Achtergrond

Bloedverdunners beschermen tegen migraine

Mensen die lijden aan ernstige migraine hebben wellicht baat bij het preventief slikken van bloedverdunners of middelen tegen een hoge bloeddruk. Dat suggereert farmacoloog Hamid Rahimtoola in het proefschrift 'Transitions in migraine treatment' dat hij komende maandag verdedigt.

In zijn proefschrift geeft Rahimtoola deze observatie een stevige basis. Hij onderzocht het gebruik van traditionele anti-migrainemiddelen zoals sumatriptan en ergotamine. Patiënten gebruiken deze pijnstillers om een aanval te bestrijden. Bij migraine wisselen fases van hoofdpijnaanvallen rustige periodes af. De aanvallen kunnen gepaard gaan met misselijkheid en overgevoeligheid voor licht.

De aandacht van de Utrechtse promovendus ging uit naar een groep patiënten die én last hadden van migraine én bloedverdunners of middelen tegen hoge bloeddruk gebruikten. Hij zag dat het gebruik van de migraine-pijnstillers stevig daalde in deze groep in vergelijking met een controlegroep. Conclusie: de migraine-aanvallen nemen af als gevolg van het gebruik van medicijnen tegen hartklachten en hoge bloeddruk.

Volgens Rahimtoola lijkt het er dus op dat deze middelen tegen migraine ingezet kunnen worden. Vooral patiënten die lijden aan ernstige vormen van migraine — wat wil zeggen dat zij meer dan drie aanvallen per maand hebben — zullen naar verwachting baat hebben bij het preventief slikken ervan.

"Mijn onderzoek bevestigt eerdere aanwijzingen dat middelen tegen hoge bloeddruk ook werkzaam zijn tegen migraine", zegt Rahimtoola. "Het voordeel van deze middelen is dat ze bijna geen bijwerkingen hebben. Maar vervolgstudies moeten uitwijzen of de middelen grootschalig preventief ingezet kunnen worden."

De vraag naar preventieve middelen tegen migraine is groot. Want de medicijnen die op de markt zijn "werken niet heel goed", vertelt Rahimtoola. "Ze onderdrukken de aanvallen niet volledig." Bovendien hebben de medicijnen ernstige bijwerkingen. Het gebruik ervan lijdt tot vermoeidheid, hartproblemen, astma-verschijnselen en soms gewichtstoename. "Vooral voor vrouwen is dat een heel vervelende bijwerking."

Rahimtoola verwacht niet dat de medicijnen die hij onderzocht heeft — de bloedverdunner coumarine en ACE-remmers tegen hoge bloeddruk — meteen en masse voorgeschreven zullen gaan worden. Maar vooral voor de ACE-remmers ziet hij toekomst. "Bij mensen die lijden aan een hoge bloeddruk en aan migraine zijn ACE-remmers een hele goede optie", vindt hij. "De arts kan dan met één middel twee ziektes bestrijden."

De koppeling tussen migraine en hart- en vaatziekten is minder gek dan het lijkt. Hoewel er nog veel vragen onbeantwoord zijn rond de oorzaken van migraine, zijn wel een aantal mechanismen bekend. Het vernauwen en verwijden van bloedvaten in de hersenen speelt een rol. Bij sommige mensen met migraine blijkt ook dat het bloed dikker is dan normaal door de overmatige aanwezigheid van bloedplaatjes. Vandaar dat bloedverdunners en medicijnen die de bloeddruk verlagen door vaten te verwijden, beschermen tegen migraine.

Rinze Benedictus

Culturele Zondag is groot succes

De Uithof danst! De Uithof leeft?

De Universiteit Utrecht laat zich op de Culturele Zondag met het thema 'De Uithof Danst!' van een ongewoon levendige en feestelijke kant zien. Geen sjokkende studenten met chagrijnige gezichten te zien op De Uithof, maar slechts blij gezang, sexy dansjes en hilarisch cabaret. Verspreid over het Ruppertgebouw, Educatorium, Minnaertgebouw en de Botanische Tuinen is er voor elk wat wils te zien of te horen. "Het is geen schouwburgkwaliteit," oordeelt student Laura Hornikx, "maar wel superleuk."
Tekst: Fleur Baxmeier
Foto's: Maarten Hartman

Na de rondleiding stapt Stefan weer op de fiets om nog een paar uurtjes slaap mee te pikken: "Ik kom straks wel weer terug." Hij is niet op tijd terug voor de officiële opening van het programma door het Utrechts Studenten Concert, dat in het Educatorium voor zo'n driehonderd man de 'Schilderijententoonstelling' van Moessorgski ten gehore brengt. Mariëlle Pals, projectleider van de Culturele Zondagen, is verbaasd bij het zien van zo veel publiek: "Dit had ik niet durven dromen!"

De toeschouwers blijven echter in gestaag tempo De Uithof op stromen. De gratis bussen rijden af en aan. "Waar zullen we eerst heen gaan, liefje?" vraagt een oud dametje aan haar man. Peinzend bestudeert hij het programmaboekje, maar kan geen besluit nemen. Muziek, wetenschap, architectuur, film, theater, poëzie, dans, sport, beweging: wat te doen en waar te beginnen? Rigoreus pakt zijn vrouw hem bij de arm en sleept hem en zijn stok mee richting Educatorium: "Dan zien we vanzelf wat er te doen is."

Het bejaarde echtpaar valt met zijn neus in de boter, want juist op dat moment zijn in de hal van het Educatorium twee buikdanseressen bezig met een wel heel sensuele dans. Kleine kinderen klappen mee op de maten van de muziek en het mannelijk deel van de bezoekers staart ademloos naar het gekronkel van de onbedekte buiken. Het oude vrouwtje vindt het maar niks en ze vervolgen hun weg.

