Achtergrond

Utrechtse paddestoelen maken eiwitten

Op de vierde verdieping van het Kruytgebouw is het een druktevan belang. Technici installeren klimaatkamers voor hetschimmel-onderzoek van prof. dr. Han Wosten. "Eigenlijk zouden wijgebruikmaken van de klimaatkamers op de derde verdieping", zegtWosten. "Maar door de brand vorig jaar in het Kruyt-gebouw wijkenwe nu uit naar de vierde verdieping."

In de nieuwe klimaatkamers gaat Wosten schimmels kweken. Hijheeft hiervoor een Pionier-subsidie van de Technologiestichting STWgekregen: 900.000 euro voor vijf jaar. STW geeft geld aantoponderzoekers die fundamentele vragen paren aan toepasbarewetenschap. Wostens onderzoek heeft dan ook een "grote potentie oppatenten". Hij wil de schimmels bepaalde eiwitten laten'maken'.

Schimmels zijn goed in het maken van eiwitten die voor mensenerg handig kunnen zijn. Zo is bij de productie van kaas eenstremmingsenzym nodig. Vroeger werd dat gesoleerd uit kalvermagen,tegenwoordig zit in dertig procent van de wereldwijd verkochte kaaseen door schimmels gemaakte enzym. Ook maken schimmels enzymen voorwasmiddelen, brood en glucosestroop. "Het is maar een handjevolschimmels dat nu gebruikt wordt voor de productie van enzymen",zegt Wosten. Wosten wil nuook de paddestoelvormende schimmelsnuttig inzetten. Daaronder vallen ook champignons.

"De industrie gebruikt de paddestoelvormende schimmels niet,terwijl ze hele nuttige stoffen produceren", vertelt Wosten.Bijvoorbeeld houtafbrekende enzymen voor de papierindustrie enhydrofobines, eiwitten die gebruikt kunnen worden omlichaamsimplantaten te 'coaten' zodat ze beter door het lichaamgeaccepteerd worden. Maar ook levensverlengende stoffen(probiotica) en antitumor-stoffen komen in paddestoelen voor. Inzijn onderzoek wil hij deze schimmels genetisch zodanig aanpassendat ze onder industriele omstandigheden de gewenste eiwitten ingrote hoeveelheden maken.

Gek genoeg berust Wostens onderzoek op een vinding die niet alzijn vakgenoten accepteren. Schimmels bestaan uit duizenden dradendie meters lang kunnen worden. Een paddestoel op een rottendeboomstronk is maar een heel klein stukje van de schimmel, 99procent van de massa zit als draden onzichtbaar in de boom. Wostenontdekte dat minder dan een procent van die draden eiwittenuitscheidt. Hoewel de draden allemaal klonen van elkaar zijn, is ertoch een onderlinge taakverdeling. "Binnen die ene procent zijn erook weer productspecialisten", gaat Wosten verder. De ene draadmaakt dit enzym en de andere draad dat eiwit. "Niet iedereen erkentdat principe, maar de STW gelooft me!", zegt hij gespeeldonzeker.

Aan Wosten de taak om te zorgen dat 'meer' draden meer van'hetzelfde' eiwit gaan maken. Daarbij maakt hij gebruik van deDNA-chip technologie, die maakt het mogelijk in n oogopslag te zienwelke van duizenden genen aan of uit staan. Genen die aan staan inde ene draad en uit in de andere - of andersom - bepalen kennelijkhet verschil in karakter tussen de draden.

"Als we de schimmels groeien in een schaaltje, zien we dat deschimmel in het midden andere eiwitten uitscheidt dan aan de rand.Als we straks weten welke genen daarvoor verantwoordelijk zijn,kunnen via genetische aanpassing ervoor zorgen dat de gewenstegenen overal actief zijn."

De microbioloog doet zijn onderzoek niet alleen, drie bedrijvenzijn erbij betrokken, het Groningse nanotechnologiebedrijf Biomade,het Wageningse Greenomics en chemiegigant DSM. Zij vullen de900.000 euro aan die de STW schenkt. "Het lijkt me verstandig om debedragen maar even niet te noemen." In ruil daarvoor hebben debedrijven als eerste recht op eventuele patenten die uit hetonderzoek voortvloeien.

Wosten is zeer tevreden met de STW-subsidie. "Van de tweemiljoen gulden die ik krijg, mag ik acht ton vrij besteden. Van datgeld willen we het DNA van een schimmel laten sequencen. Daarmeezijn we de eerste die van een paddestoelvormende schimmel hetgenoom ontrafelt."

"Maar ik moet eerlijk zijn", zegt Wosten, "met die acht tonredden we het niet om het hele genoom van 33 miljoen basenparen,DNA-letters, te ontcijferen. We komen tot 63 procent. Maar we hopendat door de aandacht die het project trekt, we bedrijven eninstellingen kunnen interesseren om te investeren."

Behalve dit zeer toegepaste onderzoek heeft Wosten ook nog eenaantal vragen die bedrijven minder interesseren. De meterslangeschimmeldraden scheiden alleen enzymen uit aan de laatstemicrometers van de draad. Het uiteinde is ook het punt waar deschimmel nog groeit en waar nog geen stevige beschermende celwandis. De vraag is of de eiwitten die de schimmel uitscheidt, ookgemaakt worden aan het uiteinde. Of produceert de schimmel over dehele lengte van de draad eiwitten en worden die naar het uiteindegetransporteerd?

Deze heikele microbiologische kwestie hoopt Wosten de komendejaren op te lossen. Zonder het geld dat hij voor zijn toegepasteonderzoek krijgt, was dat niet mogelijk geweest. "Laten we eerlijkzijn, het is makkelijker om geld binnen te halen voor toegepastonderzoek dan voor fundamenteel onderzoek. Hoewel ik vind dat deUniversiteit Utrecht veel aio's beschikbaar stelt voor fundamentelevragen. De biologie is in Utrecht beter af dan in Groningen, maardaar staat het vakgebied dan ook niet apart. Het valt onder defaculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen en die heeft te kampenmet dalende studentenaantallen. Daardoor is er minder geld."

Rinze Benedictus


Schimmels

"Zonder schimmels geen leven op aarde", zegt Wosten met gevoelvoor drama. Schimmels breken plantenresten af en zorgen er zo voordat de vastgelegde koolstof weer vrij komt (bijvoorbeeld alskoolstofdioxide), dat is essentieel voor de koolstofkringloop.Schimmels houden ook de humuslaag binnen de perken. "Anders zoudenwe nu heel hoog wonen", zegt Wosten droogjes.

Het grootste organisme op aarde is een schimmel, vervolgt demicrobioloog de schimmelreclame. In de Amerikaanse staat Oregongroeit een honingzwam in 890 hectare grond. De geschatte leeftijdvan de enorme schimmel is 2400 jaar.

Wosten is er wat aan de gelegen de PR van schimmels op tekrikken. Utrecht heeft namelijk ambitieuze plannen met schimmels,vier groepen gaan hun krachten bundelen. Het Centraal Bureau voorSchimmelculturen, dat de grootste collectie schimmels ter wereldbezit, TNO Zeist (industriele schimmels), het UMC(ziekteverwekkende schimmels) en Wostens eigen groep.

"Het is de bedoeling dat we samen onderzoek gaan doen engezamenlijk subsidieaanvragen indienen. Het 'Schimmelcentrum' datzo ontstaat moet natuurlijk beroemd in de hele wereld worden."Wosten zegt het met een knipoog, maar de onderliggende ambitie iser niet minder om.

Zijn komst vanuit Groningen gaf de noodzakelijke impuls aan hetUtrechtse schimmelonderzoek. Sinds april vorig jaar is Wosten Vander Leeuw-hoogleraar, dat wil zeggen dat hij dankzij geld vanonderzoeksfinancier NWO alvast kan beginnen als professor terwijlzijn voorganger nog niet met emeritaat is. Wosten volgt over enkelejaren prof. dr. Wiel Hoekstra op, die is nu decaan van de faculteitBiologie.

"Ik had het in Groningen goed naar mijn zin, ik was daaruniversitair docent en ik zag me mijn pensioen wel halen. Maar eeneigen groep leiden was natuurlijk heel aanlokkelijk", verklaartWosten zijn overstap.

Scepsis bij veel faculteiten over bestuurlijke vernieuwing

Van instemming en enthousiasme tot scepsis enteleurstelling. De plannen van het college van bestuur voor eennieuwe indeling van de faculteiten hebben geleid tot zeer gemengdereacties. Terwijl in de alfa-gammafaculteiten niet onwelwillendwordt gereageerd, hebben vooral de faculteiten van het AcademischBiomedisch Cluster hun bedenkingen.

"Wij staan met een ster in het lijstje", zegt decaan Bult van defaculteit Farmacie met een vermoeide glimlach, "maar dat betekentin dit geval helaas niet dat we ook met stip staan genoteerd. Wijhebben heel veel moeite met dit voorstel."

Bult heeft het over de vorige week gepubliceerde plannen van hetcollege van bestuur om de Utrechtse faculteiten omefficiency-redenen in te delen in zeven groepen. In dat voorstel isfarmacie onder voorbehoud (vandaar de ster) samen met deinterfacultaire opleiding biomedische wetenschappen in een groepgeplaatst met diergeneeskunde. Maar noch Bult noch zijn collegasbij farmacie zijn daar gelukkig mee. Weliswaar werken de tweefaculteiten op onderdelen samen, maar die samenwerking valt quaomvang in het niet bij de contacten die farmacie onderhoudt metscheikunde en geneeskunde.

