Achtergrond

Boze studenten door nieuwe bama-regels

Door de Utrechtse universitaire onderwijslokalenwaait sinds dit collegejaar een frisse wind. Er zijn meercontacturen, er is presentieplicht en er wordt lustig getoetst. Deveranderingen hebben alles te maken met de invoering van hetbachelor-mastersysteem en de daaraan gekoppeldeonderwijsvernieuwing. De veranderingen gaan gepaard met veelkritiek; van zowel studenten als docenten.

Over enkele weken moet duidelijk zijn of de eerstejaars voor huneerste vakken volgens het bama-ideaal een voldoende halen. Dat zouwel zo moeten zijn, want sinds september geldt de universitaireslogan: inschrijven=meedoen=halen. Leden van het studentenparlementvan wijsbegeerte hebben de eindcijfers niet afgewacht. Eindseptember stuurden zij hun docenten al een brief met de klacht dat'het academisch onderwijs met grote sprongen schoolser wordt'. Veeleerstejaars klagen dat de universiteit schoolser is dan hunmiddelbare school.

Ook het studentenparlement van cognitieve kunstmatigeintelligentie (CKI) vindt dat dit niet de bedoeling kan zijngeweest van de beoogde onderwijshervorming. In een pamflet geven deleden blijk van hun ongenoegen over onder meer de verplichteaanwezigheid. Ook vraagt het parlement aandacht voor deconsequenties van de continue toetsing en de bijbehorendestudiebelasting. Carola Houtekamer, voorzitter van hetstudentenparlement CKI en studentassistent: "Het is krankzinnigveel werk om een vak helemaal aan de onderwijsvernieuwing te latenvoldoen.." Oorzaken zijn de vele toetsmomenten enschrijfopdrachten. Daarbij laat volgens Houtekamer het niveau tewensen over. "Sommige tussentijdse toetsen zijn louterinvuloefeningen van debiele aard. Het lijken wel schriftelijkeoverhoringen."

Klachten over de continue toetsing zijn ook te horen bij anderefaculteiten. "Vooral het feit dat toetsen, werkstukken en referatensamenvallen in een beperkte periode levert problemen op. Bovendienis er tijdnood bij mensen die veel naast hun studie doen", verteltMargriet Stigter, student geschiedenis. Bij ECU '92, destudievereniging van economie, horen ze ook dat veel toetsmomententegelijkertijd vallen en daardoor problemen oplevert. De continuetoetsing is daarom volgende week onderwerp van gesprek tijdens hetStudenten Overleg Economie.

Treinvertraging

Ook de verplichte aanwezigheidsplicht van studenten op collegeszorgt voor strubbelingen. De faculteit Rechten heeft inmiddels bozebrieven ontvangen van studenten die om die reden uitgesloten zijnvoor een tentamen. Ook zijn er studenten uitgesloten, omdat ze zichniet goed hadden voorbereid. Nikki Meijers, hoofd onderwijs-enstudentenzaken erkent dat ze wel een beetje doorgeschoten zijn inhet handhaven van de regels. Inmiddels zijn deze versoepeld, datwil zeggen: als een student bijvoorbeeld de eerste deeltoets moestmissen door een treinvertraging, kan de student de toets noginhalen.

Hertentamens

Een ander probleem waar menigeen nog mee worstelt, is het'repareren van de cursus' als een student gemiddeld een onvoldoendeheeft aan het eind van het vak. Zo ook bij rechten. Meijers: "Wegingen ervan uit dat inschrijven en meedoen ook halen betekent,maar misschien haalt niet iedereen een voldoende." Het aloudehertentamen behoort in de vernieuwing niet meer tot demogelijkheden; een aanvullende mondelinge toets wel. Deze toets magalleen worden gemaakt door studenten met een vijf die voldaanhebben aan de inspanningsverplichting, zoals altijd voorbereid opcollege verschijnen .

Hoe de mondelingen gerealiseerd gaan worden, is nu aan de ordein hun Bachelor Besluit Team. Meijers geeft ruiterlijk toe dat ditaan de late kant is, maar vervolgt ze: "vergeet niet dat dezeorganisatie door deze onderwijshervorming op de toppen van haarkunnen functioneert."

Die mondelinge toets trekt ook weer een wissel op deorganisatie, want stel dat er tweehonderd vijven zijn, dan heb jeeven zo veel mondelingen. Verder moet rechten nu aan meer studentenonderwijs geven. Dat komt door de ouderejaars die nog een tentamenuit het eerste jaar moeten halen. Deze tentamentoeristen volgdengeen werkcolleges, maar moeten nu echt les gaan krijgen in hetbachelor-master systeem. Ook zij behoren een tutor te krijgen. Endat is ook weer een probleem, want er is een gebrek aantutoren.

Ondanks alle startperikelen vindt Meijers het geweldig dat dezeuniversiteit een didactische visie heeft. Wel is ze bezorgd over dewerkdruk van docenten. "Alle docenten hebben zich het schompesgewerkt. Velen hebben niet eens vakantie gehad." Daar komt bij dathet harde werken onverminderd doorgaat. Zo dient in januaribijvoorbeeld alweer het onderwijsprogramma van het tweedebachelorjaar klaar te zijn.

Het is duidelijk dat de belasting voor docenten groter isgeworden. Student-assistenten Marieke Schouwstra en CarolaHoutekamer van CKI bevestigen de overbelasting voor de docent enhenzelf. Naast die extra contacturen, is er bijvoorbeeld ook veelmeer nakijk werk. Zij werken het dubbele aantal uren dan waarvoorze aangesteld zijn. Albert Visser, de onderwijsdirecteur van CKIvindt het persoonlijk nog te vroeg voor bijsturingen. Hij noemt het'niet rationeel' om na een periode al bij te stellen. "We moetenhet eerst een kans geven."

Een kans geven? Historicus Maarten van Rossem is dat geenszinsvan plan. Hij geeft soms vier vakken per periode. Dat zou hem nu 24uur per week kosten. Dat is ondoenlijk, want in zijn 36-urigewerkweek dient hij nog onderzoek te plegen en is hij ook nog tutor.Hij piekert er dan ook niet over om ook maar een les volgens diedoor de strot geduwde vernieuwing te gaan doen."

Carina Nijssen

'We zullen veel Engels horen en weinig Limburgs'

Bij elke studie hoort wel een excursie. Dus ook bijscheikunde. Maar om het bezoekje van de 36 studenten bijchemieconcern DSM in Limburg wat actiever te maken, houden ze zelfeen posterpresentatie over de onderzoeken binnen hun faculteit. Hetnieuwe element wordt op prijs gesteld, zo blijkt.

Het is net licht als de eerste studenten om kwart over zeven 'sochtends de tourbus betreden op De Uithof. Met slaperige ogen, rodewangen van het fietsen door de motregen en met grote kokers onderde arm stommelen de scheikundestudenten de bus in. "Zo, heb je dekrant bij je?" De buschauffeur, wijzend op de kokers, vindt het nual gezellig.

Vandaag gaan de scheikundestudenten die het derdejaars keuzevakKatalyse volgen, op bezoek bij de afdeling Research van DSM inGeleen. Het chemiebedrijf staat bekend om zijn zoetstof Aspartaamen de supersterke vezel Dyneema die bijvoorbeeld invliegtuigcockpits gebruikt wordt om terroristen te weren. "Voor hetafsluitend tentamen gaan we op excursie", zegt hoogleraaranorganische chemie Krijn de Jong. "Maar omdat bij zo'nbedrijfsbezoek iedereen meestal wat achterover zit te leunen,hebben we geprobeerd om het interactiever te maken. Vandaar hetidee van de posterpresentatie: de studenten laten in groepjes aande chemici van DSM zien wat voor onderzoek er in Utrecht gedaanwordt."

Om kwart over negen begint De Jong zijn college: wat later dangewoonlijk en in de bus. Hij vertelt de studenten over DSM, moedigtze aan vragen te stellen en waarschuwt alvast voor de recruiter die's middags een praatje komt houden over de carrieremogelijkhedenbij DSM. "We zullen veel Engels horen en weinig Limburgs" verwachtDe Jong. Inderdaad blijkt later dat men zich voor stages online kanaanmelden op de Engelstalige website. Ook stages in een van de velevestigingslanden van DSM blijken mogelijk. De Jong: "Weinigscheikundestudenten, dus veel arbeidsplaatsen. Onze faculteit wordtzelfs wel eens gebeld met aanbiedingen voor stages."