Student Hilde Jelsma kan de dans beter waarderen: "Leuk toch? Zoiets zie je normaal nooit." Gekleed in een toga, 'gemaakt door lui van de kunstacademie', staat zij achter de informatiebalie: "Ik werk bij het Communicatie Service Centrum, vandaar." Ze heeft al behoorlijk wat vragen gehad. "Vooral over de Botanische Tuinen. Waar en wat dat nu eigenlijk is. Zelf heb ik er ook alleen maar van gehoord, dus ik wil er vandaag zeker een bezoekje aan brengen. Na al die vragen ben ik zelf ook benieuwd geworden."

Ze is niet de enige met een gezonde nieuwsgierigheid naar de Botanische Tuinen: de koffiejuffrouw raakt haast overspannen van de enorme toeloop. Op een bankje in de zon zitten drie studenten uit te puffen. Zij hebben vanmorgen al met Gispen door de polder gewandeld en zijn nu moe. "Ik wil alleen nog mee met de rondleiding door Fort Hoofdijk", zegt studente fysische geografie Aafke Schipper. "Het was net vol, dus ik moet even wachten tot de volgende ronde."

De rondleidingen zijn sowieso in trek, want ook de rondleidingen van het Utrechts Architectuurmuseum Aorta zitten elk uur vol. "Wij voeren u langs de parels van de moderne architectuur", aldus de rondleider. Hij belooft een ontdekkingsreis langs het Educatorium, Het Minnaertgebouw, Het Nicolaas Bloembergengebouw, de Basket Bar en de Studentenhuisvesting. " De studenten die op De Uithof wonen, zijn niet zo heel blij met de toeloop: "Lig ik lekker in mijn bikini buiten, komen er allemaal van die lui aapjes kijken. Dat vind ik toch minder prettig."

Gelukkig voor de brommende studente is er elders ook genoeg vertier voor de bezoekers, dus ze komen niet allemaal naar de Cambridgelaan. Zo wordt de min of meer theatrale show van het Kamerkoor Collegium Utrecht druk bezocht. "Grappig hoor, die praatjes van weerman Henk van Dorp tussendoor", zegt Saskia Hanssen, die samen met haar man en twee kinderen naar De Uithof is gekomen. "Ik heb hier jaren gestudeerd en gewerkt en vind het leuk om te zien dat het nu lekker leeft. In de tijd dat ik hier zat, was het toch nog een behoorlijk saaie boel."

@KopvoorKader:In de spotlights

"Ik was verbaasd over de grote opkomst", zegt Mariëlle Pals, projectleider van de Culturele Zondagen. Naar schatting zijn er zondag tussen de twee-en vijfduizend man op de Uithof geweest. "Een ongewoon hoge score. Vooral omdat het toch op De Uithof is." Pals vertelt dat het initiatief om de Culturele Zondag op De Uithof te houden, van de universiteit komt. "Weinig mensen zijn zich bewust van het feit dat de universiteit naast een wetenschappelijke, ook een heel culturele kant heeft. Dat wilden ze laten zien." Daarnaast is De Uithof volgens haar een plek waar mensen niet zo snel komen, terwijl het architectonisch gezien een heel boeiende plek is. "Redenen te over dus, om De Uithof eens in de spotlights te zetten."

Gejuich bij Veritas

Marjolein Kort: Preses in lastige tijden

Marjolein Kort was dit collegejaar nog maar net preses of Veritas kwam in de problemen door klachten van eerstejaars over de introductie. Niet veel later volgden de sancties van de universiteit. Zo kon het gebeuren dat een kersverse preses direct aan het roer stond van een veranderingsoperatie.

"We waren erg verheugd. Eerst ben ik iedereen gaan bellen die ons afgelopen half jaar geholpen heeft met het plan." Diezelfde dinsdagavond heeft ze het nieuws tijdens de borrelavond aan de aanwezige leden verteld. En inderdaad: gejuich klonk. Een dag later, tijdens de Algemene Ledenvergadering, waren de leden nog steeds blij, maar de stemming was vooral: en nu moet het papieren plan ook echt uitgevoerd gaan worden. Dit is ook de manier hoe Marjolein erover praat. Al noemt ze het 'goede nieuws' van vorige week haar hoogtepunt tot dusver, het lijkt niet alsof ze afgelopen week constant op de tafels van het nieuwe Veritas eetcafé heeft staan dansen van blijdschap. Zo was ze evengoed niet in een depressie geraakt na het collegebesluit van afgelopen september. Marjolein praat in termen van: "Het eerste moment was wel behoorlijk balen, ja." Ze benadrukt liever dat ze binnen Veritas daags na het collegebesluit om alle banden met Veritas te verbreken en de bestuursbeurzen en subsidies in te houden, hard aan de slag zijn gegaan. Hierbij hebben ze hulp gehad van oud-Veritijnen, want naast steunbetuigingen boden meerdere oud-leden hun diensten aan, zoals een jurist, een communicatiedeskundige en een psycholoog. Om tot een cultuuromslag te komen, heeft het bestuur een verenigingsbrede discussie opgezet. Na vier debatavonden waar gemiddeld zo'n honderd Veritijnen aan deelnamen en een internetforum is een speciale commissie aan het werk gegaan met de uitkomsten van de discussie; met de conclusies over wat Veritas is en wat voor introductie daarbij past.

Uitdagingen

Die introductie wordt zeker anders. Zo kan het gebeuren dat Veritas breekt met een jarenlange traditie van 'huizeslapen' en 'kasteten'. Niet langer zullen eerstejaars tijdens de binnendagen van de introductie bij ouderejaars gaan slapen of eten. Dat zijn activiteiten waarop het het bestuur en de introductiecommissie geen direct toezicht heeft. Afbekken, ofwel 'het toneelstukje', behoort tot het verleden; normale omgangsvormen zijn de basis. De hiërarchische relatie tussen kandidaatsleden en de patronen blijft bestaan maar die wordt er een die te vergelijken is met een leraar-leerling relatie. De nadruk komt te liggen op het motiveren van de eerstejaars.

"Een goeie sfeer is belangrijk', stelt Marjolein. "Daar is geen plaats voor vernederingen. Wel blijven we de kandidaatsleden voor uitdagingen stellen. De introductie blijft een intense ervaring. Je moet er wel iets voor doen."

