Achtergrond

Naakt op de bar de stropdas verdienen

USRS, de Utrechtse Studenten Rugby Society, viert ditjaar haar zevende lustrum. Rugby is een traditionele studentensportmet heel eigen gewoontes. Een zedenschets die 35 jaarbeslaat.

ZUMBA

Naakt op de bar bij een van de drie grote Utrechtsegezelligheidsverenigingen hebben woensdagavond een aantal rugbyersvan USRS hun stropdas verdiend. Rugbyers zijn trots op hunclubkleuren en een das is niet te koop. Die is bestemd voorveelbelovende leden die minimaal een jaar lid zijn. Bovendienmoeten die veelbelovende leden een zogenaamde Zumba uitvoeren. Zegaan onder luid gezang van de clubleden en plein public letterlijkmet de billen bloot bij de gezelligheidsvereniging waar ze ook lidzijn. Vooral bij de vrouwelijke leden van Veritas en Unitas valtdit tafereel in de smaak, beweren de rugbyers zelf. Het zijntypische studententaferelen die ieder jaar na de dies plaatsvinden.Dit jaar is die dies, afgelopen woensdag dus, ook het begin van defestiviteiten van het zevende lustrum.

MANNELIJK

Het ruige rugby is een studentensport voor de wat betergesitueerden. Dat heeft net als de sport zelf zijn oorsprong inEngeland. Daar voetballen de welgestelde jongens niet, ze rugbyen.Maar waarom studenten op rugby afkomen, wordt niet helemaalduidelijk. "Het is mannelijk en het heeft iets rauws. USRS speelthoog en het is een vereniging die veel leuke dingen doet zoalsfeestjes en trips. De band op en buiten het veld is hecht", denktvoorzitter Vincent Wanders. "Studenten zijn denkers en schrijvers.Rugby is hun enige fysieke bezigheid", zegt trainer Johan Broersover zijn spelers. "Rugby schept een bijzondere band tussen despelers. Je kunt echt niet zonder elkaar", zegt eerste elftalspelerMaurice Thijssen, een van de samenstellers van het lustrumboek.

CORPS

Het waren studenten in Delft die in 1918 de eerste Nederlandserugbyclub oprichtten. Amsterdam en Leiden volgden. De teamsbestonden vooral uit Zuid-Afrikanen die in Nederland studeerden. Inde jaren dertig stierf het rugby bijna een zachte dood inNederland. Pas in de jaren zestig kwam er weer wat leven in debrouwerij.

USRS werd met hulp van de Delftse studenten opgericht als eensubvereniging van het corps. Die banden met de corpora bestaan nogsteeds, ongeveer de helft van de USRS-leden is ook lid van USC. InDelft zijn alle rugbyers lid van het corps. Diestudentenverenigingen beheersten heel lang ook de Nederlandsecompetities. Maar op dit moment komt alleen de Amsterdamsestudentenvereniging nog uit in de ereklasse. Daar zitten overigensniet bijzonder veel studenten in.

CENTURIONS

USRS speelt dit jaar eerste klasse, net onder het hoogsteniveau. De club leek vastgeroest in de tweede klasse, maar vorigjaar werd na een aantal ereplaatsen eindelijk een titel behaald. Endie promotie geeft het lustrum extra glans. Verantwoordelijk voordat succes is trainer Johan Broers die al meer dan twintig jaar devereniging begeleidt. Broers heeft na het kampioenschap afscheidgenomen van het eerste team, maar hij wordt door zijn studententijdens het lustrum bijzonder in het zonnetje gezet.

Ook speciale aandacht krijgen de spelers die de afgelopen vijfjaar het aantal van honderd wedstrijden zijn gepasseerd. Dezespelers krijgen een genummerde das met de C van centurion eropgeborduurd. Bovendien wordt er een wedstrijd gespeeld tussen decenturions en de spelers die nog niet zover zijn. Het is vrijwelonmogelijk om binnen vijf jaar aan die honderd wedstrijden tekomen.

Bloemkooloren

Eens een rugbyer altijd een rugbyer. Het langdurig beoefenen vanrugby toont zich behoorlijk in het postuur. En niet alleen doorveel voorkomende rugbyblessure zoals het bloemkooloor, eenblijvende misvorming van het bovenste deel van de oorschelp. Zo'nbloemkooloor lopen rugbyers op in de scrum. In die scrum wrijven zemet hun oren soms iets te fanatiek tegen elkaar. Maar rugbyersworden met de jaren ook zwaarder en trager. Dit is niet alleen tewijten aan de grote hoeveelheden bier die ze na de wedstrijd samenmet hun tegenstander naar binnen gooien, maar ook door de aard vande sport. Die felle lijf aan lijf gevechten eisen een zwaarderlichaam.

VOETBALLERS

Voetballers zijn van oudsher de aartsvijanden van de rugbyers.Voetballers doen namelijk alles waar een rugbyer van walgt. Zoalsde scheidsrechter uitschelden. Die is bij rugby tijdens dewedstrijd heilig. Niemand behalve de aanvoerder mag hem zelfs maaraanspreken. Voetballers zijn, volgens de rugbyers, ook niet instaat na de wedstrijd sportief de strijdbijl te begraven. Terwijlde rugbyers zelf hun tegenstanders op het veld fel te lijf gaan,maar tegelijkertijd tonen ze respect. Na het laatste fluitsignaalstellen ze zich op in een erehaag en applaudisseren ze voor huntegenstander. Vervolgens gaan ze samen aan het bier.

LUSTRUMBOEK

USRS houdt zijn eigen geschiedschrijving bij. Ieder lustrumverschijnt er een boek. Dit keer zijn de samenstellers aan de haalgegaan met het getal zeven. Het lustrumboek wordt dan ook opdonderdag 7 november om zeven minuten over zeven gepresenteerd opde Kroeg van USC, op Janskerkhof 14 (2x7). Het thema van het boekis de zeven hoofdzonden. Bovendien zijn er voorwoorden van zevenverschillende schrijvers onder wie schrijver Tommy Wieringa dieooit trainend lid was en topvoetballer Ruud van Nistelrooy die ooittientjeslid was.

Jurgen Swart

Beta-federatie clusters diensten en directeuren

In het rapport presenteren de faculteiten Biologie, Farmacie,Natuur- en Sterrenkunde, Scheikunde, Wiskunde en Informatica eennadere uitwerking van hun plannen voor een federatie. Het bestuurvan die federatie zal worden gevormd door de vijf decanen plus eenonafhankelijk voorzitter - deze moet wel hoogleraar zijn in een vande deelnemende faculteiten. Hoofdtaak van het federatiebestuurwordt het vaststellen en bewaken van het gezamenlijke strategischbeleid van de vijf faculteiten. Ook komt er een gezamenlijkleerstoelenplan. De medezeggenschap wordt vorm gegeven in eenfederatieraad, die bestaat uit afgevaardigden van defaculteitsraden.

De faculteiten zelf verdwijnen in het plan niet uit zicht. Dedecanen houden hun huidige wettelijke bevoegdheden en blijvendaarmee formeel verantwoordelijk voor de gang van zaken in defederatie. Ook de financiering van onderwijs en onderzoek blijftvia de faculteiten verlopen. Wel krijgt het federatiebestuur eenbescheiden eigen budget om een gezamenlijk federatiefonderzoeksbeleid vorm te kunnen geven.