Verdiepingsvakken

Ook in Limburg regent het. Aangekomen in Geleen worden deinzittenden van de bus aan de hand van een namenlijstgecontroleerd. Na een inleiding door DSM'er Alle Bruggink vanResearch & Development over het bedrijf, hangen de studentenhun posters op in de vergaderzaal en op de gang. De onderzoeken opde posters hebben te maken met het onderwerp van het keuzevak,katalyse. Jochem Rutters (25): "Een katalysator helpt een chemischereactie te versnellen of besturen zonder er zelf deel aan te nemen.Onze poster vertelt hoe je na een chemische reactie de opgelostekatalysator weer kunt scheiden van het reactiemengsel."

"Het is niet ons eigen onderzoek wat we presenteren" vervolgtJochem. "Maar dat heeft ook zo zijn leuke kanten: tijdens devoorbereiding op deze excursie heb je de kans om eens uitgebreidmet een aio (assistent in opleiding) te praten." Sandra Veen (21)staat bij dezelfde poster. "Ik vind dit bezoek wel handig. Iktwijfel over mijn verdiepingsvakken en tijdens zo'n bezoek aan depraktijk kun je alvast verschillende richtingen verkennen."

Marianne Kox (20) en Martien den Hertog (21) worstelen nog metstroken plakband. Als hun poster alsnog loslaat van het behangzoeken ze een ander plekje. Het onderzoek op hun poster gaat overeen heterogene katalyse waarbij de benzine in de auto vervangenwordt door waterstof. "Interessant om te zien hoe het er in depraktijk aan toe gaat in zo'n bedrijf" vindt Martien.

Commercieel

Matthijs Ruitenbeek (30) studeerde in 1995 af aan deUniversiteit Utrecht en promoveerde in de groep van professor deJong. Hij werkt nu sinds een aantal jaar bij DSM als katalyseexpert. Ook hij heeft een praatje gehouden voor de studenten. "Ikvind het heel leuk om met studenten te praten en ze te begeleiden.Zelf ben ik destijds scheikunde gaan studeren omdat een leraar menieuwsgierig had gemaakt. Die nieuwsgierigheid wil ikoverdragen."

"Voor de studenten is het interessant om te kijken naar deapplicaties van hetgeen ze tijdens colleges leren", verteltMatthijs. "Wat je leert op de universiteit kun je immers vaak nietplaatsen. Zo'n bezoek kan daarbij helpen. Het onderzoek dat destudenten aan ons presenteren is heel relevant: ik zag een posterover een katalysator waar ik zelf ook mee bezig ben. Een anderonderzoek hebben wij een tijdje geleden laten vallen, maar nu zieik op de posters dat de universiteit weer nieuwe dingen heeftontdekt. Misschien wordt het toch weer interessant voor ons."

Matthijs is tevreden bij DSM maar wil het PR-praatje datBruggink eerder hield wel wat relativeren. "Er is hier zekeraandacht voor wetenschap. Maar uiteindelijk blijft DSM eencommercieel bedrijf. Soms weten ze hier niet zo goed wat ze met diewetenschappers aan moeten. Bruggink zei het al: 'academici willenproefschriften en publicaties, bedrijven willen profit enpatenten'. Toch is er bij DSM ruimte voor een andere visie: veelvan de chemici zijn bijzonder hoogleraar."

Dakgoten

Na de posterpresentatie en de lunch krijgen de studenten eenrondleiding langs verschillende laboratoria. De studenten kijkenvergenoegd naar de moderne chemspeed-machine, waarmee jeverschillende concentraties stoffen tegelijkertijd kunt testen."Dat hebben we op de universiteit niet", baalt Martien.

Ook over het DSM-terrein, in totaal 1500 voetbalvelden groot,wordt een rondleiding gegeven. Met de bus. Marianne: "Ongelooflijkhoe groot zo'n bedrijf is. Met de bus kun je wel een halfuurrondrijden." Het terrein bestaat uit oude magazijnen, treinwagons,betonnen gastanks en heel veel pijpleidingen. Het schaalmodel vaneen van de twee Naftakraker-machines beslaat bijna een volledigekamer van vijf bij tien meter. Alleen al dat schaalmodel kostte in1979 een half miljoen euro.

De veiligheidsnormen op het terrein zijn hoog. De studentenpasseren de kamer van de veiligheidswachten, de nooddouches en debedrijfsbrandweerdienst, die 25 brandweerauto's en 120 man fulltimepersoneel tot zijn beschikking heeft. Niet zo gek, als je de enormebetonnen tanks ziet waarin volgens de gids 'zeer brandbare gassen'opgeslagen liggen. Hoogleraar De Jong relativeert: "Uiteindelijk isrondlopen op zo'n terrein veel minder gevaarlijk dan het huis-,tuin- en keukenbestaan van de meeste mensen. Het schilderen vandakgoten, leggen van parket en wat dies meer zij levert veel meerrisico op."

Aan het eind van de middag is het bezoek voorbij. Debuschauffeur heeft zich beziggehouden met het lappen van de ramenen bezoekjes aan de omgeving. Professor de Jong vertelt aan destudenten, dat de mensen van DSM enthousiast waren over de groep.Het regent nog steeds en de bladeren dwarrelen van de bomen. Op desnelweg terug naar Utrecht staat er file.

Eva Houtsma

'Bij ons hoef je niks te doen met de opgedane kennis'

De Universiteit Vrij van Nut is begin 2002 overgegaanin nieuwe handen. Dat betekent verse ideeen en nieuwe initiatieven.Onlangs begon het najaarsprogramma waarin elke maand een lezingwordt gehouden met aansluitend een discussie. Het motto;Academische vorming krijg je vooral buiten decollegebanken.

Wat is de Universiteit Vrij van Nut?

Voorzitter Aliza Tekofsky (vierdejaars Rechten, tweedejaarsFilosofie, eerstejaars Italiaans): "Volgens ons kom je niet alleennaar de universiteit om vakken te leren, colleges te consumeren enstudiepunten te halen. Onze idealen zijn om te discussieren en teleren op academisch niveau, maar zonder dat het direct nut hoeft tehebben voor je studie. Als je college volgt weet je dat alleleerstof uiteindelijk zal uitmonden in een toets. Bij de UVvN kunje ook leren, maar hoef je niks te doen met die opgedanekennis."

Wat is er begin dit jaar veranderd?

Aliza: "We waren een stichting en zijn nu een vereniging. Deoude stichting organiseerde vooral zomercursussen endiscussieweekenden. Wij gaan het anders doen: we stoppen met decursussen en organiseren voortaan het hele jaar door lezingenwaarbij ook gelegenheid tot discussie is."

Organisator Jurjen Luykx (vierdejaars Geneeskunde, tweedejaarsItaliaans): "Ik ben vanaf het begin van mijn studie lid van deUVvN. In die tijd had je een toelatingsgesprek voor je lid konworden. Dat was volgens mij voor veel mensen een drempel dus ookdat hebben we afgeschaft."

Vanwaar de veranderingen?

Aliza: "Er waren voorheen veel beta's lid, vooralnatuurkundestudenten. Die groep hield zichzelf in stand. Het waseen hechte club, met mensen die elkaar allemaal goed kenden. Maardie waren uiteindelijk bijna allemaal aan het afstuderen. Toenoprichter Frits Bienfait ook nog besloot dat het tijd was om declub alleen verder te laten gaan, leek het afgelopen met de UVvN.Het heeft veel tijd, energie en moeite gekost om een nieuwe manierte vinden om de UVvN te laten bestaan. Tot nu toe is het gelukt. Opde oude ledenlijst staan ongeveer tachtig mensen. Die moeten nueigenlijk lid worden van de stichting,maar dat gaat natuurlijk nietzo maar. Dat kost tijd. De UVvN 'nieuwe stijl' bestaat nu uit zesmensen die het lezing- & discussieprogramma organiseren. Wijmoeten ons gaan bewijzen."

