Achtergrond

'Iedereen werkt zich uit de naad, maar de rek is eruit'

Studenten besluiten soms in augustus nog, waar ze inseptember gaan studeren. Aanmeldingscijfers laten zich dan ooknauwelijks voorspellen. Meestal lukt het toch om onverwachtefluctuaties op te vangen. Alleen voor de jonge en fors gegroeideopleiding economie dreigt het succes een probleem teworden.

"Het is prachtig wat we van de grond konden krijgen maar het zouvreselijk zijn als we aan ons succes ten onder gaan." Prof.dr.Peter de Gijsel is hoogleraar-directeur van de Utrecht School ofEconomics. Hij en zakelijk directeur Cisca van Wonderen zien zichaan het begin van dit studiejaar geplaatst voor de vraag waar ze inhemelsnaam alle 257 nieuwe studenten moeten laten die zich hebbenaangemeld. "We rekenden op 180", vertelt De Gijsel, "uit devooraanmeldingen bleek wel een stijging maar pas kort voorsluitingstijd begon het studentenaantal echt hard te groeien."

"Nu zijn we de vierde grootste opleiding in Utrecht, maar wehebben als enige geen eigen onderwijsruimte", voegt Van Wondereneraan toe. "Dat betekent dat we moeten shoppen bij de anderefaculteiten zoals rechten, maar die zitten zelf ook vol. Je ontkomter dan niet aan allerlei zaaltjes te huren, waar vaak weer geenenkele faciliteit is. Dan moeten docenten met beamers en laptopsgaan lopen slepen. Het is zelfs al voorgekomen dat een docent eenpapiertje moest laten rondgaan bij gebrek aan een bord om op teschrijven."

Overbelasting dreigt, aldus Van Wonderen. "Iedereen werkt zichuit de naad, maar de rek is er uit. Niemand is nog ingestort, maarwe hebben al wel een paar flinke huilbuien meegemaakt. Mensen dieroepen 'ik heb dingen beloofd aan de docenten maar ik weet niet hoeik het voor elkaar moet krijgen.'"

De Gijsel benadrukt nog eens dat iedereen ontzettend gemotiveerdis en keihard wil werken. "Maar er is nu wel erg veel extra druk opde docenten. Ze moeten met een heel nieuw curriculum starten inverband met de invoering van bachelor-master en ook nog eens al diestudenten onderwijs geven."

Ondertussen wordt van de studenten als gevolg van deruimteproblemen de nodige flexibiliteit gevraagd. "Pas de vrijdagvoor de colleges begonnen, kregen ze het definitieve rooster",vertelt Van Wonderen. "Ze moeten ook redelijk veel van hot naar herfietsen. En wat misschien nog wel vervelender is, wordt hetzelfdecollege niet elke week in dezelfde zaal gegeven. Dat gaatgegarandeerd mis. Het is allemaal heel klungelig tegenoverstudenten. We vragen nogal wat van ze, maar de faciliteiten om hetook goed te doen zijn minimaal. Ik heb nu ruimte gehuurd bij deHogeschool voor de Kunsten maar dat is ook nog te weinig." VanWonderen zou graag zelf de commerciele markt opgaan, "dan was hetmorgen geregeld", zegt ze. Maar die vrijheid heeft ze niet.

Het succes van de opleiding laat zich ook afmeten aan het feitdat er voor dit jaar zes nieuwe hoogleraren zijn geworven. Vierzijn er al begonnen, de vijfde zit in de pijplijn en de zesde wordtgezocht. Dat betekende dat de staf uit het gebouw begon te barsten.Binnen de universiteit was geen geschikte vervangende locatievoorhanden. Gelukkig werd er op de valreep een nieuw pand gevondenaan het Vredenburg. Ongeveer boven Prenatal en de leer- ensuedeshop op de hoek. Geen tegenslag bleef de economen echterbespaard. "Iedereen stond al bijna klaar om te verhuizen", verteltDe Gijsel, "en toen bleek dat we helemaal niet waren aangesloten ophet universitaire netwerk. Foutje van de universitaireinformatiseringsafdeling." Van Wonderen: "Gevolg is dat wegedwongen zijn om de verhuizing in tweeen te splitsen. HetStudiepunt moet nog aan de Drift blijven, omdat ze anders domweg destudenten niet kunnen helpen."

Achterliggende oorzaak van alle ellende is de onduidelijkeplaats van de opleiding in de universitaire organisatie, denken VanWonderen en De Gijsel. Domeingerichte economie is gelinkt aan vierfaculteiten waardoor de opleiding min of meer tussen vierfaculteiten in zweefde. Met de oprichting van de Utrecht School ofEconomics heeft de opleiding weliswaar een eigen gezicht gekregenmaar van gelijkwaardigheid met de faculteiten is geen sprake. "Jewordt gewoon vergeten", zegt Van Wonderen. "We worden niet goedgeinformeerd terwijl we wel aan allerlei verplichtingen moetenvoldoen."

Ze hoopt dat dat verbetert wanneer economie, rechten enbestuurs- en organisatiekunde een cluster gaan vormen in het kadervan de bestuurlijke vernieuwing. Wat studentenaantallen betreftzouden ze het bij economie graag op 250 houden. "Meer kunnen wewegens gebrek aan capaciteit en middelen niet behappen ", zegt DeGijsel.

Alette van Doggenaar

Het is zelfs al voorgekomen dat een docent een papiertje moestlaten rondgaan bij gebrek aan een bord om op te schrijven

Groeiers en krimpers

Ook andere faculteiten hebben te maken met onvoorzienefluctuaties in de studentenaantallen. Net als economie groeitGodgeleerdheid flink. De vooraanmeldingscijfers geven een groei tezien van 40 naar 70 studenten maar volgens directeur Haan liggen dewerkelijke getallen hoger. Echte problemen geeft dat echter niet."Het leeuwendeel van de groei komt op rekening van dedeeltijdstudenten. En aangezien die vaak veel langer over de studiedoen waardoor alles niet zo strak gepland hoeft te worden is datmakkelijker op te vangen. Af en toe moeten we een noodmaatregeltreffen. Dan moet iemand bijspringen in de begeleiding vanwerkgroepen. Maar dat is goed te doen."

Ook Farmacie is fors gegroeid. Van 105 naar 168 studenten. "Heellastig met plannen", zegt opleidingsdirecteur De Boer. "Gelukkigzijn de nieuwe portocabins bij het Wentgebouw net geopend, metdaarin tien onderwijsruimtes." Toch is enige aanpassingonvermijdelijk. "Vorig jaar zijn we gestart met kleineonderwijsgroepen onder leiding van tutoren", vertelt De Boer. "Numoeten we toch gaan morrelen aan de groepsgrootte. In het eerstejaar hanteerden we nog een maximum van acht studenten, dit jaar isdat opgehoogd naar twaalf."