Op het gebied van onderwijs en onderzoek verandert er weinigvergeleken met de huidige situatie. Ten aanzien van deondersteunende diensten bevat de rapportage wel vergaandevoorstellen. Er komt een federatief bureau met een eigenbeleidsafdeling, die een deel van de taken moet gaan overnemen dieop dit moment nog door de centrale beleidsafdeling in hetBestuursgebouw in De Uithof worden verricht. De afdelingenfinancien en personeelszaken worden geclusterd in maximaal tweeadministratiekantoren. Over de toekomstige positie van defaculteitsdirecteuren hult de rapportage zich in stilzwijgen.

Collegevoorzitter Veldhuis wil op dit moment niet reageren op debeta-voorstellen. Eind november komt het college met een reactie opde plannen van alle zes beoogde clusters. De collegevoorzittertoonde zich ontstemd over het feit dat de beta-rapportage nu alopenbaar was gemaakt. Volgens een laconieke decaan Siersma vanWiskunde en Informatica was dat echter onvermijdelijk om een bredemeningsvorming over de voorstellen mogelijk te maken.

EH

"Klink ik nu erg arrogant"

Bijzonder deskundige op het gebied van dinosaurussen.Zo mag de 14-jarige hobby-promovendus Mark Vlug zich sindsafgelopen zondag noemen. Met zijn verslag en rede overdinosaurussen maakt hij afgelopen zondag diepe indruk op zijnpromotiecommissie. "Je beheerst niet alleen alle stof tot in depuntjes", zei een van hen, "maar je denkt ook veel na over jehobby. Dat getuigt van een wetenschappelijke houding."

Mark slaakt een kreetje van opluchting als hij hoort dat hijzijn diploma meer dan verdiend heeft. "Je weet het toch nooithelemaal zeker", zegt hij even later. De havo-scholier geeftruiterlijk toe dat hij erg zenuwachtig was voor de promotie. "Ikhad echt last van knikkende knieen. Vooral toen ik die hele zaalvol mensen zag. Maar gelukkig had ik me goed voorbereid en zodra ikbegon te praten ging het eigenlijk vanzelf."

In zijn praatje vertelde Mark kort iets over de dinosaurussen inhet algemeen. Daarna mochten drie professoren de scholier het vuuraan de schenen leggen met een aantal prangende vragen: "Kun je mijuitleggen wat je bedoelt met jouw eilandtheorie?" Rustig legt Markuit dat dinosaurussen die op eilanden leven zich door dedichtbeboste gebieden minder goed kunnen voortbewegen. "En daardoorblijven ze dus kleiner."

"Hoe denkt u eigenlijk over de discussie die al jarenlang woedttussen paleontologen en biologen: zijn dinosaurussen volgens uwarmbloedig of koudbloedig?" Mark denkt even na en antwoordt dat ervolgens hem zowel warmbloedige als koudbloedige dinosaurussen zijn:"De vleeseters waren warmbloedig. Zij moesten jagen en dus hardkunnen rennen. Ik denk dat de planteneters koudbloedig waren, omdatdie minder snel hoefden te zijn."

De vragen zijn een eitje voor Mark: hij doorstaat ze met verve."Ze waren ook niet echt moeilijk", zegt de jonge hobby-promovendus."Of klink ik nu erg arrogant?" Het overleg van de commissie duurtniet lang. De promotor van Mark, professor van der Zwaan vanaardwetenschappen, heeft de eer het diploma te overhandigen. "Jehebt het heel goed gedaan, Mark, maar er moet mij toch nog wat vanhet hart", begint de professor zijn praatje. "Toen ze mij vroegenom jouw promotor te worden, aarzelde ik nogal. In eerste instantieheb ik ook geweigerd", zegt Van der Zwaan eerlijk. "Dit is weerzo'n publiciteitsstunt, dacht ik. Die jongen weet niks en die moetik dan begeleiden." Gelukkig voor Mark en Van der Zwaan blijkt dezetwijfel achteraf geheel onterecht: "Je denkt veel na over je hobby,je beheerst de stof en je weet hoe je er mee om moet gaan.Klasse."

Enige kritiekpuntje van Zwaan betreft de toekomstplannen vanMark: "Ik las in een artikel dat je later verkeersleider wiltworden, omdat paleontologen zo weinig verdienen." Gelach klinkt uitde zaal. "Dat laatste is zeker waar, maar paleontoloog is toch ookeen veel mooier beroep? Denk er nog maar eens goed over na. Volgensmij kun jij nog heel ver komen wanneer je de richting van depaleontologie opgaat."

Wanneer Mark eindelijk het felbegeerde diploma in handen heeft,wordt hij bestormd door een cameraploeg van het NOS-jeugdjournaal:"Hoe is het om te promoveren op je hobby, Mark?" "Heel leuknatuurlijk", antwoordt de scholier droogjes. "Het voelt toch alsofik hoger op ben gekomen!" Ze vragen nog even door, terwijl de rijbelangstellenden achter hen groeit.

"Ongelofelijk he, al die aandacht", zegt de vader van Mark.Onder de indruk van de camera is hij al niet meer: "Na Hart vanNederland, Radio M, De Telegraaf, NRC Handelsblad en Business Radiokijken wij nergens meer van op." Hij vindt de publiciteit prima,zolang Mark er zelf zin in heeft: "Afgelopen week heeft hij eenpaar interviews geweigerd, omdat hij nog dingen voor school moetdoen. Mark laat zich nergens toe dwingen."

Na een hele stoet van felicitaties heeft Mark even de tijd omuit te puffen. "Ik moet nu eerst even wat drinken hoor", zegt hijtegen een vrouw die met een microfoon op hem afkomt. Wat vindt hijzelf van alle aandacht omtrent zijn persoon? "De eerste interviewswaren leuk, maar het ging maar door. Op een gegeven moment had iker echt genoeg van. Ik moest even tijd voor mezelf hebben."

En weten zijn vriendjes ondertussen al van zijn voorliefde voordinosaurussen? In het vorige interview vertelde hij dat hij zijnhobby meestal verzwijgt, omdat het 'niet stoer is': "Een paarkinderen hadden me al bij Hart van Nederland gezien. De rest vanmijn klasgenoten vertel ik het morgen. Ik moet het ze nu eigenlijkook wel vertellen."

Tussen neus en lippen door vertelt hij dat zijn toekomstplanneninmiddels gewijzigd zijn. Mark wil toch maar geen verkeersleiderworden. "Dat lijkt me te gestresst. Ik wil nu journalist worden,net als jij." Dat journalisten niet tot de best betaalden horen,interesseert hem niet meer zo: "Ik ga sowieso de kant van depaleontologie op. Maar daarnaast wil ik bijverdienen alsjournalist, want ik wil geen arme sloeber worden."

Fleur Baxmeier

Leren overleven in de speeltuin

Acht legergroene jeeps hangen op een fraaie herfstmiddag schuintegen een heuvel aan in het bos bij het Brabantse Oirschot. 'Despeeltuin' noemt de militaire rij-instructeur dit stukje bos waarer voor de jeeps een circuitje is aangelegd. Om hier te komenmoeten eerst mulle zandwegen en diepe tanksporen worden overreden.Het lijkt een oefening van de Nederlandse landmacht, maar vandaagzijn de militairen Utrechtse studenten geneeskunde.

