Achtergrond

Taalkundigen pionieren met onderzoek naar vroege taalproblemen

Taalkundigen pionieren met onderzoek naar vroegetaalproblemen

Aan het Utrechtse Instituut voor Linguistiek doentaalkundigen onderzoek naar de wortels van dyslexie. Een kind vandrie vindt de woorden 'beer' en 'peer' hetzelfde. Een baby vananderhalf kijkt te kort naar links. Later slechte lezers?

Een kartonnen robot, een speelgoedboerderij, DickBruna-plaatjes: taal-onderzoekers bij Letteren halen alles uit dekast. "Af en toe is het frustrerend, want je weet dat de kinderenenig taalbenul hebben. Maar hoe test je dat?" Een milde klacht vandr. Jan de Jong, een van de vier onderzoekers van het UtrechtInstitute of Linguistics OTS die onderzoek doen naartaalstoornissen bij zeer jonge kinderen. Momenteel testen detaalkundigen kinderen vanaf drie jaar, in december start zelfs eenonderzoek met babies van anderhalf.

In hun project vragen De Jong en collega postdoc dr. EllenGerrits zich af of dyslexie al zichtbaar is in de vroegetaalontwikkeling bij kinderen. Mensen met dyslexie, zo'n vijfprocent van de Nederlandse bevolking, kampen met hardnekkige lees-en schrijfproblemen. "De aandoening kent ernstige en mildereuitingsvormen", legt Gerrits uit. "Sommige mensen kunnen de lettersk, a, t spellen, maar lezen het woord 'kat' niet. Andere dyslecticilezen op basis van woordbeelden. 'Kat' lezen ze dan als 'kan'...eigenlijk raden ze maar wat."

Om de vroege verschijnselen van dyslexie op te sporen, hebben zeeen ambitieus en uniek project opgezet. De onderzoekers vergelijkende taalontwikkeling van drie groepen kinderen. Een groep kinderenmet een taalstoornis, een controle-groep en een 'risico-groep',kinderen waarvan een of beide ouders dyslexie heeft. 'Risico', wanteen kind heeft veertig procent kans op dyslexie als een van zijnouders het heeft. Dit percentage stijgt naar zeventig voor kinderenwaarvan beide ouders dyslectisch zijn. "Dat wist je niet h?",vraagt De Jong. "Veel mensen weten niet dat dyslexie zo sterkerfelijk bepaald is."

De eerste ronde van het project is geweest, ruim honderdkinderen van drie jaar zijn onderworpen aan meerdere speelsetaaltesten. Om het half jaar moeten de kinderen terugkomen, tot ze4,5 jaar zijn. Een unieke proefopzet. Gerrits: "Dit is het eersteprospectieve onderzoek in Nederland naartaalontwikkelingsstoornissen met zulke jonge kinderen."

Robot

Een proef met driejarige kinderen is echter makkelijker bedachtdan uitgevoerd. Kleine kinderen doen nooit precies wat je zevraagt. "Jan kan ze inmiddels wel achter het behang plakken!",lacht Gerrits. De Jong legt zijn deel van het project uit, hijbestudeert de zinsproductie. "Ik laat de kinderen spelen met eenspeelgoedboerderij met dieren. Dan is het de bedoeling dat ze veelgaan praten." Dat laatste zegt hij op een toon waaruit blijkt datniet alle kinderen dat even enthousiast doen. De gesprekken neemthij op cassette op voor latere analyse. De Jong let dan speciaal opde manier waarop de kinderen werkwoorden vervoegen. "Veel kinderengebruiken bijvoorbeeld altijd de infinitief. 'Beertje zwemmen' inplaats van 'beertje zwemt'. Andere kinderen omzeilen het probleemdoor 'gaat' te gebruiken: 'hij gaat springen' in plaats van 'hijspringt'. Kinderen vinden vervoegen lastig, valt De Jong op. "Hetis te abstract, het is veel moeilijker dan het verschil tussenenkelvoud en meervoud, dat snappen kinderen veel eerder."

Gerrits kijkt naar de waarneming van spraak. Kinderen krijgentwee plaatjes te zien van bekende voorwerpen waarvan de namen ergop elkaar lijken. Beer en peer, rok en sok, mes en mus. De kinderenmoeten zeggen of ze het verschil tussen die woorden horen. Als datniet goed lukt, omdat bijvoorbeeld de b en p op elkaar lijken,hapert de spraakwaarneming van de kinderen kennelijk.

Sommige experimenten zijn t leuk, zoals dat met de robot. Eenkartonnen robot van nog geen halve meter hoog, beplakt metalumuniumfolie en voorzien van een discman. 'Ik heet robota. Hoeheet jij?' "De kinderen raken helemaal enthousiast, ze antwoordenmeteen", zegt Gerrits. "Als mens besta je niet meer", vult De Jongaan. Naast de robot zit namelijk de proefleider die plaatjes laatzien van bijvoorbeeld twee bloemen. Robota zegt echter met eenblikken stem: 'Hier staan twee bloem'. De kinderen moeten die foutcorrigeren. Maar de kinderen van drie waren te jong om de foutendoor te hebben. Het experiment werkte niet. Robota krijgt eenherkansing bij de kinderen van 3,5 jaar.

Vallen en opstaan is dus het parool. "Het blijft pionieren",zegt De Jong. "Taalproblemen zijn bij jonge kinderen nog nietuitgekristalliseerd. Het paradoxale is ook dat wij eigenlijk geenonderzoek doen naar dyslexie. We proberen de vroegetaalontwikkeling te koppelen aan het latere lezen. Daarom kiezen wevoor een brede aanpak, we testen van alles. Later moet blijken watmeer en minder wezenlijke ingredinten waren, welke testenvoorspellen of een kind later dyslexie krijgt."

Echte resultaten hebben ze nog niet, maar de taalonderzoekerskunnen al wel een klein tipje van sluier oplichten. De Jong: "Inmijn experiment met de speelgoedboerderij waar ik kinderenwerkwoorden laat vervoegen, blijkt dat risico-kinderen daar meermoeite mee hebben dan controle-kinderen." Dat strookt met hetuitgangspunt dat een deel (veertig procent) van de kinderen meterfelijke aanleg voor dyslexie inderdaad vroege taalproblemenheeft. Uit de voorlopige analyse van Gerrits' resultaten bleekdezelfde trend: ook bij de waarneming van spraak makenrisico-kinderen meer fouten.

En alsof drie jaar nog niet jong genoeg is, start Gerrits vanafdecember een onderzoek met babies van anderhalf. Naar analogie vaneen experiment dat in Amerika al gedaan is, laat Gerrits dekinderen bij hun moeder op schoot zitten in een kamer met tweegeluidsboxen. Uit beide luidsprekers komt afwisselend spraak; maarhet verschil is dat ui de ene grammaticaal correcte zinnen komenterwijl uit de andere foute zinnen opklinken. In reactie op hetgeluid zal de baby zijn hoofd draaien naar de box waar het vandaankomt. In Amerika bleek dat babies langer, tienden van seconden,luisterden naar grammaticaal juiste zinnen dan naar de onzintaalvoor ze hun hoofd weer afwendden. "Ik ga kijken of risicobabies ditslechter doen dan controlebabies", zegt Gerrits.

Dankzij hun onderzoek hopen Gerrits en De Jong dat eruiteindelijk een test ontwikkeld kan worden die al op jongeleeftijd het ontstaan van dyslexie jaren later voorspelt. "Dankunnen kinderen al heel vroeg met therapie beginnen", zegt Gerrits."Maar dat zijn toekomstplannen, over drie jaar, als we meer wetenover de relatie tussen vroege taalontwikkeling en dyslexie, zien wewel verder."