Wie zijn die nieuwe leden?

Aliza: "Leden van de UVvN zijn studenten die geen genoegen nemenmet volle collegezalen en een afgebakend curriculum. Wij zijndegenen die de docenten irriteren met onze vragen. En ook onzemedestudenten irriteren we misschien wel."

Irritante zeurpieten dus?

Aliza: "Mensen denken dat wij vage intellectuelen zijn diediepgaande gesprekken voeren. Dat vind ik overdreven. Het isinteressant om naar eigen inzicht zo'n lezing op te zetten, metstudenten uit allerlei studierichtingen van gedachten te kunnenwisselen en gezellig na afloop met elkaar naar het cafe te gaan.Volgens mij vinden veel meer mensen dat leuk."

Jurjen: "Bij ons is de insteek dat je met mensen vanverschillende studies praat over wat ze leren, wat ze van dingenvinden. Ook bij een studentenvereniging ontmoet je mensen vanandere studies maar wij hebben niet, zoals studentenverenigingen,het doel om een groep te vormen en gezellig te zijn. Het gaatdieper. Bij ons kom je niet alleen omdat je zin hebt in eenbiertje."

Toch was er aardig wat aankleding tijdens de eerste lezing beginoktober: hapjes, drankjes. Waarom?

Jurjen: "Het is belangrijk om sfeer te creeren, iets extra's toete voegen. Ik heb op een gegeven moment een kritische briefgeschreven naar het bestuur met wat ideeen; we krijgen subsidie vande universiteit, laten we dat geld dan ook op een goede maniergebruiken. Sindsdien doen we altijd ons best om een mooie plek tevinden voor elke lezing en bieden de belangstellenden ook iets aan.Toen we voor de eerste lezing als spreker Abdelkader Benali hadden,was er bijvoorbeeld Marokkaanse muntthee, noten, rozijnen endadels."

Subsidie voor rozijnen. Wat vindt de universiteit daarvan?

Aliza: "Ook voor het najaarsprogramma hebben we subsidiegekregen van de universiteit. Daardoor zijn zowel de lezing en dediscussie als het eten en drinken tijdens de lezing gratis. Vooreen reader met informatie over het onderwerp betaal je dekostprijs. Ik vind ook dat je niet kunt verwachten dat de studentenbetalen. Universiteit en hogeschool zijn de plekken waar dit soortdingen zouden moeten plaatsvinden. Dan hoeven studenten niet ooknog hun eigen drankje te bekostigen. De universiteit mag zijnhanden dichtknijpen dat wij dit organiseren en moet niet willen datwe gaan bezuinigen op een zak nootjes."

Is zo'n lezing-met-discussie niet erg ouderwets?

Aliza: "Ik geef toe, het klinkt erg standaard. Maar we hebben erlang en breed over nagedacht en dit is eigenlijk eenbasisvorm."

Jurjen: "Op zo'n avond gaat het ook eigenlijk niet om de lezing.Het gaat om het onderwerp. Je krijgt de mogelijkheid tot korte,snelle discussies en tot een goed contact met de lezer."

Bestaat er concurrentie met Tumult of Studium Generale?

Aliza: "Studium Generale heeft ons juist geholpen met depromotie voor deze eerste lezing. En ook Tumult zien we niet echtals concurrentie. Zij organiseren maatschappelijk relevantediscussies. Wij zijn helemaal niet maatschappelijk relevant, datwillen we ook niet. Wij hoeven ons niet te verantwoorden en zullennooit op basis van de actualiteit een lezing organiseren. Dan hebje door de aandacht van de media namelijk al een bepaald beeld vaneen onderwerp."

Hoe verliep de eerste lezing begin oktober?

Jurjen: "Goed! Volgens mij was er in de geschiedenis van de UVvNnog nooit zoveel belangstelling voor een discussie. Er waren eenstuk of dertig mensen van wie veel onbekenden. De leden hebbenallemaal mensen uitgenodigd en op onze colleges ruchtbaarheidgegeven aan deze lezing, maar er waren ook veel mensen die deposters hadden gezien. De schrijver Abdelkader Benali kwam eenlezing houden over eer. Met zo'n bekende naam trek je tochpubliek."

De aanwezigen hadden ook wat kritiek. Wat doen julliedaarmee?

Aliza: "Die wordt meteen ter harte genomen. We staan erg openvoor verbetering. De lezing had best wat langer mogen duren. Maarhet was leuk dat Benali na afloop meeging naar de kroeg en openstond voor de discussie. Ook over het geopperde idee om de volgendekeer een discussieleider aan te wijzen zullen we nadenken. We zijnnatuurlijk altijd heel kleinschalig geweest. Meestal komen erongeveer vijftien tot vijfentwintig belangstellenden naar onzeavondprogramma's. Dan verloopt een vrije discussie nog net soepel.Met dertig mensen werd het een beetje te druk en chaotisch. Maarhet zou eigenlijk een fantastisch probleem zijn als we teveelbezoekers trekken!"

Eva Houtsma

Programma

Najaarsprogramma Universiteit Vrij van Nut:

*Woensdag 6 november

Onderwerp: Spinoza

Spreker: Nog onbekend

Plaats:Cafe De Gasterij op Trans

*Woensdag 4 december

Onderwerp:Het Apollinische versus het Dionysische (logica van detegenstellingen)

Spreker:Nog onbekend

Plaats:Cafe De Gasterij op Trans

Readers met literatuur zijn vanaf twee weken voor de lezingverkrijgbaar bij Bureau Studium Generale.

Voor meer info: www.uvvn.nl

Student-topsporters

Christine Heins, Bert Westerveld en Karin Veltman maken alledriegebruik van de topsportregeling van de Universiteit Utrecht. Deflexibiliteit van de UU spreekt de topsporters erg aan. SchaatsterChristine Heins: "De universiteit is heel makkelijk. Als ik zeg'dat vak ga ik volgen en dat vak niet', dan gaan ze daar meeakkoord."

De schaatster haalde haar eerste jaar in een keer. Daarna heeftChristine, die nu halverwege haar derde jaar Algemene SocialeWetenschappen zit, haar studie-ambitie teruggeschroefd: ze gaatvoor 21 studiepunten per jaar. "Ik wil dingen helemaal kunnen doen,dus niet twee dingen half". Nu ze even zonder sponsor zit, maakt deschaatster ook gebruik van de financiele steun. "Het is erg handigdat ik nu enkele kosten bij de universiteit kan declareren."

Uitblinken

Het vaste aanspreekpunt voor topsporters op de universiteit issportdecaan Ineke Steenhoek. Bijna elk talent dat er rondloopt,staat op haar lijstje. In een kennismakingsgesprek keert Ineke desporters helemaal binnenstebuiten en bekijkt per individu wat zijen de universiteit voor de student-topsporter kunnen betekenen.Toch zijn er ook een boel sporters die hun eigen boontjes doppen."Uiteindelijk moet je zelf plannen", weet roeier Bert Westerveld."Ik kan op het moment mijn studie en het roeien prima combineren.Ik train op het moment maar tien keer per week".

Ineke Steenhoek herkent de gedreven uitspraken van destudent-topsporters. Ineke: "Meestal staan de sporters bij dedocenten als gemotiveerde studenten bekend. De studenten zijn doorhun sport erg gedisciplineerd. Vaak willen ze niet alleen in hunsport de beste zijn, maar ook in hun studie uitblinken".

Het verschuiven van tentamens, wanneer trainingen of wedstrijdendaarmee samenvallen, valt onder facultaire steun van deuniversiteit. De sportende student moet dan eerst met dedesbetreffende docent overleggen, of met de studieadviseur. Perstudie kan het verschillen of dit makkelijk gaat of niet.Geneeskunde is bijvoorbeeld lastiger te combineren met sport daneen studie rechten. Als het verschuiven van tentamens moeilijkhedenoplevert, kan Ineke een handje helpen. "Gelukkig zijn veel docentenflexibel. Waar het studieprogramma de ruimte biedt, kan er altijdwel wat geschoven worden."