De Utrechtse farmaceuten zijn vooral teleurgesteld dat hetcollege van bestuur niet heeft gekozen voor de vorming van eengroep, bestaande uit de vijf faculteiten uit het AcademischBiomedisch Cluster (ABC). Volgens directeur Crommelin van hetonderzoeksinstituut van farmacie staat de nu voorgestelde indelingop gespannen voet met de profilering van Utrecht als biomedischzwaartepunt. "Ik vind dat de strategie van de universiteit debestuurlijke structuur zou moeten bepalen. Nu dreigt het omgekeerdete gebeuren. De afgelopen jaren zag ik in Utrecht een ABC ontstaanwaarbij ik een redelijk warm gevoel kreeg. Dit voorstel loopt daardwars doorheen. Als je buigt voor de wensen van biologie enscheikunde, zoals het college gedaan heeft, dan vind ik dat je jeeigen ABC niet serieus neemt."

Ook onderzoekdirecteur Verheijden van diergeneeskunde isverbaasd dat de succesvolle biomedische samenwerking in hetcollegevoorstel niet herkenbaar is. "Het zou onze voorkeur hebbenom die samenwerking die nu al een paar jaar groeiende is, ookbestuurlijk gestalte te geven. Of een ABC-groep van vijffaculteiten niet te groot zou worden? Dat vind ik geen interessantevraag. Je clustert toch op inhoud en niet op omvang?"

Dat zon ABC-groep overigens ook tot teleurstelling vanrector-magnificus Gispen niet in het voorstel voorkomt, is tewijten aan de faculteiten Biologie en Scheikunde. Zij spraken hunveto uit over een dergelijk voorstel uit vrees dat een al te sterkebestuurlijke binding in ABC-verband hun twee faculteiten uit elkaarzal trekken.

De ecologen binnen biologie en de medewerkers van het DebyeInstituut van scheikunde een samenwerkingsverband met natuur- ensterrenkunde zullen er in een biomedische bestuurlijke eenheidzodanig bij komen te hangen dat zij hun toevlucht wellicht lieverelders zoeken, zo luidt de verwachting. Omdat het college vanbestuur ten koste van alles wil voorkomen dat de bestaandefaculteiten het loodje leggen, is gekozen voor indeling van de tweefaculteiten in het beta-cluster.

Decaan Vliegenthart van scheikunde, een erkend voorvechter vanhet ABC, bevestigt dat de eenheid binnen zijn faculteit voor hemvoorop staat. Hij vraagt zich overigens af of de gevolgen van de nuvoorgestelde indeling voor het ABC wel zo rampzalig zullen zijn alsbij farmacie wordt gesuggereerd. "Ik zie het ABC primair als eenthematisch cluster met een gezamenlijke inhoudelijke benadering,terwijl het nu voorgestelde beta-cluster vooral bestuurlijk bedoeldis. Persoonlijk heb ik bestuurlijke grenzen nooit als bezwaarlijkbeschouwd voor samenwerking op het gebied van onderwijs enonderzoek. Hoe je de zaak ook indeelt, er zullen altijdbestuurlijke grenzen blijven waaroverheen je met elkaar moetsamenwerken. Dat is onvermijdelijk."

Maar Crommelin vreest in Utrecht voor Groningse toestanden. "InGroningen maakt farmacie bestuurlijk deel uit van dekoepelfaculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, terwijl hunaffiniteit op onderwijs- en onderzoekgebied, net als de onze, in demedische hoek ligt. Dat leidt bij onze Groningse collegas tot eenspagaat die voor allerlei praktische problemen zorgt bij deorganisatie van onderwijs en onderzoek. Ik ben bang dat dat hierstraks ook gaat gebeuren. Als het zo moet, laat ons dan maar lieverzelfstandig blijven." Bult: "Vandaar ook dat wij als farmaceutenniet in de beta-groep willen worden geplaatst, zoals het collegeaanvankelijk van plan was."

In andere delen van de universiteit hebben de collegeplannenvoor minder opwinding gezorgd. Niet onlogisch, want vooral voorgrote faculteiten als Letteren, Rechten en Sociale Wetenschappenverandert er niet zo veel. Opvallend is het enthousiasme bijruimtelijke wetenschappen over de vorming van een geo-cluster samenmet de faculteit Aardwetenschappen. Decaan Hooimeijer ziet detoekomst helemaal zitten, getuige zijn opgetogen reactie op deplannen.

"Ik ben het eens met het college dat er zo langzamerhandbehoefte is aan een wat logischer indeling in grotere bestuurlijkeclusters van min of meer gelijke omvang. En gezien het feit datonze faculteit als geen andere in Utrecht de integratie tussen betaen gamma in het vaandel draagt, ben ik zeer tevreden met hetvoorstel om ons samen met Aardwetenschappen te laten opgaan in eengeo-cluster. Onze fysisch geografen werken al nauw met de geologensamen en ook op het gebied van de milieuwetenschappen liggen erkansen. Dat ik niet alleen sta in die mening blijkt wel uit dereacties uit de faculteit. Die zijn vrijwel zonder uitzonderingpositief over het voorstel."

Zoveel enthousiasme is zeldzaam. Hoewel vrijwel alle betrokkenenerkennen dat de door het college voorgestelde clustering voordelenkan hebben, mag zij vooral niet te ver gaan is de meest gehoordemening. "Iedereen erkent dat de universiteit en de faculteiten opdit moment problemen hebben," zegt biologie-decaan Hoekstra, "maarik vraag me af of de oplossing die nu is verzonnen, veeloplost."

Een van die problemen is dat steeds meer nieuwe, interfacultaireopleidingen onder verschillende decanen vallen, het zogehetencodecanaat, wat de besluitvorming er meestal niet gemakkelijker opmaakt. Met name de opleiding economie lijdt op dit moment nogalonder het gemis aan een eigen decaan, die waar nodig knopen kandoorhakken. Dat dat probleem straks verdwijnt, is een winstpunt,erkent ook Hoekstra.

"Het codecanaat is bestuurlijk inderdaad niet effectief. Alsmeer decanen iets te zeggen hebben over een opleiding of eenonderzoeksgroep, dan is de vrijblijvendheid te groot. Het is goeddat daar met dit voorstel een einde aan wordt gemaakt. Maar hetcollege moet oppassen dat het met zijn plannen niet te verdoorslaat naar de andere kant. Samenwerking met collega-faculteitenprima, maar dan wel graag in een los federatief verband, waarin weonze zelfstandigheid behouden en niet in een nieuwe bestuurlijkeeenheid. Ik moet er niet aan denken dat de door het collegevoorgestelde beta-groep straks een faculteit wordt met eensuperdecaan. In Amsterdam bestaat zon koepelfaculteit, maar diewerkt daar voor geen meter. De decaan staat in zo'n groteorganisatie veel te ver af van de werkvloer."

De voorkeur van Hoekstra voor een federatie van faculteitenwordt gedeeld door vice-decaan Algra van wijsbegeerte, dat zich inhet plan terugziet als onderdeel van een nieuwe faculteitGeesteswetenschappen. "Tegen een losse federatie met letteren entheologie hebben wij niet zoveel bezwaar, maar veel verder moet hetniet gaan. Wij hechten er bijvoorbeeld zeer aan om een eigen budgette houden. Ook een eigen gezicht naar buiten is voor ons alsUtrechtse filosofen van groot belang en daar hoort wat mij betreftzeker ook een eigen decaan bij."

Erik Hardeman

Oefenen met snelle schaatspakken en krabbelende spijkerbroeken

Oefenen met snelle schaatspakken en krabbelendespijkerbroeken

Woensdagavond 22.30 uur. Vechtse Banen. Op tien plekken op deijsbaan worden verschillende groepjes getraind. Het niveau van diegroepjes loopt ver uiteen. In de eerste bocht staan de beginnendekrabbelaars in spijkerbroek die leren hoe ze moeten afzetten englijden. Driehonderd meter verderop oefenen snelle schaatspakken opklapschaatsen de start; wat een uiterst professionele indruk maakt.Alle trainers zijn lid van Softijs, sommigen zijn gediplomeerd,anderen gewoon erg goede schaatsers.

Het klak-klak geluid van de klapschaatsen overstijgt het rumoervan pratende schaatsers en het gekras van de beginners. En iedereendie wel eens een commercieel uur tussen honderden Utrechters enandere vriendelijke provinciegenoten heeft doorgeschaatst, kijktverlangend naar het ijs. Want ondanks de aanwezigheid van zekerhonderd leden, is de baan half leeg en kunnen alle schaatsersvoluit doorrijden.

Het bestuur vermoedt dat het wel drukker zou zijn als Softijs opeen iets vriendelijker uur zou kunnen trainen. Ook moet de afstandvoor veel studenten een probleem zijn. Wie fietst er graag om halfeen 's nachts over een verlaten industrieterrein in Overvecht? Maardat probleem speelt alleen in het begin, verzekert het bestuur."Iedereen vindt heel snel iemand om samen mee naar huis tefietsen."

Martin Diaz en Willem Oudegeest hebben eind januari, heel laatin het seizoen besloten om ook eens te gaan schaatsen.Rechtenstudent Diaz is wielrenner en wil wel eens iets anders. Hijheeft zestien jaar geleden voor het laatst geschaatst en vorigeweek eens schaatsen gehuurd. Toen kwam hij er achter dat hij echtles nodig heeft. Oudegeest, student geneeskunde, is met hemmeegekomen. "Hij is de 'sportbilly' van ons vriendengroepje en wewilden samen iets doen."

Oudegeest is in het bezit van een paar Zandstra's. Dat zijnextra hoge Noren met stevige schoenen die een paar jaar geleden ergpopulair waren. Op die schaatsen kan hij naar eigen zeggen erg goeduit de voeten. "Maar iedereen kijkt je zo gek aan als je op diedingen schaatst." Om van die verbaasde gezichten af te zijn, heefthij voor de lessen bij Softijs een paar normale lage Noren van zijnvader geleend en daarop wil hij het leren. Zijn ambities zijn nietbijzonder hoog. "Ik ben al blij als ik vanavond kan blijvenstaan."