Rinze Benedictus

Oproep:Kinderen van anderhalf jaar oud kunnennog meedoen met dit onderzoek. Heeft u belangstelling? Bel dan030-2536717 of stuur een e-mail naar dyslexie@let.uu.nl


Dyslexie

Mensen met dyslexie kunnen tegenwoordig een officiledyslexie-verklaring krijgen, waardoor ze op extra voorzieningenkunnen rekenen van hun werkgever. Scholieren en studenten krijgenmet de verklaring recht op meer tijd bij tentamens en op specialemondelinge overhoringen.

Decennia geleden werden dyslectische mensen als 'dommig'beschouwd en dus kwamen ze vaak op de LOM-school terecht. "Laatsthadden we nog een moeder die op de LOM-school had gezeten had",zegt Gerrits. "Ze vertelde dat ze een goede leerling was, tot demultiple choice tentamens kwamen. Toen ging ze de mist in vanwegekleine leesfouten."

Mensen met dyslexie hebben gemiddeld geen lagere intelligentie.Gerrits pleit dan ook voor attente leraren. Als dyslexie tijdigopgemerkt wordt, kan een kind via extra leesbegeleiding vaak op eennormale basisschool blijven. Gerrits: "De problemen beginnen rondde zeven jaar. Na wat aanmodderen blijkt dan twee jaar later pasdat een kind dyslectisch is. De therapie begint dan dus twee jaarte laat."

UU klimt hoger op de ranglijst

Elk jaar is het weer spannend als de KeuzeGids HogerOnderwijs en de Elsevier-enquete uitkomen. Hoe waarderen studentenen hoogleraren de dertien Nederlandse universiteiten? Utrecht zitin de lift, zo blijkt. In de studenten top-13 van universiteitenzijn 'we' gestegen van de laatste naar de gedeelde negende plaats.Daarnaast is de Universiteit Utrecht weer de meest bewonderde onderde hoogleraren van Nederland.

De KeuzeGids is voornamelijk bedoeld voor scholieren die zichorienteren op de wondere wereld van hogeschool en universiteit. Degids oordeelt over opleidingen aan de hand van kwaliteitstesten vanoverkoepelende organisaties, maar voornamelijk naar aanleiding vanhet oordeel van studenten zelf over onderwijs en faciliteiten opeen universiteit.

Zoals elk jaar eindigen de grote, oude randstedelijkeuniversiteiten lager dan de kleinere universiteiten. DeUniversiteit van Amsterdam heeft dit jaar de rode lantaarn vanUtrecht overgenomen. Maar de Domstad universiteit heeft dit jaarook Delft en Rotterdam achter zich gelaten en het scheelt maareenhonderdste punt of Utrecht (7,03) zou ook Leiden (7,04) voorbijzijn gestreefd. "Nog even doorduwen", grapt de collegevoorzittervan de UU, Jan Veldhuis.

Zo lichtvaardig wordt er echter helemaal niet gedacht over dehitlijst van de KeuzeGids en het studentenoordeel in weekbladElsevier waar 'we' dit jaar overigens ook beter scoren dan hetafgelopen jaar. Hoewel maar een zeer klein percentage scholierenzich bij de studiekeuze laat leiden door de gids en het weekblad,heeft het Utrechtse college naar aanleiding van de magereresultaten wel besloten de faciliteiten en het onderwijs eens goedtegen het licht te houden: de student is klant en de klant iskoning. Het project Hoger op de Ranglijst is daar het gevolgvan.

In het kader van dit project zijn allerlei ergernissen onderstudenten geinventariseerd. Kritiek op tentamenlocaties,onderwijsruimtes, onbereikbare docenten en kopieerpasjes staanallemaal op het lijstje van het college van bestuur om verbeterd teworden. Want, zo weten de collegeleden inmiddels, universiteitenmet goede faciliteiten scoren hoger bij studenten. Kijk naarEnschede en Tilburg met hun mooie computer- of sportfacilteiten.Die staan nummer een en twee. Eindhoven krijgt een mooie vermeldingomdat daar alle studenten een laptop in gebruik krijgen.

Daarnaast wordt in Utrecht ook gewerkt om de inhoudelijkekritiek op het onderwijs aan te pakken. Probleemgestuurd onderwijsen werken in kleine groepen met docenten als begeleider in plaatsvan alwetende verteller krijgen meer waardering. Niet voor nietszijn curricula van verschillende opleidingen al aangepakt en doetgroepsgewijs en individueel werken, ondersteund doorcomputerprogramma's, opmaat.

Dat het project geen stille dood zal sterven, bewijst hetvoornemen van het college om over een jaar twee opnieuw eencommissie te 'laten neerdalen op de opleidingsvloer' om te kijkenwat daar allemaal verbeterd is en wat er nog voor verbeteringvatbaar is. Utrecht streeft naar het hoogst haalbare, dat lijkt welduidelijk. Of de enquetelijstjes nu wel of niet belangrijk zijn,Utrecht wil overal de eerste in zijn.

GK


Goed en slecht

*Volgens de KeuzeGids moeten studenten voor pedagogiek,Nederlands, Engels, Romaanse talen en scheikunde in Utrechtzijn.

*De Utrechtse opleidingen die nummer een staan bij dehoogleraren in Elsevier zijn: kunstgeschiedenis, natuur- ensterrenkunde, Nederlandse taal en cultuur, scheikunde, socialegeografie, sociologie, wijsbegeerte, wiskunde en statistiek.

Op de tweede plaats staan biologie, geschiedenis, informatica enNederlands recht.

*Een citaat uit de KeuzeGids: "De oude universiteiten in degrote steden krijgen ook dit jaar in de KeuzeGidsenquete weer demeeste kritiek. 'Wij hebben nu eenmaal kritische studenten',reageerden de afgelopen jaren enkele bestuurders (onder wie die vanUtrecht, red.). En dat hebben we dus uitgezocht.

Aan alle studenten is vorige jaar een oordeel gevraagd over dedienstverlening van de Infomatie Beheergroep, de instantie inGroningen waar je voor inschrijving en studiefinanciering mee temaken krijgt, De kwaliteit van die IB-groep moet voor allestudenten hetzelfde zijn, dus valt hier misschien te zien ofstudenten in het westen geneigd zijn kritischer te oordelen. En watbleek? In de Randstad ooordeelden de studenten niet kritischer overde IB-groep. Eerder was het omgekeerde het geval."

Het welzijn van een transgene muis

Vandaag, Werelddierendag, promoveert biologe Miriam van der Meervan de afdeling Proefdierkunde (faculteit Diergeneeskunde) oponderzoek naar het welzijn van genetisch gemodificeerde muizen.Deze transgene dieren hebben in hun erfelijk materiaal een gengekregen van (vaak) een mens. Daardoor ontwikkelt de muisbijvoorbeeld darmkanker of de ziekte van Alzheimer en kunnenonderzoekers meer over die ziekte te weten komen. Van der Meervraagt zich in haar proefschrift af of het welzijn van transgenedieren te lijden heeft onder de biotechnologische methoden dienodig zijn om zulke dieren te maken.

Bij de eerste groep muizen die Van der Meer onderzocht, was viaeen micro-pipet een rattegen in de bevruchte eicel gebracht. Dathad duidelijk negatieve gevolgen. Van twee tot drie dagen oudemuisjes met een ratten-hormoonmakend gen stierf tien procent, hunnormale tegenhangers bleven allemaal leven. Verder waren debiotechnologisch behandelde muizen zwaarder dan nietcontrole-dieren.