Veel talent

De steun op centraal niveau is financieel. Sporten kost naasttijd -iets wat veel studenten wel hebben - ook geld - iets waarvanveel studenten weinig hebben. Studenten die kunnen aantonen dat zestudievertraging hebben opgelopen door hun sport, kunnen inaanmerking komen voor een eenmalige afstudeersteun die ongeveer1400 Euro bedraagt. Ook kunnen de student-topsporterstrainingskampen of reiskosten declareren. Daarnaast kunnen desporters gratis een sportkaart van Mesa Cosa krijgen, ombijvoorbeeld hun krachttraining te doen op Olympos.

Bert, zesdejaars taal- en cultuurstudie: "Die sportkaart wasvoor mij erg handig, omdat ze bij Olympos een ligfiets hebben. Ikheb een blessure aan mijn ribben gehad waarvoor dieligfietsoefening effectief was. Zo zie je dat alle beetjeshelpen."

Vergeleken bij andere universiteiten is Utrecht vooraanstaand intopsportbeleid. Ook Bert heeft dit gemerkt: "Ik heb weleens metgasten geroeid van andere universiteiten die klaagden dat er bijhun universiteit niets voor topsporters geregeld was." Alleen inGroningen is er financieel meer te halen dan in Utrecht.

Het college van bestuur van de UU gaf in 1996 aan dat ze decombinatie topsport en studie wilden promoten en ondersteunen. Erwerd een begleidingscommissie opgericht waar Ineke Steenhoek decooerdinator van is. Ineke benadrukt dat om sport en studie tecombineren flexibiliteit van de universiteit, de studenten en dedocenten is vereist. "De goede combinatie sport en studie is ergbelangrijk, soms moeten student-topsporters een keuze maken.Schaatser Carl Verheijen heeft bijvoorbeeld twee jaar zijn studiegeneeskunde stopgezet om zich helemaal te richten op hetWereldkampioenschap en de Olympische Spelen."

Onderwaterhockeyster en rechtenstudente Karin Veltman vindt hetstudentenleven bij uitstek de periode om veel te sporten. Daarom ishet volgens haar belangrijk dat universiteiten het mogelijk makenom te kunnen sporten. "In Nederland zijn we hier behoorlijk laksin. Als je kijkt naar andere landen, dan zie je dat sporten op deuniversiteit veel meer aanzien heeft. Ik merkte dit zelf toen ik inZuid-Afrika studeerde. Daar was de onderlinge strijd tussenuniversiteiten erg belangrijk. Als we sporten onder studenten inNederland ook zo actief zouden promoten, dan zouden we daar veeltalent voor topsport kunnen kweken. Studenten zijn nu eenmaal in defase van hun leven waarin ze fysiek sterk zijn."

Sporten die door veel studenten worden beoefend, zijn goedvertegenwoordigd op de lijst van de sportdecaan. Roeiers, hockeyersen schaatsers komen het meest voor. Jaarlijks geeft Ineke zo'nvijftien sportkaarten van Olympos uit. Daarnaast maken zo'n twintigstudent-topsporters aanspraak op financiele steun, in de vorm vanafstudeersteun en declaraties.

Christine Heins benadrukt dat deze financiele steun zeker voorde groep sporters net onder de top erg belangrijk is. De 'echte'toppers van een sport krijgen vaak geld van het Olympische comiteNOC*NSF. Wie die erkenning heeft, kan makkelijk bij allerleiinstanties en bij de bond aankloppen voor nog meer steun. Maar desporters net onder de top hebben ook geld nodig, om de kans tekrijgen de top te bereiken. Christine: Ik heb het talent voor hetschaatsen gekregen, dus daar wil ik goed in zijn. Door eruit tehalen wat erin zit, wil ik naar die top toe klimmen."

Stop alle werkplaatsen in het Caroline Bleekergebouw

Hoewel er veel over ze wordt geklaagd, is duidelijkdat de silhouetten van zowel het Van Unnik- als het Kruytgebouw deskyline van De Uithof ook de komende dertig jaar zullen blijvendomineren. Maar als het aan Dries Berendsen ligt, wel na eengrondige renovatie.

Berendsen: "Ons streven is om die gebouwen zo te renoveren enher in te richten dat ze daarna weer als nieuw zijn. Ik weet dat ermet name ten aanzien van het Kruytgebouw de nodige twijfelsbestaan. Toch ben ik ervan overtuigd dat ook dat gebouw kan wordenherschapen in een modern labgebouw dat beschikt over de meestgeavanceerde faciliteiten en dat voldoet aan de laatste eisen ophet gebied van veiligheid. Juist bij gebouwen zoals het Kruyt enhet Van Unnik kan dat goed. De gebouwen die hier rond 1970 zijnneergezet, zijn uiterst flexibel van opzet. Zij hebben een perfectcasco, waarvan je eigenlijk alles kunt maken wat je wilt.

"Ik moet er niet aan denken wat we met Centrumgebouw Noord ofhet Bestuursgebouw moeten doen, als die er straks dertig jaarstaan. In de tijd van de nieuwe truttigheid werd totaal niet bijdat probleem stilgestaan. Die gebouwen zijn zo geconstrueerd dat ergeen enkele ruimte is om nieuwe faciliteiten aan te brengen. Eenventilatie- of koelsysteem in het Bestuursgebouw? Vergeet het maar,daar is geen ruimte voor. In Kruyt of Van Unnik is met dat soortdingen bij de bouw wel rekening gehouden."

Lel

Berendsen waarschuwt de Uithof-bewoners overigens voor een al tetraditionele benadering van de huisvesting. Wil de universiteiternst maken met haar voornemen om ruimte te besparen, dan zal naastde elders op deze pagina beschreven verhuisbewegingen ook de maniervan denken over het gebruik van gebouwen moeten veranderen.

"Op dit moment wordt nog heel sterk gedacht binnenfaculteitsgrenzen. Dit gebouw is 'van Farmacie', dat is 'vanDiergeneeskunde', en ga zo maar door. Ik denk dat hetonvermijdelijk is dat we in de toekomst veel meer gaan denkenvanuit functies. Als het Kruytgebouw gerenoveerd is, dan zullen weheel praktisch moeten bekijken welke groepen daar het bestinpassen, ongeacht uit welke faculteit ze komen. Om een voorbeeldte geven; het spreekt voor mij vanzelf dat we alle groepen die metradioactief materiaal werken in de toekomst bij elkaar in eengebouw huisvesten. Om dezelfde reden moeten we zo snel mogelijk afvan de aanwezigheid van proefdieren in verschillende gebouwen."

Een meer beredeneerde manier van huisvesten kan volgens dedirecteur Huisvestingsbeleid een forse efficiencywinst opleveren."Ik was laatst in het Caroline Bleekergebouw, de werkplaats van defaculteit Natuur- en Sterrenkunde. Dat is een lel van een gebouwdat veel intensiever kan worden gebruikt dan nu gebeurt. Waaromstoppen we alle werkplaatsen die nu her en der over De Uithof en inhet UMC zijn verspreid, niet allemaal samen in dat gebouw? Dat zouzowel qua ruimtegebruik als qua efficiency een enorme besparingopleveren. Of dat in het nieuwe huisvestingsplan zal wordenvoorgesteld? Ik verwacht zeker een suggestie in die richting."

Historica laat Jappen-kampdagboeken voor zich spreken

"Soms heb ik het helemaal gehad met die oorlog. Ikkrijg vaak te maken met oudere Indische mensen die hun verhaal aanmij kwijt willen. Ik begrijp dat heel goed, maar het wordt me weleens te veel." Dat iemand die zo jong is als historica EstherCaptain (33) geinteresseerd is in het Indische kampverleden, zienveel ouderen die in de Japanse interneringskampen hebben gezeten,als een soort erkenning. Daarom gebeurt het geregeld dat detelefoon gaat bij Captain: "Dan heeft iemand gehoord van mijnonderzoek en wil zijn ei kwijt. Ik luister altijd, maar ik ben eral tien jaar mee bezig en oorlog is nou niet bepaald het meestvrolijke onderwerp. Soms wil ik daar wel wat meer afstand vannemen."

