Achtergrond

Transparant

Veritas en Unitas geschokt door sancties

Veritas en Unitas zijn geschokt door de hardesancties die de universiteit de twee gezelligheidsverenigingenheeft opgelegd. Veritas denkt dat niet alleen de feiten maar vooralde publieke opinie een grote rol heeft gespeeld in debesluitvorming van het college van bestuur. Unitas zou graag inberoep willen gaan tegen de opgelegde sanctie.

De Universiteit Utrecht heeft voor het eerst in haargeschiedenis alle banden verbroken met een studentenvereniging.Veritas mag dit collegejaar niet naar universitaire bijeenkomstenen plechtigheden. Ook is de subsidie van 59.000 euro ingetrokken.Een deel hiervan, de bestuursbeurzen, kan met terugwerkende krachtalsnog verkregen worden als de eerstkomende introductie van Veritasvlekkeloos verloopt.

Wat betreft Unitas zijn de bestuursbeurzen van circa 25.000 euroopgeschort. Als de studentenvereniging voor volgend jaar maart eenvoorstel voor aanpassing van de introductie voorlegt, dat degoedkeuring van de universiteit draagt, worden de bestuursbeurzenalsnog uitgekeerd.

Veritas heeft een zwaardere straf gekregen, omdat deuniversiteit drie jaar op rij klachten ontvangt over haarintroductie. Bovendien vindt de universiteit dat Veritasonvoldoende doordrongen is van de ernst van de situatie.

Preses M. Kort van Veritas zegt de klachten wel serieus te nemenen zegt de zaak intern te gaan onderzoeken. Kort blijft echter bijhaar standpunt dat de Veritijnen een verantwoorde introductiehebben gelopen. Zij denkt dat de publieke opinie een te grote rolheeft gespeeld bij het oordeel van de universiteit.

Bij Unitas is de straf ook hard aangekomen. Rector P. vanGeffen, vindt de opgelegde sanctie erg zwaar. Of het terecht is, isvolgens hem nog niet bewezen. Hij noemt het jammer dat Unitas nietde mogelijkheid is geboden om tegen de beslissing in beroep tegaan, temeer omdat de vereniging drukdoende is met een eigenonderzoek. "Dat was misschien wel zo netjes geweest."

De suggestie dat het college van bestuur wellicht overhaasteconclusies trekt, wijst de woordvoerder van de universiteit J.Kessels, direct van de hand. In totaal zijn vorige week 15 tot 20aspirantleden intensief gehoord en zijn de klachten aan debetrokken besturen voorgelegd. Een deel van de voorvallen is toenherkend en erkend. Kessels benadrukt verder dat de publieke opiniegeen rol in de besluitvorming heeft gespeeld.

Zo acht het college van bestuur dat is bewezen dat aspirantledenflauwvielen als gevolg van het introductieprogramma, dat ze tegenhun wil moesten eten, dat ze geen vrije toegang tot de toilettenhadden en dat zij blootstonden aan ernstige verbale intimidatie."De garanties die de veiligheid en gezondheid van aspirant-ledenwaarborgen zijn met voeten getreden." aldus collegevoorzitter J.Veldhuis.

Uit het onderzoek is overigens niet gebleken dat aspirantledenvan Veritas ingesmeerd zijn met poep en dat Unitas leden tijdenszangles met lakens waren vastgebonden.

Het bestuur van Veritas buigt momenteel het hoofd hoe hetfinanciele gat gedicht moet worden. Ondertussen gaat hetvereningsleven gewoon door, want volgens Kort hebben zo'n 350nieuwe leden al heel wat mooie avonden samen doorgemaakt. Dat datnergens te lezen is, vindt ze zuur.

CN

'Zolang je er achteraf maar om kan lachen'

Al heet het tegenwoordig Kennismakingstijd, bij degezelligheidsverenigingen als Veritas en Unitas wordt nog gewoonouderwets ontgroend. De stelling 'hoe vervelender de introductie,des te leuker je verenigingstijd' lijkt nog steeds op te gaan.Hoewel de KMT volgens een draaiboek verloopt, vallen de verplichtebezoekjes aan een dispuut of jaarclub hier buiten. En daar vallende klappen.

Hein Lodewijkx is sociaal-psycholoog en zegt niet erg onder deindruk te zijn van de verhalen over de afgelopen Kennismakingstijd(KMT). Veritas zou zich bijvoorbeeld te buiten zijn gegaan aan hetopsluiten van nuldejaars, hen verplicht hebben levertraan tedrinken en bruistabletten te eten en hen op strafappel hebben latenstaan waarbij nuldejaars zijn flauwgevallen.

Volgens Lodewijkx zijn de verhalen niet extremer dan die hijzelf een aantal jaren geleden heeft gehoord. "Ik heb voorbeeldengehoord, waarbij nuldejaars een brug over de gracht met eentandenborstel moesten schoonmaken. Maar ik weet niet of dat eenBroodje Aap verhaal is geweest."

De verhalen van Lodewijkx hoorde hij toen hij halverwege dejaren negentig onderzoek deed naar de ontgroening bij twee nietnader te noemen studentenverenigingen. Hij onderzocht zowel eenmilde als een zeer extreme ontgroening en ontdekte dat in beidesituaties de aspirant-leden elkaar opzochten en met elkaar eenhechte groep vormden. Het nut van een pittige ontgroening ziet hijdan ook niet in. Mensen zoeken elkaar altijd op in een bedreigendesituatie met als doel om hun onzekerheden en angsten teverminderen, zegt hij. Dat doen ze ook als een introductie ludieken vrolijk is, zoals bij Biton. Hij bestrijdt de stelling dat deverenigingstijd leuker is naarmate de ontgroening vervelender is,wat veel verenigingsleden nog steeds zeggen.

Zo ook door een Veritijn, die liever niet met zijn naam in dekrant komt. Hij stelt dat het pas leuk wordt, als het van te vorenniet leuk was. De omslag tijdens de Kennismakingstijd is volgenshem geweldig. Ergens aan het eind van de introductie is het feest.Het schelden en sarren is dan voorbij. De ouderejaars mag jeaanspreken met de voornaam en samen drink je een biertje.

Hijzelf heeft de beste vrienden aan de KMT overgehouden, zegthij. Maar natuurlijk heeft hij als nuldejaars ook flink gebaaldtijdens zo'n bezoek aan een dispuut of jaarclub. Maar zolang je erzelf achteraf om kan lachen, zijn de leden niet te ver gegaan,vindt hij. Niet ieder aspirant-lid ziet echter de lol in van eenkamp waar straffe regels gelden, strakke hierarchie heerst en waarje toegeschreeuwd wordt.

De Veritijn heeft herhaaldelijk gehoord dat afhakers tijdens hetkamp in het busje richting station baalden toen ze hoorden dat watze tot dan toe hadden meegemaakt allemaal een toneelstuk was en dathet na de omslag alleen maar leuk was.