De vraag waarom en hoe het zover heeft kunnen komen dat repressie de boventoon is gaan voeren is een lastige. "Het is zo gegroeid. Bij Veritas zijn door de jaren heen altijd golfbewegingen geweest. Er hing nu inderdaad een negatieve sfeer rondom de introductie. Dat heeft, denk ik, meerdere oorzaken gehad. De laatste twee jaar zijn we bijvoorbeeld met een grote groep van vierhonderd eerstejaars op pad gegaan. Dat gaf veel logistieke problemen, zoals lange wachttijden. Nu delen we tijdens de buitendagen, het kamp, de vierhonderd kandidaatsleden op in zes groepen met een eigen programma."

Dus het was een terechte terugfluiting van de universiteit? "Terecht? Ik zie het meer als een goede mogelijkheid om weer vanaf nul te beginnen. Wij zijn gedwongen om na te denken waarom we dingen doen zoals we doen. Ik ervaar dat als zinvol. Een psycholoog, die ons heeft geadviseerd, vertelde dat er weinig nodig is om een groepsgevoel te krijgen. Volgens hem voelen mensen zich al een groep zodra ze allemaal een roze petje op hebben."

De eerstejaars die de afgelopen introductie hebben gelopen, vormen in ieder geval samen een actieve en erg leuke groep. De commissies waren zo gevuld. Marjolein praat enthousiast over dit jaar. Het was geen treurnis op Veritas; de vereniging was voor het eerst sinds twee jaar verbouwingsvrij. "Het nieuwe eetcafé 't Voorhuys is een groot succes. We hebben gelukkig alle activiteiten kunnen laten doorgaan. Voor één jaar kunnen we wel op onze reserves interen."

Marjolein erkent dat het een ander jaar geworden is dan ze had kunnen vermoeden. "Maar ja, als dit niet was gebeurt, dan was er wellicht iets anders geweest." Een goeie ervaring als crisismanager? "Dat is zo'n hip woord. Het is een goede en mooie ervaring en ik ga er ook helemaal voor. Vanaf dag één heb ik beslissingen moeten nemen, al is dat niet altijd makkelijk geweest."

Carina Nijssen

'Mensen zijn heel ontvlambaar tegenwoordig'

Bijzonder hoogleraar Aafke Komter

Hoe vaak kan een beschaving eigenlijk teloor gaan? Dat vroeg de Amerikaanse historicus Thomas Bender zich af. De vrees voor moreel verval steekt immers steeds
opnieuw de kop op in de geschiedenis. De laatste jaren zou het ook weer helemaal mis zijn met de gemeenschapszin. De solidariteit tussen mensen neemt af, als je op krantenkoppen afgaat, politici hoort en de cijfers ziet van de toegenomen agressie en onbeschoftheid op straat. Maar klopt dat wel, vroeg prof. dr. Aafke Komter zich af, met de uitspraak van Bender in het achterhoofd. Is solidariteit wel op de terugtocht?

Het antwoord op de vraag of solidariteit nou vermindert, blijkt niet eenduidig. Allereerst moet het begrip gedefinieerd worden. “Want”, zegt Komter, “vraag tien mensen op straat wat ze eronder verstaan, en je zult tien verschillende antwoorden krijgen.” De hoogleraar gebruikt het begrip zoals de klassieke sociologen dat deden: namelijk als datgene wat mensen bindt, het sociale cement van de samenleving. Uitgangspunt is dus dat mensen elkaar nodig hebben, dat ze afhankelijk zijn van elkaar. “En het is de kunst om die afhankelijkheid op een goede manier vorm te geven.”

Binnen deze definitie zijn er verschillende vormen van solidariteit aan te geven. Eén vorm die onmiskenbaar achteruit is gegaan vergeleken met honderd jaar geleden, is de traditionele solidariteit; kerk, buurt en familie zijn minder belangrijk geworden als bindend element tussen mensen. Tegelijkertijd zijn nieuwe vormen van saamhorigheid ontstaan. Globale solidariteit bijvoorbeeld, waarbij met behulp van moderne communicatiemiddelen zoals internet nieuwe internationale samenwerkingsverbanden zijn opgezet. Op lokaal niveau zijn er eveneens nieuwe ontwikkelingen, zoals LETS, het Local Exchange Trade System. Komter: “Heel interessant, een lokale vorm van ruil en uitwisseling zonder geld: ik bak een taart voor jou en jij timmert mijn boekenkast. Er zijn zo’n honderd van zulke systemen in Nederland waarin duizenden mensen betrokken zijn. Het is een heel aantrekkelijke vorm van geven en nemen zonder geld. Eigenlijk gaat het net zoals vroeger bij de Trobriand eilandbewoners, die leefden ten westen van Nieuw Guinea en bestudeerd zijn door klassieke antropologen. Deze mensen wisselden geschenken uit zonder geld, hetgeen de basis vormde voor hun samenleving.”

Een ander boeiend initiatief vindt Komter het project Stadsetiquette in Rotterdam, dat de openbare hoffelijkheid moet bevorderen. “Het heeft te maken met groeten, met publiek beschaafd gedrag. Ik sta daar helemaal achter. Als mensen zijn verleerd om zich in de openbare sfeer met respect voor anderen te gedragen, dan moet je ze dat maar weer aanleren. Het is zó belangrijk.”

Op dit vlak is inderdaad sprake van een onwenselijke achteruitgang in solidariteit, vindt Komter, die oorspronkelijk is opgeleid als sociaal-psycholoog. “Mensen zijn minder bereid rekening te houden met elkaar. Publiek geweld en agressie in openbare instellingen zijn echt toegenomen. Op straat, aan de balie van de sociale dienst, bij huisartsen.” Ze wil hier wel een kanttekening plaatsen: “Ik vergelijk de situatie met de jaren vijftig uit de vorige eeuw toen er nog de cultuur was van geborgenheid en mensen veel respect hadden voor autoriteit. Want je moet je echt geen illusies maken hoe het in vroegere eeuwen was. Roversbendes maakten het platteland onveilig en in de steden was het vies. Het stonk er, er was openbare dronkenschap.”

