Achtergrond

Geert Panhuysen lucht zijn hart: "Schijnt de zon wel echt?"

Geert Panhuysen lucht zijn hart: "Schijnt de zon welecht?"

Uiteindelijk heb ik de vragen van de Medewerkersmonitor van deUniversiteit Utrecht toch maar weer beantwoord. Mijn aanvankelijkeweerzin was niet gering.Van de vorige keer had ik het gevoelovergehouden dat de resultaten vooral gebruikt zijn als 'windowdressing'. Negatieve uitkomsten over organisatie en leiding werdente veel met de mantel der zelfliefde bedekt. Positief en schoonmoest onze werkgever aan de buitenwereld toeschijnen, de smettenbleven slechts zichtbaar van binnen uit. Een mooi initiatief zonMedewerkersmonitor, maar met de Sol Iustitiae had hij te weinig vandoen.

Wat verhuld werd, is dat de universiteit een dermate complexeorganisatie is, met zo veel bestuurslagen met eigen levens en zoveel vaagheid en overlap in de verdeling van verantwoordelijkheden,dat het een wonder mag heten dat nog zo veel goed gaat. Ook denieuwe Medewerkersmonitor laat weer geen uitkomsten toe dieduidelijk maken hoe demotiverend de universitaire aanpak kanwerken. Neem nu de invoering van het bama-stelsel, die behoorlijkchaotisch, centralistisch en bureaucratisch is verlopen, en gepaardging met dubbele boodschappen.

De aanpak was chaotisch omdat aanvankelijk iedereen zonder veeloverleg maar wel pijlsnel aan de slag ging met het Bologna-akkoord.Dat was dan ook heel nastrevenswaardig. Terecht werden wij doorminister Hermans, zijn commissies en onszelf aan het werk gezet. Erontplofte echter een vuurwerk van initiatieven door de heleuniversiteit heen, waarbij de sterren alle kanten op schoten. Hetregende met name masterprogrammas. Op het niveau vanspecialisaties, opleidingen, faculteiten, clusters van opleidingen,groepen van opleidingen, plaatselijk en landelijk ging men in deweer. Wie niet voor was, lag achter. De plannenmakers buiteldenover elkaar heen, en struikelden.

De faculteit Sociale Wetenschappen had op een gegeven momentgevorderde plannen. Het faculteitsbestuur had meer eenheid ensamenhang in de verspreide initiatieven weten te brengen, maar lietnog veel ruimte voor de afzonderlijke opleidingen, zoals het ookhoort. Toen bleek er een universitaire commissie te zijn die eengedetailleerd onderwijsconcept voor de hele universiteit hadbedacht, dat op een aantal punten heel anders was. Veel dat binnende faculteit klaar en in orde leek, moest weer opnieuw.

Vanaf dat moment begon de zegetocht van het centralisme. Hetonderwijsconcept dat de commissie heeft ontvouwd, is in een aantalopzichten prijzenswaardig. Kleinschalig, activerend onderwijs; eenmajorprogramma dat studenten vertrouwd maakt met eenwetenschappelijke discipline; veel aandacht voor de ontwikkelingvan academische vaardigheden, vooral ook onderzoeksvaardigheden;een relatief groot minorprogramma en plaats voor contextvakken,zodat een brede academische vorming tot stand kan komen. Het leekallemaal heel mooi.

Het onderwijsconcept laat evenwel in het midden hoe je studentenactiveert. Geen probleemgestuurd onderwijs, of zo iets. Ook geengroepsgrootte van twaalf, maar van 25.

Het is niet zo erg om de wijze van activeren aan docenten zelfover te laten, maar helaas ging de uitwerking van het concept in deUniversitaire Richtlijn (UR) gepaard met het bepalen en opleggenvan gedetailleerde regels en procedures, die gegeven de beperktemiddelen, landelijke afspraken binnen de disciplines en gangbarepraktijken in de meeste opleidingen vaak onhaalbaar, onwenselijkdanwel onuitvoerbaar zijn. Over de richtlijn en de problemen diedeze oplevert, heeft het centraal niveau, in het bijzonder debama-commissie, te nauwer nood met de opleidingen overlegd. Als eroverleg was, leek dat eerst wel ruimte te laten voor eigenoplossingen buiten de letter van de UR om, maar bleek dit laterweer klatergoud.

Het sterkste voorbeeld hiervan - hoop ik - was de gang van zakenrondom de certificatie van het bachelorsprogramma voor depsychologie-opleiding. Het ter certificatie voorgelegde programmabevatte 90 europese studiepunten (ects) aan verplichte onderdelenin plaats van het maximum van 75 ects dat de UR toeliet. In hetoverleg met de commissie was ter sprake gebracht dat de landelijkepsychologie-opleidingen het eens waren over de vakken die in hetbachelorprogramma moeten zitten om het een volwaardige bijdrage aande opleiding tot psycholoog te laten zijn. Dat is geen Nederlandseeigenaardigheid: in heel Europa bestaat een grote eensgezindheidhierover. De bama-commissie toonde zich gevoelig voor het probleemdat dit vakkenpakket moeilijk in 75 ects onder te brengen was, nietalleen door de omvang ervan maar ook doordat Hermans wel Bolognawilde, maar geen tweejarige masterprogrammasvoor psychologie eennoodzaak om tot een in totaal volledig programma te komen. Tochadviseerde de commissie later negatief over het voorgesteldemajorprogramma en is het ook afgekeurd door het college vanbestuur, met geen andere reden dan een beroep op de afwijkingen vande kwantitatieve eisen die de UR stelt, echt zonder eniginhoudelijk bezwaar. En bovendien zonder enig nader overleg.

Dit bureaucratische geweld dwong psychologie tot het schrappenvan twee verplichte cursussen uit het ingediende majorprogramma.Dat de keuze pijn deed, was nog te verdragen. Ronduit bizar echterwas het resultaat van dit keuzeproces in het licht van eenonderwijsconcept dat brede academische vorming tot een hoofddoelvan de bachelorsopleiding uitroept. Geschrapt werden de cursus'maatschappelijke grondslagen van het gedrag' en de cursus'wetenschapsfilosofie en ethiek voor psychologen'; bovendien werdde opbouw en volgorde van cursussen beduidend minder doelmatig. Ditversmalde majorprogramma is wel intussen gecertificeerd. Naar deinhoud is dus weer niet gekeken. Ik vind dit geen manier van doen.Bij mij heeft deze episode het gevoel versterkt dat de nadelen dievoortvloeien uit het deel uitmaken van een groot concern devoordelen verre overtreffen.

Het universitaire onderwijsconcept is in een aantal opzichteneen mooie droom, maar stuit op praktische bezwaren en had daaromniet tot wet verheven moeten worden. Meer aandacht voor deontwikkeling van academische vaardigheden willen we allemaal welgeven, maar de mogelijkheden om het ook echt te doen zijn heelbeperkt. De UR eist van alles van ons: meer contacturen, meertoetsingsvormen, meer studie(loopbaan)begeleiding, meer informatie- het stopt maar niet. Het CvB wil heel veel meer van ons, maar kanons niet de middelen bieden om dat allemaal uit te voeren. Hoe kunje in een opleiding waarin er op veertig studenten slechts n docentis zestien contacturen per week realiseren? Gegeven dezekwantitatieve verhouding is elk uur 'quality time' pure winst.

De actuele situatie die drastische bezuinigingen verlangt, maaktde dubbele boodschap nog wranger: de opleidingen wordt gevraagd hetonderwijs veel intensiever aan te pakken en dat met minder mensente doen. En dan is er ook nog de dubbele boodschap: neem zelf deverantwoordelijkheid voor de verhoging van de kwaliteit van jullieonderwijs, maar doe dat wel precies zoals wij het willen.

Het onderwijsconcept is mooi op papier. In de comfortabelecontext van het University College Utrecht (zoals die nu nog is)zal het wel te doen zijn, maar niet in de echte wereld. Het is alsmet de bijdrage van Rem Koolhaas aan het 'corporate image': hetEducatorium is vooral een Epatorium, echt heel mooi en heelbijzonder. Je staat er versteld van, maar je kunt er lang nietalles wat er van je wordt verlangd.

De conclusie dat de UU goed is in 'keeping up appearances' lijktmij niet onrechtvaardig. Elke nacht schijnt de Sol in de Uithof.Schijn of geen schijn, tot nu toe komt de echte zon elke dag weerop. Morgen kan het beter. Niet langer te veel aandacht voor debuitenkant - de valkuil van elke grote organisatie - en meer ruimtelaten voor de inhoud.

'We zijn echt serieus genomen'

Studenten in de universiteitsraad

Eén voor één nemen de studenten plaats aan de grijze tafels in een lokaal in het Ruppertgebouw en schenken een kop koffie of thee in. Het is maandag 27 januari, 10 uur. De leden van de universiteitsraad zijn klaar voor weer een nieuwe week vol vergaderingen, discussies en acties. Iedereen lijkt te wachten op het moment dat de deur van de kamer gesloten wordt en voorzitter Bram Stoffele het woord neemt.