Achter het stuur van de jeeps zitten geneeskundestudenten diemet een hoofd, rood van inspanning, proberen de auto's door despeeltuin heen te sturen zonder tegen bomen aan te rijden of vastte lopen op een steil heuveltje.Het besturen van die terreinwagensvalt niet mee. Zelfs op een redelijk vlak uitziende weg schuift dewagen nog alle kanten op en moet de bestuurder stevig sturen omueberhaupt rechtdoor te rijden.

Het is even wat anders dit lesje aan 24 studenten die hetkeuzeblok Geneeskunde in Ontwikkelingslanden volgen. In dit blokmaken de artsen in spe kennis met family planning, armoede engezondheid en gaan ze naar leger opnieuw in de leer voor hetonderdeel triage: de kunst om bij een ramp met beschikbare middelenzo veel mogelijk slachtoffers te helpen. Vandaag leren ze echtereen les die van levensbelang is in de Derde Wereld, wantdoodsoorzaak nummer een onder artsen in ontwikkelingslanden blijktniet de enge tropische ziekte of de insectenbeet; de meeste artsenkomen om in het verkeer.

:Na verschillende artikelen in de vakpers over deverkeersongelukken kwamen de verantwoordelijken bij geneeskundevoor het keuzeblok op het idee om de studenten ook terreinrijden teleren. Blokdocent Tom Fick, afkomstig uit de krijgsmacht en chirurgmet de rang van kolonel, nam contact op met zijn vorige werkgever.Hij dacht 'dat doen ze nooit', maar tot zijn verbazing wilde hetleger wel les geven aan studenten. Prettig voor de faculteit is dathet leger geen geld mag aannemen. Het gaat de krijgsmacht om eenbeetje publiciteit en een goede naam bij de geneeskundestudenten,want ook het leger is altijd op zoek naar artsen.

Ook vandaag wordt benadrukt dat transport in de Derde Wereld eengevaarlijk zaak is. De weg wil nog wel eens heel slecht of afwezigzijn. Bovendien zijn de auto's in ontwikkelingslanden ook niet naarde laatste APK-norm gekeurd. En dan zijn er ook nog plekken diegeteisterd worden door oorlog en geweld. Artsen zonder Grenzen komtregelmatig landmijnen tegen en in veel conflictgebieden makenstruikrovers het leven van de goedwillende artsen zuur. "Plassendoen we dan ook bij voorkeur niet in de struiken, maar in hetwielspoor of desnoods in je broek", vertellen de acht militairerij-instructeurs aan de voornamelijk vrouwelijke cursisten voordatze even later in een four wheel drive mogen stappen.

Het practicum is op het landelijk Opleidingscentrum Rijden ophet Prinses Irene Kamp in Eindhoven. Dat opleidingscentrum is degrote rijbewijsfabriek van het leger voor elk voertuig waar hetleger in rijdt. En dat zijn er veel. Op het terrein rijdenlandingsvoertuigen van de mariniers, tanks, vrachtwagens en jeepsDe studenten oefenen in de terreinwagens.

Het leger begint vroeg en dus stapten 24 slaperige studentenonder leiding van een uitgeslapen kolonel in uniform 's ochtends omzeven uur op de trein naar Eindhoven. Daar worden ze tot zichtbareteleurstelling van een aantal studenten niet opgepikt door eenechte grote groene militaire vrachtwagen maar gewoon door een luxetouringcar.

De ochtend start met wat typisch militaire peptalk en onelinersom het belang van de cursus te onderstrepen. "Terreinrijden isdoodsimpel als je het kan, maar levensgevaarlijk als je het nietkan. Jullie hebben als artsen niet alleen de verantwoordelijkheidvoor je eigen leven. Er kan een heel dorp van jullie afhankelijkzijn." Na deze stichtelijke woorden ondergaan alle deelnemers eentheorie-examen. De begeleidende officier belooft koffie met gebakals er iemand slaagt. Een makkelijk te maken belofte want bijnaniemand haalt de benodigde negentig procent. Een student scoort eenonwaarschijnlijke tachtig procent maar zijn vader heeft dan ook eenrijschool.

Daarna volgt een college over de techniek van de auto. Demilitaire instructeurs weten ondanks de betrekkelijke saaiheid vanhet onderwerp de studenten aan hun lippen te kluisteren. En datkomt omdat ze heel aannemelijk weten te maken dat het je als artsop een slechte weg tussen twee dorpen in de Sahara gemakkelijk eenmotorprobleem kunt krijgen en het heel handig is als je dat zelfkunt repareren. Als de rij-instructeur ook nog uitlegt hoe deoorlogsverlichting op zijn aangepaste terreinwagen werkt, isiedereen vanzelfsprekend stil van bewondering.

Het echte rijden op het oefenterrein van het Prinses Irene Kampis een bijzondere ervaring. "Het is gaaf om in een bocht opeens eentank tegen te komen", vindt Lieke de Vrankrijker die zonderrijbewijs vrolijk met zestig kilometer per uur over hetoefenterrein scheurt.

Na de pauze volgt het hoofdnummer. Crossen in een verlaten bos.Het is onwaarschijnlijk moeilijk om een wagen op een redelijk vlakzandpad recht te houden. De instructeur slooft zich flink uit omaan zijn bijrijders te laten zien wat die wagen op het zandallemaal kan. En dat blijft niet zonder gevolgen. Alletemperatuurmeters lopen flink op en vlak nadat iemand anders hetstuur heeft overgenomen, komen op een verlaten plek in het bos derookwolken onder de motorkap uit. Het lijkt even of de heleboel inde brand staat, maar de instructeur blijft de rust zelve. Hetslangetje van de koelvloeistof blijkt losgeschoten.

De instructeur lost het probleem op. Het practicum moettenslotte door. Er moeten nog twee geneeskundestudenten achter hetstuur die toch al met een scheef oog zitten te kijken of ze nog welaan de beurt komen. Dat komen ze gelukkig nog wel, alleen worden eriets minder steile heuveltjes genomen.

Studiepunten levert de dag niet op maar dat vindt Martijn vander Wal helemaal niet erg. Hij had voor dit practicum nog welwillen betalen. Hij hoopt zelfs dat het vak nog een keer wordtherhaald.

Jurgen Swart

Meer openheid over dierproeven gewenst

Het publieke beeld van experimentele dierproeven inde wetenschap strookt niet met de werkelijkheid. Door beterevoorlichting - desnoods als verhaallijn in soapseries - moet hetbeeld van de wetenschapper die zich uitleeft op weerloze dieren,worden genuanceerd. De wetenschapper zelf moet ook met de billenbloot.

"De kloof tussen de werkelijke situatie en het publieke beeldvan experimentele dierproeven in de wetenschap is enorm. Daar moeteen einde aan komen", vindt Jan Wolters. Hij is proefdierdeskundigeaan de Vrije Universiteit van Amsterdam en secretaris van deNederlandse Vereniging Proefdierkunde (NVP) en heeft er "zijn buikvan vol" dat hij altijd in het beklaagdenbankje terecht komt."Medisch wetenschappers moeten helpen dierproeven in eenobjectiever daglicht te zetten, in plaats van buiten deschijnwerpers te blijven uit angst voor kritiek."

"Als er aandacht is voor proefdieren in de media, dan vind ik devolgende dag stapels dreigbrieven in mijn mailbox. Het feit datjuist proefdierdeskundigen dieronvriendelijke onderzoeksmethodenproberen in te dammen en de ontwikkeling van alternatievenstimuleren, gaat kennelijk aan de samenleving voorbij".

