenrijdt. Eigenlijk zouden ze vandaag de Italiaanse ambassadeur ontmoeten, maar die blijkt vandaag niet aanwezig te zijn. Het plan om in plaats van de ambassadeur de cultureel attaché in het Italiaans Instituut aan de Keizersgracht te bezoeken, verdampt tijdens een bezoek aan de Wallen. 'Wel jammer, in alle landen waar we tot nu toe zijn geweest, hebben we met een officiële vertegenwoordiger van de Italiaanse regering gesproken", zegt Salvatore. Maar hij lijkt het niet echt erg te vinden.

Op hun professionele camera’s na, is de bemanning sjokkend door de Kalverstraat niet van de gemiddelde Italiaanse toerist te onderscheiden. Bijna de hele ploeg is voor het eerst in Amsterdam en kijkt zijn ogen uit. "Where’s Deborah?", vraagt iemand bezorgd. "She went into sexy shop’, is het geruststellende antwoord. Ondertussen schieten ze beelden voor hun film, die in elk geval zal worden vertoond in alle steden uit het tourprogramma.

Terug in de bus kruipen er een paar direct achter hun computers. Anna gaat verder met het logboek dat ze bijhoudt (net als op een schip), dat na de reis in boekvorm zal verschijnen. Met maar liefst twee flat screens, een laptop en een gewone monitor geeft de bus de indruk van een geavanceerd perscentrum. Deborah bekijkt de foto’s die ze heeft gemaakt met haar digitale camera. De rest eet uit de zakken drop die de leden van ESN Utrecht op de tafels hebben gelegd.

"Het is net een droom," verwoordt Marco het gevoel van de groep. Stuk voor stuk hebben ze het afgelopen jaar dan ook keihard gewerkt om alles voor mekaar te krijgen. Het is verbazingwekkend in hoe weinig tijd ze het hebben kunnen regelen. "Ik kreeg het idee voor de reis langs alle ESN-afdelingen vorig jaar maart", herinnert Salvatore zich. In de tussenliggende tijd hebben ze een bus, het foldermateriaal, de truien, de overnachtingen, werkelijk alles weten te organiseren. Het ging allemaal wel een beetje op z’n Italiaans: "de laptop hebben we twee uur voor vertrek gekocht".

Wat was het mooiste tot dusver? "De mensen in Estland", verzucht Marco. Hij blijkt de meisjes in Estland te bedoelen. "Hoe die je aankijken op straat, ongelofelijk! En zo aardig." Hij hoopt dat Ryan Air binnenkort op Estland gaat vliegen, dan kan hij snel weer terug.

Erika kan niet kiezen wat ze het mooiste vindt tot nu toe. Het ergste weet ze wel: "De koffie! Ik heb een trauma overgehouden van de koffie in de rest van Europa." Een paar bemanningsleden vallen haar met gevoel voor drama bij. "Koffiedrinken buiten Italië is een ware tragedie!" Verder kon de Italianen eigenlijk weinig bekoren van wat ze de afgelopen weken te eten hebben gekregen. Ze proberen daarom, waar ze ook komen zoveel mogelijk hun eigen pasta te maken. Misschien dat hun beeld van het eten buiten Italië de komende twee weken nog een beetje bijtrekt. Ze moeten nog naar België, Frankrijk, Spanje en Zwitserland.

Joost van der Spek

'Ja Chris, je hebt gelijk, je had niet moeten leven'

Discussie over reproductief kloneren heeft veel kanten

"Ik hoop dat het ziekenhuis in beroep gaat. Als artsen veroordeeld kunnen worden voor het kloneren van een mens, hoewel zij aan alle zorgvuldigheidseisen hebben voldaan, dan betekent dat het einde van het klinisch onderzoek in ons land."

De toon van de middag werd gezet door de Limburgse hoogleraar genetica Geraedts, die als getuige-deskundige waarschuwde voor de nog onbekende gezondheidsrisico’s van de ingreep. De rechtbank volgde die redenering en veroordeelde de artsen tot het betalen van schadevergoeding, ondanks dat zij toestemming voor de ingreep hadden van de medisch-ethische commissie van hun ziekenhuis.