Evelien Bus is één van de twaalf studenten van de U-raad: "Toen ik in juni als U-raadslid begon, moest ik stukken lezen waarvan ik dacht 'waar gaat dit over?' Maar je specialiseert je al snel in een bepaald onderwerp en praat erover met ambtenaren. Dan gaat het meer leven. Een paar maanden geleden ben ik me gaan verdiepen in de emancipatie aan de universiteit, vooral omdat ik dat zelf heel belangrijk vind. Ik studeer wiskunde en op de faculteit heerst een echte mannencultuur; er is maar één vrouwelijke docent. Ik vind dat het college van bestuur actie moet ondernemen om bijvoorbeeld meer vrouwelijke hoogleraren aan deze universiteit te krijgen. Er zijn afspraken gemaakt waarbij is vastgelegd dat het aantal vrouwen omhoog moet. Maar inmiddels zijn we een jaar verder en zijn er nog te weinig resultaten geboekt. Daar wil ik het college op aanspreken. "

Evelien vertelt dat het college aanvankelijk volhield dat emancipatie de verantwoordelijkheid is van decanen. Maar de studenten lieten zich niet zomaar 'nee' verkopen. "Onze rechtenstudenten uit de U-raad, Bram, Ayse en Jenneke, zijn met elkaar om de tafel gaan zitten om te bekijken hoe dit wettelijk geregeld is. Zij ontdekten dat emancipatie wel degelijk de verantwoordelijkheid is van het college. We hebben het bestuur nu een brief gestuurd en ik ben zeer benieuwd hoe daar op wordt gereageerd. Misschien wordt het stuk wel met een snedige opmerking van tafel geschoven."

Bram, de voorzitter van de studentengeleding: "Soms is het voor het college niet echt fijn dat we bepaalde punten aansnijden. Waarschijnlijk wensen de drie bestuurders dat we ons met andere, minder gevoelige onderwerpen bezighouden. Het uitgangspunt van de relatie tussen de U-raad en het college van bestuur is dat zij de stukken leveren, wij er naar kijken, contact opnemen met onze achterban en commentaar leveren. Maar de U-raad van dit jaar heeft ook zijn eigen agenda en toont veel initiatief. Bijvoorbeeld door een onderwerp als emancipatie grondig uit te zoeken."

Donderdag 23 januari, even voor 15 uur. Evelien bereidt zich voor op haar gesprek met de ambtenaar die over het emancipatiebeleid gaat. Ze vindt het wel spannend. De vorige keer dat zij hem sprak, vond ze dat hij zich erg defensief opstelde. "Hij heeft een cc'tje gekregen van mijn brief aan het college, dus ik zie het wel." Bram gaat ook mee naar het gesprek.

In de vergaderkamer worden eerst handen geschud en fungeert Bram even als koffiejuffrouw. Het gesprek komt op gang. Evelien zegt dat zij een stijging van één procent van het aantal vrouwen zoals staat in de voortgangscijfers van 2001 niet echt bemoedigend vindt. De ambtenaar legt uit dat er meer staat in de rapportage: er wordt in 2002 ook een toename verwacht. "Daar hebben jullie het niet over. Als je dat resultaat weglaat, zet je oogkleppen op", zegt hij. Evelien zegt dat hij misschien zélf wel oogkleppen op heeft als je percentages als nul of één procent bemoedigend noemt. Hij zucht: "Het is een stijging van vier procent, niet van één. Kunnen jullie niet rekenen?" Evelien kijkt naar beneden en zegt vinnig: "Ik word hier gewoon heel kwaad van. Ik word niet serieus genomen." Hij vindt dat zij de voortgangsrapportage beter had moeten lezen. Evelien en de ambtenaar zijn beiden te geëmotioneerd en zijn het er over eens dat ze op deze manier niet verder komen.

In het Ruppertlokaaltje is iedereen benieuwd naar het gesprek dat Evelien een paar dagen daarvoor met de emancipatieambtenaar heeft gehad. Met een lach op haar gezicht verteld Evelien: "Ik ben tevreden over mijn eigen gedrag. Ik schoot alleen uit mijn slof toen hij tot drie keer toe zei 'kan je niet rekenen of zo?'. Toen werd ik zo boos. Hij zit over een paar procentjes te pietlutten, terwijl hij het probleem gewoon niet erkent." Iedereen lacht. "Strategisch was het heel onhandig wat ik heb gedaan. Ik had de allerlaatste cijfers niet gezien. Het was een misverstand. Hij kwam pas heel laat met cijfers van 2002. "

Het volgende punt op deze maandagvergadering is aan de beurt. Betty komt met een vrolijker verhaal. Ze heeft voor de hele groep een goedkoop weekendje weg gevonden; een paar dagen in een huisje op Texel. Voorzitter Bram beleeft even later een moeilijk moment in de vergadering. Hij moet de rest zover krijgen om flyers over de U-raadsverkiezingen uit te delen. Bram: "Wie heeft er tijd?" Het blijft angstvallig stil. Bram: "Ik heb het gewoon veel te druk." Collega Reitse komt met het hilarische idee om gewoon een pak flyers van het Van Unnikgebouw te gooien. Iedereen lacht. Daarna wordt er gediscussieerd over hoe, waarom en wanneer er wat gezegd wordt over het plan van het college over bestuurlijke vernieuwing. Hoe ze zich het beste kunnen wapenen als bijvoorbeeld de rector een vraag beantwoord met: 'daar gaan we het niet over hebben'.

Onder het genot van een warme chocomel met slagroom in café het Hart, vertelt Bram later waarom hij u-raadslid is geworden. "Toen ik vorig jaar voorzitter was van de studievereniging A-Eskwadraat, was ik bezorgd over hoe de universiteit het bachelor-masterstelsel zou invoeren. Als U-raadslid zou ik ook werkelijk wat kunnen betekenen voor de universiteit. Ik zag daarnaast wat een jaar in de U-raad met A-Eskwadraat-bestuursleden had gedaan. Ze konden goed argumenteren en begrepen snel waar hun gesprekspartners heen wilden. Dat zijn eigenschappen die ik zelf ook zou willen hebben."

Op de vraag hoe het nu is om U-raadslid te zijn, hoeft Bram niet lang na te denken: "Het is een speeltuin. Je wordt als het ware gewoon losgelaten en je ontdekt vanzelf hoe alles in zijn werk gaat. Er zijn vrijwel geen barrières. Er is een kader, namelijk de wet, maar de invulling wordt gegeven door de raad zelf. Als student heb je een heel ander perspectief op zaken dan de bestuurders. Het college zal het wel niet willen toegeven, maar ze zullen over voorstellen van ons heus wel eens denken 'potverdorie, dat is toch wel een goed idee'."

Een dag na het studentenoverleg is het dan zover. Een afvaardiging van de U-raad zit met het college van bestuur om de tafel. In deze vergadering zal collegevoorzitter Veldhuis onder andere reageren op de brief over emancipatie. Dit is het moment waarop Evelien gewacht heeft. Tot haar opluchting spreekt Veldhuis zijn waardering uit voor het stuk dat de universiteitsraad over emancipatie heeft opgesteld. "Het is een gedegen stuk en met zorg gemaakt. Er is sinds 1998 vooruitgang geboekt, maar nog te weinig. Emancipatie is een weerbarstig onderwerp." Het moet Veldhuis wel van het hart dat hij de teneur van het stuk niet zo prettig vind, maar hij is over het algemeen positief. Voor Evelien valt een last van haar schouders: "Ik ben heel blij met deze erkenning." zegt ze tegen Veldhuis. Evelien loopt even later voldaan de vergaderzaal uit: "We hebben bereikt dat emancipatie weer op de agenda staat. We zijn echt serieus genomen. Dat geeft een kick!"

Helma Tienpont

U-raad

De universiteitsraad, ook wel U-raad genoemd, is het medezeggenschapsorgaan van de universiteit op centraal niveau. De raad telt 24 leden: 12 studenten en 12 medewerkers. Elk jaar worden er in mei nieuwe studentleden gekozen.

Oude kaarten en nieuwe avonturen

Hoogleraar Gunter Schilder is trots op zijn 35 vrijwilligers. Albijna tien jaar werken zij zonder enige voorzieningen en geheel opeigen kosten mee aan het omvangrijke project om allerleicartografische afbeeldingen die gemaakt zijn in Nederland tebestuderen. Hun enige beloning is een fles wijn tijdens denieuwjaarsborrel. Toch zijn ze stuk voor stuk heel enthousiast entoegewijd. "Studenten en beginnende onderzoekers kunnen eenvoorbeeld nemen aan de inzet van deze mensen. Het idee is dat zeeen dag per week aan het onderzoek besteden, maar de meesten doenveel meer".

