Achtergrond

Op zoek naar gezonder diervoeder

Wat moeten kamelen in Soedan eten om genoeg vitamineC aan te maken? Het is een van de onderzoeksvragen die dit jaaronder leiding van Anton Beynen uitmondden in een proefschrift. 'Watjij wetenschap noemt, is niet meer dan voeren en wegen', plaagtzijn broer Jos hem wel eens. Maar ook hij - negen promoties bijFarmacie - kon dit jaar niet tippen aan de elf proefschriften van'promotor van het jaar' Anton.

Anton Beynen is de meest oostelijk gehuisveste Utrechtsehoogleraar. In een uithoek van het gebouw van de HoofdafdelingGezondheidszorg Paard kijkt zijn werkkamer uit op de bossen vanOostbroek. De plek is symbolisch voor de positie die Beynen in defaculteit inneemt. Met een hoogleraar en twee wetenschappelijkmedewerkers is zijn afdeling de kleinste van de faculteit. Des teopmerkelijker dat dit mini-gezelschap dit jaar een kwart van allediergeneeskunde-promovendi heeft afgeleverd, terwijl Beynen ook nogeen promotie in Wageningen begeleidde.

Beynen: "Wat mijn geheim is? Simpel, dat is mijn vakgebied, dediervoeding. Daar bestaat veel belangstelling voor, terwijl erwereldwijd maar weinig deskundigen zijn. In Nederland ben ik zelfsde enige die het hele scala voor zijn rekening neemt, van muis totpaard en van papegaai tot kameel. De centrale vraag in onsonderzoek is hoe je beter en gezonder voer voor dieren kunt maken.Dat is een vraag waarvoor zowel bij de industrie als bij veehoudersin derde wereldlanden veel belangstelling bestaat. Dat zijn dan ookde twee voornaamste bronnen waarvandaan ik mijn promovendikrijg."

Veel collega's van Beynen zullen jaloers op hem zijn, wantmoeizaam hengelen naar subsidies voor aio-plaatsen is er voor hemniet bij. "Ik word vrijwel altijd benaderd met de vraag of men hierkan promoveren. Aan de ene kant gebeurt dat door medewerkers vanbedrijven van diervoeders die onder mijn leiding een onderzoekwillen uitvoeren. Zij doen dat onderzoek in hun eigen bedrijf endat kost mij dus geen geld, maar alleen tijd, want ik ga twee maalper maand bij ze langs. Een andere groep vormen jonge onderzoekersuit ontwikkelingslanden die mij vaak per e-mail benaderen. Somskomen ze naar Nederland, zoals in het geval van het Koreaanseechtpaar Lee, dat in november in het U-blad stond. Maar dan nemenze vaak een beurs mee. Als dat niet het geval is, doen zij hetonderzoek meestal in hun eigen land. Ik begeleid ze in dat gevalper e-mail en vlieg eens per jaar naar ze toe. Voorlaboratoriumwerk, waarbij je vrijwel dagelijks op basis van deresultaten van een proef moet besluiten hoe verder te gaan, zou dieaanpak niet werken. Maar in ons geval gaat het om het meten van deeffecten van nieuwe soorten voer. Die effecten treden pas naverloop van tijd op. Dat onderzoek hoef ik niet van dag tot dag tebegeleiden."

In theoretisch opzicht concentreert het Utrechtse onderzoek vanBeynen zich op de vraag hoe voeding de stofwisseling van dierenbeinvloedt. Vaak gaat het om dieren met economisch nut en Beynenerkent volmondig dat zijn onderzoek er op is gericht om voer teontwikkelen dat dieren niet alleen gezonder maakt, maar ze ooksneller en efficienter laat groeien. Hij is niet blind voor deethische dilemma's van de dierhouderij, maar zegt geen problemen tehebben met zijn werk zolang dat niet ten koste gaat van het welzijnvan dieren.

"Een goed voorbeeld van dat dilemma is een promotieonderzoek dathier is uitgevoerd naar voer voor biggen die te vroeg bij de moederworden weggehaald. Boeren doen dat omdat de zeug dan sneller weerkan jongen, maar een probleem is dat een deel van die biggenophoudt met eten en daardoor een grotere kans heeft om ziek teworden. Wij hebben uitgebreid onderzocht welke biggen de meesteproblemen hadden, maar kwamen uiteindelijk met het ei van Columbus,namelijk dat ze wel gingen eten als we het licht in de stalaanlieten. Heel triviaal, maar het heeft wel een enorme impactgehad.

"Door zulk onderzoek te doen, werk ik in zekere zin mee aan hetin stand houden van de bio-industrie, dat is waar. Maar zolang wedie in ons land accepteren, vind ik dat verdedigbaar, zeker als onsonderzoek het welzijn van de dieren kan verbeteren. Neembijvoorbeeld mijn promovendus uit Soedan. Hij heeft voer voorkamelen ontwikkeld dat de hoeveelheid vitamine C in hun bloedverhoogt. Kamelen met een lage vitamine C-status zijn erg vatbaarvoor ziekten en infecties en lijden soms vreselijk tijdens zo'nlange karavaantocht. Voor die dieren is dat nieuwe voer dusletterlijk van levensbelang."

Een andere vraag is of Beynen niet het gevoel heeft dat de grenstussen wetenschap en toepassing soms wel erg vaag wordt, zoals zijnbroer Jos hem soms wat pesterig voorhoudt. Ook dat is een kwestiedie hem bezighoudt, geeft hij toe. "Mijn eigen onderzoek isfundamenteel van aard, maar de onderzoeksvragen die van buitenworden aangedragen, zijn inderdaad soms sterk op toepassinggericht. Bij dat biggenonderzoek heb ik zelfs getwijfeld of ik hetwel moest doen. Dat draaide vooral om het beschrijven van hetvoeropnamepatroon van individuele biggen en had weinig te maken metmijn vakgebied, de stofwisseling. Maar het aardige was dat deanalyse van de data bij nader inzien heel complex bleek te zijn.Uiteindelijk heeft dat onderzoek zelfs geleid tot een paarartikelen in de Journal of Animal Science, een toptijdschrijft ophet gebied van de dierhouderij en de diergeneeskunde. Achteraf wasik dan ook heel blij dat ik toch ja had gezegd."