Een probleem van deze tijd is dat mensen heel erg snel ontvlambaar zijn, legt ze uit. “Als je ze maar een strobreed in de weg legt, worden mensen al kwaad. Dat is een merkwaardige ontwikkeling. En zorgwekkend.”

Het schort hier aan civiele solidariteit. Bij deze vorm van gemeenschapszin zie je een ander als iemand die ook recht heeft op respect; de vraag is: kun je je in diegene verplaatsen. “Dat is één van de basisaannames bij solidariteit, dat je de ander erkent in zijn menselijkheid.” Komter vindt daarom de bevindingen van een bevolkingsonderzoek uit 1997 verontrustend; hieruit bleek uit dat mensen zelfstandigheid en opkomen voor jezelf belangrijker vinden dan je kunnen verplaatsen in anderen en samenwerken.

Mensen hebben het gevoel gekregen dat ze overal recht op hebben, meent Komter. “Recht op instant geluk. Nu meteen. En ook het recht om door niemand gestoord te worden, op straat bijvoorbeeld. Als er maar een vlieg op je neus gaat zitten is dat bij wijze van spreken al een reden om een klacht in te dienen bij de politie.” Dat komt onder andere door de individualisering, legt ze uit. Daardoor is het ego van mensen vergroot. Gezagsverhoudingen zijn gelijker, omgangsvormen minder hiërarchisch. De welvaart is gestegen, mensen hebben gemiddeld minder kinderen die dus meer aandacht krijgen. “Door al die dingen lijkt de mentaliteit van mensen veranderd. Ze zien de hele wereld als een verlengstuk van zichzelf en zijn snel kwaad.” Ze herinnert zich een fietser die woedend was op haar. Terwijl zij door groen licht reed, vond de fietser dat hij eerst mocht, door rood. “Dát dus. Kwaad worden op een ander terwijl die zich aan de verkeersregels houdt.”

In parken, buurten, op straat, in winkels, daar valt een heleboel te winnen als je een vorm van elementair respect, een soort vriendelijkheid jegens je medemens hebt, zegt Komter. “We hebben elkaar gewoon nodig als je fatsoenlijk en prettig wilt leven met elkaar in een drukke, gemoderniseerde samenleving als die van ons. Het verbetert de kwaliteit van het leven als je het gevoel hebt dat je er mag zijn en gerespecteerd wordt.” Ze zucht. “Ja, misschien klinkt dit allemaal wel erg zoet en gemakkelijk…”

Enthousiast haalt ze vervolgens het University College als voorbeeld aan. Dit College heeft 600 (geselecteerde) studenten, klassen tellen maximaal 25 personen. Iedereen kent elkaar. “De hele organisatie is kleinschalig”, legt ze uit. “Het is prettig om er te komen, je hebt een band met elkaar. Je kan goed samenwerken omdat je je allemaal verantwoordelijk voelt voor deze onderneming. Je blijft zichtbaar, gaat niet ten onder aan regeltjes en stapels papieren zoals op de gewone universiteit. Veel mensen die hier werken vinden het zo leuk omdat ze het gevoel hebben dat ze ertoe doen, gerespecteerd worden als persoon. En daar wordt het leven een enorm stuk prettiger door.”

Het gaat ook om het principe van wederkerigheid gaat Komter verder. “Als je het ergens prettig vindt, dan wil je ook graag iets terug geven. Dat is het oudste principe van samenlevingen. In mijn oratie houd ik eigenlijk een pleidooi om die vormen van directe wederkerigheid weer een beetje in ere te herstellen. En kleinschaligheid is daarvoor vaak een goed organisatieprincipe. Niet alleen in het onderwijs, ook bijvoorbeeld in de zorg en op het gebied van openbare veiligheid. Je ziet hier, op het College, het effect.” Om bepaalde maatschappelijke problemen het hoofd te bieden liggen er goede mogelijkheden in kleinschaligheid, denkt ze. “Maar ik voel dat ik me op glad ijs begeef, want dit is natuurlijk geen panacee, geen oplossing voor alle maatschappelijke problemen.”

Komter wil óók benadrukken dat solidariteit niet alléén maar iets moois, iets warms is. Het kan nadelige en zelfs gevaarlijke consequenties hebben, bijvoorbeeld wanneer er een té sterk gevoel van interne groepssolidariteit is, wat je soms ziet bij etnische en religieuze groepen. “Dat kan zover gaan dat je vindt dat andere mensen geofferd moeten worden, omdat jij zo nodig je eigen groepsidealen wilt handhaven en kracht bij wilt zetten. De wij/zij-tegenstelling wordt hier benadrukt en als je dat ver door redeneert, dan moeten die anderen maar helemaal opkrassen. Denk aan de oorlog in voormalig Joegoslavië, waar al die groepen met hun eigen etnisch-religieuze identiteit elkaar te vuur en te zwaard bestreden, omdat ze elkaars identiteit niet respecteerden.”

Een zorg in Nederland vindt ze de grote sociale en culturele afstand tussen allochtonen en autochtonen, of eigenlijk tussen de verschillende etnische groepen. “Het schiet absoluut niet op als je vooral de interne solidariteit benadrukt. En dat doen alle partijen hier naar hartelust. Het is wel heel begrijpelijk, want interne groepssolidariteit geeft je een identiteit. Het is bijvoorbeeld lekker om je stevig te voelen in je identiteit als autochtoon die overal recht op heeft, ‘want wij hebben hier alles opgebouwd.’ Maar ook heel gevaarlijk. Net als de radicalisering van sommige groepen allochtone jongeren, die zich afzetten tegen de westerse identiteit. Daar moeten we vanaf. Dat kan alleen maar door organisatievormen te verzinnen waardoor je mensen dwingt om hun eigen interne groepssolidariteit te doorbreken.” Kleinschaligheid en wederkerigheid zijn ook hier van belang. Gemengde scholen, gemengde wijken. “Niet teveel zwart en niet teveel wit. Misschien moeten mensen met wat dwang bij elkaar gezet worden. Je moet het gevoel hebben dat je met elkaar te maken hebt, elkaar nodig hebt.”

