Achtergrond

Je bent een loser als je aio wordt

"Problemen? Hoe kom je erbij? De Nederlandse economie zit flinkin het slop, dus ik ben weer een en al optimisme." Enig cynisme isfysicus Hans Gerritsen niet vreemd. Maar dat is ook nietverwonderlijk voor een wetenschapper die de laatste jaren steedsmeer moeite heeft om jong talent aan te trekken. "Een jaar of vijfgeleden kreeg ik op een advertentie voor een promovendus of eenpostdoc tussen de twintig en dertig brieven. Onlangs moest ik hetdoen met twee reacties, eentje van een student van mij die bijnader inzien liever naar Leiden ging, en een van een werklozekernfysicus van een jaar of vijftig. Dat schoot dus niet op."

Gerritsen is niet de enige Utrechtse onderzoeksleider metpersoneelsproblemen. Vrijwel alle Nederlandse instituten hebben deafgelopen jaren aan den lijve ervaren dat een oververhitte economieniet louter voordelen biedt. Vooral in de beta-medische sfeerbestaat een schreeuwend gebrek aan jong Nederlands onderzoektalent.Deels komt dat omdat er niet voldoende studenten meer betavakkengaan studeren. Maar volgens velen is de hoofdoorzaak toch deaantrekkingskracht van het bedrijfsleven met zijn hoge salarissen,mooie carrieremogelijkheden en leuke extras zoals de al bijnaspreekwoordelijke leasebak.

"De sfeer onder studenten is bij ons op dit moment: je bent eenloser als je aio wordt'", zucht Spinozawinnaar Hans Clevers van defaculteit Geneeskunde. "Ik had hier pas nog een heel goede student,echt prima geschikt voor de wetenschap die jongen, maar ja, hij konook een baan bij McKinsey krijgen en dat sprak hem meer aan. Vijfjaar geleden zag je in de krant nog lijstjes met hoe lang het inverschillende vakgebieden duurde voordat je na je afstuderen werkhad. Nu is dat geen thema meer."

De tijd is voorbij dat het imago van de sjofel gekledewetenschapper in een afgetrapt lab nog doorging voor romantisch,bevestigt directeur Paul Schnabel van het Sociaal en CultureelPlanbureau. In opdracht van de Nederlandse wetenschap hield zijnbureau onlangs een enquete onder promovendi en directeuren vanonderzoekscholen. "Wat mij daarbij vooral opviel was dat dielaatsten zeiden zoveel last te hebben van het stoffige imago van deuniversiteit. Dat imago spoort ook wel met de realiteit, vrees ik.Ik heb althans regelmatig groepen universitaire onderzoekers opbezoek die er verbaasd van staan dat ze hier op fatsoenlijkestoelen kunnen zitten, dat er een karretje klaar staat met koffieen thee, dat de geluidsinstallatie het doet en dat er een schoon'whiteboard' hangt. Aan de universiteit zijn ze dat niet gewend.Het imago dat je zo in stand houdt, veroorzaakt op den duur tochslijtage. In ieder geval trek je er niet de beste mensen mee."

Een Utrechte onderzoeksleider die dat onlangs aan den lijveondervond was fysicus prof.dr. Frans Habraken. "Wij hebben eenmaand geleden zowel in de krant als op internet een advertentiegeplaatst voor een aio en een postdoc. Voor de aio-plaats hebben wetot nu toe noch uit Nederland noch uit het buitenland ook maar eenreactie gekregen, dat is een nieuwe ervaring voor ons. Voor depostdoc plaats was wel belangstelling, maar voornamelijk uit landenals China, India en Roemenie. Twee jaar geleden hebben we eenpostdoc uit Roemenie aangesteld en het ziet ernaar uit dat er nudus weer iemand uit het verre buitenland bijkomt. Ik denk dat datvoorlopig de toekomst is."

Net als Habraken zoekt ook Gerritsen zijn heil de laatste jarennoodgedwongen steeds meer in het (verre) oosten. Op advertenties opinternet krijgt hij vooral reacties uit Oost-Europa en uit Azie."Met het gros daarvan kan ik niet veel, maar gelukkig zitten er ookheel goede kandidaten tussen. Ik heb hier nu een Rus en tweejongens uit de Oekraine rondlopen die het alledrie prima doen.Uiteraard blijf ik de meetlat zo hoog mogelijk leggen, maar met zoweinig keus moet ik soms toch wat schipperen. Van een Oekrainer magje bijvoorbeeld niet verwachten dat hij bij aankomst al meteenvloeiend Engels spreekt. Dus het eerste wat je doet is zo iemandnaar een cursus sturen. En ja, voor een soepele start van hetonderzoek is dat toch een handicap."

Clevers: "Mijn lab heeft inmiddels zon reputatie dat ikvoldoende aanmeldingen krijg, ik hoef zelf nauwelijks meer teadverteren. Maar ik ken voldoende collegas die projecten openhebben staan waarop ze niemand kunnen krijgen. Die nemen na maandenvaak in arren moede maar iemand aan die eigenlijk niet helemaal aande eisen voldoet, en ik heb dat dan ook al meermalen mis zienlopen."

Russisch

Een rondgang langs verschillende onderzoeksgroepen maaktduidelijk dat de aanwezigheid van buitenlanders op zich in Utrechtnergens als een probleem wordt ervaren, al voegt een van deondervraagden daaraan toe dat dat zou kunnen veranderen alsNederlanders niet langer de meerderheid vormen. In Delft en Twentewaar de problemen nog nijpender zijn, is dat vaak al zo en dezegsman die in verband met zijn connecties in Twente anoniem wilblijven, kent daar een groep die in meerderheid uit Russen bestaat."Gevolg is dat Russisch daar nu vaak de voertaal is en dat er opeen, zeg maar wat lossere manier wordt gewerkt. Dat is de sfeer indie groep niet echt ten goede gekomen."

Met zon verhaal hoef je bij Utrechts meest geciteerde chemicusprof.dr. Gerard van Koten niet aan te komen. "Ook bij ons is debelangstelling uit Nederland aan het teruglopen, maar ik vind hetgeen enkel probleem om goede buitenlanders aan te stellen, en diezijn er gelukkig nog genoeg. Ik heb in mijn groep op dit momentmensen uit India, Slovenie, Italie, Spanje en Rusland rondlopen endat is echt een prima mix. Ik begrijp trouwens niet waar we overzeuren. In Amerika zijn toch alle onderzoeksgroepen die ietsvoorstellen internationaal samengesteld? Nee, het spijt me, ik ziehet probleem niet zo."

Frans Habraken is het maar ten dele met Van Koten eens."Natuurlijk is het toe te juichen als er goede buitenlanders naarNederland komen. Maar op een gegeven moment zullen veel van diebuitenlanders weer teruggaan naar hun eigen land, al was het maaromdat het vanwege alle regels niet eenvoudig voor ze blijkt te zijnom hier te blijven. Als er nog maar zo weinig jonge Nederlandersvoor de wetenschap kiezen, zal de universiteit op termijnonvermijdelijk moeite krijgen met het vinden van goede opvolgersvoor de huidige staf."

Hans Gerritsen is het met Habraken eens. De enige manier omNederlandse afgestudeerden weer te interesseren voor een loopbaanin de wetenschap is om snel iets te doen aan het gebrek aanaanstellingsmogelijkheden, denkt hij. "Het grote probleem is niethet salaris of de lease-auto, maar dat we jonge onderzoekers zoweinig perspectief op een universitaire loopbaan kunnen bieden. Deuniversiteit werkt nog steeds met een vast aantal formatieplaatsen.Zolang die bezet zijn, ben je voortdurend bezig om voorveelbelovende mensen tijdelijke projecten te regelen om maar tevoorkomen dat ze weggaan.

"Ik voel me hier soms net een goochelaar die wanhopig probeertom het ene gat met het andere te vullen om maar te voorkomen dat erkennis wegvloeit. Meestal lukt dat nog ook, maar een keer heb ikniet kunnen voorkomen dat iemand halverwege zijn promotieonderzoekafhaakte en voor het bedrijfsleven koos. Dat was een van de meestfrustrerende ervaringen die ik ooit heb meegemaakt."

Erik Hardeman

Ook Karel de Grote had communicatieadviseurs

Het is een bekend tafereel: handenschuddende politicivoor de cameras, een wuivende Koningin Beatrix in de Gouden Koetsof een buigend Japans staatshoofd op bezoek bij Wim Kok. Het is eenvast onderdeel van elk staatsbezoek en wordt in de meeste gevallenstrak geregisseerd. Absoluut niet iets van deze tijd, steltpromovenda Marielle Hageman. Deze vorm van non-verbale communicatiehad ook in de Middeleeuwen al een hele belangrijke functie.

Hageman studeerde Theaterwetenschap en Kunstgeschiedenis en wasaltijd al gefascineerd door de Middeleeuwen. Toen ze na die studiesde kans kreeg om mee te werken aan het pionierprojectVerschriftelijking van de vroegmiddeleeuwse samenleving had zeweinig bedenktijd nodig. Naast een aantal anderen, die vooral degeschreven communicatie onder de loep gingen nemen, zou Hageman denon-verbale tegenhanger gaan onderzoeken. Ze koos het tijdvaknegende en tiende eeuw, de zogenaamde Karolingische en Ottoonseperiode, daar er met name in die periode een afname ontstond ingeschreven communicatie en een enorme toename inritueelafbeeldingen waarneembaar was. De kunsthistorica wist van deperiode aanvankelijk weinig af; ze studeerde af op twaalfde-eeuwsesculptuur in het Maasland. Iets totaal anders dus, maar haarfascinatie voor middeleeuwse verhalen n het feit dat ze toch weerte maken kreeg met beeldende kunst was voldoende om er helemaal inte duiken. Het onderzoek mondde uit in een indrukwekkend boekwerk,getiteld: 'De kleren van de keizer'.

Imago

"Het ritueel had een bijzondere rol in het leven van demiddeleeuwse koning of keizer", begint Hageman. "Denk daarbij aanhet beeld dat het hof graag van een vorst creeerde. De vorst diendete voldoen aan de eisen die er aan hem gesteld werden. Hij moeststerk overkomen, maar tegelijk rechtvaardig en als man van God. Ditkon uitgedragen worden met behulp van rituelen. Het was dusbelangrijk dat bepaalde gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld eentreffen met de Paus, met het juiste ritueel werden afgebeeld."