Erik Hardeman

University College gaat inspraak regelen

De nieuwe dean Wagenaar van het University Collegegaat op korte termijn zorgen voor een aan de speciale situatie vanhet College aangepaste vorm van medezeggenschap voor destudenten.

Die toezegging deed collegevoorzitter Veldhuis deze week aan deUniversiteitsraad. Hij reageerde daarmee op een klacht van destudentenfractie in de raad over het ontbreken van formeelgeregelde medezeggenschap op het Kromhout-terrein. Weliswaar kunnenstudenten van het UCU op verschillende manieren meepraten over hetonderwijs, maar volgens de raadsleden ontbreekt in het reglementvan het College de formele bevoegdheid tot inspraak die de wet voorstudenten heeft vastgelegd.

De discussie in een commissievergadering van deUniversiteitsraad draaide deze week vooral om het verschil tussenformele en informele inspraak. Als reactie op de klacht van deU-raadsfractie hadden twee leden van de Board of Studies van hetUCU daar begin januari in een brief aan de Universiteitsraad ook alop gewezen. In de vergaderingen van de Board worden talrijkeaspecten van het onderwijs in alle openheid besproken, aldus dehoogleraren Komter (Social Science) en Prak (Humanities). 'Op demening van de studenten wordt evenveel prijs gesteld als op die vande andere aanwezigen. men kan kritiek hebben op het feit dat ergeen paritaire vertegenwoordiging van studenten is, maar dat destudenteninvloed op de vormgeving van het onderwijs <I>veronder de maat<I> is, is sterk overdreven.'

Onder meer op basis van deze reactie hield het college vanbestuur vol dat UCU-studenten ook in de huidige situatie voldoendegelegenheid hebben om hun stem te laten horen. Toch zei collegelidKardux geen problemen te hebben met het formeel vastleggen van hunbevoegdheden. Voorwaarde is echter dat ook in een nieuw reglementrekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van eenresidentieel College. "Medezeggenschap prima", aldus Kardux, "mitsde zaak niet al te zeer in het keurslijf van wettelijke regeltjeswordt gegoten." De raad stemde in met deze formulering en namvoorlopig genoegen met de toezegging van het college vanbestuur.

EH

Rots in de branding

De boodschap die Jorieke Effting in een van de eersteontmoetingen met haar tutor te horen kreeg, was geen fijne. Alsuitgeloot diergeneeskundestudent had ze graag haar keuzevakken bijde veterinairen willen volgen. Dr. Stefan Dekker moest haar meldendat zoiets absoluut onmogelijk is. "Diergeneeskunde is een numerusfixus-studie. Dat wist ik natuurlijk. Bij navraag bleek dat ook deindividuele vakken echt alleen door ingelote studenten mogen wordengevolgd", aldus de tutor.

Heel treurig is de studente er niet om geweest. "Ik had er aleen beetje rekening mee gehouden." Bovendien bevalt haar studie zogoed dat ze sterk betwijfelt of ze nog een poging zal wagen in hetlotingscircus van diergeneeskunde. "Moet ik nu een jaar studiezomaar opgeven voor iets waarvan je maar moet afwachten hoe het zalbevallen? Ik weet het niet."

De invulling van het vrije gedeelte is de afgelopen maanden eenbelangrijk gespreksonderwerp geweest tussen student en tutor.Effting noemt het overleg hierover als een van de belangrijkstepluspunten van het hebben van een persoonlijk begeleider. "Je wordtniet zomaar in het diepe gegooid. En Stefan doet er echt moeitevoor. Laatst ging hij zelfs mee naar het documentatiecentrum vanhet Studenten Service Centrum."

Volgens Dekker levert het keuzeproces voor de zes studenten diehij onder zijn hoede heeft behoorlijk wat stress op. "Ze hebben dusnet met veel pijn en moeite een studie uitgekozen en dan wordt erna een paar maanden al gevraagd wat ze er nog bij willen doen. Diekeuzevrijheid in het nieuwe bachelor-mastermodel is heel mooi, maarzorgt tegelijkertijd voor onzekerheid."

Op dit moment ziet het er naar uit dat Effting een minor in deeigen faculteit Ruimtelijke Wetenschappen gaat volgen bijplanologie. De UU mag in haar pr-activiteiten de afgelopen maandenveel nadruk hebben gelegd op de verrassende major-minorcombinatiesdie in Utrecht mogelijk zijn, de studente denkt veel mindergrensverleggend. "Ik vind het beter dat ik een minor doe in eenspecialisme dat dicht bij mijn eigen discipline ligt."

Ook Stefan Dekker is die mening toegedaan. Om bachelorstudentenvan dienst te zijn heeft de opleiding aan de hand van ervaringenuit het verleden een lijst opgesteld met minorprogramma's die voorstudenten milieu-natuurwetenschappen in aanmerking lijken te komen."Ik zal niemand tegenhouden die, beargumenteerd, voor eenafwijkende minor kiest. Maar mij lijkt het verstandig dat dekeuzevakken aansluiten bij de master die je wilt gaan doen. Wanneerje bijvoorbeeld weet dat je hier een MA duurzame ontwikkeling wiltdoen, wat heb je dan aan een minorpakket van een heel anderestudie?"

Het nieuwe systeem van studieloopbaanbegeleiding zorgt ervolgens Dekker voor dat studenten beter terzijde worden gestaan."Vroeger konden studenten zelf een afspraak maken met destudieadviseur. Dit is intensiever. Door de individuele- engroepsgesprekken kan ik veel eerder bepalen of iemand serieus metzijn studie bezig is en of er problemen zijn, van welke aard danook."

Jorieke Effting vindt zo'n achtervang een geruststellendegedachte. "Niet om me achter de broek aan te zitten, maar gewoon omin te springen als het verkeerd gaat. Als student ben je denk iksnel geneigd te ontkennen dat het niet best gaat. Dan is het goeddat iemand je confronteert met de feiten."

Hoewel Ruimtelijke Wetenschappen het portfolio dit jaar nog nietdigitaal invoert, ziet Dekker in de vaardighedenportefeuille eenideaal hulpmiddel bij het volgen van zijn studenten. "Je kunt zienof studenten echt werken en wat belangrijke aandachtspunten moetenzijn." Effting is ambitieus aan de slag gegaan. Inmiddels zit er aleen presentatie en een paper in haar map. "Die dingen moet ik tochdoen. Het is dan een kleine moeite ook even een evaluatie te makenen een docent een feedbackformulier te laten schrijven." Dekkerverbaast zich er over hoe 'braaf' zijn studenten werken aan hetportfolio. "Misschien heeft dat te maken met het studiehuis, waaral heel veel aan zelfreflectie wordt gedaan."