Tot zover het slechte nieuws. De ontwikkeling van muizen die deeerste drie dagen overleefden, week niet af van normale muizen. Debehandelde dieren, waarbij het extra gen 'het niet deed', warenniet angstiger dan andere dieren. Lopen, klimmen, poetsen, allegedragingen waren normaal. "Dan is het welzijn van de dieren dusniet aangetast", concludeert Van der Meer.

In de tweede helft van haar onderzoek keek Van der Meer naar deeffecten van andere technieken om het DNA van muizen aan te passen,bijvoorbeeld via embryonale stamcellen waarbij genen uitgeschakeldkunnen worden. In grote lijnen waren haar bevindingen hetzelfde,het welzijn van deze dieren was ook niet aangetast.

Het enige dat opviel was dat chimere muizen, waarbij de helftvan de cellen genetisch aangepast is, in acht procent van degevallen hermafrodiet bleken te zijn. "Afwijkingen bij chimeremuizen worden normaal nooit opgemerkt, omdat daar alleen verder meewordt gefokt", zegt Van der Meer. "Een van mijn aanbevelingen isdan ook dat het welzijn van deze dieren beter in de gaten gehoudenmoet worden."

Over het geheel genomen hebben transgene dieren dus weinig lastvan het 'transgeen maken'. "De negatieve gevolgen van de gebruiktetechnieken vallen wel mee", zegt Van der Meer. Maar dat er nu pasaandacht is voor het welzijn, verbaast haar. "Eerst komt debiotechnologie op en pas daarna wordt het maatschappelijke debatgevoerd over welzijn. In Nederland was hier nog niks aan gedaan enwereldwijd eigenlijk ook niet."

Rinze Benedictus

Nuchtere burgers en babbelzieke pruikendragers

Na de glorieuze Gouden Eeuw verschrompelt Nederlandin de achttiende eeuw tot een lachwekkende dwerg. Of toch niet? DeUtrechtse wetenschappers Joost Kloek en Wijnand Mijnhardt schrevener een lijvig boekwerk over. Een gesprek met hoogleraarCultuurgeschiedenis Mijnhardt over de sloppen van Amsterdam, hetbordeelbezoek van de jonker en de noodzaak van een nieuwburgerdebat.

Het cliche is hardnekkig: in de zeventiende eeuw is het kleineland aan de Noordzee onwaarschijnlijk machtig en rijk. De VOCbeheerst de zeeen en Rembrandt, Vondel en Huygens maken deRepubliek der Verenigde Nederlanden ook tot een geestelijkewereldmacht. In de achttiende eeuw is dat allemaal voorbij. Hetland van de Jongens van Stavast verwordt tot een derderangs natievol babbelzieke en zelfgenoegzame pruikendragers. En tot overmaatvan ramp is Nederland twintig jaar lang een vazal van Frankrijk. DeUtrechtse hoogleraren Joost Kloek (Sociale Geschiedenis van deLiteratuur) en Wijnand Mijnhardt (Cultuurgeschiedenis na 1500)bestrijden in hun vuistdikke '1800: Blauwdrukken voor eensamenleving' dat cliche. Het werk vormt het vierde deel in deculturele geschiedserie 'IJkpunten', waarvan het onderzoek wordtgefinancierd door NWO.

Tolerantie

Het boek van het Utrechtse duo is het resultaat van een 25-jaaroude obsessie met het tijdperk. "Als student ergerde ik me al aandie vastgelegde nationale schema's van bloei en verval. Kloekleerde ik pas in de jaren tachtig kennen. Ook hij bleek bezig metdie tijd. Hij geloofde niet dat de achttiende eeuwse literatuurniks voorstelde", zegt Mijnhardt.

De twee denken niet dat Nederland na de Gouden Eeuw als eenkaartenhuis ineenzakt, maar dat de rest van de wereld zich danontwikkelt. Ons land heeft decennialang geprofiteerd van hetachterblijven van andere mogendheden. "De Republiek was beroemd omhaar tolerantie. Die neemt niet af, maar de andere landen wordentoleranter", doceert Mijnhardt. "Dat zie je ook op andere gebieden.Nederland was op boekengebied erg groot. Na 1730 verliezen we diepositie aan de landen die direct aan Frankrijk grensden, omdat hierde loonkosten te hoog blijken."

Ook de nationalisering van cultuur draagt bij aan de relatieveachteruitgang. Overal worden steden en dorpjes onderdelen vannaties en intellectuelen schrijven voortaan in hun eigen taal.Mijnhardt: "In de Republiek werd het Latijn uitstekend beheerst. Wehadden toen het mooiste culturele warenhuis van Europa. Vergelekenmet het Frans, Duits of Engels, blijkt het Nederlands honderd jaarlater natuurlijk een klein taalgebied. Wie wil onze waren dan noghebben?"

Paupers

Toch is er wel degelijk wat aan de hand. Vanaf het eind van dezeventiende eeuw groeien handel en nijverheid in de Republiekminder hard dan in Engeland en Frankrijk. Wanneer hethandelsprotectionisme opkomt, verliest Nederland zijn afzetmarkten.De economie stort in en het aantal paupers in de Amsterdamsesloppenwijken groeit. De staatsschuld bedraagt in 1795 162 procenten twintig jaar later zelfs 470 procent.

Bij gebrek aan een omvattende economische theorie, ontwikkeldende achttiende-eeuwers een morele analyse geinspireerd door de eigenNederlandse traditie en door de Verlichting. Die stelde dat allemensen gelijkwaardig zijn en door onderwijs en opvoeding totvolwaardig mens kunnen uitgroeien. "De overtuiging ontstond datiedereen burger was. Om het burgerschap echt te kunnen uitoefenenmoest hij echter niet meer arm, werkloos, ziek of onontwikkeldzijn. Je moest je dus het burgerschap eigen maken en de staat moestvoor werk zorgen, scholen bouwen, noem maar op. Dat werd zelfs inde grondwet vastgelegd."

Er groeide een communicatiesamenleving. Mensen gingendiscussieren in tijdschriften en genootschappen; ze droomden vaneen betere mens en maatschappij. Typerend voor de tijd is de - nogaltijd bestaande - Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Opgerichtdoor de Edammer predikant Jan Nieuwenhuyzen stichtte demaatschappij overal scholen, leeszalen en spaarbanken om deNederlander te verheffen.

Patriot

Voor een deel van de Nederlanders, de patriotten, kwam alle heiluit het zuiden. Zij wilden af van de Oranjes en zagen de FranseRevolutie als groot voorbeeld. De patriotten hielpen de Fransen in1795 de Republiek te veroveren. 'Ontwaak landgenoten, de tijd isgekomen dat wij ons zelf verlossen van de slavernij', riep debefaamde patriot Daendels. Tot 1813 was ons land een satellietstaaten korte tijd zelfs deel van Frankrijk. Waren de Fransen bezettersof bevrijders? De tijd leidde in ieder geval tot tal vanvernieuwingen op gebieden als recht en onderwijs.

Mijnhardt heeft weinig tegen de Fransen ideeen. Hij wijst erechter op dat er in Nederland al een bestuurlijke en politieketraditie voorhanden was."We hadden al in de zeventiende eeuw eenuiterst moderne samenleving. Nergens ter wereld was het zoverstedelijkt als hier: een grote hoeveelheid relatief kleinesteden, in plaats van een metropool als Parijs met plattelanderomheen."

