Achtergrond

'Aan dat stempelkussen had ik niet zo veel'

"Je doet het nooit goed", zegt Parnassosdirecteur JanGoedhart. "Ik hoor er nooit iets leuks over en wordt nooitbedankt." Voor veel werkgevers vormen de kerstpakketten ieder jaarweer een bron van frustratie, want 'het ideale pakket' bestaatniet. Het U-blad inventariseerde hoe blij medewerkers zijn met hetkerstgeschenk van de baas.

Restaurant Educatorium: 'Een heel mooikerstpakket'

"Vorig jaar kregen wij een mooie sporttas vol met koekjes, wijn,chocolade en cake", vertelt Dean Harvey, cateringmanager van hetEducatorium. "Het was echt een mooi en verrassend pakket, metallerlei luxe lekkernijen." Harving vond de tas ook handig: "Diegebruik ik nu nog steeds wanneer ik ga sporten." Wat zijn idealepakket zou zijn, weet hij niet echt. "Een bon misschien. Geld. Ofiets aparts. Een kerstpakket is altijd zo standaard." Daar is zijncollega, chef-kok Ruud Kooijman, het niet mee eens: "Eenkerstpakket is altijd leuk om te krijgen. Die van ons zien er overhet algemeen goed uit en er zit eigenlijk altijd eten in." Vindthij dat jammer? "Ik vind etenswaren prima. Wat ik niet lekker vind,geef ik weg", aldus Kooijman. Hij benadrukt dat het ook nietmakkelijk is om voor honderden mensen een leuk pakket te maken."Maar ik ben snel tevreden."

Internationaal en Cultureel Centrum Parnassos: "Ditdeugt niet, dat deugt niet"

Directeur Jan Goedhart valt direct met de deur in huis:

"Kerstpakketten vind ik een noodzakelijk kwaad", stelt hij.Volgens hem zijn de pakketten volkomen uit de tijd: "Vroeger washet bedoeld om mensen met kerst eens extra te verwennen: een goedefles wijn, luxe kaas, noten, dingen die ze zelf niet konden kopen."Dat is volgens Goedhart overbodig geworden, 'want mensen kopen diewijn en kaas zelf wel'. Medewerkers zijn volgens hem het meestgebaat bij een puur financiele compensatie: "Dan ben gelijk van hethele gezeur over die pakketten af, want het is toch nooit goed." IsArjen Slof, assistent-beheerder van Parnassos, ook zo'n zeur? "Neehoor, ik ben er altijd wel blij mee. Vorig jaar kregen we eenboekenbon, een fles port en een stempelkussen. Aan datstempelkussen had ik niet zo veel, maar de rest was leuk enorigineel. Een levensmiddelenpakket is ook altijd welkom."

Sportcentrum Olympos: 'Onzinnige dingen keil je gelijkweg'

Hans Harthorn, complexbeheerder van Olympos, stelt al jaren depakketten samen voor het sportcentrum. Eetbare dingen als jam encrackers vallen volgens hem altijd goed in de smaak. En hoe groterhet pakket, hoe leuker ze het vinden, aldus Harthorn. Dit jaarheeft hij echter gekozen voor de inhoud:

"Onzinnige dingen als kerstmandjes keilen mensen toch gelijkweg. Of ze blijven hier liggen." De medewerkers van Olympos krijgennu een ontbijtpakket van circa 35 euro, met mokken, borden enbestek. "Dat kan iedereen wel gebruiken, toch? En anders krijg jeweer te horen dat je net de verkeerde wijn hebt uitgekozen."Directeur Jules Verreecken ziet kerstpakketten als een leuke,jaarlijks terugkerende verrassing: "Sommige tradities moet je inere houden." Het gaat volgens hem niet om de grootte of waarde vanhet pakket. "Het gaat erom dat je elk jaar even stilstaat bij deinzet van het personeel."

Cultureel Studenten Centrum de Uitwijk: 'Mensen willenouderwetse pakketjes'

"Vorig jaar werkte ik hier nog rond kerst en toen kreeg ik eenpakket met allerlei waddeneilandenproducten", vertelt student Joostvan Koutrik, tweedejaars film-, televisie- en theaterwetenschappen.Hij weet nog dat hij erg blij was met de levensmiddelen die in datpakket zaten:

"Het waren van die authentieke dingen als honing, vruchtensap,koekjes, allemaal afkomstig van de waddeneilanden." Ook EmmyLagrange, hoofd van de Uitwijk, herinnert zich dat pakket nog:"Maar ik deel mijn pakketten altijd met de vrijwilligers, want diekrijgen nooit iets. Ik stel uit mijn pakket dan acht kleinepakketjes samen." Volgens Lagrange vinden mensen een 'ouderwets'levensmiddelenpakket veel leuker dan een bon of geld. "Ik hecht erzelf geen waarde aan, maar ik weet dat sommige mensen zich er echtop verheugen."

Een steekproef onder faculteiten: 'Ik drink lievergezamenlijk een borrel'

Hetty Ketting Olivier van het secretariaat rechtsgeleerdheidmoet diep nadenken voordat ze zich herinnert wat ze vorig jaarkreeg:

"Ik geloof dat we een VVV-bon van 25 gulden kregen en we zijnuit eten geweest." Ze vindt gezamenlijk iets ondernemen ook leukerdan een kerstpakket ontvangen. "Dat vind ik gezellig." Ze weet opde valreep nog te vertellen dat ze een paar jaar terug twee flessenwijn kreeg: "Die waren lekker." Net als Ketting Olivier heeft ookVera Boonekamp van het secretariaat sociale wetenschappen, hetmoeilijk wanneer zij zich voor de geest probeert te halen wat ze in2001 ontving: "Een beetje onzin was het, denk ik. Snoep of pasta,soep, sap, dat soort dingen." Boonekamp had liever een goede fleswijn gekregen, maar 'daar zijn bezwaren tegen of zoiets': "Hetfijne weet ik er ook niet van." Met haar snoep en sap treft ze hetechter nog beter dan de medewerkers van de faculteit natuur- ensterrenkunde, want die krijgen helemaal niets: "Die krijgen wenooit", aldus mevrouw Andriese van bureau onderwijszaken. "Geenenkele faculteit deelt toch kerstpakketten uit?"

De 'kerstpakkettenregelaar': 'We geven nooit eenstandaardpakket weg'

Paulien van der Veer, hoofd kabinetszaken van hetbestuursgebouw, regelt al vier jaar lang alle kerstpakketten voorde universitaire bestuursdiensten. Hier vallen onder meer USP,Parnassos, de Uitwijk, het Studenten Service Centrum en hetAcademiegebouw onder. "Het is een leuke, maar vaak ook moeilijkeklus", vertelt Van der Veer. De pakketten die zij heeftsamengesteld hebben allemaal een ander thema:

het thema 'gezellig' (een fles port en een dik boek), eenbiodynamisch pakket (een pakket met gezonde spulletjes afkomstigvan de waddeneilanden), een feestpakket (met een handdoek, een fleschampagne en een doos bonbons), een 'goede doelen'-zak (eenrugzakje met producten uit de Derde Wereld). "Ja, het is een helelijst", lacht het hoofd kabinetszaken. Wat het dit jaar wordt, wilze nog niet verklappen. "Maar het is heel anders dan andere jaren".Ze heeft elk jaar ongeveer 35 euro per pakket te besteden. "En ikprobeer er elk jaar iets leuks van te maken. Mensen zien het tochals een soort waardering."

Fleur Baxmeier

Kerstpakketten: de feiten en de cijfers

Het aantal kerstpakketten dat rond de feestdagen uitgedeeldwordt, bereikt dit jaar het recordaantal van vijf miljoen stuks.Ruim een kwart van alle Nederlanders ontvangt een pakket. Volgenshet Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) worden de pakketten met dejaren steeds luxer: de gemiddelde waarde van een kerstpakketbedraagt nu rond de dertig euro. Waarschijnlijk zullen bedrijvendit jaar in totaal 150 miljoen uitgeven aan cadeaupakketten. Uitonderzoek van het CBL blijkt verder dat vooral de luxevoedselpakketten dit jaar erg in trek zijn: met name flessen wijn,champagne, franse kaasjes en mediterrane ingredienten zijn ergpopulair onder werkgevers.

'Ik denk dat ik heel erg geschikt ben als paardenarts'

"Zelfs als ik ziek ben, komt hij op de eerste plaats.Dan ben ik alleen maar bezig om iemand te regelen die voor hemzorgt." Hij is Lorano. Het paard van diergeneeskundestudente MorganO'Neill Lashley. Dressuuramazone Lashley heeft Lorano nu zes jaaren ze zijn dagelijks urenlang samen.

Het schept een band om zoveel tijd met een dier door te brengenen Lorano vertrouwt zijn berijdster inmiddels volkomen. "Pas laghij te slapen in zijn stal en dan kan ik er rustig bij gaan zitten.Dat is echt heel bijzonder. Paarden slapen meestal staand. Ze gaan's nachts pas liggen als er helemaal niemand op stal is. Als eriemand binnenkomt, staan ze direct op. Het is ongelooflijk zo'ngroot paard op zo'n teer moment mee te maken."