Diaz is veel ambitieuzer. "Ik wil de Elfstedentocht schaatsen."Dat past bij hem in een familietraditie. Verschillende familieledenhebben de tocht der tochten op de schaats volbracht. Anderen perfiets, te voet en per kano." Zijn ambities lijken hoog gegrepen,maar Oudegeest heeft het volste vertrouwen in zijn vriend. "Wat hijin zijn hoofd heeft, lukt hem meestal wel."

Of Diaz snel aan de start van de Grote Tocht verschijnt, istwijfelachtig. De twee komen op deze eerste schaatsles in hetbeginnersklasje terecht dat al sinds oktober aan het trainen is. Zekrabbelen mee in de achterhoede. Ondanks hun zwakke techniek is hundoorzettingsvermogen roerend. Diaz besteedt veel tijd aan het lerenvan de techniek en laat zich nergens door uit het veld slaan.

Oudegeest komt er tijdens de training achter dat hij 'of geenenkels heeft, maar dat is fysiologisch onmogelijk' of volkomenverkeerde schaatsen heeft meegenomen. De Noren van zijn vaderblijken te groot en te weinig steun te geven. Hij wordt door zijntrainster de tribune opgestuurd om daar op de trappen eens evenflink de schaatsbeweging te oefenen. Dat beeld roept herinneringenop aan de afbeultrainingskampen die Bart Veldkamp 's zomers belegt,ware het niet dat Oudegeest dit allemaal volbrengt in zijnribbroek. Hij is zeker niet van plan om op te geven, verklaart hijna afloop. Over twee weken verschijnt hij met zijn houten schaatsenbij de trainster om te laten zien dat hij wel degelijk kanschaatsen. Diaz is nog minder uit het veld geslagen. Hij is er naeen avond ploeteren van overtuigd dat hij de techniek snel onder deknie zal krijgen en als het moet volgend jaar al een Elfstedentochtkan rijden. Hij heeft nog in elk geval tot 17 maart om te oefenen.Dan zit het schaatsseizoen van Softijs er tot oktober weer op.

Jurgen Swart


Topijs

Softijs overweegt een topsportgroep op te zetten. Softijsledenkunnen een licentie kopen om aan wedstrijden mee te doen. Voor dielicentiehouders is er op maandag een extra trainingsuur. De nummereen van de vereniging is momenteel Ralph Meijer die niet alleen eengroot aantal clubrecords in handen heeft, maar ook op het een nahoogste landelijke niveau marathons rijdt. Deze toppers beleggenzelfs trainingskampen in het roemruchte Duitse schaatsdorpInzell.

Studentenorkest speelt in Carnegie Hall: 'Het was zo indrukwekkend'

Studentenorkest speelt in Carnegie Hall: 'Het was zoindrukwekkend'

Marietje, Femke, Lukas en Eelco: de Utrechtse studenten zittenaan de koffie in cafe Broers. Alle vier zijn ze er nog vol van. Zehebben samen met het Nederlands Studenten Orkest (NSO) opgetredenin een van de bekendste concertzalen van de wereld. Voordrieduizend man. De enthousiaste verhalen vliegen dan ook over detafel. Rijden in een limousine, schaatsen in Central Park, optredenmet princes Christina: alles komt meteen weer bovendrijven.

Het NSO ging na twee weken touren door Nederland voor haarafsluitende optreden naar New York. De bijzondere locatie wasgekozen om de vijftigste verjaardag te vieren van het orkest. Hetbleek een ervaring om nooit te vergeten. "Hier doe je het gewoonvoor!"

"Die Christina zingt toch wel vals, he" lacht Lukas als hijterugdenkt aan het gastoptreden van de jongste dochter van Juliana."Joh, en heb je die jurk van haar gezien. Net Jomanda", vultMarietje aan. Over de adelijke gast zijn de vier niet echt tespreken.

Behalve Christina waren er nog gastoptredens van enkeleBroadway-sterren en de beroemde dirigent Skitch Henderson. Er werdtoegankelijke muziek gespeeld, die voor de zaal goed te volgen was.Dit omdat het concert in New York door het NSO gelinkt was aan deaanslagen van 11 september. Nabestaanden van de ramp mochten gratishet concert bijwonen. De zaal zat dan ook gevuld met helevolkswijken. Dit zorgde weer voor een ongecompliceerde sfeer. Voorhet optreden werd het Nederlands volkslied gezongen, erna hetAmerikaanse.

In Broers komt naar voren hoe gezellig de studenten het in NewYork hebben gehad. Veel gedronken en gelachen is er in the BigApple.

"Weet je nog van die sprinkler in het hotel", memoreert Eelco."Een student had daar zijn kledingzak aan gehangen, waardoor diebrak. Binnen de kortste keren stond de hele verdieping compleetonder water."

Lukas: "Gelukkig zijn alleen de trompetten nat geworden, het hadgeen viool moeten zijn. Die had je kunnen weggooien."

Al gaan de verhalen vooral over de Verenigde Staten, de vierUtrechtse musici zijn ook zeer te spreken over de eerste week vande tournee, waar veel Nederlandse steden werden aangedaan. Lukas:"Ik denk dat ik het optreden in het concertgebouw van Amsterdam nogindrukwekkender vond dan Carnegie Hall. Eelco bevestigt: "Ja, datkomt denk ik vooral, omdat we hier Mahler speelden. En dat is weleen hoger niveau dan de populaire muziek waar we in New York meeoptraden."

Bier, feesten en weinig slapen waren belangrijke ingredinten vande tour. De vraag rijst of er ook nog wel gerepeteerd is. "Als wemoesten oefenen, dan werd je vanzelf weer fit", zegt Femke. "Ook alsliepen we vaak maar vijf uur per nacht." Dat er zo weinig geslapenis tijdens de tour heeft misschien ook iets te maken met cupido,die met de muzikale talenten meereisde. Als het onderwerp op tafelkomt, begint een van de vier een beetje te blozen. "Eh, laten wehet er maar op houden dat het gewoon heel gezellig was."

De foto's die Lukas en Marietje hebben meegenomen wordenuitgewisseld. De gezichten beginnen meteen weer te stralen. "Oh, endan de Russian Tea Room", zwijmelt Marietje, "Dat was echtongelofelijk mooi." Eelco legt uit: "De Tea Room is een ruimtenaast de Carnegie Hall. Het was zo'n gigantisch sjieke locatie,daar kom je normaal nooit binnen.

Lukas: "Ze schonken daar geen bier. Daar was het te luxueusvoor."

Tenslotte wordt er nog gediscussieerd over de mooiste momenten.Femke weet het wel. "Toen de dirigent, Lawrence Renes, een traantjeliet; dat vond ik nou indrukwekkend." Marietje: "Lawrence werd weleens emotioneel als hij ons mooi vond spelen." Lukas moet er eenbeetje om lachen: "Het zal wel een trucje zijn geweest van dedirigent, om ons extra te motiveren."

Voor de vier studenten begint nu het gewone leven van leren ententamens weer. Het intensieve artiestenleven is voorbij. Het NSOgaat aan het eind van dit jaar op zoek naar nieuwe orkestleden,zoals elk jaar. Eelco: "De volgende keer ga ik weer auditiedoen."

Pim Sedee

Hans & Hans: Spinozawinnaars

Het aantal topmensen dat een 'Nederlandse Nobelprijs'heeft gewonnen, is dit jaar weer toegenomen met twee. Met deuitverkiezing van Hans Oerlemans en Hans Clevers zijn er zesSpinozamannen te vinden aan de Universiteit Utrecht. Het U-bladsprak met Hans & Hans over spelonken en telefoons.


Alsof de telefoon zelf gaat bellen

Als onderzoeker ontdekte hij hoe darmkanker ontstaat;als ondernemer stond hij aan de basis van twee Utrechtsebiotechbedrijven; en als bestuurder trekt hij samen met RonaldPlasterk het Utrechtse onderzoek in 'genomics'. Op deze pagina eenverkorte en geactualiseerde versie van een eerder in het U-bladgepubliceerd interview.

Na in Utrecht zowel biologie als geneeskunde te hebbengestudeerd en na een verblijf in Amerika, was Hans Clevers eindjaren tachtig teruggekomen naar de Domstad met een brandendeonderzoekvraag. "Ik was al heel jong gefascineerd door het feit dateen enkele bevruchte eicel kan uitgroeien tot zon groot aantalprachtig functionerende organismen. Hoe gaat dat, vroeg ik me af.Welke moleculen en eiwitten zijn daarbij betrokken? Ik wilde datuitzoeken in een vak dat dichtbij de geneeskunde stond en op datmoment was die vraag in de immunologie een' hot item'. Daar ginghet om de vraag hoe het komt dat een stamcel de ene keer een celvan het afweersysteem wordt en de andere keer een rodebloedcel."

De toen net 32-jarige Clevers, die vier jaar als postdoc inHarvard had gewerkt, legde met Amerikaanse flair zijn eisen optafel. "Ik had in Amerika een 'fellowship' gekregen, dus mijnsalaris had ik bij me. Ik wilde alleen nog een eigen lab, een aioen een analist. Eerst ben ik naar het Nederlands Kanker Instituutgestapt, het Nederlandse topinstituut op dit gebied. Maar directeurPiet Borst zei: je kunt een analist krijgen, 'thats it'. Toentoenmalig AZU-voorzitter Gerlach Cerfontaine er lucht van kreeg,reageerde hij op zijn Gerlachs: 'Is die Clevers goed? Oke, laat hemmaar komen en geef hem wat hij vraagt.' Nog diezelfde avond beldePiet Borst me op. 'Zo Hans, jij gaat dus verzuren in de polder?'Het zat hem niet lekker dat ik voor Utrecht gekozen had. Tja, hadhij maar meer moeten bieden."