Een stedelijke mentaliteit die constant onder druk stond, ondermeer door immigratie. De Nederlanders leerden rekening te houdenmet elkaar. "De revolutionaire Fransen spraken over verzet tegen deabsolute overheid. Een prachtig model, maar wij hadden hier nietzo'n overheid. In Amsterdam kon je al honderd jaar een rekestindienen bij de burgemeester, als je bijvoorbeeld klachten over eenstinkende winkel had."

De rechten van de mens, een parlementair systeem met tweekamers? Prachtige Franse uitvindingen, vindt Mijnhardt. Toch wasNederland een ander land. "Wij kenden al een overlegsamenleving eneen vorm van lokale democratie. Hier vloog je niet zo snel deBastille in als je kritiek had."

Bordeel

De vele blauwdrukken voor een samenleving van de discussierendeNederlanders liepen stuk op de weerbarstige werkelijkheid van deFranse invloed en bezetting. De Fransen werden steeds gehater.Burger-koning Lodewijk Napoleon, die tussen 1806 en 1810 Nederlandregeert, vormde een uitzondering. Die had dan ook een opvallendmodern gevoel voor pr. Lodewijk liet prenten verspreiden van zijnbezoeken aan het overstroomde Gelderland, waar hij de bevolkingbijstond.

Voor velen was de typische Fransman bepaald geen ideaalbeeld vaneen burger. Mijnhardt: "Dat was een verwijfde, pruikendragendejonker, die zich van bordeel naar bordeel sleepte." De Nederlandseburger was stoer en nuchter en wilde een eind aan zedenverwilderingen verval. Dan kon weer een nieuwe Gouden Eeuw aanbreken.

De achttiende eeuwer bedacht dus zelf wat hem later isnagedragen: die eeuw is een tijd van achteruitgang. Honderd jaarlater verrichtten historici als Colenbrander en Geyl hetintellectuele beulswerk. De achttiende eeuw had volgens hen geengenieen. Onze eigen filosoof Johannes Kinker, schrijfster SaartjeBurgerhart en dichter Rhijnvis Feith verbleken bij monumentaletijdgenoten als Kant, Voltaire en Goethe.

De Utrechtse hoogleraar Mijnhardt heeft zelf weinig interessevoor individuele genieen. "Ik wil weten hoe een samenleving zichontwikkelt. We hebben niet onderzocht of Nederland net zo goed wasals de wereld. Het ging ons erom te laten zien waarom het hier waszoals het was. Hoe men hier de problemen op een eigen manieraanpakte."

Idealen

De achttiende eeuw lijkt een ver verleden, maar is het beslistniet voor de cultuurhistoricus. "Wij begrijpen de burger van 1770,omdat met zijn idealen het moderne Nederland wordt geboren.Sindsdien proberen we steeds meer mensen onder de welvaartsstaat tebrengen, van onderwijs te voorzien, noem maar op. Omdat hij daarals burger recht op heeft."

De afgelopen decennia brak Nederland met dit ideaal, meentMijnhardt. Hij vindt een nieuw burgerdebat hard nodig. "We moeten,om met de achttiende eeuw te spreken, nadenken over onze eigenachteruitgang. Hebben asielzoekers die burgerrechten soms niet? Wieis er burger en wie niet, in Nederland en Europa?"

Louis Hoeks

Universiteit begint 'betrokkenheidsoffensief': 'We mogen best wat meer eisen stellen'

Universiteit begint 'betrokkenheidsoffensief': 'We mogen bestwat meer eisen stellen'

Ga vrijdagmiddag even voor enen naar de Blauwe Zaal in het VanRuppertgebouw, het voormalige Trans 1. Vraag drie willekeurigepsychologiestudenten naar de naam van de docent bij wie ze net hethoorcollege Statistiek hebben gevolgd. Alledrie zullen het antwoordschuldig blijven. Proefondervindelijk bewezen op 14 septemberjongstleden.

Deze constatering is voor horden studenten niet schokkend,eerder herkenbaar, zo blijkt uit studentenenquetes. Wat is dit?Lamzakkerige onverschilligheid? Of moeten we bij mijnheer de docentzijn? Want die had zich naar verluidt niet eens voorgesteld.

Voor faculteits- en universiteitsbestuurders is de waarom-vraagniet eens interessant meer. De verontrustende berichten uitstudentenenquetes, gevoegd bij al even verontrustenderendementscijfers, maken het noodzakelijk actie te ondernemen.

De intrede van het bachelor-masterstelsel wordt daaromaangegrepen om meer 'commitment', betrokkenheid, tebewerkstelligen. "We mogen best wat meer eisen stellen", zegtrector Gispen. "Een student die zich inschrijft voor een vak moetook aanwezig zijn en actief meedoen. Docenten dienen te zorgen voorstimulerend onderwijs en een goede begeleiding. De cultuur vanvrijblijvendheid moet verdwijnen."

Studentenpanels

'Socialisatie' was een van de speerpunten waarmee de opleidingBestuurs- en Organisatiewetenschap (B&O) vorig jaar van startging. "Wij werken met kleine leergroepen die relatief veelcontacturen hebben", vertelt Annie Tummers, studieadviseur. "Er isbovendien bewust gekozen voor een open-deurenbeleid. Studentenmoeten op elk moment bij docenten terecht kunnen."

B&O probeert het contact tussen docenten en studenten ook opandere manieren te bevorderen. Zo zijn er studentenpanels die opinformele wijze klachten of opmerkingen kenbaar kunnen maken aanmedewerkers. Verder wordt de aanwezigheid van docenten bijintroductieactiviteiten en borrels van de studieverenigingaangemoedigd. Het bewuste bindingsbeleid heeft op tweedejaarsstudent Lybrich Dubois zijn uitwerking niet gemist. Schaterend: "Ikben misschien wel een extreem voorbeeld, maar als iemand kritiekheeft op B&O zit ik meteen in de hoogste boom. Ik voel me danecht geroepen de opleiding te verdedigen."

Studieadviseur Annie Tummers benadrukt echter dat de werkvormendie binnen B&O worden gehanteerd wellicht de grootstesocialiserende factor zijn. "Wij werken, zoals wij dat noemen,competentiegericht en taakgestuurd. Studenten schrijven hier papersen houden presentaties of doen rollenspelen. Dat zijn ook detoetsingsmomenten. Vaak moet er ook worden samengewerkt. Hier kunje niet vijf weken wachten om dan in twee dagen je tentamenstof inje hoofd te stampen. Kom je een keer niet dan lig je meteenachter."

Volgens docent dr. Gerrit Hagelstein is daarbij ook van belangdat de leergroepbegeleiders jonge mensen zijn die dichtbij debelevingswereld van de studenten staan. "De meeste docenten hebbenook werkzaamheden buiten de universiteit. Daaraan ontlenen zij vaakenthousiasme dat in hun onderwijs terugkomt. Ze willen niet kennisspuien, maar samen met studenten tot antwoorden komen. Diewerkwijze vergt overigens wel veel meer tijd en inspanning van eendocent."

No-showers

De opleiding Bestuurs- & Organisatiewetenschap verkeertnatuurlijk in de ideale laboratoriumsituatie. Een nieuwe opleidingheeft veel geld. Er is een numerus fixus van negentig studenten. Ener is het prachtige, weliswaar nog enigszins in de steigersstaande, eigen gebouw nabij het Ledig Erf. Desondanks werkte desocialisatiegedachte niet helemaal vanzelf. Vorig jaar moest deB&O-leiding een aanwezigheidsplicht voor het eerste jaarinstellen. Een maatregel die noodzakelijk was om notoire'no-showers' aan te pakken. Studente Annet Pietersma had geenproblemen met de dwangmaatregel. "Als mensen niet komen dan hebbenze niet alleen zichzelf daarmee. Ze schoppen ook het hele programmain de war. Dit was goed om de rotte appels ertussenuit te pikken.Dat blijkt nu ook in het tweede jaar. Iedereen komt uitzichzelf."