Maar ook op kleine schaal zitten gevaren aan solidariteit, waarschuwt Komter: “Je ziet bijvoorbeeld dat mensen vooral aan familieleden hulp verlenen en minder aan vrienden en anderen. Dus mensen die niet veel familie hebben, hebben het nakijken. Een lastig punt van solidariteit is dat het selectief is. Per definitie. Als je bepaalde mensen helpt, help je anderen niet. Je zult maar buiten die netwerken van informele solidariteit vallen. Daarom is de collectief georganiseerde solidariteit vanuit de staat die deze mensen steun biedt zo belangrijk.”

Komter heeft ooit een onderzoek gedaan samen met socioloog Schuyt naar onderling geven en nemen. Dat laat zien dat uitwisseling van giften ook in westerse samenlevingen van grote betekenis is. En dan gaat het niet alleen om geschenken en geld maar net zo goed om hulp, zorg, gastvrijheid, het aanbieden van onderdak en eten. Een boeiende uitkomst was dat iedereen in het onderzoek aangaf meer te hebben gegeven dan ontvangen. En dat mensen die veel geven ook veel terug krijgen, terwijl degenen die weinig geven, ook weinig terugkrijgen. “Dus het principe van wie goed doet, goed ontmoet is gewoon waar. Dat is gewoon het principe van de wederkerigheid.”

Maar daar kleven ook nadelen aan. Mensen die weinig geven, blijken precies die mensen te zijn die het sociaal moeilijk hebben: de ouderen, de werklozen, de WAO’ers. Omdat zij dus ook weinig krijgen, hebben ze weinig profijt van informele solidariteit. Komter: “Wederkerigheid is dus een principe van uitsluiting. Alleen wie geeft, krijgt iets terug. Net zoals bij de Trobrianders. Maar als je toevallig niet bij die groep hoort, heb je het niet zo best. Terwijl informele solidariteit heel belangrijk is, want hoe meer je daarvan kunt profiteren, hoe beter je het hebt.”

Wat Komter betreft mag er vaker gekeken worden naar theorieën over uitwisseling van klassieke antropologen. “Heel interessant, daar kunnen we nog wat van opsteken als we het over solidariteit hebben.”

Rebecca de Kuijer

Doe jij nog iets aan Sport

Voetballen tegen de bierbuik

Daan Wegener is derdejaars natuurkunde. Hij voetbalt in het vierde van studenten voetbalvereniging Odysseus. Hij sport voor de gezelligheid, het is nog gezond ook en een biertje smaakt goed na de training.

Het vierde is geen bierelftal. "Maar na de training gaan we vaak wel iets drinken in de Cambridgebar. We doen veel met het team. Een paar mensen zijn samen op wintersport geweest. Er zijn ook plannen voor een soort Center Parcs uitje."

Daan sport puur voor de ontspanning. "Tijdens het voetballen heb je geen tijd om je druk te maken over je zorgen of je studie. Ik doe het echt niet om mijn geest scherper te krijgen. Ik wil vooral een beetje gezond bezig blijven, niet de hele tijd op mijn kamer zitten. Dan krijg je een bierbuik. Ik weet niet of ik dat voorkom met voetballen. Het gaat om het idee. Net zoals vrouwen aan de lijn doen en vervolgens taart gaan eten, zo gaan wij na de training een biertje drinken."

Jurgen Swart

Extra soja na menopauze helpt niet

Het eten van soja-eiwitten met plantaardige oestrogenen, die de werking van vrouwelijke hormonen nabootsen, beschermt vrouwen na de overgang niet tegen botontkalking. Dat concludeert arts-epidemiologe Linda Kok in haar proefschrift dat zij afgelopen dinsdag verdedigde.

Van plantaardige oestrogenen zijn deze nadelen niet bekend, vandaar dat Kok, bij het Divisie Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde van het UMC, onderzocht of ze wellicht de normale hormoontherapie zouden kunnen aanvullen. Zij richtte zich op isoflavonen, plantaardige oestrogenen die van nature in soja voorkomen. Ze vroeg 202 vrouwen tussen de 60 en de 75 jaar gedurende een jaar acht eetlepels soja-poeder per dag aan hun normale dieet toe te voegen. Ze losten dit op in een glas water of ze strooiden het door de yoghurt. Op deze manier kregen de deelnemers 99 milligram isoflavonen per dag binnen, terwijl dat bij normale voeding slechts enkele milligrammen zijn. Uit metingen van de botdichtheid voor en na het onderzoek bleek dat de isoflavonen-rijke soja geen gunstig effect had op de botdichtheid.

"Mogelijk zijn we te laat begonnen", voert Kok aan als verklaring voor het uitblijven van positief effect. De 202 vrouwen waren gemiddeld al 18 jaar na hun menopauze. Kok beveelt dan ook aan om in een eventueel vervolgonderzoek het effect van plantaardige oestrogenen in jongere postmenopauzale vrouwen te bestuderen.

Wetenschappers zijn al langer geïnteresseerd in soja vanwege de gezondheid van de Aziatische bevolking. Aziatische vrouwen na de overgang breken minder vaak hun botten en hebben minder last van hart- en vaatziekten dan Westerse vrouwen. Op zoek naar een verklaring hiervoor stuitten wetenschappers op het verschil in voeding. Aziaten eten veel meer soja-producten, ze krijgen per dag zo'n 50 milligram plantaardige oestrogenen binnen. Dat is veel meer dan de 0,9 milligram in het Westerse dieet.

"Stel dat wij wel een gunstig effect hadden gevonden, dan zou dat geleid hebben tot een voedingsadvies - eet meer dit of dat - en niet tot het voorschrijven van soja-poeder", zegt Kok. Maar omdat in het Westen zoveel minder soja wordt gegeten dan in Azië, is het maar de vraag of Westerse vrouwen hun voeding zo drastisch kunnen omgooien dat ze voldoende isoflavonen tot zich nemen. Daarom wijst Kok in haar proefschrift ook op een andere categorie plantaardige oestrogenen: lignanen. Die zitten in granen, peulvruchten, noten en diverse soorten groenten en fruit.

