Achtergrond

Geen goud, wel trots

Triton-roeister Maud Klinkers heeft tijdens hetWK-roeien in Sevilla een zilveren medaille gewonnen. Derechtenstudente finishte afgelopen weekeinde met haar drieploeggenoten een fractie achter de Australische lichte dubbel vier.Orca-roeier Geert Cirkel behaalde een vijfde plek.

De vrolijkheid straalde er niet vanaf toen de Nederlandse lichtevrouwen dubbel vier zondag als tweede het erepodium betrad. DeNederlandse roeisters waren favoriet, maar haalden het net niet."We gingen voor goud. Theoretisch was dat heel goed mogelijjk. Danbaal je flink als je uiteindelijk een halve seconde tekort komt",aldus Maud Klinkers vanuit Sevilla.

Een dag na de race klinkt de rechtenstudente opmerkelijk monter.De teleurstelling heeft plaats gemaakt voor gepaste trots ennuchterheid. "Zilver is gewoon fantastisch. Het was de maximalerace. We hebben er met zijn vieren nog een behoorlijke boom overopgezet, maar we hebben het echt nergens laten liggen."

Triton-preses Jouke de Baar vindt het achteraf jammer dat ergeen Utrechtse afvaardiging in Sevilla aanwezig was. "Dit is tochiets heel bijzonders voor de vereniging", aldus De Baar. HetTritonbestuur volgde de de race in de Tilburgse binnenstad. Dit bijgebrek aan Eurosport in het Triton-afroeikamp in Brabant.

Klinkers werd afgelopen maandag door verenigingsleden opgewachtop Schiphol. Ze zal volgende week woensdag in Utrecht wordengehuldigd. Dan zal ook haar nieuwe skiff worden gedoopt. Twee dagenlater vertrekt ze voor een trektocht van een maand door Peru.

"Ik wil er even helemaal uit", vertelt ze. "Het was een langseizoen. Ik ben dertien maanden alleen maar met dit WK beziggeweest. Veel trainen en continue op mijn gewicht letten. Het istijd om mijn zinnen even te verzetten."

Verwachtingen

Aan de Olympische Spelen van 2004 wil Klinkers nog niet denken.Alleen de dubbel twee komt voor Klinkers in aanmerking, omdat delichte vier geen Olympische discipline is. "Maar de concurrentie isgroot. En voorlopig is Athene nog heel ver weg."

Over het algemeen was de oogst van de dertien Nederlandseafvaardigingen in Spanje mager. Naast de medaille van Klinkers enhaar drie collega's was er alleen een bronzen plak voor het lichtemannenkwartet (ook geen Olympische discipline) te bejubelen.Nederland legde beslag op een schamele zeventiende plek in hetmedailleklassement.

Geneeskundestudent Geert Cirkel kwam in Sevilla wel uit op eenOlympisch onderdeel. Met de vier zonder legde hij verdienstelijkbeslag op een vijfde plek. Winnaar Duitsland verbrak het oudewereldrecord met maar liefst vijf seconden (5:41.35). De prestatiewas naar tevredenheid. De vier-zonder kende immers een turbulentseizoen. Na de wereldkampioenschappen van vorig jaar besloot DirkLippits door te gaan in de skiff. Michiel Bartman was lange tijdgeblesseerd aan de rug. Met de 23-jarige Matthijs Vellenga erbijzijn grote verwachtingen gewekt voor de komende jaren.

Triton-roeier Jurrien Rom Colthoff, de derde Utrechter inSevilla, kwam met de jonge dubbel vier niet verder dan de B-finale.Uiteindelijk werd een elfde plek behaald.

Xander Bronkhorst

Genetica wordt makkelijker door jojo-methode

Als vader bruine ogen heeft en moeder blauwe kijkers, wat voorkleur ogen hebben de kinderen dan? Met dit soort vragen worstelenhavo- en vwo-leerlingen tijdens biologieles in de bovenbouw. Hetantwoord ligt in de genen van vader en moeder. Om precies tebegrijpen wat er aan de hand is, moeten de leerlingen kunnen'jojo'en' door de verschillende organisatieniveaus waarop degenetica zich afspeelt: van het gehele organisme naar cellen envervolgens naar genen. Dat stelt biologe en didacticusMarie-Christine Knippels.

De term jojo'en is om verschillende redenen een goede metafoorvoor Knippels lesmethode. Het vaste beginpunt, de hand, is hetequivalent van het organisme. Leerlingen moeten altijd beginnen metdenken vanuit het hele dier. Vervolgens dalen ze af naar cellen engenen. Bij dit heen-en-weerdenken kunnen de leerlingen geenniveau's overslaan - net als bij een echte jojo. Bij elk stapjenaar beneden, moeten de leerlingen de koppeling leggen met hetvoorgaande, hogere niveau. Ze zijn daardoor heel bewust bezig metin- en uitzoomen waardoor ze beter in de gaten krijgen hoe eenorganisme in elkaar zit.

Knippels haar vindingen zijn van belang voor het onderwijs.Biologiedocenten en tekstboeken voor de biologie springen nu vanniveau naar niveau zonder dat ze zich daar bewust van zijn.Leerlingen leggen niet de nodige verbanden tussen die verschillendeniveaus. Door de lesmethode van Knippels leren ze juist heel bewustin niveaus denken, waardoor ook de verbanden ertussen duidelijkermoeten worden.