Het hele ontgroeningstoneelstuk is opgenomen in een draaiboek,zegt de Veritijn. Er wordt niet zomaar iets gedaan. Daar zit zesmaanden voorbereiding in. Maar niet alles staat in het draaiboek,want tijdens de binnendagen ga je als aspirant-lid twee keer inkleine groepjes op bezoek bij een jaarclub of dispuut. Die bezoekenvinden vaak plaats bij leden thuis en duren zo'n vijf uur.

Het Veritas-lid geeft toe dat niet iedereen het treft. Dat wilzeggen, dat sommige aspirant-leden tijdens hun bezoekje flinkmoeten afzien, voordat 'de omslag' komt en het gezellig wordt. DeVeritijn vertelt niet wat de nuldejaars dit keer bij zijn jaarclubmoesten doen. Wel wil hij zeggen dat ze daarna heerlijk friethebben gegeten. Natuurlijk doet hij tijdens zo'n avond 'ook bitchy'tegen aspirantleden . dat hoort erbij.

De preses van Veritas heeft de leden op voorhand benadrukt dater tijdens die bezoekjes aan hun jaarclubs en disputen niks maggebeuren, omdat ze anders hun geld van de universiteit kunnenkwijtraken. Iedereen heeft een contract ondertekend dat er geenlichamelijk geweld mag worden gebruikt, dat er niet gescholden magworden op persoonlijke kenmerken en dat je een aspirant-lid nietvies mag afleveren.

Hieruit blijken de goede voornemens, maar in de praktijk is ditmoeilijk controleerbaar. Want iedereen is vrij te bedenken wat zedie vijf uur met de eerstejaars gaan doen. En dan is hetgebruikelijk dat ouderejaars kijken hoever ze kunnen gaan en hoeverde aspirant-leden zelf willen gaan. In dit rijtje passen wellichtzaken als het likken van schoenen, het insmeren van poep in hethaar en het drinken van smerige drankjes. De bedoeling is welvervolgens dat de ouderejaars ingrijpen als een eerstejaars te vergaat.

Het Veritaslid komt met een voorbeeld. Een ouderejaars schopteen bal in de Oudegracht en sommeert een nuldejaars die bal te gaanhalen. Op het moment dat het aspirant-lid ook daadwerkelijkoverstag gaat en een duik wilt nemen, moeten de ouderejaars denuldejaars tegen houden.

Op de vraag of de term KMT niet een beetje misleidend is,antwoordt de Veritijn met een anekdote die nog steeds de ronde doetop de societeit. Een nuldejaars arriveerde met gitaar op het kampen zag zichzelf al liedjes zingen rond een kampvuur. De jongen inkwestie is afgehaakt.

Carina Nijssen

Utrechtse studenten fungeren als Olympisch uithangbord

De huidige Olympische Spelen zijn ver verwijderd van hunoorspronkelijke idee. De televisie regeert het wedstrijdschema. Deorganiserende stad heeft als enige doel om er zelf beter van teworden. En de sportwedstrijden tijdens de spelen zijn meestal ookgeen voorbeeld van fair play en zuiverheid, met als meest recentevoorbeeld het schandaal rond de jurering van het ijsdansen in SaltLake City. Toch bedoelden de oude Grieken en de grondlegger van demoderne spelen Baron De Coubertin, dat ooit heel anders. De Spelenzijn, volgens een voormalige voorzitter van het InternationaalOlympisch Comite, vooral bedoeld om te ontdekken dat alle mensenbroeders zijn.

De idealen van het Olympisme, zoals fair play en gelijke kansenvoor iedereen, worden echter nog steeds uitgedragen. In de plaatswaar de klassieke Spelen werden georganiseerd, Olympia inGriekenland, staat de Olympische Academie die zich met niets andersbezighoudt. Elk jaar organiseert die academie een internationalebijeenkomst waar jonge mensen uit de Olympische beweging onderwijskrijgen en discussies voeren over de Olympische gedachte. Dezezomer bestond de Nederlandse afvaardiging uit de twee Utrechtsepedagogiekstudenten Bjoern Geerts en Davina de Vos.

Geerts en De Vos brachten twee weken door op klassieke bodem ennamen deel aan de 42ste Internationale sessie voor studenten van deOlympische Academie, zoals de officiele naam luidt. Aan hunuitzending door het Nederlands Olympisch Comite (NOC) ging eensollicitatieprocedure vooraf. Alle Nederlandse studie's die ietsmet sport van doen hebben, waren door het NOC aangeschreven. De Vosen Geerts, beiden student Sport, Bewegen en Beleid waren getiptdoor hun begeleider. Ze kenden elkaar alleen van gezicht, want DeVos zat een jaar hoger. Ze solliciteerden zonder het van elkaar teweten, maar zijn inmiddels behoorlijk verbroederd.

Sekte

Voetballer Geerts had een grote voorsprong op zijnmedesollicitanten. Hij is afgestudeerd sportleraar en heeft al inNederlandse achterstandswijken sportlessen gegeven en opgezet.Bovendien had hij voor het NOC al als vrijwilliger een half jaar inzwarte townships in Zuid-Afrika docenten geleerd hoe ze hungymlessen moeten opzetten. De Vos bleek echter ook goed genoeg alsbestuurslid van de triatlonvereniging Rijnmond. Ze is nu binnen degemeente Utrecht bezig met een project om leerlingen van hetVoortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs aan het sporten te krijgen.Onder de andere aanwezigen in Griekenland waren veel sportleraren,maar ook studenten die er al een topsportcarriere op haddenzitten.

In Griekenland stonden natuurlijk de nodige toeristischeuitstapjes op het programma, maar de studenten waren vooral drukmet het volgen van hoorcolleges en werkgroepen over het Olympisme.Daarna was er tijd voor sport en veel sporttoernooitjes. De avondenwaren bestemd voor internationale verbroedering tussen de ruimtweehonderd studenten.

Die verbroedering is in elk geval goed gelukt. De Vos: "Zehadden ons vooraf gewaarschuwd dat we in een soort sekte terechtzouden komen. Maar dat was helemaal niet zo. We waren wel heelhecht. Maar dat is logisch, want je zit met tweehonderd man op eenklein stukje grond en je bent zeventien uur per dag intensief metelkaar bezig."

Voor het NOC moeten de twee een evaluatie schrijven van hunervaringen in Griekenland. De andere voorwaarde was dat de tweepedagogiekstudenten allebei een lessenserie over de Olympischegedachte voor het lager onderwijs zouden schrijven. Daar zijn ze nuheel druk mee bezig. Ze verwachten dit jaar nog twee of drie keeringezet te worden als officiele vertegenwoordigers van deOlympische Academie.

Geerts blijkt de meest uitgesproken aanhanger van het Olympisme.Fair play, sporten op het niveau dat bij jou past en het beste uitjezelf halen, zijn voor hem de belangrijkste elementen uit deOlympische filosofie. Dat de Olympische Spelen door het grotepubliek op dit moment vooral worden gezien als een hele grotesportwedstrijd, vindt Geerts jammer. Geerts: "Topsport is vermaak,maar eigenlijk is dat maar een heel klein onderdeel van de sport.Negen procent van alle sporters houdt zich bezig met topsport."Veel meer mensen zijn betrokken bij breedtesport. Die breedtesportis belangrijk voor de maatschappij, vindt Geerts. "Je kunt er jeenergie in kwijt. Je wordt er vrolijk van en je kunt sport ookgebruiken om mensen te verenigen. Er zijn veel sociale vaardighedendie je kunt opdoen in een sport."