Dekker steekt niet onder stoelen en banken dat het nieuwebegeleidingssysteem niet alleen de student, maar ook de opleidingdient. "Voorheen waren we heel veel tijd en energie kwijt aanstudenten die de rit toch nooit zouden afmaken. De ervaring leertdat juist de studenten met problemen niet om hulp vragen. Nu komtdaar veel eerder duidelijkheid in, onder meer door het dringendstudieadvies dat studenten voor 1 februari krijgen."

Bovendien denkt Dekker dat de opleiding er baat bij heeft datstudenten zich nu veel eerder thuis lijken te voelen. Om datthuisgevoel te stimuleren wordt tijdens groepsbijeenkomsten veelaandacht geschonken aan universitaire thema's. Zo werd studenten aluit de doeken gedaan wat de verschillen waren tussen hoogleraren enuniversitair docenten en wat typisch academische vaardighedenzijn.

Jorieke Effting: "Als je net van het vwo afkomt, heb je op devoorlichtingsdagen iets gehoord over je opleiding. Wat eenuniversiteit precies is en doet, daar heb je eigenlijk geen weetvan. Je gaat je vrijer en zekerder voelen wanneer je meer kennishebt over dat soort zaken."

XB

Kleur bekennen

Het zal niemand verbazen dat de voorkeur van de geologen uitgingnaar geel, de kleur van de Spaanse en Italiaanse aarde, die voorvelen van hen een soort tweede huis vormt. Maar aangezienRuimtelijke Wetenschappen die ook in de Geofaculteit wordtondergebracht al jarenlang de kleur blauw hoog in het vaandelheeft, velde de decaan een Salomonsoordeel: de nieuwe kleur wordteen mengeling van blauw en geel, dus groen. Volgens hoofdcommunicatie van het Geocluster Yvonne Langen, sluit groen ook goedaan bij de belevingswereld van Geowetenschappen.

De universiteit heeft overigens al lange tijd een vlag met zevenkleuren, die staan voor de zeven oudste faculteiten. Wat lijktlogischer dan om elk cluster een van die kleuren te geven. Volgensprojectleider huisstijl Hans Ruijgers is dat niet de bedoeling. Hetklopt, dat de bestaande kleurenset van de huisstijl (okergeel enrood) wordt uitgebreid met de andere vijf kleuren van de vlag,vertelt hij, maar de faculteiten zijn vrij in het gebruik van dezekleuren.

Jammer, vindt Yvonne Langen, en ook wel zwak. "Het zou toch mooizijn als de clusters straks in een soort onderlingeconcurrentiestrijd letterlijk kleur zouden bekennen? Ik zou hetvreemd vinden als een ander cluster straks ook voor groen kiest.Uiteindelijk hebben wij als eersten onze nek uitgestoken." MaarRuijgers, die de nieuwe huisstijl eind februari hoopt tepresenteren, is het daarmee oneens. "Het oogmerk is niet onderlingeconcurrentie maar juist wederzijdse versterking. Een consequentgebruik van de huisstijlkleuren vergroot de herkenbaarheid van defaculteiten. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt is hier nietaan de orde."

EH

Geen eenhoofdige leiding bestuursdienst

Het verzoek van de dienstraad was ingegeven door zijnconstatering dat de huidige organisatiestructuur van deUniversitaire Bestuursdienst (UBD) vruchtbaar overleg in de wegstaat. De veertien diensten binnen de organisatie hebben elk eeneigen hoofd of directeur, die rechtstreeks onder het college vanbestuur valt. Weliswaar is ICT-directeur Schelleman door henafgevaardigd voor het periodiek overleg met de dienstraad. Maar hetfeit dat hij geen besluiten kan nemen zonder zijn collega's teraadplegen, frustreert volgens voorzitter Van Leeuwen van dedienstraad de gang van zaken. Mede daarom zijn inmiddels drie vande zes leden opgestapt. Alleen de aanstelling van een directeurvoor de hele UBD zou soelaas kunnen brengen, stelt Van Leeuwen.

In een commissievergadering van de Universiteitsraad deeldecollegevoorzitter Veldhuis mee dat hij het verzoek vooralsnog nietinwilligt, omdat de directeuren van de veertien diensten unaniemaangeven de huidige situatie goed werkbaar te vinden. Wel zegdeVeldhuis toe dat na de installatie van een nieuwe dienstraad infebruair opnieuw zorgvuldig met alle betrokkenen wordt overlegd omuit de impasse te komen.

Enkele raadsleden waren maar matig te spreken over wat zij eenvooruitschuiven van het probleem noemden. Vooral A. Manders haaldefel uit naar het college. "Onlangs hebben wij in een dik rapportnog met zijn allen geconstateerd dat het met de medezeggenschap inUtrecht redelijk goed gaat. Dan zou het toch de eer van het collegete na moeten zijn dat men juist in eigen huis de boel niet op ordeheeft? Laat het college erkennen dat er in de leiding van debestuursdienst iets structureel fout zit en er op zijn minst voorzorgen dat waargemaakt wordt wat de wet aan medezeggenschapgarandeert." Veldhuis hield echter voet bij stuk.

EH

Topsportstudenten genomineerd voor Utrechtse prijs

RUS

"Een mooie boost", noemt voorzitter Kiki Holt van de RugbyendeUtrechtse Studenten (RUS) de nominatie van de damesrugbyers. "Wehebben vorig jaar keihard gewerkt. Dat heeft uiteindelijkgeresulteerd in het landskampioenschap. Het is mooi dat je nu waterkenning krijgt."

RUS is op dit moment de toonaangevende damesrugbyclub inNederland. Vorig jaar werd de club winnaar van de competitie. Zevenspeelsters maken deel uit van het Nederlands team. Kiki Holt is ereen van.

De constatering dat de kleine studentenvereniging het zal moetenafleggen tegen de goedbetaalde profs van fc Utrecht doet dehbo-studente culturele maatschappelijke vorming grinniken. "Vorigjaar werd fc Utrecht ook verslagen door de junioren van Kampong.Dus wie weet."