Na zo'n lofrede rijst natuurlijk de vraag: wie zijn dezefanatiekelingen? Paula van Gestel, vrijwilligster van het eersteuur en inmiddels ook betrokken bij de coordinatie van de projecten,vertelt dat het overgrote deel van haar collega's "40-plusser" is,en dat de meesten zijn gestopt met werken. Zij vonden elkaar alstoehoorder bij de colleges van Schilder. De hoogleraar stelde vrijsnel nadat hij 27 jaar geleden in Utrecht colleges begon te geven,deze open voor andere genteresseerden. "Ik sta daar toch, en dankan je maar beter dertig luisteraars hebben dan tien, vind ik. Dietoehoorders waren hobbyisten, die via mond-tot-mondreclame bij mijterechtkwamen. Op het laatst kwamen ze zelfs uit Antwerpen enBrussel."

Van Gestel hoorde bij een groep enthousiastelingen die decolleges zo'n tien jaar geleden ging volgen. De belangstelling voorcartografie werd bij haar geboren via haar postzegelverzameling.Toen ze zegels ging verzamelen met afbeeldingen van kaarten daarop,wilde ze meer over het onderwerp te weten komen. "We vonden hetjammer dat het na de colleges afgelopen zou zijn. Toen zijn we gaanzeuren: of er niet nog meer voor ons te doen was. Zo ontstond hetidee om als vrijwilligers onderzoek te doen."

Onderzoeker Peter van der Krogt, een van de vaste stafleden vanSchilder, organiseerde samen met een collega een serie van zevenwerkcolleges, waarin de basis van het cartografisch onderzoek uitde doeken werd gedaan. Samen met Schilder begeleiden de tweewetenschappers de inmiddels achttien projectgroepen. "Op zich ishet fantastisch dat de vrijwilligers het onderzoek hebben opgepakt,want zo kunnen we heel veel projecten waar wij als vaste staf geentijd voor hebben, toch uitvoeren", aldus Van der Krogt. Maar hetwerken met vrijwilligers blijkt niet alleen maar voordelen tehebben. "We hebben ons een beetje verkeken op de hoeveelheid tijddie het kost om de vrijwilligers te begeleiden. Zo nu en dan hebbenwe het zo druk met de projecten, dat ons eigen onderzoek er bijnabij inschiet. Daarom worden de achttien projecten even nietuitgebreid."

Maar ook voor de vrijwilligers blijkt het verrichten van hetonderzoek niet alleen maar feest. "Je merkt toch wel dat wij op ditgebied niet academisch zijn opgeleid. We hebben wel diewerkcolleges gevolgd, maar dat waren toch maar zevenbijeenkomsten", aldus Van Gestel. "Het komt voor dat je een halfjaar bezig bent geweest om een serie kaarten te beschrijven, en danvan je begeleider te horen krijgt dat je iets over het hoofd hebtgezien, of dat je de verkeerde invalshoek hebt gekozen. Kan je weerterug en opnieuw beginnen". En hoewel de meeste vrijwilligers aljaren samenwerken, levert ook dat wel eens spanningen op. "Hetvoordeel is dat de meeste vrijwilligers al een carrire achter derug hebben, en dus al wel weten hoe het is om samen te werken. Maarnatuurlijk zijn er ook wel eens verschillen van mening. Zo is eenvan de vrijwilligers er mee opgehouden, omdat hij vond dat deoverige leden van de groep niet snel genoeg gingen. Dat soortverschillen levert wel eens frustraties op."

Het is echter uitzonderlijk dat vrijwilligers het voor gezienhouden. "In totaal zijn er zo'n vijf mensen gestopt, de meestenvanwege gezondheidsproblemen. Natuurlijk is het niet altijd alleenmaar fantastisch, maar over het algemeen is het zo leuk en boeiend,dat iedereen nog steeds enthousiast bezig is", aldus VanGestel.

Dat enthousiasme blijkt in schril contrast te staan met degeringe interesse die reguliere studenten voor HistorischeCartografie aan de dag leggen. Van de Krogt vertelt dat gemiddeldzo'n zeven studenten het bijvak volgen. "En die zijn meestal meergenteresseerd in het aantal bladzijden dat ze moeten lezen en hetaantal studiepunten dat ze krijgen dan in het onderwerp", bromtSchilder.


"Wij subsidieren normaal gesproken geen wetenschappelijkonderzoek", zegt Luuk van Term, hoofd voorlichting en communicatievan subsidieschieter het VSB Fonds. Het fonds maakt eenuitzondering voor Stichting Explokart, omdat het werk wordt gedaandoor vrijwilligers die worden begeleid door wetenschappers. Diebijzonder opzet was het VSB fonds 540.000 euro waard. "Wat ookbelangrijk is, is dat door dit onderzoek een deel van hetNederlands cultureel erfgoed wordt ontsloten. Door onze subsidieworden de publicaties beter betaalbaar, en dus bereikbaar voor eengroter publiek". Stichting Explokart hoopt deze maand nog eensubsidiegever binnen te halen. De uiteindelijke publicaties van de18 onderzoeken waarin beschrijvingen van en commentaren op deonderzochte kaarten en kwalitatief hoogwaardige herdrukken van dekaarten worden opgenomen, zullen daardoor voor 100 tot 175 euro inde winkel liggen. Normaal gesproken zijn dergelijke publicatiesrond de 400 euro per stuk.

Opschieten in het karrenspoor

Hans Kok steekt zijn vinger uit en wijst iets aan op de kaart."Hier staat dat op deze plek De Stad Woerden is vergaan in 1639.Dat is nou zo mooi aan historische cartografie: de geschiedeniskomt via die oude kaarten voor je ogen tot leven", aldus Kok die alzo'n vier jaar vrijwillig met zijn neus in de oude zeekaartenzit.

De vrijwilliger heeft zich al die jaren bezig gehouden met hetinventariseren en catalogiseren van de ongeveer 350 kaarten die deVerenigde Oostindische Compagnie in de loop van haar bestaan heeftuitgebracht. Het voorliggende perkamenten exemplaar, met eenafbeelding van een deel van voormalig Nederlands-Indie, ziet er nognetjes uit. "Dat komt waarschijnlijk omdat hij niet daadwerkelijktijdens een reis is gebruikt. Op de VOC-schepen waren meestal vieridentieke kaarten aanwezig, en deze is waarschijnlijk tijdens dereis niet uit zijn blikken rol geweest".

Kok blijkt een speciale betrokkenheid te hebben met hetonderwerp. "Ik ben zelf piloot geweest, en heb leren navigeren opde ouderwetse manier: met een kaart en een sextant. Tegenwoordiggaat het allemaal via computers en satellieten, maar daarvoor warende navigatiemethoden eeuwenlang nagenoeg hetzelfde. Het verbaastmij steeds weer hoeveel overeenkomsten er zijn tussen die oudekaarten en de kaarten waarmee ik leerde navigeren." Volgens Kokkijkt hij door zijn achtergrond vaak op een andere manier naar dekaarten dan een 'beroepswetenschapper'. "Ik bekijk zo'n kaart ineerste instantie vanuit het oogpunt van de gebruiker. Wat was hetpraktische nut van bepaalde details, in hoeverre kon een zeemaniets met zijn kaart? Als voorbeeld wijst Kok op een VOC-kaart eenzogenoemd karrenspoor aan: een geul waarin de schipper terechtmoest zien te komen om de reis te bespoedigen. "Uit ervaring wistenze op een gegeven moment dat de wind vaak uit een bepaalde hoekkwam. Als je dan op het karrenspoor zat, kon je goed opschieten".Maar de kaart blijkt voor een goede verstaander vol andereaanwijzingen te staan. "De kaarten werden natuurlijk vanuit zeegetekend, en elke uitstekende rots of bijzondere plaats kreeg eennaam. Daar was veel uit af te leiden, zo kon je bij 'Verse Rivier'waarschijnlijk goed water halen en was 'Varkens Hoek' mogelijk eenplek om zwijnen te vangen. Maar ook probeerden ze de orientatie tevergemakkelijken door opmerkingen over de bodem te noteren, zoals'Grofzant' of 'Coraalgront'. En af en toe kom je ook gewoongrappige dingen tegen. Hier staat bijvoorbeeld 'Brabants Hoedje',dat zal dan wel een rots of zo zijn geweest, die de vorm had vaneen bepaald hoofddeksel."