Er moet veel veranderen rond de Olympische Spelen, vindt ook DeVos: "Tegenwoordig is het een mediacircus. Maar Olympische sportmoet gaan om het samenzijn en samen spelen. Het plezier hebben insport moet voorop staan. De Olympische Spelen dragen niet meer datgevoel van Olympisme uit. Daarom moeten we nu bij de jeugd beginnenom dat gevoel terug te brengen. Dan krijg je vanzelf weer de spelenwaar wij naar streven."

Geerts heeft veel geleerd van zijn verblijf op de OlympischeAcademie. "Er is zoveel meer in de sport dan alleen lichamelijkeopvoeding. Maar dit staat natuurlijk ook goed op je cv. En het ispromotie voor onze studie. Want die staat in Utrecht tochbehoorlijk onder druk. Pedagogiek weet ook niet precies wat ze metonze studierichting aanmoeten, Terwijl het toch een belangrijke is.Er ligt zo'n groot werkveld op ons te wachten."

Jurgen Swart

'Het wordt alleen maar leuker'

Ze wordt omschreven als charmant en vasthoudend.Leiding geven doet ze op een sobere manier en dat is net wat hetonderwijs volgens de opstellers van het regeerakkoord nu nodigheeft. Maria van der Hoeven, de nieuwe minister van Onderwijs,Cultuur en Wetenschappen, zal waarschijnlijk niet veel gaanexperimenteren met het onderwijs.

De keuze voor de rooms-katholieke, in 1949 in Meerssen geborenMaria van der Hoeven kwam niet geheel onverwacht. Hoewel in eersteinstantie vooral in de onderwijswereld zelf werd gezocht naar eenopvolger voor de immer opgewekte Loek Hermans -- waarbij naarverluid ook de Utrechtse collegevoorzitter Jan Veldhuis in de racewas -- viel de keuze uiteindelijk op een politica die geroemd wordtom haar leidinggevende kwaliteiten en haar dossierkennis. Bovendienis ze een vrouw, wat uiteraard een pre is in dit mannelijkekabinet.

Misschien nog belangrijker was echter het feit dat Van derHoeven geen onbekende is in onderwijsland. Na de mulo ging ze naarde kweekschool en vervolgens studeerde ze mo-A Engels met debedoeling om lerares te worden. Maar al op jonge leeftijd koos zijvoor de politiek, in eerste instantie in de Maastrichtsegemeenteraad. Hoewel ze maar kort voor de klas stond, bleef hetonderwijs haar boeien. Haar eerste beleidsnota schreef ze beginjaren zeventig dan ook over basisscholen in Maastricht. Naast haarpolitieke activiteiten was Van der Hoeven onder meer directeur vaneen vakopleiding voor volwassenen en van het technologiecentrumLimburg, voordat ze in 1991 naar Den Haag vertrok.

Ondanks haar nu al ruim tien jaar durende Haagse loopbaan bleefde altijd minzaam lachende Limburgse onder het grote publiek langetijd relatief onbekend. Na de leiderschapscrisis van vorig jaar inhet CDA, steeg haar ster ineens snel. In oktober werd zij benoemdtot vice-voorzitter van het CDA-fractiebestuur, waarmee zij deeerste vrouw in de partij werd.

Sinds deze zomer is zij dus minister van onderwijs, deportefeuille die zij ook als Kamerlid al lange tijd beheerde. "Datonderwerp gaat me aan het hart", zei ze in april van dit jaar inTrouw. "Wat er in het onderwijs gebeurt -met alle lerarentekorten-vind ik heel zorgelijk. Ik blijf daar dan ook op hameren in deKamer. Recent nog: er blijken 12.000 mensen uit het onderwijsverdwenen. Die zijn gewoon iets anders gaan doen. Ik stel dat aande kaak. Hoe komt dat? Dat mag toch niet? Onderwijs is iets heelfundamenteels, dat moet goed geregeld zijn. Je kan wel spreken vanNederland kennisland, maar dat is een holle frase als je onderwijsniet op orde is."

Mooie woorden van het toenmalige Kamerlid, die wel heel snelheeft ervaren dat de praktijk weerbarstiger is dan de leer. Als lidvan de oppositie had zij vaak felle kritiek op het (gebrek aan)beleid van de ministers Hermans en Ritzen. In NRC Handelsblad zeizij in 1998 bij voorbeeld boos: "Ritzen blijft zitten terwijl hetop zijn ministerie een puinhoop is." Maar inmiddels krijgt zij erals minister zelf net zo hard van langs. Haar rede bij de openingvan het Academisch Jaar in Twente, waarin zij de bezuinigingen opde universiteiten verdedigde, verleidde Volkskrant-columnist AdLagendijk tot de woedende constatering dat de minister te laf wasgeweest om ronduit te zeggen dat de regering er willens en wetensvoor kiest om goed onderzoek de nek om te draaien. "Zeg dan datNederland geen kennisland wordt."

Gevraagd naar haar toekomstplannen zei Van der Hoeven in aprilin Trouw nog lang niet aan stoppen te denken. "Het wordt alleenmaar leuker." Vooralsnog denken Ad Lagendijk en de Nederlandseuniversiteiten daar duidelijk een tikkeltje anders over.

Karen Eshuis, Erik Hardeman

'Ik heb begrip voor u boosheid'

Annette Nijs van de VVD is momenteel de belangrijkstepersoon voor het hoger onderwijs. De 40-jarige vrouw is inNederland relatief onbekend maar in de wereld van olie ene-business is haar naam vertrouwd. Voor het Haagse pluche heeft zehet warme Manilla opgegeven.

De liberalen haalden haar nieuwe staatssecretaris van Onderwijsuit Manilla, de Filipijnen. Daar was Nijs Global e-Commerce managerbij Shell. Voor diezelfde werkgever was ze eerder gestationeerd inOman ('92-'95) en Londen ('95-'01). Dat verklaart haar relatieveonbekendheid in Nederland.

Nijs heeft echter ook enige directe ervaring met hogeronderwijs. Voor de London Business School, waar ze in 1999 haarMBA-diploma haalde, doceerde ze onder meer e-Business. Trots meldtde instelling op haar website dat Nijs het in Nederland heeftgeschopt tot Secretary of State for Education.

Met de Nederlandse bestuurscultuur had Nijs al eerderkennisgemaakt. In 1986 werd ze lid van de VVD-partijcommissieSociale Zaken en twee jaar later volgde het voorzitterschap van deJongeren Organisatie voor Vrijheid en Democratie (JOVD). Bovendienwas ze lid van de Sociaal Economische Raad, die met zijnvertegenwoordigers van de Kroon, werkgevers en werknemers debelichaming van het poldermodel is.