Toch vond Captain de keus voor haar promotie-onderzoek eenlogische. Vorige week promoveerde ze aan de Letterenfaculteit. Zijbeschreef de herinneringen van mensen die tijdens de TweedeWereldoorlog geinterneerd zaten in de kampen van de Japansebezetter in Nederlands-Indie. Dat deed zij aan de hand vandagboeken en memoires van die mensen zelf.

Al begin jaren negentig ging zij aan de slag met het onderwerp:haar doctoraalscriptie ging over kampliteratuur van mannen envrouwen, die in gescheiden kampen zaten. "Indie en vrouwen, ik wistin mijn vierde studiejaar intuitief: daar wil ik iets mee. Ik deedvrouwengeschiedenis en was me er daarom van bewust hoezeer de helewetenschap is gevormd door honderden jaren visies van mannen. Daarwilde ik iets tegenoverstellen. En Indie fascineerde me."

Captains vader is van Chinees-Indische afkomst. Hij kwam in 1956met zijn ouders uit Indonesie naar Nederland. Het ligt dan ook voorde hand te denken dat haar belangstelling met haar eigen afkomst temaken had. Maar wie dat destijds tegen haar zei, kreeg de wind vanvoren: "Ik heb me daar lang tegen verzet. Natuurlijk zit mijn eigenfamiliegeschiedenis eraan vast, maar dat is zeker niet in de eersteplaats de reden geweest om me ermee bezig te gaan houden. Ik ontdekpas de laatste tijd dat mijn persoonlijke betrokkenheid tochsterker heeft meegespeeld in de keuze. Toen ik voor het eerst naarIndonesie ging in 1998, zei iedereen tegen me: 'je gaat zeker terugnaar je roots'. Dat vond ik onzin. Maar toen ik er was, herkende iktoch wel heel veel. Het was er vreemd en toch vertrouwd."

Maar ook andere factoren speelden mee bij de keuze van hetonderwerp. Zelf schreef Captain stapels dagboeken, vooral in haarpuberteit. "Ik wilde als kind al een typmachine om mijn eigenblaadje te kunnen maken." Het is dan ook niet toevallig dat ze koosvoor schrijfsels van anderen als onderzoeksmateriaal.

Onbetrouwbaar

Captain gebruikte dagboeken van geinterneerden, maar ook deherinneringen uit het kamp die mensen later opschreven. Dedagboeken beslaan niet altijd alleen de tijd in de kampen, maarsoms ook die erna. Alleen maar dit soort egodocumenten te gebruikenvoor historisch onderzoek is ongebruikelijk, beseft degeschiedkundige: "Vooral ouderwetse historici zien dagboeken alsiets leuks ter aanvulling van de feiten. Maar voor echt onderzoekmoet je de officiele archieven in. Dagboeken vinden zeonbetrouwbaar."

Captains promotie-onderzoek is het eerste over de kampen dategodocumenten als hoofdmateriaal gebruikt. Dat is een bewustekeuze. "Ik heb een geschiedenis van de herinnering willenschrijven. Hoe beleefden mensen ter plekke wat er allemaal met zegebeurde, wat deed het met ze. Het ging me om de geschiedenis vande ervaring en de herinnering, ik heb niet een feitelijkehistorische reconstructie willen maken. Die beeldvorming rondom dieverre oorlog, die in Nederland altijd in de schaduw heeft gestaanvan de herinnering aan de Duitse bezetting en deconcentratiekampen, dat was mijn onderwerp. Om die herinneringen deplek te geven die ze volgens mij verdienen."

Wat heeft de vergelijking van al die persoonlijke verhalen nuopgeleverd? Ten eerste dat het niet zo heel veel uitmaakt of je jeervaringen nou op papier zet of niet, grinnikt de onderzoekster:"Ik begon met het idee dat schrijven een manier is van verwerking,en dat mensen daarom een dagboek of memoires beginnen. Maar dat hebik nauwelijks teruggevonden. Een dagboek is geen therapie, en deschrijvers waren daar ook tamelijk nuchter onder. Zijzelf zagen hetschrijven in ieder geval niet op die manier."

Dat was voor Captain een verrassing die volgens haar ook dewetenschappelijke discussie bij vrouwengeschiedenis op een anderspoor zet: "Dagboeken van vrouwen worden binnen vrouwengeschiedenisveel gebruikt. Schrijven wordt gezien als een manier om je tebevrijden en daarom wordt er veel waarde aan gehecht. Maar als ikzie hoe weinig bijzonder de schrijvers van de kampdagboeken datschrijven vonden, twijfel ik. Als ik dan in iemands memoires leesdat hij concludeert dat dat schrijven geen moer heeft geholpen bijde verwerking, dan zoeken we misschien te veel achter dit soortegodocumenten."

Een andere veronderstelling die ze omvergegooid zag, was hetidee dat mannen maar vooral vrouwen in de naar sekse gescheidenkampen stil zouden staan bij de verhoudingen tussen de seksen. Metname terug uit het kamp moeten de dames die al die tijd in hetinterneringskamp hun eigen boontjes hebben gedopt, wel niet meer zomakkelijk achter het aanrecht te dirigeren zijn geweest, zo dachtCaptain. Helaas: "Vrouwen pakten daarna snel hun gezinsleventjeweer op. Ik had gedacht dat het indruk zou maken, twee en een halfjaar alles in je eentje kunnen beslissen. Maar er waren weinigmensen die erbij stilstonden."

In plaats van sekseverschillen waren de raciale verschillen veelmeer een item in de kampen, merkte ze: "In een keer was er eenomkering van de koloniale situatie. Waren voorheen de Europeanen dedames en heren bovenaan de elite in de goede posities, tijdens deJapanse bezetting bungelden ze helemaal onderaan. En juist dieraciale omkering was een grote schok voor velen. Dat zijuitgerekend door Aziaten nu op zo'n manier werden behandeld..."

Waterscheiding

Het grootste verschil in ervaringen ontdekte ze echter tussen deleeftijdsgroepen. Zij die als volwassenen in het kamp zaten, haddenweliswaar een loodzware tijd, maar weten vaak ook nog iets zinvolseruit te halen. Kinderen daarentegen liepen veel groterepsychologische schade op: "Zij hadden totaal geen grip op desituatie en groeiden op met de oorlog en het kamp als het gewoneleven van alledag."

Deze kindergeneratie begon ook pas laat met het opschrijven vanhaar herinneringen. In de jaren tachtig kwamen de eerste boeken uitmet deze verhalen. Zij vormen een duidelijke waterscheiding in decollectieve herinnering aan de kampen, ontdekte de historica: "Voordie tijd werden vooral de vrouwen in de kampverhalen heel erg opeen voetstuk gezet. De Europese vrouw als heldin, die iedere dagopstond en haar rug rechtte om voor haar kinderen op te komen. Toende kinderen de pen ter hand namen kwamen andere verhalen los. Dater vrouwen bij waren die voedsel van de jongsten jatten. En datkinderen weren geslagen. Dat ideaalbeeld werd behoorlijkbijgesteld."

Dat jongeren anders met het Indische verleden omgaan, daarvan iszij ook doordrongen in haar huidige baan. Want ook al is haar boeknu uit en de promotie achter de rug, het onderwerp laat haar nietlos. Dat blijkt wel uit het feit dat ze inmiddels aan het werk isbij het Indisch Huis. Als programmamaakster organiseert zij ertentoonstellingen en andere activiteiten voor mensen van Indischekomaf.

En daarbij wil zij zich meer op de derde generatie gaan richten:twintigers wier opa en oma uit Indie hierheen kwamen. "Het IndischHuis heeft statige ruimtes met plafondschilderingen en ouderwetseinrichting. Voor ouderen heel herkenbaar. Indische jongeren hebbenhier niets mee, maar maken wel hiphop met gamelan-muziek. Zijclaimen op die manier hun afkomst, en daar moeten ze een plek voorhebben. Voor hen wil ik het liefst een chill-out room in hetIndisch Huis met computers en een internetverbinding."