Natuurkunde daalt dit jaar van 100 naar 85 eerstejaars. Toch isdirecteur Van der Weg best tevreden. Althans in het licht van delandelijke trend die over de hele linie dalend is. "We zitten aljaren op ongeveer tachtig a negentig waarmee we de grootste vanNederland zijn. Die honderd was eigenlijk een onverwachteuitschieter naar boven." Natuurlijk is het zorgelijk dat het aantalnatuurkundestudenten dalend is, vindt Van der Weg. "Maar ook geziende capaciteit in het Minnaertgebouw en gezien het feit dat weovergaan op intensievere begeleiding in het nieuwe bachelor-mastercurriculum is een aantal van 85 helemaal niet slecht."

Ook Informatica ziet zich geconfronteerd met een daling.Onderwijsdirecteur Bijlsma krijgt dit jaar 86 studenten dieinformatica als eerste studie doen tegen 112 vorig jaar. Maareerlijk gezegd komt dat wel goed uit. "Als de daling niet hadingezet hadden we pas echt grote problemen gehad. Toenstudentenaantallen stegen hebben we de staf niet evenredig kunnenuitbreiden vanwege een overspannen arbeidsmarkt en dat is nu maargoed ook. Veel scholieren worden op dit moment afgeschrikt doorberichten over de dalende Nasdaq en de malaise in de ICT-branche",denkt Bijlsma. "Er zijn nu eenmaal opleidingen die heelconjunctuurgevoelig zijn. Dat geldt voor Informatica enwaarschijnlijk ook wel voor Economie. Bovendien hebben alle nieuwestudies een zeker mode-effect. Studenten denken dan 'het is ietsnieuws dus daar zal wel behoefte aan zijn'. Een jaar later is dateffect weer uitgewerkt en daalt het aantal aanmeldingen weer."Hoeveel studenten er daadwerkelijk in september aan de studieInformatica beginnen is nauwelijks te voorspellen, aldus Bijlsma."De vooraanmeldingen gaven dit jaar een daling te zien van 60procent. Dat is niet uitgekomen. Studenten geven zich steeds laterop. Dit jaar liepen er in augustus mensen door het gebouw diezeiden, misschien kom ik volgende week wel studeren. Dat is lastigmet plannen. Maar we hadden het toch vrij aardig geraden. Problemenzijn er dus niet."

De leraren hebben er geen zin meer in

Etterende pubers, steeds veranderendeonderwijsmethodes, fuserende scholen, hoge werkdruk en een slechterelatie met de schooldirectie. Dat zijn volgens Joan van Horn devoornaamste oorzaken voor het relatief hoge ziekteverzuim in hetonderwijs. Helaas hebben we het hier niet over een griepje, maarover een enorme variatie aan psychische klachten. Het gevolg is datvelen het onderwijs verlaten en dat het probleem alleen maar ergerwordt.

Het leraarschap is een luizenbaan, wordt wel eens gekscherendgezegd. Want in welke beroepsgroep heb je nou zoveel vakantie alsin het onderwijs? Toch is voor een toenemend aantal docenten diezondvloed aan vakantiedagen niet genoeg om de batterij weer op teladen. Een gevolg van scheve verhoudingen tussen investeringen enopbrengsten, vindt psychologe Joan van Horn: "Leraren hebben steedsvaker het gevoel dat hun inspanningen te weinig opleveren en dat zealleen staan in hun gedrevenheid. Daarnaast moeten ze voldoen aansteeds veranderende doelen en volgens voortdurend veranderendelesmethoden doceren. Als leraren het gevoel hebben dat huninspanningen niets opleveren kunnen ze op langere termijn opgebrandraken."

Burnout komt vooral voor in hulpverlenende beroepen, waarinfrequent en intensief met mensen gewerkt wordt. En dan ook nog eensbij de meest toegewijde werknemers. "Het begint allemaal met eenflinke dosis frustratie over het werk zelf", legt Van Horn uit."Docenten haalden in het verleden hun voldoening uit demaatschappelijk waardering voor het leraarschap en een redelijkstabiel onderwijssysteem. Dat is de laatste jaren veranderd.Scholen moeten fuseren en leerdoelen worden continu van hogerhandgewijzigd. Daarnaast heb ik ook gemerkt dat de agressie op scholenenorm is toegenomen. Op een gegeven moment is het over: de altijdzo toegewijde docent kan 't gewoon niet meer aan. Die emotioneleuitputting is in feite het meest kenmerkende symptoom. De gedachteom weer naar school te moeten na de vakantie is op zichzelf alziekmakend. De andere symptomen zijn een sterk verminderdebetrokkenheid en het twijfelen aan je eigen competentie. Deopgebrande docent vraagt zich uitgeput af of hij nog wel geschiktis voor het onderwijs."

Argwanend

Er is in het verleden al heel veel geschreven over hetverschijnsel burnout, maar de meeste onderzoeken beschreven deAmerikaanse situatie. In Nederland was er nog maar weinig onderzoeknaar gedaan. Van Horn ontwikkelde een vragenlijst die volledig opde Nederlandse situatie was toegespitst en benaderde scholen voormedewerking. Maar de deur stond niet overal wagenwijd open,integendeel zelfs. "Men had heel sterk de houding van: 'Wat zit ervoor ons in?' De docenten benaderden ons aanvankelijk heelargwanend. Toen vonden we dat wel vreemd, maar later kwamen we erachter dat veel problemen bij het lerarencorps voortkomen uit eenslechte werkverhouding met de schooldirectie. Op een school was desituatie zelfs zo gespannen dat men het vertrouwen in de directiehad opgezegd. Voor ons natuurlijk een moeilijke situatie, wantdiezelfde directie had ons binnengehaald. Kortom, de mensen dieonze vragenlijsten in moesten vullen zagen ons als verlengstuk vandie probleemdirectie en waren dus heel moeilijk te enthousiasmeren.Maar uiteindelijk hebben we ons onderzoek goed uit kunnenvoeren."

De onderzoeksgroep bezocht scholen uit het basis-, speciaal- envoortgezet onderwijs alsmede uit het VBO en MBO (voorbereidend enmiddelbaar beroepsonderwijs). Er bleek een behoorlijk verschil tebestaan tussen docenten die buiten de Randstad werkzaam zijn endocenten die in de grote steden lesgeven. Het burnout-percentagewas vele malen groter in de Randstand. Daarnaast is het aantalopgebrande leraren in het voortgezet onderwijs hoger dan in hetbasisonderwijs en lijken oudere docenten een groter risico tehebben op burnout dan jongere. Opmerkelijk, want in Amerika zijnhet juist de jongere docenten die instorten: de zogenaamde 'earlycareer burnout'. Verder bleek dat Nederland samen met Finlandkoploper is in Europa. Hoe vallen deze cijfers te verklaren?