Net als de publieke figuren van nu waren de middeleeuwsehoogwaardigheidsbekleders er kennelijk ook bij gebaat om het juisteimago te verspreiden. En dat terwijl de vorst van toen zich tochniet druk hoefde te maken om de gunsten van de man van de straat.Hageman: "Dat klopt, maar aan het middeleeuwse hof liepen naastdegene die op de troon zat ook nog een serie ooms, neven, broers enandere familieleden rond die, gesteund door de edelen van het rijk,het best wel eens in hun hoofd zouden kunnen halen om bij geblekenzwakte van de koning zelf de troon te bestijgen. Het kon dus vanlevensbelang zijn dat de vorst zijn rituelen goed uitvoerde. Steldat men concludeerde dat hij geen goed christen was of dat hij alsmachthebber tekort schoot, dan was natuurlijk het hek van de dam.Lodewijk de Vrome werd bijvoorbeeld in 833 door zijn zoon Lothariusgedwongen tot een openbare boetedoening. Hij moest zijn wapens enkoninklijke outfit op het altaar van de kerk leggen en zich op degrond neerwerpen, waarna hij gevangen genomen werd. Later werdLodewijk echter gerehabiliteerd en was het Lotharius die zichsmekend om vergiffenis voor zijn vader neerwierp. Lodewijk heft hemmet een groots gebaar op en vergeeft hem. Dat was de reactie dievan een goede vorst verwacht werd."

Macht

"Auteurs en kunstenaars droegen met hun werk bij aan debeeldvorming van de vorst", vervolgt de promovenda. "Zij benuttenrituelen om een gunstig beeld te creeren van de vorst die hun steungenoot of om een minder geliefde vorst in een kwaad daglicht teplaatsen. Juist omdat die rituelen zo bekend waren kon ermeegespeeld worden. Het kwam meer dan eens voor dat verschillendeauteurs n en dezelfde gebeurtenis verschillend weergaven. Zo zijner in de negende-eeuwse literatuur vijf verschillendebeschrijvingen te vinden van een ontmoeting van Lodewijk de Vromemet de paus. In n tekst stijgen beide hoogwaardigheidsbeklederstegelijkertijd van hun paard af en begroeten elkaar alsgelijkwaardige personen. In een andere werpt Lodewijk zich driemaallanguit aan de voeten van de paus, waarmee hij als een nederigevorst getypeerd wordt.

Kennelijk waren er hier verschillende belangen in het spel. Erwaren bij de gebeurtenis zelf uiteraard maar heel weinig mensenaanwezig. Welk beeld er vervolgens naar buiten toe werdgepresenteerd bepaalde natuurlijk voor alle anderen, waaronder ookhele invloedrijke edelen, hoe de gebeurtenis zich had afgespeeld.De auteurs van dergelijke beschrijvingen deden hun best om invloedop de vorst te krijgen en ook te houden. Zo wilde het nog wel eensvoorkomen dat men 'meeschreef' met degene die misschien wel aan demacht zou kunnen komen.

Het klooster van Quedlinburg is daar een mooi voorbeeld van. Ditklooster had van oudsher een belangrijke band met de Ottoonsedynastie. Als in 983 Otto II overlijdt moet hij opgevolgd wordendoor zijn dan driejarige zoon. De kans is volgens hetgeruchtencircuit echter levensgroot dat zijn oom Hendrik de machtzal overnemen. Het klooster ontvangt de waarschijnlijke opvolgerdaarop met veel pracht en praal, zoals we uit een bron vernemen.Als later blijkt dat de jonge Otto toch de troon gaat bestijgen iser van die pro-Hendrik houding helemaal niets meer over. In eenQuedlinburgs geschiedkundig werk wordt later aan Hendriks bezoekdan ook geen aandacht besteed, sterker nog: juist Otto zou eenvorstelijke ontvangst ten deel zijn gevallen. Het koninklijkeritueel dat daar ter ere van Hendrik werd gebezigd leek ineensnooit te hebben plaatsgevonden."

De vraag blijft bestaan wat nou de werkelijke functie was van deritueelteksten en afbeeldingen. Ging het hier louter om propaganda?Herhaalden ze slechts een boodschap die het publiek maar al te goedkende? Hageman onderkent deze functie, maar vermoedt ook dat het deandere kant op werkte: "wellicht spoorden de beschrijvingen deheerser ook aan om zich in zijn eigen leven overeenkomstig tegedragen. Er moet interactie geweest zijn. Kunstenaars en auteursoefenden op deze manier invloed uit op het functioneren van devorst. Vorsten konden met de literaire en visuele verwerking vanrituelen gemaakt en gebroken worden. Het gaat hier om communicatieop hoog politiek niveau, tussen mensen die theorieen ontwikkeldenover wat het koningsschap eigenlijk inhield en over de vraagwaaruit vorstelijke rechtmatigheid eigenlijk bestond. Ik ben ervanovertuigd dat rituelen een fundamentele rol vervulden in hetcreeren van een beeld van de vorst en zijn omgeving. Teksten enafbeeldingen werkten samen in het uitdragen van het heersersideaal.Het visuele element van het ritueel was daarvan n van debelangrijkste onderdelen."

Bas Bruin


Goochelen met het ritueel

In het jaar 997 vervangt de Romeinse senator Crescentius eendoor Otto III aangestelde paus door een eigen kandidaat. Ottovertrekt witheet en met groot machtsvertoon naar Rome omCrescentius te laten voelen wie de baas is. De doodsbange Romeinhoort dat er een enorm leger op hem af komt en sluit zich op in eenburcht in Rome. Hij ziet al snel in dat ontsnappen niet mogelijk isen besluit om Otto om vergiffenis te smeken. Zijn vijand wil vanvergiffenis echter niets weten en wil het liefst zo snel mogelijkvan de lastige Romein af. De slimme Crescentius besluit om invermomming door te dringen tot Otto en zich onderdanig aan zijnvoeten te werpen. Het ritueel zou dan bepalen dat hem daarvergiffenis geschonken zou worden en hij zware straffen zouontlopen. Het lukt hem om bij de koning te geraken, maar het looptniet af zoals verwacht. Otto laat de senator terugbrengen naar zijnburcht, waarna hij hem officieel verovert. Crescentius werdvervolgens op gruwelijke wijze ter dood gebracht. In feite toontOtto in plaats van zijn vorstelijke mildheid hier juist zijnwraakzucht, vindt Hageman. Maar door de situatie te manipuleren ente ontkennen dat de smekende onderwerping heeft plaatsgevondenhandelt hij toch naar de conventies die verbonden zijn aan hetvroegmiddeleeuwse koningschap.

Rode vlekken, vochtige handen en gefriemel aan de strijkstok

Rode vlekken, vochtige handen en gefriemel aan destrijkstok

Het NSO, het Nederlands Studenten Orkest, gaat injanuari voor de vijftigste keer op tournee. Het orkest viert hetlustrum op een bijzondere manier. Na de traditionele rondgang langsde Nederlandse concertzalen stapt het gezelschap in het vliegtuigom in de wereldberoemde Carnegie Hall in New York te spelen.Afgelopen maand werden vier audities gehouden. Een daarvan vondplaats in Utrecht.


De Utrechtse audities voor het Nederlands Studenten Orkestworden gehouden in enkele bovenzalen van Parnassos. Om tien uur sochtends vult een kakofonie van geluiden de gang. Terwijl de eneauditant zijn kunsten vertoont voor de beoordelaars - de dirigenten drie NSO-bestuursleden - zijn twee andere kandidaten aan hetinspelen in de daarvoor beschikte ruimtes. Trompetloopjes,viooltrillers en dwarsfluitriedels komen van alle kanten.Ondertussen is bestuurslid Edwin Praat driftig in de weer omiedereen op het juiste moment in de juiste zaal te krijgen. Hijroept de naam om van de volgende die voor mag spelen. De kandidateslaakt een diepe zucht, pakt haar dwarsfluit nog iets stevigerbeet, en gaat de zaal binnen.

Vochtigheidsgraad

De Utrechtse studente geneeskunde Simone Post is al geweest. Zestaat na haar auditie met een rood hoofd van inspanning in de gang.De harpiste is niet ontevreden. Het ging niet slecht. Het blijftnatuurlijk altijd moeilijk, zon auditie. Je ziet uit je ooghoekendat die vier mensen aantekeningen maken terwijl je speelt, daarblijf je je de hele tijd van bewust. Maar ik heb volgens mij weleen goed beeld gegeven van wat ik kan. Ik vond het alleen jammerdat mijn eerste stuk werd afgebroken voor ik aan het eind was. Dateinde is zo prachtig."

De vierdejaars studente speelt al zon elf jaar harp. Ze wildezich al eerder opgeven voor het NSO, maar het kwam nooit goed uitmet mijn studie. Je moet er een hele maand tussenuit, en bijgeneeskunde heb je allerlei verplichte practica. Dit jaar zou hetwel kunnen, dus nu ga ik er voor." Dat het spannend wordt, is haarwel duidelijk. Er zijn maar twee plaatsen voor harp, dus het ligter gewoon heel erg aan hoe de andere kandidaten het doen. Maar ikzie het wel. Het zou leuk zijn als het zou lukken, maar zo niet,dan is het ook geen ramp.

Die opmerking valt die ochtend wel vaker te vernemen uit de mondvan de auditanten. Desondanks gieren de zenuwen sommige muzikantenduidelijk door de keel. Een fluitiste zit met haar instrument inhaar hand bleek weggetrokken voor zich uit te staren. Een anderfriemelt eindeloos aan zijn strijkstok, terwijl hij probeert zichte concentreren op het babbeltje dat een bekende met hemaanknoopte. Zodra het gesprek stokt, kijkt hij met een afwezigeblik voor zich uit. Weer een andere kandidaat maakt zich kennelijkzorgen over de vochtigheidsgraad van zijn handpalmen. Hij veegt zeom de haverklap af, terwijl hij ook zo nu en dan zijn armen enbenen uitschudt. In de nek van zijn buurvrouw verschijnen steedsgrotere rode vlekken.

Het viel mij eigenlijk wel mee, hoe eng ik het vond, zegt Postachteraf. Volgens haar heeft een auditie raakvlakken met anderezenuwmomenten als hospiteren en tentamens doen, maar is het daaruiteindelijk toch niet mee te vergelijken. Het lijkt niet op eententamen, omdat je vertrouwd bent met je instrument, en omdat jeweet wat je gaat doen. Bij hospiteren kom je je medekandidatenmeestal tegen, en dat is hier niet zo. Het lijkt eigenlijk nog hetmeest op de zenuwen voor een concert."

Rare glibbers

Dieuwertje Welschen is, als bestuurslid van het NSO, een vandegenen die de audities afneemt. De studente muziekwetenschappen inUtrecht heeft er wel lol in. Het is best leuk om al diezenuwachtige mensen langs te zien komen, en naar ze te luisteren.Vooral als je je zelf niet meer druk hoeft te maken. Het voltalligebestuur van het NSO heeft de dag daarvoor auditie moeten doen.Volgens haar houden de vier toeluisteraars wel rekening met dezenuwen. Je probeert er een beetje door heen te kijken. Het gaat eruiteindelijk om of iemand zuiver speelt, of het muzikaal is en ofhet ritmisch klopt. Dan mogen er best drie nootjes mis gaan. Alshet er maar geen dertig worden.