"Dat zijn bronnen die meer in het Westen gegeten worden", verklaart ze. "De laatste tijd verschijnen ook allerlei publicaties over positieve effecten van lignanen. Het zou dus best kunnen dat lignanen meer effect hebben dan isoflavonen uit soja. Maar dat moet verder

onderzoek uitwijzen."

Rinze Benedictus

Biedt portfolio garanties voor academische vorming?

'Wel politiek, niet militair'

Kan een student worden afgerekend op de inhoud van zijn portfolio? De vraag leidde tot heel wat discussie vorige week tijdens een seminar 'Academische vorming en het portfolio'. Nee, zegt Thijs Pollmann, hoogleraar taalkunde en voorzitter van Taal- en Cultuurstudies. Jazeker, zegt Fried Keessen, projectleider invoering portfolio.

In het U-blad kruisten Pollmann en Keessen al eens schriftelijk de degens over het onderwerp, nu deden ze het face to face nog eens dunnetjes over.

Volgens Pollmann moet de universiteit haar uiterste best doen om studenten te motiveren zich academisch te vormen. In een (digitaal) portfolio kunnen studenten verslag doen van hun ontwikkeling. Maar het toetsen en beoordelen van dat portfolio, zoals de universitaire bachelor-mastercommissie onlangs voorstelde, is volgens hem de dood in de pot. Het is immers altijd de verantwoordelijkheid van de student zelf om invulling te geven aan de eigen academische vorming. "Een student die niet naar het buitenland is geweest en nooit eens verder heeft gekeken dan zijn eigen studie? We zullen hem, tandenknarsend, laten slagen. We kunnen slechts onze onvrede uiten over het feit dat hij niet aan ons ideaalbeeld heeft voldaan. Maar dat is het."

Dat neigt toch wel erg veel naar 'wel politiek, maar niet militair', vond Fried Keessen. Naar zijn mening mag de student die, blijkens zijn portfolio weinig werk heeft gemaakt van academische vorming, niet zomaar slagen. Zo'n geval zou moeten worden voorgelegd aan de examencommissie. Het oordeel van de universiteit over de inhoud van het portfolio zou dus wel degelijk consequenties moeten kunnen hebben. En in ieder geval zou de tutor van de in gebreke blijvende student moeten worden aangesproken. "Als de doelstelling van een opleiding is academisch gevormde studenten af te leveren, dan moet elke student aan de maat zijn."

Dat was ook de mening van rector Gispen die later op de middag de afsluitende sessie bijwoonde. "We willen garanderen dat onze studenten academisch gevormd zijn. Maar ik geef toe dat het vinden van objectieve parameters moeilijk is, daar zullen we dus nog hard aan moeten werken."

XB

'Een dynamisch spel dat gemakkelijk is te leren'

Utrecht kampioen zaal-ijshockey

Psychologiestudent Joost Geerdink speelt binnenkort Champions League. Geerdink werd zaterdag met zijn team UA-Sonics Nederlands kampioen uni-hockey. Geerdink is ook nog international en dat is in deze marginale sport geen goedkope hobby.

In landen waar veel wordt geijshockeyd is de sport veel groter. Want eigenlijk is uni-hockey gewoon ijshockey in de zaal. Het is een razendsnel spelletje met een licht balletje en een boarding langs het veld. Er mag ook achter de doelen langs worden gespeeld. Voor de keeper is het een tamelijk saaie sport. Die zit een uur lang stil op zijn knieën een ijshockeydoeltje te verdedigen Maar voor de vijf veldspelers is een wedstrijd, die verdeeld is in drie periodes van twintig minuten, zo vermoeiend dat ze om de anderhalve minuut worden gewisseld.

IJshockey is niet populair in Nederland en de meeste uni-hockeyers komen dan ook uit andere sporten. De 29-jarige Geerdink heeft zelf vroeger gehockeyd. "Daar ben ik mee gestopt. Die cultuur, dat schreeuwerige, lag me niet zo. Ik heb uni-hockey een keer geprobeerd en dat beviel goed. Het is een snel en dynamisch spelletje. En gemakkelijk te leren, zeker als je zelf hebt gehockeyd."

Dat 'proberen' deed hij in sportcentrum Olympos in De Uithof. Daar werden een paar jaar geleden trainingen gegeven. "De eerste keer mocht je gratis meedoen. We hebben zelfs nog competitie gespeeld. In De Uithof bestond echter te weinig animo voor het uni-hockey. "Toen kwam ik er achter dat er ook in sporthal Lunetten werd gespeeld." Daar trainen de Utrechts-Amersfoortse combinatieverenigingen Sonics en Lunetics.

De meeste spelers zijn overigens wel studenten en net afgestudeerden uit Wageningen, Utrecht en Amsterdam. Verder spelen er nogal wat buitenlanders in de Nederlandse competitie. De sport is oorspronkelijk Amerikaans. Maar ook in Zweden en Zwitserland is het een grote sport. In Zweden komen bij een WK-finale 5000 mensen kijken, vertelt Geerdink. De grote man achter de UA-sonics is een Zwitser. De bondscoach van het Nederlands team is een Zweed, een hele goede coach volgens Geerdink. "Het gaat er heel professioneel aan toe. We krijgen zelfs mental training."

De Zweedse bondscoach heeft Geerdink een paar maanden geleden geselecteerd voor de ploeg die de Nederlandse eer moet gaan verdedigen op het WK in Zwitserland in 2004. Speciaal daarvoor is Geerdink van positie gewisseld. "Ik was eerst aanvaller, maar ik heb de coach aangeboden dat ik ook wel wilde verdedigen." Dat verdedigen is niet geheel zonder gevaar. "Het is de bedoeling dat ik de schoten tegenhoud, dat je je in de baan van het schot beweegt. Als iemand wil schieten, duik je ervoor. Bij trainingen ga ik niet altijd tot het uiterste. Hij mag er wel een keer in gaan, denk ik dan. Als het er echt om gaat, doe je dat natuurlijk niet. Maar het is niet onoverkomelijk. Daar houd je een paar rode plekken aan over. Dat is het. Een bal op je oor, dat is wel heel pijnlijk."