"In de eerste plaats heeft het verschil tussen Amerika enNederland te maken met het onderwijssysteem", legt Van Horn uit."In tegenstelling tot in Nederland worden jonge docenten in Amerikaniet begeleid, waardoor de kans op afknappen wat groter is. InNederland lijkt het meer een slijtageslag. Oudere docenten rakenlangzaam opgebrand en kunnen het op een gegeven moment niet meeraan. Het onderwijssysteem is de laatste jaren veranderd en ook deautonomie van het lerarencorps, hetgeen beschouwd wordt als de kernvan het leraarschap, is behoorlijk ingedamd. Door aan de ene kantde schaalvergroting -- een mooie naam voor verregaande samenwerkingtussen scholen onderling -- en aan de andere kant de doorlopendewijzigingen in methodes. Maar dat verschil heeft ook te maken metde definitie van burnout die men hanteert en hoe ergediagnosticeerd wordt. In Amerika lijken mensen sneller de termburnout te gebruiken als het gaat om een tijdelijke vermoeidheid.In Amerika hebben docenten dan ook hogere burnoutscores dan inNederland. In Nederland heeft de term een wat zwaarderelading."

Integreren

Het verschil tussen Randstad en platteland is niet heel moeilijkte verklaren. Op het platteland is de leraar nog een notabeleterwijl hij in de moeilijke allochtone buurten in de grote stedenveelvuldig agressief wordt bejegend. Opmerkelijk genoeg denkt depromovenda dat dat probleem zichzelf weer zal oplossen. "Ja, ikgeloof dat het een kwestie van tijd is. Het is het bekende'tweede-generatieprobleem'. Ga maar na: de groepen Antillianen enSurinamers zijn nu ook veel meer aangepast aan de Nederlandsemaatschappij dan twintig jaar geleden. De Marokkaanse kinderen dienu problemen veroorzaken zitten tussen twee culturen, die van hunouders en die van de Nederlandse maatschappij. Ik denk dat hunkinderen al veel meer geintegreerd zullen zijn in de Nederlandsesamenleving. Daar maak ik me eerlijk gezegd niet zo veel zorgenover. Wat wel zorgelijk is, is de hoge werkdruk en het imago vanhet leraarschap. Dat heeft natuurlijk met elkaar te maken, want alshet leraarschap populair was geweest was er geen tekort. Het is eenkwestie van geld. Misschien is het een idee om assistenten in dedrukke periodes, zoals rapportvergaderingen of ouderavonden, bij telaten springen."

"Als ik een vervolgonderzoek zou mogen uitkiezen zou ik despecifieke factoren die maken dat die werkdruk zo hoog is, eensonderzoeken", besluit Van Horn. "Ik denk dat veel problemen op hetcommunicatieve vlak opgelost kunnen worden. Uiteindelijk gaat hetom onbegrip tussen twee partijen dat een idee vanonrechtvaardigheid in de hand werkt. Je ziet nu in hetbedrijfsleven dat problemen bespreekbaar gemaakt worden. Dietendens moet zich doortrekken naar het onderwijs. Pas als eendocent kan toegeven dat er een klas is die hij niet aankan en ervervolgens door de directie ook iets aan het probleem gedaan wordt,zal dat idee van onrechtvaardigheid afnemen. Volgens mij heelrelevant, want het is voor alle partijen beter om psychischeklachten voor te zijn. Er is steeds meer geld nodig om de kostenvoor zieken en arbeidsongeschikten op te brengen. We kunnen zebeter aan het werk houden."

Bas Bruin

Zij-instromers

De situatie in het Nederlandse onderwijs is er de laatste jarenniet beter op geworden, vindt Van Horn. "Klassen worden groter ener komen weinig nieuwe leraren bij. Er is een enorm lerarentekortop dit moment. Voorspeld wordt dat er, om aan de vraag te kunnenvoldoen, in de komende tien jaar een jaarlijks aantal van 8500basisschoolleraren nodig is en 5500 voor het voortgezet onderwijs.Op een gegeven moment wilde het Ministerie van Onderwijs het tekortaan leraren reduceren en haalde het mensen uit het bedrijfsleven omvoor de klas te gaan staan. Die zogenaamde zij-instromers kregeneen korte cursus en gingen vervolgens net zoveel verdienen als hunlangdurig geschoolde collega's. In feite zeg je hiermee datiedereen met een beetje werkervaring met een korte opleiding docentkan worden. Het gevolg was alleen maar nog meer frustratie en nogmeer schade aan het imago van het beroep."

'Newton was echt niet duizend keer belangrijker dan Huygens'

'Newton was echt niet duizend keer belangrijker danHuygens'

Wie in 1962 voorspeld had dat Albert van Helden veertig jaarlater een van 's werelds erkende Galilei-specialisten zou zijn, zouvreemd zijn aangekeken; niet in de laatste plaats door debetrokkene zelf. De bachelor van het Stevens Institute ofTechnology was op weg naar een ingenieurstitel en daarna naar eendegelijke baan bij autofabrikant Ford in Detroit. Na twee jaar hadhij genoeg van de fabriek. De in 1940 in Scheveningen geboren VanHelden, die na zijn emigratie in 1955 Amerikaan werd, ging lievergeschiedenis studeren in Michigan.

"Daar was ik tussen al die alfa's een van de weinige studentenmet een technische achtergrond. Vandaar dat ik als vanzelf in dewetenschapsgeschiedenis terecht kwam. Als ingenieur was ikuiteraard geinteresseerd in de wisselwerking tussen wetenschap entechniek en daarom ben ik me geleidelijk steeds meer gaanconcentreren op de zestiende en zeventiende eeuw."

Telescoop

De ontwikkeling in die twee eeuwen wordt wel samengevat onder denoemer 'de mechanisering van het wereldbeeld ', naar de titel vanhet boek van Eduard Jan Dijksterhuis, de eerste hoogleraargeschiedenis van de wetenschap in Utrecht. God, die aanvankelijkals eerste beweger van al wat beweegt, boven elke verdenking stond,moest in die periode geleidelijk wijken voor een puur wiskundigebeschrijving van natuurlijke processen. Die ontwikkeling kreeg eenbelangrijke impuls door het gebruik van de telescoop, eenNederlandse uitvinding die dankzij de Italiaanse geleerde Galileigrote faam kreeg. In een artikel voor de American PhilosophicalSociety noemde Van Helden diens sterrenkijker uit 1609 zelfs 'hetprototype van een modern wetenschappelijk instrument'.

"Wat zo belangrijk was aan de telescoop was niet alleen dathemellichamen zoals de maan opeens heel groot en duidelijkzichtbaar waren. Veel opmerkelijker was dat ook nieuwehemellichamen werden ontdekt, zoals de vier manen van Jupiter diemet het blote oog niet zijn waar te nemen. De wetenschap was in dietijd nog gestoeld op het uitgangspunt van de Griekse filosoofAristoteles dat uitsluitend zintuiglijke waarneming nieuwe kenniskon opleveren. Maar Aristoteles had niets gezegd over objecten dieje met het blote oog niet kon waarnemen. Dus dat was eenprobleem."