De ouders van Chris werden echter vrijgesproken. In hun geval was volgens de rechtbank sprake van een zogeheten wrongful life claim, waarin een ernstig gehandicapt kind zijn ouders verwijt dat het geboren is. Eind maart werd een dergelijke claim door het Haagse gerechtshof toegekend in de zaak van 'baby Kelly', maar de rechters in De Balie weigerden dit precedent te volgen. "Het gaat de taak van de rechter te buiten om te oordelen over de vraag of louter het geboren worden van een mens als schadepost kan worden aangemerkt", aldus een kritische voorzitter Torrenga, in het dagelijks leven voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.

De tweeledige uitspraak wekte bevreemding. "Als de wrongful life redenering wel voor de ouders geldt, waarom dan niet voor de artsen", vroeg de advocaat van deze laatsten zich af. In alle beschaafde landen, behalve Israël en sinds maart Nederland, worden wrongful life claims afgewezen. In Frankrijk is er zelfs een speciale reparatiewet aangenomen om ze onmogelijk te maken. Door de claim tegen de artsen toe te kennen, zegt u in feite: ‘ja Chris, je hebt gelijk, je had niet moeten leven.’ CDA-kamerlid Ormel reageerde nog feller: "Dit oordeel betekent een klap in het gezicht van alle gehandicapten." De rechters bezwoeren dat hun oordeel stoelde op de risico’s die de artsen genomen hadden. Maar dat stelde de zaal niet gerust. "Zonder risico komt de medische wetenschap niet verder", betoogde de Haagse arts Verweij, die daarmee de vrees van Schellekens voor het einde van klinische experimenten onderstreepte.

Hoewel reproductief kloneren in ons land bij wet is verboden, maakte de discussie duidelijk voor welke dilemma's artsen, ouders en juristen zullen komen te staan als dat ooit verandert. En dat moment komt, waarschuwde een bezorgde Schellekens. "Genetische modificatie was aanvankelijk ook verboden. Kijk eens in wat voor stroomversnelling het nu is geraakt. Ik ben tegen reproductief kloneren, laat dat duidelijk zijn. Maar ik vrees dat het vroeg of laat ergens in het buitenland gaat gebeuren. En dan kunnen we er maar beter op voorbereid zijn."

EH

Eerst zeilen, dan pas feesten

Utrechts team op 64 jaar oude kotter in 'Race of The Classics'

Op 7 april klinkt in de Rotterdamse Veerhaven het startschot voor de vijftiende 'Race of The Classics', een zeilwedstrijd op klassieke schepen voor studenten. Alle grote Nederlande studentensteden zijn vertegenwoordigd in de race, die in drie etappes de route Rotterdam-Oostende-Ramsgate-Amsterdam aflegt. Utrecht wordt vertegenwoordigd door Team Domstad, een bont gezelschap universitaire en HBO-studenten.

De opengevallen plek werd met graagte ingenomen door student biomedische wetenschappen Marc Hogenbirk. De 21-jarige teamcaptain kreeg de bevestiging van zijn inschrijving pas een maand voor de start, maar toch wist hij binnen de kortste keren een team van zeven mannen en drie vrouwen te formeren: Sybren Rynja (geneeskunde), Charles Hartman (planologie), Laurens Hendrikx en Ingeborg Wanrooij (beiden fysiotherapie), Jan Albert Ottevanger, Coen Vermeulenen Marieke Pernet (alledrie rechten), Femke van Hardeveld (vrijetijdswetenschappen) en Jan Hendrik Vos (bestuurskunde). “Allemaal enthousiaste zeilers,” vertelt Hogenbirk, “maar geen van allen heeft ervaring op grote boten. Het wordt dus één groot avontuur.”