Het was liefde op het eerste gezicht. "Ik heb Lorano zes jaargeleden gekocht. Toen ik hem zag staan, was ik er helemaal weg van.Dat was natuurlijk fout, want als je een paard gaat kopen, mag jezoiets nooit laten blijken. Dat is niet goed voor de prijs."

De inmiddels negenjarige Lorano was drie jaar geleden zadelmak,maar Lashley moest hem verder alles nog leren en dat ging goed. Dekwaliteiten van het paard zijn doorslaggevend in de dressuur. Indeze tak van de paardensport vallen veel talentvolle ruiters af,omdat hun paard tekortschiet. "Hij komt nu op de goede leeftijd. Endat duurt tot dat het paard vijftien of zestien is."

Helaas is dit ook de tijd waarin Lashley veel tijd aan haarstudie moet besteden. Ze wil per se dierenarts worden. "Toen ik vanhet gymnasium kwam, heb ik overwogen om professioneel de paarden inte gaan. Maar ik vind het wereldje niet echt leuk. Daarnaast kostdeze sport erg veel geld en tijd. Een paard is niet voldoende. Datkan geblesseerd raken en dan sta je langs de kant en dat mag eenprofessional niet overkomen. Je moet een reservepaard hebben. Jemoet jonge paarden opleiden om voor opvolging te zorgen. Datbetekent dat je zeven of acht paarden op stal moet hebben. Dan hebje een dagtaak om die te trainen en te onderhouden. Bovendienhebben wij thuis niet de financiele middelen om zoveel paarden tehouden."

Lashley slijt al haar vrije tijd in een manege in Giessenburgvlakbij haar ouderlijk huis. Ze traint drie uur per dag met Lorano.Als ik 's ochtends naar college moet, ben ik hier 's middags enandersom. Een avond per week zet ze hem in een trailer achter deauto en rijdt ze naar Belgie naar haar trainer. Een heel drukbestaan. En omdat Lorano zoveel kwaliteiten heeft, heeft Lashleybesloten om haar studie een jaar stil te leggen.

Ze won als lid van Jong Oranje op een ander paard al eens eenzilveren medaille op een Europees Kampioenschap. En dit jaar wil zeopnieuw vlammen. "Dit is mijn laatste jaar bij de jeugd, de YoungRiders. Dit is een mooi moment om het echt te proberen." Ze heeftgemerkt dat de concurrentie, die elke dag alleen maar traint, veelsneller vooruit gaat dan zij. Ze heeft nu de afspraak gemaakt methaar trainer dat ze daar gaat werken en dan elke dag trainingkrijgt. "Dan gaan we veel sneller vooruit."

Ze is zeker wel van plan om haar studie daarna weer op tepikken. "Dit kost me een jaar, maar ik doe heel veel ervaring opmet paarden. Maar verder is het echt niet mijn wereld. Soms lijkende mensen sportief en zijn ze in je gezicht heel aardig. Maarachter je rug vertellen ze hele andere dingen. Ik spreek tijdensmijn studie ook heel vaak mensen die gek zijn op paarden maar nietdie kant op willen, omdat ze niet van het slag mensen in hetpaardenwereldje houden."

Hoewel ze de paardenwereld niet bijzonder leuk vindt, wil zetoch paardenarts worden. "Ik denk dat ik daar heel erg geschiktvoor ben. Ik weet wat er gaande is. Ik weet er nu al veel vanaf. Jemoet als arts geen medicijn voorschrijven waardoor het paardvervolgens positief is bij de dopingcontrole." Het wordt nog lastigom die specialisatie te volgen. De belangstelling voor despecialisatie paard is groot: tachtig studenten voor 25 plaatsen."Ik hoop dat ik een streepje voor heb. Ik weet natuurlijk veel vanpaarden en ik draai al jaren mee in de top van Nederland."

Hoewel ze zich niet echt topsporter voelt. "Ik zie het meer alseen uit de hand gelopen hobby. Ik ben natuurlijk wel drie uur perdag met hem bezig. Het echte trainen duurt maar een uur. Er komtzoveel bij die verzorging kijken. Ik sta urenlang te poetsen.Topsport vind ik anders. Een voetballer hoeft bijvoorbeeld niet debal op te poetsen."

Jurgen Swart

Nieuw medisch onderwijs is leuker

Een en ander blijkt uit een enquete van onderwijskundigonderzoeker E. Custers van het Universitair Medisch Centrum. Vorigjaar zomer vroeg hij zo'n 150 studenten uit beide curriculae die ophet punt stonden aan hun co-schappen te beginnen, naar hun kijk opde basisvakken.

Sinds 1999 worden vakken als biochemie, anatomie en fysiologiebehandeld in samenhang met klinische vakken en als onderdeel vanblokken met thema's als cellen, hart en vaten of weefsel. Voorheenwerd de stof overgedragen tijdens colleges of laboratoriumpracticaen afgesloten met een tentamen. In het nieuwe curriculum, CRU 99,beginnen studenten bovendien al in het derde jaar aan hunco-schappen. In het oude systeem starten studenten daar pas in hunvijfde jaar mee.

Belangrijkste conclusie van het onderzoek dat gepubliceerd is inhet laatste nummer van het vooraanstaande Medical Education, is datstudenten in het nieuwe onderwijsprogramma meer te spreken zijnover de manier waarop de vakken gegeven worden dan de studenten uithet oude curriculum. Custers ziet daarin een bevestiging dat denieuwe opzet waarin meer met kleine groepjes en meerpraktijkgerelateerd wordt gewerkt aanslaat. "In het oude curriculumzagen studenten pas na een aantal jaar waar je al die leerstof waarje je door heen moet worstelen voor nodig hebt."

De bevinding dat de studenten uit CRU 99 tegelijkertijd minderwaarde hechten aan de kennis van de basisvakken, lijkt integenspraak met het grotere enthousiasme van deze groep. VolgensCusters zou dit wel eens te maken kunnen hebben met de relatiefgrote nadruk die er in het oude programma op de basisvakken wordtgelegd. "Daardoor zijn de studenten uit dat curriculum wellichteerder geneigd die vakken belangrijk te vinden."

De vraag is nu of de minder gedetailleerde kennis van debasisvakken studenten uit CRU 99 gaat opbreken wanneer zij in depraktijk aan de slag gaan. Custers wijst er echter op dat verwachtmag worden dat enthousiaste studenten de stof beter zullenonthouden. "Vroeger kregen studenten meer kennis aangereikt, maarveel daarvan werd na het tentamen vergeten."

XB

Actieonderzoek leert verpleegkundigen kritisch denken

Centraal in Hoogwerfs staat advanced nurse practice, hetprincipe dat de verpleegkundige op gelijke voet staat met de artsbij de verpleging van een patient. "In Nederland betekent heteigenlijk niets meer dan dat artsen taken afschuiven naarverpleegkundigen vanwege het artsentekort", zegt Hoogwerf. "InAngelsaksische landen zoals Australie en Nieuw Zeeland betekent hetdat de verpleegkundige geleerd wordt kritisch naar de praktijk tekijken."

Actieonderzoek betekent dat kennis vanuit de praktijk ontwikkeldmoet worden. Door de mensen op de werkvloer te betrekken bij hetoplossen van problemen, leren ze kritisch na te denken over deeigen organisatie. Ze zullen daardoor geinspireerd worden tot hetaanpakken van knelpunten.

Een knelpunt in het Nieuw Zeelandse revalidatiecentrum wasbijvoorbeeld het doen van intake-gesprekken. Deze vonden plaats ineen kamer met zes bedden, de gesprekken waren dus 'af te luisteren'door de kamergenoten van de patient. Een duidelijk gebrek aanprivacy. In het actieonderzoek gaven patienten aan dat ze dit nietprettig vonden. De verpleegkundigen besloten toen deintake-gesprekken op een aparte kamer te houden. "Feedback vanpatienten is dus cruciaal."

Een ander voorbeeld was het vallen van ouderen. "Dat werd netjesgeregistreerd", vertelt Hoogwerf. "Mensen vallen, mensen vallen.Maar verder gebeurde er niets mee. Toen zijn we ons gaan afvragen:waarom vallen mensen? Het bleek dat de meeste ouderen vielen omdatze uitgleden als ze op sokken uit bed stapten." Vervolgens kwam ereen nieuwe richtlijn en zette Hoogwerf een bewustwordingscampagneop. In het ziekenhuis hingen grote plakkaten waarop gewaarschuwdwerd voor het gevaar van gladde sokken.

"Na twee tot drie maanden vielen er nauwelijks meer mensen doorhet uitglijden op sokken. Mensen droegen goede schoenen, deoplossing is eigenlijk heel simpel. Maar ook de verpleegkundigenwaren veranderd, die hadden geleerd kritisch na te denken. Hetactieonderzoek had ze geleerd heeft het routinematige werken tedoorbreken. Ze hadden door dat er niet altijd een academicus voornodig is om problemen op te lossen."