Roosje Smink, studente muziektherapie aan de Hogeschool vanUtrecht, speelt piccolo en dwarsfluit. Zij besloot pas een weekvoor de audities om toch maar een poging te wagen. Ik heb heel langgetwijfeld. Maar omdat ik in januari als het goed is net benafgestudeerd, kon het precies. Dus uiteindelijk ben ik er toch maarvoor gegaan." Ook zij is redelijk tevreden over haar auditie. Eenweek is natuurlijk veel te weinig tijd om de auditiestukken goedvoor te bereiden. Dat zei de dirigent ook gelijk toen ik binnenkwam, dus daar hielden ze wel rekening mee. Maar het is voor jezelfgewoon niet prettig. Toch heb ik er wel een goed gevoel over. Ikheb in ieder geval niet al te veel rare glibbers gemaakt. Ik hadwel plakhanden, dat is lastig met spelen, maar het was wel tedoen." Ze verdwijnt in een inspeelzaal om een vriendin, die auditievoor viool doet te ondersteunen. Het is prettig als iemand vantevoren even naar je luistert, en even positieve feedback geeft",legt ze uit. Als ze even later naar buiten komt, constateert zedroogjes: Nou, het is wel stress daar.

Thats life

Een week later blijkt dat het allemaal niet voor niets isgeweest. Zowel Smink als haar vriendin hebben vernomen dat ze zijngeselecteerd. Wat een stunt!, vindt ze zelf. Vooral de dagen vlakna de auditie was ze gespannen. Ik kon het eerst maar moeilijkloslaten, ik wilde gewoon zo graag weten of ik het al dan niet wasgeworden. Maar in de loop van de week sleet dat wel. Vanochtendtoen ik de brief vond, was het wel weer even eng. Maar ik lasgelijk dat ze me feliciteerden, dus toen was de spanning over."

Harpiste Simone Post blijkt niet tot de gelukkigen te behoren.Ik vind het wel jammer, maar ja, er is niets aan te doen. Je weetvan tevoren als je meedoet dat je ook naast de boot kunt vallen. Enje weet niet hoe de anderen speelden. Volgens mij waren er een stukof zes harpisten. Maar goed, ook al waren het er drie geweest, alsdie andere twee beter zijn, is het terecht dat zij spelen."

Een tweede kans op een tournee zit er voor haar niet in. Ikbegin volgend jaar aan mijn co-schappen, dus daarna zal het nietmeer lukken. Maar ja, 'thats life', zullen we maar zeggen.

Hanneke Slotboom


De dirigent: In tien dagen tijd van een gigantische puinhoopeen gedisciplineerd orkest maken.

Lawrence Renes is tijdens de komende tournee dirigentvan het NSO. De 31-jarige Renes, volgens kenners, 'een zeldzaam enontwapenend jong talent', is chef-dirigent van het Gelders Orkest,en heeft leiding gegeven aan tal van buitenlandse orkesten. Waaromgaat hij op pad met een orkest van amateurmusici?

Toen ze me vroegen zei ik in eerste instantie nee, omdat het zoontzettend veel tijd kost. Maar daarna ben ik er toch nog eens overna gaan denken. Ik heb het NSO twee keer eerder gedirigeerd, in1994 en 1997. Achteraf gezien scoorden die twee tournees hoog inmijn rijtje van mooiste muzikale ervaringen.

De studenten zijn allemaal amateurs, maar dat betekent niet perdefinitie dat ze minder mooie muziek maken. Muziek is van oorsprongbedoeld voor amateurs. Als je er je beroep van maakt, kom je in eenspanningsveld. Met de optredens verdien je je geld, terwijl je somseigenlijk nog langer zou willen repeteren. Het is de tweestrijdtussen artistieke kwaliteit en het uitoefenen van je vak.

"In een vast orkest komen er per jaar een paar plekken vrijwaarvoor je audities afneemt. Voor het NSO komen er twee- totdriehonderd mensen langs voor 120 vrije plekken. Ja, dat is welintensief, maar ook heel leuk. Je kunt als dirigent het orkestsamenstellen zoals je wilt. En je ziet mensen die zo getalenteerdzijn, dat is heel leuk om mee te maken. Soms denk ik wel eens bijiemand: jammer dat die er zijn beroep niet van wil maken. Maar ikheb juist veel respect voor mensen die goed spelen, en toch eenander vak kiezen. Je komt in de muziekwereld zo veel mensen tegendie denken dat ze de nieuwe Horowitz zijn. Dan is het welverfrissend om met mensen om te gaan die ambities hebben in eenandere richting. Zij maken zich geen illusies. En ze zijn allemaalontzettend enthousiast. Ze geven zich helemaal, zijn heelgemotiveerd, ze willen allemaal.

"Voor mij is het de uitdaging om in tien dagen tijd van eengigantische puinhoop een gedisciplineerd orkest te maken. Al diemensen kennen als het goed is hun partij, maar hebben nog nooitsamengespeeld. Ik moet dat tot een geheel zien samen te smeden.Nee, daar heb ik geen speciale tactiek voor. Ik spreek ze aan ophun verantwoordelijkheid, ze komen bij het orkest om goede muziekte maken.

Het NSO speelt op 22 januari in muziekcentrumVredenburg. Voor meer informatie: http://www.nso.nl


Het bestuur: 'Het is echt fantastisch dat het toch isgelukt'

Oh mijn God, dacht de Utrechtse student Nederlands Edwin Praat,toen hij werd gevraagd om dit jaar lid te worden van het bestuurvan het NSO. Ik had er net een jaar in een ander bestuur op zitten,en ik wilde me weer meer op mijn studie gaan richten, legt hij uit.Maar ik wist gewoon dat ik spijt zou krijgen als ik nee zou zeggentegen het bestuur van het NSO in zon bijzonder lustrumjaar. Dus ikheb er maar niet te lang over nagedacht of het nou wel verstandigwas."

Aan zijn studie doet hij dit jaar helemaal niets. Dat is op zichook wel prettig hoor, dan hoef je je niet op twee dingen tegelijkte concentreren." Hij houdt zich, als acquisiteur, fulltime bezigmet het binnenhalen van adverteerders, sponsors en fondsen om detournee te bekostigen. Die functie ligt niet direct in de lijn vanzijn studie, geeft hij toe. Ik heb eigenlijk helemaal niks metgeld, dit zit me niet in mijn bloed. Maar ik vind het een uitdagingom iets te doen wat nieuw is voor mezelf. Ik zie het een beetje alseen groot Monopoly-spel en ik probeer het zo goed mogelijk tedoen."

Tijd om te oefenen heeft de violist nog wel. Ik speel iedere dagwel even. Lessen heb ik niet meer, want dat kan ik gewoon nietbetalen. Maar zoals de meeste muzikanten van het NSO speel iknormaalgesproken ook in een amateur-orkest. Daarmee oefen je inieder geval drie uur in de week. En ik schnabbel wat bij in eenstrijkkwartet, dus zo blijf je toch wel op niveau."

Hij vermoedt dat hij en zijn medebestuursleden nog een zwaretijd tegemoet gaan. We gaan in het begin van januari zon tien dagenachtereen repeteren. Maar meestal wordt er dan s avonds in iedergeval nog wel een borrel gehouden. Na de concerten is er vaak eenfeest voor de muzikanten. Dus ik hoop maar dat het ons lukt omnaast het spelen en het sociale gebeuren ook nog onze bestuurstakente vervullen." Het meest verheugt hij zich op het concert inCarnegie Hall. Dat is z bijzonder. Iedereen verklaarde ons voor gekdat we het probeerden van de grond te krijgen, wijzelf eigenlijkook. Het is echt fantastisch dat het toch is gelukt en dat wedaarmee ook nog eens een gebaar kunnen maken naar de slachtoffersvan de ramp."


Carnegie Hall New York: Een gebaar aan de bevolking van NewYork

De Carnegie Hall in New York is een van de beroemdsteconcertzalen ter wereld. In het ruim honderd jaar oude gebouw, datligt op de hoek van 57th Street en 7th Avenue in Manhattan, tradenalle muzikale groten van de wereld op, van Gustav Mahler tot deBeatles, van Maria Callas tot Liza Minelli. Maar daarnaast maaktenook Albert Einstein en Martin Luther King hun opwachting in deconcertzaal naast het Central Park.

Na de aanvallen op de Twin Towers, die een paar kilometer tenzuiden van de concertzaal stonden, werd besloten dat het concert'een gebaar van de Nederlandse gemeenschap aan de New Yorksebevolking', zou moeten zijn. De opbrengsten van het benefietconcertzullen ten goede komen aan kinderen van minderbedeelde slachtoffersvan de ramp, als brandweerlieden en glazenwassers. Voor dit concertwordt een speciaal programma ingestudeerd, vertelt penningmeesterJeroen Danon.

De derde Symfonie van Mahler, die we tijdens de Nederlandsetournee gaan spelen, is op zich prachtig. Het is een van degrootste muziekstukken die ooit is geschreven, qua bezetting, duuren muziek. Maar het is hele zware klassieke kost. Dat vonden wetoch minder geschikt voor deze gelegenheid. Wat we wel gaan spelenstaat nog niet vast, maar zeker is dat het heel leuk gaatworden."

Melig clubje op de bres voor de Spoorwegen: 'De NS heeft duidelijk vrienden nodig en dat zijn wij'

Melig clubje op de bres voor de Spoorwegen: 'De NS heeftduidelijk vrienden nodig en dat zijn wij'

Hoe is het idee ontstaan voor deze ongewoneclub?

Rob Wielemaker (25, afgestudeerd heao commercile economie): "Wekomen allebei uit Zeeland en zaten vaak samen in de trein naar onzeouders. We hoorden in de trein mensen klagen over de NS.

Ko Koens (22, milieu- en maatschappijwetenschap en psychologie):"En wij dachten eigenlijk is het wel mooi geregeld waarom zitiedereen toch zo te zeuren? We wilden een positief beeld van de NSneerzetten. De kritiek omdraaien."

Rob:"Je kan bijvoorbeeld in de trein lekker zitten en eenkrantje lezen, als het niet te druk is tenminste. Bovendien heb jevaak een mooi uitzicht."

Ko: "Het is gezellig in de trein, je kan met een wildvreemde eengesprek aanknopen."

Rob: "Plus als je vertraging hebt krijg je geld terug! Datgebeurt niet als je met de auto in de file staat. Met de treinreizen is gewoon veel relaxter dan met de auto".

Ko: "We zijn niet treingek. We hebben geen modelspoorbanen offamilie bij de NS, wat inderdaad wel veel mensen denken. We zijngewoon NS-fan. De Nederlandse Spoorwegen hebben duidelijk vriendennodig en wij zijn in dat gat gesprongen.".

Zijn jullie dat nooit eens boos op de NS als je weereens geen zitplaats hebt bijvoorbeeld?

Rob: Er zijn altijd dingen die beter kunnen. Maar ach, dat metzn allen staan in de trein heeft toch ook iets gezelligs? Het geefteen gevoel van saamhorigheid. Bovendien heeft de NS nieuwetreinstellen besteld dus dat probleem is binnenkort verledentijd."

Wat houdt de Stichting Vrienden van de NSin?

Rob: "We kwamen twee jaar geleden met het idee om deze club opte richten en sindsdien is het berichtgeving in de media alleenmaar negatiever geworden, dus we zijn echt nodig. Er lijkt wel eenhetze aan de gang tegen de Spoorwegen."