Dat de fanatieke aanhang van de voetbalclub vorig jaar een hoopstennis maakte toen het halen van Europees voetbal niet beloondwerd met de Utrechtse sportprijs schrikt Holt niet af. "Als wewinnen nodigen we ze wel uit voor een partijtje rugby."

De voorzitster hoopt vooral dat de nominatie iets bijdraagt aande voortdurende zoektocht naar nieuwe speelsters. Het tekort aanleden wordt zo langzamerhand nijpend. "Ik begrijp er niets van. Erzijn zoveel studentes hier in Utrecht. Waarom kiezen zo weinigdames voor rugby? Dit is niet alleen een sport voor mannen."

Karin Ruckstuhl

"Vorig jaar was het beste uit mijn carriere", zegt zevenkampsterKarin Ruckstuhl net teruggekeerd van een tweeweekse trainingsstagein Zuid-Afrika. De atlete wist zich in 2002 voor het eerst teplaatsen voor een groot internationaal toernooi. Bij het EuropeesKampioenschap in Muenchen werd de studente geofysica met eenpersoonlijk record veertiende. Ruckstuhl is op dit moment de bestezevenkampster van Nederland. "Sinds twee jaar ben ik echt serieusbezig met mijn sport. Ik train nu hier in Utrecht bij Hellas onderde bondscoach Peter Verlooy."

Dat ze ooit in aanmerking zou kunnen komen voor de sportprijsvan de stad Utrecht was de inwoonster van Breukelerveen nietbekend. Hooggespannen verwachtingen zijn echter afwezig. Degenomineerde wereldkampioene rolstoeltennis Esther Vergeer werdonlangs verkozen tot sporter van het jaar met een handicap. EnHellas-collega Jacqueline Poelman is atlete van het jaar van deatletiekbond. "Ik ben de underdog, maar het lijkt me leuk al dieandere sporters te ontmoeten."

Dit jaar heeft Ruckstuhl, die in de laatste fase van haar studiezit, haar zinnen gezet op een nominatie voor de Olympische Spelen.Eind mei hoopt ze in Oostenrijk daarvoor het benodigde puntentotaalte halen. Daarmee zou ze zich ook kunnen plaatsen voor hetwereldkampioenschap in augustus in Parijs. Van haar resultaten wilze laten afhangen of en wanneer ze met een promotietraject aan deuniversiteit begint. "Het is niet echt handig in een Olympisch jaarte beginnen met promoveren."

Nico Blok

"Het klinkt misschien lullig, maar ik heb mezelf voorgedragenvoor deze prijs", zegt Nico Blok. "Ik woon pas sinds augustus inUtrecht. En als niemand je kent moet je jezelf wat promoten."

De derdejaars student economie staat op dit moment zevende op dewereldranglijst voor tafeltennissers met een handicap. Hijbeschouwt de nominatie als erkenning en waardering voor hemzelf envoor de gehandicaptensport. "Ik ben vijf dagen in de week, vijftienuur lang, met tafeltennissen bezig. Ook andere gehandicaptesporters steken er zoveel tijd in. Dan mag je wat mij betreft bestover topsport spreken. Gemeenten en ook sommige kranten doen datnu. Maar op de televisie blijft de aandacht achterwege."

Blok die een spierziekte heeft, kende vorig jaar een "topjaar".Hij werd tweede bij de wereldkampioenschappen tafeltennis voormensen met een handicap in Taiwan, zowel individueel als in hetlandentoernooi. Volgens de derdejaars student economie viel tijdensdat toernooi alles op zijn plaats. "Ik had mij ternauwernoodgeplaatst en ging er heen met een houding van 'alles ismeegenomen'. Dat pakte perfect uit."

Echt veel kans om de Utrechtse stadprijs te winnen heeft destudent niet. De Utrechtse schaatsvedette en Nederlands sporter vanhet jaar Jochem Uytdehaage is een van de twee opponenten. Blok:"Maar ik blijf gewoon hopen. Zonder doel geen topsport."

Blok heeft inmiddels een A-status van het NOC*NSF toegewezengekregen. Dat betekent dat hij een financiele tegemoetkomingkrijgt. "Daar ben ik erg blij mee. Ik kan nu echt goed met mijnsport aan de slag." Ook Blok heeft zijn zinnen op Athene gezet.Tijdens het europees kampioenschap in Kroatie kan hij zich plaatsenvoor de Paralympics.

Xander Bronkhorst

Geen numerus fixus psychologie

Het verzoek om een instroombeperking was door voormalig decaanRispens bij het college ingediend nadat in september duidelijk wasgeworden dat de bijna zeshonderd psychologiestudenten die dit jaaraan de studie begonnen, de capaciteit van de opleiding verre teboven gingen. De grote toeloop veroorzaakte forse logistieke enpersonele problemen, die nog werden verergerd doordat veelstudenten zich pas in de loop van september inschreven.

Om te voorkomen dat psychologie komend studiejaar opnieuw metdergelijke toestanden wordt geconfronteerd, benaderde Rispens hetcollege van bestuur met de wens de instroom te beperken tot 450eerstejaars. Volgens de decaan wees het CvB dit verzoek echter vande hand met als voornaam argument dat het marktaandeel van deuniversiteit op peil diende te blijven. Men wilde wel praten overeen numerus fixus van zeshonderd studenten, maar volgens depsychologen biedt dat geen soelaas.

Op basis van deze informatie sprak de faculteitsraad van SocialeWetenschappen vorige week in een brief aan het CvB zijnteleurstelling uit over de weigering om de faculteit tegemoet tekomen. Gezien het gebrek aan personeel kan het handhaven van hetUtrechtse marktaandeel onmogelijk een argument zijn, aldus debrief. Dat zou niet stroken met het goede werkgeverschap van deuniversiteit. Als een numerus fixus om andere redenen niet mogelijkis, willen de sociaal wetenschappers graag horen hoe zij eeneventuele nieuwe toeloop van 600 studenten in september moetenopvangen.

