Het lijkt haast wel een standaardoperatie te worden:het aanbrengen van een cochleair implantaat in het mensenoor. Dovenkunnen hierdoor weer horen. In Utrecht werd in 1983 de allereersteoperatie uitgevoerd. Met een implantaat kunnen we teruggeven wat zeverloren hebben", zegt keel-, neus- en oorarts A. vanOlphen
Het is net als in The Matrix. 'What is real?' Keanu Reeves denktin het einde van de twintigste eeuw te leven en een saai baantjeals programmeur te hebben. In werkelijkheid ligt hij in een badkuipen gebruiken robots die de wereld beheersen hem als batterij. Zijnhersenen worden echter zo gestuurd dat ze denken dat hij eennormaal leven leidt. Alle informatie over de buitenwereld is immerste reduceren tot kleine stroompjes op de juiste plaats in dehersenen.
Iets van deze filosofisch-futuristische actiefilm schijnt doorin de techniek achter 'cochleaire implantaten'. Dove mensen met eennog werkende gehoorzenuw kunnen een apparaatje in hun binnenoor (decochlea) krijgen waardoor ze ten dele weer kunnen horen. Hetapparaat bestaat uit een microfoon en een kleine computer diegeluiden van buiten omzet in kleine stroompjes. Door de gehoorzenuwdeze stroompjes via gemplanteerde elektroden aan te bieden, kunnendove mensen weer horen. Wat wij geluid noemen is namelijk nietsmeer dan een stroompje in de gehoorzenuw - hoe dat stroompjeopgewekt is, maakt niet uit. Zo'n implantaat werkt dus principieelanders dan een gehoorapparaat dat slechts het geluid van buitenversterkt.
Het eerste cochleair implantaat (CI) in Nederland is in 1983 inUtrecht ingebracht. KNO-arts dr. A. van Olphen, hoofd van deWerkgroep Cochleaire Implantatie van het UMC, is daar vanaf hetbegin bij betrokken geweest. Van Olphen heeft inmiddels zo'ndriehonderd mensen met een CI geopereerd en begeleid. Tegenwoordigontvangen veertig a vijftig mensen per jaar in Utrecht een CI,sinds een jaar vergoeden ziektekostenverzekeraars de ingreep.
Het implantaat klinkt als een wonder-oplossing voor alle doven,maar dat is niet het geval, legt Van Olphen uit. Het succes van eenCI hangt af van de leeftijd van de dove. "Mensen die op volwassenleeftijd doof zijn geworden, kunnen we met een CI teruggeven wat zeverloren hebben. Ze kunnen het meeste van gesproken taal volgen, zehebben alleen last van omgevingslawaai."
Mensen die hun hele leven doof zijn geweest, hebben niets aaneen CI. Hun hersenen kunnen niet omgaan met geluid, het deel van dehersenen dat normaal geluid verwerkt, houdt zich bij deze mensenzelfs deels bezig met motoriek.
Dove kinderen hebben juist wel baat bij een CI. "We proberen zezo jong mogelijk te opereren, vanaf een jaar en in elk geval voorhet vierde jaar", zegt Van Olphen. "Dat is nodig, want een normaalkind hoort al geluiden in de baarmoeder."
Om de taalontwikkeling niet te remmen, leren ook kinderen meteen CI gebarentaal. "Zodra een kind geboren is, willen de oudersermee communiceren", verklaart Van Olphen. Bovendien is niet tevoorspellen hoe succesvol het kind later zal horen, als 'reserve'is gebarentaal dan onmisbaar.
Volwassenen die een CI krijgen, moeten opnieuw leren spraak teverstaan. "Soms verstaan mensen het al als het apparaat de eerstekeer aangaat, maar meestal lukt dat binnen drie maanden. Het geluidis wel anders, mensen omschrijven het als een soort DonaldDuck-geluid. Luisteren naar muziek is voor de meeste CI-gebruikerslastig, een enkel instrument gaat wel, maar een orkest ervaren zeals een brij van geluid."
Bij kleine kinderen duurt het een stuk langer voor ze om kunnengaan met geluid. Ze moeten eerst leren horen, dan moeten zeonderscheid kunnen maken tussen een 'a' en een 'o' of tussen eendeur die dichtvalt en iets dat van tafel valt. Uiteindelijk moetenze de koppeling leggen tussen een slaande deur en iemand diebinnenkomt. Een langdurig revalidatieproject waarvan heteindresultaat niet te voorspellen is. "Sommige kinderen komenuiteindelijk in gewoon onderwijs terecht", zegt Van Olphen. Vooranderen is dat niet weggelegd.