Femke van Zeijl

De kick van een zin te hebben vertaald

Nog niet zo lang geleden was de studie Keltisch aande Universiteit Utrecht op sterven na dood. De studie zou wordenopgeheven, en Keltisch zou alleen nog als bijvak worden gegeven.Nu, twee jaar later, gaat het beter dan ooit. Ierse boekhandelsraken uitverkocht door het grote aantal Utrechtse eerstejaars. Iser dan toch sprake van een Keltisch mysterie?

Leni van Strien, universitair hoofddocente en een van de tweewetenschappelijk medewerkers van Keltisch, "schrok zich dood" toenze afgelopen zomer, twee dagen voor haar vakantie vernam hoeveeleerstejaars studenten zich voor de studie hadden ingeschreven."Voor de vakantie was geregeld dat we een 'eigen' lokaaltje zoudenkrijgen, waar maximaal veertien man in zouden passen. Normaalgesproken is dat ruim voldoende. Ik vroeg het secretariaat of zenog even een uitdraai wilden maken van de inschrijvingen. Toenbleken er ineens 25 namen op de lijst te staan. Alles moest anders,de zalen, de readers, de boeken..." En dan gaat het alleen nog maarover de studenten die de Keltische taal studeren. "Tot onze stommeverbazing zitten er zelfs 52 mensen bij het college KeltischeCultuur."

Gezien het feit dat de studie twee jaar geleden door hetFaculteitsbestuur Letteren opgeheven dreigde te worden, rijst devraag hoe deze plotselinge wederopstanding te verklaren is.Ironisch genoeg blijkt juist de dreigende ondergang een van deoorzaken van het huidige succes. Van Strien: "Nadat mijn collega enmij te kennen was gegeven dat wij hier, met ons pensioen,definitief het licht uit moesten doen, besloten we terug tevechten. We hebben iedereen die Keltisch een warm hart toedraagtopgeroepen om te protesteren, en hebben de media opgezocht.Uiteindelijk heb ik zelfs op een zaterdagochtend bij de Tros NieuwsShow gezeten met ons verhaal. Dat heeft gewerkt, want het collegevan bestuur heeft het faculteitsbesluit teruggedraaid. Maar het hadook als gevolg dat vanaf dat moment iedereen wist dat er Keltischwordt gegeven in Utrecht."

Verschillende eerstejaars bevestigen dat de publiciteit rond deopheffing hen er op attent maakte dat er ueberhaupt een studieKeltisch bestond. "Als ik dat eerder had geweten, was ik er gelijkaan begonnen. In plaats daarvan koos ik Geschiedenis, maar dat vondik toch te algemeen", vertelt Liselore van der Zweth. Student JanSenten voegt toe: "Voorheen was Keltisch een bovenbouwstudie enmoest je je propedeuse in een ander vak volgen, bijvoorbeeldEngels. Waarschijnlijk bleven een hoop mensen die Keltisch wildenstuderen uiteindelijk toch bij hun 'propedeuse-studie' plakken." Nukan Keltisch vanaf het eerste jaar gestudeerd worden, waardoor er,aldus de aavullende verklaring voor de groei van studente PetraKerkhove, "dit jaar zowel echte eerstejaars zijn gestart, alsmensen die al een ander propedeuse hebben gedaan."

Bovendien blijkt de studie de tijdgeest mee te hebben. VanStrien: "Er is op het moment een grote belangstelling voor deKeltische cultuur, voor een deel uit de New Age-hoek. Ik heb hethalve land afgereisd om lezingen te geven. Ook boeken als "TheMists of Avalon" van Marion Zimmer Bradley hebben een wervendewerking. Vooral studentes zeggen wel eens dat ze besloten Keltischte gaan studeren toen ze dat boek hadden gelezen." Hoewel VanStrien op zich blij is met de aandacht voor haar vakgebied, moet zeom sommige vormen een beetje lachen. "Ik ben laatst uitnieuwsgierigheid gaan kijken bij de 'Keltische Bomenhoroscoop' inde Groningse Hortus. Daar staan allerlei bomen die niet eensinheems zijn voor Ierland. Er is zo veel flauwekul omheen."

Mysterieus

Volgens Van Strien is het lot van de Kelten, dat ze altijd dooranderen verkeerd zijn voorgesteld. "Dat begon al bij Caesar, dieveel geld had gespendeerd aan zijn oorlogen tegen de Galliers. Maardie wist hij op een achternamiddag in de pan te hakken. Dus maaktehij in zijn verslagen gewag van de Kelten als bijnaonoverwinnelijke helden, het verslaan waarvan dat vele geld hadgekost. Daarna heeft de Romantiek er nog eens een schepje bovenopgedaan, door de Kelten voor te stellen als een onbedorven volk, datin tegenstelling tot de decadente Romeinse beschaving, een was metde natuur in dat mistige land." Volgens Van Strien is het vooral demoeite waard om de Kelten te bestuderen vanwege de invloed die zehebben uitgeoefend op de zich ontwikkelende Nederlandse en Europesecultuur.

Toch valt ook onder de eerstejaars te vernemen dat 'hetmysterieuze' van Keltisch aantrekkelijk is. Voor Selene van derPoel ging dat indirect, via haar liefde voor de band The Pogues."Die houden het altijd mysterieus, en dan raak je tochgeinteresseerd." Ook blijken studenten wel gecharmeerd van het ideedat zij in staat zullen zijn teksten te lezen waar de rest van dewereld niks van begrijpt. Een bezoekje aan een college bevestigtdeze verwachting. De stukken tekst uit de 'Tain bo Cuailnge'(spreek uit: toin bo koelinj) die Van Strien voorleest, lijken inde verste verte niet op een bekende taal. Het is niet moeilijk omje voor te stellen dat dit nou precies de geluiden zijn waarmeetrollen of elfen communiceren.

Eerlijk gezegd verschaft de uitleg van Van Strien ook nietdirect het gehoopte inzicht. Voor de leek blijft het geheimtaal alszij verklaart dat het gaat om de 'drie singularis indicativuspraesentis' of de 'infix pronomina'. Pas als ze de woorden in hunbetekenis achter elkaar zet, wordt duidelijk dat de voorgelezen zinbetrekking heeft op de held van het verhaal Bo Cuailnge, die aljonglerend met zijn bal en zijn hurleystick (jawel, daar heeft hetKeltisch een woord voor) langs 's heren wegen loopt. Is het welhandig om studenten die net drie weken geleden Keltisch zijn gaanstuderen gelijk stukken uit eeuwenoude Keltische literatuur telaten vertalen? Van Strien geeft tijdens het college het antwoord."Als je wilt zwemmen, moet je te water. En we komen vanzelf welweer boven", spreekt zij haar studenten bemoedigend toe."Tenminste, dat hoop je", voegt studente Petra Kerkhove daar minderoptimistisch aan toe.

Uren zitten de nieuwbakken studenten soms te zweten op hunhuiswerk van een alinea, vertellen zij. Maar toch zouden ze nietanders willen dan gelijk 'echt' vertalen. "Als we rijtjes uit onshoofd hadden moeten stampen, dan was ik afgehaakt", weet Van derPoel. Trudi House blijkt voor veel van haar medestudenten tespreken als ze vertelt over de "kick" die het uiteindelijk oplevertom een zin te hebben vertaald. Van Strien beaamt dat Keltisch eenmoeilijke taal is. "Van de twaalf talen waar ik zelf iets van weet,is dit denk ik de moeilijkste. De studenten werken zich de blubber,en als je dan ziet met wat voor vertalingen ze soms voor de dagkomen... Maar goed, dat geeft helemaal niks, dat rammen we er weluit," stelt ze strijdlustig.

Extra

De van oorsprong taalkundige heeft naar eigen zeggen 'eelt ophaar ziel' gekregen in de veertig jaar die zij komende januari aande universiteit verbonden is. "Ik heb drie grote reorganisatiesoverleefd en heb mensen echt kapot zien gaan aan de manier waaropde universiteit met hen en hun vakgebied omsprong. Maar ik bengebleven vanwege de studenten. Die zal ik vreselijk missen als ikvolgend jaar met pensioen ga. Ik heb een leuk verhaal, dat ik graagaan studenten kwijt wil. Ik wil laten zien hoe leuk wetenschap is."De triomftocht die Keltisch nu in Utrecht beleeft, is een waardigeinde van haar carriere, beaamt Van Strien.