Clevers kan zich de begintijd in Utrecht nog goed herinneren."We waren een van de eersten die in het nieuwe AZU in De Uithof metDNA werkten. We waren echt pioniers en af en toe dacht ik: hoe moetdit ooit een serieus lab worden? We hebben toen onvoorstelbaremazzel gehad, want terwijl we min of meer in den blinde op zoekwaren gegaan naar genen en eiwitten die een rol zouden kunnenspelen bij de vorming van cellen van het afweersysteem, hadden wenog voor Kerstmis met TCF een nieuw en nog onbekend eiwitgeidentificeerd dat onze 'claim to fame' zou worden.

Lang en vaak moeizaam onderzoek leidde de groep van Clevers totsteeds meer inzicht in de werking van TCF. Maar de echte doorbraakkwam toen hij in 1997 ontdekte dat het gen waar TCF aan isgekoppeld, een cruciale rol speelt bij het ontstaan van darmkanker,een ziekte die vijf procent van de wereldbevolking treft. "Dat wasde ontdekking die onze reputatie definitief heeft gevestigd enwaarvoor we nu het meest geciteerd worden. Onlangs is in hetlaboratorium gebleken dat als de kankerverwekkende mutatie van hetTCF-gen wordt rechtgezet, de tumorvorming stopt en de kankercelweer een normale cel wordt. De grote vraag is nu dus of we eengeneesmiddel kunnen ontwikkelen dat deze werking bij mensenheeft."

"Samen met mijn Utrechtse collega Hans Bos en met drie Duitseonderzoekers heb ik voor dat doel het bedrijf Semaia opgericht ende vooruitzichten lijken veelbelovend. Onze aanpak is gebasseerd ophet feit dat cellen elkaar onderling voortdurend chemische'signalen' geven. Ze communiceren als het ware over hoe ze zichmoeten ontwikkelen. Wat bij kanker misgaat, is dat eiwitten die diesignalen moeten doorgeven door een mutatie zelf signalen gaanuitzenden, waardoor ze cellen tot deling aanzetten. Het is alsof detelefoon opeens zelf gaat bellen. Wat wij nu proberen is om dieongewenste activiteit door een chemisch blok onmogelijk te maken.Wehebben inmiddels een stof geisoleerd die goed werkt indarmkankercellen in het lab. Deze maand testen we die op muizen metdarmkanker. Over een jaar of vijf hopen we te weten of die stof debasis kan vormen voor een geneesmiddel tegen darmkanker bijmensen."

Dat Clevers en de zijnen het geheim van TCF konden ontraadselen,was mede te danken aan hun onorthodoxe aanpak. "Op een gegevenmoment kregen wij door dat TCF een belangrijke rol speelde in dekikker en de fruitvlieg. Andere immunologen zouden waarschijnlijkhebben gezegd: Een vliegeneiwit? Dat is niet onze afdeling. Maardankzij mijn biologische achtergrond wist ik dat kikkers en vliegenin genetisch opzicht niet zo veel verschillen van mensen. Datblijkt ook wel, want dezelfde mutatie waardoor mensen darmkankerkrijgen, zorgt ervoor dat aan een vlieg vier in plaats van tweevleugels groeien. Wij zijn toen de kikker ingedoken en dat heeftvoor een niet gering deel bijgedragen aan ons succes."

Wat de Spinoza-winnaar betreft maakt dit verhaal opnieuwduidelijk hoe funest het is als beleidsmakers wetenschappelijkonderzoek inhoudelijk willen sturen. "Toen ik hier benoemd werd,werd verwacht dat ik aan reuma en multiple sclerose zou gaanwerken, maar ik heb meteen gezegd: ik heb geen idee hoe ik dat moetdoen. Laat mij nou maar gewoon mijn gang gaan met TCF, dan kom ikvast wel met iets op de proppen dat van belang is voor degezondheidszorg. Ik wist dat TCF te maken had met het soortprocessen dat ook in kanker een rol speelt. Het viel dus teverwachten dat we vroeg of laat op een vorm van kanker zoudenstuiten. Maar zeker was dat niet."

"Als je in ons lab komt kijken, zou je niet geloven dat we eenafdeling zijn van een ziekenhuis. Van de dertig onderzoekers werkener maar vier aan het immuunsysteem. De rest werkt aan kikkers,muizen, wormen, vliegen noem maar op. Eigenlijk kan dat helemaalniet voor een ziekenhuislab, maar zo hebben we wel de oorzaak vandarmkanker ontdekt. Op zich is dat natuurlijk toeval geweest. Maarik ben ervan overtuigd dat je dat toeval afdwingt door onderzoekersde vrije hand te laten."


Oerlemans en het gedrag van gletsjers

Sneeuw, ijs en gletsjers. Dat is de wereld waarinHans Oerlemans zich in zijn element voelt. Al bijna twintig jaarbestudeert de Utrechtse hoogleraar meteorologie de wisselwerkingtussen 's werelds ijsmassa's en het klimaat. "Het is best mogelijkdat de zeespiegel ondanks de toename van broeikasgassen weer gaatdalen."

"Een paar jaar geleden ben ik een keer in een gletsjerspleetgevallen. Het was een brede spleet met aan een zijkant een rest vaneen sneeuwbrug. Mijn voorgangers waren daar allemaal op gesprongenen ik zag hoe die brug steeds verder afbrokkelde, maar we moestenverder, ik moest erover. We zaten aan elkaar vast met touwen, dusik maakte me niet echt zorgen, maar toch was het een vreemdegewaarwording toen de brug afbrak op het moment dat ik neerkwam.Opeens kwam ik terecht in een wereld zonder licht en geluid, wantin een gletsjerspleet is het compleet donker. Je hoort er alleenwater druppelen."

Prof.dr. Hans Oerlemans vertelt het verhaal op de laconieke toonvan de geroutineerde alpinist. De basis voor zijn fascinatie voorhet hooggebergte werd gelegd in de jaren tachtig. Toen werden hetbroeikaseffect en de stijging van de zeespiegel 'hot items', en degrote vraag was in hoeverre de afsmelting van 's werelds ijsmassa'sdaar een rol in speelde.

In 1986 besloot meteoroloog Oerlemans zich te richten op destudie van het gedrag van gletsjers, en in feite kan zijn werk vande afgelopen vijftien jaar in een formule worden samengevat: zoprecies mogelijk meten welke invloed weersomstandigheden enklimaatfactoren hebben op het groeien of krimpen van gletsjers.Doel van dat onderzoek is het verfijnen van de modellen die hetgedrag van gletsjers beschrijven.

Voor dat doel hebben Oerlemans en zijn medewerkers de afgelopenjaren op een groot aantal gletsjers in de wereld metingenuitgevoerd naar onder meer de temperatuur, de straling van de zonen de sneeuwtemperatuur, en die afgezet tegen de aangroei ofafsmelting van de betreffende gletsjer. "Wij hebben gletsjersuitgekozen van verschillende grootte en vorm in verschillendeklimaten. Van het uiterst vochtige IJsland tot het kurkdrogeWest-Groenland. Alleen zo kun je een algemeen geldig modelontwikkelen voor de 55.000 gletsjers die de wereld telt. We kunnennu voor elke soort gletsjer voorspellen hoeveel er in bepaaldeweersomstandigheden aan ijs aangroeit of afsmelt." "Eerdereonderzoekers hadden uitsluitend naar de mechanische aspecten van debeweging van ijsmassas gekeken", legt hij uit. "Wij hebben inUtrecht de meteorologie in de studie van gletsjersgeintroduceerd."

Nieuw in de glaciologie is het gebruik van satellieten om dereflectie van zonnestraling door het aardoppervlak te meten. Omdatdie reflectie een belangrijke indicatie vormt voor het smeltproces,zijn satellietgegevens zeer welkom voor gletsjeronderzoekers.Maar", zegt Oerlemans, "een probleem is dat de satelliet maar eenfractie van de totale reflectie meet. De kunst is nu om op basisvan metingen in het veld formules te ontwikkelen die die 'beperkte'satellietgegevens kunnen 'vertalen' in informatie over de volledigereflectie op dat moment."

Een deel van zijn Spinoza-prijs wil Oerlemans gebruiken om dezekunst van de 'remote-sensing' verder te verfijnen. Dat is nietalleen van belang voor een beter begrip van het gedrag vangletsjers. Het werpt ook een nieuw licht op het onderzoek naar degrote ijskappen in de poolgebieden, die door hun enormeuitgestrektheid veel minder gemakkelijk met behulp van weerstationsin kaart zijn te brengen.

Zonder zijn Spinoza-geld had Oerlemans naar eigen zeggen ditonderzoek wel kunnen vergeten. "Met wat ik op dit gebied wil gaandoen, zou ik bij het aardobservatie-programma in Nederland niet aande bak komen, omdat de meeste beoordelaars van subsidieaanvragen ergeen heil in zien. Beoordelaars zijn nu eenmaal bijna per definitiebehoudend. Gevolg is dat heel veel goede voorstellen het in ditland niet halen. Als een van de beoordelaars zegt: ik weet nietzeker of dit in de aangegeven tijd kan worden gedaan, hang je al.Ik denk dat wij daarmee in Nederland op de verkeerde weg zitten,maar op dit moment is het niet anders. Ik ben dan ook blij dat iknu niet meer van ze afhankelijk ben. Eindelijk kan ik mijn gelijkhalen."

De centrale vraag die Oerlemans met al dit onderzoek wilbeantwoorden, is of de totale ijsmassa op aarde toe- of afneemt.Dat onderzoek raakt direct aan het vraagstuk van dezeespiegelrijzing. "De zeespiegel stijgt op dit moment gemiddeldtwintig centimeter per honderd jaar. De afsmelting van gletsjerskan een paar centimeter verklaren, de thermische expansie vanoceaanwater kan een paar centimeter verklaren, maar dat is nietgenoeg. Het lijkt aannemelijk dat de rest van de stijging wordtveroorzaakt door het afsmelten van de ijskappen in de poolgebieden.De grote vraag is echter of dat een gevolg is van hetbroeikaseffect of dat er andere oorzaken zijn."