Nu is Nijs als staatssecretaris van Onderwijs onder meerverantwoordelijk voor studiefinanciering, universiteiten enhogescholen. Uitzondering wordt gevormd door de lerarenopleidingen,die vanwege het politiek gevoelige lerarentekort in het takenpakketvan onderwijsminister Maria van der Hoeven (CDA) zijn beland.

Daarmee trekken de christendemocraten overigens de lijn van deafgelopen vier jaar door. Camiel Eurlings, afgelopenkabinetsperiode onderwijswoordvoerder van het CDA, moest als het omde lerarenopleidingen ging wijken voor Van der Hoeven, die toen nogkamerlid was.

Ook de overheveling van het hoger onderwijs uit het takenpakketvan de minister naar dat van een staatssecretaris draagt eenduidelijk CDA-stempel. De grootste regeringspartij vindt dat deproblemen in basis- en voortgezet onderwijs onder de directeverantwoordelijkheid van de minister moeten worden aangepakt, endaarvoor moet het hoger onderwijs wijken.

Alleen al die degradatie suggereert dat Nijs voor een pittigeklus staat. Ook in het regeerakkoord staat weinig goed nieuws voorhet hoger onderwijs. Tot en met 2006 moet 143 miljoen euro wordenbezuinigd en dat beperkt de ruimte voor Nijs om universiteiten enhogescholen iets extra's toe te stoppen.

Bij de opening van het academisch jaar in Delft liet Nijsdoorschemeren zelf ook niet erg blij te zijn met deze opdracht. "Ikheb begrip voor uw boosheid", zei zij. "Ik zou ook boos zijn als ikin uw schoenen zou staan. Maar met de aanvaarding van ditstaatssecretariaat heb ik mij gecommitteerd aan het strategischakkoord van het kabinet en dus aan de bezuinigingen. Ik zal die danook uitvoeren."

Dat klinkt niet echt als een bewindsvrouwe die alles op alleswil zetten om de positie van het wetenschappelijk onderwijs enonderzoek in een tijd van bezuinigingen veilig te stellen. Maar datontkent de staatssecretaris met klem. "Dit kabinet wordtbeschuldigd van de gedachte dat ze kennis niet belangrijk vindt",zei Nijs, "maar niets is minder waar." Haar rede in Delft droeg decurieuze titel 'Alleen het gesproken woord geldt'. Voor deuniversiteiten, die van opeenvolgende bewindspersonen al te vaakmooie verhalen te slikken hebben gekregen en inmiddels snakken naarde bijbehorende daden, is het te hopen dat Nijs die titel niet alte letterlijk bedoeld heeft.

HOP, EH

'Komt er oorlog, mijnheer Van Rossem?'

De werkkamer van Maarten van Rossem etaleert bewijzen voor delicht chaotische inslag waar de historicus zo graag mee koketteert.Paperbacks liggen ongeordend op de planken van de grauwmetalenuniversiteitsboekenkasten. In een verder vrijwel kaal vertrek trekteen wit aardewerken Ronald Reagan-theepot de aandacht. Een verleptenarcis hangt uit de neus van de ex-president.

Toen het gebeurde was ik hier, op deze zelfde plek, vertelt debijzonder hoogleraar op de van hem bekende lijzige wijze. - 'Hijpraat als een printertje', vond een televisiepresentatrice ooit.Een foute omschrijving. - Het was nota bene een dame van de lokalezender die belde. 'Meneer Van Rossem, er is een vliegtuigje tegeneen WTC-toren gevlogen', kreeg ik te horen. Dat kijken we nog maareven aan, was mijn eerste gedachte. Een kwartier later wist ze tevertellen dat ook de andere toren was geraakt. Tja, toen ben ik opde fiets gesprongen om thuis televisie te gaan kijken.

Het duurde niet lang of Van Rossem zat in Hilversum tegenoverMaartje van Weegen. Zo ziet u maar weer wat iemand met eenvoudigemiddelen kan bereiken, zei ik. Want zo was het toch? Die MohammedAtta en kornuiten hoefden slechts op de afgesproken tijd op deafgesproken plek te verschijnen. De bewaking op Amerikaanseluchthavens stelde nooit een fluit voor. En van Menno Baksteen hadik inmiddels begrepen dat zelfs een uitermate onhandig persoon alsikzelf in staat zou zijn een vliegtuig in de lucht te besturen. Datik met die uitspraken klaarblijkelijk grenzen overschreed, begreepik zelf pas toen ik thuis kwam. 'Had je dat nu wel zo moetenzeggen?', vroegen mijn familieleden.

Binnen anderhalve dag behaalde Van Rossem met zijn debunking destatus van nationale stoorzender. Het leverde gedenkwaardigetelevisie op. Ik begon mij steeds meer te ergeren aan de helemedia-hyperventilatie. In de studio's hing ook zon rare opgewondensfeer. Het was erg, maar niet zo erg, dacht ik. Toch werd hetalsmaar groter en groter. Het was nog een wonder dat er geen aliensbij betrokken waren. Pieter-Jan Hagens begon over de DerdeWereldoorlog. Ik vond het allemaal onzin. Als een vliegtuig opSoestdijk valt, dan is dat echt wat anders dan zes Duitsepantserdivisies die onze oostgrens overkomen. Het ging omterrorisme, niet om oorlog, en dat moet je analytisch ook andersbenaderen."

Na die uitzending begon dat gedonderjaag met die e-mails. Demeest verschrikkelijke dingen werden mij toegewenst. Dat heeft denkik een dag of vijf, zes, geduurd. Binnen tien dagen was de toestandin Nederland weer genormaliseerd. Machtstrijd in CDA, kopte deVolkskrant, herinner ik me. Ik had nooit aan mijn gelijkgetwijfeld, maar ik had niet verwacht het zo snel te krijgen.

Geschaad of gepijnigd door de hele controverse om zijn persoonvoelt Van Rossem zich niet. Ik heb me er weinig van aangetrokken,zo zegt hij. Zijn media-optredens van een jaar geleden beschouwthij nu zelfs als zijn finest-hour. Een verstandig deskundige weetzijn rol te relativeren, maar achteraf gezien ben ik wel tevredenover mezelf. Ik was zon beetje de enige die een ander geluid liethoren. In die periode werd ik ook vaak aangesproken op straat. Komter oorlog, mijnheer Van Rossem?, werd mij dan door een ouder stelbij de kruidenier gevraagd. Dat was niet dom, want de media sprakenvan niets anders. En dan vertelde ik die brave mensen dat erhelemaal geen oorlog kwam.

Maar mogelijk hebben zijn uitlatingen van destijds nu toch eenoffer gevraagd. De Volkskrant-column waar hij zeer aan hechtte werddoor de redactie onlangs stopgezet. Het blijft duister of daar eenlink is met mijn uitlatingen na de ramp. Ik ga er niet vanuit. Maarhet is waar dat er destijds een akkefietje is geweest met eenbuitenlandredacteur van de krant die mij had uitgemaakt voor alleswat lelijk is. Hoofdredacteur Pieter Broertjes heeft mij toen ineen brief verzekerd dat mijn bijdragen nog altijd zeer op prijswerden gesteld door de krant. Therapeutisch gelul, blijkt nu.