Of hij ook werkelijk mee mag naar het wereldkampioenschap is nog niet zeker. "Ik ben niet de beste speler", vindt hij zelf. "We gaan in september op trainingskamp naar Zweden en daarna stelt de coach zijn definitieve selectie samen." Een bekende Nederlander zal hij niet worden. "Ik was er wel trots op, maar het blijft natuurlijk een kleine sport. We hebben in de nationale ploeg ook een paar Zweden met een Nederlands paspoort. Die zien dat heel anders."

De uitjes en trainingen van de nationale ploeg kosten niet alleen veel tijd - "Ik ben per week twee avonden en een dag kwijt." - maar ook geld. "Af en toe naar Groningen doe je met je OV, maar vaak moet je er ook overnachten. Veel mensen kennen gelukkig wel mensen in Groningen. Maar zo'n trainingskamp in Zweden kost driehonderd euro." De uni-hockeyers hebben de pech dat hun sport niet Olympisch is en dat ze dus geen bijdrage krijgen van het Nederlands Olympisch Comité.

Groningen is de uni-hockeystad van Nederland. Maar Utrecht is voorlopig landskampioen. En dat deed de Sonics deugd na een langdurig akkefietje over een niet speelgerechtigde speler, dat werd aangezwengeld door de grote concurrent uit Leidschendam. De Sonics liepen door puntaftrek bijna hun plek in de finalepoule mis. In die poule moesten ze twee keer winnen van hun 'arrogante' aartsvijand en dat deden ze, supergemotiveerd als ze waren. En nu maar hopen dat de uni-hockeyers de Utrechtse eer in Europa langer hoog kunnen houden dan de plaatselijke voetballers.

Jurgen Swart

Collegegeld kan omhoog van SER

Om investeringen in het hoger onderwijs mogelijk te maken, mag het collegegeld best verhoogd worden. Dat vindt de Sociaal-Economische Raad (SER). Voorwaarde is wel dat de studiefinanciering ook stijgt.

Bovendien moet de overheid zelf ook flink bijdragen aan de financiering van universiteiten en hogescholen. Extra investeringen in onderwijs en onderzoek acht de SER onontbeerlijk, gezien de jarenlange bezuinigingen in de sector.

"Nederland is ver verwijderd van zijn ambitie tot de koplopers in Europa te behoren, en dreigt verder af te glijden als concrete maatregelen uitblijven", waarschuwt de raad in zijn advies. Zonder investeringen komt de geloofwaardigheid van 'kennisland' ernstig onder druk te staan.

Universiteitenvereniging VSNU toont zich in een eerste reactie blij met het advies. "De SER stelt vast dat de ontwikkeling van de kennismaatschappij niet mogelijk is zonder substantieel meer middelen. Dat roepen wij natuurlijk al jaren", zegt een woordvoerder.

De vereniging heeft wel bedenkingen bij de plannen voor de collegegelddifferentiatie. "Wij vinden de toegankelijkheid erg belangrijk. Als je gaat differentiëren heeft niet meer iedereen onder gelijke condities gelijke kansen." Bovendien vreest de VSNU voor de concurrentiepositie van het Nederlandse hoger onderwijs. "We hebben nu al het hoogste collegegeld van Europa."

Ook voorzitter Linda van Beek van studentenbond ISO ziet niets in het voorstel. "De SER zegt wel dat er compensatie tegenover moet staan, maar niets garandeert ons dat hogere leningen daar niet ook onder vallen. Als het om échte compensatie gaat, is het niets dan het rondpompen van geld." Van Beek vreest dat collegegelddifferentiatie leidt tot "eliteonderwijs voor de rijken."

De politiek is al jaren verdeeld over het onderwerp collegegelddifferentiatie. Tot nu toe wist de Tweede Kamer plannen in die richting tegen te houden.

HOP

'Over honderd jaar verwijst men nog naar onze artikelen'

 

Schimmeldirecteur Pedro Crous over eeuwigheidswaarde van onderzoek

 

De nieuwe directeur van het Utrechtse schimmel-instituut zoekt aansluiting met de universiteit. Pedro Crous van het Centraalbureau voor Schimmelcultures over wereldberoemd zijn, het indelen van schimmels en de uitvinding van penicilline. "Het CBS is the best kept secret of Holland."

 

Stellenbosch, waar Crous vandaan komt, is aanmerkelijk minder plat dan Nederland. Toch verliet hij vorig jaar zomer de Zuid-Afrikaanse stad om in Nederland directeur te worden van het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS). Dat deelt op De Uithof een twee-onder-één-kap-woning met het Hubrechtlaboratorium, dat andere instituut van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Hij is erg blij met zijn baan bij het CBS dat een "wereldberoemde collectie schimmels" beheerd.

Het CBS is wereldberoemd. Het bezit 50.000 schimmelstammen, wat één van de grootste collecties microorganismen op aarde is. Bovendien zijn die op een wetenschappelijk gedegen wijze gecategoriseerd. Samen met een instituut in Amerika zet het CBS de wereldstandaard voor het indelen van schimmels. Als een wetenschapper een artikel wil publiceren over een schimmel, dat moet het organisme of in het Amerikaanse instituut of in Utrecht beschreven zijn. "Het CBS is the best kept secret of Holland", lacht hij. "Elk land behalve Nederland, kent het. Hier denkt iedereen bij CBS aan het Centraal Bureau voor de Statistiek in Amerika denkt men aan de televisiezender."

De Utrechtse schimmeldeskundigen zijn ook vermaard om hun vermogen schimmels te herkennen. Crous: "Vanuit de hele wereld, van Cuba, Costa Rica tot Hong Kong, krijgen wij schimmels opgestuurd met de vraag: wat is dit? Onze identificatiedienst brengt veel geld in het laatje. Bovendien maken we kennis met veel nieuwe schimmels."