Onderwijsdirecteur Ippel van de Rechtenfaculteit is veel minderte benijden dan de B&O-mensen. Hij vecht tegen het imago vanrechten als een massastudie met ongedisciplineerde studenten. "Datonze studenten lui zijn is een karikatuur, maar het is wel zo datmet het huidige onderwijsmodel studenten onvoldoende wordengeprikkeld om zelf actief te zijn en op onderzoek uit te gaan."

Tijdens een conferentie twee jaar geleden ergens op de UtrechtseHeuvelrug werd er aanzet gegeven voor een 'wind of change' door dejuridische faculteit. In de nieuwe bachelor-masterstructuur moet derechtenopleiding er heel anders uit gaan zien. De rechtenstudiemoet in de bachelorfase academischer, minder gericht op detraditionele togaberoepen. En voor de concrete invulling van hetonderwijs is klaarblijkelijk goed naar de ideeen achter deopleiding B&O gekeken. Ippel: "We willen af van de reekshoorcolleges met een afsluitend tentamen in De Uithof of deVechtsebanen. In plaats daarvan moet er kleinschalig en activerendonderwijs komen met meerdere toetsvormen en toetsmomenten."

Onder het motto 'inschrijven=meedoen=halen' wil derechtenfaculteit duidelijk maken dat er meer gevraagd gaat wordenvan studenten. "Maar dat mag ook wel", meent Ippel. "Uit enquetesblijkt dat een rechtenstudent nu twintig uur per week aan zijnstudie besteedt. Dat disciplineaspect vind ik overigens niet zobelangrijk. Ik ben ervan overtuigd dat meer inspanning ook meerbevrediging oplevert. Dat zullen studenten vanzelf merken.Misschien is dan nog wel het belangrijkste: onderwijs moet leuker,meer lol, worden."

Cultuuromslag

Mooie woorden maar geen sinecure voor een opleiding met ruimvierduizend studenten die gehuisvest zijn in deels slechtonderhouden stadspanden. Kleinschaliger onderwijs vraagt omonderwijsruimte die er niet is en om docenten die er niet zijn. Inde faculteitsraad liet decaan Dorresteijn onlangs weten 13onderwijs-fte tekort te komen. Volgens onderwijsdirecteur Ippel iser bovendien een ander soort docent gewenst. "Onze docenten moetengestimuleerd worden tot meer persoonlijk contact met studenten.Daar moeten zij dus in bijgeschoold worden. Dat zal niet eenvoudigzijn, maar bij veel docenten merk ik dat ze graag mee willen werkenaan zo'n nieuwe benadering."

Gerrit Hagelstein betwijfelt of er bij de staf van derechtenfaculteit voldoende veranderingspotentieel aanwezig is. "Ikdenk dat er te weinig enthousiasme is om onderwijs prioriteit tegeven. Een geluk bij een ongeluk is dat de faculteit met deinvoering van het bachelor-masterstelsel een drukmiddel in handenheeft. Als er nu niets gebeurt dan zal er slechts achteruit wordengeroeid." Onderwijsdirecteur Ippel is realist. "Ik weet ook wel datonze wensen niet binnen een jaar gerealiseerd kunnen worden, maarwanneer je het over commitment hebt is die cultuuromslag vanstudenten en docenten van groot belang."

In enkele krantenberichten werd vermeld dat de UniversiteitUtrecht met harde hand het commitment van studenten en docentenerin wilde slaan. Studenten zouden een leercontract voorgeschoteldkrijgen, er zouden geen herkansingsmogelijkheden worden geboden endocenten wier deur niet open stond zouden getrakteerd worden op eenfunctioneringsgesprek. "Onzin", zegt rector Gispen. "Voor veelcolleges zal er inderdaad een soort aanwezigheidsplicht komen. Maardat is niets nieuws. Het is ook absoluut niet zo dat wijpolitieagentje willen spelen. Het commitment van studenten endocenten moet vooral door positieve maatregelen tot stand wordengebracht. We willen iets teweegbrengen van: dat college en diedocent is leuk joh, daar moet je bij zijn."

Meer contacturen, meer in groepjes, meer met opdrachten, meerbegeleiding van de docent, meer toetsen; is dat niet schools? Waaris de academische vrijheid? Dergelijke opmerkingen vallen bijB&O studente Annet Pietersma in ieder geval in verkeerde aarde."De studenten die dat zeggen zijn dezelfde die met de handen in hethaar zitten als ze een opdracht krijgen om iets te gaan uitzoeken.Die willen meer uitleg en begeleiding. Als ergens academisch wordtgewerkt dan is het wel bij ons."

Xander Bronkhorst

Formatiedansen is topsport

Sjors Berns en Lars Jan Stooker zijn formatiedansers.Hoewel ze door het Nederlands Olympisch Comite erkend worden alstopsporters, komen ze zelden iemand tegen die er net zo over denkt.Terwijl ze toch wekelijks heel veel uren maken op dedansvloer.

"Waarom denkt iedereen dat handboogschieten topsport is endansen niet. Terwijl dansen veel intensiever is. Onze band duurtzes minuten en al die tijd moet je bewegen en geconcentreerdblijven." Hier klinkt de frustratie van formatiedanser Lars JanStooker. Stooker 23 jaar, bijna afgestudeerd leraar Aardrijkskundeen eerstejaars Sociale Geografie, stopt al jarenlang al zijn vrijetijd in zijn sport en met succes.

Als ze een wedstrijd hebben gezien, zijn ze volgens Stooker pasovertuigd. "Dan is het: 'Goh dat was zwaar'." Maar de meesteNederlanders hebben zelden formatiedansers aan het werk gezien.Sterker nog: de meeste mensen hebben geen flauw idee watformatiedansen inhoudt. "Het is net als synchroon zwemmen", zegtStooker, "maar dan met acht paren op de dansvloer". Een formatiebestaat uit acht paren die precies tegelijk hun pasjes maken. Eenjury beoordeelt de prestatie en het team met de hoogste cijfersgaat met de hoofdprijs naar huis.

Stooker en eerstejaars economie Sjors Berns maken deel uit vaneen uiterst succesvol team, het Vida Latin Team uit Zevenaar. Doorhet aantal uren dat ze erin stoppen en de resultaten die ze boeken,vinden ze zelf wel degelijk dat ze het predikaat topsporterverdienen. Ze staan gelukkig niet alleen. Dansen staat op het punteen Olympische Sport te worden en het NOC*NSF heeft de beidedansers al beloond met de B-status. Dat betekent naast een kleinefinancile ondersteuning ook de mogelijkheid om van de medische entechnische faciliteiten van de sportkoepel gebruik te maken.

De formatie van Berns en Stooker is al vier keer Nederlandskampioen geweest en eindigde zowel bij de laatste Europese als deWereldkampioenschappen bij de eerste tien. Een van de weinigeandere grote wedstrijden, het Beneluxkampioenschap, ging verloren.Daar ging hun grote concurrent een dansschool uit Hoorn met de eerstrijken. Binnenkort kunnen de dansers uit Zevenaar hun revanchehalen tijdens de Nederlandse kampioenschappen.

Die kampioenschappen vinden in oktober plaats in Den Bosch. Inde aanloop naar zo'n groot toernooi wordt het toch al stevigeaantal trainingen nog verder opgevoerd. De paren zijn dan iederweekend en twee avonden per week samen op de trainingsvloer tevinden. Verder volgt ieder paar nog zo'n drie uur per weekafzonderlijke trainingen.

