Achtergrond

'Een academische houding is van groot belang'

Even voor aanvang van het eerstejaarscollege Evolutiebiologie staat Roy Erkens (27) zenuwachtig met zijn handen te friemelen. Begin januari ontving deze assistent in opleiding de prijs voor Jong Docententalent en vandaag is de eerste keer dat hij een geheel zelfbedacht college geeft. "Het is nu even afwachten hoe de studenten gaan reageren", zegt Erkens. "Ik hoop maar dat ze niet in slaap vallen."

Om exact elf uur gaat de deur van de collegezaal dicht. "Je komt op tijd of je komt niet. Het is storend wanneer er steeds mensen binnendruppelen." In eerste instantie klinkt dat misschien streng, maar studenten waarderen zijn achterliggende intentie wel: "Roy hecht veel waarde aan het ontwikkelen van een academische houding", zegt Maartje Oonk, lid van de Utrechtse Biologen Vereniging (UBV). "Daar hoort ook bij dat je op tijd komt. Hij is de enige die deze regel heeft. Dat maakt hem apart."

Erkens vindt het belangrijk dat studenten een kritische instelling hebben, ook ten aanzien van zichzelf. "Zelfdiscipline en verantwoordelijkheid ten opzichte van jezelf en anderen zijn belangrijke eigenschappen. Ik prikkel studenten zich volledig in te zetten. Dat doe ik zelf ook." Dat is te merken wanneer hij voor de collegezaal staat: hij is uitstekend voorbereid en vertelt levendig en afwisselend. Aandachtig luisteren de studenten naar zijn verhaal: "Dat is typerend", zegt Oonk, "want die cursus wordt traditioneel als 'taai' bestempeld. Maar Roy weet het toch interessant te brengen."

Uit een enquête die het UBV onder eerstejaars hield, bleek dat zij vooral zijn 'inzet en enthousiasme' roemen: "Hij geeft zich voor de volle honderd procent", zegt UBV-lid Barbara Rijpkema. Erkens zelf blijft bescheiden onder al de lovende woorden: "Ik ben net een goed jaar warmgedraaid en echt veel les heb ik nog niet gegeven." Naast het lesgeven begeleidt hij namelijk ook nog practica, doet als aio onderzoek op het gebied van plantensystematiek en geeft voorlichting. "Ik doe graag verschillende dingen", zegt hij. "De diversiteit houdt me alert."

Als het college Evolutiebiologie het einde nadert, rekken de aanwezige studenten zich tevreden uit: "Het was een duidelijk college", zegt eerstejaars Caroline Geesink. "Hij vertelt leuk en enthousiast." Dat Erkens de prijs voor Jong Docententalent heeft gewonnen, wist ze niet. "Maar ik ben het er wel mee eens. Hij is jong en weet wat er onder studenten leeft." Haar studiegenoot Michiel van der Heijkant vindt het vooral handig dat Erkens zoveel sheets gebruikt tijdens zijn colleges: "De man hiervoor deed dat niet en dat vind ik erg onhandig. Ik had een lamme arm van het meeschrijven."

Fleur Baxmeier

Trappende kilometervreters

Of het land nu geteisterd wordt door wind, regen of zon: zij gaan trappend naar de zaak. Onder de vele medewerkers die de Universiteit Utrecht telt, gaat zo'n veertig tot 45 procent per fiets naar het werk. Daarmee heeft de UU meer fietsers dan automobilisten. Een ode aan de langeafstandfietser door middel van portretjes van willekeurig gekozen kilometervreters.

De beslotenheid van de duisternis

“Een jaar of vier geleden was ik het openbaar vervoer spuugzat en heb toen een ligfiets aangeschaft. Met die snelle fiets – de rit duurt ongeveer vijftig minuten - ben ik bijna net zo snel in Utrecht als met de trein en bus. Naast de ligfiets heb ik ook nog een sportieve fiets én een boodschappenfiets, zo’n statig herenmodel uit de jaren 50. Verder heb ik nog een vouwfiets voor als ik echt met het openbaar vervoer móet. Af en toe kan ik er gewoon niet onderuit. Wanneer er een belangrijke vergadering is, dan kan ik het niet maken om met zo’n knalrood hoofd aan te komen. Dan zou ik eerst moeten afkoelen.

“Ik ben trouwens nog nooit te laat gekomen door een lekke band of iets dergelijks. Onderweg heb ik nooit iets vervelends meegemaakt. Ik weet dat ik al jaren door het gebied van de serieverkrachter fiets, maar daar sta ik niet zo bij stil. Ik denk dat zo’n verknipt figuur mij niet als mogelijk slachtoffer ziet, wanneer ik keihard op mijn ligfiets voorbij kom racen. Hij denkt waarschijnlijk zelfs dat ik een man ben! Ik ben gewoon niet bang aangelegd. Het is juist prettig om door het donker te fietsen. Dat heeft iets beslotens.

“Eigenlijk is alles aan het fietsen fijn. Je bent even lekker in de natuur. Je ziet de seizoenen voorbij trekken en de ontwikkeling van het landschap wanneer je de Amersfoortse berg afsuist. Dat is echt prachtig! Ik snap echt niet waarom niet meer mensen op de fiets naar hun werk gaan. Ik vind zelfs dat het wel wat moeilijker gemaakt mag worden om de auto te pakken. Kijk maar eens naar De Uithof. Daar wordt ontzettend veel geld en moeite gestopt in het ontwikkelen van parkeergelegenheden. Dat vind ik zonde. Als ze dat geld nu eens besteden aan fatsoenlijke stalmogelijkheden. Als het druk is, kan ik op m’n werk mijn fiets niet goed vastzetten aan de stalling. Bovendien zit er geen hek of poort voor. Iedereen kan zo achterom en je zit toch wel midden in de binnenstad. Honderd meter verderop kan je zelfs voor een paar euro’s gestolen fietsen kopen! Wanneer de fietsers in de watten gelegd zouden worden met bijvoorbeeld een goede stalling, dan komen vast veel meer medewerkers fietsend naar het werk.”

Karen Eshuis

‘Fietsen heeft iets verslavends’

De fietskleding van Hans Philippi (42) hangt aan de kapstok in de hoek van zijn werkkamer in Centrumgebouw-Noord in De Uithof. De in Veenendaal woonachtige informaticadocent is vandaag voor het eerst weer op de fiets naar het werk gekomen. "Van eind oktober tot en met half februari is het te donker om te fietsen. Op de rechte stukken ga ik tussen de dertig en veertig kilometer per uur en dat is gewoon onveilig met een lampje dat een paar meter ver schijnt." De rest van het jaar stapt hij twee tot drie ochtenden per week op zijn Cannondale met 27 versnellingen - ‘een redelijk geavanceerde racefiets' - om de ruim dertig kilometer naar De Uithof af te leggen.

Onderweg komt Philippi meestal een aantal vaste gezichten tegen. "Bij Maarsbergen komt vaak iemand achter mij aan die ook op De Uithof werkt. Die heeft een gewone fiets, maar komt dan uit de wind in mijn wiel fietsen." Alhoewel de fietsers elkaar groeten, kennen ze elkaar verder niet. "We zijn te veel bezig met fietsen, om met elkaar te praten."

Als het regent of stormt gaat de informaticadocent met de trein naar Bunnik en vandaar met de fiets. Maar alle andere dagen laat hij zich door niets weerhouden. "Een enkele keer heb ik ’s ochtends geen zin, maar toch stap ik op de fiets en als ik er eenmaal op zit, vind ik het altijd weer leuk." Na aankomst op het werk, neemt Philippi eerst een douche. Dat moet ook wel, want ondanks de ademende fietskleding, ga je van een uurtje hard fietsen natuurlijk behoorlijk transpireren. Op zijn werkkamer ligt altijd een setje schone kleren klaar.

In conditie blijven is een belangrijke drijfveer voor Hans Philippi om naar zijn werk te trappen. "Elke jaar ga ik fietsen in de Alpen en dan wil ik goed getraind zijn." Op de weg van werk naar huis maakt hij meestal een duurproef van de fietstocht, waarbij hij met een hartslagmeter en fietscomputer controleert of hij effectief zijn conditie traint. "Fietsen heeft iets verslavends."