Het project van Hans Kok dat hij samen met professor Schilderdoet, is een van de achttien die de geschiedenis van in Nederlandgemaakte kaarten bestuderen. Hoe spannend zijn avonturen tussen dezeekaarten ook lijken, volgens vrijwillig onderzoeker Paula vanGestel haalt dat het niet met haar onderwerp. Zij is, met vierandere vrijwilligers bezig kaarten uit reisboeken van Polen enRusland te inventariseren. "Bij die VOC-inventarisatie heb jealleen te maken met zeekaarten. Maar bij ons onderwerp heb je juistmet heel veel verschillende soorten kaarten van doen." Ze wijst opeen prent van een slag bij de Letse stad Dunamunde. "Kijk, de stadis hier in relief weergegeven, inclusief de plekken waar dekanonskogels insloegen." In een ander boek blijkt een plattegrondte staan van een grafkelder in Kiev, waarop aangegeven is waar dedefinitieve rustplaats van welke geestelijke is. "Er zijn zelfsmunten met geografische afbeeldingen. Die betrekken we allemaal inonze inventarisatie, en dat maakt het juist zo leuk enafwisselend", aldus Van Gestel. "Ik had ook voor een ander projectkunnen kiezen. Tegelijk met ons is ook een project gestart waarinde kaarten in pamfletten worden genventariseerd. Dat waren eensoort nieuwsbrieven, waarin bepaalde gebeurtenissen uit die tijduit de doeken werden gedaan. Dat onderzoeksteam heeft zo'n 25.000van die pamfletten doorgenomen, en hun publicatie staat op stapel.Een ander onderwerp dat ik had kunnen kiezen was kaarten inbijbels. In sommige bijbels zijn kaarten opgenomen van bijvoorbeeldhet paradijs. Daarop wordt aangegeven waar ze dachten dat het lag,en hoe dat er uit zou zien. Maar ook werden in bijbels bijvoorbeeldplattegronden weergegeven van Jeruzalem. Ook heel interessant enleuk natuurlijk, maar in die tien jaar die ik nu bezig ben, heb ikecht nooit spijt gehad van mijn keuze."

Hanneke Slotboom

Voedingssupplement helpt wel of niet

Wet moet duidelijkheid geven over wetenschappelijk bewezen gezonde toevoegingen

De Warenwet lokt suggestieve maar inhoudsloze gezondheidsclaims op voedingsmiddelen uit. Want wat is het verschil tussen 'verzorgende invloed op hart en bloedvaten' en 'verzorgende werking op hart en bloedvaten'? "Daar willen we vanaf", zegt voedingskundige Nicole de Roos van het Universitair Medisch Centrum.

Het is the morning after. Hij heeft zijn kleren al weer aan en staat op het punt om te vertrekken. Zij wil daar niets van weten, want zij heeft net een portie Hero Fruitontbijt achter de kiezen. En dat is een 'snelle, voedzame en gezonde start van de dag'. Deze reclame illustreert het moderne denken over voeding. Eten doen we al lang niet meer om alleen de honger te stillen. Tegenwoordig eten we ook om gezond te worden of te blijven.

Voedingsmiddelen met extra toevoegingen als vitamine C heten functional foods. Maar de reclame van Hero Fruitontbijt legt ook de vinger op de zere plek van functionele voeding, omdat het hier niet om wetenschap maar om suggestie gaat. Want wat is een gezond begin van de dag?

Deze suggestieve gezondheidsclaims vormen één kant van de medaille, legt voedingskundige dr. Nicole de Roos van het UMC uit. Aan de andere zijde staan voedingsmiddelen die wel degelijk het risico op een aandoening verkleinen, maar daar niet mee mogen adverteren. Dat komt door de Nederlandse Warenwet waarin staat dat met voedingsmiddelen geen gezondheidsclaims gemaakt mogen worden. Volgens De Roos vertroebelt die wet de informatievoorziening over voeding. "Het lijkt alsof de Nederlandse overheid niet wil dat mensen voedingsmiddelen gebruiken als medicijn. Als mensen klachten hebben moeten ze naar de dokter, dat mogen ze niet in de supermarkt oplossen. Maar als een kind bijvoorbeeld geen zuivelproducten lust, ga je daarmee niet naar de dokter. Dan kun je het kind gewoon etenswaren geven die zijn verrijkt met calcium."

De Roos kent verschillende voorbeelden van middelen waarvan bewezen is dat ze een preventieve of een genezende werking hebben. Zo is calcium nodig voor botaanmaak, verkleint het slikken van foliumzuur door zwangere vrouwen de kans op een baby met een open ruggetje en verlagen sterolen en stanolen het cholesterolgehalte. Ondanks het wetenschappelijke bewijs mogen fabrikanten hun producten er echter niet mee sieren.

"Het is wel gek, inderdaad. De rol van de overheid is heel complex", zegt De Roos behoudend.

Recentelijk schreef De Roos samen met de Wageningse hoogleraar Martijn Katan twee artikelen in het 'Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde' en in 'Science' waarin zij pleit voor het toelaten van wetenschappelijk bewezen gezondheidsclaims. Daar staat tegenover dat de twee onderzoekers de suggestieve claims die juridisch niet zijn aan te vechten, van het toneel willen hebben. Zo kan op een bepaald midden staan dat het goed is voor de bloedcirculatie omdat de fabrikant niet mag zeggen dat het de bloedcirculatie bevordert.

De suggestie van de gezondheidsbevorderende werking blijft, terwijl die niet bewezen hoeft te worden. De Roos: "Voor de consument maakt het natuurlijk geen ene moer uit. Die ziet het verschil niet tussen een suggestie en een echte claim."

De Roos zou zich dan ook 'kunnen voorstellen' dat in een nieuwe Warenwet een 'nee, tenzij'-regeling voor gezondheidsclaims komt. Op een voedingsmiddel mag dan geen enkele toespeling op een gezondheidsbevorderende werking staan, tenzij gedegen wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het middel inderdaad heilzaam is. Ruimte voor suggestie zal er altijd blijven, geeft De Roos toe. "Fabrikanten kunnen ook met afbeeldingen werken, een plaatje van een hart wekt ook al de indruk dat de inhoud goed is voor het hart is. Maar de wetgeving van nu werkt ook niet, dus moet er iets veranderen."

Rinze Benedictus

Suggestief

WEL toegestaanNIET toegestaan binnen de Warenwet

beschermt bij veroudering beschermt bij te snelle veroudering

bij overgangsverschijnselenbij overgangsklachten

heeft een maagversterkende werkingbeschermt bij maagaandoeningen

bevordert de darmperistaltiekter bestrijding van een trage darmwerking

houdt gewrichten soepel(bij) stramme gewrichten

verzachtende invloed op luchtwegenverzachtend bij geprikkelde luchtwegen

lucht opluchtgevers

verzorgende invloed op hart en bloedvatenverzorgende werking op hart en bloedvaten

gunstig voor de bloeddrukvoor een goede bloeddruk

goed voor de bloedcirculatiebevordert de bloedcirculatie

voor een sterke blaasblaasspieren zullen weer sterk gemaakt worden

voor een normale menstruatievoor een probleemloze menstruatie

voor een goede gemoedstoestand goed tegen depressies

helpt bij geestelijke druk en inspanningdoen de geestelijke druk en spanning afnemen

bij examenspanningbij examenvrees

Rijk eet gezonder

"Gemiddeld krijgen we als bevolking te weinig vezels, vitaminen en mineralen binnen”, zegt de Utrechtse voedingsdeskundige De Roos. Ze haalt een onderzoek aan van de Gezondheidsraad van vorig jaar. Slechts 17 procent van de Nederlanders eet voldoende vezels. Van de microvoedingsstoffen zoals foliumzuur, de mineralen ijzer en calcium en vitamines A, D, E, C, B6, B12 is over de hele bevolking de consumptie gedaald.

Bij het keren van deze ongunstige trend, ziet De Roos een rol weggelegd voor functional foods. “Als mensen niet van groente en fruit houden dan kunnen functional foods met toegevoegde vitamines een aanvulling zijn. Hetzelfde geldt voor met calcium of vezels verrijkte voedingsmiddelen.” De kanttekening ligt ook voor de hand. "We zijn nog niet zover dat we groente en fruit kunnen reduceren tot een pilletje. We kennen alle werkzame stoffen nog niet”, relativeert De Roos.

Het is echter maar de vraag of degenen die functional foods nodig hebben ze ook gebruiken. Uit Fins onderzoek blijkt dat juist mensen met een hogere sociaaleconomische status cholesterolverlagende margarine gebruikten. Zo’n hogere status gaat vaak gepaard met een gezondere levensstijl en dus met een lager risico op hart- en vaatziekten – waartegen de cholesterolverlagende margarine juist beschermt. Mensen met een lager inkomen, hebben vaak een ongezondere levensstijl en zijn minder geneigd geld uit te geven aan het relatief dure functional foods.

Studenten in de universiteitsraad: 'We zijn echt serieus genomen'

Studenten in de universiteitsraad: 'We zijn echt serieusgenomen'

Bram verheft zijn stem en begint als gewoonlijk de agenda doorte nemen. Er komt al gauw wat meer leven in de tent zodra devergadering met de faculteitsraad van scheikunde wordt nabesproken.Maar er is ook ruimte voor luchtige onderwerpen. Bram vraagt: "Iser nog iemand naar het concert van het Nederlands Studenten Orkestgeweest? En was het leuk?" Thom reageert als enige: "Was leuk."Allen lachen en de schaal met koekjes wordt doorgegeven.