Natuurlijk is de jojo-methode niet alleen geschikt voorgenetica-onderwijs. Ook andere vakgebieden zoals de ecologie en deevolutiebiologie, bij uitstek gebieden die zich op verschillendeniveaus afspelen, hebben baat bij deze manier van lesgeven.

Rinze Benedictus

Geen titel?

De bewoners van Jupiter

'Ik vraag me af', schrijft hij, 'wat de betekenis is van diegrote ronde holte op het maanoppervlak. Is hij natuurlijk ontstaanof is hij door mensenhanden gemaakt? Stel dat er levende wezens opde maan wonen. Dan spreekt het vanzelf dat zij lijken op hunverblijfplaats, die veel grotere bergen en dalen heeft dan onzeaarde. Die wezens moeten dus heel grote lichamen hebben, Omdat hundag vijftien van onze dagen duurt, moet de hitte van de zonondraaglijk zijn. Misschien hebben ze geen stenen, waarmee zehuizen kunnen bouwen om zich tegen de zon te beschermen. Maar aande andere kant zou de bodem van de maan wel eens heel klei-achtigkunnen zijn. Wat doen zij dus? Zij graven enorme velden af en hopende afgegraven aarde op in een grote cirkelvormige heuvel. Zo kunnenzij schuilen in de schaduw van die heuvel. Door mee te bewegen metde beweging van de zon, kunnen zij voortdurend in de schaduwblijven. Zij hebben dus als het ware een soort ondergrondse stadgebouwd. Hun huizen construeren ze door grotten in die kunstmatigeheuvels uit te hakken. Hun akkers en weiden hebben zij in hetmidden van de cirkel geplaatst om op hun vlucht voor de zon tochniet al te ver van hun boerenbedrijf te zijn.'

Ook uit de ontdekking van vier manen rond Jupiter trekt Keplerverregaande conclusies. Omdat alles in de wereld een doel heeft,moet dat dus ook gelden voor de vier manen van Jupiter, stelt hij.Nu is het doel van onze eigen maan om de bewoners van de aarde 'snachts plezier te bezorgen met het schitterende uitzicht op eenvolle maan. Het doel van de manen van Jupiter moet dus wel zijn omandere bewoners van het heelal een soortgelijk genoegen tebezorgen. Omdat de afstand van de maan tot de aarde ongeveer evengroot is als de afstand van de vier manen tot Jupiter kan datgenoegen alleen bedoeld zijn voor de bewoners van Jupiter, stelt dePraagse sterrenkundige: 'Met aan zekerheid grenzendewaarschijnlijkheid kunnen we uit de aanwezigheid van vier manen dusconcluderen dat Jupiter bewoond is.'

Geld voor toepasbare kennis

Nederland heeft prima onderzoek, vinden de ministers Heinsbroekvan Economische Zaken en Van der Hoeven van Onderwijs. Maar het'maatschappelijk rendement' ervan is laag. Om dat te veranderenmoeten de universiteiten zich meer gaan richten op toepasbaaronderzoek.

Hiervoor komt echter niet meer geld vrij. Om van Nederland eenconcurrerende kenniseconomie te maken, die kan 'excelleren ininnovatie', is volgens de twee bewindslieden het bestaandeonderzoeksbudget voldoende.

Het bestaande budget moet beter worden benut, zeggen de twee. Definanciering moet daarom deels gebaseerd worden op detoepasbaarheid. In dat kader pleit het kabinet ook voor eenactievere opstelling van de universiteiten ten aanzien van hetaanvragen van octrooien. De bewindslieden willen zich in EU-verbandinspannen om de vastgelopen discussie over een efficient Europees'gemeenschapsoctrooi' vlot te trekken waardoor de octrooiregelinggoedkoper kan worden.

Het ministerie van Economische Zaken blijft een belangrijkefinancier van onderzoek. Voorlopig blijven ICT en genomicsterreinen waarvoor extra geld beschikbaar is. Voor latere jarenworden robotica, microsysteemtechnologie en scheidingstechnologieals nieuwe 'veelbelovende' gebieden aangeduid.

HOP, Frank Steenkamp

Een biertje tegen de zenuwen

Waggelen, flaneren, huppelen en ijsberen: dedeelnemers aan de auditie voor het toneelstuk Ugly Yvonne inCultureel Centrum Parnassos moesten er allemaal aan geloven. Hetnieuwe culturele seizoen staat weer voor de deur en dat betekentdringen bij de culturele club, want het aantal belangstellenden isevenals voorgaande jaren weer groot. Ook voor het 'Ugly Yvonne'. 29spelers meldden zich aan voor slecht tien rollen.

Vanwege het grote aantal aanmeldingen is de auditie maandagavondopgedeeld in twee groepen. Dat geeft regisseuse Mieke Neeteson vankwart voor zeven tot kwart voor twaalf de tijd om te kijken wieuiteindelijk een rol krijgt in haar stuk gebaseerd op detragikomedie 'Yvonne' van de Poolse schrijver Witold Gombrowicz."Ik let vooral op aanwezigheid op het podium", legt de gedrevenregisseuse uit. "Zenuwachtigheid vind ik niet zo erg, als ik maareen soort drive zie; een sprankeling. Het optreden hoeft nietperfect te zijn." Daarnaast probeert Neeteson mensen bij elkaar tekrijgen die samen een leuke groep kunnen vormen. "Ik heb niets aantien ego's, een goed team is erg belangrijk", verduidelijkt ze.