Collegevoorzitter Veldhuis toont zich in een eerste reactiehoogst verbaasd over de vraag van de faculteitsraad. Hij bevestigtdat met Rispens over een instroombeperking is gesproken, maar steltdat de decaan de aanvraag zelf weer heeft ingetrokken nadat defaculteit extra geld toegezegd had gekregen voor onderzoek. Van eenofficieel verzoek is wat het college betreft dus nooit sprakegeweest. De inmiddels vertrokken decaan Rispens bevestigt de lezingvan Veldhuis. "Ik kreeg van de rector de indruk dat een numerusfixus van 450 toch niet acceptabel zou zijn. Dus toen mij 300.000euro extra onderzoeksgeld werd aangeboden, heb ik de aanvraag maaringetrokken."

EH

De successtory van een studentencomplex

Toen in 1998 de eerste woningen aan de Cambridgelaanwerden opgeleverd, was het nieuwe studentencomplex niet erg intrek. Vijf jaar later is alles anders. De Uithof heeft - gezien dewachttijd van 25 maanden - de meest populaire studentenwoningen."Vroeger was er hier elke vrijdagmiddag een uittocht van studentenmet weekendtassen. Dat is niet meer zo."

De 1002 bewoners van de Cambridgelaan houden wel van eengeintje. Zo werden ooit de deurmatten van alle verdiepingen van eenvan de hoogbouwflats verzameld en werd daarmee de lift bekleed. Ookis de verlichting in de gangen van de hoogbouwflats tijdelijk om deandere verdieping rood van kleur geweest. Regelmatig wordt nog eengigantische teddybeer of ander knuffelbeest opgehangen aan een vande brugwoningen die de hoogste verdiepingen (er zijn er zestien)van de twee flats met elkaar verbinden.

"Het is hier net een dorp", zegt Claudia Rovers (24, even nietstuderend). "Volgens mij kent iedereen elkaar van gezicht. Ik woonhier vanaf de oplevering van de hoogbouwflat. Toen was er hier nogniks en juist daardoor krijg je veel contact met elkaar. Debewoners zaten altijd bij elkaar in de keuken. Je hoefde nooitalleen te eten en dat geldt nu nog steeds."

Roddelcircuit

Claudia noemt zichzelf met een knipoog barmeubilair en zit ookin het bestuur van Stichting Cambridgebar. De bar (op nummer 901)is elke middag en zes avonden per week geopend. Een fluitje kosttachtig eurocent, een vaasje een euro. In de gezellig aangeklederuimte wordt fanatiek gedart. De bar wordt draaiende gehouden dooreen kleine zestig vrijwilligers. Penningmeester van de stichtingMarloes Gerritsen (25) is afgestudeerd in Omgangskunde, heeft eenvaste baan en woont nog steeds op De Uithof: "De Cambridgebarbestaat nu drie jaar. Toen 'ie geopend werd, zat ik meteen deeerste dag al binnen. De sfeer is goed, je hebt het gevoel dat jeiedereen aan kunt spreken." De aanwezigen op deze koudewoensdagmiddag kennen elkaar dan ook allemaal. Claudia: "Hetroddelcircuit is erg actief. We hebben een buurtsuper en eenbuurtkroeg en iedereen weet alles van elkaar. We wonen nou eenmaalop een klein oppervlak. Maar dat heeft ook weer zijn voordelen; naeen feestje in de bar kun je gewoon naar huis rollen."

De bewoners van de Uithof hebben hun dorpse roddelcircuit zelfsgedigitaliseerd. Student Zeger loopt altijd en overal rond met eenkleine digitale camera en zet alle foto's op zijn website. Daar isnog terug te vinden wie met wie zoende tijdens een feest. Sindskort hebben de bewoners ook hun eigen chatforum. Daar discussierende bewoners over parkeer- en schoonmaakproblemen maar worden ookfeestdata uitgewisseld.

Aan de ene kant lijkt het benauwend dat de Cambridgelaanbewonerszo op elkaars lip zitten. Aan de andere kant is dat juist de redendat wonen op De Uithof toch nog een succes is geworden. "In hetbegin was het hier een zootje" vertelt Martijn Kegler (24,afgestudeerd planoloog). "Er werden vaak spullen naar benedengesmeten, de lift was bijna altijd kapot, de brievenbus werdmeerdere malen opgeblazen. Door de sociale controle is dat mindergeworden. Afgelopen oud en nieuw was er hier een feest in de bar.Hartstikke gezellig. Terwijl je vroeger echt in je eentje zat metje vuurwerk. Toen zag je ook, als je op vrijdagmiddag in de keukenzat, een uittocht van studenten met weekendtassen die naar hunouders gingen voor het weekend. Dat is niet meer zo."

Nu is er een soort campusgevoel. De bewoners van De Uithof makener samen wat van. Zo maakten een paar studenten in de vrieskoudedagen voor kerst een ijsbaan op het complex. Er kon eventjes wordengeschaatst.

Nu de bewoners zich thuisvoelen op de Cambridgelaan, genieten zevan de voordelen die een nieuwe complex biedt. Planoloog Martijn:"Dit was mijn eerste studentenhuis. Ik was een van de eerstebewoners dus als je hier komt, is er helemaal niks. De keuken isleeg, er is niet eens een kookplaat. We zijn begonnen met tweetuinstoelen en een tv op stenen. Je moet samen met vreemdehuisgenoten ineens dingen gaan kopen, maar zo leer je elkaar welkennen. En de voordelen van nieuwbouw zijn enorm: alles is nieuw,alles is schoon. Bovendien zijn de kamers groot."

Maya Feyen (22, vijfdejaars biologie): "Er woont hier allemaaljong volk. Als wij een huisfeestje hebben, gaan de buren nietklagen, maar feesten gewoon mee. En als ik in de stad uit wil,m isdat ook geen probleem. Het is maar tien minuten fietsen." CristiaanFleer (22, vijfdejaars biologie) heeft het nooit vervelend gevondenom op De Uithof te wonen. "Ik woonde in Hoograven en ik heb eenhekel aan 's ochtends opstaan. Nu kan ik veel langer blijvenliggen. En het uitzicht vanaf mijn kamer op de veertiendeverdieping is prachtig!"

Plakken

Natuurlijk zijn er ook klachten over het complex van architectRudi Uytenhaak en de locatie. Over de rookmelders bijvoorbeeld.Volgens sommigen gaan die al af als je te warm doucht of de ovenaanzet. Of over de dure supermarkt en het krappe aantalparkeerplekken. Daarvoor is het woonbestuur opgericht, dat namensde bewoners met de SSH praat. Lid David Bosch (25, vierdejaarsgeschiedenis): "Het woonbestuur is het contactorgaan voor onzeverschillende commissies, zoals de groen- en parkeercommissie of decommunicatie-commissie en de commissie die zich bezig houdt met hetregelen van alternatief openbaar vervoer tussen de Uithof en destad. Ook is er nog de sociale commissie, die onderhandelt bijproblemen tussen bewoners en huisgenoten onderling. Het woonbestuuris heel actief."