Ko: "Sinds april 2001 zijn we dus officieel gestart met dewebsite, die geheel in de huisstijl van de Nederlandse Spoorwegenis: geel en blauw. Op de site worden negatieve berichten uit depers weerlegd met positieve argumenten. We hebben nu meer dantachtig leden, in het begin waren dan vooral vrienden van ons."

Rob: "Maar nu zijn de leden veel diverser, hoewel de meerderheidbestaat uit studenten. Er zitten ook drie medewerkers bij van deNS. Het begon allemaal als een grapje, en dat is het eigenlijk nogsteeds een beetje. Maar we staan er wel achter."

Weet de NS dat jullie bestaan?

Rob:"Niet officieel nee, misschien weten sommige afdelingen vanons bestaan af door de site. Maar we hebben zelf nog geen contactmet hen opgenomen. Ze hebben nu wel andere dingen aan hunhoofd."

Ko: "Ik ben wel bij de NS langs geweest met een specialepapierbak die ik voor mijn studie had ontworpen, waarin de kranten'Metro' en 'Spits' kunnen worden gedeponeerd. De afvalbak kantussen de rugleuningen van twee banken geplaatst worden. Ze vondenhet een heel goed idee, maar ze hebben op het ogenblik andereprioriteiten. Ik heb toen niet verteld dat wij de Vrienden van NShebben opgericht omdat je dan snel een lacherig sfeertje krijgt. Enik wil met die papierbak toch serieus worden genomen."

Wat doen jullie voor de leden?

Ko: "Ze kunnen bij ons een geel-blauw T-shirt bestellen. Ik hader 25 laten drukken voor de presentatie op de universiteit van diepapierbak, en die waren meteen uitverkocht. We gaan nu weer 30exemplaren laten drukken. Er is zelfs een volleybalteam bij Olymposdie hun oude naam niet leuk vond en nu in onze T-shirtsspeelt."

Rob: "Andere dingen die we doen? We hebben in juni ennieuwsbrief naar onze leden gestuurd en willen er snel weer eenmaken. We willen ook gaan uitzoeken of we emailadressen metvriendenvanns.nl kunnen aanvragen en uiteraard of daar interessevoor is. Bovendien hebben we al een tijdje plannen om een ledendagte houden.

Ko: "Dan gaan we met zijn allen een hele dag door Nederlandtreinen. We kiezen het langste traject uit. Wat zou dat zijn? VanMaastricht naar Leeuwarden misschien, dat lijkt me erg leuk."

Informatie: http://www.vriendenvanns.nl

MF

Oorlog beheerst leven Afghaanse vluchtelingstudent: 'Zonder slaappil kan ik niet meer slapen'

Oorlog beheerst leven Afghaanse vluchtelingstudent: 'Zonderslaappil kan ik niet meer slapen'

"Ik kan zonder een slaappil niet in slaap komen en heb sinds heteerste bombardement op Afghanistan geen boek meer aangeraakt.Terwijl ik normaal gesproken vijftien paginas per dag lees. Ik kijknu alleen maar televisie", verzucht Qudratullah Alikhil (30) in dewoonkamer van zijn nieuwe huis in Soesterberg. Zijn vrouw zit stilnaast hem en staart af en toe naar de televisie die zachtjes aanstaat. Het is herfstvakantie en hun vier kinderen, twee meisjes entwee jongens tussen de vijf en de twaalf jaar, kijken afwisselendnaar tekenfilms, CNN en BBC World waar verslag wordt gedaan van hetlaatste nieuws uit Afghanistan. "Ik ben blij dat ik overdag werk,er is nu veel spanning thuis en dat is moeilijk", vervolgt Alikhilhet gesprek. Hij heeft een zus in Kabul waar hij al drie jaar nietsmeer van heeft gehoord en zijn ouders zijn eerder dit jaar naarPakistan gevlucht.

Toch staat Alikhil achter de bombardementen van Amerika omdathet hem hoop geeft op betere tijden voor Afghanistan. "Al twintigjaar worden er iedere dag Afghanen vermoord voor niets. Ook nuzullen Afghanen sterven maar dat dient tenminste een doel: deTaliban verdrijven. Het maakt niet uit wie er daarna aan de machtkomt, zolang het maar iemand is met goede bedoelingen die vredebrengt. Afghanistan was een heel mooi land, maar na 22 jaar oorlogis het een puinhoop "

Alikhil maakt zich wel zorgen over de plannen om de NoordelijkeAlliantie aan de macht te helpen. "Deze zogenaamde NoordelijkeAlliantie of de mujahedien zijn net zo schuldig als de Taliban, zijhebben net zulke slechte dingen gedaan." De Afghaan vertelt hoe hijop zeventienjarige leeftijd naar Kabul ging om te trouwen en hoehij vervolgens ontvoerd werd door de mujahedien. De mujahedien isde benaming voor de verschillende islamitische strijdgroepen die,nadat ze in 1989 de Sovjet-bezetters het land uit hadden gejaagd,tegen elkaar begonnen te vechten. "Ik was student en volgens henook anti-islamistisch en ze hebben mij vijf dagen vastgehoudentotdat mijn vader een grote som geld betaalde. Ik heb met mijneigen ogen gezien hoe ze bij jonge mensen spijkers in hun gezichthamerden en meisjes verkrachten."

Schuilkelders

Alikhil komt uit een hoogopgeleide familie. Zijn broers warenleraar en gynaecoloog en zijn vader was journalist. De familieAlikhil woonde in een groot huis met een prachtige rozentuin. Dathuis werd in de jaren die volgden steeds meer beschadigd door degevechten en is nu compleet vernield.

Toen Alikhil zeventien jaar was ging hij studeren in Kabul om tevoorkomen dat hij in het leger moest en trouwde hij met zijnhuidige vrouw die zijn ouders voor hem hadden uitgekozen. Voordatde mujahedien kwamen in 1992, was het relatief rustig in de steden.De Afghaan blikt terug: "Het was toen prachtig: jongens en meisjeszaten naast elkaar tijdens de colleges op de universiteit en demeisjes hadden zelfs jurken aan met blote benen." In 1992veranderde alles. De mujahedien veroverden Kabul en deverschillende groepen strijders begonnen met elkaar te vechten. Inieder huis en ook op de universiteit waren gaten onder de grondgegraven om in te schuilen wanneer er werd gebombardeerd. "Iederedag waren er s ochtends en s middags aanvallen en moesten we deschuilkelders in, ook op de universiteit. Wanneer het een keerrustig was vonden wij dat vreemd", zegt de Afghaan glimlachend.

Vanaf 1994 kwamen vanuit Pakistan de koranstudenten, de Taliban,en veroverden Afghanistan. In het begin waren de Afghanen blij metde rust die de Taliban met zich mee brachten. "Kabul was eenslagveld, de mujahedien hadden zulke vreselijke dingen gedaan datde mensen de Taliban aanvaarden. Ze dachten: 'iedereen die voorvrede kan zorgen is welkom zolang ik maar een beetje geld kanverdienen om brood voor mijn kind te kopen'", legt Alikhil uit. Alsarts had hij al snel last van de Taliban. Hij had in Jalalabad, datin 1996 door de Taliban werd veroverd, een eigen praktijk in eenziekenhuis en een apotheek. Het werd al snel moeilijker om vrouwenen hun kinderen te behandelen, todat dat helemaal verboden werd.Alikhils vrouw was lerares maar mocht haar beroep niet meeruitoefenen en zijn twee dochters mochten ook niet meer naar school.Ze moesten de hele dag thuis zitten. Zelf moest hij zijn baard langlaten groeien. "Dat was een hele moeilijke tijd", zegt Alikhilsomber. Toch bleef hij proberen zijn werk als arts zo goed mogelijkte doen. "Artsen hebben een bord boven hun huisdeur hangen waaropstaat dat je dokter bent en bereid bent iedere patient te helpen.Vaak kwamen familieleden van vrouwen die ziek waren om hulp vragenen ging ik naar ze toe."

Verdewenen

Alikhil zat bij een ondergrondse politieke partij. Welke wil hijniet zeggen omdat hij misschien dan ook in Nederland gevaar loopt."In Nederland zitten Afghanen uit alle verschillende groepen die inAfghanistan tegen elkaar vechten. Iedereen denkt aan zijn eigenpartij en niemand denkt aan Afghanistan. Daarom ga ik zo minmogelijk met Afghanen om." De ondergrondse partij bestond uitmensen die in opstand wilden komen tegen de Taliban. "Mijn broerzat er ook bij, maar je praatte er nooit over omdat je bang wasmensen in gevaar te brengen. Hij is uiteindelijk vermoord door deTaliban". Een andere broer die 22 jaar geleden is verdwenen zat ookbij een ondergrondse politieke partij. Alikhil wist op tijd teontkomen en vluchtte eind 1997 naar Pakistan, de rest van zijnfamilie achterlatend. "Ik wist dat het in Pakistan, met veelTaliban aanhangers ook niet veilig was en heb zo snel mogelijk hetvliegtuig naar Kazachstan genomen". Met de hulp vanmensensmokkelaars is hij via Kazachstan, Rusland, Oekrane,Hongarije naar Nederland gekomen. Het was een barre tocht vanvierenhalve maand.

In Nederland aangekomen in maart 1999 deed Alikhil erg zijn bestom snel de taal te leren. "Ik wilde dolgraag mijn oude vak weeruitoefenen en daarvoor moest ik opnieuw gaan studeren. Dat konalleen als ik goed Nederlands sprak en een vluchtelingenstatushad." Het duurde een jaar voordat Alikhil werd geaccepteerd alsvluchteling en zijn status kreeg. Via het UAF, de stichting voorvluchtelingstudenten, ging Alikhil geneeskunde studeren aan deUniversiteit Utrecht.

Ondertussen had een man van Vluchtelingenwerk, die zag dat deAfghaan in het asielzoekerscentrum niet kon studeren, hem in zijnhuis opgenomen. Het studeren was zwaar maar ging goed en nu looptAlikhil co-schappen in een ziekenhuis in Zeist en hoopt hij inmaart 2003 klaar te zijn met de studie en weer te gaan werken alsarts. Hij voelt zich verantwoordelijk voor zijn familie. Zijn vrouwen kinderen konden zeven maanden geleden naar Nederland komen, maarhij heeft geen toestemming om zijn ouders uit Pakistan te latenoverkomen omdat hij te weinig inkomsten heeft. "Sinds het begin vande aanval op Afghanistan door Amerika heb ik mijn ouders niet meergesproken. Ook maak ik me zorgen over mijn zus die nog inAfghanistan zit, ik heb haar al een hele tijd niets meer van haargehoord. Tegen mijn vrouw zeg ik dat alles in orde is, maar ik kaner zelf niet meer van slapen."