Het verhaal over de lelijke Yvonne die zich met kroonprinsPhilip verlooft, waarna de hofhouding doorslaat en het slechtste iniedereen naar boven komt, spreekt veel mensen aan. Chrisje van derRens (23) bijvoorbeeld, de vierdejaars studente Verpleegkunde deedmet veel plezier al twee keer eerder mee aan een productie vanParnassos en ook dit keer hoopt ze op een rol. "Het stuk lijkt mevooral leuk omdat er snelle dialogen en absurdistische scenes inzitten."

Door het grote aantal aanmeldingen heeft regisseuse Neeteson eenruime keuze in acteurs. Toch vindt ze het jammer dat er mensenmoeten afvallen. "Ik vind het niet leuk dat ik zoveel mensen moetgaan teleurstellen."

De belangstelling van studenten voor alle cursussen vanParnassos is onveranderd groot, bevestigt medewerker QuirineMenschaar. "Elk jaar zitten de meeste cursussen vol." Het blijktniet mogelijk om het cursusaanbod te vergroten, om zodoendeiedereen een plek te geven. "We kunnen eenvoudigweg niet meercursussen geven, omdat we niet genoeg lesruimte hebben." Het gevolgis dat, in de hoop op een rol, iedereen nog harder z'n best moetdoen op de auditie.

Om de deelnemers een beetje los te krijgen en alvast een beeldop te doen van iedereen laat regisseuse Neeteson eerst de helegroep op allerlei manieren door elkaar rennen, lopen en sluipen.Vervolgens gaat de muziek aan en moet de groep zich inbeelden opeen feestje te zijn. Niemand kijkt op van de instructies; demeesten hebben dan ook al heel wat theaterervaring. Frank Thiel(22) bijvoorbeeld, vierdejaarsstudent Renaissance en barok. "Op hetUniversity College, waar ik hiervoor zat, deed ik elk jaar mee aaneen aantal producties." Ook Iris Smalbrugge (20) eerstejaars SocialSience aan het University College heeft al de nodigeacteerervaring, onder meer opgedaan aan de jeugdtheaterschool enbij televisiestukken. "Toch was ik best zenuwachtig", geeft zijtoe. Dat geldt voor meer kandidaat-acteurs. Een aantal deelnemersgaat tussendoor zelfs snel even naar beneden om een biertje kopenaan de bar om zo de zenuwen wat te temperen.

Na het verjaardagsfeestje deelt Neeteson de groep op in koppels,die moeten improviseren op een scene uit Ugly Yvonne. Eva Zijp (21)tweedejaars Logopedie krijgt als hofdame de opdracht met deradeloze koning te flirten om hem als hij toehapt, af te wijzen."Ik vond het wel moeilijk, want improviseren is niet mijn sterkstekant", aldus Eva. "Maar het is wel leuk dat ik nu weet hoe eenauditie gaat."

Omdat niemand van elkaar mag afkijken, staat bij het begin vanhet laatste onderdeel de hele groep op de gang te wachten. Wiebinnen is, moet een monoloog voorlezen uit het stuk. "Dat vond ikeen stuk moeilijker", zegt Chrisje nadien. Bij Eva daarentegenwaren de spanningen na de lastige improvisatie weggevallen.

Na drie uur auditie wordt ook voor de laatste kandidaat nog hardgeklapt, want hoe graag iedereen ook mee wil doen, de onderlingesfeer is super vriendelijk. Uiterlijk aanstaande maandag weten dekandidaten wie een rol in het stuk heeft gekregen. Voor degenen dieafvallen houdt Mieke Neeteson nog een klein spreekuur zodat 'ergeen rotgevoelens blijven hangen' verklaart de regisseuse. Deafvallers hebben nog de mogelijkheid zich bij een andere cursus inte schrijven want de inschrijftermijn sluit pas op 1 oktober. Inhet voorjaar is de uitvoering van Ugly Yvonne.

Joost van der Spek

Voor meer info over het programma van hetculturele centrum zie www.parnas.uu.nl

'En toch beweegt zij'

Het boekje slaat in als een bom en verdeelt de wetenschappelijkewereld in twee kampen, De 'filosofen', die vasthouden aan de aardeals centrum van het heelal, willen niets van de ontdekkingen wetenen roepen dat de telescoop van Galilei niet kan deugen.Vooruitstrevende wetenschappers en politici, zoals groothertogCosimo II van Toscane, laten zich daarentegen wel overtuigen doorhet geschrift en zijn bereid Galilei het voordeel van de twijfel tegunnen. Ook de latere paus Urbanus VIII, dan nog Maffeo Barberinigeheten, toont zich tijdens een diner in Florencegeinteresseerd.

Eenmaal paus geworden ontbiedt hij Galilei in 1624 naar Rome engeeft hem toestemming om over de theorieen van Copernicus teblijven schrijven, mits hij ze puur als wiskundige hypothesesbehandelt. Tot 1632 houdt Galilei zich aan die afspraak, maar danpubliceert hij een dialoog, waarin zijn steun aan Copernicusduidelijk wordt. Dat vergeeft de paus hem niet. Hij laat degeschriften van Galilei verbieden en de auteur arresteren. Na eenslopend proces vindt op 22 juni 1633 in de Romeinse kerk SantaMaria sopra Minerva de beroemde ceremonie plaats, waar Galilei zijnfouten en ketterijen afzweert, vervloekt en verafschuwt, en daarmeeimpliciet erkent dat de aarde het centrum van het heelal is en dusstil staat. Volgens de legende heeft hij vervolgens zachtjesgefluisterd '<I>Eppur si muove<I>' (en toch beweegtzij), maar die theorie wordt door Albert van Helden botwegverworpen.