Utopie

Gezien het late moment van inschrijving was er geen tijd om te oefenen. Maar dat mag geen bezwaar heten, vindt Sybren Rynja (22): “Ook al hebben we weinig zeezeilervaring, er zijn teams die amper zeilers herbergen. Alle tien bemanningsleden van Team Domstad zijn echte zeilers.” Collega-zeiler Charles Hartman (22): “Je kunt wel gaan oefenen op zo’n schip – als er al tijd voor is – maar het is een utopie dat je de boot zomaar even onder de knie krijgt. Het is geen 'Valkje' dat je even omgooit. Door één foute koerswijzing kun je van de eerste naar de laatste plaats worden teruggeworpen. Ik ga ervan uit dat we de eerste, relatief gemakkelijke etappe vooral zullen gebruiken om gewend te raken aan het schip. Daarna kunnen we gaan knallen. Je bent niet meteen kansloos als je de eerste etappe verprutst.”

Genieten wordt het hoe dan ook, vinden de zeilers. “Ik heb een zwak voor dit soort boten,” zegt Rynja. “Het is niet zo’n modern, strak luxebootje waar je bij wijze van spreken alleen maar op een knop hoeft te drukken om weg te varen. Je moet echt werken aan boord. Daarnaast is het uniek dat er zoveel klassieke boten tegelijk aan een race deelnemen. Normaal varen ze allemaal in hun eigen gebied, bijvoorbeeld de Oostzee of rond Schotland. Zodra de race achter de rug is, zwermen de boten weer uit in alle windrichtingen.”

De tien zeilers kregen de Esther Jensen – inclusief schipper en stuurman – toegewezen door de organisatie. Samen binden ze de strijd aan met negentien schepen uit de Nederlandse klassieke vloot. Hogenbirk: “Het is de vraag of iedereen over zeebenen beschikt, maar dat merken we gauw genoeg. Vorig jaar spookte het flink, met golven van vijf meter hoog. Wat dat betreft geeft het weinig hoop dat in ons contract staat dat het risico voor onszelf is.”

Bacchanaal

Aan prognoses wagen de drie zich niet, om de simpele reden dat de zeilers pas tijdens de race weten wat ze kunnen verwachten. Hogenbirk: “Ik zal er geen vat bier op zetten dat we gaan winnen, maar we willen toch graag andere steden de loef afsteken. En dan vooral Amsterdam. Natuurlijk: een race op zo’n prachtig schip is al een feest op zich, maar we willen toch goed scoren. Ik moet er echt niet aan denken dat we laatste worden en daar door onze omgeving continu fijntjes aan herinnerd worden.”

Studentenzeilen en feesten lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ook The Race of the Classics ontkomt niet aan een dergelijk imago, niet in de laatste plaats dankzij de sponsoring door ‘s lands bekendste bierbrouwer. “Natuurlijk wordt er ook gefeest,” verklaart Hogenbirk. “Reken maar dat in Ramsgate en Amsterdam een en ander op het programma staat. Maar tussendoor houden we ons rustig, hoor. Je wordt namelijk meteen gestraft als je met een kater probeert je werk aan boord te doen. De Race is minder studentikoos dan vroeger. De organisatie probeert er een wat meer professionele draai aan te geven.” Hartman valt zijn teamcaptain bij: “De schipper let natuurlijk ook op zijn schip en bemanning. Het is zonde om een klassiek schip tijdens zo’n race te gebruiken als decor voor een bacchanaal.”

Michiel van Ruitenbeek

Europa door op je bamatitel

Hoe gemakkelijk kom je aan de slag met een nieuwe titel

Nederlandse psychologen mogen niet zomaar in Vlaanderen aan de slag. Onze leraren mogen niet zonder meer in Griekenland lesgeven. Wat kunnen studenten straks met hun bachelor- of mastertitel in het buitenland? Binnen de Europese Unie mag in principe iedereen zijn beroep uitoefenen of een bedrijf beginnen. Maar er blijven uitzonderingen.

In 1999 hebben de Europese landen in het Italiaanse Bologna afgesproken om het Angelsaksische onderwijsmodel in te voeren. Dit om hindernissen op de Europese arbeidsmarkt zoveel mogelijk uit de weg te ruimen. Want wie weet precies wat een Italiaanse laureato inhoudt? En hoe weet een Italiaan wat doctorandus betekent? In de toekomst is het helder: Italianen en Nederlanders zijn dan bachelor of master.