Maar het gaat hem niet alleen om de sport. Ook de mooie omgeving is belangrijk. Hij heeft drie routes: één over de Utrechtse Heuvelrug, één met een stukje door de Gelderse vallei en één langs de Langbroekerwetering. Welke hij neemt hangt af van hoe zijn pet staat en welk weer het is. "Als ik in de zomer tot laat heb doorgewerkt en geen zin heb om hard te rijden, fiets ik lekker op mijn gemak langs de Langbroekerwetering. Dan geniet ik van de avondzon, de lange schaduwen en wegschietende reeën."

Joost van der Spek

Fietser onder een dekje

De aluminium sigaarfiets van Antonie van Harteveld is een opvallende verschijning op de wegen naar De Uithof. Zijn collega's zetten extra aan als ze de manager bedrijfsvoering Van Harteveld zien fietsen. Ze duiken sluipweggetjes in en fietsen zich in het zweet om eerder op de faculteit Diergeneeskunde te zijn. Soms lukt dat. Maar als het om pure snelheid gaat, zijn ze eigenlijk kansloos tegen Van Harteveld (46), die elke werkdag op zijn ligfiets twee keer de veertien kilometer tussen Westbroek en de Yalelaan aflegt.

Vijf jaar geleden heeft hij deze bijzondere tweewieler als bouwpakket gekocht. Samen met zijn vader heeft hij tweeduizend potnagels en grote aluminium platen opgebouwd tot een rijwiel. Dat was een maandenlange, hele voorzichtige klus, want aluminium is kwetsbaar. Sindsdien is hij van aandacht verzekerd. "Hoe hard gaat-ie", vraagt werkelijk iedereen. Heel hard. Want op deze ligfiets kan Van Harteveld, die vroeger fanatiek op de wielrenfiets zat, zijn lichaamskracht veel beter overbrengen dan op een gewone fiets. Bovendien heeft een ligfiets veel minder luchtweerstand en daarom is hij tegen de wind in helemaal niet te kloppen door zijn collega's.

In de winter is het heel prettig rijden op de besloten fiets. Handschoenen heeft hij niet nodig, want hij ligt onder een dekje. Als het sneeuwt of regent blijft hij droog. Maar slecht weer heeft ook nadelen. De kettingkast is open en alle viezigheid die hij onderweg oppikt, scheelt in de winter behoorlijk in snelheid. Bovendien vergt die zes meter ketting heel veel onderhoud.

Een ligfiets heeft meer nadeeltjes, vindt hij ook zelf. "Je gaat niet even gezellig met je kinderen fietsen. En je wordt slechter gezien. Daar moet je rekening mee houden als je bijvoorbeeld aan komt rijden langs een heg waar andere fietsers boven uitsteken." Bovendien is een ligfiets minder stabiel in de bochten en die eigenschap leverde hem al eens een nat pak op. "Er zou een nieuwe collega komen die nog geen sleutel had. Ik wilde iets eerder op mijn werk zijn en daardoor fietste ik iets harder dan normaal. Ik ging te snel de bocht in en de fiets kon het niet houden. Ik reed zo van het talud af een diepe sloot in. Gelukkig bleef mijn fiets drijven. Ik kon heel rustig uitstappen en op de kant klimmen." Zelfs zijn tas bleef droog en zijn fiets kon hij zelf redden. "Door me goed vast te houden aan graspollen, kon ik hem zo weer de kant optrekken. Ik moet er niet aan denken wat er zou zijn gebeurd als ik met mijn hoofd vooruit in de bagger was terechtgekomen. Want mijn voeten zitten vast in een soort toeclips en ik lig wel onder dat dekje."

Jurgen Swart

'Ik zie het als een uitdaging'

Eerste administratieve dienst van start

De geur van versgelijmd groen linoleum en nieuw groen tapijt. Stof- en papiervrije bureaus. Lege prikborden. "Overal op de universiteit is alles ingericht in hokjes waar maar twee mensen bij elkaar zitten. Hier zitten meer mensen bij elkaar in één ruimte. Dit Administratief Diensten Centrum is echt gemaakt voor teamwork."

Selma Kogenhop en Mohammed Khalif zijn twee van de tien medewerkers die hier volgende week aan de slag gaan. Ze waren niet direct laaiend enthousiast over het ADC. Selma Kogenhop: "Een jaar geleden hoorden we voor het eerst van het plan voor een ADC. We hadden toen zoiets van: 'moet dat nou?'. Het werd ons verteld tijdens een werkoverleg door ons hoofd van de administratieve afdeling van de bibliotheek. Na de afgelopen zomervakantie kregen we ook echt te horen dat het om ons ging."

Mohammed Khalif vertelt dat hij in eerste instantie een beetje laconiek reageerde op de plannen. "Ik wist niet wat er met mijn werkzaamheden zou gebeuren. Mijn werk hier bij de bibliotheek is gevarieerd. Misschien moet ik daar wel eentonig werk doen. Als dat zo is, zal dat een reden voor mij zijn om ergens anders te gaan solliciteren." Kogenhop: "Toen ik het hoorde, had ik aan de ene kant een gevoel van onmacht. Dit werd zomaar voor mij beslist. Aan de andere kant leek het me wel leuk om met nieuwe collega's te werken. En we blijven ook nog een paar dagen hier in de binnenstad werken, dus onze collega's hier blijven we zien. Ik heb geen idee of er nog zoiets als een openingsborrel komt. Wat dat betreft verloopt de communicatie zeer slecht. We kregen sommige informatie ook pas eind januari. Misschien komt het doordat we in de binnenstad zitten en de rest op de Uithof."

Inmiddels verheugen Khalif en Kogenhop zich op het feit dat ze een andere werkplek krijgen. Maar ze vragen zich ook af waarom ze niet konden blijven zitten bij de universiteitsbibliotheek, waar ze nu op de financiële afdeling werken. Kogenhop gaat twee dagen voor het ADC werken en drie dagen voor de bibliotheek. "In het ADC is de factuurinvoer geautomatiseerd. We doen nu nog alles met de hand, maar straks wordt het gescand en dat is wel efficiënter. Waarom we dan ook moeten verhuizen, snap ik niet. De afwisseling is natuurlijk wel leuk; af en toe hier werken en af en toe daar. Ze zeggen dat alles efficiënter moet gaan en dat als we allemaal hetzelfde werk doen, we het ook wel kunnen bundelen." Khalif werkt straks drie dagen voor het ADC en twee voor de bibliotheek. Hij ziet net als Selma het nut van een verhuizing niet in. "Mijn tijd is verdeeld als ik dan hier, dan daar moet werken. Dat is niet echt praktisch. Maar zoals het er nu voorstaat, zie ik het als een uitdaging."

Koffie

In de ADC-ruimte moet Bart de Waijer even zoeken, maar uiteindelijk vindt hij het knopje van de zonwering. Een gedempt geluid is te horen terwijl een zee van licht de kamer vult. Bart: "Als je naar buiten kijkt, kijk je uit op de parkeerplaats of een ander gebouw." Volgens De Waijer moeten de toekomstige ADC-medewerkers in een apart kantoor werken om een formele klant-leveranciersrelatie te krijgen. "Als de administratie apart is, krijgen we minder 'het informeel bij elkaar naar binnen lopen'. De cultuur verandert en de faalkosten gaan naar beneden. Faalkosten zijn bijvoorbeeld kosten die gemaakt worden door een verkeerd aangeleverde factuur. Normaal liep iemand van de financiële administratie even naar de afzender toe om te vragen hoe het zat of om te fout te herstellen. Door dit zakelijke systeem dwing je medewerkers van de universiteit om in één keer goed aan te leveren, want even aanschieten zit er niet meer in."