"Een mooi verhaal, maar ik geloof er niets van. Daar was Galileiveel te slim voor. Ik heb grote bewondering voor hem. Hij was nietalleen een man met passie, iets wat ik heel belangrijk vind inwetenschappers die ik bestudeer, maar bovendien is hij'<I>definitely the smartest guy I ever read<I>'. Neemalleen al de subtiele manier waarop hij de traditionele wetenschapin zijn dialoog van 1632 belachelijk maakte door haar te latenverdedigen door een enorme domoor, genaamd Simplicius. Daar waspaus Urbanus dan ook het meest boos over. Galilei is<I>fun<I>, en hij zal zeker niet zo dom zijn geweest omin een zaal met een paar honderd machtige geestelijken, een ruimtewaarvan hij bovendien de akoestiek niet kende, '<I>Eppur simuove<I>' te fluisteren. De vraag is trouwens of hij op datmoment wel in staat was om zoiets ueberhaupt maar te denken.Vergeet niet hoe overweldigend die hele confrontatie met de paus enzijn inquisitie voor Galilei moet zijn geweest. Is het echtmogelijk om op zo'n moment nog de ironische distantie te bewaren omte zeggen '<I>Eppur si muove'<I>'? Als je de verhalenleest over hoe beklaagden zich gedroegen tijdens showprocessenonder Stalin, dan lijkt me dat hoogst onwaarschijnlijk."

'Iedereen werkt zich uit de naad, maar de rek is eruit'

Studenten besluiten soms in augustus nog, waar ze inseptember gaan studeren. Aanmeldingscijfers laten zich dan ooknauwelijks voorspellen. Meestal lukt het toch om onverwachtefluctuaties op te vangen. Alleen voor de jonge en fors gegroeideopleiding economie dreigt het succes een probleem teworden.

"Het is prachtig wat we van de grond konden krijgen maar het zouvreselijk zijn als we aan ons succes ten onder gaan." Prof.dr.Peter de Gijsel is hoogleraar-directeur van de Utrecht School ofEconomics. Hij en zakelijk directeur Cisca van Wonderen zien zichaan het begin van dit studiejaar geplaatst voor de vraag waar ze inhemelsnaam alle 257 nieuwe studenten moeten laten die zich hebbenaangemeld. "We rekenden op 180", vertelt De Gijsel, "uit devooraanmeldingen bleek wel een stijging maar pas kort voorsluitingstijd begon het studentenaantal echt hard te groeien."

"Nu zijn we de vierde grootste opleiding in Utrecht, maar wehebben als enige geen eigen onderwijsruimte", voegt Van Wondereneraan toe. "Dat betekent dat we moeten shoppen bij de anderefaculteiten zoals rechten, maar die zitten zelf ook vol. Je ontkomter dan niet aan allerlei zaaltjes te huren, waar vaak weer geenenkele faciliteit is. Dan moeten docenten met beamers en laptopsgaan lopen slepen. Het is zelfs al voorgekomen dat een docent eenpapiertje moest laten rondgaan bij gebrek aan een bord om op teschrijven."

Overbelasting dreigt, aldus Van Wonderen. "Iedereen werkt zichuit de naad, maar de rek is er uit. Niemand is nog ingestort, maarwe hebben al wel een paar flinke huilbuien meegemaakt. Mensen dieroepen 'ik heb dingen beloofd aan de docenten maar ik weet niet hoeik het voor elkaar moet krijgen.'"

De Gijsel benadrukt nog eens dat iedereen ontzettend gemotiveerdis en keihard wil werken. "Maar er is nu wel erg veel extra druk opde docenten. Ze moeten met een heel nieuw curriculum starten inverband met de invoering van bachelor-master en ook nog eens al diestudenten onderwijs geven."

Ondertussen wordt van de studenten als gevolg van deruimteproblemen de nodige flexibiliteit gevraagd. "Pas de vrijdagvoor de colleges begonnen, kregen ze het definitieve rooster",vertelt Van Wonderen. "Ze moeten ook redelijk veel van hot naar herfietsen. En wat misschien nog wel vervelender is, wordt hetzelfdecollege niet elke week in dezelfde zaal gegeven. Dat gaatgegarandeerd mis. Het is allemaal heel klungelig tegenoverstudenten. We vragen nogal wat van ze, maar de faciliteiten om hetook goed te doen zijn minimaal. Ik heb nu ruimte gehuurd bij deHogeschool voor de Kunsten maar dat is ook nog te weinig." VanWonderen zou graag zelf de commerciele markt opgaan, "dan was hetmorgen geregeld", zegt ze. Maar die vrijheid heeft ze niet.