Adepten die zich verheugden op de auto-column van Van Rossem diede makers van het nieuwe satirische tijdschrift P.I.M. voor 11september beloofden, zullen inmiddels ook teleurgesteld zijn. "Datmoest ik in de NRC lezen. Ja, ik ben een autoliefhebber. Ja, er iscontact geweest. Maar meer niet. Ik heb nog geen column geschrevenen weet niet of ik het ga doen. Ik ben ook geen groot satirischschrijver. Mijn columns zijn altijd serieus. Ergerlijker vond ikdat er stond te lezen dat ik geen rijbewijs heb. Ik heb al 39 jaareen rijbewijs."

Toch ontbreekt het typische Van Rossem-geluid vanzelfsprekendniet in het circus rondom 'een jaar later'. Een kleine week voor 11september stonden al gastoptredens bij onder meer Business NewsRadio, Twee Vandaag en de Wereldomroep gepland. Alleen deVARA-redactrice die Van Rossem tijdens het interview nogtelefonisch probeert te strikken voor een ochtendprogramma op Radio1 moet beleefd doch beslist worden afgewimpeld. "Nee, dan slaap ikaltijd. Nee, echt, ik ben er zeker van dat ik op dat tijdstipalleen wartaal zou uitslaan."

De mogelijke Amerikaanse inval in Irak is het hot-topic onderdeskundigen. In het 'Irak-debat' bevindt Van Rossem zich lijnrechttegenover zijn Utrechtse collega-deskundige Arend Jan Boekestijndie twee weken geleden door Barend en Van Dorp werd ontdekt.Boekestijn vindt een 'Einzelgang' van de Verenigde Staten alleszinste rechtvaardigen. Volgens Van Rossem had het zo ver niet mogenkomen. "Het meest opmerkelijke van het afgelopen jaar is toch demanier waarop Bush de wereldwijde solidariteit, het 'wij zijnallemaal New Yorkers', helemaal heeft verkwanseld. De Amerikanenhebben overal in de wereld vervreemding en irritatie gewekt. Datmag je behoorlijk stupide noemen. Ik ben er toch vrij zeker van datAl Gore dat handiger had aangepakt. "

Toch is Van Rossem allesbehalve bevreesd dat zijn gelijk in dekomende maanden alsnog in gevaar komt. "Dat de Amerikanen ietszullen willen doen staat buiten kijf. Saddam is een zeeraantrekkelijk doelwit. De grote frustratie van de Amerikanen blijftnatuurlijk dat Osama Bin Laden en de leiding van de Taliban opoverklaarbare wijze zijn zoekgeraakt. Van Saddam weten ze in iedergeval waar die zit. Maar zelfs als er een Amerikaanse inval in Irakkomt, dan is dat een oorlog tussen het machtigste land ter wereldtegen een straatarme woestijnstaat. En geen wereldoorlog."

Xander Bronkhorst

Langzame doch gewisse dood voor hongerstaker

Eten weigeren is het machtsmiddel van de machtelozen. Zo'nduizend mensen per jaar nemen in Nederland hun toevlucht tot ditlaatste redmiddel. Het gaat vooral om uitgeprocedeerde asielzoekersdie zo een verblijfsvergunning proberen af te dwingen.

In 1998 lieten bijvoorbeeld 132 'witte illegalen' in Den Haaghun eten staan om uitzetting te voorkomen, en voor een flink aantalmet succes. Dit soort resultaten zijn echter schaars. Meestalbereiken hongerstakers weinig met hun actie.

Wat Nederlands bekendste hongerstaker van het moment Volkert vander Graaf bereikt, is nog onduidelijk. Hij protesteert tegen depermanente camerabewaking in zijn cel. Deze draaien nu nog steeds24 uur per dag en registreren nu de langzame zelfmoord van de man.Want los van de discussie over dwangvoeding en zelfbeschikking,biologisch gezien is hongerstaking gewoon een trage vorm vanzelfmoord: de hartspier wordt afgebroken, de hartslag zwak, dehongerstaker zakt weg in een coma waarop de dood volgt.

Een hongerstaker die wel drinkt -een mens kan slechts een weekzonder drinken- bereikt na veertig tot tachtig dagen het terminalestadium. Hoe lang een hongerstaker het volhoudt zonder eten hangtaf van wat hij drinkt en van zijn conditie aan het begin. Iemandmet meer vet kan het langer uithouden dan een mager scharminkel.Een staker verliest per maand tien kilogram lichaamsgewicht,onafhankelijk van zijn uitgangspositie. Magere hongerstakerskrijgen eerder problemen dan dikkere. Suikerziektepatienten zijnzeer slecht uitgerust voor een hongerstaking, omdat het hormooninsuline dat zij missen, een belangrijke rol speelt bij deaanpassing van het lichaam aan het dieet.

Volkert drinkt onder andere vruchtensappen en thee met suiker.Hij krijgt dus nog wel energie binnen. Het lijkt dus niet onlogischom te veronderstellen dat Volkert het wat langer uit kan houden daneen alleen op water levende staker. Maar heel veel langer dantwee-en-eenhalve maand overleven zonder vast voedsel is nietmogelijk.

Wat gebeurt er allemaal in het lichaam van de hongerstaker? Hetlichaam stelt zich in op de ongewone omstandigheden. Het doeldaarvan is om de hersenen 'draaiende' te houden en spierweefsel tesparen. De hersenen leven de eerste twee weken alleen van glucose,andere organen kunnen ook elders energie uit putten. Ten behoevevan de hersenen is het dus zaak voldoende glucose (suiker) te makenen te besparen. Daarom gaan andere organen op een lager pitjedraaien. Is de suikervoorraad dusdanig aangetast, dan stappen ookde hersenen over op een ander dieet: zij draaien dan op zogenoemdeketonen die ook uit vetten zijn te maken maar waarvoor geeneiwitten nodig zijn zoals bij het maken van glucose.

Zoals gezegd is vetweefsel de voornaamste bron van glucose. Hetlichaam zet vetten om in suikers. Maar vetweefsel zorgt ook voorisolatie en er zitten er verschillende vitamines in opgeslagen. Hetlichaam zal daarom niet alleen vet verbranden, maar ook eiwitten.Naarmate het vet opraakt, wordt eiwitverbranding belangrijker. Endaarmee worden de spieren waarvan eiwitten de belangrijkstebouwsteen zijn, aangetast. Naarmate meer eiwitten omgezet worden inenergie, neemt de spiersterkte af. Na tien dagen hongeren merkt destaker dat hij duidelijk slapper wordt.

De eiwit-afbraak en de spierverslapping hebben de meestdesastreuze gevolgen. De eerste week vallen de gevolgen nog welmee. Daarna is de hongerstaker doorlopend moe, heeft hij hoofdpijnen is het door concentratieproblemen moeilijk om te lezen. Na deeerste maand wordt de toestand echt zorgelijk. Dan tredengehoorverlies, slechter zien, misselijkheid, braken endarmbloedingen op. Het immuunsysteem stort in elkaar, de staker isvatbaar voor infecties die gezonde mensen niets zouden doen.