Riet van Zwam wordt één van de drie teamleiders van het ADC. Ze werkt nu nog bij de financiële administratie (CTA) in het bestuursgebouw. Ze vindt het jammer dat zij en de andere teamleiders zo weinig tijd hebben om zich voor te bereiden. In haar bureau ligt een la vol met documenten over richtlijnen binnen het ADC. "Voor alle handelingen die wij moeten verrichten, zijn schema's gemaakt. Echt alles is vastgelegd. Ik moet nog zien wat daarvan terecht komt. Iedereen doet het toch op zijn eigen manier. De bedoeling was, dat we al deze documenten door zouden nemen, maar daar hebben we simpelweg geen tijd voor. We zijn nog druk bezig met de jaarafsluiting. In februari vorig jaar kregen we te horen dat we zouden gaan verhuizen. Ik vond dat niet zo erg omdat ik dan hetzelfde werk blijf doen als nu, maar dan op een andere plek. Ik zorg ervoor dat de rekeningen betaald worden, we zijn eigenlijk nu al een klein administratiekantoor. Mijn collega's waar ik direct mee samenwerk gaan mee naar het nieuwe kantoor. We verhuizen naar een ruimte in een ander gebouw. Dus alle andere mensen die ik nu tegenkom op de gang en waar ik koffie mee drink, zal ik niet meer zien. Dat vind ik wel jammer. Onze klanten zitten ook allemaal in het Bestuursgebouw, dus hoe dat contact gaat verlopen is mij ook nog niet duidelijk."

Voor Van Zwam is het ook nog niet duidelijk waarom ze moet verhuizen. "Ze zeggen dat we efficiënter kunnen werken als we daar in het wiskundegebouw zitten. Het doel was dat alles simpeler zou worden, maar ik vraag me af of dit zal lukken. Het echte probleem is namelijk dat de cultuur binnen de universiteit moet veranderen. Het papierwerk gaat door te veel handen of blijft heel lang liggen. Het gebeurt elke keer weer dat we aan het eind van het jaar alle cijfers op een rijtje denken te hebben, maar er allerlei papieren uit laatjes tevoorschijn komen die wij nog niet hebben gezien. Een professor vindt bijvoorbeeld aan het eind van het jaar nog een contract en geeft dat dan pas aan ons. Hopelijk komt dit minder vaak voor met het nieuwe systeem."

Bart de Waijer herkent de klachten van de toekomstige ADC-medewerkers, maar hij benadrukt dat iedereen vooral heel enthousiast is en veel zin heeft om te beginnen. "Ik begrijp de geluiden, dat er veel tegelijk moet gebeuren, maar er zijn nu eenmaal een paar afwegingen gemaakt. De trainingen moesten we kort voor de start van het ADC houden, anders zou de kennis weer snel wegzakken. Er zijn in januari vier trainingen gegeven, die in totaal drie dagen in beslag hebben genomen. Qua tijd valt dat dus wel mee. Gelukkig was iedereen wel superenthousiast tijdens de trainingen. Ze zijn nu eenmaal administratief medewerkers en dat zijn ‘doeners’. Ze willen niet zoveel overleg, maar gewoon aan het werk. Ik kan me voorstellen dat mensen sceptisch zijn omdat het de zoveelste verandering is binnen de universiteit. Maar dit is echt anders omdat we ons richten op de klant-leveranciersrelatie. Er komt een contract tussen het ADC en de diensten van de universiteit. Daar kunnen zowel de diensten als het ADC op afgerekend worden. Er was natuurlijk al een klant-leveranciersrelatie, maar nu wordt het nog zakelijker. Er worden nu bijvoorbeeld afspraken gemaakt over hoe lang het ADC er over mag doen om een verkoopfactuur te maken en te versturen."

Helma Tienpont

'Ondertussen speel ik de oude mensen van tafel'

Rechtenstudente Rosalien op weg naar jeugd-WK

Afgelopen Kerst verdedigde eerstejaars rechtenstudente Rosalien Barendregt (16) de vaderlandse eer tijdens een belangrijk Europees jeugdtoernooi. Komende zomer hoopt zij naar het jeugdwereldkampioenschap in Hongarije te gaan. Het feit dat zij tentamens kan verzetten voor haar sport stuit soms op onbegrip bij studiegenoten. “Veel mensen denken dat bridge voor oude mensjes is, die in een muf hol zitten te kibbelen.”

Desondanks kreeg Rosalien zo’n tweeënhalf jaar geleden de geest, na twee geslaagde bridgekampen. Sindsdien gaat het allemaal heel snel, beaamt ze. "Ik speelde toen met een meisje dat ik op die kampen had leren kennen, en we wonnen tot twee keer toe een toernooi. Dat ging eigenlijk heel makkelijk. We wonnen zonder noemenswaardige tegenstand." Dat succes was mede te danken aan haar ouders, zegt ze. "Toen ik nog niet bridgede hebben ze me nooit gepusht, maar toen ik eenmaal speelde oefenden we op vrijdagavond met mijn ouders. Mijn vader bereidde meestal een bepaald probleem of een situatie voor en dat bespraken we dan en speelden een paar rondjes. Daarnaast speelde ik ook op een club, maar die individuele aandacht heeft denk ik wel gescheeld."

Het resultaat bleef niet lang uit: in maart 2002 werd Rosalien – met een nieuwe partner – tweede op het Nederlands kampioenschap aspirantenparen; in november van dat zelfde jaar won zij het Nederlands Kampioenschap aspiranten viertallen en vervolgens werd ze voor het nationale aspirantenteam geselecteerd. Met datzelfde team won ze afgelopen kerst in Parijs de zogenaamde Channel Trophy, een belangrijk internationaal jeugdtoernooi voor de landen rond het Kanaal. Om mee te kunnen doen, moest ze een tentamen verzetten. “Toen studiegenoten dat hoorden, snapten sommigen niet dat ik daar vrij voor kreeg”, vertelt Barendregt. Dergelijk onbegrip noemt ze als één van de minder leuke kanten van haar sport. “Op de universiteit valt het mee hoor, over het algemeen reageren mensen positief. Ze weten in elk geval wat het is. Toen ik nog op de middelbare school zat, werd ik somt echt gepest. Het beeld van bridge is toch vaak dat het maar een muf gedoe is voor oude mensen."

Hoewel de leeftijdsgrenzen bij bridge hoger liggen dan bij andere sporten – junioren zijn bridgers tot en met 25 jaar – klopt dat beeld toch echt niet, aldus Barendregt. Oké, ze speelt wel eens tegen 'omaatjes' die vertederd raken door zo’n jong meisje. “Ik ben wel gewend om de jongste te zijn, omdat ik op de lagere school twee klassen heb overgeslagen. Dat is niet altijd leuk, maar bij bridge juist weer wel. Dan kom je van die oudere mensen tegen die zo reageren van ‘leuk hoor, meisje, goed zo’. Meestal blijf ik dan maar ja-knikken, en lief lachen, maar ondertussen speel ik ze helemaal van tafel.”

Maar verder doet bridge volgens Rosalien niet onder voor andere sporten. "De meeste bridgewedstrijden zijn een uitputtingsslag. Je hebt er echt een flink uithoudingsvermogen voor nodig. Op een competitieavond zit je zo’n drie uur in totaal te spelen. Op toernooien is dat nog veel langer, dan moet je twee dagen van zes uur aan de bak. En elke kaart is belangrijk, want ook de kleine kaarten die je partner of een tegenstander weggooit, kunnen iets zeggen over wat die speler in zijn handen heeft. Daarnaast moet je situaties kunnen herkennen, je moet vooruit kunnen denken en speculeren. ‘Wat gebeurt er als ik deze kaart speel?’ ‘Hoe kan ik een bepaald contract halen als bijvoorbeeld ruiten niet rond zitten?’ Dat soort dingen moet je je steeds bedenken."