Behalve de emancipatie van de verpleegkundige speelt de patientzelf een grotere rol in advanced nurse practice. In plaats van dateen medisch team bedenkt wat er met een patient gaat gebeuren,krijgt de patient een stem. "Meestal zegt iemand dan: ik wil naarhuis", vertelt Hoogwerf. "Daarna moet de patient zich afvragen: watmoet ik doen om weer naar huis te kunnen. Sommigen zijn halfzijdigverlamd of hebben als gevolg van een hersenbloeding een mildcognitive impairment, slechter functionerende hersenen. Samen metde patient stellen de verpleegkundigen en artsen dan doelen. Hetblijkt uit internationaal onderzoek dat de therapietrouw en dequality of life een stuk hoger worden als patienten mogenmeedenken."

Hoogwerf voorziet een florisante toekomst voor actieonderzoek inde verplegende zorg. "In mijn regio, rond Eindhoven, is veelbelangstelling voor actieonderzoek - maar ik doe er dan ook veelpromotie voor! Sinds mensen mijn proefschrift lezen, krijg ik veelaanvragen voor actieonderzoek binnen. Het heeft enorm veelpotentie. Kijk maar naar Engeland, toch niet zo heel ver hiervandaan en toch ook niet met zo'n heel andere cultuur: daar bestaanhele grote instellingen die actieonderzoek doen. Het mooie vanactieonderzoek is dat de resultaten ervan veel blijvender zijn,want je creeert kritische verpleegkundigen."

Trendy in Utrecht

Axl in hipper jasje

Nu de Axl plaats heeft gemaakt voor City Hall, is het volgensdirecteur Fred Bus niet meer nodig dat studenten naar Rotterdam ofAmsterdam afreizen om te stappen: "City Hall is hartstikke hip." Decatacomben onder het stadhuis zijn volledig binnenste buitengekeerd om de club naar wens te maken: nieuwe vloeren, bars, murenen elektra. Bus koos voor een heldere sfeer, omdat het publiek desfeer in de kelder nogal 'bedompt' vond.

Bus vertelt enthousiast over zijn kindje, City Hall. Hij is ergtevreden met het eindresultaat en heeft zeker geen spijt van degrootscheepse verbouwing: "In een discotheek wil je na een paarjaar wel eens iets anders. Zo'n formule gaat maar even mee." Deglans was er bij de Axl na zeven jaar wel af. Net als vijf jaardaarvoor bij discotheek Fellini, vertelt Bus. "Dat was wel eenvette hit trouwens."

Of City Hall ook zo'n vette hit wordt, is nog even afwachten,maar de ingredienten zijn er. De programmering van de club ishelemaal anders dan voorheen. Op vrijdag zijn er twee zalen open enop zaterdag zelfs drie. De muziek is per avond verschillend, vantechno, house en rustige soul tot R 'n B. Ook een trendy loungemocht niet ontbreken.

Als de U-bladreporters bij City Hall aankomen, staat er eenlange rij studenten voor de deur: het SWAK-feest, datoorspronkelijk in De Vloer zou plaatsvinden, is wegens sluiting vanhet poppodium verplaatst naar City Hall. Gelukkig was in devernieuwde club meer dan genoeg ruimte voor de feestende studenten.Koen, psychologiestudent en organisator van het feest, is ergopgelucht. "Ik ben erg blij met City Hall!"

De student vindt City Hall een hele verbetering ten opzichte vande Axl: "De sfeer is veel relaxter. Er is minder spanning danvroeger." Al is het die avond geen 'gewone' avond, het is duidelijkmerkbaar dat het anders is dan 'vroeger'. "De muziek is beter, aldraaien er nu natuurlijk dj's uit de stal van SWAK. Maar het isgewoon leuker."

Opvallend aan de inrichting van City Hall zijn de lichtekleuren, de trendy gadgets en de ruimtelijkheid. Koen valt dezilveren trap op: "Op elke trede staat City Hall, dat blijft je welbij." Concluderend kan gesteld worden dat Utrecht er met City Halleen leuke, flitsende uitgaansgelegenheid bij heeft. "Het is hippergeworden, vooral voor het oog."

Locatie: Stadhuisbrug 3

Openingstijden: vrijdag en zaterdag van 23.00tot 5.00

Biertje? 1,80 euro per stuk

Jaren tachtig classics in The Jam

Aan de Oudegracht onder King Arthur's, zit sinds december ClubThe Jam. De werfkelder, waar voorheen de Get Down zat, werd voor deopening van The Jam grondig verbouwd. Sindsdien is The Jam zekeronder studenten erg in trek. Maar wat maakt Club <I>The Jamnu the place to be<I>?

Volgens Hilda, derdejaars fysiotherapie is The Jam zo succesvolomdat de sfeer niet overdreven hip is, maar 'gewoon gezellig':"Danscafe De Beurs is ook erg populair, maar daar is het altijd zodruk!" Ook voelt ze zich thuis tussen het publiek dat in dewerfkelder rondloopt. "Ik kom hier altijd wel wat bekenden tegen.Op donderdag is het publiek gemengd, van heel trendy tot standaard.Daar houd ik wel van."

Dat de inrichting van The Jam een Ierse invloed heeft, was destudente nog nooit opgevallen. Na de verbouwing werd de inrichtingvan The Jam door Ierse timmermannen verzorgd. Ook in hetdrankassortiment is de sfeer uit hun thuisland doorgevoerd. Erworden bekende bieren als Guinness en Kilkenny geschonken.

De muziek in The Jam bestaat uit Michael Jackson, Madonna enPaula Abdul: alle jaren tachtig dansclassics komen voorbij. Niksexperimenteels. "Ik vind het juist erg trendy dat ze hier denummers eindelijk eens helemaal uitdraaien, dat hoor je nergensmeer!", merkt een biologiestudent op.

Al met al is The Jam een prima tent als je een avondje onbezorgduit je dak wilt gaan. Onder het genot van veel bier lekker dansenop nostalgische nummertjes van vroeger. Verder heeft The Jam weinigpretenties, maar dat is ook wel eens lekker.

Deze mening deelt ook Sophie, UVSV-lid en net afgestudeerd. "Ikben altijd op zoek naar nieuwe plekken, maar uiteindelijk kom jealtijd weer bij je eigen tent uit." Toch houdt ze ook wel vanandere uitgaansgelegenheden. "DMW, dat hiernaast zit, is wel hip.Ze hebben er lekkere cocktails, alleen zijn die wel duur. Het isiets minder op studenten gericht dan hier in The Jam."

Locatie: Oudegracht 243

Openingstijden: donderdag t/m zaterdag van 22.00tot in de kleine uurtjes.

Biertje? Op donderdag zijn de biertjesgoedkoper, normaal 1,50 euro.

Televisieschermen vol maatjes 34

Hoerdijk, zo werd de beruchte bardancing Hordijk in de volksmondgenoemd. Sinds een paar maanden zit op die plek club Storm.Eigenaar van de club is de zanger Spiros, beter bekend als ex van'tv-babe' Sonja Silva en manager van soapsterretjes. Hij heeftalles uit de kast gehaald om zijn club een ultra-hippe en trendyuitstraling te geven. Is dat ook een beetje gelukt?

"Ze hebben in ieder geval erg hun best gedaan", zegt studenteMadeleine. "Dat zie je aan alles: de loungezitjes, de inrichting ennatuurlijk de televisieschermen aan de muur." Gekleed in eenmodieuze jeans van Indian Rose en strak topje van een ander duurmerk, lijkt zij helemaal op haar plaats in het stijlvolle interieurvan de club. "Het is een mooie tent. Je staat niet zo hutje-mutjeop elkaar geperst, zoals in de meeste kroegen. Ik kom hiergraag."

Achter de bar hangen vier grote televisieschermen, waarop eencontinue hoos van fotomodellen maatje 34 te zien zijn, een cursus'hoe doe ik mijn haar' en filmpjes met 'what's hot & what'snot'. "Daar word ik dus niet blij van", zegt Madeleine, terwijl zenaar de schermen wijst. "Ik word niet zo blij van die broodmageremeisjes, die mij de heel tijd confronteren met mijn eigenvetrollen." Als haar vriendin nog een biertje voor haar wilbestellen, weigert ze dan ook: "Die kan ik maar beter nietnemen."

Assistent-bedrijfsleider Sanne is in tegenstelling tot Madeleinedolenthousiast over de schermen: "Dat geweldige idee komt vanSpiros. Hij heeft ook bedacht dat er de hele tijd modeshows opvertoond worden. Leuk toch?" Sanne vertelt dat Storm sinds deopening 'supergoed draait': "We waren in Utrecht echt wel aan ietsnieuws toe. Deze club is erg trendy, maar dat kunnen we inmiddelswel aan. Als andere grote steden het kunnen, waarom Utrecht danniet? We zijn hier zeker niet te provinciaals."