Op het gebied van de transparantie lijkt Europa op het gebied van het hoger onderwijs dus spijkers met koppen te slaan. Zo is het aannemelijk dat overal in Europa het Europese studiepuntensysteem ingevoerd wordt. Veel landen, waaronder Nederland, lopen daar al op vooruit. Enkele Oost-Europese landen van buiten de Unie voeren het ook al in, zodat ze straks gemakkelijk tot de Unie kunnen toetreden.

Waakhonden

Dit puntensysteem heet het 'European Credit Transfer System' (ECTS) wat net zoiets is als het Nederlandse studiepuntensysteem, maar dan met zestig punten per jaar in plaats van 42. ECTS helpt de landen om studielast en diploma's te vergelijken om zo gemakkelijker elkaars diploma's te kunnen erkennen. ECTS is echter niet de enige stap op weg naar goede Europese diplomavergelijking. Hét hulpmiddel bij diplomavergelijking is het diplomasupplement. Dat is een overzichtelijke standaardbeoordeling van je studie, die in Vlaanderen zelfs al verplicht is gesteld. Binnen de EU is de diplomawaardering daarmee een stuk opgeschoten. Ook in Nederland zijn de instellingen het diplomasupplement aan het invoeren, zegt de landelijke internationaliseringsorganisatie Nuffic.

Erkenning van je diploma is op twee manieren mogelijk: academisch en professioneel. Een academische erkenning van je diploma wil zeggen dat je jezelf in andere landen bachelor of master mag noemen. Dat kan belangrijk zijn wanneer je in Portugal een master wilt doen of in Noorwegen naar een promotieplek solliciteert.

Academische erkenning is niet aan EU-regels gebonden. De universiteiten bepalen zelf welke buitenlanders ze toelaten. Maar in 1984 zijn wel als transparantiewaakhonden de National Academic Recognition Information Centres (NARIC) opgericht en tien jaar later kwamen daar de European Network of Information Centres on Recognition and Mobility (ENIC) bij. De NARIC en de ENIC werken nauw samen. In Nederland zijn ze zelfs in elkaar geschoven en als NARIC-ENIC ondergebracht bij de Nuffic.

De erkenningscentra beoordelen het onderwijs dat iemand genoten heeft: is die buitenlandse master ongeveer vergelijkbaar met onze master, of niet? Ze kijken daarbij ondermeer naar studieduur, inhoud en overheidscontrole op het onderwijsniveau. Als de universiteit niet erkend is - neem de populaire 'postbusuniversiteiten', waar je titels kunt kopen -, dan komt er geen erkenning.

Professionele erkenning is een ander verhaal. Het mag dan zo zijn dat Europese burgers zich overal mogen vestigen om hun beroep uit te oefenen, sommige landen hebben liever geen concurrentie van buitenlanders en willen bovendien hun burgers beschermen. Onder het mom van 'beunhazen weren' zijn enkele beroepen 'gereglementeerd'. Dat wil zeggen dat niet iedereen zomaar een brug mag bouwen in Zuid-Europa. Bouwkundig- ingenieur is namelijk een beschermd beroep in Spanje en Italië. In Nederland niet, dus onze studenten hebben een probleem als ze in het zonnige zuiden willen werken.

Arrogant

Als beroepen zowel in het ene land als in het andere land gereglementeerd zijn, is de erkenning in principe direct rond. Als dat niet zo is, of als de opleidingen duidelijk van elkaar verschillen, mogen de landen aanvullende eisen stellen. Zo heeft Vlaanderen de eis gesteld dat Nederlandse psychologen twee jaar werkervaring hebben voor ze bij de overheid aan de slag kunnen. Dat komt omdat de Nederlandse psychologieopleidingen een jaar korter duren dan de Vlaamse. Sinds de conventie van Lissabon in 1997 geldt bij de beoordeling van diploma's het 'ja, tenzij'-principe: een diploma is goed tot het tegendeel bewezen is. Vlaanderen acht voor psychologie het tegendeel bewezen.