"Veel uren maken op de vloer is de enige manier om beter teworden, zegt Berns. Tijdens de trainingen worden de passen enbewegingen eindeloos herhaald. "Als we allemaal drie keer tegelijkons hoofd en onze handen moeten bewegen, oefenen dat we twintigkeer totdat iedereen tot op de tel gelijk beweegt. Dat is heelmoeilijk, omdat we allemaal mensen zijn en allemaal fouten maken.Als iedereen drie foutjes maakt, gaat het 48 keer mis. Op datmoment moet je even robotten met soepele heupen."

Meiden

Ondanks al die trainingsuren en de vele nationale titels zijn zerealistisch over hun mogelijkheden. "We zijn geen wereldtop en datzullen we ook nooit worden". Dansen is namelijk een soort voetbal.Iedereen doet vrolijk mee en de Duitsers winnen alle wedstrijden.Het maximale voor de ploeg uit Zevenaar is naast de nationale titeleen finaleplaats bij een EK of WK. En zo'n finaleplaats is weerafhankelijk van de jury. Net als in iedere andere jurysport is hetthuisland altijd in het voordeel. De twee dansers kijken dan ookvol verwachting uit naar de Europese kampioenschappen die volgendjaar in Nederland worden gehouden.

Stooker schat dat hun team gelijkwaardig is aan het vijfde vanDuitsland. Zoals een voetballer soms naar Barcelona mag, is hethoogst haalbare in de danswereld een overstap naar een Duits team.Maar dat zit er voor Stooker en Berns niet in. Van dansschool Vidaheeft tot nu toe een danser de stap naar de wereldtop kunnen maken."Dat was uniek. Die jongen had zoveel talent." Transfers komen nietvoor in de danswereld. Hoewel de Duitse toppers eigenlijk profszijn die dagelijks op de dansvloer staan.

"Ik heb ook gevoetbald", antwoordt Stooker op de vraag waaromhij geen andere sport is gaan doen. Hij ging op dansles toen hijveertien was omdat "alle mooie meiden op dansles gingen". Verder ishet niet anders dan bij een 'normale' sport. "Je traint. Je bentergens goed in en je gaat door. Dan kom je in een team envervolgens in het eerste team en je blijft gewoon plakken, want hetis hartstikke gezellig."

Al die trainingsuren staan ze met dezelfde partner door op dedansvloer. De man leidt. Althans dat moet zo lijken. "De heer maaktde formation. De man laat merken dat de vrouw bijvoorbeeld naarachteren moet. Maar zij weet dat allemaal al. Dat is urenlanggetraind. De dames maken de show; die draaien bijvoorbeeld heelveel. Als ze in een keer stoppen, moeten wij wel weer zorgen dat zekunnen stoppen." De jury en het publiek moeten natuurlijk ookverleid worden door de romantische uitstraling van het team. "Datis allemaal faade", zegt Stooker. "Er zijn wel stelletjes binnenhet team, maar de meeste doen gewoon alsof. Dat is puurprofessioneel. Het is je danspartner, niet je vriendin."

Jurgen Swart

Het Nederlands Kampioenschap Formatiedansenvindt op 20 oktober plaats in de Maaspoort in Den Bosch. Kaartenzijn te bestellen via http://www.formatiedansen.nl.

Informatie over het Vida Latin Team is te vindenop http://www.vidalatin.nl.

Boek legt Nederlandse muziekgeschiedenis bloot: Zingen over de mestvaalt

Boek legt Nederlandse muziekgeschiedenis bloot: Zingen over demestvaalt


De geheimtaal van musicologen

Louis Grijp is hoofdredacteur van het boek. "Muziekis niet een activiteit vanuit een getto die niets te maken heeftmet de rest van de wereld, het staat er juist middenin", aldus debijzonder hoogleraar Nederlandse liedcultuur.

"Het probleem met musicologen is dat we een soort geheimtaalbezigen, zijnde het notenschrift, en een heel apparaat aanbegrippen zoals fuga en dominant-septiem akkoord, alleenbegrijpelijk als je jaren pianoles achter de rug hebt of een studiemuziekleer. Veel boeken over muziek richten zich dan ook opvakgenoten, want de gemiddelde lezer haakt af als hij een notenbalkziet", zegt Louis Grijp. In het boek is niets te vinden vanvaktechnische abacadabra, aldus de hoofdredacteur van het boek. "Wewilden ons ook richten op het brede prubliek voor wie muziek nieteen vak is of een passie."

Het lijvige werk biedt daarom een veel breder cultuurhistorischkader, waarin de muzikale ontwikkelingen in de Nederlanden hunplaats krijgen. Want, zo meent de bevlogen hoofdredacteur: "Muziekis niet een activiteit vanuit een getto die niets te maken heeftmet de rest van de wereld, het staat er juist middenin. Vandaar dathet boek ook aanknopingspunten heeft met allerlei andere aspectenvan de cultuur en met de geschiedenis."

2 Unlimited

Het was alweer vijftig jaar geleden dat een boek verscheen overdit onderwerp, en dat ging vooral over de Vlaamse muziek. Juistomdat er de laatste jaren zo veel aandacht is voor muziek van eigenbodem, leek dit een prima moment voor een nieuw overzicht, aldusGrijp: "Er is veel belangstelling voor Nederlandse popmuziek en ookin de klassieke muziek is de roep om meer vaderlandse muziek op hetrepertoire. De directies van orkesten wilden daar altijd maarmondjesmaat aan, de klacht was dat er te weinig publiek op af kwam.Maar daar begint verandering in te komen. Er is steeds meer toeloopbij concerten met Nederlandse muziek en er komen meer cd'suit."

De vorm van het boek is een beproefde formule die andereredacties al eerder toepasten bij vergelijkbare publicaties overtheater-en literatuurgeschiedenis. Ieder hoofdstuk begint met debeschrijving van een voorval dat op de een of andere maniertoepasselijk is voor het onderwerp en het tijdperk dat aan de ordeis. Zo dompelt hoofdstuk drie de lezer onder in de repetities vooreen paasspel op 25 maart 1201 in de Maastrichtse Onze LieveVrouwekerk, waarbij de verschillende Maria's - mannen die met wittehoofdkappen de vrouwenrol speelden - en beschrijft hoofdstuk 125het boegeroep waarmee de gladde dance-act '2 Unlimited' op 7januari 1995 in Groningen de BV Pop Prijs in ontvangst magnemen.

Resultaat van dit recept is een bonte verzameling hoofdstukkendie op chronologische volgorde, al naar gelang het schrijftalentvan de betreffend auteur, de lezer ongemerkt een verhaal intrekkendat van het bijzondere naar het algemene leidt. Zo gaat het stukdat aanvangt in de Onze Lievevrouwenkerk over liturgische spelen enhet 2 Unlimited-fragment over de house in de jaren negentig.

Honderd en een wetenschappers van diverse disciplines verleendenhun medewerking aan het boek, en het zou misschien een samengeraaptzootje zijn geworden als niet een aantal algemenere artikelen opregelmatige afstanden waren ingelast, die een globale schets gevenvan de situatie in de Nederlander in die periode. Grijp: "Op rondejaartallen hebben we die stukjes ingelast die vertellen wat er opdat moment in de geschiedenis aan de hand is: hebben we eenkoninkrijk of republiek, speelt de Tachtigjarige Oorlog, wat is eraan de hand op Europees muziekgebied en hoe verhoudt de Nederlandsemuziek zich daartoe. De muziekgeschiedenis in een notendop."