Volgens hem leggen vele mensen de link niet tussen een nieuwetherapie in de geneeskunde en de experimenten die daarvoor nodigzijn geweest. "Het gebrek aan kennis leidt tot politiek en publiekhypocriet gedrag. Voor de televisie gezeten gaat het medeleven uitnaar zielige dieren die worden opgeofferd aan de wetenschap.Ondertussen geeft de kijker onwetend en gul aan de collectant diegeld ophaalt voor medisch onderzoek dat dierexperimentele methodenbezigt om haar doel te bereiken."

Wolters is het zat zich steeds maar weer te moeten verdedigenhoewel de media-aandacht zich momenteel niet echt richt opproefdieren. "Onderzoekers vinden het geen bezwaar dat de discussieeven uit de lucht is, want ze hebben nogal wat uit te leggen. Hetis een gecompliceerde kwestie die zowel ratio als emotieaanspreekt." De wetenschappers moeten zich echter niet verschuilen,maar zelf naar buiten treden met hun experimenten, vindt Wolterswant anders zijn organisaties die opkomen voor de rechten ven hetdier hen voor. "En dan heb je de publieke opinie meteen tegen, wantdie schotelen meestal een eenzijdig beeld voor van het misbruik vandieren."

Transparantie

"Die kloof tussen dierexperimentele wetenschap en het publiekheeft de proefdierkunde aan zichzelf te danken," reageert prof. mr.Dirk Boon, hoogleraar Dier en Recht aan de Universiteit Utrecht."Ik roep al een jaartje of twintig dat er transparantie moet komenin de proefdierpraktijken."

Die transparantie wordt echter niet gegeven door de commissiedie dat het beste zou kunnen doen: de dierexperimentele commissieDEC. Zonder de toestemming van de DEC mag er niet met dieren wordengeexperimenteerd. "Zo'n commissie is een bestuursorgaan datopenbaar gezag moet bekleden, maar ze zijn niet bereikbaar voorenig bezwaar of beroep. Ik heb het een paar keer geprobeerd, en bentot de conclusie gekomen dat er moeilijk met die mensen tecommuniceren valt. Wolters is naar mijn idee een witte raaf."

Meer openheid, dat is ook Wolters parool. "Ik geloof echt dat deWet op de proefdieren er is gekomen, omdat onderzoekers te veel inhun torens bleven zitten. Zij bepaalden zelf of dierproeven nodigwaren. Die houding is wel verbeterd, maar de algehele medischewetenschappelijke wereld trekt zich nog steeds terug op een eilandvan kennis. Dat is een volstrekt abjecte houding".

Het is daarom niet meer dan logisch dat dierproefcritici denkendat onderzoekers elkaar de hand boven het hoofd houden en elkaarsproeven achter gesloten deuren goedkeuren, zegt Wolters. "Hetdemocratisch gehalte van onze maatschappij eist betrokkenheid vanhet publiek en dat vereist kennis. Het volk laat zich nietbedriegen en is bang dat de WOD niet genoeg is dichtgetimmerd."

De feiten lijken dit beeld te bevestigen. De samenleving weetniet precies wat er uit haar naam en voor haar gezondheidszorgwordt afgewogen. Zo krijgt hoogleraar Dier en Recht, Boon, geeninzage in de werkwijze van de commissies die toezien op deuitvoering van de ethische en maatschappelijke toetsing vandierexperimenten.

"Het is inderdaad wel een beetje een <I>old boysnetwork<I>," bevestigt dr. Frans Stafleu onderzoeker bij hetCentrum Bio-ethiek aan de Universiteit Utrecht en lid van een vande 27 DEC's van Nederland. "Daarom ben ik er zeker voor dat decommissies zich wat kwetsbaarder gaan opstellen. Ze representerenimmers de opvatting van de maatschappij."

Op de vraag of de burger ook inspraak moet krijgen op decommissie-adviezen, reageert Stafleu resoluut: "Nee, zeker niet. Deburger heeft recht om mee te kijken, maar de toetsing is eenspecialistische taak. De maatschappelijke eindverantwoording voordierexperimenteel werk ligt overigens primair bij de onderzoeker.En die moet dus vroeg of laat met de billen bloot voor het publiek,aangezien die moreel gezien in een netelig maatschappelijk gebiedwerkt."

Billen

Met de billen bloot, daar zijn de heren het over eens. Maar hoeziet het commissielid Stafleu dat voor zich? "Dat kan volgens mijprima via de DEC's. Dat wij nog steeds geen goede heldereinternetsite hebben, is bijvoorbeeld best kwalijk. Voor mijn partlaten we de kwestie in soapseries aankaarten. Als je dat op eenafgewogen wijze doet, zodat het geen reclame wordt, lijkt me dateen prima idee."

Ook Wolters heeft nog geen concrete plannen om de wetenschapopener te maken. De Amsterdamse proefdierdeskundige geeft toe dathij zelf geen gelegenheid heeft voor communicatie met de wereldbuiten de DEC's en wetenschappers. "Door alle regelgeving enbureaucratische handelingen die in de loop van de jaren op mijnbureau terecht zijn gekomen, kom ik daar niet aan toe. Ik ben erdaarom voor dat wetenschappers zelf een boekje open doen over hunmethoden, in plaats van alleen naar de media te stappen als zekunnen pronken met resultaten die getuigen van een doorbraak.Daarnaast denk ik aan documentaires waarin niet alleen de patienten zijn behandeling, maar ook de onderzoeksmethoden in beeld wordengebracht."

Karin Postelmans

700.000

In 1886 werd mishandeling van het dier in het NederlandsStrafrecht opgenomen. Dierexperimenteel onderzoek kwam daarin nietvoor. Hoogleraar dier en recht Dirk Boon: "Aan wetenschappers werdeen dusdanig moreel besef en verantwoordelijkheidsgevoeltoebedeeld, dat wetgeving niet nodig zou zijn." Bijna honderd jaarlater, in 1977, dacht de maatschappij daar anders over en werd deWet op de proefdieren ingevoerd.

Aanvullend op de Wet die proefdiergebruik aan banden legde, kwamvan overheidswege regelgeving voor onderzoeksinstellingen. In 1983ontvingen 83 grote instituten, waaronder de Universiteit Utrecht,een vergunning voor het doen van dierexperimenteel werk. Alleenvergunninghouders is het nog toegestaan om dierexperimenten uit tevoeren. Het aantal experimenten op dieren daalde na de invoeringvan de Wet op de proefdieren van 1,6 miljoen naar 700.000 in2001.

Roommates in Parnassos

Katia & Carolina

Roomie Carolina Rodriguez (21) studeertcommunicatiewetenschappen en hoorde hoorde van een vriend, dat degedeelde kamers gemengd waren. "Het leek me niet zo geweldig om meteen vreemde jongen een kamer te moeten delen. Dus ik ben blij datKatia een meisje is en ook uit Mexico komt. Nu zijn we bestevriendinnen geworden. We doen veel samen: boodschappen, uitgaan,reizen. Ik voel me minder eenzaam omdat wij een kamer delen. Wehebben al afgesproken dat we, terug in Mexico, elkaar op zullenzoeken."