Sommige dingen blijven lastig voor CI-gebruikers. Telefonerenblijft lastig en het gebruik van een mobiele telefoon leverttechnische problemen op. Het elektromagnetische belsignaal stoorthet implantaat. Televisie kijken kunnen CI-gebruikers natuurlijkwel. Ze kunnen zelfs het geluid van de televisie direct aansluitenop de computer van het implantaat. Op die manier hebben ze geenlast van storend omgevingslawaai.
Doven kunnen met een cochleair implantaat dus goed deelnemen aande 'horende' maatschappij. Enkele jaren geleden woedde daarover eenhevige discussie. Doven stelden dat doof zijn geen handicap is maardat doven bij een subcultuurgroep horen met een eigen(gebaren)-taal. Met een CI zouden doven van die groep vervreemdraken, terwijl ze nooit voor honderd procent in de horendemaatschappij zouden passen.
Van Olphen: "Het idee van een subcultuurgroep gaat alleenvolledig op als kinderen uit hetzelfde milieu als hun ouders komen- maar dove kinderen hebben meestal horende ouders. Bovendien is decultuurgroep niet volledig, er zijn geen schoenmakers ofboekhandels speciaal voor doven. Voor de emancipatie van dovenheeft de redenering veel goeds betekend."
Rinze Benedictus
Geweldig
Sypke (2) kreeg een hersenvliesontsteking toen hij 15 maandenoud was. Bij een standaard gehoortest bleek daarna dat hij volkomendoof was - een bekend gevolg van de ontsteking. Zijn ouders haddenniets gemerkt. "Als de deur open ging omdat ik binnenkwam, zagSypke dat via het raam en draaide hij zijn hoofd naar me toe",vertelt moeder Jacintha Wilmink.
Sypke kwam in Utrecht terecht bij KNO-arts Van Olphen. Inseptember 2001 opereerde Van Olphen Sypke en bracht hij hetimplantaat in. Wilmink: "Het was een moeilijke operatie, want deartsen wisten niet zeker of ze het implantaat konden inbrengen. Opzo'n dag blijkt of Sypke doof zal blijven of niet."
Inmiddels is Sypke bijna drie en leeft hij een half jaar met hetimplantaat. Zijn taalontwikkeling verloopt voorspoedig. "Indecember reageerde hij op zijn naam", zegt Wilmink. "Inmiddels kenthij al heel veel woordjes zoals mama, papa, auto, bal en doet hijallerlei dierengeluiden na." De toekomst moet uitwijzen of Sypkenormaal zal kunnen praten. Gebarentaal kent hij al wel, dat isnodig om de taalontwikkeling te stimuleren. In afwachting van zijnspraak gaat hij straks ook naar een dovenschool. De artsen gevenSypke goede kansen op een normale spraak.
Isolement
Peter Helmhout loopt al twaalf jaar succesvol rond met eencochleair implantaat. Hij werkt bij Stork/Fokker en is voorzittervan de Commissie Cochleaire Implantatie van de NederlandseVereniging Voor Slechthorenden. Op zijn 17e werd hij doof door eenhersenvliesontsteking en toen hij 29 jaar was, kreeg hij eenimplantaat in Utrecht.
Hij was een van de eerste Nederlanders die zo'n apparaat kregen."De eerste keer dat het implantaat aangesloten werd, hoorde ikalleen maar een kakofonie van geluiden, ik kon nergens chocola vanmaken", mailt Helmhout. "Maar zeker na de eerste drie maanden warenmijn verwachtingen meer dan uitgekomen, ik was bevrijd uit mijngeluids-isolement."
Zijn omgeving reageerde positief, het werd een stuk makkelijkerom met Helmhout te communiceren. "Sommige mensen dachten dat ikweer 'gewoon' kon horen. Dat is echter absoluut niet het geval. Ikben het beste te vergelijken met een slechthorende. Telefoneren isnog steeds een moeizame exercitie. Ik beperk mijn telefonischecontact dan ook zo veel mogelijk. Ik kan niet altijd horen zonderde steun van liplezen. Vergaderingen kan ik weliswaar volgen, maarik mis er ook onderdelen van. Uiteindelijk ben en blijf ik doof alsik mijn CI afzet."