Als alles goed gaat, kan Barendregt zich deze vragen komende zomer in Hongarije stellen, bij de Wereldkampioenschappen Jeugdbridge. “De selectie is officieel nog niet bekend, maar ik denk wel dat wij bij de vijftien paren zitten die worden geselecteerd. Tot die tijd speel ik nog een paar belangrijke toernooien. Nee, ik ben niet zenuwachtig. Ik vind het leuk om tegen goede spelers te bridgen, meestal speel ik zelf dan ook goed. En ik hoef ook niet altijd te winnen. Ik ben wel ambitieus, ik wil zeker in het Nederlands damesteam terechtkomen. Die zijn ooit wereldkampioen geworden, en dat zou natuurlijk fantastisch zijn. Maar voorlopig vind ik het het belangrijkst om iedere wedstrijd weer bij te leren.”

Hanneke Slotboom

De muren tussen faculteiten moeten vallen

Collegevoorzitter Veldhuis tevreden over voortgang bestuurlijke vernieuwing

Lange tijd discusieerde het college van bestuur alleen met decanen over de bestuurlijke vernieuwing. Nu praat ook de 'werkvloer' mee. Behalve voordelen worden er ook nadelen gesignaleerd aan de nieuwe organisatiestructuur. Kort voor Kerstmis legden de raden van de vijf bèta-faculteiten hun zorgen op tafel; de raad van Wijsbegeerte wilde het proces zelfs stopzetten.

In januari werd het collegevoorstel over de bestuurlijke vernieuwing in de commissies van de universiteitsraad besproken. Naast instemming met de uitgangspunten, klonk daar ook kritiek. Vooral op de zogenoemde 'top-down' aanpak van het college. "In veel faculteits- en dienstraden is nog nauwelijks over de plannen gesproken" zei U-raadslid Hans Goedemans. "Het is veel te vroeg om de nieuwe structuur al in april in het bestuursreglement vast te leggen, zoals het college wil." Collegevoorzitter Veldhuis bezwoer de raad echter dat in april alleen de meest essentiële elementen van de nieuwe structuur in het reglement worden opgenomen. De nadere uitwerking per groep wordt eerst uitgebreid binnen de faculteiten besproken, beloofde hij.

Veldhuis bevestigt dat het college voor wat betreft de hoofdlijnen van de nieuwe structuur voor een top-down aanpak heeft gekozen. "Maar die aanpak geldt uitsluitend de indeling in zeven groepen (zie kader, red.) met de daarbij behorende differentiatie, en een beperkt aantal randvoorwaarden, waarbinnen de nieuwe organisatie gestalte moet krijgen. De inrichting van de onderwijs- en onderzoekorganisatie en van de ondersteuning per groep komt daarna aan de orde. Daarbij moet de bottom-up aanpak richtinggevend zijn. Sommigen hebben ons voorstel van november als een uitgewerkt reglement geïnterpreteerd, maar daar is geen sprake van. Wij gaan ons als college echt niet bezig houden met de vraag hoeveel onderwijsinstituten de faculteit Geesteswetenschappen moet krijgen of hoe de beleidsondersteuning van Geowetenschappen eruit moet gaan zien. Dat is primair een zaak voor de onderdelen zelf. Vandaar dat na de vaststelling van de hoofdstructuur de faculteitsraden aan zet zijn. Daar zal ook per groep moeten worden uitgewerkt hoe de medezeggenschap eruit gaat zien."

De meerwaarde van het vervangen van veertien faculteiten door zeven groepen is niet voor iedereen duidelijk. Hoe zit dat?

Veldhuis: "Hier en daar wordt gesuggereerd dat het college van bestuur dat heeft gedaan om straks met minder decanen aan tafel te hoeven zitten. Dat is echt onzin. Waar het ons in wezen om gaat, is dat de grenzen tussen de faculteiten minder scherp worden. Muren tussen faculteiten dreigen vooral ten koste te gaan van het onderwijs, zeker in onze bachelor-master opzet, waarin mobiliteit van docenten en studenten geen belemmering mag ondervinden. Onlangs is de duale opleiding van scheikunde en natuurkunde opgeheven, niet vanwege een gebrek aan belangstelling bij studenten, maar omdat de twee faculteiten hun roosters onvoldoende op elkaar konden afstemmen. Van dat soort situaties, die een brede en flexibele onderwijsorganisatie in de weg staan, moeten we echt af. Ik verwacht dat dergelijke problemen in een faculteit of federatie met aan het hoofd een goede decaan of voorzitter gemakkelijker opgelost kunnen worden.”

Maar ook in de nieuwe structuur blijven toch grenzen tussen de zeven faculteiten bestaan?

"Dat klopt. Een tweede belangrijke element in ons voorstel is daarom het professionaliseren van de decaanfunctie. De nieuwe faculteiten krijgen een zoveel mogelijk fulltime functionerende decaan die voor een relatief lange periode, zeg vijf tot zeven jaar, wordt aangesteld. Deze decanen staan dicht bij het universitaire bestuur en leveren een belangrijke bijdrage aan het vorm geven van het strategisch beleid van de hele universiteit. Dat houdt tevens in dat het accepteren van de decaansfunctie een andere stap in de carrière van een hoogleraar wordt dan de huidige, waarbij hij of zij korte tijd decaan is om daarna weer terug te gaan naar het onderwijs en het onderzoek.”

Het lijkt erop dat de groepsdecanen een nieuwe bestuurslaag gaan vormen tussen het college van bestuur en de vakdecanen.

"Dat is niet de bedoeling. Mij persoonlijk spreekt het beeld van de twee scharnieren aan. Aan de ene kant scharnieren de zeven decanen met het college van bestuur in die zin dat ze nauwer bij de strategische beleidsvoering betrokken zullen worden. Er zal ook vaker en intensiever met hen overlegd worden dan nu met de huidige decanen gebeurt. Aan de andere kant scharnieren zij met vakdecanen en onderwijs- en onderzoekdirecteuren om gezamenlijk het bestuur van de faculteit voor hun rekening te nemen.”

Nog drie korte vragen. Wordt de bèta-federatie op termijn ook een faculteit?

"Dat is nog open. Wij hebben duidelijk afgesproken dat er vooralsnog sprake is van een federatie. Vooralsnog kan eeuwig zijn, maar het is ook denkbaar dat over enkele jaren een faculteit wenselijk blijkt.”

De faculteitsraad van Wijsbegeerte vindt dat de speciale positie van de faculteit in het clustervoorstel miskend wordt.

"Ach, aan veel Amerikaanse universiteiten vormt Wijsbegeerte al lange tijd een departement binnen een faculteit Humaniora. Ik heb niet de indruk dat men daardoor minder zichtbaar is geworden."

De filosofen vragen om een moratorium op de besluitvorming.

"Dat lijkt me niet nodig. Ik denk dat ons tijdschema heel realistisch is: eerst de hoofdinrichting van de universiteit, dan de uitwerking per groep. Maar als een groep voor die uitwerking een paar maanden meer nodig heeft of juist sneller wil beginnen, dan is daar uiteraard ruimte voor.”

Erik Hardeman

Nieuwe organisatie

In januari 2002 gaven het college van bestuur en de decanen een eerste aanzet voor een nieuwe bestuurlijke organisatie van de universiteit. Uitgangspunt was een hoofdstructuur waarbij de huidige veertien faculteiten, twee instituten en vijf interfacultaire opleidingen worden ondergebracht in zeven 'groepen'. Eind november werd een meer uitgewerkt voorstel gepresenteerd, mede op basis van de voorstellen van de trekkers van de beoogde groepen. Uit dat voorstel blijkt dat zes groepen zelfstandige faculteiten worden met aan het hoofd een decaan. Bij de bèta’s krijgt de groep vooralsnog de vorm van een federatie van vijf faculteiten, geleid door een bestuur, bestaand uit een federatievoorzitter en de vijf faculteitsdecanen. De voormalige faculteiten Letteren, Wijsbegeerte, Godgeleerdheid en Rechtsgeleerdheid krijgen in de nieuwe structuur, net als Economie en Bestuurs- en Organisatiewetenschap, de status van subfaculteit met aan het hoofd een vakdecaan. Aardwetenschappen wordt een departement en levert bij de start de vice-decaan van het Geocluster.