De studentes vinden het wel begrijpelijk dat kamers gedeeldmoeten worden. "Er zijn hier zoveel studenten", zegt Katia. "Het isgewoon niet anders. En verder is dit huis hartstikke leuk: mooie,hoge ramen, een televisie in de kamer en aardige huisgenoten."

Bij Katia en Carolina op de gang worden alle kamers gedeeld doormensen uit hetzelfde land. Wel komen ze uit verschillendewindstreken: Denen, Chinezen en Amerikanen. Katia: "Dat vind ik welverstandig. Iedereen heeft nou eenmaal bepaalde culturelegewoontes; Carolina en ik zijn allebei gewend om 's middags warm teeten, bovendien is het prettig dat je elkaar goed kunt begrijpendoordat je dezelfde taal spreekt."

Toch heeft het delen van een kamer ook nadelen. Katia: "Carolinawas pas haar sleutels vergeten en gooide steentjes tegen mijn raamtot ik wakker was. Dat was niet zo geweldig."

Carolina: "Soms neemt een van ons vrienden mee terwijl de anderal ligt te slapen. Omdat je de kamer nou eenmaal deelt, kun je daarniks van zeggen. Je hebt dan weinig keus: de deken over je hoofdtrekken of toch maar weer opstaan."

Benjamin & James

Benjamin Lee (20) kende zijn kamergenoot James Crosland al vanhun studie rechten in Sheffield, Engeland. "Maar meer dan gedagzeiden we elkaar eigenlijk niet. James was een van de weinigestudenten die nog thuis woonden en hij hield zich afzijdig van defeesten en gesprekken van anderen. Nu slapen we naast elkaar enleer ik hem een stuk persoonlijker kennen: hij snurkt en praat inzijn slaap."

Benjamin wist van te voren niet dat hij in Utrecht een kamer zougaan delen. maar voelde de bui al wel een beetje hangen. "In eenbrief stond vermeld dat we een double bedroom zouden krijgen. Deletterlijke betekenis hiervan is: een kamer met tweepersoonsbed.Het leek me onwaarschijnlijk dat we die luxe zouden krijgen. dusging ik er maar vast van uit dat we de kamers zouden moetendelen."

Toen hij, aangekomen in Nederland, op een lijst van de SSHspiekte zag hij dat James zijn kamergenoot zou worden. "Ik vind datprima, hoewel we wel heel verschillend zijn. James is een rustigeen verlegen jongen. Hij gaat op tijd naar bed en staat vroeg opterwijl ik wil uitslapen. En hij luistert naar Dolly Parton enandere oude muziek terwijl ik van nieuwere muziek houd."

Ben gaat veel om met zijn huisgenoten van de eerste verdiepingin Parnassos en heeft minder contact met studiegenoot James. "Hijgaat vooral om met andere Engelsen in Utrecht. Ik probeer dat tevermijden, omdat het doel van zo'n internationale studieperiodenatuurlijk is dat we mensen uit andere landen leren kennen." Hijvind het dan ook jammer dat landgenoten bij elkaar op een kamerworden gezet. "Het lijkt me spannender om met iemand uit een heelander land een kamer te delen."

Toch is Ben over het algemeen wel tevreden met de accommodatie,toegewezen door de SSH. "Dit pand is veilig en staat op eenfantastische locatie in het centrum van de stad. Alle basisspullenzijn aanwezig: we hebben een wasmachine en droger, een goeduitgeruste keuken en zelfs een magnetron. En we houden het redelijkschoon."

carmen & Patricia

Carmen Senz (23) studeerde Marketing in het Spaanse Leon endeelt een kamer met universiteitsgenoot Patricia Garcia (24,business). "Ik kende Patricia van de universiteit. Voordat we hiernaartoe kwamen, wisten we dat we een kamer zouden gaan delen. Toenhebben we afgesproken om elkaar wat beter te leren kennen. Dat waswel verstandig: je komt niet ineens voor verrassingen te staan alsje pas in Utrecht ontdekt dat je een kamer gaat delen."

"Sommige mensen hebben problemen met hun kamergenoten", vervolgtPatricia. "Dat heeft gewoon te maken met verschillen tussen diepersonen. Ik pas me makkelijk aan dus heb ik daar geen last van. Jemoet de ander gewoon respecteren. Carmen en ik voelen aan wanneerde ander even alleen wil zijn." De studentes hebben dus geenafspraken gemaakt over het gebruik van de kamer. "We lossen het terplekke op", zegt Patricia. "Maar we zitten hier ook pas een paarmaanden. Misschien worden we beste vriendinnen, of misschien hebbenwe aan het eind van het jaar een verschrikkelijke hekel aanelkaar."

Als twaalf mensen in een huis wonen weet je nooit wie de gastenvan anderen zijn. Vreemden in de keuken of de douche, daar zijn destudenten in Parnassos dus wel aan gewend. Carmen: "Maar ikontdekte pas een vreemde in het bed van mijn kamergenoot. Ik schrokme kapot! Omdat wij zo dicht bij het stadscentrum wonen, warenvrienden van Patricia bij haar blijven slapen."

Over de grootte van de kamers is Carmen niet zo te spreken."Tussen de twee hoogslapers zit ongeveer een meter. Je ligt echtbijna bij elkaar in bed." Ook de gehorigheid is een probleem. "Ikkan de gesprekken van Katia en Carolina 's nachts woordelijkvolgen."

Patricia vindt het jammer dat alle kamers gedeeld worden doorlandgenoten. "De eerste week is het wel prettig om samen te zijnmet iemand uit je eigen land, iemand die je makkelijk kunt lerenkennen en begrijpen. Maar het lijkt me ook goed om iemand uit eenheel ander land met andere gewoontes te leren kennen. Misschien zouBureau Buitenland meer op persoonlijkheid moeten letten bij hetverdelen van de kamers."

Het grootste voordeel van een gedeelde kamer is volgens Carmenook het grootste nadeel: "Je hoeft je nooit alleen en eenzaam tevoelen. Er is altijd iemand om mee te praten. Aan de andere kant,je kunt ook nooit alleen zijn." Patricia ziet als grootste voordeeldat je op deze manier iemand echt goed kunt leren kennen. "Je moetelkaar wel beter leren kennen. Carmen zou voor altijd een vriendinkunnen worden."

De huurprijs van de kamer, driehonderd euro per persoon, is devoor de Spaanse meiden hoog. Carmen: "Het is erg duur. Maar anderebuitenlandse studenten betalen wel 410, dus dan hebben we het noggoed getroffen."

Niets dan lof voor bijnamen-promovendus

"Het is een eer wanneer 'wijze mannen' uit de promotiecommissieje lof toe spreken over je hobby", reageert Evert op zijn verworventitel. Of hij ook blij is met de nieuwe bijnaam? "Ik vond het ergleuk gevonden van mijn promotor G. Janssen, maar zoals hij zelf ookal zei moeten bijnamen ontstaan. Anders zijn ze niet raak en datmaakt bijnamen juist zo bijzonder."

Even daarvoor had hij het spervuur aan vragen over zijnhobby-promotie met glans doorstaan. "Wat is volgens u de definitievan een volksbuurt, heer van der Zouw?", luidde een vraag vanprofessor Het Hart. Zonder te twijfelen spoot de promovendus zijndefinitie: "Een gemeenschap waarin veel sociale contacten encontrole is en waar het leven zich even veel binnenshuis alsbuitenshuis afspeelt." De professor draaide z'n wijze hoofd, keekuit het raam en mompelde: "Hmmm, een interessante kijk op ditbegrip. Daar moeten we het nog maar eens over hebben."