De kwestie was des te belangrijker omdat het traditionele beeldvan de aarde als middelpunt van het heelal steeds meer onder drukkwam te staan. In 1543 had de Poolse kanunnik Nicolaas Copernicusde stelling geponeerd dat de aarde om de zon draait, in plaats vande zon om de aarde. Zo lang observaties van de hemel alleen met hetblote oog plaats vonden, konden de kerk en de gevestigde wetenschapdie opvatting nog afdoen als onbewijsbare ketterij. Maarwaarnemingen met de telescoop maakten aannemelijk dat Copernicuswel eens gelijk kon hebben. Daarmee werd ook het fundament onder detraditionele wetenschapsopvatting weggetrokken, aldus Van Helden."Galilei heeft met zijn telescoop dus niet alleen een belangrijkerol gespeeld in het kosmologische debat in zijn tijd, hij heeft ookde manier waarop over wetenschap werd gedacht en hoe het werdbedreven in een stroomversnelling gebracht."

Huygens

Sinds Van Helden in 1970 ging doceren aan Rice University inHouston, heeft hij zich vooral bezig gehouden met ontwikkelingen inde wetenschap buiten Nederland. Dat ondanks zijn grote interessevoor Christiaan Huygens, Nederlands meest gerenommeerdezeventiende-eeuwse natuurkundige. Nu hij na ruim dertig jaar terugis in zijn geboorteland, hoopt hij die lacune op te kunnenvullen.

"Eigenlijk ben ik indertijd een beetje ontspoord van Huygensnaar Galilei, maar sinds ruim tien jaar houd ik me weer meer met degeschiedenis van de Nederlandse wetenschap bezig. Ik vind datbelangrijk, omdat er in mijn vak sprake is van een veel teeenzijdige gerichtheid op Engelse ontwikkelingen. Dat krijg je metal die Amerikaanse wetenschapshistorici die hun talen niet spreken.Die gaan zich al snel met Engelsen bezig houden. Newton was echtniet duizend keer zo belangrijk als Huygens. Toch wordt in deAngelsaksische wereld duizend keer zoveel gepubliceerd over Newtondan over Huygens. Die verhouding ligt dus wel heel erg scheef.

"Nederland is daar zelf overigens ook schuld aan. Historischgezien is de wetenschap hier lange tijd heel groot geweest, maar erzijn heel weinig Nederlandse wetenschapshistorici en die zijn ooknog eens erg bescheiden. Daar wil ik de komende jaren iets aandoen. Vandaar mijn plannen voor een tweetalige Huygens-website,vergelijkbaar met het Galileo-project, dat ik de afgelopen negenjaar in Rice heb ontwikkeld.

Met die site, die in 2004 in de lucht moet zijn, wil ik Huygensen de geschiedenis van de wetenschap in Nederland internationaalwat meer bekendheid geven. Tot ik in 2005 met pensioen moet, wordtdat een van mijn belangrijkste projecten in Utrecht. Ik wil daarook studenten aan mee laten werken. Er worden door studenten veelscripties geschreven, waarin leuke dingen staan. Maar die liggen ineen kast, waar niemand ze leest. Dan denk ik: zet die leuke dingentoch op het web."

Geouwehoer

Relativeren zit de 62-jarige Van Helden in het bloed. Dat blijktook als hem gevraagd wordt naar zijn appreciatie van Utrecht naruim dertig jaar Rice. "Ach, wat zal ik zeggen? Ik heb het inHouston altijd erg naar mijn zin gehad. Rice is een beetje eenexclusieve, private, rijke universiteit met heel goede studenten.Het is heel klein en lijkt qua sfeer wel een beetje op hetUniversity College. Het leuke was dat je er lunchte metscheikundigen, met sociologen en met lui van de Business School,die allemaal in de Faculty Club aten. Ik kende iedereen. Vergelekendaarmee zit ik hier bij Natuurkunde meer geisoleerd. Ik moet hierecht mijn best doen om contact te blijven houden met collegae vanandere faculteiten. Maar de keerzijde van die mooie medaille inRice was dat het daar wel heel vaak ging over wie het meestverdiende en welke universiteit er nou beter was, Rice, Emory,Vanderbilt of toch Princeton. Die discussie kwam voortdurend terug.Dat soort geouwehoer hoor je hier gelukkig nooit. Dat vind ik eenheel groot voordeel van Nederland."

Het Galilei-project is te vinden op http://es.rice.edu:80/ES/humsoc/Galileo

Transparant

Veritas en Unitas geschokt door sancties

Veritas en Unitas zijn geschokt door de hardesancties die de universiteit de twee gezelligheidsverenigingenheeft opgelegd. Veritas denkt dat niet alleen de feiten maar vooralde publieke opinie een grote rol heeft gespeeld in debesluitvorming van het college van bestuur. Unitas zou graag inberoep willen gaan tegen de opgelegde sanctie.

De Universiteit Utrecht heeft voor het eerst in haargeschiedenis alle banden verbroken met een studentenvereniging.Veritas mag dit collegejaar niet naar universitaire bijeenkomstenen plechtigheden. Ook is de subsidie van 59.000 euro ingetrokken.Een deel hiervan, de bestuursbeurzen, kan met terugwerkende krachtalsnog verkregen worden als de eerstkomende introductie van Veritasvlekkeloos verloopt.

Wat betreft Unitas zijn de bestuursbeurzen van circa 25.000 euroopgeschort. Als de studentenvereniging voor volgend jaar maart eenvoorstel voor aanpassing van de introductie voorlegt, dat degoedkeuring van de universiteit draagt, worden de bestuursbeurzenalsnog uitgekeerd.

Veritas heeft een zwaardere straf gekregen, omdat deuniversiteit drie jaar op rij klachten ontvangt over haarintroductie. Bovendien vindt de universiteit dat Veritasonvoldoende doordrongen is van de ernst van de situatie.

Preses M. Kort van Veritas zegt de klachten wel serieus te nemenen zegt de zaak intern te gaan onderzoeken. Kort blijft echter bijhaar standpunt dat de Veritijnen een verantwoorde introductiehebben gelopen. Zij denkt dat de publieke opinie een te grote rolheeft gespeeld bij het oordeel van de universiteit.

Bij Unitas is de straf ook hard aangekomen. Rector P. vanGeffen, vindt de opgelegde sanctie erg zwaar. Of het terecht is, isvolgens hem nog niet bewezen. Hij noemt het jammer dat Unitas nietde mogelijkheid is geboden om tegen de beslissing in beroep tegaan, temeer omdat de vereniging drukdoende is met een eigenonderzoek. "Dat was misschien wel zo netjes geweest."

De suggestie dat het college van bestuur wellicht overhaasteconclusies trekt, wijst de woordvoerder van de universiteit J.Kessels, direct van de hand. In totaal zijn vorige week 15 tot 20aspirantleden intensief gehoord en zijn de klachten aan debetrokken besturen voorgelegd. Een deel van de voorvallen is toenherkend en erkend. Kessels benadrukt verder dat de publieke opiniegeen rol in de besluitvorming heeft gespeeld.

Zo acht het college van bestuur dat is bewezen dat aspirantledenflauwvielen als gevolg van het introductieprogramma, dat ze tegenhun wil moesten eten, dat ze geen vrije toegang tot de toilettenhadden en dat zij blootstonden aan ernstige verbale intimidatie."De garanties die de veiligheid en gezondheid van aspirant-ledenwaarborgen zijn met voeten getreden." aldus collegevoorzitter J.Veldhuis.