Marieke Feringa

Dichteres Hagar Peeters schreef scriptie over beroepsdief: De detentiegeschiedenis van Gerrit de Stotteraar

Dichteres Hagar Peeters schreef scriptie over beroepsdief: Dedetentiegeschiedenis van Gerrit de Stotteraar

Gerrit de Stotteraar was tussen 1950 en 1970 beroemd inNederland door zijn honderden inbraken en uitbraken uitpolitiecellen en gevangenissen. De scriptie: 'Gerrit de Stotteraaren het onvoltooide streven' werd vorige maand bekroond met de prijsvoor de beste afstudeerscriptie aan de letteren faculteit van hetafgelopen jaar. Op dit moment werkt Peeters aan een boek over deinbreker.

Via 'Aanzet', het tijdschrift van de vakgroep geschiedenis waarHagar Peeters in de redactie zat, kwam ze op het idee om DeStotteraar als onderwerp voor haar scriptie te gebruiken. "Tweestudiegenoten die ook voor 'Aanzet' schreven hadden eenkrantenknipsel over hem gevonden. Het leek hen een interessantonderzoeksobject, maar ze gingen er niet mee door dus vroeg ik ofik het onderwerp voor mijn afstuderen mocht gebruiken."

In een artikel in 'Trouw' typeert hoogleraar criminologie PeterHoefnagels hem als 'de bekendste van de inbrekers die de eerstedecennia na de oorlog het criminele landschap domineerden'. Peetersverdiepte zich in deze eerste decennia na de oorlog en ontdekte datdeze periode uniek is in de strafgeschiedenis. "Tussen de jaren 50en de jaren 70 - de periode waarin De Stotteraar het meest actiefwas- kwam in Nederland een ongekend mild strafklimaat totontwikkeling, een van de mildste ter wereld. Ik wilde zien wat degevolgen hiervan waren voor de behandeling en bestraffing vanGerrit de Stotteraar. De theorie en de praktijk met elkaar inverband brengen."

Strafrechtklimaat

De detentiegeschiedenis van Gerrit de Stotteraar (een door depers bedacht pseudoniem) begon op het breukvlak van tweegevangenisstelsels: het cellulaire stelsel en het op de gemeenschapgerichte stelsel, waarin gevangenen overdag gemeenschappelijkeactiviteiten verrichten, met het doel hen beter voor te bereiden ophun terugkeer in de maatschappij.

Voor 1950 was het strafrechtklimaat hard, in die tijd werdengevangenen dag en nacht eenzaam opgesloten. Het was de periode vande wederopbouw na de oorlog en de Stotteraar vormde een bedreigingvoor de orde. In de jaren veertig en vijftig werd Gerrit deStotteraar dus gezien als een kwaadaardige boef, maar in decenniaerna werd dat minder en schilderde men hem af als zieligestotterende man die niets anders kon dan stelen. In de jaren zestigen zeventig probeerden de gevangenishervormers de gevangenen op eenmenselijke manier weer op het goede pad te krijgen. Uit de scriptieblijkt dat deze poging tot humanisering goed naar voren komt in debehandeling van de beroepsdief, maar dat de behandeling bij hem welis mislukt. Gerrit bleef stelen. "Hij is gestopt door ouderdom enniet door de humanisering van het gevangenisregime" zegtPeeters.

Naar Gerrit de Stotteraar was nog geen onderzoek verricht, dusmoest Peeters zelf alle informatie verzamelen. "Van het ministerievan Justitie kreeg ik de tip om in de archieven van gevangenissente gaan zoeken. Via krantenberichten kwam ik erachter in welkegevangenissen hij had gezeten." Ze ging op zoek in de archieven.Maar soms, bijvoorbeeld in Utrecht, was er helemaal niets te vindenover de recidivist. Ze gebruikte ook strafdossiers en filmmateriaalen sprak met oud-gevangenisdirecteuren en een spraaklerares die hemgekend hadden.

Ook bestond er onduidelijkheid over de vraag of de Stotteraarnog leefde. Peter R. de Vries meende dat hij een paar jaar geledenwas overleden. Maar Peeters wilde het zeker weten. "Hij was hetonderwerp van mijn scriptie dus ik wilde het checken. Ik wist dathij nu heel oud zou zijn: 81 jaar en dat er een grote kans was dathij al dood was." Toch vond ze hem. Hoe wil ze niet vertellen omdater dan een grote kans is dat anderen er achter komen waar hijwoont. "Hij wil met rust gelaten worden. Hij weigert ook te pratenmet journalisten. Hij denkt dat het aan alle negatieve aandacht inde media te wijten is dat hij na zijn vrijlating niet aanbehoorlijk werk kon komen. Ik heb dan ook sterk benadrukt dat ikcontact met hem zocht voor wetenschappelijk onderzoek."

Verslaving

Hagar Peeters heeft in totaal acht keer met Gerrit gesproken,waarvan vier keer voor de scriptie. Op dit moment heeft ze nogcontact met hem voor het boek dat ze over de oud-inbreker schrijft.Het is niet altijd makkelijk om met Gerrit de Stotteraar te pratenvertelt Peeters. "Soms herinnert hij zich dingen gewoon niet meer,of heeft hij gebeurtenissen verdrongen. Door hem dezelfde vragen opverschillende manieren te stellen probeer ik te ontdekken of hijliegt. Ik kan zijn verhalen namelijk niet checken bij iemand diehem goed kent, ik kan ze alleen controleren aan de hand vandossiers en krantenverslagen, al zijn die ook niet altijd evenbetrouwbaar."

Peeters merkte al snel dat Gerrit weinig over zichzelf nadacht.Wanneer ze vroeg of hij wist wat voor gevolgen zijn criminele dadenhadden voor zijn vrouw en kind, antwoordde hij dat hij zich daarnooit zo mee bezig had gehouden. "Op een bepaald moment zei hijechter wel tegen mij dat het stelen eigenlijk een soort verslavingvoor hem was. Dat vond ik interessant omdat hij in de brieven aanzijn rechters altijd had volgehouden dat hij stal uit armoede." Welpraatte hij graag over alle manieren die hij had ontdekt om teontsnappen uit zijn cel. Vol trots vertelde hij Peeters over zijnuitbraakpraktijken; hoe hij steeds een klein stukje van de spijlendoorzaagde zodat niemand het kon zien en ze dan allemaal weghaaldeen uit het raampje klom. "Hij heeft dan wel niet de lagere schoolafgemaakt, maar Gerrit de Stotteraar is niet dom. Over datuitbreken en inbreken dacht hij heel goed na."

Al in oktober 1998 was Hagar Peeters begonnen aan deze scriptie,maar omdat in 1999 haar eerste gedichtenbundel uitkwam, kwam haaronderzoek naar Gerrit de Stotteraar op een laag pitje te staan."Het was een drukke periode. Ik kreeg veel publiciteit en mijnscriptiebegeleider zei dat ik het ijzer moest smeden nu het heetwas. Daarom heb ik een tijdje gewacht tot ik weer rust vond voormijn scriptie."

Ze bleef het onderwerp wel boeiend vinden. "Mijn vader was bangdat ik het niet zou afmaken. Maar alleen al de naam Gerrit deStotteraar gaf mij een vermoeden dat er hele interessante dingenachter zaten. In de meeste scripties voor literatuurstudiesbecommentarieer je wat andere vinden, dat is saaier. Terwijl ikzelf kon uitmaken welke bronnen ik wilde gebruiken en hoe die tecombineren." En wanneer het allemaal toch iets te wetenschappelijkwerd, drukte ze op shift F3 en verscheen op haar computerscherm eengedicht waar ze dan aan verder werkte. "Het bijt elkaar niet, jebent toch al bezig met schrijven. Het grootste verschil is dat ikvoor mijn gedichten geen verantwoordelijkheid hoef af te leggen aande werkelijkheid."

Peeters is na zeven jaar studie afgestudeerd en dus nu hard opzoek naar een vaste baan? "Ik word voor zo ontzettend veel dingengevraagd dat dat niet hoeft. Ik ben niet alleen dichter, maar ookperformer. Ik kan ervan leven en dat beschouw ik als eenvoorrecht".

Marieke Feringa

Naar verwachting komt het boek over Gerrit deStotteraar in het voorjaar van 2002 uit bij uitgeverijPodium.

Studeren, maar eigenlijk liever kunstenaar wezen ...: 'Ik denk dat stiekem veel mensen het willen'

Studeren, maar eigenlijk liever kunstenaar wezen ...: 'Ik denkdat stiekem veel mensen het willen'

Derdejaars theaterwetenschap Maarten Das(21):

"Na de middelbare school heb ik eigenlijk niet overwogen om naarde toneelschool te gaan. Ik had vwo gedaan en dan ligt deuniversiteit voor de hand. Theaterwetenschap leek me geweldig omdatje dan de hele tijd met theater bezig bent. Maar lang niet iedervak was leuk. In het eerste jaar stelde een studente tijdens eencollege opeens de vraag waarom we dit nu allemaal moesten weten.Het vak ging over de macht van de media. De docent legde uit dattheater binnen een maatschappelijk kader valt waarvan je je bewustmoet zijn. Aan dat betoog heb ik me lang vastgehouden, maar eindvorig collegejaar begon ik toch te twijfelen.

"Mijn studieresultaten waren niet goed en mijn motivatie zeerlaag. Ik volgde bijvoorbeeld het vak theaterpracticum. Met eengroep hebben we een hele eigen productie gemaakt. Het spelen en hetverzinnen van het stuk vond ik leuk, maar daar gingen weken aanvooraf waarin we bezig waren met het formuleren van eenonderzoeksvraag. Toen viel alles op zn plaats. Ik dacht: als ikecht acteur wil worden, moet ik het gewoon proberen.

"Mijn vader had deze stap wel verwacht. Hij heeft dat eigenlijkzelf ook altijd gewild. Mijn moeder was zogezegd 'stupefait'.Natuurlijk kun je het spelen ernaast doen. Zelf speel ik ook bijeen amateurvereniging, maar dat is toch anders dan professioneel.Omdat ik vorig jaar te laat tot de conclusie kwam dat ik naar detoneelschool wilde, kon ik geen audities meer doen. Dus studeer iknu nog een jaar theaterwetenschap. In het voorjaar zijn deselecties en daar bereid ik me nu op voor. Ik hoop natuurlijk dathet lukt. Maar mocht dat niet zo zijn, dan nog zal ik mijn droomniet links laten liggen. Ik weet niet precies wat ik dan ga doen.Misschien probeer ik dan alsnog theaterwetenschap af te maken."

Student literatuurwetenschap Fedor Hagenaar(20):

"Ik zou wel een keer de discipline willen opbrengen om een boekte schrijven. Bij mijn studie is het 'not done' om te zeggen dat jedat wilt. Er wordt weinig over gepraat, maar ik denk dat stiekemveel mensen het willen. Maar het klinkt ook zo stom: schrijverwillen worden. Wat doe je dan bij de universiteit? Als je schrijverwilt worden, moet je gewoon een boek schrijven. Simpel.

"Aanvankelijk ben ik Algemene Letteren gaan studeren omdat ikvooral niet wist wat ik wilde. Iets met Nederlands en boeken.Algemene Letteren vond ik een beetje een zweefstudie. Leuk hoor, omoveral wat van mee te pikken, maar niet echt structureel. Ik zouhet niemand aanraden. Ik was gestopt als ik niet per se een diplomawilde hebben. Via vakken van Nederlands ben ik bijliteratuurwetenschap beland en dat vind ik echt interessant.Vermoedelijk ga ik zelfs de theoretische kant op, maar hetpraktische gedeelte van het schrijven blijft lonken.