Het succes van de opleiding laat zich ook afmeten aan het feitdat er voor dit jaar zes nieuwe hoogleraren zijn geworven. Vierzijn er al begonnen, de vijfde zit in de pijplijn en de zesde wordtgezocht. Dat betekende dat de staf uit het gebouw begon te barsten.Binnen de universiteit was geen geschikte vervangende locatievoorhanden. Gelukkig werd er op de valreep een nieuw pand gevondenaan het Vredenburg. Ongeveer boven Prenatal en de leer- ensuedeshop op de hoek. Geen tegenslag bleef de economen echterbespaard. "Iedereen stond al bijna klaar om te verhuizen", verteltDe Gijsel, "en toen bleek dat we helemaal niet waren aangesloten ophet universitaire netwerk. Foutje van de universitaireinformatiseringsafdeling." Van Wonderen: "Gevolg is dat wegedwongen zijn om de verhuizing in tweeen te splitsen. HetStudiepunt moet nog aan de Drift blijven, omdat ze anders domweg destudenten niet kunnen helpen."

Achterliggende oorzaak van alle ellende is de onduidelijkeplaats van de opleiding in de universitaire organisatie, denken VanWonderen en De Gijsel. Domeingerichte economie is gelinkt aan vierfaculteiten waardoor de opleiding min of meer tussen vierfaculteiten in zweefde. Met de oprichting van de Utrecht School ofEconomics heeft de opleiding weliswaar een eigen gezicht gekregenmaar van gelijkwaardigheid met de faculteiten is geen sprake. "Jewordt gewoon vergeten", zegt Van Wonderen. "We worden niet goedgeinformeerd terwijl we wel aan allerlei verplichtingen moetenvoldoen."

Ze hoopt dat dat verbetert wanneer economie, rechten enbestuurs- en organisatiekunde een cluster gaan vormen in het kadervan de bestuurlijke vernieuwing. Wat studentenaantallen betreftzouden ze het bij economie graag op 250 houden. "Meer kunnen wewegens gebrek aan capaciteit en middelen niet behappen ", zegt DeGijsel.

Alette van Doggenaar

Het is zelfs al voorgekomen dat een docent een papiertje moestlaten rondgaan bij gebrek aan een bord om op te schrijven

Groeiers en krimpers

Ook andere faculteiten hebben te maken met onvoorzienefluctuaties in de studentenaantallen. Net als economie groeitGodgeleerdheid flink. De vooraanmeldingscijfers geven een groei tezien van 40 naar 70 studenten maar volgens directeur Haan liggen dewerkelijke getallen hoger. Echte problemen geeft dat echter niet."Het leeuwendeel van de groei komt op rekening van dedeeltijdstudenten. En aangezien die vaak veel langer over de studiedoen waardoor alles niet zo strak gepland hoeft te worden is datmakkelijker op te vangen. Af en toe moeten we een noodmaatregeltreffen. Dan moet iemand bijspringen in de begeleiding vanwerkgroepen. Maar dat is goed te doen."

Ook Farmacie is fors gegroeid. Van 105 naar 168 studenten. "Heellastig met plannen", zegt opleidingsdirecteur De Boer. "Gelukkigzijn de nieuwe portocabins bij het Wentgebouw net geopend, metdaarin tien onderwijsruimtes." Toch is enige aanpassingonvermijdelijk. "Vorig jaar zijn we gestart met kleineonderwijsgroepen onder leiding van tutoren", vertelt De Boer. "Numoeten we toch gaan morrelen aan de groepsgrootte. In het eerstejaar hanteerden we nog een maximum van acht studenten, dit jaar isdat opgehoogd naar twaalf."

Natuurkunde daalt dit jaar van 100 naar 85 eerstejaars. Toch isdirecteur Van der Weg best tevreden. Althans in het licht van delandelijke trend die over de hele linie dalend is. "We zitten aljaren op ongeveer tachtig a negentig waarmee we de grootste vanNederland zijn. Die honderd was eigenlijk een onverwachteuitschieter naar boven." Natuurlijk is het zorgelijk dat het aantalnatuurkundestudenten dalend is, vindt Van der Weg. "Maar ook geziende capaciteit in het Minnaertgebouw en gezien het feit dat weovergaan op intensievere begeleiding in het nieuwe bachelor-mastercurriculum is een aantal van 85 helemaal niet slecht."

Ook Informatica ziet zich geconfronteerd met een daling.Onderwijsdirecteur Bijlsma krijgt dit jaar 86 studenten dieinformatica als eerste studie doen tegen 112 vorig jaar. Maareerlijk gezegd komt dat wel goed uit. "Als de daling niet hadingezet hadden we pas echt grote problemen gehad. Toenstudentenaantallen stegen hebben we de staf niet evenredig kunnenuitbreiden vanwege een overspannen arbeidsmarkt en dat is nu maargoed ook. Veel scholieren worden op dit moment afgeschrikt doorberichten over de dalende Nasdaq en de malaise in de ICT-branche",denkt Bijlsma. "Er zijn nu eenmaal opleidingen die heelconjunctuurgevoelig zijn. Dat geldt voor Informatica enwaarschijnlijk ook wel voor Economie. Bovendien hebben alle nieuwestudies een zeker mode-effect. Studenten denken dan 'het is ietsnieuws dus daar zal wel behoefte aan zijn'. Een jaar later is dateffect weer uitgewerkt en daalt het aantal aanmeldingen weer."Hoeveel studenten er daadwerkelijk in september aan de studieInformatica beginnen is nauwelijks te voorspellen, aldus Bijlsma."De vooraanmeldingen gaven dit jaar een daling te zien van 60procent. Dat is niet uitgekomen. Studenten geven zich steeds laterop. Dit jaar liepen er in augustus mensen door het gebouw diezeiden, misschien kom ik volgende week wel studeren. Dat is lastigmet plannen. Maar we hadden het toch vrij aardig geraden. Problemenzijn er dus niet."