Smartlapzanger

Het historische werk beperkt zich bewust niet tot de klassiekekunstmuziek, maar gaat ook diep in op volksere en populairemuzikale uitingen. Met verrassende resultaten, meldt de hoogleraar:"Terugrekenend naar het verleden vroegen we ons af, wat was depopmuziek van de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Datbleek de liedjescultuur te zijn. Er verschenen in die tijdliedboeken met prachtige gravures van jonge mensen in hippe kledij,boekjes die zich richtten op de jonge mensen. Zij vermaakten zichniet door hogere kunst te consumeren, maar door fijn zelf tezingen."

En juist die liedcultuur, toen en nu, is Grijps specialiteit. Inzekere zin is er door de eeuwen weinig daaraan veranderd, stelthij: "Het gaat vaak over de liefde, het liedje niet erg lang, heefteen paar coupletten afgewisseld met een refreintje, en iedereen kanhet zo meezingen." Zijn cursus hierover die begin volgend jaar vanstart gaat heet dan ook niet voor niets 'Van Hadewijch tot Hazes':er is blijkbaar een lijn te trekken van de middeleeuwse mystica enschrijfster naar de hedendaagse smartlapzanger.

De Nederlandstalige hedendaagse muziek vind de academicus, dietevens uitvoerend musicus is, dan ook veel interessanter danallerlei muziek in het Engels, en hij ziet dan ook met plezier dater steeds meer songteksten in eigen taal verschijnen. Dieontwikkeling is begonnen met de immense populariteit van Doe Maarbegin jaren tachtig, en heeft zich sindsdien met pieken en dalenvoortgezet.

De populariteit van muziek in het eigen dialect vloeit daaruitvoort, en is volgens hem een reactie op de mondialisering: "Dewereld wordt steeds kleiner. Een logische tegenbeweging is danjuist de behoefte aan iets eigens, iets lokaals. Niemand inNederland spreekt meer alleen dialect, en toch zingen steeds meerbandjes in regionale tongval. Achterhoekers, Drenthenaren, Zeeuwenof Limburgers, ze willen niet meer zingen over de stranden vanCalifornie, maar ook over de mestvaalt achter de boerderij. Hetresultaat is veel interessanter. Over die nabije dingen hebben zeveel oorspronkelijker gedachten, dan over de zaken die ze napratenvan Amerikaanse teksten."

Hoewel dit soort onderwerpen een breed publiek zeker zalaanspreken, is er ook voor de muziekkenners en musicologen veelbelangwekkends te vinden in de nieuwe publicatie, laat Grijp nietna te benadrukken: "Voor vakmensen staat er een hoop in dat nieuwvoor ze is." De leek zal het wellicht koud laten, maar deontdekking dat Hadewych de liederen van de Limburgse dichterHendrik van Veldeken kende en erdoor genspireerd is, is toch heuseen vermeldenswaardig feit.

De vakidioten die mopperen over het ontbreken van notenschriftin de publicatie, neemt de hoogleraar de wind bij voorbaat uit dezeilen. De notenbalken die het boek niet haalden zijn op een cd-romterechtgekomen die bij het boek hoort. Daar kan kenner en onwetendeop muziekgebied mee uit de voeten, want terwijl het notenschrift ophet scherm voorbij komt speelt de betreffende muziek en geeft hetprogramma aan welke noten er op dat moment klinken: "Zo kunnenzelfs mensen die geen noten kunnen lezen helemaal begrijpen wat ergebeurt." Zo heeft de multimediale techniek eindelijk het probleemopgelost van de geheimtaal van de musicologie.


Prikkeldraad voor de oren

Emile Wennekes kan beschouwd worden als een wareambassadeur van de Nederlandse muziek. "Zoveel van wat aan deuniversiteit over onze muziek wordt geschreven, blijft hangen inscriptietjes in de universiteitsbibliotheek. Ik zou best bijCatherine Keijl willen zitten", aldus de bijzonder hoogleraarNederlandse muziek sinds 1600.

De tweedejaars musicologie reageren regelmatig schouderophalendop het onderwerp van de cursus Nederlandse muziekgeschiedenis diehij nu voor de tweede maal geeft. "Vaak komt het tot stevigeplenaire discussies. Die studenten komen als ze muziekwetenschapgaan studeren voor Mozart of Bach, en in plaats daarvan confronteerik ze met Graaf en Huygens. Wat is dat voor slechte muziek, zeggenze."

Emile Wennekes kan ze niet helemaal ongelijk geven: er zijnnauwelijks Nederlandse componisten die in de schaduw kunnen staanvan de grote componisten: van de ouderen kun je alleen de vroegzeventiende eeuwse Deventer componist Sweelinck, die zelfs Bachheeft benvloed, met enig fatsoen in dit rijtje scharen.

Te laten zien dat muziek van Nederlandse oorsprong toch demoeite waard kan zijn, is zijn missie. Niet alleen zijn studentenwil hij daarvan doordringen: ook de buitenwereld moet om. "Zoveelvan wat aan de universiteit over onze muziek wordt geschreven,blijft hangen in scriptietjes in de universiteitsbibliotheek. Datis zo verschrikkelijk jammer."

In zijn oratie ontpopte de musicoloog zich onlangs als een wareambassadeur van de Nederlandse muziek. Niet alleen de deskundigemoet zich meer gaan verdiepen in het verschijnsel, ook voor demuziekliefhebber moet het uiteindelijk net zo vanzelfsprekendworden een cd op te zetten van een vaderlands componist als eentjemet muziek van Russische of Duitse makelij, en buitenlandseorkesten moeten de muziek op hun repertoire gaan zetten.

Strijkkwartetten

Als iemand al deze verandering kan bewerkstelligen, is datWennekes. Voor hem geen wetenschappelijke ivoren toren: alsvoormalig muziekrecensent, medewerker van radioprogramma's enartistiek adviseur bij MuziekGroep Nederland, een instituut dat deNederlandse muziek promoot en uitgeeft, staat hij met beide benenin de muziekpraktijk.

De komende jaren doet de wetenschapper grootschalig onderzoeknaar Nederlandse strijkkwartetten. Door de eeuwen heen was dit eenbijzonder populair genre in de Lage Landen, met als resultaat eengigantisch aantal muziekstukken. "De afgelopen 250 jaar moeten ervierhonderd tot duizend van dat soort composities zijn gemaakt.Daarvan worden er misschien tien heel af en toe gespeeld, de restkent zelfs de echte muziekkenner niet. Die stukken wil ik uit dearchieven boven water halen, en daar zitten prachtigestrijkkwartetten bij van componisten waar niemand ooit van heeftgehoord." En het blijft niet bij een wetenschappelijkeinventarisatie. Een deel van de opgeviste muziek zal uiteindelijkin de concertzaal , bijvoorbeeld Vredenburg, worden uitgevoerd enop de plaat gezet.

Zijn liefde voor de strijkkwartetten ten spijt, is de hoogleraarde eerste om toe te geven dat de muziek uit de Nederlanden hetzelden haalt bij de grote buitenlandse tradities. Hij moet het dusdeels van andere zaken hebben, legt hij uit: "Ik onderstreep inmijn colleges het interessante van het muziekleven in deNederlanden. De cultuur aan de hoven was ontzettend vitaal, met bijvlagen monarchale ambities. Daar en in de steden werd veelgemusiceerd. Ook de kerk was een muzikaal centrum, ondanks het feitdat er een sterke calvinistische lobby was die de rol van het orgelin de eredienst wilde reduceren. Dat is nooit helemaal gelukt."