"Ik wil nu eenmaal iets creeren, zelf iets maken. Of dat nou alsschilder, kok of schrijver is, maakt dan eigenlijk niet zoveel uit.Voor mezelf schrijven doe ik pas vanaf de middelbare school, toenik mede door opstellen doorkreeg dat ik het aardig kon. Het is nietzo dat ik elke avond achter de computer zit, dat gaat met aanvallenzal ik maar zeggen. Momenteel ben ik columnist bij eenstudentenblad in Nijmegen. Het betaalt niets, maar ik vind het heelleuk. Ik ben altijd zenuwachtig als ik een tekst inlever. Ikschrijf namelijk niet alleen voor mezelf, maar vind het ookbelangrijk wat andere mensen ervan vinden. Verder ben ikeindredacteur van Vooys, een letterenblad met literatuur overliteratuur. Tamelijk wetenschappelijk dus.

"Ik vind zowel het wetenschappelijke als het praktische leuk.Daar zit wel een link tussen je leest veel, je leert veel maar hetis niet automatisch met elkaar verbonden. Als ik 35 ben, dan zou ikhet prima vinden om ergens eindredacteur en redacteur te zijn.Redigeren is wat objectiever en wetenschappelijker dan zelf actiefschrijven dus dat kan volgens mij prima samen. Alleen moet ik danwel oppassen dat ik niet altijd om het schrijversvak heen blijfdraaien."

Derdejaars muziekwetenschap Janos Koolen(20):

"Muziek is voor mij geen hobby maar een obsessie. Hoeveel ikspeel? Gemiddeld anderhalf uur per dag, denk ik. Tijdens demiddelbare school heb ik de vooropleiding solfege en muziektheoriegedaan aan het conservatorium en speelde lang klarinet, maar datinstrument trok me niet meer zo. Bovendien viel het toen nogal meehoeveel ik studeerde. Bovendien: het is niet noodzakelijk om naarhet conservatorium te gaan om muziek te maken.

"Mijn vader heeft aan het conservatorium klassiek gitaar gedaanen heeft daarna 25 jaar gitaarles gegeven. Daar komt het voor veelafgestudeerde mensen aan het conservatorium wel op neer. Toen ik 18was had ik niet een beeld van wat ik eigenlijk wilde. Ik benmuziekwetenschap gaan studeren. Ik heb me niet verkeken op deinhoud van de studie, maar sinds ik studeer zijn mijn interessesverschoven. Ik ben steeds praktischer geworden, heb mezelf piano,gitaar, mandoline en Ierse Bouzouki leren spelen. Dat laatste iseen snaarinstrument dat veel gebruikt wordt voor Ierse folk, wat iknu veel speel. Ik treed zeer regelmatig op met een Ier dieaccordeon speelt en schrijf ook zelf nummers.

"Muziekwetenschap is voor mij niet zo'n zware studie. De eerstetwee jaar was het goed met optredens te combineren, de vakken warenvrij algemeen en vakken als muziekgeschiedenis vond ik echtinteressant. Maar nu heb ik veel werkgroepen. Door geldgebrek vande faculteit zijn er bij muziekwetenschap niet zoveel werkgroepenmeer over om te volgen, dus je bent in je doctoraal bijna gedwongenvakken te kiezen die je niet echt interessant vindt. De studie koststeeds meer tijd. Het wordt dus tijd om keuzes te maken.

"Ik zit erover te denken conservatorium gitaar te gaan doen,lichte muziek. Je kunt de mogelijkheden van een instrument zelf weluitvinden, maar daar gaat het sneller en om een grondige techniekte krijgen moet je wel naar het conservatorium. Ik ben me nu aanhet orienteren. Pas geleden ben ik bijvoorbeeld in Rotterdam gaankijken. Ik wil jazz doen, maar daar zit ik nog niet echt in en hebdus nog wel even nodig om erin te komen.

"Ik wil muziekwetenschap wel afmaken en hoop het te kunnencombineren op het laatst. Ik heb het idee dat je met eenuniversitaire graad toch meer mogelijkheden hebt. Maar mijn ideaalvoor de toekomst is om mensen te vermaken met muziek. Ik vind hetgeweldig als een zelfgeschreven nummer aanslaat. Spelen voorpubliek is toch heel anders dan voor jezelf oefenen. Natuurlijkblijft de onzekerheid of je er wel van rond kan komen, maar dieonzekerheid heb je met muziekwetenschap net zo goed."


Wannabestudenten

Docenten en studieadviseurs van de Letterenfaculteiten is hetnooit duidelijk opgevallen dat aan hun opleiding veelwannabestudenten zitten. "Teleurgesteld heb ik ze nooit gezien ofgehoord. Ze weten van tevoren dat we geen kunstvakopleiding zijn",meent opleidingscoordinator Algemene Letteren Thijs Pollmann. "Datze daarnaast een droom hebben, lijkt me wel. Sommige willenjournalist worden. Daar leiden we ook niet voor op en toch kun jehet met een letterenopleiding worden."

Docent moderne letterkunde bij Nederlands Fabian Stolk: "Zijnsommige studenten teleurgesteld dat de academische opleiding nietgeschikt is om hun droom te bereiken? Of dat een feit is, weet ikniet. Ik weet ook niet of daarvan dan de oorzaak is dat studentenhun kunstzinnige droom niet verwezenlijken kunnen met eenletterenopleiding. Ik weet wel dat er tal van mensen zijn die inkunstzinnige beroepen werkzaam zijn en die ooit en ergens letterengestudeerd hebben: Tom van Deel, Robert Anker, Martinus Nijhoff,Ingmar Heytze, Ronald Giphart, Hagar Peeters, C.O. Jellema..."

Christie Hofmeester

De zware bevalling van studievereniging Contact: 'Ik dacht: dat is in een maandje wel geregeld... Dat viel tegen'

De zware bevalling van studievereniging Contact: 'Ik dacht: datis in een maandje wel geregeld... Dat viel tegen'

De studie Communicatie- en Informatiewetenschappen bestaat passinds september 2000 en heeft op dit moment rond de 210 studenten(60 tweedejaars en 150 eerstejaars). In september zijn er 140 lidgeworden van de nieuwe studievereniging Contact. Van niets naar140... de vijf bestuursleden zijn maar wt trots op. Maar het kwamhun ook niet echt aanwaaien.

"We hebben het flink onderschat. We wisten niet dat er zoveeltijd in zou gaan zitten. Ik dacht: 'Een maandje en dan is het welgeregeld', maar als je je erin verdiept merk je dat bij hetoprichten van een vereniging veel komt kijken", zegt Talitha Koek(20), PR commissaris en de enige dame in het bestuur.

In eerste instantie wilden een groepje van dertien studentenvooral zorgen voor gezelligheid. Koek: "We waren studenten van eennieuwe studie, we hadden geen introductie gehad, we hadden geenvoorgangers en we zaten in een nieuwe stad. Ik had nog nooit vanhet fenomeen studievereniging gehoord. We wilde gewoon wat leuksmet elkaar doen."

Het groepje organiseerde op 27 oktober 2000 een feestje voor destudenten. Toen bleek als snel dat de studie Communicatie - enInformatiewetenschappen last had van kinderziektes en dat studentenhierover mopperden. Roy Heuwer (21, voorzitter): "In oktober kwamhet idee om ook inhoudelijk iets voor de studenten te doen endaarvoor een studievereniging op te richten".

Er werd gebrainstormd over de naam en uiteindelijk viel de keuzeop 'Link'. De geboorte van deze nieuwe vereniging werd gevierd metbeschuit met muisjes. Robert Hoogendoorn (19, penningmeester):"Twee dagen na het feest keken we in een boekje en zagen: 'Shit denaam bestaat al.' Tja, een beginnersfout". Er werd toen gekozenvoor 'Contact', want: 'zonder contact geen communicatie'.

Sinterklaas

Roy Heuwer besloot dat hij toch meer informatie over hetoprichten van een vereniging nodig had. Hij ging met een vriend opbezoek in Enschede bij een studievereniging van toegepastecommunicatiewetenschappen die net vijf jaar bestond. "Van henkregen we een beleidsplan en een kopie van de statuten, terinspiratie." In januari en februari 2001 werd er een uitgebreidbeleidsplan gemaakt. Talitha Koek: " We zijn naar mijn weten deenige vereniging bij Letteren met een beleidsplan."

Mark Topper (24, onderwijscommissaris) en Robert Hoogendoornverdiepten zich in de statuten. Ze haalden wetboeken erbij enschreven de regels die horen bij de vereniging. Topper: "We beldeneen notaris en melden dat we de statuten hadden geschreven. Hijreageerde verbaasd: 'O, maar dat hoeft helemaal niet, jongens. Diemaak ik zelf!'

Het bestuur werd ongeduldig en wilde in maart zo snel mogelijkde vereniging officieel maken. Helaas ging de notaris nog eerstdrie weken met vakantie. Uiteindelijk kon op 3 april het bestuurzijn handtekening zetten. Daarna moesten ze nog even naar de Kamervan Koophandel om Contact officieel als vereniging te registreren.Was dat nog moeilijk? "Nee hoor", reageert Koek. "Maar dan moet jewel je paspoort meenemen, he Ron? En deze niet twee keervergeten!"

Daarna zou het introductiekamp gehouden worden in Putten. Maarhet doorgaan daarvan was lange tijd onzeker vanwege de MKZ-crisis.Ron Bos (23, secretaris): "Dat was spannend, want we hadden al eenaanbetaling gedaan terwijl we niet eens wisten hoe de locatie eruitzag. En we wisten niet of ze MKZ-vrij zou zijn."

Kwam vervolgens het belangrijkste onderdeel: de ledenwerving.140Studenten meldden zich aan voor een lidmaatschap. "Dat was welschrikken. We hadden nog niets concreets laten zien en hen allemaal10 euro laten betalen. We moesten het nu wel waarmaken en de helftwas nog niet geregeld!"

Nu weer een paar maanden verder is net de eerste boekenverkoopmet 10 procent korting succesvol achter de rug. Contact begint zijnvorm te krijgen, er wordt al weer gepraat over hetSinterklaasfeest. Het was een zware bevalling, zo'n nieuwevereniging. Het bestuur had regelmatig het gevoel dat het opnieuwhet wiel moest uitvinden. Onderschatting, bureaucratie en gewoonpech zorgden ervoor dat ze een paar maanden later dan gepland eenofficiele vereniging werden. Na al deze moeite zal het ambitieuzevijftal volgend jaar met pijn in het hart hun 'kindje' aan hetnieuwe bestuur overdragen. "Het lijkt me fantastisch als ik overtwintig jaar terugkom en de studieverenigng Contact dan nog steedsbestaat."

MF

Rechtenstudent en hockeyer Rob Derikx: 'Bij de beste achttien en dat gaat hartstikke goed...'