"Het is ook denkbaar dat de temperatuurstijging die 15.000 jaargeleden een einde maakte aan de laatste ijstijd, processen in deijskappen in gang heeft gezet die nog steeds niet zijn uitgewerkt.Om daar achter te komen heb je modellen nodig voor de ontwikkelingvan de ijskap over de laatste paar honderdduizend jaar. Diemodellen zijn er wel, maar ook die hoop ik met mijn onderzoekverder te kunnen verfijnen door ze te ijken met metingen terplaatse. Daarvoor wil ik het Spinoza-geld ook gaan gebruiken. Alsde afloop van de laatste ijstijd nog steeds een rol speelt, is hetdenkbaar dat het leeuwendeel van de stijging van de zeespiegeleerder daardoor wordt veroorzaakt dan door het broeikaseffect. Danis het dus best mogelijk dat de zeespiegel de komende tijd ondankseen toename van broeikasgassen in de atmosfeer juist gaatdalen."

Hoewel hij de meeste onderzoektijd achter de computerdoorbrengt, gunt Oerlemans zichzelf een paar keer per jaar eenuitje naar de Morteratschgletsjer, de Utrechtse 'huisgletsjer' inhet Zwitserse Engadin, waar hij al sinds jaar en dag metingenverricht. Dan worden de permanente meetstations gecontroleerd ensneeuwprofielen gegraven. "Vergis je niet", zegt hij lachend, "datis hard werken. Vorig jaar lag er hier en daar vier meter sneeuw.Dan ben je een dag aan het graven voor een fatsoenlijksneeuwprofiel. Maar mij hoor je niet klagen. Als het werk gedaanis, nemen we vaak nog een dagje om even een berg te beklimmen. Iknoem de Morteratsch vaak mijn therapeutische gletsjer. Heerlijkvind ik dat, even weg van het bestuurlijke gedoe hier in Utrecht,even volop genieten van de rust en de stilte. Daarna kan ik er weereen tijdje tegen."


Spinozapremie

De Spinozapremie werd in 1995 ingesteld dooronderzoekorganisatie NWO. De premie is een beloning voorNederlandse toppers in hun vakgebied. Zij krijgen de premie vanwegehun uitstekende verdiensten in hun vakgebied en hun onbetwisteinternationale reputatie. NWO noemt de prijs zelf wel deNederlandse Nobelprijs. Tot de eerste vier winnaars behoordennatuurkundige Gerard t Hooft en de toen nog Leidse medievist Fritsvan Oostrom, inmiddels Utrechts eerste universiteitsprofessor. Zijontvingen elk twee miljoen gulden.

Pas in 2000 viel Utrecht weer in de prijzen. Nu met fysicus DaanFrenkel, die weliswaar in dienst is van het AmsterdamseFOM-instituut voor Atoom- en Molecuulfysica van NWO, maar die hetcontact met Utrecht in een interview met het U-blad essentieelnoemde voor zijn onderzoek. Dit jaar ontvingen twee Utrechtseonderzoekers de prijs, die inmiddels is aangegroeid tot 1,5 miljoeneuro. Immunoloog Hans Clevers kreeg de prijs voor zijn baanbrekendewerk op het gebied van het kankeronderzoek. Zijn Utrechtse collegaHans Oerlemans werd gelauwerd vanwege zijn bijdragen aan hetklimaatonderzoek. De officiele uitreiking van de prijzen is op 7februari.

Erik Hardeman

Over oppertunistische, seksualiserende, wraakzuchtige, boze en sadistische verkrachters: 'In sommige gevallen helpt verzet'

Over oppertunistische, seksualiserende, wraakzuchtige, boze ensadistische verkrachters: 'In sommige gevallen helpt verzet'

Geinteresseerden in wat sprekers F. van Gelderen van deAmsterdamse politie en psycholoog F. Koenraadt te vertellen hebben,moeten deze avond op de Uithof aantreden. Is dat wel handig, als jeweet dat de Utrechtse serieverkrachter nog steeds rondloopt? "Wewilden de lezing eigenlijk in de binnenstad houden", legt Jurjenvan Bolhuis van de lezingencommissie van UBV uit. "Maar die zaalwerd afgezegd, en toen eindigden we toch weer op de Uithof."

Wie gehoopt had om nou eens precies uitgelegd te krijgen watvoor soort mensen het tot serieverkrachter schopt, wordt enigszinsteleurgesteld. Koenraadt, verbonden aan de faculteit Psychologie enaan de Utrechtse observatiekliniek Pieter Baancentrum, schetst, metbehulp van een model van onderzoekers Marshall en Barbera, slechtseen vrij algemeen beeld van de achtergrond van seksueledelinquenten.

Mannelijke dominantie

Deze blijken vaak een inconsequente gewelddadige opvoeding tehebben genoten, aldus de psycholoog. Een slechte jeugd duseigenlijk. Bovendien vertonen ze vaak een gebrek aanzelfvertrouwen, zijn ze niet tot nauwelijks sociaal vaardig enhebben ze vaak problemen met intimiteit. In sommige gevallen zijnzij zelf ook slachtoffer geweest van seksueel misbruik. Bovendienblijken zedendelinquenten vaak te zijn opgegroeid in een milieuwaar mannelijke dominantie ten opzichte van vrouwen de norm is enwaar soms agressieve porno beschikbaar is, aldus Koenraadt.

Minstens zo interessant als deze weinig opzienbarendebeschrijving is de indeling in 'soorten' verkrachters, dieKoenraadt met behulp van een model van onderzoekers Knight enPrentky voorschotelt. Volgens hen zijn zedendelinquenten onder teverdelen in vijf categorieen. De opportunistische isverantwoordelijk voor de meeste verkrachtingen. Dit is het type datmeent recht te hebben op seks na een leuk avondje uit, en denkt datnee-zeggen een goedopgevoede manier is om 'ja' te bedoelen.

De 'seksualiserende' verkrachter is iemand die, al dan nietterecht, meent onaantrekkelijk en onhandig te zijn. Deze'schlemiel' is geobsedeerd door seks en fantaseert dat hetslachtoffer het uiteindelijk fijn zal vinden.

Het 'wraakzuchtige' type is chronisch vijandig tegenovervrouwen. Hij is vooral gericht op het kwetsen en vernederen vanzijn slachtoffers. De 'boze' verkrachter is agressief jegens allesen iedereen. Dit type vecht net zo makkelijk met mannen als dat hijvrouwen verkracht. Een 'sadistische' verkrachter tenslotte haaltzijn seksuele genot uit de pijn en de angst van eenslachtoffer.

Onder meer vanwege deze verschillende drijfveren vanverkrachters is het moeilijk te zeggen wat een slachtoffer hetbeste kan doen, aldus Koenraadt. "Bij de opportunistische en deseksualiserende verkrachter heb je kans dat tegenwerken, gillen oftrappen helpt. Zij zullen schrikken, en wellicht afdruipen. Maarbij de andere drie types bestaat de kans dat verzet hun agressie ofwellust alleen maar vergroot."

Ook spreker F. van Gelderen, werkzaam bij de afdeling Jeugd- enZedenzaken van de politie Amsterdam, kan geen algemeen adviesgeven. "In sommige gevallen helpt het om je te verzetten. Maar ikken ook zaken waarbij de dader een wapen had, en dat gebruikte toenhet slachtoffer niet meewerkte."

Sporenonderzoek

Van Gelderen, projectleider van de onderafdeling Verkrachting,aanranding en schennis', werd voor de lezing gevraagd omdat deUtrechtse politie, in verband met het onderzoek naar de Utrechtseserieverkrachter, niet mee wilde werken aan dezeinformatiebijeenkomst. De Amsterdammer, een 'mens uit de praktijk'zoals hij zelf stelt, heeft aanzienlijk minder moeite om zijngehoor een kijkje in de keuken te geven. Op een vraag uit de zaalwat de politie nou zoal doet om een serieverkrachter te pakken,vertelt hij uitvoerig over de onderzoeken die er op dit moment inAmsterdam lopen tegen twee serieverkrachters en een serieaanrander.Zijn betoog is doorspekt met details die varieren van sappig (deserieaanrander heeft bij de politie de bijnaam Petje) tot ranzig(de ene verkrachter een voorkeur heeft voor seks op z'n hondjes,terwijl de ander er genoegen in schept het slachtoffer in haar mondte braken).

Uit zijn verhaal blijkt duidelijk hoe belangrijk sporenonderzoekis in zedenzaken. Daarmee hoopt de politie vooral het DNA-profielvan de dader te kunnen achterhalen, om het te vergelijken met DNAvan al bekende zedendelinquenten en om als bewijsmateriaal tedienen. De plaats van het delict wordt dan ook zeer grondigonderzocht op mogelijke sporen, aldus Van Gelderen.

Het slachtoffer, zo stelt hij, is in feite zelf vaak een nogbelangrijker 'object van sporen, om het oneerbiedig uit tedrukken'. Probleem is echter dat slachtoffers zich vaak niet alseerste tot de politie wenden, maar tot familie of vrienden, oferger nog, zich direct willen douchen. "En soms vinden wij datvreselijk jammer, maar op zo'n moment is het slachtoffer de baas.Zij maakt uit wat er gebeurt", aldus Van Gelderen. Volgens hem doetde politie ook op andere manieren haar best om het - fysieke -onderzoek voor het slachtoffer zo draaglijk mogelijk te maken. Zois er naar zijn zeggen veel aandacht besteed aan de inrichting vande kamers waar de verhoren en onderzoeken worden afgenomen. In zijnenthousiasme nodigt hij zijn toehoorders zelfs uit om eens eenkijkje te komen nemen in Amsterdam.

Welke opsporingsmethoden er daarnaast worden gebruikt, is sterkafhankelijk van de zaak, aldus Van Gelderen. Hij geeft alsvoorbeelden het samenstellen van een compositietekening, de inzetvan een speurhond om na te gaan in welke richting een dader wegliep en het analyseren van voetafdrukken. Ook vertelt hij dat hetvoorkomt dat er undercover wordt gepost, omdat serieverkrachtersvaak in een bepaald gebied blijken te opereren. Dieonderzoeksmethoden zijn volgens Van Gelderen vaak uiteindelijktoereikend: naar zijn zeggen worden de meeste 'seriezaken'opgelost.