Uit het onderzoek is overigens niet gebleken dat aspirantledenvan Veritas ingesmeerd zijn met poep en dat Unitas leden tijdenszangles met lakens waren vastgebonden.

Het bestuur van Veritas buigt momenteel het hoofd hoe hetfinanciele gat gedicht moet worden. Ondertussen gaat hetvereningsleven gewoon door, want volgens Kort hebben zo'n 350nieuwe leden al heel wat mooie avonden samen doorgemaakt. Dat datnergens te lezen is, vindt ze zuur.

CN

'Zolang je er achteraf maar om kan lachen'

Al heet het tegenwoordig Kennismakingstijd, bij degezelligheidsverenigingen als Veritas en Unitas wordt nog gewoonouderwets ontgroend. De stelling 'hoe vervelender de introductie,des te leuker je verenigingstijd' lijkt nog steeds op te gaan.Hoewel de KMT volgens een draaiboek verloopt, vallen de verplichtebezoekjes aan een dispuut of jaarclub hier buiten. En daar vallende klappen.

Hein Lodewijkx is sociaal-psycholoog en zegt niet erg onder deindruk te zijn van de verhalen over de afgelopen Kennismakingstijd(KMT). Veritas zou zich bijvoorbeeld te buiten zijn gegaan aan hetopsluiten van nuldejaars, hen verplicht hebben levertraan tedrinken en bruistabletten te eten en hen op strafappel hebben latenstaan waarbij nuldejaars zijn flauwgevallen.

Volgens Lodewijkx zijn de verhalen niet extremer dan die hijzelf een aantal jaren geleden heeft gehoord. "Ik heb voorbeeldengehoord, waarbij nuldejaars een brug over de gracht met eentandenborstel moesten schoonmaken. Maar ik weet niet of dat eenBroodje Aap verhaal is geweest."

De verhalen van Lodewijkx hoorde hij toen hij halverwege dejaren negentig onderzoek deed naar de ontgroening bij twee nietnader te noemen studentenverenigingen. Hij onderzocht zowel eenmilde als een zeer extreme ontgroening en ontdekte dat in beidesituaties de aspirant-leden elkaar opzochten en met elkaar eenhechte groep vormden. Het nut van een pittige ontgroening ziet hijdan ook niet in. Mensen zoeken elkaar altijd op in een bedreigendesituatie met als doel om hun onzekerheden en angsten teverminderen, zegt hij. Dat doen ze ook als een introductie ludieken vrolijk is, zoals bij Biton. Hij bestrijdt de stelling dat deverenigingstijd leuker is naarmate de ontgroening vervelender is,wat veel verenigingsleden nog steeds zeggen.

Zo ook door een Veritijn, die liever niet met zijn naam in dekrant komt. Hij stelt dat het pas leuk wordt, als het van te vorenniet leuk was. De omslag tijdens de Kennismakingstijd is volgenshem geweldig. Ergens aan het eind van de introductie is het feest.Het schelden en sarren is dan voorbij. De ouderejaars mag jeaanspreken met de voornaam en samen drink je een biertje.

Hijzelf heeft de beste vrienden aan de KMT overgehouden, zegthij. Maar natuurlijk heeft hij als nuldejaars ook flink gebaaldtijdens zo'n bezoek aan een dispuut of jaarclub. Maar zolang je erzelf achteraf om kan lachen, zijn de leden niet te ver gegaan,vindt hij. Niet ieder aspirant-lid ziet echter de lol in van eenkamp waar straffe regels gelden, strakke hierarchie heerst en waarje toegeschreeuwd wordt.

De Veritijn heeft herhaaldelijk gehoord dat afhakers tijdens hetkamp in het busje richting station baalden toen ze hoorden dat watze tot dan toe hadden meegemaakt allemaal een toneelstuk was en dathet na de omslag alleen maar leuk was.

Het hele ontgroeningstoneelstuk is opgenomen in een draaiboek,zegt de Veritijn. Er wordt niet zomaar iets gedaan. Daar zit zesmaanden voorbereiding in. Maar niet alles staat in het draaiboek,want tijdens de binnendagen ga je als aspirant-lid twee keer inkleine groepjes op bezoek bij een jaarclub of dispuut. Die bezoekenvinden vaak plaats bij leden thuis en duren zo'n vijf uur.

Het Veritas-lid geeft toe dat niet iedereen het treft. Dat wilzeggen, dat sommige aspirant-leden tijdens hun bezoekje flinkmoeten afzien, voordat 'de omslag' komt en het gezellig wordt. DeVeritijn vertelt niet wat de nuldejaars dit keer bij zijn jaarclubmoesten doen. Wel wil hij zeggen dat ze daarna heerlijk friethebben gegeten. Natuurlijk doet hij tijdens zo'n avond 'ook bitchy'tegen aspirantleden . dat hoort erbij.

De preses van Veritas heeft de leden op voorhand benadrukt dater tijdens die bezoekjes aan hun jaarclubs en disputen niks maggebeuren, omdat ze anders hun geld van de universiteit kunnenkwijtraken. Iedereen heeft een contract ondertekend dat er geenlichamelijk geweld mag worden gebruikt, dat er niet gescholden magworden op persoonlijke kenmerken en dat je een aspirant-lid nietvies mag afleveren.

Hieruit blijken de goede voornemens, maar in de praktijk is ditmoeilijk controleerbaar. Want iedereen is vrij te bedenken wat zedie vijf uur met de eerstejaars gaan doen. En dan is hetgebruikelijk dat ouderejaars kijken hoever ze kunnen gaan en hoeverde aspirant-leden zelf willen gaan. In dit rijtje passen wellichtzaken als het likken van schoenen, het insmeren van poep in hethaar en het drinken van smerige drankjes. De bedoeling is welvervolgens dat de ouderejaars ingrijpen als een eerstejaars te vergaat.

Het Veritaslid komt met een voorbeeld. Een ouderejaars schopteen bal in de Oudegracht en sommeert een nuldejaars die bal te gaanhalen. Op het moment dat het aspirant-lid ook daadwerkelijkoverstag gaat en een duik wilt nemen, moeten de ouderejaars denuldejaars tegen houden.

Op de vraag of de term KMT niet een beetje misleidend is,antwoordt de Veritijn met een anekdote die nog steeds de ronde doetop de societeit. Een nuldejaars arriveerde met gitaar op het kampen zag zichzelf al liedjes zingen rond een kampvuur. De jongen inkwestie is afgehaakt.

Carina Nijssen

Utrechtse studenten fungeren als Olympisch uithangbord

De huidige Olympische Spelen zijn ver verwijderd van hunoorspronkelijke idee. De televisie regeert het wedstrijdschema. Deorganiserende stad heeft als enige doel om er zelf beter van teworden. En de sportwedstrijden tijdens de spelen zijn meestal ookgeen voorbeeld van fair play en zuiverheid, met als meest recentevoorbeeld het schandaal rond de jurering van het ijsdansen in SaltLake City. Toch bedoelden de oude Grieken en de grondlegger van demoderne spelen Baron De Coubertin, dat ooit heel anders. De Spelenzijn, volgens een voormalige voorzitter van het InternationaalOlympisch Comite, vooral bedoeld om te ontdekken dat alle mensenbroeders zijn.