Bovendien organiseert de feestcommissie elke paar weken metsucces een themafeest in de Cambridgebar. Ook worden er regelmatiggratis films vertoond in De Uitwijk, ook op initiatief vanCambridgelaan-bewoners. Het wordt steeds beter geregeld op hetstudentencomplex.

Opvallend is, dat veel studenten die rondlopen op het complex alvanaf de oplevering op De Uithof wonen. Ook na hun studie blijvenze plakken. Joost Meijer (23, afgestudeerd bioloog): "Ik woon in delaagbouw met twee anderen. Wij hoeven maar met z'n drieen devoorzieningen te delen. Echt ideaal. Veel mensen die zijnafgestudeerd, blijven hier wonen. Want waar vind je iets beters?"Martijn: "Ongeveer een jaar geleden ben ik afgestudeerd. Ik ben aanhet hospiteren voor een stadspand, maar als je die oude troep ziet,word je ook niet echt enthousiast. Ik wil er natuurlijk niet opachteruit gaan." "We zijn verwend", oordeelt Cristiaan, "mensen vande IBB zijn blij met een stadspand. Voor ons is het anders."

De huidige bewoners kennen elkaar vaak al jaren, zijn vaakallemaal nog naar het openingsfeest van de SSH geweest en halenherinneringen op aan het barre, kale begin. Toch is er ook weldoorstroom, zowel binnen het complex als instroom van buiten IngvarGeurts (20, derdejaars Natuurkunde) is al een tijdje aan hethospiteren voor een kamer op het Cambridgecomplex. "Ik wil er graagwonen. De kamers zijn lekker groot en het is dicht bij mijnfaculteit. Maar tot nu toe is het nog niet gelukt een kamer tevinden. Er zitten rare huizen bij, met allemaal alternatieve ofjuist conservatieve bewoners of alleen maar betastudenten terwijlik het juist leuk vind als de bewoners wat meer gevarieerd zijn.Sommige mensen leven een beetje afgezonderd op het complex, terwijlik ook uit wil gaan in de stad. Veel bewoners wonen al lang op deCambridgelaan. En er wordt veel samen gedaan: sommige huizen eten's avonds allemaal samen. Dat hoeft van mij niet per se. Tot nu toeis het na hospiteeravonden steeds zo: als het huis mij wil hebben,ben ik niet geinteresseerd, en als ik graag in het huis zou willenwonen word ik afgewezen. Maar ik hou vol!"

Eva Houtsma

De SSH-Campusgedachte

"Er is op De Uithof nog voldoende plek om grootschalig tebouwen", zegt G. Wouters, eindverantwoordelijke voor het beheer vande SSH-panden en -complexen: "In de stad vind je nooit zo'nlocatie. Maar toen de SSH begin jaren negentig overlegde metuniversiteit en gemeente dacht niemand dat het ooit iets zouworden: wonen op De Uithof.

"De laagbouw is opgeleverd in 1998, begin 1999 waren de tweehoogbouwtorens klaar. Zoals bij alle nieuwbouwprojecten zie je datmensen moeten wennen. Dat gold vooral voor de laagbouwbewoners, dieer als eersten woonden. Er was toen verder niks; geen bestrating,geen groenvoorzieningen.

"We hadden het eerste jaar wat aanloopproblemen: degemeenschappelijke tuinen moesten nog groeien en niemand had erooit aan gedacht om bij het complex een brievenbus te plaatsen.Maar studenten schrijven natuurlijk ook wel eens een brief aan hunoma of aan de minister.

"Het voordeel van het Cambridgecomplex is dat de kamers grootzijn en dat de voorzieningen met weinig mensen gedeeld worden. Jewoont hooguit met zeven anderen samen en de kamers zijn minimaal 17vierkante meters. En hoewel de huurprijs hoog is, krijgen debewoners huursubsidie.

"Het valt op dat er weinig mutaties zijn op hetCambridgecomplex. Op de Ina Boudier Bakkerlaan verhuisd jaarlijks25 a 30 procent van de bewoners. Op de Cambridgelaan is datpercentage een stuk lager."

"Veel studenten die college lopen op De Uithof wonen op hetcomplex. Zo zijn biologie en geneeskunde lang oververtegenwoordigdgeweest.

"De campusgedachte is aan het postvatten. Niet alleen wonen maarook recreeren: meer winkelruimte en uitgaansleven dus. We zijnbezig met de voorlopige ontwerpfase van een nieuw complex op deUithof. In 2005 hebben we er hopelijk nog 400 a 500 wooneenhedenbij."

Een derde ouder of een studiehulp

Buitenschoolscontact heeft de 18-jarige Freeke Heijne niet methaar groepsgenoten, vertelt de eerstejaars rechten bachelor. TutorNetty van Buren hoort dit aan en vraagt haar enigszins verbaasd:"Met niemand?" Freeke vertelt haar vervolgens dat ze al veelcontacten heeft: ze is lid van gezelligheidsvereniging UVSV.

Van Buren hecht grote waarde aan het echt leren kennen van depersoonlijkheden in haar tutorgroep. De eerdere keren dat dedocente 'haar' studenten had gezien, was bij de facultaireintroductie en bij een door haar belegde bijeenkomst in hetrestaurant van het Educatorium op De Uithof. Deze groepsbijeenkomstdie direct na een hoorcollege was, was haar slecht bevallen. Meerdan een verhaal afsteken in een hels kabaal was niet mogelijk. "Datmoet anders", besloot Van Buren dus.

Sinds dit collegejaar zitten eerstejaars rechtenstudenten in eenvaste werkgroep waaraan een tutor is gekoppeld. Vanaf de facultaireintroductie zijn ze tot het tweede semester van het tweede jaartijdens alle verplichte vakken samen . En dat is nieuw; voorheenwisselden de werkgroepen van samenstelling. Freeke is enthousiastover de werkgroep. Zo hebben ze als team al een moeilijk Engelsboek samengevat. "We hebben zelfs een gezamenlijk e-mailadres, waarde samenvattingen heengingen." Verder noemt Freeke het een grootvoordeel dat studenten die verlegen of bescheiden zijn, nu ookproberen actief mee te doen in de werkgroep. Van Buren, die alzeventien jaar als docent verbonden is aan de FaculteitRechtsgeleerdheid, noemt het kleinschalig onderwijs zeker winstvoor de rechtenstudent. "Zodra je uit de anonimiteit wordt gehaald,wil je presteren."