Evelien Bus is een van de twaalf studenten van de U-raad: "Toenik in juni als U-raadslid begon, moest ik stukken lezen waarvan ikdacht 'waar gaat dit over?' Maar je specialiseert je al snel in eenbepaald onderwerp en praat erover met ambtenaren. Dan gaat het meerleven. Een paar maanden geleden ben ik me gaan verdiepen in deemancipatie aan de universiteit, vooral omdat ik dat zelf heelbelangrijk vind. Ik studeer wiskunde en op de faculteit heerst eenechte mannencultuur; er is maar een vrouwelijke docent. Ik vind dathet college van bestuur actie moet ondernemen om bijvoorbeeld meervrouwelijke hoogleraren aan deze universiteit te krijgen. Er zijnafspraken gemaakt waarbij is vastgelegd dat het aantal vrouwenomhoog moet. Maar inmiddels zijn we een jaar verder en zijn er nogte weinig resultaten geboekt. Daar wil ik het college opaanspreken. "

Evelien vertelt dat het college aanvankelijk volhield datemancipatie de verantwoordelijkheid is van decanen. Maar destudenten lieten zich niet zomaar 'nee' verkopen. "Onzerechtenstudenten uit de U-raad, Bram, Ayse en Jenneke, zijn metelkaar om de tafel gaan zitten om te bekijken hoe dit wettelijkgeregeld is. Zij ontdekten dat emancipatie wel degelijk deverantwoordelijkheid is van het college. We hebben het bestuur nueen brief gestuurd en ik ben zeer benieuwd hoe daar op wordtgereageerd. Misschien wordt het stuk wel met een snedige opmerkingvan tafel geschoven."

Bram, de voorzitter van de studentengeleding: "Soms is het voorhet college niet echt fijn dat we bepaalde punten aansnijden.Waarschijnlijk wensen de drie bestuurders dat we ons met andere,minder gevoelige onderwerpen bezighouden. Het uitgangspunt van derelatie tussen de U-raad en het college van bestuur is dat zij destukken leveren, wij er naar kijken, contact opnemen met onzeachterban en commentaar leveren. Maar de U-raad van dit jaar heeftook zijn eigen agenda en toont veel initiatief. Bijvoorbeeld dooreen onderwerp als emancipatie grondig uit te zoeken."

Donderdag 23 januari, even voor 15 uur. Evelien bereidt zichvoor op haar gesprek met de ambtenaar die over hetemancipatiebeleid gaat. Ze vindt het wel spannend. De vorige keerdat zij hem sprak, vond ze dat hij zich erg defensief opstelde."Hij heeft een cc'tje gekregen van mijn brief aan het college, dusik zie het wel." Bram gaat ook mee naar het gesprek.

In de vergaderkamer worden eerst handen geschud en fungeert Brameven als koffiejuffrouw. Het gesprek komt op gang. Evelien zegt datzij een stijging van een procent van het aantal vrouwen zoals staatin de voortgangscijfers van 2001 niet echt bemoedigend vindt. Deambtenaar legt uit dat er meer staat in de rapportage: er wordt in2002 ook een toename verwacht. "Daar hebben jullie het niet over.Als je dat resultaat weglaat, zet je oogkleppen op", zegt hij.Evelien zegt dat hij misschien zelf wel oogkleppen op heeft als jepercentages als nul of een procent bemoedigend noemt. Hij zucht:"Het is een stijging van vier procent, niet van een. Kunnen jullieniet rekenen?" Evelien kijkt naar beneden en zegt vinnig: "Ik wordhier gewoon heel kwaad van. Ik word niet serieus genomen." Hijvindt dat zij de voortgangsrapportage beter had moeten lezen.Evelien en de ambtenaar zijn beiden te gemotioneerd en zijn het erover eens dat ze op deze manier niet verder komen.

In het Ruppertlokaaltje is iedereen benieuwd naar het gesprekdat Evelien een paar dagen daarvoor met de emancipatieambtenaarheeft gehad. Met een lach op haar gezicht verteld Evelien: "Ik bentevreden over mijn eigen gedrag. Ik schoot alleen uit mijn sloftoen hij tot drie keer toe zei 'kan je niet rekenen of zo?'. Toenwerd ik zo boos. Hij zit over een paar procentjes te pietlutten,terwijl hij het probleem gewoon niet erkent." Iedereen lacht."Strategisch was het heel onhandig wat ik heb gedaan. Ik had deallerlaatste cijfers niet gezien. Het was een misverstand. Hij kwampas heel laat met cijfers van 2002. "

Het volgende punt op deze maandagvergadering is aan de beurt.Betty komt met een vrolijker verhaal. Ze heeft voor de hele groepeen goedkoop weekendje weg gevonden; een paar dagen in een huisjeop Texel. Voorzitter Bram beleeft even later een moeilijk moment inde vergadering. Hij moet de rest zover krijgen om flyers over deU-raadsverkiezingen uit te delen. Bram: "Wie heeft er tijd?" Hetblijft angstvallig stil. Bram: "Ik heb het gewoon veel te druk."Collega Reitse komt met het hilarische idee om gewoon een pakflyers van het Van Unnikgebouw te gooien. Iedereen lacht. Daarnawordt er gediscussieerd over hoe, waarom en wanneer er wat gezegdwordt over het plan van het college over bestuurlijke vernieuwing.Hoe ze zich het beste kunnen wapenen als bijvoorbeeld de rector eenvraag beantwoord met: 'daar gaan we het niet over hebben'.

Onder het genot van een warme chocomel met slagroom in cafe hetHart, vertelt Bram later waarom hij u-raadslid is geworden. "Toenik vorig jaar voorzitter was van de studievereniging A-Eskwadraat,was ik bezorgd over hoe de universiteit het bachelor-masterstelselzou invoeren. Als U-raadslid zou ik ook werkelijk wat kunnenbetekenen voor de universiteit. Ik zag daarnaast wat een jaar in deU-raad met A-Eskwadraat-bestuursleden had gedaan. Ze konden goedargumenteren en begrepen snel waar hun gesprekspartners heenwilden. Dat zijn eigenschappen die ik zelf ook zou willenhebben."

Op de vraag hoe het nu is om U-raadslid te zijn, hoeft Bram nietlang na te denken: "Het is een speeltuin. Je wordt als het waregewoon losgelaten en je ontdekt vanzelf hoe alles in zijn werkgaat. Er zijn vrijwel geen barrires. Er is een kader, namelijk dewet, maar de invulling wordt gegeven door de raad zelf. Als studentheb je een heel ander perspectief op zaken dan de bestuurders. Hetcollege zal het wel niet willen toegeven, maar ze zullen overvoorstellen van ons heus wel eens denken 'potverdorie, dat is tochwel een goed idee'."

Een dag na het studentenoverleg is het dan zover. Eenafvaardiging van de U-raad zit met het college van bestuur om detafel. In deze vergadering zal collegevoorzitter Veldhuis onderandere reageren op de brief over emancipatie. Dit is het momentwaarop Evelien gewacht heeft. Tot haar opluchting spreekt Veldhuiszijn waardering uit voor het stuk dat de universiteitsraad overemancipatie heeft opgesteld. "Het is een gedegen stuk en met zorggemaakt. Er is sinds 1998 vooruitgang geboekt, maar nog te weinig.Emancipatie is een weerbarstig onderwerp." Het moet Veldhuis welvan het hart dat hij de teneur van het stuk niet zo prettig vind,maar hij is over het algemeen positief. Voor Evelien valt een lastvan haar schouders: "Ik ben heel blij met deze erkenning." zegt zetegen Veldhuis. Evelien loopt even later voldaan de vergaderzaaluit: "We hebben bereikt dat emancipatie weer op de agenda staat. Wezijn echt serieus genomen. Dat geeft een kick!"

Helma Tienpont


U-raad

De universiteitsraad, ook wel U-raad genoemd, is hetmedezeggenschapsorgaan van de universiteit op centraal niveau. Deraad telt 24 leden: 12 studenten en 12 medewerkers. Elk jaar wordener in mei nieuwe studentleden gekozen.

Arbeidsmarktcampagne is niet af...

'Wetenschap is nooit af'. Met die slogan werft de Universiteit Utrecht sinds een aantal maanden in de landelijke media nieuwe medewerkers. De campagne zelf is ook nog niet af.

Faculteiten en diensten hebben kritiek op onderdelen van de universiteitsbrede aanpak. Een belangrijke boodschap die de campagne-strategen meekregen is dat de universitaire onderdelen zich te weinig kunnen profileren. Zo vindt de faculteit Diergeneeskunde dat haar specifieke aantrekkingskracht op vooral het potentieel ondersteundend personeel (obp) verloren gaat. "Het is mooi zo'n universitaire campagne, maar zo levert het ons niets op", aldus W. Grimmelickhuijsen, hoofd P & O, die haar bezwaren in een brief aan de universitaire beleidsafdeling kenbaar maakte.