Na vijftig dagen is een hongerstaker een lichamelijk wrak. Metzo iemand is het moeilijk communiceren omdat van zijn stem nogslechts gefluister rest. Bovendien kan een psychose optreden: destaker lijdt aan waanvoorstellingen en verliest het contact met dewerkelijkheid. Het 'point of no return' is nu dichtbij. Op eengegeven moment is de afbraak van organen onomkeerbaar. Hetafstervingsproces is begonnen. Opnieuw beginnen met eten heeft dangeen zin meer, dwangvoeding - zoals door de minister wordtvoorgesteld in de zaak Volkert - dus ook niet.

Wat de staker fataal wordt, is niet exact aan te geven. Zo kande hartspier het begeven; de lever werkt niet meer waardoor giftigestoffen de hersenen beschadigen; een simpele infectie kan de doodbetekenen of de optelsom van alle niet meer functionerende organenzoals nieren, lever en longen kan het eindsignaal betekenen. Heteindresultaat van een doorgezette hongerstaking is altijdhetzelfde: dood.

In Nederland is nog nooit een hongerstaker overleden, maar inTurkije zijn sinds oktober 2000 al 56 mensen overleden aan eenzelfgekozen hongerdood. Deze stakers zijn gevangenen dieprotesteren tegen het regime in nieuwe gevangenissen.

Volkert beleeft vandaag de 63ste dag van zijn hongerstaking. Hetzal lichamelijk niet goed met hem gaan, maar zijn medische toestandis moeilijk te voorspellen omdat hij meer dan alleen water drinkt.Maar langer dan een paar weken kan hij het waarschijnlijk niet meervolhouden. De camera's die hem van zelfmoord moeten weerhouden,kunnen dan niets anders doen dan zijn einde registreren.

Rinze Benedictus

Met dank aan Balthasar Schaap van de JohannesWier Stichting. Hij is mede-auteur van het boekje 'Honger naarrecht, honger als wapen. Handleiding voor de medische enverpleegkundige begeleiding van hongerstakingen.' Zie ookwww.johannes-wier.nl.

Weer eten kan dodelijk zijn

"Dat is verschrikkelijk, het is door iedereen miskend!" Sociaalgeneeskundige Balthasar Schaap is aan het woord over de periode naeen hongerstaking. Intensieve medische begeleiding is nodig om tezorgen dat de staker niet alsnog overlijdt. "Ik laat ze meestalopnemen op de intensive care."

'Ze' zijn hongerstakende asielzoekers. Als vertrouwensartsbegeleidde Schaap verschillende stakers. Hij is betrokken bij deJohannes Wier Stichting die zich inzet voor hongerstakers.

Hongerstakers die weer gaan eten moeten het 'refeeding syndrome'vermijden. Te snel, te veel eten kan leiden tot falende longen, eenslecht functionerend hart en er kunnen hersenverschijnselenoptreden. Soms kan dit de dood tot gevolg hebben.

Het eerste wat een ex-hongerstaker krijgt, is een infuus metzout water. "De elektrolytenbalans daarvan is cruciaal", zegtSchaap. Vooral fosfor, magnesium en kalium moeten in de juisteverhouding toegediend worden, omdat de water-en-zout-huishoudingvan het lichaam helemaal ontregeld is. "Na een of twee weken isiemand weer in balans", zegt Schaap. Mensen kunnen dan weer normaaleten. Het duurt echter zo'n drie tot vijf maanden totdat het oudegewicht bereikt is.

Een hongerstaker kan blijvende klachten overhouden aan zijnactie. Soms raken de nieren beschadigd en een enkele keer tredenhersenbeschadigingen op door de chronische ondervoeding.

'Ik wil gewoon verandering'

Johannesburg is altijd al een hectische stad, maardezer dagen heeft zij nog meer weg van een op hol geslagenmierenhoop dan anders. De tienduizenden mensen die uit allewindstreken naar Zuid-Afrika kwamen voor de VN-top over DuurzameOntwikkeling zijn meer dan de stad verhapstukken kan.Sandton-center, de plaats waar regeringsdelegaties overleggen,lijkt op een bijenkorf. Lobbyisten, parlementariers, activisten envertegenwoordigers van belangengroepen vliegen af en aan en een vanhen is een student van de Utrechtse universiteit.

Frank Mulder (24) is jongerenvertegenwoordiger van deNederlandse delegatie op de Earth Summit, zoals de top is gaanheten. De bijna afgestudeerde student Internationale Betrekkingengaat helemaal op in het decor. Ook hij staat geen moment stil. Vooreen fatsoenlijke lunch is dan ook meestal geen tijd, vertelt hijmet een grijns: "Af en toe eet ik wel eens wat hapjes op eenreceptie waar ik toch naartoe moet. En in de kamer van de delegatieliggen Kitkats waar ik de ergste honger mee kan stillen."

Anderhalve week lang praatten 172 landen in Zuid-Afrika over detoekomst: hoe kan deze er voor alle mensen op de wereld mgoeduitzien, zonder daarbij de planeet definitief in puin te latendraaien. En daar hebben jongeren alle belang bij, vindt Frank."Duurzame ontwikkeling gaat om de wereld zoals je die achterlaat.En om dat belang te vertegenwoordigen, heb je de jeugd nodig. Ikwil gewoon verandering. Alle landen moeten zich nu maar eens gaanrealiseren dat dat nodig is. En omdat ik jong ben, en nog nietverstrikt in een web van belangen, kan ik gewoon zeggen dat weallemaal wat van onze economie moeten inleveren. Zonder meteen aanalle achterliggende belangen te hoeven denken."

De dag van het jonge delegatielid zit propvol. Om kwart voor zeshijst hij zich uit zijn bed in het aan de rand van de stad gelegenhotel, want de tocht naar Sandton-center vergt minstens een uur.Dan overleggen de delegatieleden eerst wat er te doen staatvandaag. Mulder zit dan tussen kamerleden, ambtenaren van debetreffende ministeries, de kersverse staatssecretarissen milieu enontwikkelingssamenwerking.

Voelt hij zich niet een beetje klein tussen al deze hotemetoten?"Al die ambtenaren weten natuurlijk veel meer dan ik. Ze vinden jedan ook wel een broekie, dat snap ik wel. Ik moet het niet hebbenvan de dossierkennis, dat laat ik aan anderen over. Ik ben er voorde frisse blik."

Na een snelle kop koffie vertrekt de geschiedenisstudent naarhet conferentiecentrum waar het allemaal gebeurt, op loopafstandvan het kantoor waar de Nederlanders hun tenten hebben opgeslagen.Het hele terrein van de Summit is hermetisch afgesloten van debuitenwereld, zonder een kaart om je nek waarop staat dat je doorde VN bent erkend, kun je nergens naar binnen. Aan de rand van hetterrein wemelt het van de zenuwachtige politieagenten, die alheftig beginnen te gebaren als een taxi maar iets te lang stilstaatom een passagier uit te laten stappen. Het gelikte kantorenterreindoet niet vermoeden dat Alexandra, een van de meest ellendigesloppenwijken van Johannesburg, op een steenworp afstand ligt. Ende organisatie doet er ook alles aan om de Summit-gangers niet metdeze armoede te confronteren.