Een ander voorbeeld is Griekenland. De lerarenopleiding is daar universitair. Bij ons kan een leraar echter ook een HBO-studie hebben gedaan. Wie dan in Griekenland wil lesgeven, heeft een probleem. Dat land kent namelijk twee soorten erkenningscommissies: een voor universitaire opleidingen en een voor beroepsopleidingen. Wanneer een Nederlandse docent aanklopt bij de commissie voor beroepsopleidingen, wordt hij doorgestuurd naar de universitaire commissie. De universitaire commissie ziet echter dat de Nederlander geen universitair diploma heeft en verwijst hem terug naar de eerste commissie, zonder verder na te denken.

Maar dat zijn uitzonderingen. De oplossing ligt dan ook niet in 'meer wetgeving', vindt de Nuffic. Dat geeft maar bureaucratie. Volgens haar gaat het vooral om goede toepassing van de regels en om goede informatieverstrekking.

"In het kader van de huidige regelgeving werken we - terecht - met wederzijds vertrouwen", zegt Jindra Divis, hoofd van de afdeling diplomavergelijking van de Nuffic.

Er zijn negatieve voorbeelden, maar de Nuffic wijst erop dat negentig procent van de gevallen soepel verloopt. De bestaande richtlijnen functioneren dus goed. "Sommige landen zijn nogal chauvinistisch in het beschermen van de eigen markt", zegt Divis, "Zij willen eerst hun eigen mensen aan het werk helpen. Maar dat is een achterhoedegevecht.

"Dat heeft soms nadelen. Neem Rusland. De staatsuniversiteit in Moskou is natuurlijk veel beter dan een universiteit in een klein, onbeduidend gat. Maar hoe bewijs je dat, als de Russen officieel volhouden dat er geen verschil is?"

Veel problemen zijn er met Griekenland en Spanje. "Notoir moeilijke landen", noemt Divis hen. "De Grieken lijken er van uit te gaan dat zij het hoger onderwijs destijds hebben uitgevonden, in de tijd van Plato en Aristoteles. Ze zijn een beetje arrogant. Toen de bachelor-masterstructuur in Nederland nog niet ingevoerd was, waren onze masters ook niet erkend. Dus keken de Grieken er niet eens naar, ook al ging het om een 'niet-erkende' master van bijvoorbeeld de universiteit Leiden."

Met Spanje was het probleem dat de opleidingen exact gelijk aan elkaar moesten zijn voordat de Spanjaarden de diploma's erkenden. Geen vak mocht verschillen, zelfs als het om beroepserkenning ging in plaats van academische erkenning. Wij kijken naar vaardigheden, zij kijken naar de vakken die iemand heeft gevolgd. "Nu dwingt de Europese Unie hen tot soepeler beroepserkenning", aldus Divis.

Ondergrens

Academische erkenning van een diploma is overigens voor ongereglementeerde beroepen niet meer dan een hulpmiddel; bedrijven hoeven zich er niets van aan te trekken. Is het echt allemaal zo doorzichtig en duidelijk? "Ja", bevestigt de studentenvakbond LSVb. "Wat dit betreft staan wij geheel achter de regering en de EU. De transparantie is belangrijk en het gaat de goede kant op."

In de toekomst komt er een Europees accreditatiesysteem. Dat wil zeggen: de opleidingen in Europa zullen allemaal aan dezelfde eisen moeten voldoen en door een Europese instantie worden beoordeeld. "Die kwaliteitseisen zijn een ondergrens", nuanceert Divis van het Nuffic, "reputatie gaat in de toekomst misschien een grotere rol spelen. Aan de andere kant: reputatie is nu ook al belangrijk. Ik heb eens van een groot bedrijf gehoord dat ze algemene economen liever uit Nederland halen en bedrijfseconomen uit Vlaanderen.