Ook het hoofd P & O van de rechtenfaculteit A. Geut vindt dat zijn faculteit en de verschillende onderdelen daarvan meer mogelijkheden moeten krijgen het eigen gezicht te laten zien. "Mensen identificeren zich eerder met de directe werkomgeving dan met een groot geheel als een universiteit."

Betrokkenen stellen met nadruk dat er sprake is geweest van constructief overleg. De universiteit heeft inmiddels besloten dat tegemoet gekomen moet worden aan de wens van de faculteiten. Volgens projectleider arbeidsmarktcommunicatie H.Ruijgers is het bureau dat bij de campagne is betrokken gevraagd op korte termijn voorstellen te doen. "We zoeken daarbij een balans tussen bekendheid geven aan de universiteit en aan de onderdelen, zodat die twee elkaar versterken."

Aan andere bezwaren van de faculteiten is de afgelopen maanden al iets gedaan. Zo was gevraagd om deeltijdaanstellingen en salarisindicaties te vermelden. Verder is het contract met het externe tekstschrijversbureau dat de teksten verzorgde twee weken geleden opgezegd. Verschillende P & O-afdelingen hadden daar minder positieve ervaringen mee. Hoofd P&O R. Buitelaar van de Letterenfaculteit: "De teksten die we aanleverden werden soms net even verkeerd weergegeven, waardoor er niets meer van klopte."

Ruijgers: "Het Communicatie Service Centrum verzorgt nu de teksten. Daar zitten mensen die de universiteit kennen en weten hoe de cultuur is. Daar kan een extern tekstschrijver niet tegenop."

Naast de arbeidsmarktcampagne probeert de universiteit onder meer door middel van een vacaturesite en facultaire introductieprogramma's nieuwe medewerkers te vinden.

XB

Oude kaarten en nieuwe avonturen

Het vrijwilligersproject van de Utrechtse Stichting Explokart kreeg dit jaar een subsidie van 540.000 euro. Onder leiding van ’s werelds enige hoogleraar Historische Cartografie Günter Schilder, doen in totaal zo’n 35 vrijwilligers onderzoek naar historische cartografische documenten. Voor een fles wijn per jaar beleven zij wekelijks een nieuw avontuur. "De geschiedenis komt voor je ogen tot leven."
Hanneke Slotboom

Na zo'n lofrede rijst natuurlijk de vraag: wie zijn deze fanatiekelingen? Paula van Gestel, vrijwilligster van het eerste uur en inmiddels ook betrokken bij de coördinatie van de projecten, vertelt dat het overgrote deel van haar collega's "40-plusser" is, en dat de meesten zijn gestopt met werken. Zij vonden elkaar als toehoorder bij de colleges van Schilder. De hoogleraar stelde vrij snel nadat hij 27 jaar geleden in Utrecht colleges begon te geven, deze open voor andere geïnteresseerden. "Ik sta daar toch, en dan kan je maar beter dertig luisteraars hebben dan tien, vind ik. Die toehoorders waren hobbyisten, die via mond-tot-mondreclame bij mij terechtkwamen. Op het laatst kwamen ze zelfs uit Antwerpen en Brussel."

Van Gestel hoorde bij een groep enthousiastelingen die de colleges zo'n tien jaar geleden ging volgen. De belangstelling voor cartografie werd bij haar geboren via haar postzegelverzameling. Toen ze zegels ging verzamelen met afbeeldingen van kaarten daarop, wilde ze meer over het onderwerp te weten komen. "We vonden het jammer dat het na de colleges afgelopen zou zijn. Toen zijn we gaan zeuren: of er niet nog meer voor ons te doen was. Zo ontstond het idee om als vrijwilligers onderzoek te doen."

Onderzoeker Peter van der Krogt, één van de vaste stafleden van Schilder, organiseerde samen met een collega een serie van zeven werkcolleges, waarin de basis van het cartografisch onderzoek uit de doeken werd gedaan. Samen met Schilder begeleiden de twee wetenschappers de inmiddels achttien projectgroepen. "Op zich is het fantastisch dat de vrijwilligers het onderzoek hebben opgepakt, want zo kunnen we heel veel projecten waar wij als vaste staf geen tijd voor hebben, toch uitvoeren", aldus Van der Krogt. Maar het werken met vrijwilligers blijkt niet alleen maar voordelen te hebben. "We hebben ons een beetje verkeken op de hoeveelheid tijd die het kost om de vrijwilligers te begeleiden. Zo nu en dan hebben we het zo druk met de projecten, dat ons eigen onderzoek er bijna bij inschiet. Daarom worden de achttien projecten even niet uitgebreid."

Maar ook voor de vrijwilligers blijkt het verrichten van het onderzoek niet alleen maar feest. "Je merkt toch wel dat wij op dit gebied niet academisch zijn opgeleid. We hebben wel die werkcolleges gevolgd, maar dat waren toch maar zeven bijeenkomsten", aldus Van Gestel. "Het komt voor dat je een half jaar bezig bent geweest om een serie kaarten te beschrijven, en dan van je begeleider te horen krijgt dat je iets over het hoofd hebt gezien, of dat je de verkeerde invalshoek hebt gekozen. Kan je weer terug en opnieuw beginnen". En hoewel de meeste vrijwilligers al jaren samenwerken, levert ook dat wel eens spanningen op. "Het voordeel is dat de meeste vrijwilligers al een carrière achter de rug hebben, en dus al wel weten hoe het is om samen te werken. Maar natuurlijk zijn er ook wel eens verschillen van mening. Zo is één van de vrijwilligers er mee opgehouden, omdat hij vond dat de overige leden van de groep niet snel genoeg gingen. Dat soort verschillen levert wel eens frustraties op."

Het is echter uitzonderlijk dat vrijwilligers het voor gezien houden. "In totaal zijn er zo'n vijf mensen gestopt, de meesten vanwege gezondheidsproblemen. Natuurlijk is het niet altijd alleen maar fantastisch, maar over het algemeen is het zo leuk en boeiend, dat iedereen nog steeds enthousiast bezig is", aldus Van Gestel.

Dat enthousiasme blijkt in schril contrast te staan met de geringe interesse die reguliere studenten voor Historische Cartografie aan de dag leggen. Van de Krogt vertelt dat gemiddeld zo'n zeven studenten het bijvak volgen. "En die zijn meestal meer geïnteresseerd in het aantal bladzijden dat ze moeten lezen en het aantal studiepunten dat ze krijgen dan in het onderwerp", bromt Schilder.

Opschieten in het karrenspoor

Hans Kok steekt zijn vinger uit en wijst iets aan op de kaart. "Hier staat dat op deze plek De Stad Woerden is vergaan in 1639. Dat is nou zo mooi aan historische cartografie: de geschiedenis komt via die oude kaarten voor je ogen tot leven", aldus Kok die al zo'n vier jaar vrijwillig met zijn neus in de oude zeekaarten zit.

De vrijwilliger heeft zich al die jaren bezig gehouden met het inventariseren en catalogiseren van de ongeveer 350 kaarten die de Verenigde Oostindische Compagnie in de loop van haar bestaan heeft uitgebracht. Het voorliggende perkamenten exemplaar, met een afbeelding van een deel van voormalig Nederlands-Indië, ziet er nog netjes uit. "Dat komt waarschijnlijk omdat hij niet daadwerkelijk tijdens een reis is gebruikt. Op de VOC-schepen waren meestal vier identieke kaarten aanwezig, en deze is waarschijnlijk tijdens de reis niet uit zijn blikken rol geweest".

Kok blijkt een speciale betrokkenheid te hebben met het onderwerp. "Ik ben zelf piloot geweest, en heb leren navigeren op de ouderwetse manier: met een kaart en een sextant. Tegenwoordig gaat het allemaal via computers en satellieten, maar daarvoor waren de navigatiemethoden eeuwenlang nagenoeg hetzelfde. Het verbaast mij steeds weer hoeveel overeenkomsten er zijn tussen die oude kaarten en de kaarten waarmee ik leerde navigeren." Volgens Kok kijkt hij door zijn achtergrond vaak op een andere manier naar de kaarten dan een 'beroepswetenschapper'. "Ik bekijk zo'n kaart in eerste instantie vanuit het oogpunt van de gebruiker. Wat was het praktische nut van bepaalde details, in hoeverre kon een zeeman iets met zijn kaart?” Als voorbeeld wijst Kok op een VOC-kaart een zogenoemd karrenspoor aan: een geul waarin de schipper terecht moest zien te komen om de reis te bespoedigen. "Uit ervaring wisten ze op een gegeven moment dat de wind vaak uit een bepaalde hoek kwam. Als je dan op het karrenspoor zat, kon je goed opschieten". Maar de kaart blijkt voor een goede verstaander vol andere aanwijzingen te staan. "De kaarten werden natuurlijk vanuit zee getekend, en elke uitstekende rots of bijzondere plaats kreeg een naam. Daar was veel uit af te leiden, zo kon je bij 'Verse Rivier' waarschijnlijk goed water halen en was 'Varkens Hoek' mogelijk een plek om zwijnen te vangen. Maar ook probeerden ze de oriëntatie te vergemakkelijken door opmerkingen over de bodem te noteren, zoals 'Grofzant' of 'Coraalgront'. En af en toe kom je ook gewoon grappige dingen tegen. Hier staat bijvoorbeeld 'Brabants Hoedje', dat zal dan wel een rots of zo zijn geweest, die de vorm had van een bepaald hoofddeksel."