Van Buren geeft zelf geen les aan de werkgroep. Om zich van heneen beeld te vormen tijdens een onderwijssituatie, is ze onlangsonverwacht op bezoek gekomen in de collegezaal. "Zo heb ik gekekenwie meedeed en wie niet. Het viel me alleszins mee." Freekeonderbreekt: "En het was niet eens onze beste werkgroep." Waaroptutor Van Buren vervolgt: "Al die warme snoetjes in een te warmzaaltje voor intensief onderwijs. Zo'n steekproef ga ik beslistvaker nemen." En dat heeft ze inmiddels ook al gedaan.

De docente heeft beslist nagedacht over haar aanpak als tutor."Behalve dat ik de studenten wil leren kennen, moeten zij mij ookleren kennen. Ze krijgen als het ware een derde ouder op hunbordje. Dat is goed en aardig, maar dan moet er wel eenvertrouwensbasis zijn, waarop ik advies kan geven. Zo niet, dan ismijn tutor-zijn gedoemd te mislukken." Daarom heeft ze de keerdaarop alle 23 studenten bij haar thuis uitgenodigd voor soep enbroodjes. "Ik weet nu wie van kunst houdt, wie vegetarier is en wieboter op zijn broodje wil. Dat is ook informatie", aldus de tutor,die overigens vindt dat ze het getroffen heeft met haarstudenten.

Tijdens deze bijeenkomst in oktober zijn veel leuke foto'sgemaakt, die bestemd zijn voor een 'smoelenboek' dat Van Buren aanhet maken is. Daarnaast zorgt Freeke, samen met Jos Gielen, ervoordat iedereen een persoonlijk verhaal voor dit portrettenalbuminlevert. Freeke en Jos zijn behept met een extra taak: zij zijndoor Van Buren aangewezen als de contactpersonen tussen de tutor ende groep. Met hen probeert Van Buren te voorkomen dat zij zelf alseen sergeant-majoor alles loopt te regelen. Ze heeft liever dat destudenten dat onderling doen. Volgens Freeke werkt het ook beterwanneer zij en Jos zeggen dat de collega-studenten naar eentutorbijeenkomst moeten komen, dan dat de tutor dat doet.

Naast de groepsbijeenkomst houdt Van Buren met iedereenpersoonlijke gesprekken. Deze vinden deze maand plaats, omdat dande eerste studieresultaten bekend zijn en omdat studenten tegen dietijd een beeld van de studie hebben. De tutor wordt geacht ditcollegejaar in totaal drie persoonlijke gesprekken te voeren.Daarvoor krijgt Van Buren een half dagdeel per week. Bij sommigestudies heeft een tutor in totaal acht studenten, maar van Burenheeft er 23. Vooralsnog voorziet ze geen problemen, maar mogelijkwel op termijn, mocht zij als tutor volgend jaar weer een nieuwegroep eerstejaars krijgen. Dat zou dan in drie jaar tijd kunnenoplopen tot 75 studenten per tutor. En dit is niet ondenkbaar,omdat er niet veel animo voor het tutorschap is, weet VanBuren.

Dat deze persoonlijke tutor-aanpak geen regel is, merkt Freekeop: "Ik hoor van sommige rechten-vriendinnen dat ze hun tutor nogmaar een keer hebben gezien." Van Buren is overtuigd: "Als jeinhoud aan het tutorschap wilt geven, moet je er wel wat voordoen." En dan gaat ze over tot de orde van de dag, want Freekeheeft op de korte termijn een taak: het schrijven van een A4-tjeover zichzelf, voor de portfolio. Want het is Van Buren ernst:."Ja, daar moet Freeke achteraan zitten en het goede voorbeeldgeven. Freeke is niet voor niets contactpersoon geworden."

Carina Nijssen

'Ik ben iets nieuws in de wijk'

De Utrechtse student Wouter Servaas wist nauwelijkswaar hij terecht kwam, toen hij voor zin afstudeerscriptie naar deBraziliaanse stad Porto Alegre reisde. Wat hij er tot nu toeopstak, is dat er behalve verschillen ook overeenkomsten zijntussen kinderen en politiek in Nederland en Brazilie: "Kinderenvoelen zich betrokken als hun ouders dat zijn."

Net een week was Wouter Servaas in het land. Hij was nognauwelijks bekomen van vijftien uur vliegen met de Braziliaansevliegtuigmaatschappij en van zijn eerste gewenningsproblemen aanhet exotische voedsel. Van de lijst namen van mensen die hem kondenhelpen bij zijn afstudeeronderzoek die hij van zijn docent hadgekregen, had hij er nog maar een paar gebeld. Een daarvan wasPaulo Garcia van de gemeente Porto Alegre. Hij nam hem mee naar eenwijkfeest in Cristal, een van de armere wijken in deZuid-Braziliaanse stad. Om mensen te ontmoeten onder wie hijonderzoek ging doen, maar vooral toch voor de gezelligheid. DachtWouter.

In de loop van de avond betrad Garcia een podium, waar zo'nveertig kinderen en hun ouders zich voor verzamelden. Hij reikteprijzen uit aan de winnaars van een sportevenement. Direct daarna -het gejuich was nog nauwelijks verstond - vroeg hij nog even deaandacht. "Ik wil jullie aan iemand voorstellen," riep hij. Dit isWouter Servaas, student uit Nederland. Hij wil jullie wat zeggen."Wouter schrok maar kon niet meer terug. Hij beklom het podium enstelde zich voor: "Ik ben hier omdat ik benieuwd ben hoe het voorjullie is om hier te wonen." Hij hoopte dat er vervolgens een paarkinderen naar hem toe zouden om te vragen wat hij nu precies wildeweten. Dat pakte anders uit.