Volgens het tijdschema van het college van bestuur zullen de hoofdlijnen van de nieuwe bestuursstructuur na overleg met de universiteitsraad in april in het bestuursreglement worden vastgelegd. In de maanden daarna volgt binnen de groepen discussie over de nadere uitwerking, die van groep tot groep kan verschillen. Komend najaar moet die discussie na overleg met de huidige faculteits- en dienstraden uitmonden in reglementen voor de nieuw te vormen eenheden. Nog voor het eind van dit jaar moet de nieuwe organisatie een feit zijn.

De zeven groepen

•••Geesteswetenschappen (nu; Letteren, Godgeleerdheid, Wijsbegeerte)

•••Rechtsgeleerdheid, Economie en Bestuur (nu: Rechten, Economie, Bestuurs- en Organisatiewetenschap)

•••Geneeskunde (nu; Geneeskunde en Biomedische wetenschappen)

•••Geowetenschappen (nu: Ruimtelijke Wetenschappen en Aardwetenschappen)

•••Diergeneeskunde (nu: Diergeneeskunde en Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium)

•••Gedrags- en Maatschappijwetenschappen (nu: Sociale Wetenschappen en IVLOS)

•••Wiskunde, Informatica en Natuurwetenschappen (nu: Biologie, Farmacie, Natuur- en Sterrenkunde, Scheikunde, Wiskunde en Informatica)

Robot helpt bij verwijderen tumor

Utrechtse chirurgen en neurochirurgen hebben voor het eerst een zenuwtumor verwijderd met behulp van een operatierobot. Sinds 2000 beschikt het Universitair Medisch Centrum Utrecht over deze robot en het apparaat wordt geregeld ingezet voor operaties in onder meer de buik, maag en darmen.

Opereren via een robot komt voort uit de wens van chirurgen om ingrepen in het lichaam te kunnen verrichten zonder daarvoor grote snedes te maken. Patiënten herstellen veel sneller van twee snedes van ongeveer één centimeter dan van een operatie waarbij de hele borstkas opengehaald is. De eerste oplossing daarvoor is opereren met lange rechte instrumenten die door buisjes via een kleine snee in het lichaam gebracht worden. Aan het einde van de instrumenten zitten chirurgische gereedschappen en door één van de buisjes gaat een camera. Het nadeel van deze manier van opereren, is dat de chirurg de operatieplek alleen op een monitor ziet, hij ziet dus geen diepte. Verder zijn de manipulatie-mogelijkheden zeer beperkt met gereedschappen aan het einde van een lange buis.

De robot heeft deze problemen niet. Door gebruik te maken van twee camera’s creëert de robot een driedimensionaal beeld. Verder zijn de armen van de robot uitgerust met een soort mechanische ‘polsen’. De handelingsvrijheid van de robotarmen benadert daardoor die van menselijke handen. De opererende chirurg zit in een cockpit waar hij het beeld van de camera’s ziet en waar hij door middel van twee joysticks de robot-armen bestuurt. Zo’n robot-operatie waarbij slechts kleine snedes gemaakt hoeven worden, heet in medische termen een ‘kijk-operatie’. Dat is wat anders dan een kijkoperatie in bijvoorbeeld de knie waarbij niet geopereerd wordt. In Utrecht worden inmiddels zo’n tachtig robot-operaties per jaar gedaan.

Het is technisch gezien niet noodzakelijk dat de chirurg in zijn cockpit zich op dezelfde plaats bevindt als de patiënt en de robot. Telechirurgie heet het als een arts op afstand een operatie verricht. Bij wijze van proof of principle is in 2001 al een telechirurgische operatie uitgevoerd. Een Franse chirurg bestuurde vanuit New York een robot die bij een patiënte in Straatsburg de galblaas verwijderde. Een zeer snelle internetverbinding verbond de artsen met de robot. ‘Deze operatie legt de basis voor de globalisering van chirurgische ingrepen’, claimde de arts destijds.

Ruurda bekijkt het wat nuchterder. “Het heeft geen zin. Er zijn genoeg chirurgen op de wereld. Waarom zou een chirurg in New York een relatief makkelijke operatie bij een patiënt in Timboektoe verrichten? Op plaatsen waar wel chirurgen nodig zijn, hebben ze geen behoefte aan geavanceerde kijkoperaties. Daar zijn artsen nodig voor het grovere werk, snel een abces opensnijden of een wond hechten.”

Rinze Benedictus

Afzender

Portfolio

In de preambule (‘Aanleiding’) verengt de commissie het begrip ‘academische vorming’ tot een optelsom van ‘academische vaardigheden en attitudes (competenties)’. Daarmee introduceert de commissie een zienswijze die ‘academische vorming’ verkruimelt tot iets dat het niet behoort te zijn, tot iets dat in aspecten en deelaspecten uit elkaar kan worden gehaald, ‘gemonitord’, getoetst en vervolgens tot een eindoordeel kan worden geaggregeerd. Kende in het oorspronkelijke voorstel van twee jaar geleden ‘academische vorming’ nog vier aspecten (‘academische denk- en werkniveau’; ‘wetenschappelijk instrumentarium’, ‘talenkennis’ en 'wetenschappelijke, culturele en maatschappelijke vorming’), nu zijn er drie hoofdcategorieën met in totaal dertien subcategorieën waarvan sommige nog eens zijn onderverdeeld in in totaal achttien deelaspecten. ‘Talenkennis’ is gedevalueeerd tot deelaspect AC26Taal. Ook culturele of maatschappelijke vorming heeft aan status verloren en is nu verengd tot ‘brede blik’ CO3Maat. Er bestaat in onze kring kennelijk ook zoiets als ‘academische misvorming’. Weliswaar wordt er ook nog even lippendienst bewezen aan het ‘integraal karakter’, maar uit niets blijkt verder dat ‘academische vorming ook als zodanig geapprecieerd dient te worden.

In deze verkruimelde gedaante is het begrip gedenatureerd tot een veelkoppig monster, waarmee je als fatsoenlijk mens liefst niet wilt worden vereenzelvigd. Ik academisch gevormd? Nou nee, dank u.

In dezelfde preambule wordt terecht opgemerkt dat een student ook buiten de collegezalen academicus kan worden. Ook dat aspect raakt geheel buiten beeld omdat de commissie kennelijk geen raad weet met de sturing en monitoring van dingen die een student zich elders eigen maakt. Eerlijk gezegd ben ik meer onder de indruk van een student die mee gaat werken aan de bedrijvendag ‘Letteren werkt! 2003’ dan van een student die in haar portfolio haar eigen ‘redeneren op academisch niveau’ ‘redelijk’ noemt. Dat laatste had de docent al in haar eindcijfer verdisconteerd, en hij zou het academische redeneren liever als ‘goed’ willen kwalificeren. Maar wat de student precies bij ‘Letteren werkt! 2003’ leren zal, waag ik niet te schatten, wil ik uiteindelijk ook niet hoeven beoordelen, en toch sta ik aan de kant te juichen.

Het voorbeeld is niet verzonnen. Ik haalde het uit het portfolio van een van de studenten wier tutor ik ben. Dat brengt mij op een derde manco van de toelichting. De commissie maakt van het portfolio een keurslijf. Het portfolio somt hoofdcategorieën op, en deelaspecten en subaspecten in abstracte termen, en vraagt de student daarover iets op te merken. Dat leidt tot invuloefeningen met nietszeggende resultaten als ‘academisch redeneren: redelijk’, en ‘kennis van tekstverwerking: heb ik op de middelbare school opgedaan’. We moeten ervoor waken dat het portfolio een tweede studievoortgangssysteem wordt. Als we het niet blijven benaderen als een bewaarplaats van data die de reflectie kunnen ondersteunen van student en tutor over de studieloopbaan en de begeleiding ervan, dan wordt het portfolio niks. Wat de commissie wil, nodigt de student uit tot een onvolwassen zelfbetutteling met voornemens uit de onderwijskundige biechtstoel zoals ‘meer bewust worden hoe ik nonverbaal overkom’ of ‘minder mijn eigen plan trekken en meer rekening houden met de agenda van anderen’. De voorbeelden zijn van de commissie. Het moet mogelijk zijn het portfolio volwassener d.w.z. individueler, vrijer en zakelijker te benaderen. Daar wil ik erg voor pleiten. Dat lukt alleen maar als we erin slagen afstand te nemen van deze toelichting en de zaak van de academische vorming wat onbevangener en minder beregelend tegemoet treden.