Dat de diploma's en minimumkwaliteitseisen op Europees niveau zo gelijkgetrokken worden, wil natuurlijk niet zeggen dat er in de toekomst geen verschillen meer zijn tussen de opleidingen. Professor Marijk van der Wende van het Centrum for Higher Education Policy Studies (CHEPS) aan de Universiteit Twente: "De verschillen in de Europese landen staan op gespannen voet met de harmonisatie van het onderwijs. Maar we hoeven niet bang te zijn dat het onderwijs door het Bologna-proces versimpelt. De instellingen blijven toch hun eigen masters maken."

HOP, Bas Belleman

'Psychiaters aan het front moeten angststoornis bestrijden'

Eric Vermetten over posttraumatische stress

Als Nederland weer militairen uitzendt, dan moeten er psychiaters mee naar het front. Dat vindt militair psychiater Eric Vermetten. Naar aanleiding van zijn promotie op vrijdag 21 maart gaven twee Amerikaanse psychiaters lezingen over de aandoening posttraumatische stress stoornis die vooral bij veteranen voorkomt.

De deigende oorlog in Irak overschaduwde twee weken geleden de lezingen over een aandoening die door oorlogsveteranen bekend is geworden: posttraumatische stress stoornis. Deze stoornis is – cru gezegd – de les die artsen geleerd hebben van Vietnam- en WOII-veteranen, concentratiekampslachtoffers, overlevenden van vuurstormen en brandende nachtclubs en, meer recent, overlevenden van nine eleven. Een relatief kort trauma kan leiden tot een angststoornis die maanden duurt en vaak zelfs levenslang aanhoudt: PTSS.

Oorzaken van de aandoening zijn een levensbedreigende ervaring die gevoelens van angst, afschuw en hulpeloosheid opwekt, of het van nabij meemaken dat een bekend iemand met de dood bedreigd wordt of zelfs gedood wordt. Vijftien procent van de mensen die zoiets meemaakt, ontwikkelt daarna de angststoornis PTSS. Bij vrouwen komt het twee keer zoveel voor als bij mannen, ruim tien van de honderd vrouwen hebben op een moment in hun leven last van PTSS.

Symptomen van PTSS zijn onder meer het herbeleven van de angstige ervaring, slecht slapen en geheugenverlies. Veel patiënten worden schrikachtig en overdreven waakzaam. Zij vermijden plaatsen en contacten die hen herinneren aan de stressvolle gebeurtenis. Niet alleen oorlogsveteranen lijden aan PTSS, ook slachtoffers van seksueel misbruik, ontvoeringen en gijzelingen kunnen de angststoornis ontwikkelen.

Pokon

Wat gebeurt er in de hersenen bij mensen met PTSS? Psychiater en nucleair geneeskundige prof. J. Douglas Bremner van Emory University in Atlanta is copromotor van Vermetten en auteur van het boek ‘Does stress damage the brain?’ uit 2002. “Iemand vroeg me laatst: Als je me nu gewoon het antwoord op die vraag geeft, dan hoef ik het boek niet te kopen”, vertelt de Amerikaan in de Faculty Club in het Academiegebouw. “Het antwoord is: probably.”

Bremner speurt in zijn onderzoek naar de biologische sporen van stress en PTSS. Zijn werk concentreert zich op de hippocampus, een hersengebied dat een cruciale rol speelt bij het vastleggen van herinneringen. Metingen bij chronisch gestresste proefdieren en hersenscans bij mensen met PTSS hebben uitgewezen dat in beide gevallen de hippocampus kleiner is dan bij gezonde controles.

Stress heeft dus een negatieve invloed op het hersengebied dat betrokken is bij herinneringen. Dat spoort met het feit dat mensen met PTSS aan geheugenverlies lijden. Dit verband gaat zelfs zo ver dat de mate van verkleining van de hippocampus evenredig is met het geheugenverlies. Patiënten die in een geheugentest een alinea tekst moeten onthouden, presteren slechter naarmate hun hippocampus kleiner is.