Triomfantelijk

Maar beheren en identificeren zijn voor Crous niet voldoende. Hij heeft ambitieuzere plannen met het schimmelbureau dat volgend jaar zijn eeuwfeest viert. Het CBS verricht steeds meer wetenschappelijk onderzoek en zoekt daarbij aansluiting met de universiteit. Behalve contacten met de universiteiten van Wageningen en Amsterdam werkt het CBS in Utrecht samen met de faculteiten Biologie en Diergeneeskunde op een scala aan onderzoeksgebieden. Het bestrijden van schimmels die planten ziek maken; het maken van nuttige stoffen met schimmels; de werking van antischimmelmiddelen; de ontkieming van schimmelsporen en de celwandstructuur van schimmeldraden. "Dat is nog nooit eerder gebeurd", vertelt Crous met een triomfantelijke ondertoon. "Vroeger zat het CBS geïsoleerd in Baarn, een klein dorpie!"

Voor Crous staat het als een paal boven water dat die samenwerking vruchten zal afwerpen. "Ik kom zelf uit een universitair milieu. Een instituut kan niet leven zonder studenten! Het is onnozel als studenten hier niet willen zijn! Ze moeten met één been in de universiteit staan en met één been bij ons. Dan krijgen ze het beste van twee werelden. De unieke kennis van het CBS gecombineerd met het fundamentele onderzoek van de universiteit." De aanpak van Crous lijkt te werken. "We hebben in het eerste jaar dat ik hier ben al meer aio's gehad dan ooit te voren."

Het instituut geeft ook cursussen. Voor een internationaal publiek geven Utrechtse schimmeldeskundigen twee keer per jaar uitleg over onderwerpen waar het instituut onderzoek naar doet. Zoals over medisch belangrijke schimmels, voedselbesmettingen en de evolutionaire achtergrond van schimmel-gastheer-wisselwerkingen. "We delen graag onze kennis uit. Vanuit de hele wereld bezoeken mensen onze cursussen, we krijgen bezoekers van ontwikkelingslanden tot en met de Verenigde Staten. Inmiddels hebben we al meer aanmeldingen dan we plaats voor hebben."

Nobelprijs

Maar de toenadering tot de universiteit doet het CBS natuurlijk niet zijn hoofdtaak vergeten: het classificeren van schimmels. Voorheen gebeurde dat vooral op basis van morfologie, tegenwoordig spelen DNA-technieken een niet meer weg te denken rol. De verwantschappen tussen schimmels zijn behoorlijk objectief vast te stellen aan de hand van verschillen en overeenkomsten in de lettervolgorde van hun DNA. "Het classificeren van schimmels op basis van evolutionaire verwantschap is ons kardinale thema."

Het CBS werkt aan een website waar alle informatie over in Utrecht beheerde schimmels toegankelijk is. Met enkele muisklikken moeten wetenschappers van over de hele wereld van een schimmel illustraties, DNA-gegevens en alle publicaties kunnen opvragen. Het deel van deze informatie dat al via Internet beschikbaar is, levert het CBS al heel veel hits op. "Zo'n 1800 bezoekers per dag."

Toch verliest Crous zich niet in de moleculair biologisch hype. "In Nederland denkt men dat alleen cellulair en genomics-onderzoek cutting edge zijn. Maar over honderd jaar verwijst men nog naar onze artikelen", sneert Crous naar het vluchtige, snel verouderende moleculaire werk.

Bovendien kunnen schimmels zeer waardevol voor mensen zijn. "Een volstrekt onbelangrijke schimmel op een blad onder een boom kan antibiotica of eiwitten maken die in de geneeskunde heel nuttig zijn." Ter illustratie wijst Crous op cyclosporine, een stof die het immuunsysteem onderdrukt zodat ontvangers van donororganen geen afweerreactie tegen het orgaan in gang zetten. Prof. dr. Walter Gams van het CBS ontdekte de cyclosporine-makende schimmel Tolypocladium inflatum. Op zoek naar meer van dit soort stoffen legt het CBS samen met een farmaceutisch bedrijf alle stofwisselingsproducten van een aantal schimmels onder de loep.

Van de geschatte anderhalf miljoen schimmels die over de hele wereld voorkomen, is pas vijf procent bekend. Van die vijf procent wordt maar weer elf procent in cultuur gehouden, dat wil zeggen dat wetenschappers de organismen onder gecontroleerde omstandigheden kunnen laten groeien. "Er is dus nog een reuze hoeveelheid werk te doen."

Het aantal van anderhalf miljoen is overigens omgeven met de nodige onzekerheid. De schatting is gebaseerd op het aantal schimmels dat leeft op planten en insecten in goed beschreven gebieden zoals Engeland. Dat wordt doorgetrokken naar onbekende gebieden via de bekende aantallen planten en insecten.

Crous buigt voorover als hij vertelt over misschien wel het bekendste schimmelproduct: penicilline. Alexander Fleming ontdekte de bacteriedodende stof vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Het eerste antibioticum zorgde voor een revolutie in de gezondheidszorg en leverde Fleming, samen met twee anderen, in 1945 de Nobelprijs voor de geneeskunde op. "Wist je dat de Nederlandse wetenschapper Van Luik, die werkte op het CBS, Fleming attent gemaakt heeft op de bacteriedodende werking van penicilline? Natuurlijk heeft Fleming penicilline verder ontwikkeld voor medisch gebruik. Maar Van Luik heeft Fleming er op gewezen!"

Zo zou Crous wel uren kunnen vertellen over schimmels. "Elk schimmelprobleem is een leuk probleem! Zonder mijn schimmels zou ik doodgaan. Als ik geen onderzoek kan doen, krijg ik ontwenningsverschijnselen." Elk donderdag en vrijdag houdt Crous dan ook vrij van vergaderingen en bureaucratische rompslomp, die dagen is hij alleen bezig met onderzoek. "Dan zit ik in het lab met mijn studenten."

Rinze Benedictus