Thijs Pollmann, hoogleraar taalkunde

Mijn Tutor en ik

Persoonlijke opvang in moeilijke tijden

Studenten moeten leren studeren. Senior docent-onderzoeker dr. Truus van Bueren weet dat veel studenten het moeilijk vinden om gedisciplineerd te werken. In het nieuwe bachelorsysteem komen ze sneller bovendrijven. Anne Visser, eerstejaars kunstgeschiedenis, behoort niet tot die groep. "Ik heb het weekeinde altijd vrij."

Student en docent kijken door de glazen pui van het café van het Catharijneconvent uit op de binnenplaats. Even eerder zijn foto’s genomen in het ondergrondse depot van het museum. Van Bueren komt er geregeld met haar studenten om er schilderijen te bestuderen. Met niet aflatend enthousiasme vertelt ze over de opleiding kunstgeschiedenis en haar studenten. Zo moeten studenten in het bachelorsysteem volgens van Bueren veel harder werken dan voorheen. Een goede ontwikkeling dunkt haar. "Vooral door het groter aantal toetsmomenten beklijft de stof veel meer." Anne Visser: "Je moet het bijhouden anders is het niet te doen. Maar ik vind dit prima. Mijn broer in Enschede moet de laatste paar weken voor zijn tentamen alles er nog snel inrammen."

Van Bueren ziet dat studenten die te laat beginnen met leren nu veel eerder worden afgestraft. Dat de tutor een onderwijskundige achtergrond heeft, komt dan goed van pas. Op een papiertje tekent ze het schema dat ze studenten vaak voorhoudt. Voorbereiding, college en verwerking vormen grofweg de drie variabelen waarmee de studieweek gevuld wordt. "Wanneer je gedisciplineerd werkt, heb je veel meer vrije tijd. Anders zit je voor de tv met een knagend gevoel van ‘eigenlijk moet ik studeren’."

Anne is wat je noemt een actieve student. Ze is lid van het eerstejaarsoverleg en denkt erover volgend jaar in de faculteitsraad zitting te nemen. Ook is ze lid van Veritas. Desondanks, of misschien juist daarom, heeft ze het schema van haar tutor niet nodig. "Ik ben niet iemand die elke dag tot twaalf uur in haar nest blijft liggen. Dan doe je de hele dag niets. De weekeinden heb ik altijd echt vrij."

De verschillende studie-ervaringen van studenten zijn de afgelopen maanden veelvuldig besproken in de tutorgroepen. Voor Van Bueren bieden deze bijeenkomsten veel informatie over de stand van zaken van haar opleiding. Maar nog belangrijker vindt ze dat studenten mede door deze bijeenkomsten bewust worden van de vaardigheden waarover ze inmiddels al beschikken. "En dat kunnen ook hele praktische dingen zijn. Alle studenten moeten nu weten hoe ze een literatuurlijst moeten maken of noten in een tekst moeten aangeven en verwoorden. Ze kunnen nu niet meer aankomen met de smoes dat hen dat nooit verteld is."

Een dergelijke bewustmaking is naar de mening van Van Bueren ook een van de grote voordelen van het portfolio. "We hebben er tot nu toe nog maar mondjesmaat mee gewerkt, maar ik ben zeker van plan dat meer te gaan doen. In zo’n portfolio zet je alles wat je tot nu toe hebt geleerd." Ook Anne ziet de voordelen wel van het portfolio hoewel ze praktisch gezien daar wat problemen mee heeft: ze heeft op haar kamer geen internetaansluiting en kan alleen op de universiteit aan haar digitale voortgangsrapport werken. "Voor buitenstaanders maak je met zo’n portfolio duidelijk wat je nu eigenlijk aan het doen ben. Sommige mensen denken dat ik hier tot werkloze word opgeleid."

De studente zelf zegt tot nu het meest baat te hebben gehad bij een eigen tutor toen ze de afgelopen maanden problemen van persoonlijke aard had. Haar resultaten en inzet lieten daardoor te wensen over. "Dan is het fijn dat iemand binnen je opleiding weet wat er aan de hand is zodat je niet overal verantwoording moet gaan afleggen. En het is gemakkelijk om even naar Truus toe te stappen." Van Bueren: "Ik sta soms echt versteld hoeveel studenten te maken hebben met tegenslagen in hun privé-leven. Ik probeer studenten die het echt zwaar hebben trots te laten zijn op wat ze presteren gezien de omstandigheden. Of ik niet op de stoel van de psycholoog ga zitten? Nee, ik ga niet zelf zitten peuteren." Anne: "Maar dat verwachten studenten ook helemaal niet van een tutor."

De komende maanden wil Van Bueren met haar studenten bekijken welke studiekeuzes zij willen maken. In het nieuwe systeem van studieloopbaanbegeleiding een belangrijke taak van de tutor. "De komende weken worden een aantal knopen doorgehakt over de masters en de minors die zullen worden aangeboden." Studente Anne Visser heeft al enkele keuzes gemaakt: "Ik weet dat ik meer heb met moderne kunst dan bijvoorbeeld met rennaissancekunst. Waarschijnlijk ga ik iets met beleid en management doen."

Van Bueren wil haar studenten vooral steunen in de keuzes die ze maken. "Ik vind het natuurlijk jammer dat Anne niet doorgaat met middeleeuwse kunst, mijn specialisatie, maar ik zal studenten altijd aanmoedigen om door te gaan met wat ze het meest boeit. Daar zullen ze uiteindelijk het meest gelukkig en succesvol in zijn."

Xander Bronkhorst
'Sommige mensen denken dat ik hier tot werkloze word opgeleid'
'Wanneer je gedisciplineerd werkt, heb je veel meer vrije tijd'

Slappe worst en oud frituurvet

De grote kant-en-klaarmaaltijdentest

De studenten van tegenwoordig hebben het druk, druk, druk. Studeren, bijbaantjes, sporten, uitgaan. De warme maaltijd slaan ze voor het gemak geregeld over. Gelukkig puilen de supermarktschappen uit van kant-en-klaarmaaltijden: snel, makkelijk en goedkoop. Maar zijn ze ook lékker? Vijf studenten testten voor het U-blad acht verschillende magnetronmaaltijden: "Gatver, dit lijkt wel poep met wormen! Bah, bah, bah, wat smerig!"
Fleur Baxmeier

Het testpanel: Marian Maas (cognitieve kunstmatige intelligentie), Bram van der Kleij (geneeskunde), Menno van Elk (farmacie), Pim Soomer (CKI), Juul Spee (digital media design)

Vegetarische lasagne verde met spinazie Waar: Spar

Merk: Abee

Prijs: 2,26 euro voor 450 gram

Omschrijving: 'Lekker mediterraans'

Voedingswaarde: 74 kcal per 100 gram

Eindcijfer: 6,2

HET OORDEEL

Marian: "Het ziet er in ieder geval niet vies uit! De smaak is niet bijzonder." Bram: "Hmm, die kaas heeft wat weg van gesmolten plastic. Het is een beetje smakeloos. Als ik hier een hele bak van eet, ben ik misselijk." Menno: "Het is wel lekker romig. Had wat meer 'bite' mogen hebben. Ik mis toch het gehakt, ham of spek." Pim: "Niet stinkend slecht, wel wat zoutloos en slap. De lasagnevellen zijn niet bepaald 'al dente'. Juul: "Lekkere smaak. Toch zou ik dit niet snel kopen. Daar is het te slijmerig voor."