Het promotieonderzoek van Eric Vermetten haakt aan bij dit gegeven. Hij onderzocht hoe geuren, vooral die van diesel, traumatische oorlogsherinneringen kunnen activeren. Maar het meest belangwekkende deel van zijn onderzoek wordt volgens de psychiater in het Militair Hospitaal gevormd door de ontdekking dat in de hippocampus neuronen opnieuw kunnen groeien. Vermetten gaf een groep van 28 PTSS-patiënten gedurende negen maanden het antidepressivum paroxetine. Dit stimuleert, via een tussenstap, de aanmaak van de stof BDNF, pokon voor de hersenen, zoals Vermetten het populair uitdrukt. Daarnaast helpt paroxetine de hersenen beschermen tegen de schadelijke werking van het stresshormoon cortisol.

Nachtmerrie

Voor en na de behandeling bepaalde Vermetten met een MRI-scan het volume van de hippocampus. Dat bleek door het gebruik van het antidepressivum met bijna vijf procent gegroeid te zijn. Dat hoeft niet perse te betekenen dat er meer zenuwcellen bij zijn gekomen, het kan ook zijn dat het hersendeel meer water heeft opgenomen of dat steuncellen zich vermeerderd hebben. Maar Vermetten is enthousiast, want “het geheugen van de patiënten was verbeterd. En slechts vijf van de 28 mensen stopten met het onderzoek; dat is heel weinig. Dat komt omdat mensen zich beter gingen voelen door de paroxetine. Het is geen wondermiddel, we hebben de ziekte niet genezen, maar het herstelt de emotionele balans van patiënten, mensen zijn minder prikkelbaar.”

Een belangrijk onderwerp bij PTSS is preventie. Vijftien procent van de mensen die een trauma meemaken, ontwikkelt de angsstoornis. Dat betekent dat Vermetten en zijn collega’s bij militaire psychiatrie op hun vingers kunnen natellen dat de inzet van Nederlandse militairen zal leiden tot PTSS-gevallen. Op de afdeling zijn veteranen in behandeling van de VN-vredesmissie in Libanon van begin jaren tachtig, van de eerste Golfoorlog in 1991 en verder van uitzendingen naar Cambodja, Kosovo (Dutchbat) en Bosnië.

Om het aantal PTSS-gevallen tot een minimum te beperken is volgens Vermetten een goede voorbereiding van groot belang: soldaten moeten geloven in de missie en er moet een groepsgevoel zijn. “Net zoals een voetbalteam dat zegt: we gaan ervoor!”

Maar nazorg is ook belangrijk. Hij wijst op de krijgsgevangen Amerikaanse soldaat die vorige week op de Iraakse televisie vertelde dat hij alleen maar gekomen was om dingen te repareren en niet om te schieten. “De angst stond in zijn ogen te lezen. Kijk over een jaar eens hoe het met hem gaat. Nachtmerries? Aan de drank? Het is niet uitgesloten dat hij PTSS krijgt.”

Vermetten verwacht dat na de oorlog in Irak onder andere Nederland in het kader van een VN-missie militairen zal uitzenden. Hij stelt voor om dan ook psychiaters mee te laten gaan. De psychologische hulpverlening die het leger nu biedt, heeft aanvulling nodig van deze specialisten. Psychiaters zouden iemand op basis van beginnende PTSS van het front moeten kunnen halen. Ze zouden zelfs direct antidepressiva voor kunnen schrijven. “Tot nu toe voorzag defensie in een minimaal medicijnenpakket. Dat lijkt te veranderen.”

Het doet denken aan een cartoon waarbij Amerikaanse soldaten – aan de Prozac – in de Iraakse woestijn tegen elkaar zeggen: ‘Why fight these guys? They’re not so mean after all.’

Rinze Benedictus
@KopvoorKader:Virtueel oor

Al drie dagen na 11 september startte het onderzoek ‘Coping with the Stress of the Terrorist Attacks’ van prof. David Spiegel, psychiater aan Stanford University in San Francisco. Hij vertelt dat hij door het bellen van 560 willekeurige Amerikanen de reactie van de natie op de ramp in kaart bracht. Negentig procent van de gebelde mensen ondervond enige vorm van stress, 98 procent van de mensen had met anderen over de ramp gepraat, negentig procent vond steun in religie, zestig procent had baat bij groepsactiviteiten. “Het was onmogelijk om er niet over te praten”, vertelt Spiegel. “Op straat kwam je groepen mensen tegen die hand in hand stonden.”