Valse aangifte

Opmerkelijk is dat hij ook vertelt dat hij zijn team na heteerste gesprek met een mogelijk slachtoffer bij elkaar roept, om tebespreken of er sprake is van een valse aangifte of niet. Naar zijnzeggen komen valse aangiftes van zedendelicten dermate vaak voordat dergelijk overleg noodzakelijk is. Hij biecht uit eigenbeweging op dat er daarbij ook wel eens missers worden gemaakt. Zoblijkt dat er twijfel was aan het verhaal van het eersteslachtoffer van een van de Amsterdamse serieverkrachters, nadat zijzich met een uitermate gruwelijk verhaal tot de politie had gewend.Pas toen een tweede slachtoffer met een soortgelijke aangifte naarhet bureau kwam, werd de eerste vrouw volledig serieus genomen,aldus Van Gelderen.

Om half elf is de lezing afgelopen en moet iedereen over eendonkere Uithof huiswaarts. Van Gelderen steekt de fietsers een hartonder de riem: "Het is echt niet zo dat er allerlei maniakkenbuiten rondrijden of rondlopen. Het grootste deel van deverkrachtingen, zo'n negentig tot vijfennegentig procent, wordt nogaltijd gepleegd door bekenden van de slachtoffers."

Hanneke Slotboom

Utrechtse detectoren in baan rond de aarde: De stervenskreet van een ster

Utrechtse detectoren in baan rond de aarde: De stervenskreetvan een ster

Bij het openen van de deur naar de stof- en kiemarme ruimtewaait een stevige bries de bezoekers in het gezicht. Stofdeeltjeskrijgen geen kans om, tegen de wind in, de schone kamer in tekruipen van de Stichting Ruimtekundig Onderzoek Nederland. In devolgende kamer, met 'klasse 1000-10.000' lucht, trektsterrenkundige prof. dr.John Heise een jas aan, doet plastic hoezenover de schoenen en trekt handschoenen aan. En antiroos-shampoo ofniet, een muts is verplicht. Om de gevoelige apparatuur in deontwikkelruimte niet te beschadigen, mag er geen stofdeeltje teveel de kamer binnen. Want klasse 1000 wil zeggen dat er slechts1000 deeltjes van een halve micrometer (een duizendste millimeter)per volume-eenheid rond mogen zweven. En er zijn nog veel schonerelaboratoria bij het SRON.

Via een sluisdeur treedt hij zo'n ruimte binnen waar eentestmodel en een kopie staan van een in Utrecht ontworpen engemaakte rontgendetector. Het fijngevoelige apparaat zit in eenmetalen bekisting van twee meter lang met aan de voorkant een dungouden masker met 30.000 gaatjes. Twee van deze detector zitten ermomenteel in een Nederlands-Italiaanse satelliet, de BeppoSAX, diein een baan om de aarde draait en onder meer speurt naar explosiesin het heelal.

"Wij zijn een soort explosievenopruimingsdienst van hetruimteonderzoek", zegt Heise. De Utrechtse groothoekcamera's in deBeppoSAX turen met een wijde blik de ruimte in. Die brede blik ishet grootste verschil met andere detectoren in de ruimte. Degroothoeklenzen maken het mogelijk om op onverwachte plaatsenkortdurende flitsen te zien, die aan de aandacht van groteretelescopen en satellieten ontsnappen. Die telescopen, zoals deHubble Space Telescope of de Keck op Hawaii, zijn wel heel scherp,maar ze kunnen maar een heel klein gebied van de ruimtebekijken.

BeppoSAX paart een wijde blik aan voldoende nauwkeurigheid. Inde BeppoSAX, zit een soort camera obscura. Elke rontgenbron werpteen unieke schaduw op de detector erachter doordat de straling dooreen gouden masker gaat met 20.000 gaatjes. De computer kan vanuitde 20.000 ontstane schaduwen de bron terugrekenen. "Een simpele engeestige methode", vindt Heise. "Onze verdienste is dat wij snel ennauwkeurig genoeg kunnen aangeven waar een flits vandaan komt.Andere grote telescopen kunnen dan inzoomen op overblijfselen vande explosie die daaraan vooraf is gegaan." Anders gezegd: "Wijhoren boem en zonder ons hoofd om te draaien zeggen we waar deexplosie was, daarna pakken andere waarnemers hun verrekijkererbij."

Het is van wetenschappelijk belang om zo veel mogelijk explosiesen rontgenstraling in de ruimte waar te nemen. Ze verschaffenandere wetenschappers informatie over de locatie van zwarte gatenen neutronensterren, objecten die met normale telescopen nietzichtbaar zijn. Rontgenflitsen ontstaan namelijk pas bij eentemperatuur van honderd miljoen graden. Het wordt zo heet in debuurt van zwarte gaten. Dat komt doordat alle materie die zeaantrekken in de val naar het gat extreem verhit raakt. "Dat is eenenorm efficiente manier om energie te maken uit materie", zegtHeise. "Veel efficienter dan de thermonucleaire processen in dezon. Zwarte gaten waar materie invalt, zijn daardoor debelangrijkste energieleverancier van het heelal."

Heise beleeft hoogtijdagen met drie rontgensatellieten in deruimte. Zo gaven enkele jaren geleden de waarnemingen van deBeppoSAX een langverwachte impuls aan het onderzoek naargamma-uitbarstingen, straling die nog krachtiger is danrontgenstraling. Dankzij de Utrechtse groothoekcameria in BeppoSAXkonden eindelijk de aard en de oorsprong van deze al dertig jaarmysterieuze straling onderzocht worden. De explosies blekenrestanten van snelverdwijnende sterren te zijn in verweggelegenmelkwegstelsels. "In een fractie van een seconde wordt daareentiende van een zonsmassa aan materie omgezet in energie,"schetst Heise.

In oktober nam BeppoSAX opnieuw rontgenflitsen waar, opaanwijzing van Heise en zijn collega dr. Jean in 't Zand kekengrote telescopen over de hele wereld naar de plek aan de hemel waarBeppoSAX de straling zag. Naar nu blijkt, zijn de flitsen eigenlijkeen veel voorkomend verschijnsel. "Een zware ster aan het eind vanzijn leven stort in tot een zwart gat", legt Heise uit. "Derontgenstraling die daarbij ontstaat zou je dus kunnen zien als degeboortekreet van een zwart gat. Of de stervenskreet van een ster.In het heelal ontstaat op deze manier elk kwartier een zwart gat.Op aarde zien we er ongeveer een per dag, omdat de straling nietaltijd in onze richting uitgezonden wordt. Onze detector ziet erweer een per maand."

In het lab wordt momenteel weer een nieuw soort rontgendetectorontwikkeld. "Ik ben daar verschrikkelijk trots op", zegt Heise.Deze detector moet nog gevoeliger worden en maakt gebruik van hetprincipe van supergeleiding (zie kader). De nieuwe uitvinding moetin 2015 de ruimte in, maar Heise sluit niet uit dat het projectvoor die tijd misschien fuseert met een vergelijkbaar Amerikaansinitiatief.

SRON gaat wel meewerken aan het maken van satellieten dieinfrarood-straling meten. "Dus de komende jaren ga ik niet aanrontgenastronomie doen. Dat is jammer voor me", zegt Heise met eenknipoog naar de bekendheid die hij ermee verwierf. Niet getreurd,want de rontgenexplosies van de allerverste en dus allereerstesterren, zijn verschoven naar het infrarode gebied. Er blijkt werkaan de winkel.

Rinze Benedictus

In de derde Nederlandse detector die in deruimte vliegt, de Italiaans-Nederlandse BeppoSAX, zit geen traliesmaar een soort camera obscura. Elke rontgenbron werpt een uniekeschaduw op de detector erachter doordat de straling door een goudenmasker gaat met 20.000 gaatjes. De computer kan vanuit de 20.000ontstane schaduwen de bron terugrekenen. "Een simpele en geestigemethode", vindt Heise.


Ruimtekoelkast

Het SRON ontwikkelt een nieuw soort rontgendetector, diegevoeliger is dan de huidige apparaten. Terwijl de organisatie altoonaangevend is met de huidige apparatuur, waarbij rontgenstralingwordt gemeten door de deeltjes tussen 'tralies' door te latenafbuigen. Met de nieuwe detector kan SRON haar toonaangevendepositie bevestigen op het gebied van rontgendetectie. Heise legthet principe van de nieuwe detector uit. "Stel je hebt een bakkiewater met een thermometer erin. Als er nu een rontgendeeltjeinvalt, stijgt de temperatuur een klein beetje. Dat meten we."

In iets meer technisch detail werkt de detector als volgt. SRONmaakt gebruik van supergeleiding, het fenomeen dat metalen hunelektrische weerstand verliezen bij temperaturen in de buurt vanhet absolute nulpunt (-273 graden Celsius). De rontgendetector vanSRON wordt met vloeibaar helium gekoeld tot net onder detemperatuur waar supergeleiding optreedt. Als nu een rontgenfotonin de detector valt, stijgt de temperatuur een heel klein beetje.Het apparaat is zo afgesteld dat net door die verhoging desupergeleiding wegvalt. Die verandering is goed meetbaar en zo isde energie van een enkel foton waar te nemen. "Dit kunnen we al",zegt Heise. "De moeilijkheid zit nu in het maken van een 'netvlies'waar we heel veel rijen detectoren naast elkaar zetten."

Hoewel het in de ruimte al niet echt warm is, is het toch nodigde detector te koelen. "Vergis je niet", zegt Heise, "door deaarde, de zon, de maan en kosmische deeltjes, kan het tamelijk warmworden op zo'n satelliet."