Volgens Sanne is Utrecht helemaal klaar voor Storm. "Het is echteen tent van nu." Dat is te zien aan de Indiase tekens aan demuren, de loungebanken, hoge tafels en designbarkrukken. Geen clubom in je oude kloffie te bezoeken. Het publiek ziet er dan ook uitom door een ringetje te halen: witte broeken, strakke topjes,gefoehnde haren of juist een vette kuif. "Het is hier industrieelen toch cosy", vat economiestudent Martin de sfeer samen. "Alles isgoed in balans."

Locatie: Mariaplaats 50

Openingstijden: Elke dag vanaf 16.00 uur,maandag gesloten

Biertje: Aan de prijzige kant, namelijk 2,20euro

Trendy uitgaan

Wat is tegenwoordig eigenlijk hip op uitgaansgebied? "Echttrendy is het om vormen van uitgaan steeds meer met elkaar tevermengen", zegt Bart van Kuijk, projectleider bij hettrendwatchbedrijf Youngworks. "Mensen gaan niet alleen naar eenconcert toe, maar willen daar gelijk een hapje eten, dansen en evenchillen aan de bar."

Net als in club Storm dus? "Ja, dat is echt van nu. Je kunt ervan uitgaan dat er meer van dat soort tenten geopend zullenworden." Daarnaast signaleert Van Kuijk nog een trend: "We gaanterug naar de burgerlijke gezelligheid. Lekker truttig met jevrienden triviant spelen in de kroeg. Jongeren zijn uitgekeken opde anonimiteit en leegheid van grote danceparty's. Ze willen weerknusheid en gezelligheid."

Volgens de trendwatcher is het onzin te denken dat Amsterdamhipper is dan Utrecht: "De meeste trends worden gezet doorreclamelui, modejournalisten, vormgevers, dat soort types. En eenhoop van die mensen wonen in Amsterdam", legt hij uit. "Dus daarzie je de trends het eerst. Maar alleen binnen een heel beperktgroepje: studenten uit Amsterdam doen daar echt niet aan mee."

De media zorgt er volgens Van Kuijk voor dat juist dat kleinetrendsettende groepje alle aandacht krijgt: "Terwijl dat maar hettopje van de ijsberg is. Want het gros van de jongeren houdt zichhelemaal niet bezig met wat hip en trendy is. Die zijn gewoon zoalsjij en ik. Of ze nu in Utrecht, Amsterdam of Groningen wonen."

'Ik zie geen reden meer voor het voortbestaan van faculteiten'

'Ik zie geen reden meer voor het voortbestaan vanfaculteiten'

Toen hij aantrad als decaan, kenden maar weinigmensen Jan Rispens. Bij zijn afscheid vijf jaar later geldt hij alsde man die het fundamentele onderzoek in de Utrechtse socialewetenschappen terug op de kaart heeft gezet. Als eerste 'MUB-se'decaan maakte hij gretig gebruik van zijn bevoegdheden, maaronverdeeld gelukkig met de nieuwe wet is hij niet. "Veelmedewerkers zijn hun thuisbasis kwijt. Dat vind ik een hoge prijsdie we voor de MUB moeten betalen."

"Goed, dames en heren, ik zal het nog een keer uitleggen, ommijn oude natuurkundeleraar te citeren. Dan zei hij nog een keerhetzelfde, alleen harder." Gelach in de raad van de faculteitSociale Wetenschappen, waar decaan Jan Rispens de aanwezigeraadsleden van zijn gelijk probeert te overtuigen. De terloopsegrap is karakteristiek voor zijn ontspannen houding, maar bevattegelijk een flinke kern van waarheid. Want Rispens heeft zich deafgelopen vijf jaar laten kennen als een decaan die zich nietgemakkelijk van een eenmaal ingenomen standpunt laat afbrengen.

Op zijn werkkamer in het Van Langeveldgebouw erkent hij: "Ik hebaltijd goed naar de argumenten van de raad geluisterd, maar ik kanniet verhelen dat ik een aantal dingen heb gedaan die men nietwilde. Bij voorbeeld het afschaffen van de gamma-propedeuse, en ookmijn weigering om studenten bij tentamens twee herkansingen tegunnen. Dat was een behoorlijk felle discussie. Ook docenten in deraad waren voor twee herkansingen, naar ik aanneem uit bewogenheidmet de studenten. Maar wij willen hier toch gemotiveerde studentendie er niet de kantjes vanaf lopen? Dan vind ik het toestaan vantwee herkansingen een verkeerd signaal en in zo'n geval moet menvan goeden huize komen om mij op andere gedachten te brengen."

Strenge eisen stellen, de lat hoog leggen. Wie de vijfjarigebestuursperiode van Rispens wil karakteriseren, stuit al snel opzulke termen. Bij zijn aantreden, eind 1997, lag de nadruk in defaculteit op onderwijs en onderzoek met een sterk maatschappelijkegerichtheid. Veel te sterk, in de ogen van Rispens, die vond dathet hoog tijd was voor een koerswijziging. "Mijn eerste prioriteitwas om te zorgen dat er hier weer ruimte kwam voor goedfundamenteel onderzoek. Door de grote toestroom van studentenAlgemene Sociale Wetenschappen en door de invoering van de bredegammapropedeuse was het accent in Utrecht wel erg eenzijdig opverbreding komen te liggen. Het leek wel of de individuelediscipline uit de gratie waren geraakt. Het modewoord was'maatschappelijke velden' en onderwijs en onderzoek moest bijvoorkeur gericht zijn op het oplossen van actuele maatschappelijkeproblemen. Dat moest veranderen, vond ik."

Van meet af aan zette Rispens in op een versterking van het meerdisciplinair gerichte onderwijs en onderzoek, en veel medewerkersprijzen zijn daadkracht in dit opzicht. Voor hen is hij de man dieeen op hol geslagen faculteit weer in evenwicht heeft gebracht.Minder blij zijn de aanhangers van een meer maatschappijkritischevorm van wetenschapsbeoefening. Zij betreuren het dat de faculteitonder zijn leiding de rug naar de samenleving heeft gekeerd, zoalseen van hen het beeldend verwoordt. Hoewel hij afstand neemt vandie laatste formulering, erkent Rispens dat hij persoonlijk weinigop heeft met onderzoek dat al te rechtstreeks gericht is op hetverbeteren van de maatschappij. "Natuurlijk kunnen sociaalwetenschappers de maatschappelijke werkelijkheid niet negeren. Datdoen ze ook niet. Maar ik ben erg beducht voor onderzoek datsnelle, gemakkelijke oplossingen belooft, voor gecompliceerdemaatschappelijke problemen. Ik geloof er niet zo in dat wij met onsonderzoek de wereld kunnen verbeteren. Wij kunnen beter op eengedegen en methodische manier nieuwe kennis proberen te verzamelen.Daar heeft de maatschappij volgens mij meer aan."

Afstand

Hoezeer ook de waardering voor zijn werk mag verschillen, vrienden vijand erkennen dat de decaan zich er sterk voor heeft gemaaktom Sociale Wetenschappen zijn reputatie als sterkeonderzoeksfaculteit terug te bezorgen. Een probleem dat hij mindergoed heeft weten op te lossen, is de onzekerheid van de ruim 600medewerkers over hun plaats in de faculteit, erkent hij ook zelf."Toen ik in december 1997 aantrad, was de MUB net in werkinggetreden. Tot dat moment waren de vakgroepen voor medewerkers eenthuisbasis, maar die verdwenen nu, zonder dat daar iets voor in deplaats kwam. Dat heeft diep in de werksfeer ingegrepen en werkt nogsteeds door. Vroeger was je lid van een vakgroep waar gezamenlijkwerd beslist over onderwijs en onderzoek. Nu word je op afstandaangestuurd door instituten met voorschriften van buiten. Daarmeezijn veel medewerkers voor hun gevoel een deel van hunprofessionele autonomie kwijtgeraakt. Je ziet het ook terug in demedewerkersmonitor. Terwijl de tevredenheid met het werk zelf hoogis, scoren wij erg laag als het gaat om tevredenheid met dewerksituatie. Dat vind ik een hoge prijs die we voor de MUB moetenbetalen.

"Uiteraard heb ik geprobeerd om er iets aan te doen, maar tot nutoe is dat me niet goed gelukt en dat frustreert mij behoorlijk. Jekunt natuurlijk zeggen dat de faculteit de nieuwe thuisbasis voormedewerkers is, maar zo ervaart men dat niet. Je bent hierpsycholoog of pedagoog of socioloog. Dat is een van de redenenwaarom wij hier onlangs drie onderwijsinstituten hebben gevormd.Maar of dat de oplossing is? Ik probeer af en toe bij mensen binnente lopen om hun mening te horen, maar er zijn er gewoon te veel omeen afdoende indruk te krijgen. En bovendien schept het feit dat ikdecaan ben afstand. Dat is een nadeel van een faculteit als de onzemet 600 medewerkers. Daarin staat een decaan wel erg ver van dewerkvloer af. In een professionele organisatie zoals deuniversiteit is die omvang voor een organisatie-eenheid erg groot,misschien wel te groot."