De idealen van het Olympisme, zoals fair play en gelijke kansenvoor iedereen, worden echter nog steeds uitgedragen. In de plaatswaar de klassieke Spelen werden georganiseerd, Olympia inGriekenland, staat de Olympische Academie die zich met niets andersbezighoudt. Elk jaar organiseert die academie een internationalebijeenkomst waar jonge mensen uit de Olympische beweging onderwijskrijgen en discussies voeren over de Olympische gedachte. Dezezomer bestond de Nederlandse afvaardiging uit de twee Utrechtsepedagogiekstudenten Bjoern Geerts en Davina de Vos.

Geerts en De Vos brachten twee weken door op klassieke bodem ennamen deel aan de 42ste Internationale sessie voor studenten van deOlympische Academie, zoals de officiele naam luidt. Aan hunuitzending door het Nederlands Olympisch Comite (NOC) ging eensollicitatieprocedure vooraf. Alle Nederlandse studie's die ietsmet sport van doen hebben, waren door het NOC aangeschreven. De Vosen Geerts, beiden student Sport, Bewegen en Beleid waren getiptdoor hun begeleider. Ze kenden elkaar alleen van gezicht, want DeVos zat een jaar hoger. Ze solliciteerden zonder het van elkaar teweten, maar zijn inmiddels behoorlijk verbroederd.

Sekte

Voetballer Geerts had een grote voorsprong op zijnmedesollicitanten. Hij is afgestudeerd sportleraar en heeft al inNederlandse achterstandswijken sportlessen gegeven en opgezet.Bovendien had hij voor het NOC al als vrijwilliger een half jaar inzwarte townships in Zuid-Afrika docenten geleerd hoe ze hungymlessen moeten opzetten. De Vos bleek echter ook goed genoeg alsbestuurslid van de triatlonvereniging Rijnmond. Ze is nu binnen degemeente Utrecht bezig met een project om leerlingen van hetVoortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs aan het sporten te krijgen.Onder de andere aanwezigen in Griekenland waren veel sportleraren,maar ook studenten die er al een topsportcarriere op haddenzitten.

In Griekenland stonden natuurlijk de nodige toeristischeuitstapjes op het programma, maar de studenten waren vooral drukmet het volgen van hoorcolleges en werkgroepen over het Olympisme.Daarna was er tijd voor sport en veel sporttoernooitjes. De avondenwaren bestemd voor internationale verbroedering tussen de ruimtweehonderd studenten.

Die verbroedering is in elk geval goed gelukt. De Vos: "Zehadden ons vooraf gewaarschuwd dat we in een soort sekte terechtzouden komen. Maar dat was helemaal niet zo. We waren wel heelhecht. Maar dat is logisch, want je zit met tweehonderd man op eenklein stukje grond en je bent zeventien uur per dag intensief metelkaar bezig."

Voor het NOC moeten de twee een evaluatie schrijven van hunervaringen in Griekenland. De andere voorwaarde was dat de tweepedagogiekstudenten allebei een lessenserie over de Olympischegedachte voor het lager onderwijs zouden schrijven. Daar zijn ze nuheel druk mee bezig. Ze verwachten dit jaar nog twee of drie keeringezet te worden als officiele vertegenwoordigers van deOlympische Academie.

Geerts blijkt de meest uitgesproken aanhanger van het Olympisme.Fair play, sporten op het niveau dat bij jou past en het beste uitjezelf halen, zijn voor hem de belangrijkste elementen uit deOlympische filosofie. Dat de Olympische Spelen door het grotepubliek op dit moment vooral worden gezien als een hele grotesportwedstrijd, vindt Geerts jammer. Geerts: "Topsport is vermaak,maar eigenlijk is dat maar een heel klein onderdeel van de sport.Negen procent van alle sporters houdt zich bezig met topsport."Veel meer mensen zijn betrokken bij breedtesport. Die breedtesportis belangrijk voor de maatschappij, vindt Geerts. "Je kunt er jeenergie in kwijt. Je wordt er vrolijk van en je kunt sport ookgebruiken om mensen te verenigen. Er zijn veel sociale vaardighedendie je kunt opdoen in een sport."

Er moet veel veranderen rond de Olympische Spelen, vindt ook DeVos: "Tegenwoordig is het een mediacircus. Maar Olympische sportmoet gaan om het samenzijn en samen spelen. Het plezier hebben insport moet voorop staan. De Olympische Spelen dragen niet meer datgevoel van Olympisme uit. Daarom moeten we nu bij de jeugd beginnenom dat gevoel terug te brengen. Dan krijg je vanzelf weer de spelenwaar wij naar streven."

Geerts heeft veel geleerd van zijn verblijf op de OlympischeAcademie. "Er is zoveel meer in de sport dan alleen lichamelijkeopvoeding. Maar dit staat natuurlijk ook goed op je cv. En het ispromotie voor onze studie. Want die staat in Utrecht tochbehoorlijk onder druk. Pedagogiek weet ook niet precies wat ze metonze studierichting aanmoeten, Terwijl het toch een belangrijke is.Er ligt zo'n groot werkveld op ons te wachten."

Jurgen Swart

'Het wordt alleen maar leuker'

Ze wordt omschreven als charmant en vasthoudend.Leiding geven doet ze op een sobere manier en dat is net wat hetonderwijs volgens de opstellers van het regeerakkoord nu nodigheeft. Maria van der Hoeven, de nieuwe minister van Onderwijs,Cultuur en Wetenschappen, zal waarschijnlijk niet veel gaanexperimenteren met het onderwijs.

De keuze voor de rooms-katholieke, in 1949 in Meerssen geborenMaria van der Hoeven kwam niet geheel onverwacht. Hoewel in eersteinstantie vooral in de onderwijswereld zelf werd gezocht naar eenopvolger voor de immer opgewekte Loek Hermans -- waarbij naarverluid ook de Utrechtse collegevoorzitter Jan Veldhuis in de racewas -- viel de keuze uiteindelijk op een politica die geroemd wordtom haar leidinggevende kwaliteiten en haar dossierkennis. Bovendienis ze een vrouw, wat uiteraard een pre is in dit mannelijkekabinet.

Misschien nog belangrijker was echter het feit dat Van derHoeven geen onbekende is in onderwijsland. Na de mulo ging ze naarde kweekschool en vervolgens studeerde ze mo-A Engels met debedoeling om lerares te worden. Maar al op jonge leeftijd koos zijvoor de politiek, in eerste instantie in de Maastrichtsegemeenteraad. Hoewel ze maar kort voor de klas stond, bleef hetonderwijs haar boeien. Haar eerste beleidsnota schreef ze beginjaren zeventig dan ook over basisscholen in Maastricht. Naast haarpolitieke activiteiten was Van der Hoeven onder meer directeur vaneen vakopleiding voor volwassenen en van het technologiecentrumLimburg, voordat ze in 1991 naar Den Haag vertrok.