Bewijs afhankelijkheid universiteit niet te leveren: 'Het gaat niet om voorbeelden, dat is flauw'

Bewijs afhankelijkheid universiteit niet te leveren: 'Het gaatniet om voorbeelden, dat is flauw'

Hoe onafhankelijk is de Universiteit Utrecht? Deze vraag was deinzet van een debat tussen de groep Kritische Studenten enbestuurders en medewerkers van de universiteit dat vorige week werdgehouden. Door het toenemende belang van het derde-geldstroomonderzoek zouden bedrijven steeds meer in de melk te brokken hebbenbij het academisch onderzoek, zeggen de critici. Niet marktgerichtonderzoek zou daardoor moeten verdwijnen. Een forum, bestaande uitKritisch Student Brian Droop, kernfysicus Cees Andriesse,U-raadslid Linda Nekeman, onderwijsdirecteur Erwin Vermeulen envoorzitter Andre Klukhuhn, ging de discussie aan met een aardiggevulde zaal waarin ook rector Gispen zat. Hij stelde zich dezeavond garant voor alle kleine leerstoelen.

Tussen de vage aanklachten van vercommercialisering door, dieniet concreter werden dan ergernis over reclame inuniversiteitsgebouwen, kwam een houtsnijdend Utrechts voorbeeldnaar voren. Leden van de faculteit Wijsbegeerte beklaagden zichover de motivatie voor het aanstellen van een hoogleraar'wijsgerige ethiek': deze zou niet om academische maar omfinanciele redenen aangetrokken zijn.

Het verslag van de faculteitsraad Wijsbegeerte van 23 januarigeeft grond aan de beschuldiging. Punt 8 gaat over het profiel vande nieuwe hoogleraar: 'De voorkeur gaat uit naar een Nederlandsekandidaat omdat hij/zij de cultuur beter beheerst en hij/zij ookbeter een derde geldstroom kan werven. Het is de bedoeling dat dezeleerstoel zichzelf terugverdient'.

De debatavond verliep met stemverheffingen maar had geen rodelijn. Over onderzoek dat in opdracht van bedrijven gebeurt, legdeGispen nog maar eens uit dat elke universitaire onderzoekercontracten afsluit met zijn opdrachtgevers over de zeggenschap overonderzoeksresultaten. Kom dus maar met voorbeelden waar dat ismisgegaan, zeiden Gispen en onderwijsdirecteur Vermeulen. "Het gaatniet om voorbeelden, het is flauw om daarnaar te vragen, het gaatom het systeem", kwam er plompverloren uit de zaal.

Het systeem. Het debat ging een versnelling hoger en daar kwamenhet internationale GATS-verdrag (General Agreement on Trade inServices, over het internationaal afstemmen van diensten, waaronderhet onderwijs) en het bachelor-master model ter sprake. Deinvoering van bama is een kapitalistisch complot dat voortvloeituit GATS en het is de ultieme manifestatie van de commercialiseringvan de universiteit. Het doel ervan is om bedrijven meer invloed tegeven op het onderzoek dat de universiteit uitvoert. Dat was kortdoor bocht de communis opinio onder het Kritische publiek.Vermeulen had "moeite om de discussie serieus te vinden".

Dichter-bij-huis argumenten tegen het nieuwe onderwijssysteemwaren de gebrekkige informatie over bama en het gebrek aankeuzevrijheid. Het feit dat de Universiteitsraad, hetinspraakorgaan van studenten, unaniem voor bama was, maakte geenindruk. Een raad die slechts tien procent van de studenten kanaanzetten tot stemmen, is een democratisch lachtertje, sprak dezaal. "Stem dan!", riep U-raadslid Linda Nekeman bijnawanhopig.

De heersende mening bleef dat bama studenten door de strot isgeduwd en dat de voorlichting slecht is. Rector Gispen enonderwijsman Vermeulen uitten hun verbazing daarover en stelden datde studenten die zij dagelijks tegenkomen niet tegen het bama-modelzijn. Een docent legde de vinger op de zere plek. "Als jullie eenafspiegeling zijn van de massa die tegen het bama-model is", vroeghij de kritische zaal, "waarom waren er dan geen hordesprotesterende studenten op het Binnenhof toen de politiek eroverbesliste?"

En toen bleef het stil. Bijna net zo stil als aan het einde vande avond, toen het debat eindigde met drie minuten stilte voor deslachtoffers in Afghanistan. De reden voor dit eerbetoon, waaroverigens slechts de halve zaal aan deelnam, lag in de directeaanleiding van de debatavond. De Universiteit Utrecht is drieminuten stil geweest voor de slachtoffers van de 11september-aanslagen in New York. De Kritische Studenten wilden ookdrie minuten stilte voor de Afghaanse slachtoffers van deAmerikaanse bombardementen - want ieder mens is gelijk. Het Collegevan Bestuur weigerde het verzoek toentertijd. Ter compensatiekregen de Kritische Studenten dit debat, waaruit voornamelijk bleekdat Kritisch inderdaad met een hoofdletter geschreven moetworden.

Rinze Benedictus

Reactie wijsbegeerte:

"De leerstoel is om puur inhoudelijke redenen ingesteld", legtvice-decaan van de faculteit Wijsbegeerte K. Algra later uit. "Wewilden een volledige leerstoel ethiek hebben. Omdat het gaat om eenextra leerstoel, die we de komende jaren financieren uit onze eigenreserves, hebben we nagedacht over de mogelijkheid om de leerstoelterug te verdienen. Dat bedoelen we niet alleen in commerciele zin.We hebben het ook over het aantrekken van gelden vanwetenschappelijke instellingen als KNAW en NWO, de tweedegeldstroom. Of het geven van onderwijs buiten de faculteit, daarkrijgen we als faculteit voor betaald."

Utrechtse ethicus Jan Vorstenbosch is voor afschieten: 'We moeten de zeehond niet doodknuffelen'

Utrechtse ethicus Jan Vorstenbosch is voor afschieten: 'Wemoeten de zeehond niet doodknuffelen'

Op basis van interviews met onder andere medewerkers van dezeehondenopvangcentra Ecomare en Pieterburen, wetenschappelijkonderzoekers en beleidsmedewerkers van het ministerie van Landbouw,Natuur en Visserij, zetten de ethici de argumenten voor en tegenopvang op een rijtje. Hoewel het rapport een inventarisatie is, isVorstenbosch niet bang stelling te nemen. "De conclusie is dat jeterughoudend moet zijn. Opvang is niet meer nodig voor depopulatie. De omstuimige groei van de laatste jaren moet in degaten worden gehouden om verdringingseffecten te voorkomen enradicalere maatregelen zoals afschot te voorkomen."

De mening is minder schokkend dan het lijkt. In een verdragtussen de waddenlanden Nederland, Duitsland en Denemarken isafgesproken de opvang tot een minimum te beperken. In Denemarkenworden zieke dieren bijvoorbeeld al gedood. In Nederland looptvooral de opvang in Pieterburen uit de pas met dit beleid. Lenie 'tHart, de personificatie van de zeehondenopvang, blijft onverminderdvoor opvangen. Vorstenbosch: "Haar verhaal is simpel: de zeehondenzijn zielig en wij mensen hebben het gedaan. Daarom moeten we zeopvangen."

In de jaren tachtig viel daar wat voor te zeggen, want het gingslecht met de zeehond. Inmiddels staan de zaken er anders voor. Dezeehondenpopulatie in de Waddenzee groeit als kool. Er zijn nubijna vierduizend zeehonden en als het huidige groeitempo doorzet,verdubbelt de populatie elke vijf jaar. Maar de zeehondencrche inPieterburen gaat rustig door met het opvangen en verzorgen vanzeehonden. Vorstenbosch: "Ook de crche in Pieterburen zal tot eenmeer doordacht beleid moeten komen. Ze zouden mensen kunnenontmoedigen om dieren te brengen. Aan de poort kun je ze moeilijkweigeren, maar je kunt ze wel voorlichten."

Het beleid van Pieterburen is een uiting van een dier-ethischevisie op de natuur, daarin staat het welzijn van een individueeldier centraal. In de discussie staat deze visie tegenover deeco-ethische, die het ecosysteem als geheel beschouwt. Biologenneigen vaak naar de laatste zienswijze: de natuur moet zijn loophebben. Het lot van individuele zeehonden is irrelevant voor depopulatie en het ecosysteem.

"De eco-ethische visie noem ik holistisch", zegt Vorstenbosch,"omdat het draait om het geheel; om de populatie en het ecosysteemof het natuurgebied. Voor ons telt als argument ook dat dieren hetbeste af zijn in de natuur. Eigenlijk zeggen de opvangers dat ook.Want het doel van opvangen is uiteindelijk weer uitzetten, waarmeeze dus erkennen dat de natuurlijke situatie het meest wenselijkis."

Maar menselijk ingrijpen is soms onvermijdelijk. "Als je dedirecte oorzaak bent van dierenleed, dan zul je vaak wel iets doen.Als je een dier kunt redden door het uit een net te halen, zou hetwel heel sadistisch zijn om niets te doen. Ik begrijp de moreledrijfveer achter de activiteiten van Lenie 't Hart. In het rapporthebben we daar ook recht aan proberen te doen. We moeten nietvergeten dat ze inmiddels een expertise heeft opgebouwd die vangroot nut is. Maar wat de systematische, actieve opvang op het Wadbetreft, is er een tijd van doen en een tijd van laten."

Helaas is de werkelijkheid niet altijd zo simpel. De vraag'opvangen of niet' wordt niet altijd beantwoord vanuit hetperspectief van het dier. "Emoties en belangen spelen een grote rolin deze discussie. Eigenlijk hadden wij als ethici alleenargumenten willen inventariseren, maar dit was een wespennest."