Het project van Hans Kok dat hij samen met professor Schilder doet, is één van de achttien die de geschiedenis van in Nederland gemaakte kaarten bestuderen. Hoe spannend zijn avonturen tussen de zeekaarten ook lijken, volgens vrijwillig onderzoeker Paula van Gestel haalt dat het niet met haar onderwerp. Zij is, met vier andere vrijwilligers bezig kaarten uit reisboeken van Polen en Rusland te inventariseren. "Bij die VOC-inventarisatie heb je alleen te maken met zeekaarten. Maar bij ons onderwerp heb je juist met heel veel verschillende soorten kaarten van doen." Ze wijst op een prent van een slag bij de Letse stad Dunamunde. "Kijk, de stad is hier in reliëf weergegeven, inclusief de plekken waar de kanonskogels insloegen." In een ander boek blijkt een plattegrond te staan van een grafkelder in Kiev, waarop aangegeven is waar de definitieve rustplaats van welke geestelijke is. "Er zijn zelfs munten met geografische afbeeldingen. Die betrekken we allemaal in onze inventarisatie, en dat maakt het juist zo leuk en afwisselend", aldus Van Gestel. "Ik had ook voor een ander project kunnen kiezen. Tegelijk met ons is ook een project gestart waarin de kaarten in pamfletten worden geïnventariseerd. Dat waren een soort nieuwsbrieven, waarin bepaalde gebeurtenissen uit die tijd uit de doeken werden gedaan. Dat onderzoeksteam heeft zo'n 25.000 van die pamfletten doorgenomen, en hun publicatie staat op stapel. Een ander onderwerp dat ik had kunnen kiezen was kaarten in bijbels. In sommige bijbels zijn kaarten opgenomen van bijvoorbeeld het paradijs. Daarop wordt aangegeven waar ze dachten dat het lag, en hoe dat er uit zou zien. Maar ook werden in bijbels bijvoorbeeld plattegronden weergegeven van Jeruzalem. Ook heel interessant en leuk natuurlijk, maar in die tien jaar die ik nu bezig ben, heb ik echt nooit spijt gehad van mijn keuze."

Subsidies

"Wij subsidiëren normaal gesproken geen wetenschappelijk onderzoek", zegt Luuk van Term, hoofd voorlichting en communicatie van subsidieschieter het VSB Fonds. Het fonds maakt een uitzondering voor Stichting Explokart, omdat het werk wordt gedaan door vrijwilligers die worden begeleid door wetenschappers. Die bijzonder opzet was het VSB fonds 540.000 euro waard. "Wat ook belangrijk is, is dat door dit onderzoek een deel van het Nederlands cultureel erfgoed wordt ontsloten. Door onze subsidie worden de publicaties beter betaalbaar, en dus bereikbaar voor een groter publiek". Stichting Explokart hoopt deze maand nog een subsidiegever binnen te halen. De uiteindelijke publicaties van de 18 onderzoeken waarin beschrijvingen van en commentaren op de onderzochte kaarten en kwalitatief hoogwaardige herdrukken van de kaarten worden opgenomen, zullen daardoor voor 100 tot 175 euro in de winkel liggen. Normaal gesproken zijn dergelijke publicaties rond de 400 euro per stuk.

Nog even dronken voor het harde trainingsseizoen begint: 'Je schouders worden twee keer zo breed'

Nog even dronken voor het harde trainingsseizoen begint: 'Jeschouders worden twee keer zo breed'

De meeste studentenroeiverenigingen organiseren jaarlijks zo'nfeest voor hun wedstrijdroeiers. Het is de laatste uitspatting dieze zich mogen veroorloven. Een enkele keer gaat er iets mis, maardit jaar hoefden er geen sufgedronken Orcaroeiers afgevoerd teworden naar de dokter. Tot juli mogen de wedstrijdroeiers niet meerdrinken en niet meer uitgaan.

Voorafgaand aan dit intrainingsfeest had Orca voor die roeiersook nog een wedstrijd georganiseerd. De Orca-bumping, waaraan ookroeiers van Triton, Viking en Skull zouden deelnemen. Debelangstelling was groot, omdat een paar weken eerder de Tritonbumping was afgelast vanwege de vorst. Alles leek goed te gaan maarop het laatste moment moest ook Orca haar deelnemers vertellen dater ijs op het kanaal lag en de wedstrijd dus niet door kongaan.

Fanatiek als ze zijn trokken de roeiers vervolgens naar binnenen organiseerden in het krachthonk wedstrijdjes indoorroeien. DeOrca-kantine moest zelfs worden omgebouwd omdat de eerstejaarsdames-acht daar een soort boot na bouwde. De dames baalden welflink. "Er zijn al zoveel wedstrijden afgelast dit jaar. Ik heb nognooit zoveel op het weer gelet als de afgelopen maanden", klaagderoeister Marieke Cirkel.

Cirkel is tweedejaars lid van Orca en ze heeft een plek veroverdin de eerstejaars acht. Ze ziet niet echt op tegen een alcoholvrijjaar. "Ik dronk toch al niet. Uitgaan ga ik ook niet heel ergmissen. Want je uitlaatklep wordt het roeien. Je hebt toch geenenergie meer over." Cirkel, zus van de Utrechtse Holland-achtSydneyganger Geert Cirkel, is in september met ongeveer dertigroeisters de strijd aangegaan. In de maanden daarna werd er stevigdoorgeselecteerd en nu zijn er nog tien roeisters over.

Vorig jaar hield Cirkel zich bezig met competitieroeien. En datis, voor roeiers, iets heel anders. Competitieroeien is evenvrijblijvend als iedere andere amateursport. De competitieroeierstelt zelf een ploeg samen en die maakt zelf uit hoe vaak en hoehard er wordt getraind. Wedstrijdroeiers krijgen betere boten enbetere coaches en moeten vooral veel harder trainen. Dewedstrijdroeier is een topsporter die heel veel trainingsurenmaakt.

De eerstejaars wedstrijdroeiers van een vereniging komentraditioneel terecht in een acht. De acht beste eerstejaars blijvenover en die worden samen in een boot gestopt. Orca heeft er drienaast de vrouwen-acht is er een zware en een lichte mannen-acht.Die moeten tijdens dit wedstrijdseizoen dat tot begin julidoorloopt tot de top drie van Nederland behoren. De acht is hetnummer dat behalve bij de Olympische Spelen niet zo vreselijk vaakwordt geroeid. Het is technisch redelijk gemakkelijk: hoe mindermensen er in een boot zitten hoe moeilijker roeien wordt. Na dateerste jaar kiezen roeiers voor andere nummers en er vallennatuurlijk ook weer mensen af.

De wedstrijdroeiers trainen zeven keer per week en houden naastroeien en studeren niet zo heel leven meer over. Dat is niet ergwant "roeien is verslavend", zegt studente muziekwetenschap Nienkevan der Meulen. Cirkel is weer op zoek naar grenzen. "Ik wilontdekken hoever ik kan komen". "Ik wist dat ik wel goed gebouwdben om te roeien. Ik ben lang en ik heb voldoende massa."

Iedereen kan de kans wagen, vinden ze bij Orca. Vrouwen diesterk en groot zijn, zijn elk jaar welkom bij de vereniging. Roeienis namelijk een hele natuurlijke beweging die gemakkelijk aan teleren is. Bovendien is de kans op blessures ondanks de zwaretrainingsarbeid niet zo groot. Zelfs voor mensen die relatiefweinig hebben gesport. En het is zelfs mogelijk om in korte tijdmet veel intensieve training de Nederlandse top te halen en somszelfs de wereldtop.

Al die trainingen, twee keer op zaterdag en vijf avonden perweek blijven niet zonder gevolgen. "Je schouders worden twee keerzo breed", zegt Van der Meulen. Je krijgt spieren op plekkenwaarvan je niet wist dat ze daar zaten. Je verandert er fysiek heelerg door." De coaches houden de gezondheid van de roeistersoverigens wel in de gaten. En van de drie coaches van dieeerstejaars-acht is zelfs fysiotherapeut.

De dames moeten ook over een enorme discipline beschikken.Wegblijven van de training kan natuurlijk niet. Wie een feestjeheeft of een tentamen, moet dat ruim tevoren opgeven dan houden decoaches er rekening mee in hun trainingsschema's. Dat schept eensterke band tussen de roeisters. "We zien elkaar zo vaak. We zijneigenlijk een soort jaarclub geworden, zegt Cirkel. Zij vindtroeien een ideale combinatie van sport en studentenleven. Als jebij een studentenvereniging wilt en je wilt ook nog gaan sporten,ben je te veel tijd kwijt."

