Frits van Oostrom eerste Utrechtse universiteitshoogleraar: 'Ikhoud ervan om met enige regelmaat iets nieuws op touw tezetten'
Een Utrechtse collega stuurde hem een felicitatiekaart metdaarop de verloren zoon van Jeroen Bosch. Zo voel ik het niet. InLeiden heb ik twintig prima jaren gehad. Ik heb er in alle vrijheidmijn onderzoek kunnen doen en 28 promovendi begeleid. Maar inUtrecht ben ik geboren, studeerde ik Nederlands en promoveerde er.Leiden is een liberale universiteit in de beste zin van het woord.Maar dat liberalisme kan iets laks krijgen: Niets aan de hand, wijzijn Leiden. Wij gaan al een eeuwigheid mee en dat blijft ook zo.Ik houd ervan om met enige regelmaat iets nieuws op touw te zetten,te experimenteren met iets tegendraads. De UU ook: ze heeft het'University College' opgezet, een initiatief dat toen flink tegende tijdgeest in ging. In het ontwikkelingsplan van de UU heerst,voor de begrippen van het genre, een weldadige nuchterheid. Enzelfs enig calvinisme: woekeren met je talenten in het zweet desaanschijns. Hoewel ik geen calvinist ben, spreekt het ethos mij welaan. Het waren na twintig jaar Leiden goede redenen om in maart deopen vraag aan Veldhuis te stellen: Zou er misschien voor mij eenplaats vrij te maken zijn aan de Universiteit Utrecht'?
Van Oostrom (48), sinds 1982 hoogleraar Nederlandse Letterkundetot de Romantiek in Leiden, is een wetenschapper van internationaalerkende kwaliteit. Zo was hij gasthoogleraar aan de HarvardUniversity en verleende de Katholieke Universiteit Brussel hem eeneredoctoraat. In Leiden was hij initiatiefnemer en leider van hetprestigieuze onderzoekprogramma Nederlandse Literatuur en Cultuurin de Middeleeuwen (NLCM); voor de uitbreiding van het NLCM totcentrum van toponderzoek kende NWO Van Oostrom in 1995 een van devier eerste Spinozapremies toe (twee miljoen gulden). Binnen hetNLCM-programma verrichtte Van Oostrom zelf onderzoek naar dedertiende-eeuwse schrijver en intellectueel Jacob van Maerlant. Ditonderzoek kreeg zijn synthese in 'Maerlants wereld', dat in 1996werd bekroond met de AKO-literatuurprijs. Van het boek werden nietminder dan 55.000 exemplaren verkocht.
Site
Het Utrechtse college van bestuur hoefde niet lang na te denkenof er een plaatsje vrij was voor Van Oostrom. Vanaf januari krijgthij in Utrecht alle vrijheid om te werken aan zijn magnum opus, eengrote Nederlandse literatuurgeschiedenis van 'Hebban olla vogala'tot aan de boekdrukkunst. Volgens planning is het boek in 2005klaar. Het wordt een synthese van het onderzoek dat twee generatiesmedioneerlandici hebben verricht, sinds Van Mierlo in 1950 hetlaatste gedegen literatuuroverzicht schreef. Sindsdien is ervreselijk veel gebeurd binnen de medioneerlandistiek. Het werk vanPleij, Gerritsen, maar ook van heel veel jongere onderzoekersverdient te worden gehonoreerd in het grote verband van eenliteratuurgeschiedenis. Hoe langer we wachten, hoe ondoenlijker hetwordt.
Qua globale opzet wordt het een traditioneel boek, chronologischingedeeld, beginnend bij de oudst gevonden krabbel in het Diets vaneen verliefde kopiist, tot aan de tijd waarin boeken niet meer metde hand werden geschreven maar gedrukt. Van Oostrom is overigensvan plan om het boek te concipieren samen met een internetsite. Datis heel spannend. De literatuurgeschiedenis heeft als genre eenpaar grote nadelen. Je moet veel informatie kwijt op een bladzijdeen ruimte om te citeren uit literaire werken is er nauwelijks: tweeverzen Hadewijch, drie verzen Reynaert. En waar laat je de enormehoeveelheid secundaire literatuur? Deze problemen kan ik metinternet volledig opvangen. Daarbij biedt het extras zoals beeld enmuziek (hoe klonk het Egidiuslied?) en desgewenst zelfs allerlei'fun' voor de jeugd. De site mag niet banaal worden, maar er is eenzekere parallel tussen videospelletjes en de ridderromans: de heldtrekt erop uit en ondervindt veel moeilijkheden. De site wordtvanzelfsprekend voorzien van het laatste nieuws binnen demedioneerlandistiek. Van Oostrom pent een denkbeeldige kop in delucht: Willems Madoc eindelijk gevonden!