Rechtenstudent en hockeyer Rob Derikx: 'Bij de beste achttienen dat gaat hartstikke goed...'

Ook aan het Nederlandse hockey gaat de oorlog in Afghanistanniet onopgemerkt voorbij. Het nationale herenteam zou beginnovember in Pakistan deelnemen aan de Champions Trophy, maar dattoernooi is verplaatst naar Nederland. Zaterdag begint in Rotterdamhet jaarlijkse onderonsje van de zes beste hockeylanden ter wereld.De beste zes van de Olympische Spelen in Sydney, Nederland, ZuidKorea, Australie, Duitsland, Engeland en Pakistan ontmoeten elkaarin een poule. De beste twee uit die poule spelen op zondag 11november de finale.

Nederland is, zeker door het thuisvoordeel, een grote kanshebberop de overwinning. Het Nederlands elftal grossiert de laatste jarenin titels, alleen de Europese titel moest twee jaar geleden aanDuitsland gelaten worden. In Sydney sleepte een team datuitgeschakeld en uitgeblust leek tot ieders verbazing nog eengouden medaille uit het vuur.

Na de Spelen stopten een aantal routiniers en ook de coach moestondanks Olympisch goud verdwijnen. De nieuwe coach Joost Bellaarthaalde een aantal nieuwelingen bij de selectie, waaronder de pas19-jarige Utrechtse rechtenstudent Rob Derikx. Derikx mocht inapril tegen Duitsland direct zijn eerste interland spelen. Het gaatsowieso erg hard met de carriere van Derikx. Pas vorig jaar dwonghij met een aantal andere jonkies een vaste plaats af bijlandskampioen Den Bosch.

"Ik heb een goede techniek en een goed overzicht", ziet hij zelfals voornaamste redenen voor zijn uitverkiezing. Die techniek dankthij voor een belangrijk deel aan het spelen met een balletje in dehuiskamer met zijn twee broers. Rob Derikx is namelijk de jongstetelg uit een echt Bossche hockeyfamilie. Ook zijn twee broersspelen in de hoofdklasse. De vier jaar oudere Harm Derikx was eenveelbelovende speler van Jong Oranje. Maar blessureleed sloeg hemver terug. De oudste Derikx verruilde kampioenskandidaat Den Boschvoor Kampong in het 'rechterrijtje' van de hoofdklasse en zijnstudie prevaleert nu. Maar de 'middelste' broer Derikx komt er ookaan. Die studeert aan de Hotelschool in Den Haag, hockeyt bij KleinZwitserland en is op dit moment captain van Jong Oranje.

Complimentjes

De weken voorafgaand aan de Champions Trophy bestaat voor Derikxen de andere internationals uit hockey en nog eens hockey. Denationale ploeg zou zich in Maleisie voorbereiden, maar die tripwerd vanzelfsprekend ook afgezegd. Het alternatieve programmabestond uit een aantal interlands in Europa. Het team speelde tegenBelgie, Duitsland en Engeland. Tussen twee buitenlands trips doorwas Rob Derikx een dagje terug in Nederland. 's Ochtends deed hijeven tentamen, 's middags moest hij naar de kapper en 's avond hadhij nog even tijd om de training van zijn ploeggenoten van DenBosch te bekijken. De volgende ochtend ging het vliegtuig weer.

De voorbereiding op dat tentamen was natuurlijk niet optimaal."Het stond in de planning die ik met mijn studieadviseur hadafgesproken en dat schema probeer ik zo goed mogelijk na te leven."Over de medewerking van de universiteit is Derikx zeer te spreken."Ik doe minder vakken per trimester. Voor juridische vaardighedenkrijg ik bijles omdat ik vanwege de training de werkgroepen nietkan volgen. Dat zijn allemaal zaken die het studeren voor mij eenstuk gemakkelijker maken."

Toen Rob Derikx in april bij de selectie kwam, mocht hij totzijn grote verrassing meteen debuteren. "Er was een nieuwbegeleidingsteam en ze hadden een grote selectie van 26 manneergezet. Dat ik daarbij zat was eigenlijk al een verrassing. Nuzit ik gewoon bij de beste achttien en dat gaat hartstikkegoed."

Hij heeft weinig moeite om zich aan te passen. Derikx vindt hetbestaan als international vooral 'erg leuk'. "Er zitten vierteamgenoten van Den Bosch bij, dus ook al ben ik de jongste, ik hebaanknopingspunten genoeg." Maar ook de oudere spelers staan heelpositief tegenover de jonge inbreng. "Ook Jazet de speler met demeeste interlands doet heel normaal. Hij geeft zelfscomplimentjes."

Derikx is eerste reserve voor het middenveld. En aangezien erbij hockey de hele wedstrijd door gewisseld mag worden, komt hijwaarschijnlijk iedere wedstrijd wel aan spelen toe. Die zogenaamdeinterchange is noodzakelijk, vindt Derikx. "Anders is het niet volte houden. Hockey gaat zo snel. Als je ook maar iets moe bent, kunje een paar minuutjes zitten. Daarna kun je weer doorknallen."

En door al die speelminuten is Derikx ook snel een echteinternational geworden. "Natuurlijk kijk ik nog steeds wel op tegenmannen als Jazet, De Nooijer en Delmee die tweehonderd interlandshebben gespeeld. Maar het is leuk dat zij mij voor vol aanzien.Gewoon een bal inpassen en niet denken: hij is nog zo jong,dadelijk gaat het fout."

Voor Derikx die al op 19-jarige leeftijd international is,moeten 200 interlands ook tot de mogelijkheden behoren. Maar hijheeft al genoeg gezien om te kunnen relativeren. "Ik hoop het. Maarje ziet het aan mijn broer, als je je knieband afscheurt kan hetafgelopen zijn." Nu de interlandcarriere van Harm Derikx afgebrokenlijkt, is de kans klein geworden dat hun grootste wens uitkomt. "Wehebben met zijn drieen altijd heel veel plezier gehad in hethockeyen en het is steeds mijn droom geweest om samen met mijnbroers in het Nederlands elftal te spelen. Maar Gert Jan komteraan. Ik hoop dat ik ooit nog met hem mag samen spelen."

Jurgen Swart

Nicolaas Bloembergengebouw officieel geopend: 'Door de hoogte is het net een kathedraal!'

Nicolaas Bloembergengebouw officieel geopend: 'Door de hoogteis het net een kathedraal!'

Tussen het Kruytgebouw, het Educatorium en het CentrumgebouwNoord (CGN) staat het nieuwe bouwsel, in de volksmond hetNMR-gebouw. Het heeft geen eigen ingang, het personeel kan naarbinnen via het Kruytgebouw of via CGN. "Anders zouden we een eigenportiersvoorziening moeten hebben", zegt dr. Rien de Bie, deuitvoerend directeur van het Bijvoetcentrum van de faculteitScheikunde. Op de kosten van het gebouw is echter niet beknibbeld."Aan al onze eisen is voldaan", zegt De Bie tevreden terwijl hijeen espresso serveert.

De onderzoekers in het gebouw werken met 'nuclear magneticresonance spectrometers', apparaten met een magnetisch veld vanhonderduizenden keren dat van de aarde. Zo'n sterk veld maaktbankpasjes waardeloos, brengt elektronische apparatuur op hol envernielt pacemakers. Voorzichtigheid is dus geboden. "Het gebouw iszo ontworpen dat je er helemaal door- en omheen kunt lopen zonderlast te hebben van het magneetveld", vertelt De Bie.

Het spiksplinternieuwe gebouw is een hele verbetering tenopzichte van de eerdere huisvesting van de NMR-afdeling. "We zateneerst in het Kruytgebouw en bij diergeneeskunde achter devarkensstallen." Sinds juni is de afdeling verhuisd, net op tijdvoor de brand in het Kruytgebouw. "Daar hebben we geluk mee gehad",zegt De Bie opgelucht.

Toen in 1994 varkensgeuren het eerste NMR-apparaat omgaven,kregen de scheikundigen de toezegging dat ze binnen twee jaar eennieuw gebouw zouden krijgen. Het werden er zeven; de nieuwbouw liepwat uit. De Bie: "We hadden eerst het idee: zet maar een 'Pelikaan'neer. Een hok, bij wijze van spreken, een grote experimenteerhal.De kosten zouden, met de natte vinger, drie tot vier miljoen guldenbedragen." Uiteindelijk bleek dat toch niet zo'n goed idee te zijnen werden de nieuwbouwplannen ambitieuzer. Resultaat: hetNMR-gebouw dat - a raison van twaalf miljoen gulden - volledigaangepast is aan de wensen van de onderzoekers.

Slaapkamers

We lopen door het gebouw over een betonnen helling. Volgens 'deVolkskrant' zou de helling, in plaats van een trap, zo'n aanpassingzijn. "Dat is een broodje aap", lacht De Bie. "Alsof de monstersdie we onderzoeken niet zouden mogen klotsen!" De helling dient omapparatuur te transporteren en om het gebouw geschikt te maken voorrolstoelgebruikers. "Hij is iets te steil", zegt De Bie, "maar derolstoelgebruikers die hier komen, zullen dat wel aan kunnen."Beneden bij de experimenteerhal is een invalidentoilet, naast tweeslaapkamers (nog zonder bedden). De slaapkamers zijn twee meterbreed, er past net een bed in. "In de planning waren ze groter,maar ten behoeve van het invalidentoilet zijn ze wat kleineruitgevallen."

De helling is onderdeel van de omloop, daar waan je je bijnabuiten, want de muur bestaat slechts uit glas. "Om de sterkte tetesten moet er nog een zandzak tegenaan worden geslingerd door Bouwen Woningtoezicht", zegt De Bie. Veiligheid staat hoog in hetvaandel. Dat blijkt ook als we aan het einde van de omloop rechtsafslaan. De Bie wijst omhoog, we kijken tegen de onderkant van eenbureaustoel aan. "Hier bestaat het plafond uit gelaagd glas inplaats van uit beton." Daardoor kan het plafond veel dunner zijn enhoeven we niet te bukken (noch lopen we het gevaar ons hoofd testoten) als we door de gang lopen. Aan het einde van deze gangkijken we uit op het Educatorium. Nog steeds zijn we omringd doorglas. Boven onze hoofden staan schoonmakers het glas te boenen. "Deaannemer heeft cement gemorst, alleen een speciaalschoonmaakbedrijf kan het er nog af krijgen."

De omloop houdt op en we gaan het gebouw in. Met eentoegangscode opent De Bie de - van waarschuwingsborden voorziene -deuren tot de grote experimenteerhal. Hier draait het allemaal om:een ruimte van 450 vierkante meter groot en negen meter hoog waarinde vier grootste van de acht Utrechtse spectrometers staan. "Dit isecht spectaculair", zegt De Bie enthousiast. "Door de hoogte is hetnet een kathedraal! Maar de hal is volledig geklimatiseerd, detemperatuur wordt constant gehouden op een halve graadnauwkeurig."