In een aanvullend onderzoek opende Spiegel een website waar mensen een vragenformulier konden invullen over de manier waarop ze met de ramp omgingen. In het jargon van psychologen: wat was hun coping strategy? De vragen waren er op gericht om de symptomen van posttraumatische stress aan het licht te brengen. Tot zijn verbazing liep het storm op de website: zevenduizend mensen vulden de fikse serie vragen in en vierduizend van hen deden dat zes maanden later weer. Voor meer dan zeventig procent waren dat vrouwen.

Door de resultaten van beide onderzoeken te combineren kan Spiegel een inschatting maken van ‘risicofactoren’ die bepalen hoe gevoelig iemand is voor PTSS. Die factoren zijn: jezelf de schuld geven van gebeurtenissen waaraan je niets kunt doen; vrouw zijn; een klein sociaal netwerk hebben; hoog opgeleid zijn.

Wat leert dit ons voor toekomstige rampen? Voorzichtig hint Spiegel op het idee om slachtoffers direct na een ramp preventief psychotherapie aan te bieden. Als indirect argument draagt hij aan dat het hem opviel dat mensen erg veel steun putten uit de vragenlijst op de website. Hoewel de vragen niet bedoeld waren om het trauma te helpen verwerken, ervoeren mensen dat wel zo. Spiegel kreeg vele emails met bedankjes. “De website fungeerde als een virtual ear<”, zegt hij. “Het benatwoorden van mijn vragen verlichtte de pijn. Terwijl een vraag bijvoorbeeld simpelweg was: hoe angstig voel je je op een schaal van 1 tot 5? Mensen dachten dan: ik ben maar een 3, dan moet het met anderen nog slechter gaan.”

Studentendecanen pleiten voor een uitkering

De huidige studiefinanciering is veel te laag. Het merendeel gaat op aan huisvesting en collegegeld. Het is de bekende klaagzang over de stufi die dit keer niet van de studentenbonden komt, maar van de studentendecanen uit WO en HBO.

Tegenover het zogenaamde 'profijtbeginsel' — hoger opgeleiden verdienen veel dankzij hun diploma — staat het maatschappelijk belang van een hoog opgeleide beroepsbevolking. Daarom is het volgens de studentendecanen verkoopbaar om studenten onder strikte voortgangsvoorwaarden van een uitkering te voorzien.

Vervanging van stufi door een volledige lening is voor de studentendecanen geen optie. "Omdat het tijdens de opleiding moeilijk is voorspellingen te doen over de kans op het vinden van een baan op hbo- of academisch niveau en het verwerven van een bijbehorend inkomen, zal het moeilijk zijn de leen-aversie weg te nemen", schrijven ze de Commissie Vermeend.

Daarbij vragen ze speciale aandacht voor studenten uit de lagere inkomensklasse, vluchteling-studenten en studenten met een functiebeperking. Voor de eerste groep geldt dat ze doorgaans een grotere leenaversie hebben. De andere twee groepen lopen door voor de hand liggende problemen al snel vertraging op tijdens hun studie en verdienen om die reden extra aandacht.

Bovendien moet de uitkering omhoog. De studentendecanen rekenen nog maar eens voor: sinds de invoering van de stufi in 1986 is de basisbeurs verlaagd van de 304 euro tot 220 euro met OV-kaart. Het collegegeld is verhoogd van 726 euro naar 1445 euro voor het komend studiejaar. Dat is een nominale achteruitgang van 1727 euro op jaarbasis, ofwel veertig procent.

De laagte van de beurs en de hoogte van uitgaven voor collegegeld en kamerhuur noopt de student tot bijklussen. Iets wat volgens de groep wel degelijk een negatief effect heeft op de verloop van de studie. "Hier moet de politiek een keuze maken. Of een hoger beursbedrag in de periode van de cursusduur of gedurende een langere periode een lager bedrag."

HOP