De leraren hebben er geen zin meer in

Etterende pubers, steeds veranderendeonderwijsmethodes, fuserende scholen, hoge werkdruk en een slechterelatie met de schooldirectie. Dat zijn volgens Joan van Horn devoornaamste oorzaken voor het relatief hoge ziekteverzuim in hetonderwijs. Helaas hebben we het hier niet over een griepje, maarover een enorme variatie aan psychische klachten. Het gevolg is datvelen het onderwijs verlaten en dat het probleem alleen maar ergerwordt.

Het leraarschap is een luizenbaan, wordt wel eens gekscherendgezegd. Want in welke beroepsgroep heb je nou zoveel vakantie alsin het onderwijs? Toch is voor een toenemend aantal docenten diezondvloed aan vakantiedagen niet genoeg om de batterij weer op teladen. Een gevolg van scheve verhoudingen tussen investeringen enopbrengsten, vindt psychologe Joan van Horn: "Leraren hebben steedsvaker het gevoel dat hun inspanningen te weinig opleveren en dat zealleen staan in hun gedrevenheid. Daarnaast moeten ze voldoen aansteeds veranderende doelen en volgens voortdurend veranderendelesmethoden doceren. Als leraren het gevoel hebben dat huninspanningen niets opleveren kunnen ze op langere termijn opgebrandraken."

Burnout komt vooral voor in hulpverlenende beroepen, waarinfrequent en intensief met mensen gewerkt wordt. En dan ook nog eensbij de meest toegewijde werknemers. "Het begint allemaal met eenflinke dosis frustratie over het werk zelf", legt Van Horn uit."Docenten haalden in het verleden hun voldoening uit demaatschappelijk waardering voor het leraarschap en een redelijkstabiel onderwijssysteem. Dat is de laatste jaren veranderd.Scholen moeten fuseren en leerdoelen worden continu van hogerhandgewijzigd. Daarnaast heb ik ook gemerkt dat de agressie op scholenenorm is toegenomen. Op een gegeven moment is het over: de altijdzo toegewijde docent kan 't gewoon niet meer aan. Die emotioneleuitputting is in feite het meest kenmerkende symptoom. De gedachteom weer naar school te moeten na de vakantie is op zichzelf alziekmakend. De andere symptomen zijn een sterk verminderdebetrokkenheid en het twijfelen aan je eigen competentie. Deopgebrande docent vraagt zich uitgeput af of hij nog wel geschiktis voor het onderwijs."

Argwanend

Er is in het verleden al heel veel geschreven over hetverschijnsel burnout, maar de meeste onderzoeken beschreven deAmerikaanse situatie. In Nederland was er nog maar weinig onderzoeknaar gedaan. Van Horn ontwikkelde een vragenlijst die volledig opde Nederlandse situatie was toegespitst en benaderde scholen voormedewerking. Maar de deur stond niet overal wagenwijd open,integendeel zelfs. "Men had heel sterk de houding van: 'Wat zit ervoor ons in?' De docenten benaderden ons aanvankelijk heelargwanend. Toen vonden we dat wel vreemd, maar later kwamen we erachter dat veel problemen bij het lerarencorps voortkomen uit eenslechte werkverhouding met de schooldirectie. Op een school was desituatie zelfs zo gespannen dat men het vertrouwen in de directiehad opgezegd. Voor ons natuurlijk een moeilijke situatie, wantdiezelfde directie had ons binnengehaald. Kortom, de mensen dieonze vragenlijsten in moesten vullen zagen ons als verlengstuk vandie probleemdirectie en waren dus heel moeilijk te enthousiasmeren.Maar uiteindelijk hebben we ons onderzoek goed uit kunnenvoeren."

De onderzoeksgroep bezocht scholen uit het basis-, speciaal- envoortgezet onderwijs alsmede uit het VBO en MBO (voorbereidend enmiddelbaar beroepsonderwijs). Er bleek een behoorlijk verschil tebestaan tussen docenten die buiten de Randstad werkzaam zijn endocenten die in de grote steden lesgeven. Het burnout-percentagewas vele malen groter in de Randstand. Daarnaast is het aantalopgebrande leraren in het voortgezet onderwijs hoger dan in hetbasisonderwijs en lijken oudere docenten een groter risico tehebben op burnout dan jongere. Opmerkelijk, want in Amerika zijnhet juist de jongere docenten die instorten: de zogenaamde 'earlycareer burnout'. Verder bleek dat Nederland samen met Finlandkoploper is in Europa. Hoe vallen deze cijfers te verklaren?

"In de eerste plaats heeft het verschil tussen Amerika enNederland te maken met het onderwijssysteem", legt Van Horn uit."In tegenstelling tot in Nederland worden jonge docenten in Amerikaniet begeleid, waardoor de kans op afknappen wat groter is. InNederland lijkt het meer een slijtageslag. Oudere docenten rakenlangzaam opgebrand en kunnen het op een gegeven moment niet meeraan. Het onderwijssysteem is de laatste jaren veranderd en ook deautonomie van het lerarencorps, hetgeen beschouwd wordt als de kernvan het leraarschap, is behoorlijk ingedamd. Door aan de ene kantde schaalvergroting -- een mooie naam voor verregaande samenwerkingtussen scholen onderling -- en aan de andere kant de doorlopendewijzigingen in methodes. Maar dat verschil heeft ook te maken metde definitie van burnout die men hanteert en hoe ergediagnosticeerd wordt. In Amerika lijken mensen sneller de termburnout te gebruiken als het gaat om een tijdelijke vermoeidheid.In Amerika hebben docenten dan ook hogere burnoutscores dan inNederland. In Nederland heeft de term een wat zwaarderelading."