Op z'n Utrechts begon commissielid Van Vliet de discussie.Volgens hem had Evert een bijzondere bijnaam van z'n eigenovergrootvader verzwegen. In het boek dat de verzamelaar in 2000uitgaf met de naam 'Toon de Klompenneus', werd zijn overgrootvader'Job de Zoete' genoemd. Maar volgens het Utrecht-kenner Van Vlietwerd dit familielid 'vest met stront' genoemd.

Zelfs deze onverwachte vraag haalde de hobby-promovendus in dediscussie niet onderuit. Hij liet in een eerder interview al wetendat ze elke vraag aan hem mochten stellen, want als hij hetantwoord niet wist, had de vraag niet gesteld mogen worden.

"Ik schaam me absoluut niet voor mijn overgrootvader. Hij hadgewoon een baby op de arm en die droegen in die tijd geen luiers.Daardoor kwam er stront op zijn vest en een nieuwe bijnaam wasgeboren. Een nakomeling heeft aan me gevraagd deze bijnaam niet inhet boek te vermelden. En daar heb ik gehoor aan gegeven",verklaarde de promovendus de afwezigheid van de bijnaam.

Na een kort overleg van de professoren, ontving 'doctor' Evertzijn diploma in het bijzijn van vele Utrechters en z'n familie. "Deopkomst was meer dan ik had verwacht. En dat is mooi, want al dezeaandacht voor m'n hobby kan nog wel eens een opsteker zijn voor eentweede boek."

Karen Eshuis

'Het is een strijd tussen studeren en Go'

Wie het oudste bordspel ter wereld onder de knie wilkrijgen, kan tegenwoordig terecht bij de Uitwijk. Daar wordt sindsbegin oktober een cursus over het Japanse spel Go gegeven. Onderleiding van een gepassioneerde Go-liefhebber nemen de deelnemerstien weken lang de basisvaardigheden van het spel door. Eerst eenuurtje theorie en dan de rest van de avond spelen. Over atari,ishi-no-shita, strategie, intuitie en steentjes, heel veelsteentjes.

"De meeste mensen denken dat Go een ongelooflijk ingewikkeldspel is", vertelt cursusleider Floris van Vugt (18), eerstejaarsaan het University College. "Het ziet er ook complex uit maar despelregels zijn heel simpel: je speelt met twee personen op eenbord met horizontale en verticale lijnen. De een krijgt 181 zwarte,de ander 180 witte steentjes. Dan mag ieder om de beurt eensteentje op een kruispuntje van de lijnen leggen. Het is debedoeling dat je de steentjes van de ander insluit, zo sla je die.Verder probeer je zoveel mogelijk 'gebied' te bezetten. Het speleindigt wanneer beide spelers beslissen dat ze geen zinvolle zettenmeer kunnen doen. Degene met het meeste bezette gebied is dewinnaar."

Woensdagavond, half zeven. Aan de grote spelletjestafel van deUitwijk schuift een tiental Go-liefhebbers aan. Na een kort welkom,begint Floris op een groot demonstratiebord mogelijke spelsituatiesna te bootsen. Het begint eenvoudig met een paar steentjes maar alsnel kleven er tientallen zwarte en witte magneetjes op het bord.Voor een buitenstaander vormen ze een onoverzichtelijke wirwar,voor de cursisten een uitdaging. Wanneer Floris vraagt naarmogelijke volgende zetten, worden door iedereen cooerdinatengeroepen. "Zwart op acht twee. Wit op drie zeven." De bevlogenheidwaarmee Floris de situaties uitpluist en naspeelt, is aanstekelijk."Ik vind het ook echt een heel leuk spel", benadrukt hij. "Ook ikleer nieuwe dingen op zo'n avond."

Hoewel hij het spel al langer kende, is het heilige vuur dezezomer pas echt ontbrand. "Toen ben ik vijf weken in Japan geweest,waarvan drie bij een gastgezin. Bij hen thuis zag ik een Go-bordstaan. Al snel speelde ik tegen mijn gastvader. Hij nam mij ook meenaar een Go-club waar ik tegen goede amateurs speelde. Tijdens dieweken werd ik echt enthousiast over het spel. Sindsdien ben ik nietmeer gestopt met spelen."

De status van Go in Japan is te vergelijken met bingo hier."Tenminste als je kijkt naar wie het spel spelen", verduidelijktFloris. "Dat zijn vooral oudere mensen. Het grote verschil isalleen, dat je bij bingo niet hoeft na te denken en bij Gonatuurlijk wel. Wat dat betreft kun je het weer beter met schakenvergelijken."

"Het leukste aan Go is de combinatie van intuitie en strategiedie je nodig hebt bij het spelen", meent de cursusleider. "Aan hetbegin van het spel heb je wel 361 mogelijke zetten. Dan kun je nietanders dan op je gevoel spelen. Pas na een tijdje, bij eenconfrontatie op het bord, komt het aan op strategie. Diewisselwerking trekt mij heel erg aan." Lachend: "Maar het isnatuurlijk ook gewoon gezellig, want mensen die Go spelen zijn overhet algemeen heel aardig."

Terug in Nederland bleef Floris verzot op het spel. "Om thuis Gote kunnen spelen, maakte ik in eerste instantie zelf een bord vankarton. Het spel is namelijk behoorlijk duur in aanschaf. Toen ikhier in Utrecht kwam wonen, hoorde ik dat de Uitwijk iemand zochtom een cursus Go te verzorgen. Dat leek me heel leuk en dus ben ikmeteen aan de slag gegaan." Via postertjes wist hij twaalfcursisten te werven. De Nationale Go bond leverde een boek metspelregels en uitleg en de cursus loopt inmiddels al een kleinemaand.

De deelnemers vormen een weinig gemeleerd gezelschap. De helftstudeert natuurkunde en op de 23-jarige Astrid de Wijn na zijn hetallemaal mannen. Astrid vindt het niet erg dat ze de enige vrouw isin het gezelschap. "Ik ben onderzoeker in opleiding bijNatuurkunde, dus daar ben ik wel aan gewend. Toen ik me opgaf,verwachtte ik al dat er weinig meisjes zouden zijn. Go is een echtbetaspel."

Floris beaamt dat. "Wie bekend is met een wiskundige manier vandenken, heeft daar bij het begin van het spel zeker voordeel van.Dan kun je het spelverloop nog een beetje uitrekenen. Maar als hetbord voller raakt, houdt dat op. Dan moet je kunnen vertrouwen opje tactiek en strategie. Dat probeer ik de mensen hier teleren."

Studenten die het spel van Floris willen leren, betalen daardertig euro voor. Ze krijgen dan tien cursusavonden van twee uur,een boekje met uitleg en een kartonnen variant van het spel om ookthuis te kunnen spelen. Het is de bedoeling dat ze na de cursus eenbehoorlijke basiskennis hebben van de strategie en tactiek.Daarnaast leren de cursisten de belangrijkste Japanse termen.Floris: "Het Japanse jargon is een obstakel voor mensen die hetspel willen leren uit handboekjes. Daar staat dan bijvoorbeeld 'nadeze zet dreigt ishi-no-shita' of 'hier kun je kakari spelen',zonder dat dit goed wordt uitgelegd. Ik leg tijdens de cursus uitwat daarmee bedoeld wordt. Hopelijk kunnen ze na de lessen zelfverder leren uit allerlei Go-boeken."