Zuurkool met worst en jus

Waar: Spar

Merk: Abee

Prijs: 3,17 euro voor 500 gram

Omschrijving: 'Lekker Hollands'

Voedingswaarde: 117 kcal per 100 gram

Eindcijfer: 4

HET OORDEEL

Marian: "De jus is drillerig en de worst is smerig. Te zout en te vet. De zuurkool is wel eetbaar." Bram: "De zuurkool is te zuur en er zit te weinig aardappel in. De maaltijd is veel te duur." Menno: "Gelukkig zit er meer zuurkool in dan aardappels. Ik heb ook minuscule stukjes spek waargenomen. De worst is slap en de jus smaakt naar oud frituurvet." Pim: "Ik ben vegetariër, dus dit eet ik niet." Juul:"Is dat rare goedje de jus? Wat smerig. De zuurkool gaat wel, de worst is vies."

Kipfilet met groenten en kerriesaus

Waar: Hoogvliet

Merk: O' Lacy's

Prijs: 4,09 euro voor 550 gram

Omschrijving: 'Verse complete maaltijd'

Voedingswaarde: 108 kcal per 100 gram

Eindcijfer: 3,5

HET OORDEEL

Marian: "Leuk, die drie aparte vakjes. De kerrie is oké, al heeft het wel een chemisch kleurtje. Het is alleen niet genoeg als avondmaaltijd. Het vult niet." Bram: "Deze maaltijd is buiten proportioneel geprijsd. Duur en weinig. En de saus is niet te eten." Menno: "Klef. Droge kip. Slappe kerriesmaak. Duur. Een waardeloos maaltje dus." Pim: "De rijst en groenten waren smakeloos." Juul: "Het ziet er best walgelijk uit. Veel te veel saus en alles smaakt zout. Niet lekker."

Macaroni Bolognese

Waar: Hoogvliet

Merk: O' Lacy's

Prijs: 2,39 euro voor 450 gram

Omschrijving: 'De snelle Italiaanse keuken'

Voedingswaarde: 0 kcal, volgens de verpakking

Eindcijfer: 3,8

HET OORDEEL

Marian: "Heeft Sinterklaas dit voor ons bij elkaar gescheten? De elleboogjes zijn slubberig en het vlees is te zout. Bah!" Bram: "Het lijken wel wormpjes! En de saus is bruin. Niet te kachelen zeg, deze bak. Elke cent die je hiervoor betaalt is te veel." Menno: "De elleboogjes zijn veel te groot. Er zitten vieze kruiden i n die de rest van het gerecht verpesten." Juul: "Ik vind deze maaltijd wel lekker. Zoals de verpakking al beweert, heeft het prutje een echte Italiaanse smaak. De verhouding prijs/kwaliteit is goed."

Bami goreng

Waar: Lidl

Merk: King Li

Prijs: 2,99 euro voor 1000 gram

Omschrijving: 'Rijkelijk gevuld met 150 gram ham!'

Voedingswaarde: 130 kcal per 100 gram

Eindcijfer: 7,5

HET OORDEEL

Marian: "Erg zout, maar wel smakelijk. Het is meer dan genoeg voor één persoon en lekker goedkoop. Dit is een prima goedje." Bram: "Lekker! Pittige smaak en het glijdt makkelijk naar binnen. Wat saus erbij zou het nog beter maken." Menno: "Prima bami. Met wat ketjap of pindasaus lijkt het me een goede maaltijd. Een echte aanrader voor de makkelijke eter." Juul: "De bami is lekker, al is deze erg saai. Wel goedkoop en een flinke hoeveelheid."

Lasagne bolognese

Waar: Lidl

Merk: Dulano

Prijs: 2,99 voor 1000 gram

Eindcijfer: 7,6

Omschrijving: 'Rijkelijk gevulde schotel'

Voedingswaarde: 150 kcal per 100 gram

HET OORDEEL

Marian: "Het ziet eruit als brij met prut, maar er zit wel smaak aan. En ik ben ertoe geneigd de verpakking te geloven: er zit écht vlees in!" Bram: "Op zich wel lekker, alleen een beetje een fabriekachtige nasmaak." Menno: "Goeie koop. Stevige lasagne, lekkere kaas en een enorme bak. Ik ga deze zeker nog eens kopen." Juul:"Hier zou je makkelijk met twee personen van kunnen eten. Op het eerste gezicht lijkt het erg veel kaas, maar de smaak is goed. Het gehakt is een welkome toevoeging."

Andijviestamppot met vleesballetjes

Waar: Albert Heijn

Merk: AH Huismerk

Prijs: 2,79 voor 500 gram

Omschrijving: 'Makkelijk en lekker'

Voedingswaarde: 100 kcal per 100 gram

Eindcijfer: 5

HET OORDEEL

Marian: "Het smaakt een beetje suf. De balletjes smaken niet naar vlees, maar naar jus en andijvieprak." Bram: "De ballen smaken naar de brij en de brij is vrij smerig." Menno: "Als je van Hollandse pot houdt, kan dit er wel mee door. De smaak is wat vlak, de balletjes vind ik wel lekker." Pim: "De andijvie was wel oké, niet zo lekker als mijn oma's andijvie, maar toch." Juul: "De eerste hap andijvie was wel aardig, maar later bleken de balletjes precies hetzelfde te smaken, met wat extra vet."

Vegetarische pastaschelpjes met champignonroomsaus

Waar: Albert Heijn

Merk: AH Huismerk

Prijs: 2,89 voor 450 gram

Omschrijving: 'Makkelijk en lekker'

Voedingswaarde: 120 kcal per 100 gram

Eindcijfer: 2,5

HET OORDEEL

Marian: "Dit is nooit genoeg voor één persoon: je kunt dat bakje nooit leeg eten zonder over je nek te gaan, dus blijf je hongerig." Bram: "Ik word hier een beetje misselijk van." Menno: "De kleur doet me denken aan afgestorven ledematen. Raar opgedroogde bovenkant ook. Het lijkt wel behangplaksel." Pim: "Je begaat een misdaad als je dit iemand voorschotelt. Ik wil graag de Internationale Rechten van de Mens erbij halen." Juul: "Ronduit walgelijk. Is deze maaltijd niet over de datum?"

Twee keer per week

"Niet te vet en zuinig met zout" De populariteit van de kant-en-klaarmaaltijden groeit. Vorig jaar werden al 25 procent meer magnetron- en diepvriesmaaltijden verkocht dan in 2001. En de verwachting is dat de komende jaren nog meer mensen voor gemak kiezen. Maar zijn die kant-en-klare maaltijden wel gezond? "Als ik naar de geteste maaltijden kijk, mis ik overal wel een belangrijk element", zegt Marleen de Bruin, diëtiste van het Utrechts Medisch Centrum. "In de lasagne ontbreekt de eiwitcomponent, de kipmaaltijd bevat te weinig groenten en de pasta met roomsaus is wel heel caloriearm." Wanneer je dit structureel eet, aldus De Bruin, krijg je op den duur last van een gebrek aan vitamines en een te laag ijzergehalte. Haar advies is om deze maaltijden niet vaker dan twee keer per week te eten: "Of ga op zoek naar een maaltijd waarin wél voldoende belangrijke elementen zitten. Dus voldoende aardappelen, rijst of pasta en veel groente. En niet te vet en zuinig met zout."

AH-top 5

Top vijf populairste AH-magnetronmaaltijden volgens de AH:

1. Boerenkool

2. Andijvie

3. Lasagne

4. Kip tandoori

5. Zalm met tagliatelle

'Je wilt in charge zijn'

Het evolutionaire nut van het idee van een vrije wil

'Je wilt in charge zijn'

De aanblik van een chique restaurant doet je netjes gedragen. Onbewust stuurt de omgeving ons gedrag . Psycholoog Henk Aarts doet daar onderzoek naar en doet saillante ontdekkingen. Over normen, beschuitkruimels en het ontbreken van de vrije wil.