Luchthartig

Terwijl hij druk bezig was om alle veranderingen in zijnfaculteit in goede banen te leiden, werd Rispens ook nog eensgeconfronteerd met een aantal operaties die door het college vanbestuur op de faculteiten werden losgelaten. "Het staat buiten kijfdat men hier heel veel wil. Alleen de invoering van de Utrechtsevariant van de bachelor master is al een heel ingrijpende operatie.Maar tegelijkertijd kregen we te maken met een bestuurlijkeclustering, met de vorming van administratiekantoren, het is nogalwat. Van mij had het wel wat minder gemogen. Je kunt in eenfaculteit nu eenmaal niet alles tegelijk in de lucht houden. Daarkomt dan nog bij dat alles altijd snel moet. Dat legt eenonwaarschijnlijke druk op de organisatie.

"Neem bachelor master. Als we alles volgens het boekje haddenwillen doen, had het gewoon niet gekund. Dat hebben we dan ook maarniet gedaan. Maar ook nu is nog veel onduidelijk. Stel dat hiermorgen opeens 150 studenten op de stoep staan, die in hunkeuzeruimte een cursus psychologie willen volgen. Dat istheoretisch mogelijk. Maar we hebben niet eens genoeg plaats vooronze eigen studenten. Hoe los je dat op? Niemand die het weet. Ikheb de commissie herhaaldelijk voorgehouden: denk aan degigantische logistieke problemen die zoveel vrijheid met zichmeebrengt. Dat lossen we werkenderweg wel op, kreeg ik dan tehoren. Dat is gemakkelijk gezegd, maar ik ben bang dat men hier inhet Bestuursgebouw veel te luchthartig over doet. Ik voorzie nogheel wat problemen. Ik had het niet onverstandig gevonden alsbachelor master meer gefaseerd was ingevoerd. Het zou niet deeerste keer zijn dat door zo overhaast van start te gaan, veelonnodige schade wordt aangericht."

Nog minder blij is Rispens met het voornemen van het college vanbestuur om in het kader van het project-Probe vier dienstencentrate vormen, een operatie die ook gevolgen zal hebben voor definanciele administratie van Sociale Wetenschappen. "Ik heb hetgevoel dat wij onze zaakjes hier aardig op orde hebben. Ik heb inelk geval nooit gehoord dat dat niet zo is, dus waarom er nu weerzo nodig dingen moeten veranderen, begrijp ik niet. Als het collegevindt dat de financiele informatie die wij leveren niet deugt, laatmen ons dan heldere criteria geven waaraan die informatie moetvoldoen. Dan kan men ook controleren of wij het goed doen. Zo niet,grijp dan in. Dat is toch veel efficienter dan zo'n duur projectopzetten en van alles veranderen zonder dat duidelijk is ofdaardoor ook wordt bereikt wat je wilt bereiken?"

Transparant

Wel enthousiast is de vertrekkende decaan over Hoger op deranglijst, het inmiddels afgesloten project dat de 'kleinekwaliteit' op de universiteit moest verbeteren. Maar ook op datpunt vraagt hij zich af in hoeverre het college van bestuur weetwat het wil. "Hoger op de ranglijst heeft bij ons heel wat overhoopgehaald, heel nuttig allemaal. Maar nu we toe zijn aan concretemaatregelen en er bouwkundige voorzieningen nodig zijn, blijken dieniet tijdig gerealiseerd te kunnen worden. Ik vind dat een treurigezaak. Wie A zegt, moet ook B zeggen; net als bij bachelor master.Als je zegt dat je intensiever onderwijs wilt invoeren, dan zorg jetoch voor genoeg kleine zaaltjes? Op zich vind ik het prima dat hetcollege van bestuur ambitieus is en veel wil. Maar waar het aanschort is aan een goede controle op de uitvoering. Dat geldtoverigens ook op facultair niveau. Wij zouden als faculteit tocheigenlijk jaarlijks moeten worden afgerekend op de vraag of we onzeplannen hebben waargemaakt? Maar dat gebeurt onvoldoende en nietscherp genoeg."

Merkwaardig genoeg vindt Rispens dat het college van bestuur metzijn recente voorstel voor Bestuurlijke Vernieuwing juist niet vergenoeg gaat. "Er ligt nu een voorstel voor zes grote faculteiten eneen federatie, maar wat mij betreft had men de traditionelefaculteiten beter helemaal kunnen afschaffen. Gegeven het feit datonderwijs en onderzoek worden aangestuurd vanuit instituten, en dathet personeel niet de faculteit maar de disciplinegroep alsintellectuele thuisbasis ervaart, zie ik eigenlijk geen reden meervoor het voortbestaan van faculteiten. Ik kan me best voorstellendat het college een stuk of vijf, zes besturen wil vormen die elkde leiding hebben over een aantal van die instituten, maar diehebben een andere taak dan de traditionele faculteiten. Ik heb weleens gezegd: zet al die instituten gewoon alfabetisch op eenrijtje, verdeel ze in zes even grote groepen en zet daar per groepeen bestuur boven. Het geld gaat rechtstreeks naar de instituten,waar ook het personeel in dienst is; het bestuur heeft vooral eenstrategische functie en een monitoring functie. Daarmee maak je jeorganisatie veel transparanter."

James Joyce

Hoe het ook afloopt met BV, Rispens zal het alleen nog van groteafstand volgen. Na vijf jaar besturen, nadert voor hem depensioengerechtigde leeftijd. Eindelijk kan hij de lang gekoesterdewens in vervulling laten gaan om nog ooit eens geschiedenis te gaanstuderen. "Ik ga me volgend jaar inschrijven als student inGroningen. Ik ga daar een project entameren op het gebied van dereceptiegeschiedenis. Hoe komt het dat sommige nieuwe ideeen hetwel halen en andere niet? Ik ben nogal geinteresseerd in hetmodernisme en ik vraag me al een tijd af hoe het komt dat hetmodernisme in de literatuur en de schilderkunst door het publiekwerd geaccepteerd, terwijl het toch een radicale breuk met devoorgaande periode inhield. Denk maar aan het geweldige verschil insfeer tussen het werk van Louis Couperus en dat van James Joyce.Dat lijkt me een mooi project om me de komende jaren aan te gaanwijden. Of ik in Groningen lid van de faculteitsraad word? Ha ha,ik denk toch maar niet, nee."

Erik Hardeman

"Er is nog graafwerk voor tweehonderd jaar'

Archeoloog Karel Vriezen woelt al meer danvijfentwintig jaar in de grond van Jordanie. Zo groef hij ondermeer een kerk op in de antieke stad Gadara. Nu probeert hij teweten te komen welk bijbelboek de Israelitische intocht in hetbeloofde land het beste beschrijft.

Onder toeziend oog van een Bijbelse kaart van het Midden Oostenliggen op de kamer van archeoloog en theoloog Karel Vriezentientallen genummerde scherven uitgestald. Een paar scherven zijnaan elkaar geplakt tot een stuk pot. Om scherven draait hetwetenschappelijke leven van de archeoloog. Honderdduizendenverzamelde hij er in de loop van de jaren. Al sinds 1974 reistVriezen bijna elk jaar af naar Jordanie om archeologischeopgravingen te doen. Hij probeert de geschiedenis van de antiekestad Gadara, het huidige Umm qeis in het noordwesten van Jordaniete ontrafelen.

Dit was een bijzonder jaar voor Vriezen. Voor de negende maalleidde hij een opgraving in Jordanie. Deze keer bezocht hij echterniet de resten van de stad Gadara, maar de nabij gelegenruineheuvel Tell Zara'a. Naar blijkt vult die heuvel degeschiedenis van Gadara perfect aan. In Gadara vond dewetenschapper geen sporen van de oudere en jongere bewoning van destreek; in de heuvel wel.

Gadara beleefde zijn bloeiperiode in de Romeinse en Byzantijnsetijd. Vriezen en collega's hebben sporen van bewoning aangetroffenvan 200 voor Christus tot in de Middeleeuwen, de dertiende enveertiende eeuw. "De oudste resten op de heuvel stammen uitongeveer 3200 voor Christus en lopen door tot aan het einde van denegentiende eeuw", zegt Vriezen. De continue bewoning op TellZera'a vormt een mooi overzicht van de bewoning in de streek alsachtergrond voor de stad Gadara.

Vriezen heeft met enkele medewerkers in Tell Zera'a afgelopenherfst een 'proefsleuf' gegraven. Een gat van 5,5 meter diep. In degrond troffen de Utrechters duizenden jaren oude sporen vanbewoning aan. Samen met een Duitse onderzoeksgroep uit Wuppertalstellen de Utrechters nu een tienjarenplan op voor de exploratievan de ruineheuvel. Het is een typische duur voor een archeologischproject. "Een jaar ga je graven, het jaar daarop ben je bezig methet analyseren van de vondsten", legt Vriezen uit.

Innovatie

Het is overigens niet zo dat in de stad Gadara zelf niets meervalt op te graven. Er werken daar inmiddels nog twee groepen aan deoverblijfselen van de antieke stad. Van een felle concurrentie isechter geen sprake. Vriezen relativeert: "Er is nog graafwerk voortweehonderd jaar."