Eenmaal door de controle haast Frank zich naar de zaal waar deMajor Groups zich ophouden. Dit zijn de groepen die de VNonderscheidt als bijzondere belanghebbenden, zoals vrouwen, boerenen jongeren. Met dunne systeemwandjes is er voor elk van diegroepen een eigen kantoortje gefabriceerd. Het geroezemoes en detoespraken op de achtergrond klinken echter overal door.

Als Frank binnenkomt in het jongerenkantoor, krijgt hij meteenpapieren in de hand gedrukt van een Canadese die vanavond eentoespraak houdt. Of hij ook komt misschien? Daarna praat hij evenmet een mede-Europeaan die hij al eerder ontmoette opvoorbereidende conferenties in Bali en New York en schiet een anderhem aan over een bijeenkomst vanmiddag.

"Nu even naar Pronk kijken", zegt hij terwijl hij er alweer devaart inzet om naar de vijfde verdieping te komen. Voormaligmilieuminister Pronk zit de plenaire bijeenkomst voor waar iederedag een aspect van het actieplan wordt besproken. Met eenkoptelefoontje aan zijn linkeroor luistert Frank naar een vertoogover het belang van schoon water voor iedereen, waarna een anderinhaakt op de discussie en pleit voor privatisering omdat dit debeste manier zou zijn om dit te bereiken.

Zo veel tegenovergestelde belangen, zoveel verschillende ideeenuit uiteenlopende culturen, hoe denkt de 24-jarige Nederlander daariets aan bij te kunnen dragen? Denkt hij echt nog iets te kunnenveranderen aan de teksten waarover de grote mogendheden aan hetkissebissen zijn? "Nee, in Joburg kan dat niet meer. Ik geloof hiermeer in het benaderen van de media, met journalisten praten als debelangen van jongeren dreigen te worden ondergesneeuwd. De groteissues liggen al lang vast, lobbyen heeft geen zin meer."

Op de voorbereidende conferenties dit voorjaar in New York enBali echter, was er nog wel ruimte, meent hij. Op die veelkleinschaliger tops kun je nog wel eens iemand te pakken krijgendie er echt toe deed, om ergens aandacht voor te vragen. "Toen deVS voorstelde om Kyoto (afspraken over de vermindering van deuitstoot van CO2, FvZ) maar helemaal te schrappen, reageerde ineerste instantie bijna niemand. We zijn toen als jongeren naar deSpaanse delegatie gestapt, toen voorzitter van de Europese Unie, omde boel wakker te schudden."

De jongeren maken de oersaaie bijeenkomsten bovendien altijd watlevendiger. Zoals in Bali, waar een demonstratieverbod gold. Daarbegonnen vijftien jeugdleden in het gebouw aan een wandelingachteruit. Dit om te verbeelden dat het bergafwaarts ging met deonderhandelingen en dat er een uitgekleed plan in de maak was.Binnen de kortste keren vergezelden vele sympathiserendedelegatieleden de jeugd in hun merkwaardige wandeling, verteltFrank enthousiast.

Dat ook de jeugd al is besmet door het eindeloze vergadervirus,blijkt op de bijeenkomst waar hij vlak voor twaalven heen moet.Frank zit in kleermakerszit op de vloer met een Australische, eenKroaat, een Mexicaanse en en Amerikaanse, om te bespreken wat dejeugd vandaag gaat inbrengen. Maar in plaats van kort te melden watiedere voorbereidingsgroep aan de orde wil hebben, begint dediscussie weer gewoon van voren af aan met de procedures. Frankzucht: "Soms is het een beetje de VN in het klein."

Meer vertrouwen heeft hij in de dag van morgen. Dan zal deDeense minister van milieu EU-jongeren ontmoeten. Devoorbereidingen daarvoor vanmiddag waren contructief, vertelt hij,als hij om half negen 's avonds eindelijk in een restaurant in hetconferentiecentrum neer kan ploffen.

Maar zelfs boven de 'penne met hot tomatosauce' gaat het werkgewoon door. Met een jeugddelegatielid uit de Filipijnen raakt hijin een heftige discussie verwikkeld over op welke manier jongerenzich zouden moeten profileren. Frank praat hier zo vol vuur over,dat het moeilijk voorstelbaar is dat hij diezelfde ochtend nog zeieigenlijk weinig vertrouwen te hebben in de hele top: "Het heleactieplan is meer een plan zonder actie. Concrete toezeggingen zijner niet, en er staan maar zes jaartallen in. En die staan tussenhaken. Daar kun je cynisch van worden, en ik zie ook veel mensenhier die dat zijn."

Wat er ook gebeurt, hij hoopt op zijn eigen manier een steentjebij te dragen aan een duurzamer wereld: "Als je ziet hoe onzewesterse levensstandaard de wereld beinvloed, dan moet je daar weliets aan doen. Voor een eerlijker verdeling wil ik best watinleveren." Je eigen consumptiepatroon veranderen is een goedbegin, vindt de student: "Minder vlees eten, Max Havelaar-koffiedrinken, iedereen kent het wel. Maar ik zie om me heen datmedestudenten zich machteloos voelen en denken 'het helpt toch nietwat ik doe'. Maar het begint echt bij jezelf."

Femke van Zeijl

Medicijnen moeten sneller worden aangepast

Fabrikanten van geneesmiddelen schrijven vaak een tehoge dosis medicijnen voor, zo blijkt uit Utrechts onderzoek.Patienten lopen daardoor onnodig risico op bijwerkingen. Medicijnenmoeten daarom in de gaten worden gehouden als ze eenmaal op demarkt zijn en indien nodig worden aangepast. Dat zegt onderzoekerfarmaco-epidemioloog Rob Heerdink.

"De optimale dosering van het middel tegen hoge bloeddruk,hydrochloorthiazide, is 100 milligram per dag gedeeld door heteditie-nummer van de laatste editie van mijn boek." Deze uitspraakvan Gilbert MacMahon, schrijver van een standaardwerk over hogebloeddruk, illustreert volgens Rob Heerdink van de afdelingfarmaco-epidemiologie perfect een groot probleem waar de modernegeneeskunde mee kampt. Inzichten over de dosering veranderendrastisch in de tijd. Het middel tegen hoge bloeddruk begon op 100milligram per dag, terwijl tegenwoordig nog slechts 12,5 milligramper dag nodig is.

In het augustusnummer van het tijdschrift Pharmacoepidemiologyand Drug Safety publiceert Heerdink een onderzoek naar deveranderingen in doseringen van medicijnen in de loop van de tijd.Hij vond 115 medicijnen waarvan de dosering gewijzigd was. In hetmerendeel van de gevallen, 61 procent, was de nieuw voorgeschrevendosis lager dan de oude. Dat betekent dat veel mensen onnodigrisico lopen op bijwerkingen en dat therapieen meer geld kosten danzou hoeven.