Integreren

Het verschil tussen Randstad en platteland is niet heel moeilijkte verklaren. Op het platteland is de leraar nog een notabeleterwijl hij in de moeilijke allochtone buurten in de grote stedenveelvuldig agressief wordt bejegend. Opmerkelijk genoeg denkt depromovenda dat dat probleem zichzelf weer zal oplossen. "Ja, ikgeloof dat het een kwestie van tijd is. Het is het bekende'tweede-generatieprobleem'. Ga maar na: de groepen Antillianen enSurinamers zijn nu ook veel meer aangepast aan de Nederlandsemaatschappij dan twintig jaar geleden. De Marokkaanse kinderen dienu problemen veroorzaken zitten tussen twee culturen, die van hunouders en die van de Nederlandse maatschappij. Ik denk dat hunkinderen al veel meer geintegreerd zullen zijn in de Nederlandsesamenleving. Daar maak ik me eerlijk gezegd niet zo veel zorgenover. Wat wel zorgelijk is, is de hoge werkdruk en het imago vanhet leraarschap. Dat heeft natuurlijk met elkaar te maken, want alshet leraarschap populair was geweest was er geen tekort. Het is eenkwestie van geld. Misschien is het een idee om assistenten in dedrukke periodes, zoals rapportvergaderingen of ouderavonden, bij telaten springen."

"Als ik een vervolgonderzoek zou mogen uitkiezen zou ik despecifieke factoren die maken dat die werkdruk zo hoog is, eensonderzoeken", besluit Van Horn. "Ik denk dat veel problemen op hetcommunicatieve vlak opgelost kunnen worden. Uiteindelijk gaat hetom onbegrip tussen twee partijen dat een idee vanonrechtvaardigheid in de hand werkt. Je ziet nu in hetbedrijfsleven dat problemen bespreekbaar gemaakt worden. Dietendens moet zich doortrekken naar het onderwijs. Pas als eendocent kan toegeven dat er een klas is die hij niet aankan en ervervolgens door de directie ook iets aan het probleem gedaan wordt,zal dat idee van onrechtvaardigheid afnemen. Volgens mij heelrelevant, want het is voor alle partijen beter om psychischeklachten voor te zijn. Er is steeds meer geld nodig om de kostenvoor zieken en arbeidsongeschikten op te brengen. We kunnen zebeter aan het werk houden."

Bas Bruin

Zij-instromers

De situatie in het Nederlandse onderwijs is er de laatste jarenniet beter op geworden, vindt Van Horn. "Klassen worden groter ener komen weinig nieuwe leraren bij. Er is een enorm lerarentekortop dit moment. Voorspeld wordt dat er, om aan de vraag te kunnenvoldoen, in de komende tien jaar een jaarlijks aantal van 8500basisschoolleraren nodig is en 5500 voor het voortgezet onderwijs.Op een gegeven moment wilde het Ministerie van Onderwijs het tekortaan leraren reduceren en haalde het mensen uit het bedrijfsleven omvoor de klas te gaan staan. Die zogenaamde zij-instromers kregeneen korte cursus en gingen vervolgens net zoveel verdienen als hunlangdurig geschoolde collega's. In feite zeg je hiermee datiedereen met een beetje werkervaring met een korte opleiding docentkan worden. Het gevolg was alleen maar nog meer frustratie en nogmeer schade aan het imago van het beroep."

'Newton was echt niet duizend keer belangrijker dan Huygens'

'Newton was echt niet duizend keer belangrijker danHuygens'

Wie in 1962 voorspeld had dat Albert van Helden veertig jaarlater een van 's werelds erkende Galilei-specialisten zou zijn, zouvreemd zijn aangekeken; niet in de laatste plaats door debetrokkene zelf. De bachelor van het Stevens Institute ofTechnology was op weg naar een ingenieurstitel en daarna naar eendegelijke baan bij autofabrikant Ford in Detroit. Na twee jaar hadhij genoeg van de fabriek. De in 1940 in Scheveningen geboren VanHelden, die na zijn emigratie in 1955 Amerikaan werd, ging lievergeschiedenis studeren in Michigan.

"Daar was ik tussen al die alfa's een van de weinige studentenmet een technische achtergrond. Vandaar dat ik als vanzelf in dewetenschapsgeschiedenis terecht kwam. Als ingenieur was ikuiteraard geinteresseerd in de wisselwerking tussen wetenschap entechniek en daarom ben ik me geleidelijk steeds meer gaanconcentreren op de zestiende en zeventiende eeuw."

Telescoop

De ontwikkeling in die twee eeuwen wordt wel samengevat onder denoemer 'de mechanisering van het wereldbeeld ', naar de titel vanhet boek van Eduard Jan Dijksterhuis, de eerste hoogleraargeschiedenis van de wetenschap in Utrecht. God, die aanvankelijkals eerste beweger van al wat beweegt, boven elke verdenking stond,moest in die periode geleidelijk wijken voor een puur wiskundigebeschrijving van natuurlijke processen. Die ontwikkeling kreeg eenbelangrijke impuls door het gebruik van de telescoop, eenNederlandse uitvinding die dankzij de Italiaanse geleerde Galileigrote faam kreeg. In een artikel voor de American PhilosophicalSociety noemde Van Helden diens sterrenkijker uit 1609 zelfs 'hetprototype van een modern wetenschappelijk instrument'.