Zitvlees
Drie jaar geleden begon Van Oostrom in Leiden al aan dezeliteratuurgeschiedenis met de bedoeling het boek daar te voltooien.Het Utrechts universiteitsprofessoraat biedt hem daarvoor de ruimteen concentratie die hij in zijn huidige functie mist. Tekst en tijdzijn broer en zus, hoorde ik laatst de Belgische kardinaal Danneelszeggen. Dat is waar. Wie 'Maerlants wereld' leest, zal vooral tweedingen opvallen: wat weet die man veel en wat is het soepelgeschreven. Maar daaraan zijn jaren van investeren vooraf gegaan.De literatuurgeschiedenis die ik hoop te schrijven moet het hebbenvan lange dagen geconcentreerd werken, van zitvlees. Iederemedievist kent de middeleeuwse voorstelling van de 'vita activa'(ridder te paard) en de 'vita contemplativa' (monnik). Als je dieop de moderne tijd projecteert, dan is de academicus de monnik, ofhij dat nu leuk vindt of niet. Maar de laatste jaren is dewetenschap extreem gedynamiseerd. We moeten oppassen dat hetcontemplatieve, het rustige, niet wordt overwoekerd door blits heenen weer geren. Wetenschappers gaan steeds meer lijken op de ridderte paard, alleen is de valk op zijn hand een mobieltjegeworden.
Hoewel hij als universiteitshoogleraar boven de faculteitenstaat, wil Van Oostrom zich ervoor hoeden om in een vrije baan rondde instelling te gaan zweven. Het is ook niet zijn ideaal omdirecteur van een groot instituut te worden. Wel om in een tamelijkindividuele mix, toegesneden op zijn belangstelling en persoon, eenvrije rol te kunnen spelen.. Hoe die rol in het Utrechtse onderwijser precies uit gaat zien, zal nog worden doorgesproken. Van Oostromwil absoluut niet de Domstad binnenkomen met een dichtgetimmerdplan. Zeker is dat hij niet alleen richting zal geven aan de nieuwemasters Medieval Studies. In samenwerking met zes Nederlandseuniversiteiten ontwerpt hij momenteel een landelijk plan voor eenmasters Medioneerlandistiek. De organisatie zal lastig zijn, maarinhoudelijk kan het zeer interessant worden.De studenten krijgencollege van alle prominente vakgenoten, wat een grote vooruitgangis vergeleken met de vaak zuiver lokale verkokering.
Minstens zoveel waarde hecht Van Oostrom aan een bachelorsfasedie moet klinken als een klok. Om zijn ideeen over de invullinghiervan te verduidelijken, denkt hij hardop in studiepunten. Pakweg15 studiepunten, verdeeld over twee semesters. De eerste vijfpunten kunnen studenten behalen in een, wat Van Oostrom noemt:vernieuwend, vrij maar allerminst vrijblijvend gesprekscollege overinspirerende voorbeelden. En dan kies ik voor degeesteswetenschappen in meest ruime zin. Ik noem wat helden:Ginsburg, Huizinga, Nussbaum, Auerbach, Gerritsen. Met een groepvan maximaal 20 studenten wil Van Oostrom een spannend gesprekaangaan. In een prettige ambiance, vooral niet schools en in dezekerheid dat de studenten de beeldbepalende publicaties ook echtgelezen hebben en zich erdoor laten stimuleren. Ik zit niet tewachten op types die al in week een vragen wat ze moeten weten omhet tentamen te halen. Van dat platte consumentisme word ik altijdheel treurig.