De Go-goeroe is tot nu toe best tevreden over het verloop van decursus. "De belangstelling is groter dan ik had gedacht. Ze pakkenhet snel op en ze spelen ook buiten de cursus tegen elkaar. Decursus duurt tot half negen, maar vorige week waren we om tien uurnog bezig. Het was dat de Uitwijk toen dicht ging, anders hadden wenog wel langer gezeten."

"Het is zo leuk omdat iedereen op hetzelfde niveau speelt en weallemaal dezelfde drang hebben om te leren", denkt cursist JenseMeek (21), vierdejaars Natuurkunde. Hij vertelt dat hij deafgelopen weken echt in de ban van het spel is geraakt. "Als ikniet uitkijk speel ik het te vaak. Het is een strijd tussenstuderen en Go."

Voordat hij aan de cursus begon, kende Jense het spel een kleinbeetje. "Ik heb het een keer geprobeerd te spelen, maar dat schootniet op. Go lijkt op het eerste gezicht heel simpel, maar ik merkteal snel dat je meer achtergrond nodig hebt om een beetje goed meete spelen. En zoals altijd wanneer ik iets niet begrijp, wilde iker achter komen hoe het werkt. Daarom heb ik mij hier vooropgegeven."

Half acht, tijd om te spelen en de theorie in praktijk tebrengen. Borden en steentjes komen op tafel en al snel zittenoveral tweetallen over een bord gebogen. Sommige cursisten peinzendturend, andere gezellig babbelend. Dat is precies wat Astrid deWijn zo leuk vindt aan de cursus. "Ik heb me opgegeven omdat ik hetspel graag wilde leren, maar ook voor de gezelligheid. We gaan nade cursus dan ook ergens uit eten."

Het bord van Jense ligt ondertussen behoorlijk vol steentjes."Ja," lacht hij, "het wordt nu echt ingewikkeld. Die strategieenvan Floris kunnen we wel gebruiken! Dat complexe spreekt me welaan, vooral het hoge abstractieniveau. Het is echt een spel metdiepgang."

Net als Floris, verwacht Jense niet dat Go in ons land echtpopulair zal worden. "Het is te abstract. Daardoor is de drempelvoor veel mensen te hoog", meent Jense. "Dat is jammer want nu zijner maar weinig mensen om tegen te spelen", klaagt hij. "Maargelukkig kan je op internet wel goed uit de voeten. Daar zijnspeciale Go-sites, waar altijd wel mensen zijn om tegen te spelen."Floris knikt instemmend. "Gelukkig heb ik op University Collegeinternet via de kabel. Anders is het niet te betalen. Een spelletjekan makkelijk een uur of vijf duren."

Dat het internet en Go goed samengaan bleek al in Japan. Florisvertelt dat Go traditioneel een echte mannenaangelegenheid was. Metde komst van Go-servers op het web, is dat helemaal veranderd. "Ookvrouwen gingen in Japan het internet op om te spelen, maar vaakonder een mannennaam. Pas na een tijdje bleek dat veel mannelijkespelers vrouwen waren. Vanaf toen werd het meer geaccepteerd datvrouwen ook Go spelen. Zelfs kinderen spelen het tegenwoordigsteeds vaker. Dat komt doordat de hoofdpersoon van een populairJapans tekenfilmpje gevangen zit in een Go-spel."

Ondanks het enthousiasme van de cursisten komt er geen vervolgop deze cursus. Floris: "Zo veel weet ik er ook weer niet van. Watmoet ik ze dan nog vertellen? Het lijkt me leuker om nieuwe mensenop te leiden zodat er meer spelers komen. Waarschijnlijk herhalenwe daarom in januari of februari deze beginnerscursus van tienweken."

Jeroen Bos

Promoveren op dino's is niet stoer

"Ik had het niet verwacht", zegt Mark. "Er waren zo veelinzendingen!" In zijn verslag heeft de scholier uitgelegd hoeveeldinofamilies er zijn, waar de resten liggen en hoe oud ze kunnenworden. "Gewoon, wat algemene kennisdingetjes." Al sinds z'n vijfdejaar zijn dinosaurussen Marks grootste hobby., maar de laatstejaren heeft hij er wat minder tijd : "Ik moet ook we leens anderedingen doen."

Het is volgens Mark namelijk niet 'stoer' om dinosaurussen alshobby te hebben: "Een paar vrienden van school weten het wel. Maarmeestal vertel ik het niet. Dan gaan ze me uitlachen, want zevinden het suf" Hij heeft dan ook nog niet verteld dat hijaanstaande zondag gaat promoveren. "Dan gaat iedereen me daaroveraanspreken. Daar heb ik geen zin in. Alleen mijn beste vriend weethet. Die vond het leuk, maar ik moest niet denken dat hij zondagook zou komen."

Zenuwachtig is Mark nog niet voor de presentatie die hij zondagvoor een zaal mensen moet gaan houden. "Ik ben nog niet eensbegonnen. Ik ga gewoon vertellen wat ik zo leuk vind aandinosaurussen, namelijk dat ze zo mysterieus zijn. Het is eenuitgestorven diersoort, dat fascineert me." Verder zal hij plaatjeslaten zien: "En daarna gaan ze me geloof ik nog wat vragenstellen." Zijn moeder hoort hem trots aan: "Hij zal best nog welzenuwachtig worden. Maar ik weet zeker dat het goedkomt. Mark weetheel erg veel en is heel slim."

Dat hij niet op zijn achterhoofd gevallen is, blijkt ook wel uitzijn goed doordachte toekomstplannen. "Ik wil later graagpaleontoloog worden. Die mensen graven dinosaurusresten op enonderzoeken ze." Enige nadeel, zegt Mark, is dat paleontologennogal weinig verdienen: "Dus als echte baan wil ikluchtverkeersleider worden op Schiphol. Want die verdienen heelveel en hoeven nooit zo lang te werken. Dan kan ik daarnaastopgravingen doen."

Fleur Baxmeier

'Ik denk wel dat ik wat bereikt heb'

Vivien van Geen is net ingewerkt als kamerlid voorD66 als het kabinet valt. Juist op het moment dat ze er vol tegenaan wil gaan. Nu moet de knop weer even om en moet ze zich inzettenvoor de verkiezingen van 22 januari. Als ze tenminste weer op dekandidatenlijst komt. Ze hoopt het van harte, wantvolksvertegenwoordiger zijn, vindt ze geweldig.

De ontmoeting vindt plaats bij haar thuis, tijdens hetherfstreces. In vrijetijdskleding en onder het genot van een kopthee vertelt de voormalige docent organisatiepsychologie over dekorte doch heftige periode dat ze kamerlid is. Het is zeker geennegen tot vijf baan; het is dag- en nachtwerk. Ook tijdens hetreces is ze nog druk, want er is een kamervergadering over deuitbreiding van de Europese Unie en door de val van het kabinetmoet in no time een verkiezingsprogramma samengesteld worden. Endaar is haast bij en of het interview daarom niet te lang gaatduren, want ze heeft alleen maar vandaag en misschien nog morgen detijd om programmapunten in te dienen.

U treft het wel als nieuwkomer; u bent net ingewerkt en dan valthet

kabinet?