Toch zijn al enkele belangrijke gebouwen blootgelegd. Zo hangtaan de muur in Vriezens kamer een foto van een opgegraven enopnieuw opgebouwde kerk. Deze bestaat uit zo'n vijftien uit tweedelen bestaande pilaren. "We vonden de pilaarhelften allemaalwijzend naar het westen", vertelt Vriezen. "Kennelijk was de kerkdoor een aardbeving ingestort. We konden de pilaren reconstruerenaan de hand van de merktekens van de bouwers. Die staan ingekerfdin de pilaren zodat de steenhouwers gecontroleerd konden worden ophet aantal pilaren dat ze uitgehouwen hadden."

Maar de stad Gadara staat dus niet langer centraal in debelangstelling van Vriezen. Hij is erg geinteresseerd in deruineheuvel, omdat daaruit de lotgevallen van het platteland doorde millennia heen blijken. Door de geschiedenis van het MiddenOosten waart een golfbeweging, legt Vriezen uit. Tijden van sterkcentraal gezag met steden werden afgewisseld met perioden vananarchie, waarbij veel mensen naar de randgebieden trokken.

Een van die perioden is de overgang van de Late Bronstijd naarde IJzertijd. In de ruineheuvel zijn ook resten gevonden uit dietijd. Volgens de Bijbel is dat de tijd dat het Israelitische volk,na veertig jaar rondgezworven te hebben in de woestijn, hetbeloofde land introk. "Het bijbelboek Jozua spreekt van eenveroveringstocht, terwijl het boek Richteren het meer over eengeleidelijke verandering en een infiltratie heeft", vertelttheoloog Meindert Dijkstra. Hij vergezelde Vriezen dit jaar op zijntocht naar Jordanie.

Dijkstra: "Uit eerder archeologisch onderzoek blijkt dat tenwesten van de Jordaan, wat nu Israel is, ten tijde van de intochtvan de Israelieten de steden verlaten werden en mensen meer indorpen en gehuchten gingen wonen. We zijn benieuwd of we diegeleidelijke overgang ook zien bij de ruineheuvel bij Tel Zera'a,want de Israelieten gingen volgens de Bijbel voor een deel ookwonen ten oosten van de Jordaan."

Vriezen denkt vooral na over de rol van randgebieden en vansteden in de geschiedenis. In steden ontstaat specialisatie, mensenzonder akkers en vee gaan zich toeleggen op het maken vanbijvoorbeeld gereedschappen of sieraden. "Daar kunnen innovatiesontstaan", geeft Vriezen toe. "Ze zullen iets uitvinden,efficientere productie of beter vaatwerk, dat soort dingen."

"Maar de grootste revolutie in de menselijke geschiedenis is datde mens de natuur naar zijn hand is gaan zetten. Het telen enveredelen van gewassen en het domesticeren en het doorfokken metdieren. Dit heet de neolithische revolutie. Deze revolutie vondplaats in de randgebieden, waar je moeite moest doen om aan je etente komen, waar het er niet gewoon 'is'. Randgebieden waar mensenhet met minder natuurlijke voorraden moeten doen, blijken vaak eendrijvende kracht in de geschiedenis geweest te zijn."

Rinze Benedictus

Aardeverplaatsing

Theoloog Meindert Dijkstra vergezelde Vriezen dit jaar op zijnarcheologische trip naar Jordanie. Dijkstra moest even wennen aanhet archeologische handwerk, het woord vuurdoop valt. "Het vielbest zwaar", geeft hij toe. "Archeologie is met romantiek omgeven,maar uiteindelijk graaf je vooral een groot gat in de grond. Dehele dag ben je bezig met het verplaatsen van aarde, dat doe je nognet niet met een shovel. Het is alsof je een ui aan het afpellenbent. En dan hadden we nog wel twee Jordaanse voorgravers."

De voorgravers doen het verkennende werk, legt archeoloogVriezen uit. Die steken als eerste de spade in de grond en gevenaan op welke plaatsen de archeologen iets kunnen verwachten en waarze dus voorzichtig moeten zijn. Hoe groter de opgraving, hoe meerarbeiders. Vriezen herinnert zich opgravingen met twintig man.

Het verblijf van een maand in Jordanie was bepaald geenvakantie. Elke dag begon met een autorit van 25 kilometer omhemelsbreed zes kilometer verderop te komen. Maar uiteindelijk isde beloning er naar. Duizenden genummerde scherven. "Je kunt jeniet voorstellen hoe bijzonder het is om die scherven door jehanden te laten gaan", legt Dijkstra de fascinatie uit. Duizendenjaren geleden waren de scherven onderdeel van het huishouden vaneen familie, het waren gebruiksvoorwerpen. "Het maakt degeschiedenis tastbaar."

De doorgewinterde archeoloog Vriezen lijkt deze fase vanverwondering voorbij. "De fascinatie blijft", erkent hij, "maarlangzamerhand krijg je een overzicht van de geschiedenis vanduizenden jaren. Dat geeft misschien wel meer voldoening dan descherven. Hoewel ik inderdaad nog steeds erg enthousiast kan wordenvan een hoopje scherven."

De belangrijkste informatie uit de scherven haalt Vriezen nietuit de versieringen of uit de vorm. Vriezen is vooralgeinteresseerd in het materiaal waarvan de scherven zijn gemaakt:de klei. Vriezen pakt een scherf van tafel en laat een breukvlakzien. "Met een nijptang breek ik een stukje van een scherf om eenverse breuk te krijgen. De eerste indeling die ik van de schervenmaak, is op basis van het materiaal waarvan ze gemaakt zijn. Pottenzijn gemaakt van klei, maar ter versteviging wordt daar zand, stroof bijvoorbeeld fijn gruis aan toegevoegd."

Bij het bestuderen van de scherven draait het onder meer om deouderdom. Het dateren van fijn versierde vazen is meestal een koudkunstje. Vriezen: "Als we het archeologische equivalent vanWedgewoodaardewerk vinden, dan kunnen we dat bijna tot op hetdecennium nauwkeurig dateren. Het jaartal staat erop, bij wijze vanspreken." Maar de archeologische realiteit is saaier. "Als jebijvoorbeeld alleen maar Keulse potten vindt, dan kun je die maartot op een eeuw nauwkeurig dateren."

'Britney Spears is niet beroemd geworden omdat ze zo goed kan zingen'

'Britney Spears is niet beroemd geworden omdat ze zo goed kanzingen'

Naast zijn studie bestuurs- en organisatiewetenschapis Daniel Klein (22) fulltime directeur van een platenmaatschappij.Een niet alledaagse combinatie. "Het mooie van deze business is, isdat het niet voorspelbaar is", zegt de student-directeur op de setvan Barend en Van Dorp, terwijl Zaphod, de nieuwste release op hunlabel de soundcheck doet voor het optreden later op de avond. "Alsdeze band vanavond aanslaat, kan het ineens gaan rollen."

Soms wel vier keer per week op weg naar feestjes en concerten;op bezoek bij televisie- en radioprogramma's; Deplatenmaatschappijdirecteur moet overal even z'n gezicht laten zienen een praatje maken. Het klinkt als een ontspannend leven. MaarDaniel laat er geen misverstand over bestaan: "het is vooral ookheel hard werken."

Voortdurend is hij bezig met het promoten van zijn artiesten.Optredens regelen, advertenties plaatsen, radiostationsinteresseren, journalisten peilen etc. "Vooral jonge bands die netkomen kijken begrijpen niet hoe de business in elkaar steekt. Zevinden zichzelf goed en denken dat dat genoeg is. Ze zien vaak nietin hoe veel geld en moeite het kost om ergens te komen", verzuchtde derdejaars student. Tussendoor probeert Daniel te regelen datFrits Barend bij de aankondiging van het nummer even het plaatjevan Zaphod voor de camera laat zien. Dat blijkt verboden te zijn,maar hij mag wel twee exemplaren op tafel leggen.

Dat Daniel vanavond een band in Barend en Van Dorp heeftgekregen is echt een buitenkansje. Om een plaat op de radiogedraaid te krijgen bijvoorbeeld, moet hij normaal gesproken eenprofessionele plugger inhuren die de potentiele hit onder deaandacht brengt van de radio- en televisiestations. Hoe beter deplugger (lees: hoe meer contacten), hoe duurder die is, terwijlGreenheart Music een kleine maatschappij is die niet over zo veelgeld beschikt. "We proberen wel eens een plaatje te pluggen, maardan komen we er soms achter dat we vijfduizend euro voor nietshebben uitgegeven", zegt Daniel. Het is dus heel moeilijk om eenplaat in de top 40 te krijgen, want al is die nog zo goed, als jegeen behoorlijk budget hebt om de plaat te promoten, zal het nooiteen hit worden. Daniel is zelfs van het omgekeerde overtuigd:namelijk dat je met goede marketing ook een slecht product grootkunt maken. "Je denkt toch niet dat Britney Spears beroemd isgeworden, omdat ze zo goed kan zingen?"