Ook gruwt Van Oostrom langzamerhand van academischesuperspecialisering in het onderwijs. Ter illustratie noemt hij deparabel van Dostojevski over de wereldspecialist op het gebied vanhet linkerneusgat die met zijn lezingen groot succes oogst. Totdatiemand vraagt: hoe zit het nou met dat rechterneusgat? En dan raaktdeze specialist volledig in paniek. Natuurlijk is dit eenkarikatuur, maar daar zitten we best dicht bij. Ik wil studentenzeker niet allemaal tot wetenschapper opleiden maar wel graag totintellectueel. Of de studenten het zelf ook willen, merk ik wel.Dat risico neem ik. Hoor eens, ik ben natuurlijk ook een kind vandeze tijd: ik stel zo nauwkeurig mogelijke exameneisen vast en deelliteratuurlijsten uit. Maar mag het binnen die cao alsjeblieftallemaal wat spannender, vrijer, onorthodoxer? Ik hoop dat mijncolleges studenten van allerlei achtergrond kunnen trekken die zichinteresseren voor Nussbaum. Ik ben echt niet zo waanwijs te denkendat ik studenten van Gerard t Hooft weglok. Maar als er een bta zouzijn die iets voelt voor verrijking door de geesteswetenschappen,dan is het mij een eer om hem of haar op mijn colleges teonthalen.
De tweede vijf studiepunten kunnen studenten verwerven in eenonderzoeksgerichte werkgroep waar ze de diepte in duiken. Want ookde student die niet voor een wetenschappelijke werkkring kiest,moet weten wat het is om onderzoek te doen, meent deuniversiteitshoogleraar. Ik heb zo vaak gezien dat ook studentendie matig tot gemiddeld hebben gescoord, verbaasd staan overzichzelf als ze eenmaal aan onderzoek ruiken. Na vier weken kunnenze niet meer slapen van opwinding omdat hun werkstuk overmiddeleeuwse bijbelvertalingen ze zo bezig houdt.
Tot slot kunnen studenten voor vijf punten een individueelwerkstuk schrijven onder Van Oostroms persoonlijke begeleiding. Indeze fase hoopt hij meer voor de vorming van studenten te kunnenbetekenen dan hij tot nu toe heeft gedaan. Essentieel is dat destudenten later terugblikken: ik heb wat aan die docent en aan zijnkennis en bevlogenheid gehad. Het klinkt wat ouderwets, maar eengoede meester-leerling relatie vind ik enorm belangrijk. Natuurlijkhad ik zon relatie met Gerritsen (zijn promotor, red.). Ik denk noggeregeld aan dingen die Gerritsen, vaak in de marge van hetzogenaamde echte werk, tegen me heeft gezegd. Bijvoorbeeld dat goedonderwijs per definitie iets van identificatie met de leraar inzich heeft. De beste leerlingen stijgen daar dan weer bovenuit, datworden geen klonen. En goede leermeesters weten dat te voeden. (Detelefoon gaat, zijn zoon Maarten van elf. Ga je naar debibliotheek, jongen? roept Van Oostrom blij verrast. "Heel goed, ishet voor je werkstuk? Mooi. Ben je je pasje kwijt? Leen het maarvan je broer.)
Affiniteit
Sinds hij zelf vader is, beseft hij dat de vorming van jongemensen minstens zo belangrijk is als hun scholing. Tot en met demiddelbare school gaat het goed, maar de grootste kansen worden watdat betreft gemist aan de universiteit. Want daar zeggen weplotseling: wil je wel kiezen tussen Chinees of Japans, Psychologieof Nederlands? Natuurlijk wil ik een goed geschoold arts aan mijnbed hebben. Maar de compartimentering is zo doorgeschoten. Het doelvan elke Harvard opleiding is, om behalve getraind te zijn in eenbepaald academisch specialisme, ook een 'broadly educatedintellecual' te worden. Ik hoop binnen de Letterenfaculteit, maarliefst ook daarbuiten, met collegas van gedachten te wisselen ofUtrecht ook buiten University College - rijp is voor iets meer vandeze aanpak. Ik ga zeker de boer op om mijn idealen te toetsen.