Heerdink verrichtte het onderzoek samen met Bert Leufkens enJohn Urquhart - een Amerikaanse hoogleraar aan de Universiteit vanMaastricht die in 1997 een eredoctoraat van de Universiteit Utrechtontving voor vernieuwende ideeen om het medicijngebruik van mensente onderzoeken. Hun onderzoek verschijnt samen met een Amerikaansonderzoek naar de dossiers van de FDA, de Amerikaanse instellingdie medicijnen registreert. In twintig procent van 354 medicijnenbleek de dosis aangepast te zijn. Heerdink: "Het mooie van hunonderzoek is dat ze ook de reden van de dosiswijziging kenden. Intachtig procent van de gevallen werd de dosis verlaagd omdat demedicijnen te veel bijwerkingen gaven."

Heerdink gebruikte voor zijn onderzoek een database van dewereldgezondheidsorganisatie WHO. Het in Oslo gevestigde Centrumvoor Medicijnstatistieken en Methodologie houdt van alle medicijnenbij wat in elk land de voorgeschreven dosis is. "Deze database ishij puur gebaseerd op de praktijk", zegt Heerdink. Als devoorgeschreven dosis in de praktijk lager is dan de door defabrikant voorgestelde dosis, dan is zo'n lagere dosis kennelijkook voldoende werkzaam met minder risico op bijwerkingen."

Vooral bij cardiovasculaire middelen neemt de voorgeschrevendosis af in tijd. Van de medicijnen captopril tegen een hogebloeddruk en cholesterolverlagende statines zijn de doses enormgekelderd. Kennelijk zijn de makers van de medicijnen,farmaceutische bedrijven, niet goed in staat de juiste dosis in teschatten. Heerdink heeft daar wel een verklaring voor.

"Farmaceuten stellen al heel vroeg in de ontwikkelingsfase vaneen medicijn de dosis vast. Bij de zogenoemde fase I trials, datzijn proeven met gezonde vrijwilligers, draait het om het aantonenvan een effect van het medicijn. De onderzoekers zullen dus geneigdzijn om een hoge dosering te kiezen. Zelfs als ze in de loop vanhet onderzoek vermoeden dat de dosis aan de hoge kant is, zullen zedie niet zo snel wijzigen. Het is namelijk ontzettend duur om dietrials opnieuw te doen. Eventuele bijwerkingen nemen ze dan maarvoor lief. Bovendien is de schaal van de trials zo klein datbijwerkingen die bij een op de duizend mensen optreden nauwelijkste detecteren zijn. Terwijl dat in de praktijk wel schadelijk kanzijn."

Deze manier van medicijnen maken kan voor de bedrijven flinknadelig uitpakken. Patienten betalen namelijk meestal voormedicijnen al naar gelang de hoeveelheid werkzame stof die er ineen pil zit. Een pil met een hogere dosering is duurder dan een pilmet minder medicijn er in. Stel dat de aanbevolen dosering van eenmiddel halveert, dan ziet de farmaceut zijn omzet voor dat medicijngrofweg halveren. "Terwijl het eigenlijk onzin is om per gram ofmilligram werkzame stof te betalen", vindt Heerdink. "Het kost tochbijna niks om het te produceren." Hoewel de fabrikanten natuurlijkwel hun onderzoekskosten moeten terugverdienen.

Het loskoppelen van de prijs en de hoeveelheid werkzame stof inde pil stuit weer op andere problemen. "Dan moet je er wel voorzorgen dat mensen de pil niet in tweeen kunnen breken", zegtHeerdink. "Anders kopen ze degene met de hoogste dosering en brekenze die. Dat zie je bijvoorbeeld bij Viagra. Sommige mensen hebbengenoeg aan een halve tablet. Daardoor loopt de fabrikant flink watomzet mis."

Misstand

Als remedie voor de onjuiste doseringen stelt Heerdink voor datfarmaceutische bedrijven niet op een moment de dosis van een nieuwmedicijn bepalen. In de loop van het onderzoek moeten ze dievarieeren. De klinische trials duren daardoor langer en het makenvan een medicijn zal duurder worden. "Maar ze kunnen wel beterinschatten wat de toekomstige omzet zal worden", zegt Heerdink.Onverwachte verlagingen van de voorgeschreven dosis blijvennamelijk uit. "Bovendien is het natuurlijk nooit gunstig als jegedwongen wordt de voorgeschreven dosis te verlagen. Als je pechhebt, zijn artsen al overgestapt op een ander middel."

Heerdink signaleert nog een prangender methodologische misstand."Het probleem bij het ontwikkelen van medicijnen is dat deomstandigheden van klinische trials, waarbij toekomstige medicijnenop mensen getest worden, zeer streng gereguleerd zijn. Dat is nodigom sec het effect van het medicijn te meten. Maar daardoor ontstaateen schijnwereld die niet lijkt op de praktijk. Mensen die meedoenin trials zijn vaak man, ze zijn niet zo oud, ze zijn niet heelernstig ziek. Terwijl in de praktijk juist probleempatienten eennieuw medicijn krijgen. Waarom krijgt iemand anders een gloednieuwmedicijn? Die probleempatienten zijn vaak ouder, ze hebben ermeestal andere ziekten en andere geneesmiddelen bij, ze slikken weleens de verkeerde dosis."

Al met al schetst Heerdink een licht pessimistisch stemmendbeeld van het maken van medicijnen. De problemen zijn nieteenvoudig op te lossen omdat ze heel nauw verweven zijn met deontwikkeling van geneesmiddelen. "Klinisch onderzoek blijft debasis waarop geneesmiddelen op de markt worden toegelaten", zegtHeerdink. Maar van iemand die afkomstig is van een afdeling diegespecialiseerd is in post marketing surveillance van medicijnen isde aanbeveling duidelijk. "Zoals ook uit dit onderzoek blijkt - endit is een opmerking voor eigen parochie - is het erg belangrijk ommedicijnen in de gaten houden als ze al op de markt zijn. Dat zouveel vaker mogen gebeuren."

Rinze Benedictus


Antibiotica

Van de medicijnen waarvan de dosis het vaakst veranderde vallenantibiotica en middelen tegen hart- en vaatziekten op. Integenstelling tot de meerderheid van de gevallen wordt bijantibiotica de dosis juist vaak verhoogd in de loop van de tijd. Deverklaring ligt voor de hand, zegt Heerdink. "Door de toenemenderesistentie van bacterien tegen antibiotica, zal de voorgeschrevendosis toenemen."

"Maar antibiotica zijn eigenlijk niet zo interessant voor ditonderzoek", relativeert Heerdink. "Artsen varieren de dosis vaak,het is een medicijn dat op tamelijk individuele basis wordtvoorgeschreven." Bovendien verschilt deantibiotica-voorschrijf-cultuur hemelsbreed in Europa. In hetartikel halen Heerdink en collega's de getallen er nog maar eensbij. In Frankrijk en Spanje ontvangen mensen vier tot vijf keerzoveel antibiotica als in Nederland. Samen met Denen, Duitsers enZweden gebruiken Nederlanders de minste antibiotica in Europa.