Om de spectrometers staan hekjes met rood-witte kettingen,daarbinnen is het magneetveld zo sterk dat je je portemonnee erniet aan wilt blootstellen. Dat doet De Bie dus ook niet, hij haaltzijn zakken leeg en loopt met z'n sleutelbos naar het metalen vatvan een anderhalve meter doorsnee. "Dit is aan de buitenkant nietzo'n sterke", zegt hij. Op tien centimeter van de spectrometer isde magneet sterker dan de zwaartekracht en hangt De Bie'shuissleutel horizontaal. De Bie zorgt dat de sleutelbos niet uitzijn handen vliegt, want de spectrometer mag onder geen bedingklappen krijgen. "Als iemand een stuk gereedschap uit zijn zak laatvliegen of de schoonmaakster tikt er met de stofzuiger tegenaan,dan kan de spectrometer quenchen."

En quenchen is niet goed, het apparaat raakt dan uit zijn gewonedoen. De spectrometer wekt een magneetveld op doordat er stroomdoor een spoel loopt. Ter vergelijking: bij een fietsdynamo gebeurthet omgekeerde, een bewegende magneet wekt stroom op. In hetNMR-apparaat blijft de stroom eeuwig doorlopen omdat de spoel viavloeibaar helium gekoeld is tot -269 graden Celsius. Bij dietemperatuur treedt supergeleiding op en verliest de spoel zijnelektrische weerstand. Als de spectrometer quencht, door een klapertegenaan bijvoorbeeld, houdt de supergeleiding op. Door de warmtedie dan ontstaat verdampt in een klap alle helium in het apparaaten staan de onderzoekers in een heliumwolk.

"Dan krijg je een Donald Duck-stem", zegt De Bie laconiek."Helium is niet giftig, maar waar helium is, is geen zuurstof. Jezou dus kunnen stikken." Helium is lichter dan lucht en stijgt dusop. De Bie houdt z'n hand boven z'n hoofd. "De hal is zo groot datals alle spectrometers tegelijk quenchen we nog steeds rechtopkunnen staan en normaal ademhalen." Aan het negen meter hogeplafond zit een zwart doosje. "Dat is de heliumsensor", zegt DeBie. "Als een spectrometer quencht, wordt alle lucht in de hal viaeen afzuigsysteem binnen tien minuten vervangen."

Rekenkracht

Behalve spectrometers van ettelijke miljoenen euro's per stukstaan er ook computers in de hal. In een opstelling zijn maarliefst 24 snelle pc's aan elkaar gekoppeld. "24 Keer 1,2 megahertz,eh nee, 1,2 gigahertz AMD processoren. Tja, ik zie alleen derekening", verklaart hij.

Onderzoekers gebruiken de brute rekenkracht om de gegevens vande NMR-spectrometers te vertalen naar driedimensionale modellen vanmoleculen. De Bie laat een NMR-uitdraai zien, op een wit velletjeloopt een zwarte lijn met enkele piekjes. "De computer maakt daareen driedimensionaal beeld van." In de kast staat zo'n model,honderden gekleurde bolletjes die met staafjes verbonden zijn. Elkbolletje is een atoom en elke kleur is een ander atoom. Belangrijk:want de biologische werking van eiwitten hangt af van hun vorm.NMR-onderzoekers bestuderen bijvoorbeeld eiwitten die lichtomzetten in energie of de vouwing van het DNA.

We verlaten de experimenteerhal en lopen naar boven, daar zijnkantoren (met nog handgeschreven kamernummers) en is eencolloquiumzaal. "Dit is nog zo'n architectonisch foefje", zegt DeBie. Er kunnen twintig mensen in de zaal, maar als de schuifdeuropengaat passen er bijna tachtig in. Dan is het echter niet meermogelijk door het gebouw te lopen, omdat de centrale hal bezet isdoor studenten. "Daarom zijn er twee extra deuren die dan openkunnen. Ze komen uit op de omloop. Als er college wordt gegeven,kun je nog steeds doorlopen, maar moet je buitenom."

In de hoek van de colloquiumzaal staat een kleine spectrometerdie een jasje draagt, een gezicht heeft en behangen is metslingers: een vader Abraham. "Dit is de magneet van het oudsteapparaat dat we hadden." Het apparaat is nu met pensioen, maar eenandere oude spectrometer, die vijftien jaar geleden met professorRob Kaptein uit Groningen naar Utrecht kwam, is nog wel in gebruik.Op een poster in de naastgelegen koffieruimte staat een afbeeldingvan de spectrometer uit Groningse tijden. Het apparaat ziet eruitals een groen Heineken bierblik van twee meter hoog. "Ze hadden hetding als bierblikje versierd, ik weet eigenlijk niet hoe ze aan diespullen kwamen."

Terug bij de kamer van De Bie ("Als er meer mensen komen, moetenwe kamers gaan delen, maar ik heb tot mijn pensioen deze kameralleen") lopen we nog even naar de overgang tussen CentrumgebouwNoord en het NMR-gebouw. Door het raam is de blauwe buitenmuurzichtbaar. Sommige stukken zijn nog wit. "Een deel moet opnieuwgeblauwd worden", zegt De Bie. "Er zaten vochtblaasjes onder deverf omdat het beton nog niet goed droog was toen het geverfdwerd."

Aan de voet van de halfblauwe muur ligt een tuin met beginnendstruikgewas. "Dat worden ondoordringbare struiken", zegt De Bie.Opzettelijk, want daar mogen geen mensen komen. In het gebouw wasnamelijk niet meer genoeg ruimte om de grootste spectrometer veiligneer te zetten. Een deel van het magneetveld komt straks tot buitende muren van het gebouw. Mensen met een pacemaker zouden daar lastvan kunnen hebben. "Voor alle andere mensen is het niet schadelijk,en moderne pacemakers zijn tegen deze magneetsterkte bestand." Eenwaarschuwingsbord is dan ook niet nodig, vindt De Bie. De natuurvolstaat.

Boven de ingangsdeuren staat de naam van het gebouw, NicolaasBloembergen. De in 1920 geboren natuurkundige studeerde in Utrechten ontving in 1981 de Nobelprijs voor natuurkunde voor zijnNMR-onderzoek. De aangewezen persoon dus om het gebouw naar tenoemen. Alleen: Bloembergen leeft nog. De Bie: "Het is bij mijnweten de eerste keer dat het college van bestuur afwijkt van deregel dat de vernoemde al overleden moet zijn."


Een romantisch gebouw

Vergeleken met het Educatorium is het NMR-gebouw vrijromantisch, aldus Rob Dettingmeijer, specialist op het gebied vanarchitectuur vanaf 1750.

Romantisch is misschien niet de omschrijving die leken zoudengebruiken voor de constructie van beton en glas. Maar dearchitectuurkenner Rob Dettingmeijer herkent in het ontwerp van 'UNstudio' een elegantere, meer kritiekloze houding tegenover dewetenschap en de architectuur dan in de constructie van hetbuurgebouw.

In beide gebouwen is gebruik gemaakt van zogenaamd gevouwenbeton. Die constructie wordt in het NMR-gebouw gebruikt omkolomvrij te kunnen bouwen. Dat houdt in dat er geen steunpilarenzijn gebruikt, maar dat de constructie zichzelf draagt. Het effecthiervan is dat het gebouw een vloeiende lijn heeft, omdat er geenkolommen zijn die het pand opdelen. "In het NMR-gebouw is datprincipe netjes consequent toegepast. In het Educatorium zie je dieplooien ook terug, maar worden die juist wel ondersteund. Daar isde nadruk veel meer gelegd op inconsequenties, de moeizaamheid vanhet bouwen."

Ook de indeling van het Nicolaas Bloembergen-gebouw wijstvolgens Dettingmeijer op een ietwat romantische visie. De hallenwaarin de superzware magneten staan, zijn de kern van het gebouwwaar de rest van de constructie omheen is gevouwen. De werkkamersvan de medewerkers en de overige kamers zijn daar als een soorthokjes omheen gezet. De koffieruimte en de colloquiumruimte kijkenbeide uit op de grote hal. "Het creeert een beetje een beeld vanhet grote werk dat daar gaande is, en waar al het overigeondergeschikt aan is", vindt Dettingmeijer.

De passant zal overigens weinig van deze eigenschappen merken.Van buiten is, behoudens enkele afgeronde hoeken, weinig teherkennen van de gevouwen constructie. Voor een voorbijgangerspringt de hellingbaan rond het gebouw, omringd door geetst glas,veel meer in het oog. Omdat de constructie zelfdragend is, heeft debuitenkant geen andere functie dan zichzelf overeind houden.Dettingmeijer vermoedt dat voor het opvallende exterieur is gekozenomdat het gebouw anders van buiten weinig opvallends zou hebben.Door die hellingbaan buitenom te leggen en dat eigenwijze glas eromheen te plaatsen, heeft het gebouw toch een interessantaanzicht."

Onderzoeker Rainer Wechselberger vertelt dat het gebouw in dezomer al bezocht is door architectuurliefhebbers. "Die staan dan inde grote hal, naast die dure, bijzondere machines, maar ze hebbenalleen oog voor het lijnenspel van het plafond", vertelt hijlachend. Zelf vindt hij de hal "best mooi." Alleen de akoestiek inde grote ruimte valt tegen. "Als je hier lang bent, is dat continuegeluid van de machines irritant", legt hij uit. Vandaar dat hij enzijn collegas kasten in het midden van de ruimte hebben gezet. "Wemoeten nog een beetje uitproberen wat we daar tegen kunnendoen."

Een ander bezwaar voor gebruikers is dat er geen daglichtdoordringt in de hal en nauwelijks in de kantoren van de technici."Dat krijg je met deze constructie", aldus Dettingmeijer. "Je kunter niet te veel ramen in maken, omdat je dan in feite een gat in jeconstructie maakt. Dat gaat ten koste van de draagkracht."


Toonaangevend in Europa

Sinds 1994 zijn de NMR-faciliteiten van het Bijvoetcentrum doorde Europese Unie erkend als onderdeel van de Europese ResearchInfrastructuur. Dat betekent dat wetenschappers uit heel Europagebruik kunnen maken van de Utrechtse apparatuur op kosten van deEuropese Unie.

Deze centrale rol komt de contacten van de UtrechtseNMR-onderzoekers ten goede. Zij zijn daardoor nauw betrokken bij deontwikkeling van nieuwe meetinstrumenten en snellere methoden om destructuur van eiwitten op te helderen.

In het Vijfde Kaderprogramma, een pot met subsidies van deEuropese Unie, werkt het Bijvoetcentrum samen metonderzoeksinstituten in Finland, Denemarken, Zweden, Duitsland,Italie, Spanje, Frankrijk en Groot Brittannie. In totaal heeft hetBijvoetcentrum zo'n 3,5 miljoen euro binnengehaald.

Het Bijvoetcentrum werkt vooral samen met biomoleculaireNMR-instituten in Florence en Frankfurt. "Wij coordineren ditcluster in feite", zegt De Bie. "Je mag jezelf niet op de borstkloppen, maar wij zijn redelijk toonaangevend op NMR-gebied."

Rinze Benedictus