"Ik was het podium nog niet af, of er stond een hele groepkinderen om me heen," zegt de Utrechtse antropologiestudentachteraf, op een terrasje in de stad. "Ze kwamen niet mijn vragenbeantwoorden, maar begonnen mij te ondervragen. 'Hoe is het inNederland?', 'Waarom ben je hier?', 'Heb je een vriendin?'. En toenze eenmaal in de gaten hadden dat ik een fototoestel bij me had,waren ze niet meer van me af te slaan. Iedereen wilde op de foto.Paulo lachte zich een breuk. Die wist dat dit zou gebeuren."

Kinderen

Zijn kennismaking met de Braziliaanse stad was niet zoals hijhad verwacht. Hij wist dat hij in een totaal andere wereld terechtzou komen, maar dat was ook zo'n beetje het enige wat Wouter wist,toen hij eind september Nederland verliet. Hij was naar PortoAlegre gekomen, om het unieke politieke systeem te bestuderen: hetparticipatief budgetsysteem. In tweewekelijkse vergaderingen, kaniedereen die in Porto Alegre woont, meebeslissen over de bestedingvan het gemeentebudget. Wouters scriptiebegeleider Kees Konings,had verteld dat het politieke systeem van Porto Alegre niemanduitsluit. Wouter kwam toen net terug van een uitwisselingsprojectin Canada, waar hij gestudeerd had bij de vakgroep 'Child &Youth Studies' en waar hij had kennisgemaakt met deonderzoeksmethode van de 'Third Voice'. Binnen die methode laat deonderzoeker de mensen waar hij onderzoek naar doetmee-analyseren.

"Als ze in Porto Alegre zeggen dat iedereen betrokken wordt bijde politiek", vroeg Wouter zich af, "hoe zit dat dan met dekinderen en jongeren? Kunnen ook zij meepraten? Hebben zij invloedop wat er in de stad gebeurt en op de voorzieningen die er voor henzijn of komen?" Aangezien kinderen en jongeren zelden onderwerpzijn van Nederlands antropologisch onderzoek, wilde hij juist datonderzoeken. Volgens de methode van Third Voice: en dus vooral doormet kinderen en jongeren zelf te praten. Om het zichzelf niet al temoeilijk te maken, besloot hij zich te richten op de leeftijdsgroepvan tien tot achttien jaar.

Waakhonden

Nu hij hier eenmaal is, merkt Wouter dat de paar ideeen die hijverder van Brazilie had wel aardig kloppen. Een gespleten wereldverwachtte hij, met grote verschillen tussen arm en rijk. De eerstetijd dat hij in Poro Alegre was, leek hem dat wel mee tevallen.

De verschillen tussen arm en rijk zijn in Zuid-Brazilie mindergroot dan in andere delen van het land. Het centrum van PortoAlegre kan een mooi stadje in Portugal zijn en de levensstandaardis er behoorlijk. Pas toen hij zelf in de arme wijk Cristal gingwonen, herkende hij wat hij verwachtte: "Er staan hier 'rijkehuizen', van steen, beschermd door hoge hekken, schrikdraad enwaakhonden maar ook kleine huizen van timmerhout, aan onverhardestraten." Echte sloppenwijken vind je er niet, had Koonings Wouteral gezegd. Toch is hij weleens geschrokken van de armoede. "In eenwijk als Cristal merk je dat je in de derde wereld bent. Dat erveel kinderen over straat zwerven is een ding. Maar dat ze met hunhanden karton uit vuilniszakken halen, om door te verkopen en vante leven, dat is schokkend. Dan zie dat het Nederlandse idee - datkinderen recht hebben op kind-zijn en dus vooral spelen en naarschoolgaan - hier niet opgaat. Sommige kinderen moeten werken om teoverleven."

Voor zijn gevoel gaat zijn onderzoek maar traag. "Misschienvooral omdat ik pas zo laat een kamer vond in de wijk waar ikonderzoek doe. Tot die tijd zat ik in een hotel in het centrum. Hetzoeken naar een kamer verliep veel moeizamer dan ik had verwacht;elke keer als iemand me wat aanbood, bleek dat even later niet meerdoor te gaan. En ik wilde niet met mijn eigenlijke onderzoekbeginnen, voordat ik in Cristal woonde."

Voor het onderzoek moet hij eerst het vertrouwen winnen van dekinderen en hun ouders. "Dat lukt niet als ik af en toe even eenpaar uurtjes in de wijk ben en wat kinderen probeer te spreken."Zijn ervaring op het wijkfeest was een goede les. Hij kan daar nogsteeds niet echt om lachen maar begrijpt het wel. "Ik ben ietsnieuws in zo'n wijk. Er komt daar nooit iemand uit Nederland. Pasals ze mij hebben uitgevraagd en een beetje aan me gewend zijn, zalhet me lukken om af en toe rustig met ze te praten."

Tot nu toe heeft Wouter daarom vooral met volwassen deskundigengesproken: mensen uit de politiek en gemeente, mensen uit hetonderwijs, welzijnsorganisaties, instellingen voor buitenschoolseopvang en mensen van de plaatselijke universiteit. Uit degesprekken maakt hij op dat het met de participatie van kinderen inde politiek in Porto Alegre niet heel anders is dan in Nederland.Ze mogen pas vanaf hun zestiende meedoen aan de vergaderingen vanhet participatief budgetsysteem. Op de vergadering waar Wouter isgaan kijken, waren de meeste deelnemers dertig jaar of ouder."Kinderen voelen zich bij de politiek betrokken als ze dat van huisuit hebben meegekregen," weet hij als zoon van defractievoorzitster van de PvdA in de gemeenteraad van Uden. Er zijner genoeg die het helemaal niets interesseert. Maar ik verwacht dater veel kinderen hier een realistisch beeld hebben van wat depolitiek is en kan, juist door de manier waarop deze stad bestuurdwordt, veel mensen bij de politiek betrokken zijn."

Het participerend budgetssteem is weliswaar een zeerprogressieve vorm van democratie. Maar hoewel Porto Alegre alveertien jaar volgens dat systeem wordt bestuurd, merk je datBrazilie nog maar een korte democratische traditie heeft. "Ik beneen politiek-freak, dus via het internet blijf ik de Nederlandsepolitiek volgen. Toen ik een paar mensen hier vertelde dat hetNederlandse kabinet was gevallen, was hun eerste reactie: "Wieheeft de staatsgreep gepleegd?" Ik stond daar wel van tekijken."

Anke Welten