Het is een experiment van psycholoog dr. Henk Aarts. Aarts is universitair hoofddocent aan de faculteit Sociale Wetenschappen en heeft zijn onderwijsverplichtingen terug weten te brengen tot twintig procent zodat hij meer onderzoek kan doen. “Formeel moet je bij de Universiteit Utrecht zestig procent van je tijd aan onderwijs besteden. Dat beleid nekt je onderzoekscarrière!” Vorig jaar beloonde onderzoeksfinancier NWO hem met een Vidi-beurs voor zijn plannen om onbewuste doelen in ons gedrag bloot te leggen. Zie hier de verklaring voor de proef met de foto van de bibliotheek. Aarts: "Kijken naar een foto van een bibliotheek terwijl je het doel hebt om er iets te gaan doen, bereid je voor op 'stil zijn'. Stil zijn in de bibliotheek is een norm en het gedrag dat bij die norm hoort, wordt al geactiveerd bij het idee de bibliotheek te bezoeken. Onbewust stuurt die norm dus je gedrag."

Nog een voorbeeld. Een chique restaurant associeert iedereen met de norm ‘je netjes gedragen’. In een experiment kregen proefpersonen foto’s van een exclusief vijfsterrenrestaurant te zien. De ene helft moest zich voorstellen even later naar het restaurant te gaan. Na afloop moesten de proefpersonen een beschuitje eten. Dat maakte zogenaamd onderdeel uit van een onderzoek naar ergonomie over zithouding en motoriek. Een verborgen camera nam het beschuitje-eten op en Aarts turfde hoe vaak de proefpersonen beschuitkruimels van tafels veegden. Een maat voor ‘netheid’. “Een beschuit eten is best gek, kan ik je zeggen. Maar het werkt! Proefpersonen die het doel hadden om naar het restaurant te gaan veegden vaker de kruimels op.”

Onderbewust

De persoonlijkheid van de proefpersonen bepaalt hoe hevig de beïnvloeding is. Meer conformistisch ingestelde types reageren sterker dan mensen die hun eigen gang gaan. Via vragenlijsten moesten de proefpersonen aangeven hoe conformistisch ze zijn. “Mensen kunnen dat redelijk goed zelf inschatten”, legt Aarts uit. Het meest klassieke voorbeeld van aanpassing aan de norm van de groep draait om het beoordelen van de lengte van vier lijntjes, A tot en met D. Streepje A is de kortste, maar als de andere groepsleden eerst unaniem lijn D als kortste aanwijzen, conformeren de meeste mensen zich aan de – apert onjuiste – groepsnorm.

Het belang van conformisme gebruikte Aarts om aan te tonen dat de aanpassing – zachter praten, vaker kruimels vegen – volledig onbewust plaatsvindt. In een uitbreiding van het bibliotheekexperiment kreeg een deel van de proefpersonen kort op het scherm woorden te zien, zoals ‘aanpassen’, ‘conformeren’ en ‘assimileren’. De personen die de conformerende woorden maar even gezien hadden, reageerden vervolgens sterker op de foto van de bibliotheek. Ze 'activeerden' de norm om stil te zijn. Opvallend genoeg hoeven proefpersonen zich niet bewust te zijn van de gepresenteerde woorden. De sterkere reactie treedt zelfs op als de woorden zo kort worden aangeboden dat de proefpersonen ze niet bewust hebben opgemerkt. Het aanbieden van prikkels onder de waarnemingsdrempel heet 'subliminaal'.

De beïnvloedings-experimenten steunen het centrale concept in Aarts’ denken. Ons gedrag wordt onbewust gestuurd door prikkels vanuit de omgeving. “We hebben ons bewustzijn niet nodig om wenselijke keuzes in ons gedrag te maken, dat doen de hersenen wel.” Tel daarbij op: “Het bewustzijn is heel ‘jong’ in evolutionair opzicht, het is later ‘bovenop’ de hersenen gekomen. Misschien is het wel een artefact, het hoeft geen functie te hebben.” En het resultaat: “Vrije wil is een illusie.” We worden bestuurd door onze hersenen en het bewustzijn ‘verzint’ doelen bij ons gedrag, wat leidt tot de illusie van een vrije wil.

De vrije wil bestaat niet – een geaccepteerd idee in de neurowetenschappen. Maar het strookt natuurlijk niet met de manier waarop mensen het ervaren. “Je wilt in charge zijn”, vat Aarts samen. Misschien is dat wel het evolutionaire nut van het idee van een vrije wil, speculeert de psycholoog. "Het geeft mensen het comfortabele idee dat ze hun leven in de hand hebben."

Een proef van Aarts laat zien dat de hersenen doelen voor ons gedrag zoeken. Door op een knop te drukken, laten proefpersonen op een computerscherm een zwart blokje over een kring van witte blokjes lopen. Een soort Rad van Fortuin. De computer laat in tegengestelde richting ook een zwart blokje lopen. Het is alsof er twee klokjes tegen elkaar in draaien. Als de personen op Enter drukken, stoppen de blokjes met draaien en blijft er ééntje staan. De vraag: is dat het 'computerblokje' of het 'menselijke' blokje? Hoewel de computer het blokje op een zelfgekozen plaats neerzet, zijn proefpersonen heel eenvoudig in de waan te brengen dat het blokje op de 'juiste', door hen gestuurde plaats staat. Als de blokjes nog draaien laat de computer namelijk heel kort een blokje oplichten op de plaats waar na afloop van het experiment het blokje stilstaat. Proefpersonen leggen daardoor een verband tussen die plaats van het blokje en hun handeling, ze zien niet dat die plaats eigenlijk niet klopt.

“Die gedachte past bij het waargenomen effect”, legt Aarts uit. “Het bewustzijn verzint een causaal verband, terwijl dat er niet is. Het is net als bij telekinese. Als je naar een boom kijkt en er valt een blaadje op het moment dat je daar toevallig aan denkt, dan kun je ook het gevoel hebben dat dit komt door jouw ‘gedachtenkracht’. Je legt een verband dat er niet is.”

Seks

Het bewustzijn zoekt naar causale verbanden want als die bestaan, dan zijn er ook doelen. Aarts komende onderzoek richt zich onder andere op de ‘besmettelijkheid’ van doelen. Met behulp van virtual reality wil hij een omgeving creëren waarin hij kan meten hoe gemotiveerd proefpersonen zijn om bijvoorbeeld te winkelen. Motivatie is sociaal besmettelijk. Dat bewijst een experiment waarin heteroseksuelen mannen een filmpje krijgen te zien. Hierin zien we Bas die in een café zijn oude schoolvriendin Natasja ontmoet. In versie één gaan Bas en Natasja aan het einde van de avond gescheiden naar huis. In de andere variant brengt Bas Natasja naar huis en vraagt hij of hij nog even binnen mag komen. “Bas wil seks, denk je dan”, zegt Aarts.

Die gedachte over doelgericht gedrag heeft zich ook in het hoofd van de proefpersonen genesteld. Na het filmpje wordt de mannen gevraagd feedback te geven op een software-programma aan ontwikkelaarster Ellen van Doorn, een vrouwelijke proefleider. De mannen die de seks-variant van de film hebben gezien, besteden meer woorden aan de feedback. “Door meer te typen proberen de mannen Ellen eigenlijk te versieren”, verklaart Aarts. “De proefpersonen zijn ‘besmet’ met het doel om een seksuele relatie aan te gaan met een vrouw.”

Rinze Benedictus

Popcorn

Prikkels die te kort zijn om bewust waargenomen te worden heten ‘subliminaal’. Dat heeft een dubieuze bijklank door een Amerikaans experiment uit 1957. Tijdens een film subliminaal de teksten "Drink Coca-Cola" en "Hungry? Eat Popcorn" laten zien, zou in de pauze de consumptie van cola en popcorn verhogen. Later bleek het om fraude te gaan, het experiment is nooit uitgevoerd. Maar subliminale beïnvloeding bestaat wel. Mensen die het woord ‘peper’ of ‘dokter’ geflitst krijgen, herkennen daarna sneller ‘zout’ respectievelijk ‘verpleegster’. “Deze betekenis-effecten duren heel kort”, vertelt psycholoog Henk Aarts. "Maar er komt steeds meer bewijs dat subliminale beïnvloedingstechnieken ook effecten hebben op onze meningen en gedrag."