Omdat Greenheart Music te klein is voor het commerciele circuitmet de bijbehorende hoge budgetten, richt de maatschappij zichvoornamelijk op doelgroepmuziek, zoals bijvoorbeeldsinger-songwriter en wereldmuziek. "Ook metal is een goed voorbeeldvan doelgroepmuziek", legt Daniel uit. "Die doelgroepen zijnafgebakend en daardoor makkelijk te bereiken. Je weet in welketijdschriften je moet adverteren, welke journalisten je moetbenaderen, op welke festivals je moet zijn." Dat kan ook een kleinemaatschappij opbrengen. Toch is niet alleen geld bepalend. "Hetgaat ook om het moment, als het net allemaal samenvalt. Dattegelijkertijd de plaat wordt gedraaid, de bladen er over schrijvenen de artiest komt touren. Dan kan het zomaar aanslaan.'

Autoverkoper

Na de show van Barend en Van Dorp raakt Daniel even aan de praatmet Freek de Jonge, een van de gasten van vanavond. Freek, die zelfook optrad, vond de drum 'n bass met rock cross-over van Zaphod welgeinig en Daniel geeft hem snel een cd'tje. "Je weet maar nooit."Ook bij de borrel na afloop heeft hij zijn doosje met cd's onderhandbereik. Daniel is niet het type autoverkoper, zoals hij hetzelf noemt. 'Daar gaat mijn haar echt recht van overeind staan,soms word je echt helemaal doof van de verkooppraatjes." Hijprobeert een beetje zijn eigen stijl te hebben, die hij als'inhoudelijk' omschrijft. "Je kunt beter eerlijk zijn." Maar hoe jehet ook wendt of keert, een makkelijke babbel is onmisbaar als jeplaten wilt verkopen.

Daniel was er vroeg bij. "Op mijn dertiende organiseerde ik mijneerste party in het plaatselijk jeugdcentrum." Vier jaar later hadhij al zijn eigen bedrijfje Daniel Klein Producties, waarmee hijevenementen organiseerde. "Godzijdank heb ik eerst mavo, toen havoen vervolgens vwo gedaan, want daardoor had ik veel tijd voorandere activiteiten." Bij de organisatie van zo'n festival vierjaar geleden in Waddinxveen kwam hij, door een optreden van DeKast, in contact met de directeur van de muziekuitgeverijGreenheart Publishing. Zo is het balletje gaan rollen. Daniel: "Ikheb daarna veel promotie gedaan, getourd met bands en zo, ook voormijn eigen bedrijf."

Na drie jaar intensieve samenwerking besloten Daniel endirecteur-rockartiest Ruud Krebaum (ex-seagull en ex-whitemansions) vorig jaar samen een platenmaatschappij op te richten.Dat werd Greenheart Music. "Onze platenmaatschappij geeftverschillende labels uit waaronder Roxon, ons eigen label waarZaphod op is verschenen, maar ook een paar buitenlandse labels diewij in de Benelux vertegenwoordigen."

De bedoeling is dat Greenheart Music en Roxon gaan groeien. BijRoxon staan een paar releases op stapel en Daniel heeft net eennieuw dance-label binnengehaald voor Greenheart Music. "Over tweejaar zou ik een label willen met een aantal acts die wereldwijdbekend zijn." Daniel legt uit dat als je een label hebt met eenpaar honderd platen die wereldwijd aardig verkopen, je daar goedvan kan leven. "Dat levert meer op dan wanneer je een mega-actonder je hoede hebt."

Na afloop van de borrel, het is al een uur, gaat Daniel nog evenlangs bij Yorin FM. Hij kent DJ Menno en wil hem een cd'tje geven,omdat hij benieuwd is naar zijn mening. Daniel is er over aan 'tdenken een remix te laten maken van 'Born' het nummer dat zevanavond hebben gespeeld, maar twijfelt. "Heeft het zin? Als hetniet aanslaat is het weggegooid geld. In de hele branche gaat hetslecht. Door de vlucht die cd's branden en muziek downloaden heeftgenomen, is de verkoop ingezakt en zijn alle partijen voorzichtigergeworden." Menno belooft dat hij naar het plaatje zalluisteren.

Dood

Getuige de wallen onder zijn ogen trekt de combinatie van werkenen studeren een flinke wissel op Daniels leven. "Ik slaap vaakamper en een avondje niks doen, kan ik me niet permitteren", aldusde student die zijn leven omschrijft als een chaotische, maargeplande toestand. Dat plannen gaat hem aardig af, want ondankszijn drukke baan heeft hij na twee jaar gewoon tachtig studiepuntengehaald. "Ik moet keuzes maken, ook met tentamens", zegt Daniel."Dan zeggen docenten, dat ik een zes heb, maar makkelijk een negenhad kunnen halen. Maar ja, dat is dan de keuze die je maakt." Zelfsziek zijn, moet de drukbezette student plannen. "De eerste vier,vijf dagen van mijn vakantie ben ik altijd ziek, dan ben ik echthelemaal dood."

Alhoewel de combinatie studeren en werken dus niet meevalt,heeft Daniel nooit getwijfeld. "Ik wil dat papiertje, je weet nooithoe het allemaal loopt." Soms steekt hij wat op tijdens college,dat hij kan gebruiken in zijn bedrijf. Af en toe hoort hijdaarentegen ook dingen, die hij in de praktijk anders heeftgeleerd. Een ding is duidelijk: "Het allerbelangrijkste isnetwerken, dat is mijn ervaring en dat heb ik ook op schoolgeleerd." Wat dat betreft maakt het niet uit wat voor werk je doet,legt de student uit: "als je iets in de Europese politiek gedaanwil krijgen, dan moet je geen brieven schrijven naar Den Haag, maardan moet je naar Brussel toe. Zo gaat het ook in demuziekindustrie. Je moet altijd ter plekke even een babbeltjemaken. Dat levert meestal wel wat op."

Om twee uur vertrekt de delegatie van Greenheart Music uitHilversum. Het werk zit er op. In de auto laat Daniel nog een paarplaatjes horen, die hij overweegt uit te brengen. Een houseversievan 'Everthing I do, I do it for you', ziet hij het wel goed doenop een skihutverzamelaar. Hetzelfde geldt voor de van beatsvoorziene uitvoering van het jaren zestig nummer 'Those were thedays my friend'.'Filosoferend over de mogelijkheden van een revivalvan de happy hardcore, verdwijnen ze in de nacht.

Joost van der Spek

'Ik heb een blijvend andere status gekregen'

Op dinsdag 10 december worden in Stockholm weer dejaarlijkse Nobelprijzen uitgereikt. Voor de winnaars eenvreugdevolle gebeurtenis met een soms blijvend effect op hun leven.Drie jaar na zijn eigen 'finest moment' ervaart ook Gerard 'tHooft, de Utrechtse winnaar van 1999, nog steeds degevolgen.

Nog geen tien minuten ver in het gesprek gaat de telefoon. 'tHooft excuseert zich en neemt op. "Een comite voor wat?Tja....juist....hmm..., daar moet ik even over nadenken. Misschienkunt u mij iets toesturen zodat ik kan zien hoe mijn naam vermeldwordt." Terug aan tafel lacht hij even. "Dit was wel een mooivoorbeeld van waar we het over hebben. Dat was een collega die mijnnaam graag in een publicatie wil vermelden. Zeker weet je zoietsnooit, maar ik denk niet dat hij daar voor 1999 ook om gevraagdhad."

Het bezoek van het U-blad aan de Utrechtse hoogleraartheoretische fysica hangt samen met de uitreiking van deNobelprijzen op 10 december aanstaande. Drie jaar geleden behoorde't Hooft zelf tot de uitverkorenen en de vraag die menigeen zichsindsdien heeft gesteld is of het leven van de Utrechtse fysicusdoor die gedenkwaardige gebeurtenis erg is veranderd. Hettelefoontje licht al een tipje van de sluier op en 't Hooftsuggereert met een glimlach dat ook de U-bladverslaggever zonderdie prijs nu vast niet tegenover hem had gezeten. En zo is ermeer.

't Hooft: "Ik word regelmatig uitgenodigd voor bijeenkomstenwaar ook collega-prijswinnaars aanwezig zijn. Daar merk ik dat ergrote verschillen zijn. Sommigen reizen met gretigheid van de eneglamour bijeenkomst naar de andere, terwijl het winnen van de prijsop anderen geen enkele invloed lijkt te hebben. Ik neem zelf eensoort middenpositie in. Ik probeer de echte glamour te mijden, maarik ervaar het winnen van de Nobelprijs wel degelijk als eengebeurtenis, die mijn leven ingrijpend veranderd heeft."

Buitenstaanders denken bij die woorden waarschijnlijk allereerstaan sjieke recepties en dure banketten waaraan een gelauwerdegeacht wordt aan te zitten, maar zelf heeft hem vooral de reactievan vakgenoten verbaasd. "Je zou toch denken dat mijn collega's welzo'n beetje weten welke bijdrage ik aan het vakgebied heb geleverd.Ik had nooit gedacht dat een Nobelprijs daar iets aan zou kunnenveranderen. Toch is dat zo. Dankzij die prijs heb ik blijvend eenandere status onder vakgenoten gekregen. Ik merk dat niet alleenaan de egards waarmee ik tegenwoordig bij wetenschappelijkebijeenkomsten word ontvangen, maar ook aan het toegenomen aantalcitaties van mijn werk. Het is net of een artikel van iemand eengouden randje krijgt als mijn werk erin wordt genoemd."