"De grote hoeveelheid studenten levert een hoop extra werk op.Ik was gewend om met kleine groepen te werken, waarbij ik iedereenmondeling kon laten vertalen. Nu kan dat niet meer, dus zit ik opmijn vrije dag in de week alles na te kijken. Maar jongemedewerkers moeten ook nog tijd hebben om te publiceren. Dus moetener in totaal drie nieuwe mensen komen. Als dat lukt en ik kan dezaak goed op orde achter laten, dan zou ik zeer tevreden zijn.Voorlopig ziet het er goed uit voor Keltisch. CollegevoorzitterVeldhuis maakt meestal een grapje als hij mij ziet, zo van: 'Enmevrouw Van Strien, hoe gaat het met uw student?' Dit jaar heb ikmaar tegen hem gezegd: nou mijnheer Veldhuis, mijn ene studentheeft zich weer ingeschreven, maar dit keer heeft 'ie 24vriendinnetjes en vriendjes meegenomen".

Hanneke Slotboom

'Op weg naar een professionele uitstraling van fysiotherapeuten'

'Op weg naar een professionele uitstraling vanfysiotherapeuten'

Begin van dit jaar begon de academische opleidingfysiotherapiewetenschappen. Nico van Meeteren is een van destuwende krachten achter de nieuwe studie. Het was de hoogste tijdvoor academische erkenning, vindt hij. "Fysiotherapie is geenconfectiepak."

"Voorheen was het alsof de fysiotherapie opChampionsleague-niveau moest spelen terwijl het geen veld kreeg,geen ballen en ook niet mocht trainen!" Aan het woord isfysiotherapeut en senior onderzoeker dr.Nico van Meeteren van hetUMC. Hij spreekt over de tijd voor 6 september. Sinds die dag ishet in Utrecht mogelijk een universitaire studie fysiotherapie tevolgen: fysiotherapiewetenschap. Een doorbraak.

Al zo'n vijftien jaar loopt Van Meeteren rond met het idee. "Wemoesten nogal wat bureaucratische, onderwijskundige enwetenschappelijke hordes nemen", vertelt hij. Van Meeteren zougraag vorig jaar al begonnen zijn, maar dat bleek onmogelijk. "Hetkost gewoon tijd. Bovendien hebben we volledige medewerkinggekregen van rector Gispen, decaan Stoof en Drost - de directeurvan de faculteit Gezondheidszorg van de Hogeschool van Utrecht.Misschien scheelde het ook dat Gispen in 1994 mijn promotorwas."

Van Meeteren en is samen met Paul Helders de grote trekker vande nieuwe studie. Helders is de hoogleraar Fysiotherapiewetenschap,hiervoor was hij al bijzonder hoogleraar fysiotherapie. Het wassimpelweg de hoogste tijd voor een 'academische erkenning' vanfysiotherapie, vindt Van Meeteren. "De kwaliteitseisen van depatienten en de financiers zijn de afgelopen jaren enorm omhooggegaan, terecht overigens. Binnen de beroepsgroep is daar enormhard aan gewerkt. De fysiotherapie is nog gecomplimenteerd door ElsBorst voor de door de beroepsgroep in gang gezettekwaliteitsverbetering. Zo hebben we onder andere gewerkt aanverplichte nascholing, de ontwikkeling van evidencebased-richtlijnen en verschillende promotieonderzoeken. Met al hetgoede wat fysiotherapeuten doen zouden we in de gezondheidszorgtoch een meer 'nevengeschikte' positie moeten kunnenbewerkstelligen dan nu het geval is."

Ratten

"Tot nu toe had de fysiotherapie geen eigen, beroepsspecifiekeacademische studie", zegt Van Meeteren. Maar dat gaat nu dusveranderen. Van Meeteren verwacht dan ook dat op den duur defysiotherapeut een volwaardige academicus-behandelaar wordt.

Helaas heeft fysiotherapie af en toe te lijden van negatievepubliciteit. "Dan wordt weer eens aangetoond dat fysiotherapie nietwerkt bij dit of dat. Maar dat soort onderzoek rammelt vaak aanalle kanten. Wetenschappers zien fysiotherapie als eenconfectiepak, maar je kunt niet op iedereen met een en dezelfdeziekte dezelfde therapie toepassen. Zo werken fysiotherapeuten ookhelemaal niet. Stel dat je tien mensen behandelt die net eenheup-operatie hebben ondergaan. Als jij en ik die tien bekijken danzien we meteen dat een iemand heel clumsy loopt en iemand andersveel handiger is. Die onhandige persoon krijgt dan van defysiotherapeut natuurlijk een heel andere benadering dan diehandige, die misschien maar een keer langs hoeft te komen.Patienten met een en dezelfde ziekte is dus voor de fysiotherapeutgeen homogene groep. Evaluatieonderzoeken lijken daar echter vaakwel vanuit te gaan."

In zijn promotie legde Van Meeteren proefdieronderzoek onder deloep. Er bestaat namelijk veel onderzoek waar vraagtekens bij teplaatsen zijn, legt hij uit. Een voorbeeld: om het effect vantraining op spier- en functieherstel na zenuwbeschadigingen temeten, lieten wetenschappers ratten rennen in een tredmolen. Als dedieren niet renden kregen ze een lichte elektrische schok. VanMeeteren heeft er geen goed woord voor over. "Ratten zijnnachtdieren. Stel je voor dat je patienten 's nachts van hun bedlicht om ze vervolgens te dwingen oefeningen te doen. Dat isnatuurlijk geen goed model voor de praktijk. Terwijl als je ratteneen gewone tredmolen in hun hok geeft, ze vrijwillig 's nachts 'snachts gaan rennen, tot zelfs 20 kilometer per nacht."

In de nieuwe studie krijgen de fysiotherapeuten naast een flinkedosis methodologie dan ook vooral te maken met deberoepswerkelijkheid en de aannemelijkheid van theorieen. Ze lerenonder andere kritisch nadenken over proefopzetten. Maar academischdenken is niet het enige dat telt. Van Meeteren breekt een lansvoor een professionele, verzorgde uitstraling van fysiotherapeuten.Hij verwijst naar een artikel in het gerenommeerde tijdschrift NewEngland Journal of Medicine van enkele jaren geleden. Daarinbeoordelen artsen elkaar op hoe ze over komen. "Dat zoudenfysiotherapeuten ook moeten doen."

Veld

Het typeert Van Meeteren. Betrokkenheid en volledige toewijding.Hij verontschuldigt zich voor de tijdelijke 'uitdragerij' op zijnkamer. Langs een muur en onder de tafel staat een stel dozen. Hetwas niet eens opgevallen als hij er niets over gezegd had. "Ik leefvoor dit vak. Ik werk vele uren per week, werk en 'hobby' zijnvervlochten."

Betrokkenheid is iets wat fysiotherapeuten siert, stelt VanMeeteren. "Toen we begonnen met deze studie hebben we zo veelreacties gekregen. Het veld is heel enthousiast." Het KoninklijkNederlands Genootschap voor Fysiotherapie steunt de nieuweopleiding, moreel en financieel, en ook de zorgverzekeraarsreageerden 'enthousiast'. "Die zijn gebaat bij betere zorg omdathun clienten daarom vragen", zegt Van Meeteren.

Op 6 september zijn veertig fysiotherapeuten begonnen aan denieuwe studie. Alle deelnemers kennen 'het klappen van zweep' al,zoals Van Meeteren het zegt. Ze hebben een eigen praktijk of zewerken in het ziekenhuis. Het zijn dus bepaald geen verse studentendie beginnen aan de studie. Maar dat is juist goed, vindt VanMeeteren.

"Collega's die Fysiotherapiewetenschap willen gaan studerenmoeten zich eerst maar verwonderen in de kliniek: hoe zou dit ofdat werken? Die verwondering vervolgens doortrekken in de studiefysiotherapiewetenschap is belangrijk. Om er een uitspraak vanwijlen Piet Vroon bij te halen: Als je de hele dag in de treintoert, kun je alleen maar concluderen dat in Nederland allespoorbomen dicht zijn."