Jurgen Swart

Ouders moeten hun conflicten beheersen

Een echtscheiding is voor kinderen vooral nadelig als die gepaard gaat met ernstige en langdurige ouderlijke conflicten. Wanneer ouders in staat zijn hun conflicten te beheersen en niet uit te vechten in het bijzijn van de kinderen, zijn de negatieve effecten voor kinderen minder sterk.

Echtscheiding is geen losstaande gebeurtenis, maar een proces dat gemiddeld jaren duurt, schrijven zij in het rapport 'Het verdeelde kind'. Lang voordat een van de ouders het gezin verlaat, hebben veel kinderen al last gehad van spanningen en conflicten tussen de ouders. En een niet onbelangrijke groep kinderen heeft last van de scheiding op de (zeer) lange termijn, tot in de volwassenheid.

Gebleken is dat ongeveer een kwart van de kinderen na een scheiding geen of nauwelijks contact meer heeft met de niet-verzorgende ouder. Omdat 85 procent van de kinderen na de scheiding bij de moeder woont, betekent dit doorgaans een verbroken kind-vader contact.

De meest wenselijke situatie voor een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind na scheiding is een goed functionerende verzorgende ouder die ermee instemt dat er regelmatig contact is tussen kind en uitwonende ouder. Hoe vaak en op wat voor manier er contact is, moet zijn afgestemd op de leeftijd van het kind.

Een echtscheiding kan leiden tot onder andere slechte schoolprestaties, gedragsproblemen, een negatief zelfbeeld en relatieproblemen. Die effecten zijn gemiddeld meestal minder groot als de ouders tot conflictbeheersing in staat zijn. De sociale wetenschappers geven dan ook de aanbeveling om ouders die een goede omgangsregeling maken, fiscaal te belonen. Ouders die in chronische conflicten blijven hangen, zouden verplichte hulpverlening moeten krijgen.

HT

Voedingssupplement helpt wel of niet

De Warenwet lokt suggestieve maar inhoudslozegezondheidsclaims op voedingsmiddelen uit. Want wat is het verschiltussen 'verzorgende invloed op hart en bloedvaten' en 'verzorgendewerking op hart en bloedvaten'? "Daar willen we vanaf", zegtvoedingskundige Nicole de Roos van het Universitair MedischCentrum.

Het is 'the morning after'. Hij heeft zijn kleren al weer aan enstaat op het punt om te vertrekken. Zij wil daar niets van weten,want zij heeft net een portie Hero Fruitontbijt achter de kiezen.En dat is een 'snelle, voedzame en gezonde start van de dag'. Dezereclame illustreert het moderne denken over voeding. Eten doen weal lang niet meer om alleen de honger te stillen. Tegenwoordig etenwe ook om gezond te worden of te blijven.

Voedingsmiddelen met extra toevoegingen als vitamine C heten'functional foods'. Maar de reclame van Hero Fruitontbijt legt ookde vinger op de zere plek van functionele voeding, omdat het hierniet om wetenschap maar om suggestie gaat. Want wat is een gezondbegin van de dag?

Deze suggestieve gezondheidsclaims vormen een kant van demedaille, legt voedingskundige dr. Nicole de Roos van het UMC uit.Aan de andere zijde staan voedingsmiddelen die wel degelijk hetrisico op een aandoening verkleinen, maar daar niet mee mogenadverteren. Dat komt door de Nederlandse Warenwet waarin staat datmet voedingsmiddelen geen gezondheidsclaims gemaakt mogen worden.Volgens De Roos vertroebelt die wet de informatievoorziening overvoeding. "Het lijkt alsof de Nederlandse overheid niet wil datmensen voedingsmiddelen gebruiken als medicijn. Als mensen klachtenhebben moeten ze naar de dokter, dat mogen ze niet in de supermarktoplossen. Maar als een kind bijvoorbeeld geen zuivelproducten lust,ga je daarmee niet naar de dokter. Dan kun je het kind gewoonetenswaren geven die zijn verrijkt met calcium."

De Roos kent verschillende voorbeelden van middelen waarvanbewezen is dat ze een preventieve of een genezende werking hebben.Zo is calcium nodig voor botaanmaak, verkleint het slikken vanfoliumzuur door zwangere vrouwen de kans op een baby met een openruggetje en verlagen sterolen en stanolen het cholesterolgehalte.Ondanks het wetenschappelijke bewijs mogen fabrikanten hunproducten er echter niet mee sieren.

"Het is wel gek, inderdaad. De rol van de overheid is heelcomplex", zegt De Roos behoudend.

Recentelijk schreef De Roos samen met de Wageningse hoogleraarMartijn Katan twee artikelen in het 'Nederlands Tijdschrift voorGeneeskunde' en in 'Science' waarin zij pleit voor het toelaten vanwetenschappelijk bewezen gezondheidsclaims. Daar staat tegenoverdat de twee onderzoekers de suggestieve claims die juridisch nietzijn aan te vechten, van het toneel willen hebben. Zo kan op eenbepaald midden staan dat het goed is voor de bloedcirculatie omdatde fabrikant niet mag zeggen dat het de bloedcirculatiebevordert.

De suggestie van de gezondheidsbevorderende werking blijft,terwijl die niet bewezen hoeft te worden. De Roos: "Voor deconsument maakt het natuurlijk geen ene moer uit. Die ziet hetverschil niet tussen een suggestie en een echte claim."

De Roos zou zich dan ook 'kunnen voorstellen' dat in een nieuweWarenwet een 'nee, tenzij'-regeling voor gezondheidsclaims komt. Opeen voedingsmiddel mag dan geen enkele toespeling op eengezondheidsbevorderende werking staan, tenzij gedegenwetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het middelinderdaad heilzaam is. Ruimte voor suggestie zal er altijd blijven,geeft De Roos toe. "Fabrikanten kunnen ook met afbeeldingen werken,een plaatje van een hart wekt ook al de indruk dat de inhoud goedis voor het hart is. Maar de wetgeving van nu werkt ook niet, dusmoet er iets veranderen."

Rinze Benedictus


Suggestief

WEL toegestaan

bij overgangsverschijnselen

heeft een maagversterkende werking

bevordert de darmperistaltiek

houdt gewrichten soepel

verzachtende invloed op luchtwegen

lucht op

verzorgende invloed op hart en bloedvaten

gunstig voor de bloeddruk

goed voor de bloedcirculatie

voor een sterke blaas

voor een normale menstruatie

voor een goede gemoedstoestand

helpt bij geestelijke druk en inspanning

bij examenspanning

NIET toegestaan binnen de Warenwet

beschermt bij te snelle veroudering

bij overgangsklachten

beschermt bij maagaandoeningen

ter bestrijding van een trage darmwerking

(bij) stramme gewrichten

verzachtend bij geprikkelde luchtwegen

luchtgevers

verzorgende werking op hart en bloedvaten

voor een goede bloeddruk

bevordert de bloedcirculatie

blaasspieren zullen weer sterk gemaakt worden

voor een probleemloze menstruatie

goed tegen depressies

doen de geestelijke druk en spanning afnemen

bij examenvrees


Rijk eet gezonder

"Gemiddeld krijgen we als bevolking te weinig vezels, vitaminenen mineralen binnen, zegt de Utrechtse voedingsdeskundige De Roos.Ze haalt een onderzoek aan van de Gezondheidsraad van vorig jaar.Slechts 17 procent van de Nederlanders eet voldoende vezels. Van demicrovoedingsstoffen zoals foliumzuur, de mineralen ijzer encalcium en vitamines A, D, E, C, B6, B12 is over de hele bevolkingde consumptie gedaald.

Bij het keren van deze ongunstige trend, ziet De Roos een rolweggelegd voor 'functional foods'. Als mensen niet van groente enfruit houden dan kunnen 'functional foods' met toegevoegdevitamines een aanvulling zijn. Hetzelfde geldt voor met calcium ofvezels verrijkte voedingsmiddelen. De kanttekening ligt ook voor dehand. "We zijn nog niet zover dat we groente en fruit kunnenreduceren tot een pilletje. We kennen alle werkzame stoffen nogniet, relativeert De Roos.

Het is echter maar de vraag of degenen die functional foodsnodig hebben ze ook gebruiken. Uit Fins onderzoek blijkt dat juistmensen met een hogere sociaaleconomische statuscholesterolverlagende margarine gebruikten. Zon hogere status gaatvaak gepaard met een gezondere levensstijl en dus met een lagerrisico op hart- en vaatziekten waartegen de cholesterolverlagendemargarine juist beschermt. Mensen met een lager inkomen, hebbenvaak een ongezondere levensstijl en zijn minder geneigd geld uit tegeven aan het relatief dure 'functional foods'.