"Ik vind dit echt heel jammer, want nu moet ik op campagneterwijl ik na deze inwerkperiode juist van plan was productie tedraaien. En ik kan mezelf ook verschrikkelijk boos maken dat ditdemissionaire kabinet gewoon door wilt regeren."

Heeft u eigenlijk wel uw maidenspeech gehouden?

"Jazeker, ik wel. Ik had mijn speech al vrij snel na mijnbeediging op 23 mei, tijdens het debat over de wachtlijsten inkleine ziekenhuizen. Niet alle nieuwe kamerleden hebben hun speechal gehouden, vooral bij grote fracties als het CDA. Dievolksvertegenwoordigers hebben kleine portefeuilles, er zijn daarmeerdere woordvoerders voor een onderwerp."

Wat was uw aanpak?

"Om te beginnen, trek je je mooiste kleren aan. En ik heb despeech goed voorbereid. Achteraf kan ik inmiddels zeggen dat ik indie vijf minuten tientallen punten heb willen maken. Ik had erbeter een paar punten uit kunnen halen. Veel inhoud leidt niet totveel invloed. Je kunt die inhoud beter in pakketjes brengen. Datwas beslist een leermoment."

Heeft u in die korte tijd wel iets kunnen bereiken?

"Het zijn altijd kleine stappen, maar ja ik denk dat ik wel watbereikt hebt. Ik heb, vind ik, best een heftige portefeuille. Zoheb ik naast gezondheidszorg ook pensioenen. En daar gaat het heetaan toe, want er staan veel belangen op het spel. Met name die vande sociale partners, dat zijn de werkgevers en de vakbonden. Zijmaken de dienst uit in de besturen van de pensioenfondsen. D66knokt voor een wetsvoorstel dat medezeggenschap voorgepensioneerden in die fondsen regelt. Dit staat hoog op mijnagenda. Ik heb staatssecretaris Rutte van het ministerie vanSociale Zaken steeds gevraagd hoe hij denkt over de besturen van depensioenfondsen. Nadat hij tot twee keer toe afhoudend heeftgereageerd op mijn vragen, lees ik afgelopen week dat Rutte in hetFinancieel Dagblad zegt dat hij invloed van gepensioneerdenbelangrijk vindt. Ik heb hier echt het gevoel dat ik een steentjeheb bijgedragen. Nu die wet nog."

Vlak voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 15 mei noemde u in hetU-blad uw lidmaatschap van de Universiteitsraad een mooieoefensituatie. Heeft u ook daadwerkelijk iets gehad aan die U-raadervaring?

"Mijn U-raad ervaring is zonder meer bruikbaar gebleken. Ik hebdaar geleerd om bij een nieuw onderwerp snel aangrijpingspunten tevinden. Zo kan ik nu heel snel bepalen wat voor mij de belangrijkepunten uit een rapport van veertig pagina's zijn. Verder merk datik in debatten heel makkelijk interrupties pleeg: ik kan snelreageren en naast zeggen dat ik iets onredelijk vind, kan ik ookformuleren waarom ik dat vind. "

Niet alles was vast gesneden koek. Waar moest u aan wennen?

"Wat mij overweldigd heeft, is die enorme stapels post per dag.Elke dag een stapel van ongeveer veertig centimeter hoog. Dat komtten dele omdat veel stukken van het Ministerie van Volksgezondheidkomen. Zij levert een kwart van alle stukken uit alle ministeries.Vervolgens reduceert mijn medewerkster de stapel tot 25 centimeteren

verdeelt 'm wederom in verschillende stapels. Wat mij ookverbaasd heeft, is dat de hele planning continu veranderd. Je bentabsoluut niet de baas over je eigen tijd. En daar heb ik nog hetmeest aan moeten wennen. Mijn prive-leven staat op een laag pitje,maar de timing is wel goed. Mijn dochter zit namelijk sinds ditjaar op het University College."

Mist u ons, de universiteit niet heel erg?

"Ik mis de diepgang en de grondigheid wel en de voorspelbaarheidin de planning. Tweede-Kamerwerk is veel vluchtiger. In een weektijd houd ik me bezig met veel verschillende onderwerpen, vankinderopvang, orgaandonaties, de betaling van fysiotherapeuten totpensioenen. Die veelzijdigheid vind ik tegelijkertijd ook weergeweldig. Evenals de werkbezoeken."

U bent getuige geweest van een waar schouwspel. Wat is uwbelevenis met de LPF?

"Nou, ik zal je een voorbeeld geven: het debat over het wel ofniet voortzetten van het heroine-experiment. D66 wilde graagdoorgaan met het verstrekken van heroine onder medisch toezicht aanonherstelbare verslaafden. We hadden meningen gepeild, gebeld,gelobbyd. We dachten echt een meerderheid te hebben, totdat ertijdens het debat opeens een andere woordvoerder voor de LPFopstond. Die voelde zich niet gebonden aan de afspraken van zijnvoorganger en dit kamerlid was tegen heroine. Daar word je wel boosvan. Je verwacht van de LPF iets anders, temeer omdat je denkt datzo'n partij ook tegen overlast van drugsverslaafden is."

En dan de Minister van Volksgezondheid: hoe vond u de heerBomhoff?

"Hij ging op het pad van Els Borst verder, maar dan met ietsmeer poeha en daadkracht. Bomhoff heeft ook echt wel ietsgeforceerd. Ik verwachtte er wel iets van. Maar in de commissievoor het Ministerie van Volksgezondheid waar ik in zit, hebben wijhem op het matje geroepen. Als we een debat hadden, ging hij nietin op de vragen, maar vertelde hij wat hij kwijt wilde. Dataccepteerde de commissie niet. Maar gek genoeg luisterde hijuiteindelijk wel. In een debat heb ik tot drie keer toe gezegd dater kwaliteitsproblemen zijn in de kleine ziekenhuizen. Dat er dodenvallen. In het debat ging hij daar niet op in, maar een week laterkondigde hij via een brief aan dat hij er alsnog aandacht aan gingbesteden."

Een rare man?

"Ik denk dat hij veel in zijn mars had, maar dat hij zwak was inzijn contacten. Het gekke was ook met Bomhoff dat hij zich voorzaken interesseerde die buiten zijn portefeuille vielen. Hij hadook interesse in pensioenen en daar wilde hij wel een keer met mijover

praten, terwijl dat helemaal niet zijn terrein was. En dat hijdaar tijd voor had, verbaasde mij ook. Tot een afspraak is hetnooit gekomen. Hij zat al snel in de problemen.

Al met al mag u binnenkort de straat weer op met ballonnen?

"Ja, meteen na het reces, folders over het referendum uitdelenin Utrecht met de jonge democraten. Ik hoef niet de hele dag op deStadhuisbrug te staan."

Gelukkig?

"Ja, gelukkig. Campagne voeren moet je niet te lang doen, het iseen vak apart. Ik ben toch meer van de inhoud. "

Bij het afscheid kan Vivien van Geen het niet laten:

"Het liefst zou ik nu nog vragen naar de roddels over de

universiteit, maar omwille van de tijd hou ik me in. Wie weetben ik

trouwens in januari weer terug op de universiteit, mocht ik nietop

de kandidatenlijst komen of mocht ik niet herkozen worden. Maargoed:

ik wil heel graag volksvertegenwoordiger zijn. Het is echteen

prachtig vak."

Carina Nijssen