Hoewel Van Oostrom had aangekondigd niet meer zoveel overMaerlant te willen praten, refereert hij toch zelf geregeld aan devader der dietse dichteren algader. Hij geeft toe dat hij wel eenen ander gemeen heeft met deze dertiende-eeuwse schrijver. Deverwevenheid van kunst en wetenschap en het verband tussen geleerdekennis en de popularisering daarvan. Verder vertellen ze allebeigraag een verhaal met op zijn minst een impliciete moraal en hebbenze respect voor intellectuele tradities.
Maar beweren dat ik echt weet wie Jacob van Maerlant was, vindik aanmatigend. Natuurlijk heb ik een grote affiniteit met hemgekregen, keek zelfs tijdens het schrijven van 'Maerlants wereld'door zjn ogen naar de wereld. Ik ben in edelstenen geinteresseerdgeraakt omdat hij dat was. Ben naar Voorne geweest omdat hij daarwoonde en werkte. Dat is een geweldige verrijking van mijn levengeweest. Maar zijn werk heeft me nooit geemotioneerd zoals Nijhoffdat kan doen. Niet voor niets zeg ik aan het eind van het boek: dedichter van de Reynaert was een grotere kunstenaar. Maar toen ikeens een geschoold acteur uit 'Maerlants werk' hoorde voordragen,emotioneerde me dat wel enorm. Op dat moment besefte ik weer eensdat we de middeleeuwse literatuur vooral niet moeten zien alslouter leesboek. We moeten er ook uit durven voordragen, voorlezen!Daarom wil ik in Utrecht dat de studenten het college openen ensluiten met het voorlezen van een favoriet gedicht, modern of oud.Dat klinkt ontzettend ouderwets en ook weer een beetjecalvinistisch. Maar het is een mooie traditie. Niet duur ook, ommet Reve te spreken, en met een half oog op de hedendaagseuniversiteit.
Chiara Soldati
'In elk opzicht top'
Volgens prof.dr. Wiljan van den Akker, directeur van hetOnderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur (OGC), is de komstvan Frits van Oostrom een geschenk uit de hemel. Frits is in elkopzicht top. Vakgenoten nemen hem serieus. Als hij college geeft,hangt iedereen aan zijn lippen. Zeuren doet hij nooit, over deteloorgang van ons cultuurgoed bijvoorbeeld. En dan schrijft hijook nog eens een boek over Maerlant, wiens werk niet een studentNederlands wil lezen omdat het zo saai zou zijn, en dan wint hijdaarmee de Ako-literatuurprijs! En zo iemand krijgen wij, gratis envoor niets van het college van bestuur!
"Of de Letterenfaculteit en met name de medioneerlandistiek inzijn schaduw komen te staan? Welnee. Hij krijgt weliswaar een grotemate van vrijheid om te bepalen wat hij wil doen, maar wat hij gaatdoen, wordt wel degelijk ingebed in het OGC. Vandaar dat hij alsabsolute eis heeft gesteld: Ik kom alleen naar Utrecht als Wiljanen Paul Wackers (hoogleraar historische Nederlandse letterkundevoor 1500 (red.) hun jawoord geven. Het vakgebied van Paul en vanFrits bijt elkaar niet. Ze hebben allebei hun eigen niches.
"Daarbij: Frits domineert al jaren de medioneerlandistiek inNederland. Door zijn vroege benoeming tot hoogleraar, door zijnPionierprogramma, door zijn Spinozaprijs. Iedereen heeftmeegeprofiteerd van zijn Pionierprogramma. Waarom zou er dan nuopeens frictie ontstaan? Als er ergens goed wordt samengewerkt, danis dat bij de Utrechtse medioneerlandistiek. Hoe de collegesgeorganiseerd worden, weten we nog niet. Het lijkt me in elk gevalonmogelijk dat de colleges van Paul Wackers en zijn collegasleeglopen omdat iedereen bij Frits gaat zitten. Ik denk datstudenten die geinteresseerd zijn in de medievistiek, mede gebruikzullen maken van wat Frits aanbiedt in zijn eigen programma en inhet reguliere programma. Ik mag hopen dat we straks een ijzersterkUtrechts masterprogramma Medioneerlandistiek hebben. Dat zal opstudenten een enorme aantrekkingskracht hebben.