Rinze Benedictus

Universitaire huisvesting in beweging

'Het is niet uitgesloten dat Letteren of Rechten naar De Uithofverhuist'

Asbest in het Kruytgebouw, een laatste waarschuwingvoor de Juridische Bibliotheek, portocabins naast het Wentgebouw.De precaire staat van de universitaire huisvesting was de afgelopenmaanden niet weg te slaan uit de kolommen van het U-blad. Kort voorde zomer presenteerde directeur Huisvestingsbeleid Dries Berendsenzijn visie op de toekomst in een Contourennota. Een verhaal overindikken, renoveren en voorbij faculteitsgrenzen kijken.

Wie op dit moment uit veel te kleine kamers en overvollewerkgroepruimtes barst, zal het vreemd in de oren klinken, maar deuniversiteit heeft ruimte te veel. En volgens directeur DriesBerendsen van Huisvestingsbeleid niet zo'n klein beetje ook."Kijk", zegt hij, terwijl hij de grafiek pakt, die elders op dezepagina's staat afgedrukt, "we hebben de zaak doorgerekend en zijntot de ontdekking gekomen dat het beschikbare oppervlak inuniversitaire gebouwen door nieuwbouw in De Uithof en door aankoopin de binnenstad en op de Kromhout-kazerne de afgelopen tien jaarfors is gestegen. In diezelfde periode is het aantal studentenaanzienlijk gedaald en is het aantal medewerkers maar lichtgegroeid, zodat er per persoon aanzienlijk meer werkruimtebeschikbaar is gekomen. Ook uit een inventarisatie van defeitelijke ruimtebehoefte bij faculteiten en diensten blijkt dat weflink boven onze stand leven. Op basis van die inventarisatie eneen prognose van de studentenaantallen verwacht ik dat er dekomende jaren een ruimteoverschot van ongeveer vijftien procentgaat ontstaan. Het moet dus mogelijk zijn om ruimte af te stoten enwillen we de huisvestingskosten een beetje in de hand houden, danis dat ook onvermijdelijk. Vandaar dat wij volgend jaar zullenkomen met voorstellen om de huidige 300.000 m2 binnen tien jaar metzo'n tien procent terug te brengen."

Trans 2

De grote vraag is, wat Berendsen betreft, hoe en waar dieteruggang is te realiseren. In de binnenstad beschikt deuniversiteit weliswaar over panden die zonder veel problemenverkocht zouden kunnen worden, maar bij de faculteiten Letteren enRechten is eerder sprake van grote krapte dan van een overschot aangoed bruikbare ruimte. Precies omgekeerd is de situatie in DeUithof, waar verschillende onderdelen juist vrij ruim in hun jasjezitten. Maar indikken in de grote Uithof-kolossen levert hoogstenshier en daar een vrije verdieping op, en dat is niet het soortruimte waarvoor universitaire klanten in de rij staan. Berendsen:"De kunst is dus om te komen tot een zodanige herschikking vanfaculteiten en diensten dat we straks een hoeveelheid ruimteoverhouden, waarmee we ook echt wat kunnen."

Hoewel meerdere scenario's de ronde doen, verwacht hij dat desleutel voor een oplossing van het huisvestingsprobleem is tevinden in het Van Unnikgebouw, dat zijn leven in 1970 begon alsTrans 2. "Om te beginnen zitten er in dat gebouw nog een onderdeelvan Biologie, dat er op termijn uit moet. Daarnaast gaat SocialeWetenschappen een aantal verdiepingen vrijmaken. Tenslotte leeftbij de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen de wens om de huidigebehuizing te verruilen voor een plaats in de noord-west hoek van DeUithof. Men gaat een bestuurlijk cluster vormen metAardwetenschappen en delen van hun onderwijs en onderzoek zullenverder integreren. Met al deze bewegingen samen kun je in een klaphet halve Van Unnikgebouw vrijspelen. Dan praat je toch al gauwover zo'n 10.000 m2 vloeroppervlak. Als je dan bedenkt dat in detoekomst ook in het Kruytgebouw en wellicht in het Wentgebouw eenof meer verdiepingen vrij zullen komen, dan zit je al een aardigeind in de richting van wat wij willen besparen."

De vraag is echter wat te doen met een half Van Unnik en eenpaar verdiepingen Kruyt/Went. Berendsen ziet een aantal mogelijkeoplossingen. "Ten aanzien van het Van Unnik kijken wij naarmogelijkheden om de vrijkomende ruimte in dat gebouw - uiteraard naeen grondige renovatie - te verhuren aan de Hogeschool. Die zit nogsteeds met een aantal onderdelen in de binnenstad en wil op termijnverder concentreren in De Uithof. Mocht dat niet doorgaan, dan ishet denkbaar dat wij een deel van het Van Unnik aan de SSHoverdragen en geschikt laten maken voor studentenhuisvesting.Leegkomende verdiepingen in Kruyt en Went zouden we kunnen verhurenaan biomedische bedrijven en startende bedrijfjes, in vervolg ophet bedrijfsverzamelgebouw dat nu in aanbouw is."

Een heel andere optie is om een van de twee grotebinnenstadsfaculteiten Letteren of Rechten naar De Uithof te latenverhuizen. Hoewel Berendsen benadrukt dat zowel het college vanbestuur als het gemeentebestuur van Utrecht de twee faculteitengraag in de binnenstad zien blijven, waarschuwt hij dat een vertreknaar De Uithof van een van beide nog bepaald niet kan wordenuitgesloten. "Als de voorgenomen concentratie van onze huisvestingin de binnenstad planologisch of financieel niet haalbaar blijkt,dan zou een verhuizing van Letteren of Rechten naar het VanUnnikgebouw wel eens het enige alternatief kunnen zijn. Met alsbijkomend voordeel dat we dan een aantal vanuit het oogpunt vanbrandveiligheid volstrekt onbruikbare gebouwen in de binnenstadniet voor veel geld hoeven te renoveren."

De directeur Huisvestingsbeleid verwacht komend voorjaar meerduidelijkheid te kunnen geven. "Onlangs hebben we in eenContourennota de stand van zaken in kaart gebracht en een aantalalternatieven doorgerekend. We werken nu aan een Huisvestingsplanwaarin de zaak verder wordt uitgewerkt. Het zal nog wel even durenvoordat we zover zijn, maar als het aan mij ligt, moet dat plan --inclusief bestuurlijke keuzes -- over een half jaar klaar liggenvoor besluitvorming."

Erik Hardeman

Gastverblijven in Trans

Ook als Letteren als Rechten beide in de binnenstad blijven, dannog moeten de medewerkers en studenten rekenen op forseverschuivingen. In de visie van de afdeling Huisvestingsbeleid moethet op termijn komen tot een vergaande clustering van de tweefaculteiten. Voor Letteren wordt gestreefd naar een aaneengeslotencomplex tussen de Nobelstraat en de Wittevrouwenstraat met de Driftals hoofdader. Rechten, Economie en hun gezamenlijke bibliotheekzullen in de plannen worden geconcentreerd in panden rondom hetvoormalige Provinciehuis (Achter Sint Pieter en KrommeNieuwegracht). Gevolg is onder meer dat de huidige Letterenpandenaan de Kromme Nieuwegracht over zullen gaan naar Rechten.Waarschijnlijk blijft trouwens ook het complex Janskerkhof 2-3nodig voor de juristen. B&O tenslotte blijft gevestigd in hetvoormalige Physisch Lab aan de Bijlhouwerstraat. De meestopmerkelijke verandering ten opzichte van de huidige situatie vormthet voorstel om het Letterenbolwerk aan de Trans te schrappen.Volgens Berendsen valt het Transcomplex vanwege de steeds strengerwordende arbo-eisen op termijn niet meer te handhaven als kantoor-en onderwijsgebouw. "Denk bijvoorbeeld maar eens aan de volstrekteonmogelijkheid om je per rolstoel door het complex te verplaatsen."Vandaar dat de universiteit nu overweegt om de afscheiding tussende afzonderlijke huizen weer in ere te herstellen en er in detoekomst gastverblijven voor bezoekende hoogleraren en onderzoekersvan te maken.