Gorbatsjov

De meeste impact op zijn leven heeft echter het grote aantaluitnodigingen. "Als het om heel bijzondere dingen gaat, zeg ik nietbij voorbaat nee. Zo ben ik in 2000 in Londen naar een diner van deAmerican Academy of Achievement geweest. Daar werden mensen in hetzonnetje gezet uit alle sectoren van de maatschappij,wetenschappers, maar ook filmsterren en politici zoals Gorbatsjoven oud-premier Bhutto van Pakistan. Dat was een heel leuke avond.Ook bijzonder vond ik de ontvangst vorig jaar ter gelegenheid vanhonderd jaar Nobelprijs, waarvoor alle nog levende winnaars warenuitgenodigd. Het was vooral leuk om de winnaars uit mijn jaar terugte zien. We hadden inderdaad een beetje het gevoel van: het klasjevan '99 is weer bij elkaar."

De meeste uitnodigingen voor <I>social events<I>laat 't Hooft aan zich voorbijgaan. Liever gaat hij naarbijeenkomsten met een wetenschappelijk doel. "Ik vind hetbelangrijk om de ontwikkeling van de wetenschap inontwikkelingslanden te ondersteunen en om jongeren te interesserenvoor de wetenschap. Zo ben ik onlangs opgetreden als jurylid in de'European Contest for Young Scientists'. Ik vind het leuk om dat tedoen en voor de deelnemers is het iets bijzonders om een praatje tekunnen maken met een Nobelprijswinnaar. Als ik zo de belangstellingvoor de wetenschap bij jongeren kan aanwakkeren, dan doe ik datgraag."

Ook in Derde-Wereldlanden is een Nobelprijswinnaar een graaggeziene gast, zo blijkt uit de lange lijst landen die 't Hooft deafgelopen drie jaar bezocht. Meestal lukt het hem wel om hetceremonieel te combineren met werkbezoeken aan onderzoekscentra.Maar soms wil het wel eens lastig zijn om het doel van de reis inhet oog te houden. Hoofdschuddend herinnert hij zich een recentbezoek aan Kazachstan, waar hij samen met collega-NobelwinnaarKlaus von Klitzing de manifestatie 'Science for the thirdmillennium' zou bijwonen. "Een mooie naam, maar we ontdekten alsnel dat het wetenschappelijk onderzoek in Kazachstan nog in dekinderschoenen staat. Er waren dus ook nauwelijks wetenschappers ofstudenten om mee te spreken met als gevolg dat we van de eneformele plichtpleging naar de andere werden gesleept. Ik ben aanministers voorgesteld, inclusief de minister-president, en debanketten waren voortreffelijk, geen kwaad woord daarover, maar hetwas niet echt wat ik me van dat bezoek had voorgesteld."

Uithangbord

In oktober maakte 't Hooft deel uit van de Utrechtse delegatiedie onder leiding van collegevoorzitter Veldhuis in China probeerdecontacten te leggen. Hij beseft ten volle dat hij bij diegelegenheid, om het oneerbiedig te zeggen, vooral als 'uithangbord'fungeerde, maar dat ziet hij niet als een probleem. "Ook dat hoorterbij als je de Nobelprijs gewonnen hebt. Ik heb dat puur voor deuniversiteit gedaan. Ik was mee om deuren te openen en ik moetzeggen dat dat goed werkte. Ik moest eerder weg en daardoor kon ikniet aanwezig zijn bij de ontvangst van onze delegatie door deMinister van Onderwijs. Ik heb me later laten vertellen dat zijbijzonder teleurgesteld was. Als ik geen deel van de delegatie haduitgemaakt, was er waarschijnlijk helemaal geen sprake van eenontvangst geweest. Zo belangrijk wordt ook daar de Nobelprijsgevonden."

Op de vraag of hij tevreden is over de Utrechtse universiteitreageert 't Hooft aarzelend. Hij kreeg begin 2000 een bedrag vanzes miljoen gulden voor zijn onderzoek, maar dat geld was voor eengroot deel al eerder toegezegd, dus het leek in de pers wat mooierdan het eigenlijk was. "Ja, er is een mooi schilderij van mijgemaakt dat nu in het Universiteitsgebouw hangt, samen met eenreplica van het borstbeeld dat het ministerie heeft laten maken.Maar als ik zie hoe sommige van mijn Nobel-collega's door hununiversiteit in de watten worden gelegd, vraag ik me wel eens af ofik niet wat veeleisender had moeten zijn."

Al met al heeft het winnen van de Nobelprijs zijn levenbehoorlijk veranderd, is zijn conclusie, en dat zal wel zo blijvenook. "Er komt nog steeds zoveel op me af dat dat me ook na driejaar nog behoorlijk van mijn werk houdt. Een lid van het NobelComite zei mij zo'n jaar of tien geleden eens: "Jij komt vast nogwel eens aan de beurt. Wees trouwens maar blij dat het nog nietzover is. Als je deze prijs ooit eens krijgt zul je ons dankbaarzijn dat we je hem niet nu al toekennen." Ik heb de laatste tijdmeermalen aan die woorden teruggedacht. Ik begrijp nu pas goed hoezeer hij gelijk had."

Erik Hardeman

Utrecht is meer dan 'alleen maar onderwijsuniversiteit'

Hans Clevers had het moment niet beroerder kunnen uitkiezen.Juist op het moment waarop Utrecht van verschillende kanten wordtbeschuldigd van verwaarlozing van het wetenschappelijk onderzoek,vertrekt de Spinoza-winnaar en hoogleraar immunologie uit deuniversiteit om zijn heil te zoeken in de in zijn ogen meeronderzoeksvriendelijke omgeving van het Hubrecht-laboratorium. Hetlijkt koren op de molen van al diegenen die toch al het gevoelhebben dat in Utrecht tegenwoordig alleen nog maar onderwijstelt.

De afgelopen twee jaar is in het kader van bachelor-master enormveel energie gestoken in een serieuze onderwijsvernieuwing dieaanzienlijk verder gaat dan de kosmetische aanpassing van hetonderwijs in veel andere universiteiten. En bij de voor de komendevijf jaar aangekondigde bezuinigingen is nadrukkelijk gesteld datde onderzoeksfaculteiten relatief zwaar zullen worden aangeslagen.Vandaar dat in verschillende collega-universiteiten nu met enigleedvermaak wordt geroepen dat het onderzoek in Utrecht niet meertelt.

In de begrotingscommissie van de Universiteitsraad sprakenverschillende leden vorige week hun zorg uit over dezeontwikkeling. "We moeten een beetje oppassen met al te stelligroepen dat we hier alleen maar op onderzoek bezuinigen", aldusraadslid De Bie. "Niet dat ik er bezwaar tegen heb om door hetleven te gaan als een universiteit waar onderwijs hoog in hetvaandel staat. Ik ben heel <I>happy<I> met de huidigesituatie. Maar we moeten al die hoog van de toren schreeuwendeuniversiteitsbestuurders in andere steden niet de kans geven om onsdenigrerend af te doen als 'alleen maar eenonderwijsuniversiteit'."

Collegelid Wim Kardux gaf toe dat ook het college zich ergertaan die geluiden, maar hij hield de raadsleden voor dat er weinigreden is voor bezorgdheid. "Misschien zijn we niet meer zo sterk oponderzoeksgebied als twintig geleden, toen we net als Delft eenechte researchuniversiteit waren. Maar als we kijken naar hetaantal NWO-subsidies dat Utrecht binnenhaalt of naar de mate waarinwe in Brussel scoren, dan behoren we nog steeds tot de top vanNederland. Daar staat tegenover dat we op onderwijsgebied langetijd heel matig scoorden. Daar proberen we nu iets aan te doen enik vind het helemaal niet erg als dat ertoe leidt dat we wat meerde naam krijgen van onderwijsuniversiteit. Maar het is inderdaadergerlijk als anderen dan gaan roepen dat wij in Utrecht alsonderzoeksuniversiteit naar een bedenkelijk niveau afzakken."

Collegevoorzitter Veldhuis reageert cynisch op een zo weinigcollegiale houding. "Ik kan mij voorstellen dat men in andereuniversiteiten van de nood van teruglopende studentenaantallen eendeugd maakt door nu te roepen dat de prioriteit daar op onderzoekligt. Maar ik vind het ridicuul dat Utrecht als reactie daaropwordt afgeschilderd als louter een onderwijsuniversiteit. Misschienheeft ook het feit dat het onderwijs in de marketing voor onzebachelorfase centraal staat, er iets mee te maken. Als wij volgendjaar reclame gaan maken voor onze masterprogramma's, komt de nadrukmeer op het onderzoek te liggen. Dat zal de beeldvorming overUtrecht hopelijk ten goede komen."

Erik Hardeman