Een wespennest van menselijke belangen die niet dezelfde zijnals de belangen van het dier. zegt Vorstenbosch.Zeehondenopvangcentra varen wel bij bezoekers, maar zonderopgevangen zeehonden komen er natuurlijk geen bezoekers. Hetzelfdegeldt voor vogelopvangcentra. "Als de dierenopvang zelf belangenkrijgt, staat het welzijn van dieren niet meer voorop."

En dan is er nog de kwestie van de griep. In de jaren tachtigoverleden vele zeehonden in de Waddenzee aan een griepvirus. Decrche in Pieterburen werd door sommige wetenschappers aangewezenals plaats waar een menselijk griepvirus oversprong naar de zeehond- met verwoestende gevolgen.

In 'Doen en laten' zit bijgevoegd een los briefje. Een erratum :'Inmiddels is het wel duidelijk dat het influenza B-virus inzeehonden is overgebracht van mens naar dier, zeer waarschijnlijkin de opvangsituatie.' "Tja", zegt ethicus Jan Vorstenbosch,"eigenlijk is dat erratum ook al weer achterhaald." Het erratumstelt op gezag van het Texelse onderzoeksinstituut Alterra, dat hetvirus waarschijnlijk van menselijke oorsprong is. Rotterdamsevirologen hebben inmiddels weer gezegd dat dat zeeronwaarschijnlijk is. "Als door het opvangen van zeehonden inderdaadmenselijke virussen kunnen worden overgedragen, dn is dat eenijzersterk argument tegen", stelt Vorstenbosch in afwachting vanwetenschappelijke consensus.

Een mening die velen zullen delen, want we willen de zeehondtoch niet opzadelen met onze ziektes. "De zeehond heeft een enormkrediet opgebouwd dankzij zijn hoge aaibaarheidsfactor. Net als depanda wordt het dier enorm gekoesterd. Maar dat is niet altijd inzijn voordeel. We moeten oppassen dat we de zeehond nietdoodknuffelen."

Rinze Benedictus


Olievogels

"Ik herinner me dat ik als twaalfjarig jongetje verdwaaldeeendjes in huis haalde. Die voerde ik brood en melk met als gevolgdat ze aan de diarree raakten. Ze zijn op een ellendige maniergestorven." Vorstenbosch put uit zijn geheugen om aan te geven dathet welzijn van dieren niet altijd gebaat is bij menselijkingrijpen, al zijn de intenties nog zo goed.

Dat blijkt ook uit de casus van de olievogels. In januari 2001zonk een olietanker voor de Franse kust. De weggelekte oliebesmeurde een grote hoeveelheid zeevogels. Vele olievogels werdennaar Nederland getransporteerd om hier gewassen en weer uitgezet teworden.

Van de vogels overleeft echter slechts vijf procent de wasbeurtmet water en zeep. Doordat behalve de olie ook het natuurlijke vetvan de dieren weggewassen wordt, raken ze als het ware 'lek'.Binnen enkele weken na uitzetten overlijdt daardoor 95 procent vande vogels aan de gevolgen van een longontsteking. "We moeten dievogels dan ook niet opvangen", vindt Vorstenbosch. "Veel vogelszijn met euthanasie beter af."

Omdat de dieren echter lijden door menselijk falen, vinden veelmensen dat het hun plicht is de dieren te helpen. Vorstenbosch ishet daarmee niet eens. "We moeten de schuldvraag los zien van deredelijkheid van opvang. Als dieren lijden door menselijk toedoen,is het niet automatisch het beste om ze te helpen."

Corps staat pers graag te woord: 'We doen ook aan liefdadigheid'

Corps staat pers graag te woord: 'We doen ook aanliefdadigheid'

Het persbericht van het USC en het adviesbureau Paul KokConsultants (PKC) was niet aan dovemansoren gericht. "We staan opdit moment in het middelpunt van de belangstelling", zegt RogierSchroeder, rector van USC, lichtelijk verbaasd. "Dat was helemaalniet de insteek. Voor ons was het meer een mededeling, maar de perszag het als nieuws. We zijn gewoon een studentenvereniging en hetis dus niet de bedoeling dat we elke dag op tv komen ofzo. Wewilden alleen duidelijk maken dat we de pers graag te woordstaan."

En dat hebben ze de afgelopen weken dan ook vaak gedaan; met dehulp van het adviesbureau uiteraard. Lucas Stassen adviseert hetcorps namens PKC. Dit houdt in dat hij de persberichten van USCcontroleert op de formulering en klaar staat met advies als erplotseling veel aandacht is vanuit de pers naar aanleiding van eenincident. Stassen: "De jongens van het USC hebben weinig ervaringmet de pers dat ook een apart wereldje is met zijn eigen mores. Ikgeef ze zelfvertrouwen in het contact met de media door richtlijnente geven hoe ze zich moeten gedragen."

Het corps gaat dus de strijd aan met het lullo-imago van veelbrallen en zuipen. "Wij zijn niet alleen een studentenvereniging,maar doen ook aan liefdadigheid en verhuren een pand vooraankomende bedrijfjes in Utrecht. Maar als we daarover eenpersbericht sturen naar het Utrechts Nieuwsblad besteden ze daargeen aandacht aan, en dat is jammer", vindt Guus Vermeulen, viceab-actis en eerste woordvoerder van het USC.

"Ze willen de andere kant van het corps laten zien", vultStassen aan, "maar daarvoor moeten ze wel opener worden. Wie Azegt, moet ook B zeggen. Wil je aandacht voor de goede dingen, danmoet je ook communiceren over de andere zaken. Je kan niet allesmeer binnenskamers houden met als excuus dat de buitenwereld hetcorps niet begrijpt. Dat is een gepasseerd station."

Het allereerste idee om te werken aan de perscontacten kwam vanRogier Schroeder. Hij besloot bij zijn aantreden als rector aan hetbegin van dit academische jaar, dat een mediatraining voor hem ende rest van het bestuur nuttig kon zijn. "Zo'n mediatraining waseen beetje in aan het raken en omdat ik regelmatig een journalistaan de lijn kreeg, leek het me geen slecht idee". De mediatrainerstelde voor om ook een communicatieadviseur in de arm te nemen. Hijkende iemand die ook lid van USC was geweest en zo kwam het corpsaan Lucas Stassen. Stassen die van 1985 tot 1990 lid was, geeftzijn advies gratis. Hij hoopt op deze manier een netwerkje op tebouwen dat later in zijn werk van pas kan komen. "Het is nu nogdruk, maar over een tijdje kost het me maar een paar uurtjes permaand."

Een type als Stassen hoeft bij het Utrechtse Veritas dat in 2000te maken kreeg met het sigarettenpeuk-incident, niet aan tekloppen. Johannes Zandvoort: "Het USC moet het natuurlijk zelfweten en het is misschien wel verstandig. Maar voor Veritas zie iker de noodzaak niet zo van in. Wij hebben wel oud-leden die in diebranche zitten, maar maken daar zelden of nooit gebruik van. Ik hebeen prima verstandhouding met de pers en probeer altijd zo veelmogelijk contact te houden."

Zusterverenigingen van USC in andere studentensteden zien inmeerderheid wel positieve kanten aan een persadviseur zoalsStassen. Het Groninger corps heeft bijvoorbeeld al 'iemand' die zekunnen bellen indien communicatie-advies wenselijk is. WillemijnVriesendorp van het corps uit Leiden vindt een 'second opinion' ook'wel handig'. "Wij hebben ook iemand die ons bijstaat in decontacten met de pers, maar hebben daar niet zoveel ruchtbaarheidaan gegeven. Het is een oud-lid die in zijn werk met de pers temaken heeft. Vorig jaar april hadden we een renie waarbij eenaantal leden van ons bij een activiteit de polsen had gebroken. Dathaalde elke krant. Het vorige bestuur heeft toen gebruik gemaaktvan het advies van het oud-lid. " Ook het corps uit Amsterdam isvol lof over het Utrechtse initiatief. "Wij zitten erover tedenken". zegt een senaatslid. "Maar het zijn nog vage plannen hoor.Dit jaar hebben we een lustrum en dus vaak contact met de pers.Bovendien is de groentijd altijd een hekel punt."

Marieke Feringa


Ongelukken bij verenigingen:

1965- Tijdens de ontgroening van het Utrechtsch Studenten Corpskrijgt een student een roetkap over zijn hoofd, waardoor dezeastmapatient stikt.

1997- Een student in Groningen drinkt voor de ontgroening vaneen Vindicat-huis een fles jenever leeg en sterft aan eenalcoholvergiftiging.

1998-Twee leden van het Rotterdamsch Studenten Corps drinkenzoveel dat ze in coma raken.

1999-Een Maastrichtse student belandt tijdens de ontgroening bijde vereniging Cerberus in een greppel en moet met een gebroken neusen een hersenschudding naar het ziekenhuis.

1999-Twee ouderejaars van het Delfts Studenten Corps mishandeleneen aspirantlid op krukken, zodat hij zich tijdelijk in eenrolstoel moet verplaatsen.

2000- Een Nieuwe Revu verslaggever gaat undercover bij hetUtrechtsch Studenten Corps, waar hij verslag doet van diversemishandelingen tijdens de ontgroening.

2000-Een kampleider van Veritas zou tijdens de ontgroening bijeen eerstejaars een sigaret in de arm hebben uitgedrukt.

2000-De Erasmus Universiteit in Rotterdam stopt de subsidie aanhet Rotterdamsch Studenten Corps voor n jaar nadat bekend isgeworden dat tijdens de ontgroening eerstejaars zijn mishandelt entwaalf uur lang niet mochten drinken.

2001-Tijdens een renie van oud-leden bij Minerva breken enige'ordercommissarissen' hun polsen bij het 'tafelincident'.

2001-Het Utrechtsch Studenten Corps en Vindicat uit Groningenzeggen een claim van 25.000 gulden te eisen, als er weerjournalisten undercover met ontgroeningen gaan meelopen.Eerstejaars moeten voorafgaand aan de ontgroening een documenttekenen waarin ze verklaren geen journalist te zijn.