Ondanks haar nu al ruim tien jaar durende Haagse loopbaan bleefde altijd minzaam lachende Limburgse onder het grote publiek langetijd relatief onbekend. Na de leiderschapscrisis van vorig jaar inhet CDA, steeg haar ster ineens snel. In oktober werd zij benoemdtot vice-voorzitter van het CDA-fractiebestuur, waarmee zij deeerste vrouw in de partij werd.

Sinds deze zomer is zij dus minister van onderwijs, deportefeuille die zij ook als Kamerlid al lange tijd beheerde. "Datonderwerp gaat me aan het hart", zei ze in april van dit jaar inTrouw. "Wat er in het onderwijs gebeurt -met alle lerarentekorten-vind ik heel zorgelijk. Ik blijf daar dan ook op hameren in deKamer. Recent nog: er blijken 12.000 mensen uit het onderwijsverdwenen. Die zijn gewoon iets anders gaan doen. Ik stel dat aande kaak. Hoe komt dat? Dat mag toch niet? Onderwijs is iets heelfundamenteels, dat moet goed geregeld zijn. Je kan wel spreken vanNederland kennisland, maar dat is een holle frase als je onderwijsniet op orde is."

Mooie woorden van het toenmalige Kamerlid, die wel heel snelheeft ervaren dat de praktijk weerbarstiger is dan de leer. Als lidvan de oppositie had zij vaak felle kritiek op het (gebrek aan)beleid van de ministers Hermans en Ritzen. In NRC Handelsblad zeizij in 1998 bij voorbeeld boos: "Ritzen blijft zitten terwijl hetop zijn ministerie een puinhoop is." Maar inmiddels krijgt zij erals minister zelf net zo hard van langs. Haar rede bij de openingvan het Academisch Jaar in Twente, waarin zij de bezuinigingen opde universiteiten verdedigde, verleidde Volkskrant-columnist AdLagendijk tot de woedende constatering dat de minister te laf wasgeweest om ronduit te zeggen dat de regering er willens en wetensvoor kiest om goed onderzoek de nek om te draaien. "Zeg dan datNederland geen kennisland wordt."

Gevraagd naar haar toekomstplannen zei Van der Hoeven in aprilin Trouw nog lang niet aan stoppen te denken. "Het wordt alleenmaar leuker." Vooralsnog denken Ad Lagendijk en de Nederlandseuniversiteiten daar duidelijk een tikkeltje anders over.

Karen Eshuis, Erik Hardeman

'Ik heb begrip voor u boosheid'

Annette Nijs van de VVD is momenteel de belangrijkstepersoon voor het hoger onderwijs. De 40-jarige vrouw is inNederland relatief onbekend maar in de wereld van olie ene-business is haar naam vertrouwd. Voor het Haagse pluche heeft zehet warme Manilla opgegeven.

De liberalen haalden haar nieuwe staatssecretaris van Onderwijsuit Manilla, de Filipijnen. Daar was Nijs Global e-Commerce managerbij Shell. Voor diezelfde werkgever was ze eerder gestationeerd inOman ('92-'95) en Londen ('95-'01). Dat verklaart haar relatieveonbekendheid in Nederland.

Nijs heeft echter ook enige directe ervaring met hogeronderwijs. Voor de London Business School, waar ze in 1999 haarMBA-diploma haalde, doceerde ze onder meer e-Business. Trots meldtde instelling op haar website dat Nijs het in Nederland heeftgeschopt tot Secretary of State for Education.

Met de Nederlandse bestuurscultuur had Nijs al eerderkennisgemaakt. In 1986 werd ze lid van de VVD-partijcommissieSociale Zaken en twee jaar later volgde het voorzitterschap van deJongeren Organisatie voor Vrijheid en Democratie (JOVD). Bovendienwas ze lid van de Sociaal Economische Raad, die met zijnvertegenwoordigers van de Kroon, werkgevers en werknemers debelichaming van het poldermodel is.

Nu is Nijs als staatssecretaris van Onderwijs onder meerverantwoordelijk voor studiefinanciering, universiteiten enhogescholen. Uitzondering wordt gevormd door de lerarenopleidingen,die vanwege het politiek gevoelige lerarentekort in het takenpakketvan onderwijsminister Maria van der Hoeven (CDA) zijn beland.

Daarmee trekken de christendemocraten overigens de lijn van deafgelopen vier jaar door. Camiel Eurlings, afgelopenkabinetsperiode onderwijswoordvoerder van het CDA, moest als het omde lerarenopleidingen ging wijken voor Van der Hoeven, die toen nogkamerlid was.

Ook de overheveling van het hoger onderwijs uit het takenpakketvan de minister naar dat van een staatssecretaris draagt eenduidelijk CDA-stempel. De grootste regeringspartij vindt dat deproblemen in basis- en voortgezet onderwijs onder de directeverantwoordelijkheid van de minister moeten worden aangepakt, endaarvoor moet het hoger onderwijs wijken.

Alleen al die degradatie suggereert dat Nijs voor een pittigeklus staat. Ook in het regeerakkoord staat weinig goed nieuws voorhet hoger onderwijs. Tot en met 2006 moet 143 miljoen euro wordenbezuinigd en dat beperkt de ruimte voor Nijs om universiteiten enhogescholen iets extra's toe te stoppen.

Bij de opening van het academisch jaar in Delft liet Nijsdoorschemeren zelf ook niet erg blij te zijn met deze opdracht. "Ikheb begrip voor uw boosheid", zei zij. "Ik zou ook boos zijn als ikin uw schoenen zou staan. Maar met de aanvaarding van ditstaatssecretariaat heb ik mij gecommitteerd aan het strategischakkoord van het kabinet en dus aan de bezuinigingen. Ik zal die danook uitvoeren."

Dat klinkt niet echt als een bewindsvrouwe die alles op alleswil zetten om de positie van het wetenschappelijk onderwijs enonderzoek in een tijd van bezuinigingen veilig te stellen. Maar datontkent de staatssecretaris met klem. "Dit kabinet wordtbeschuldigd van de gedachte dat ze kennis niet belangrijk vindt",zei Nijs, "maar niets is minder waar." Haar rede in Delft droeg decurieuze titel 'Alleen het gesproken woord geldt'. Voor deuniversiteiten, die van opeenvolgende bewindspersonen al te vaakmooie verhalen te slikken hebben gekregen en inmiddels snakken naarde bijbehorende daden, is het te hopen dat Nijs die titel niet alte letterlijk bedoeld heeft.

HOP, EH

'Komt er oorlog, mijnheer Van Rossem?'

De werkkamer van Maarten van Rossem etaleert bewijzen voor delicht chaotische inslag waar de historicus zo graag mee koketteert.Paperbacks liggen ongeordend op de planken van de grauwmetalenuniversiteitsboekenkasten. In een verder vrijwel kaal vertrek trekteen wit aardewerken Ronald Reagan-theepot de aandacht. Een verleptenarcis hangt uit de neus van de ex-president.