"Wat zo belangrijk was aan de telescoop was niet alleen dathemellichamen zoals de maan opeens heel groot en duidelijkzichtbaar waren. Veel opmerkelijker was dat ook nieuwehemellichamen werden ontdekt, zoals de vier manen van Jupiter diemet het blote oog niet zijn waar te nemen. De wetenschap was in dietijd nog gestoeld op het uitgangspunt van de Griekse filosoofAristoteles dat uitsluitend zintuiglijke waarneming nieuwe kenniskon opleveren. Maar Aristoteles had niets gezegd over objecten dieje met het blote oog niet kon waarnemen. Dus dat was eenprobleem."

De kwestie was des te belangrijker omdat het traditionele beeldvan de aarde als middelpunt van het heelal steeds meer onder drukkwam te staan. In 1543 had de Poolse kanunnik Nicolaas Copernicusde stelling geponeerd dat de aarde om de zon draait, in plaats vande zon om de aarde. Zo lang observaties van de hemel alleen met hetblote oog plaats vonden, konden de kerk en de gevestigde wetenschapdie opvatting nog afdoen als onbewijsbare ketterij. Maarwaarnemingen met de telescoop maakten aannemelijk dat Copernicuswel eens gelijk kon hebben. Daarmee werd ook het fundament onder detraditionele wetenschapsopvatting weggetrokken, aldus Van Helden."Galilei heeft met zijn telescoop dus niet alleen een belangrijkerol gespeeld in het kosmologische debat in zijn tijd, hij heeft ookde manier waarop over wetenschap werd gedacht en hoe het werdbedreven in een stroomversnelling gebracht."

Huygens

Sinds Van Helden in 1970 ging doceren aan Rice University inHouston, heeft hij zich vooral bezig gehouden met ontwikkelingen inde wetenschap buiten Nederland. Dat ondanks zijn grote interessevoor Christiaan Huygens, Nederlands meest gerenommeerdezeventiende-eeuwse natuurkundige. Nu hij na ruim dertig jaar terugis in zijn geboorteland, hoopt hij die lacune op te kunnenvullen.

"Eigenlijk ben ik indertijd een beetje ontspoord van Huygensnaar Galilei, maar sinds ruim tien jaar houd ik me weer meer met degeschiedenis van de Nederlandse wetenschap bezig. Ik vind datbelangrijk, omdat er in mijn vak sprake is van een veel teeenzijdige gerichtheid op Engelse ontwikkelingen. Dat krijg je metal die Amerikaanse wetenschapshistorici die hun talen niet spreken.Die gaan zich al snel met Engelsen bezig houden. Newton was echtniet duizend keer zo belangrijk als Huygens. Toch wordt in deAngelsaksische wereld duizend keer zoveel gepubliceerd over Newtondan over Huygens. Die verhouding ligt dus wel heel erg scheef.

"Nederland is daar zelf overigens ook schuld aan. Historischgezien is de wetenschap hier lange tijd heel groot geweest, maar erzijn heel weinig Nederlandse wetenschapshistorici en die zijn ooknog eens erg bescheiden. Daar wil ik de komende jaren iets aandoen. Vandaar mijn plannen voor een tweetalige Huygens-website,vergelijkbaar met het Galileo-project, dat ik de afgelopen negenjaar in Rice heb ontwikkeld.

Met die site, die in 2004 in de lucht moet zijn, wil ik Huygensen de geschiedenis van de wetenschap in Nederland internationaalwat meer bekendheid geven. Tot ik in 2005 met pensioen moet, wordtdat een van mijn belangrijkste projecten in Utrecht. Ik wil daarook studenten aan mee laten werken. Er worden door studenten veelscripties geschreven, waarin leuke dingen staan. Maar die liggen ineen kast, waar niemand ze leest. Dan denk ik: zet die leuke dingentoch op het web."

Geouwehoer

Relativeren zit de 62-jarige Van Helden in het bloed. Dat blijktook als hem gevraagd wordt naar zijn appreciatie van Utrecht naruim dertig jaar Rice. "Ach, wat zal ik zeggen? Ik heb het inHouston altijd erg naar mijn zin gehad. Rice is een beetje eenexclusieve, private, rijke universiteit met heel goede studenten.Het is heel klein en lijkt qua sfeer wel een beetje op hetUniversity College. Het leuke was dat je er lunchte metscheikundigen, met sociologen en met lui van de Business School,die allemaal in de Faculty Club aten. Ik kende iedereen. Vergelekendaarmee zit ik hier bij Natuurkunde meer geisoleerd. Ik moet hierecht mijn best doen om contact te blijven houden met collegae vanandere faculteiten. Maar de keerzijde van die mooie medaille inRice was dat het daar wel heel vaak ging over wie het meestverdiende en welke universiteit er nou beter was, Rice, Emory,Vanderbilt of toch Princeton. Die discussie kwam voortdurend terug.Dat soort geouwehoer hoor je hier gelukkig nooit. Dat vind ik eenheel groot voordeel van Nederland."

Het Galilei-project is te vinden op http://es.rice.edu:80/ES/humsoc/Galileo