Toen het gebeurde was ik hier, op deze zelfde plek, vertelt debijzonder hoogleraar op de van hem bekende lijzige wijze. - 'Hijpraat als een printertje', vond een televisiepresentatrice ooit.Een foute omschrijving. - Het was nota bene een dame van de lokalezender die belde. 'Meneer Van Rossem, er is een vliegtuigje tegeneen WTC-toren gevlogen', kreeg ik te horen. Dat kijken we nog maareven aan, was mijn eerste gedachte. Een kwartier later wist ze tevertellen dat ook de andere toren was geraakt. Tja, toen ben ik opde fiets gesprongen om thuis televisie te gaan kijken.

Het duurde niet lang of Van Rossem zat in Hilversum tegenoverMaartje van Weegen. Zo ziet u maar weer wat iemand met eenvoudigemiddelen kan bereiken, zei ik. Want zo was het toch? Die MohammedAtta en kornuiten hoefden slechts op de afgesproken tijd op deafgesproken plek te verschijnen. De bewaking op Amerikaanseluchthavens stelde nooit een fluit voor. En van Menno Baksteen hadik inmiddels begrepen dat zelfs een uitermate onhandig persoon alsikzelf in staat zou zijn een vliegtuig in de lucht te besturen. Datik met die uitspraken klaarblijkelijk grenzen overschreed, begreepik zelf pas toen ik thuis kwam. 'Had je dat nu wel zo moetenzeggen?', vroegen mijn familieleden.

Binnen anderhalve dag behaalde Van Rossem met zijn debunking destatus van nationale stoorzender. Het leverde gedenkwaardigetelevisie op. Ik begon mij steeds meer te ergeren aan de helemedia-hyperventilatie. In de studio's hing ook zon rare opgewondensfeer. Het was erg, maar niet zo erg, dacht ik. Toch werd hetalsmaar groter en groter. Het was nog een wonder dat er geen aliensbij betrokken waren. Pieter-Jan Hagens begon over de DerdeWereldoorlog. Ik vond het allemaal onzin. Als een vliegtuig opSoestdijk valt, dan is dat echt wat anders dan zes Duitsepantserdivisies die onze oostgrens overkomen. Het ging omterrorisme, niet om oorlog, en dat moet je analytisch ook andersbenaderen."

Na die uitzending begon dat gedonderjaag met die e-mails. Demeest verschrikkelijke dingen werden mij toegewenst. Dat heeft denkik een dag of vijf, zes, geduurd. Binnen tien dagen was de toestandin Nederland weer genormaliseerd. Machtstrijd in CDA, kopte deVolkskrant, herinner ik me. Ik had nooit aan mijn gelijkgetwijfeld, maar ik had niet verwacht het zo snel te krijgen.

Geschaad of gepijnigd door de hele controverse om zijn persoonvoelt Van Rossem zich niet. Ik heb me er weinig van aangetrokken,zo zegt hij. Zijn media-optredens van een jaar geleden beschouwthij nu zelfs als zijn finest-hour. Een verstandig deskundige weetzijn rol te relativeren, maar achteraf gezien ben ik wel tevredenover mezelf. Ik was zon beetje de enige die een ander geluid liethoren. In die periode werd ik ook vaak aangesproken op straat. Komter oorlog, mijnheer Van Rossem?, werd mij dan door een ouder stelbij de kruidenier gevraagd. Dat was niet dom, want de media sprakenvan niets anders. En dan vertelde ik die brave mensen dat erhelemaal geen oorlog kwam.

Maar mogelijk hebben zijn uitlatingen van destijds nu toch eenoffer gevraagd. De Volkskrant-column waar hij zeer aan hechtte werddoor de redactie onlangs stopgezet. Het blijft duister of daar eenlink is met mijn uitlatingen na de ramp. Ik ga er niet vanuit. Maarhet is waar dat er destijds een akkefietje is geweest met eenbuitenlandredacteur van de krant die mij had uitgemaakt voor alleswat lelijk is. Hoofdredacteur Pieter Broertjes heeft mij toen ineen brief verzekerd dat mijn bijdragen nog altijd zeer op prijswerden gesteld door de krant. Therapeutisch gelul, blijkt nu.

Adepten die zich verheugden op de auto-column van Van Rossem diede makers van het nieuwe satirische tijdschrift P.I.M. voor 11september beloofden, zullen inmiddels ook teleurgesteld zijn. "Datmoest ik in de NRC lezen. Ja, ik ben een autoliefhebber. Ja, er iscontact geweest. Maar meer niet. Ik heb nog geen column geschrevenen weet niet of ik het ga doen. Ik ben ook geen groot satirischschrijver. Mijn columns zijn altijd serieus. Ergerlijker vond ikdat er stond te lezen dat ik geen rijbewijs heb. Ik heb al 39 jaareen rijbewijs."

Toch ontbreekt het typische Van Rossem-geluid vanzelfsprekendniet in het circus rondom 'een jaar later'. Een kleine week voor 11september stonden al gastoptredens bij onder meer Business NewsRadio, Twee Vandaag en de Wereldomroep gepland. Alleen deVARA-redactrice die Van Rossem tijdens het interview nogtelefonisch probeert te strikken voor een ochtendprogramma op Radio1 moet beleefd doch beslist worden afgewimpeld. "Nee, dan slaap ikaltijd. Nee, echt, ik ben er zeker van dat ik op dat tijdstipalleen wartaal zou uitslaan."

De mogelijke Amerikaanse inval in Irak is het hot-topic onderdeskundigen. In het 'Irak-debat' bevindt Van Rossem zich lijnrechttegenover zijn Utrechtse collega-deskundige Arend Jan Boekestijndie twee weken geleden door Barend en Van Dorp werd ontdekt.Boekestijn vindt een 'Einzelgang' van de Verenigde Staten alleszinste rechtvaardigen. Volgens Van Rossem had het zo ver niet mogenkomen. "Het meest opmerkelijke van het afgelopen jaar is toch demanier waarop Bush de wereldwijde solidariteit, het 'wij zijnallemaal New Yorkers', helemaal heeft verkwanseld. De Amerikanenhebben overal in de wereld vervreemding en irritatie gewekt. Datmag je behoorlijk stupide noemen. Ik ben er toch vrij zeker van datAl Gore dat handiger had aangepakt. "

Toch is Van Rossem allesbehalve bevreesd dat zijn gelijk in dekomende maanden alsnog in gevaar komt. "Dat de Amerikanen ietszullen willen doen staat buiten kijf. Saddam is een zeeraantrekkelijk doelwit. De grote frustratie van de Amerikanen blijftnatuurlijk dat Osama Bin Laden en de leiding van de Taliban opoverklaarbare wijze zijn zoekgeraakt. Van Saddam weten ze in iedergeval waar die zit. Maar zelfs als er een Amerikaanse inval in Irakkomt, dan is dat een oorlog tussen het machtigste land ter wereldtegen een straatarme woestijnstaat. En geen wereldoorlog."

Xander Bronkhorst