Musicologie is in zijn ogen dan ook meer dan technischenotenanalyses: de muziekgeschiedenis verdient een plaats in eenveel bredere historische context: "Gortdroge notenanalyses kan iknatuurlijk ook schrijven, maar het is een achterhaalde visie om datals het belangrijkste te zien. Anno 2001 tellen veel meer aspecten.Ik voel mij soms dan ook meer muziek- of cultuurhistoricus danmusicoloog."

Notenbrei

Die visie weerspiegelt zich ook in het boek over de Nederlandsemuziekgeschiedenis, waarvoor Wennekes de redactie van het deel overde negentiende eeuw op zich nam. Daarnaast stelde hij terillustratie vijf cd's samen met Noord-Nederlandse klassieke muziekdie eveneens onlangs uitkwamen. Want de kunstmuziek, en vooral dievan de laatste eeuw, vergt uitleg, weet hij.

"De kloof tussen de luisteraar en gecomponeerde muziek is steedsgroter geworden, en dat is al begonnen bij Beethoven. Er is steedsmeer afstand genomen van de tonaliteit, waar het oor aan gewendwas. De toon van atonale muziek is voor luisteraars moeilijker tebevatten, het is minder welluidend", aldus de wetenschapper.

Bovendien is muziek nou eenmaal per definitie mindertoegankelijk dat bijvoorbeeld schilderkunst of literatuur: "Eenschilderij, daar kijk je naar en een boek kun je lezen, dat is heeldirect. Maar een muziekpartituur kan niet iedereen lezen - in diezin is muziek de meest hermetische kunstvorm." Daardoor ontstaat deparadoxale situatie dat abstracte schilderkunst inmiddels wel breedis geaccepteerd, terwijl dat voor muziek bij lange na niet hetgeval is.

Zijn ambassadeursfunctie ten spijt, zal hij dan ook niet bijiedereen op de proppen komen met een atonale notenbrei: "Ik zouinderdaad best bij Catherine Keijl willen zitten om de Nederlandsemuziek onder de aandacht te brengen, maar daar zal ik toch beginnenmet wat prettiger muziek. Dan zijn conceptuele atonale compositiestoch iets te veel prikkeldraad voor het oor. Je moet welrealistisch blijven: met bepaalde muziek kun je niet bij iedereenaankomen."

Femke van Zeijl

Vijf studenten gekluisterd voor 'Big Brother', GTST of 'Wielklem & Co': 'Ik word liever gewoon dom'

Vijf studenten gekluisterd voor 'Big Brother', GTST of'Wielklem & Co': 'Ik word liever gewoon dom'

De vrijwilligers:

*Caroline: 24 jaar, student Master InteractiveMultimedia, kijkt het liefst naar muziekzenders als 'The Box' enTMF, 'want dat is lekker relaxed'.

*Fleur: 23 jaar, vijfdejaars Journalistiek, heeft eenvoorkeur voor populaire series als 'Sex & the City' en 'Ally McBeal'.

*Jan: 23 jaar, vijfdejaars Informatica, kijkt voor hetslapengaan graag naar een 'mooie documentaire op Discovery', maaris ook dol op 'Door 't lint'.

*Kasper: 22 jaar, vijfdejaars wiskundestudent, vindt'The Simpsons' erg komisch. Maar speelfilms kijken is zijnfavoriete tijdsbesteding.

*Menno: 23 jaar, Eerstejaars student CKI en Farmacie, deenige man in het gezelschap die elke avond GTST kijkt. Verder'maakt het hem weinig uit'.

We klokken maandagavond 22.00 uur. Zuchtend en steunend zaktCaroline nog verder onderuit op de bank. "Mag ik nu eindelijkclipjes op TMF gaan kijken," vraagt ze jengelend. "Nee, nee, ik wil'Mafia' zien!" schreeuwt Kasper erdoorheen. De andere driestudenten kijken moedeloos om zich heen. Jan steekt maar weer eenseen sigaret op. Een hele avond genieten van de programma's die devaderlandse televisie ons biedt is zwaar, heel zwaar. Maar laten webij het begin beginnen.

Om zeven uur gaat de televisie aan. Caroline zapt directdoelgericht naar 'Big Brother'. "Heeft die transseksueel al vertelddat ze vroeger een man was?" "Ja? O shit. Heb ik het spannendstegesprek weer gemist." Omdat 'Big Brother: The battle' pas sindszaterdag op de tv te zien is, zitten de studenten er nog niet echtin. "Hmm", zegt Menno kritisch, "veel boeren in dat huis, zeg."Caroline en Fleur denken dat ze 'Big Brother' wel blijven volgen."Het is leuk om commentaar te geven op de bewoners", zegt Caroline."Naarmate je het langer kijkt, wordt het ook steeds leuker", voegtMenno toe.

Kasper en Jan hebben geen uitgesproken mening over 'BigBrother', maar wel over het volgende programma dat Caroline aanzet."O nee, dit vind ik echt te stom," zegt Kasper misprijzend wanneerde begintune van 'Onderweg naar Morgen' door de kamer galmt.Caroline houdt de afstandsbediening echter krampachtig in haarhanden, niet van plan die los te laten voor haar favoriete soap isafgelopen. "Ik kijk deze soap altijd. Lekker ontspannen tijdens heteten." Jan weigert naar de soap te kijken, of eigenlijk naar soapsin het algemeen: "Ik word liever gewoon dom."

Helaas voor Jan volgt er om acht uur ng een soap. Hij probeertde televisie op 'Mad About You' te krijgen. "Helen Hunt is echtheel grappig", roept hij tevergeefs. Menno reageert verontwaardigd:"Grappig? Ze spelen al tien jaar een pasgetrouwd stel! Dat is nutoch zeker niet meer grappig." Fleur en Menno willen toch 'GoedeTijden, Slechte Tijden' zien, want 'dat kijken ze altijd'. Menno isde soap gaan kijken omdat Fleur het kijkt, Fleur is een kijker vanhet eerste uur.

Lachen

Kasper grijpt na de kommer en kwel in soapland snel naar deafstandbediening en zapt naar BNN. Daar is het programma 'Je zal 'tmaar hebben' met als onderwerp 'haarproblemen' net begonnen. "Wateen lullig programma," concludeert hij na een minuut of tien."Eerst doen ze heel serieus over dat probleem en nu zeiken zemensen met overbeharing helemaal af." Jan vindt de behaarde vrouw,in bezit van baard en snor, vooral 'smerig'. "Weg ermee!"

Gelukkig kan het afgezet worden, want 'Friends' begint. "Ditwordt lachen", verkneukelt Jan zich. Ook Kasper en Caroline zijntrouwe kijkers van de comedyserie. Wanneer Fleur zegt dat ze'Friends' helemaal niet zo leuk vindt, kijkt Caroline haar verbaasdaan. "Wat? Hoe kan dat nou? Het s gewoon heel erg grappig. Jammergenoeg vinden zelfs de fans de uitgezonden aflevering nietgeweldig. "Ik had mijn verwachtingen te hoog gesteld", zegt Janteleurgesteld. "Daardoor kon het eigenlijk alleen maartegenvallen."

De avond vordert al aardig en de studenten hebben tot nu toealleen maar naar 'licht entertainment' gekeken. "Ik kijk normaalaltijd naar het journaal om acht uur", zegt Caroline verdedigend."Nee, ik niet", zegt Kasper. "Op televisie kijk ik meestal naarleuke dingen, niet naar het nieuws. Behalve net na de ramp inAmerika. Toen heb ik veel CNN gekeken." Fleur kijkt wel eens naarhet 'Hart van Nederland', maar alleen als er echt niets anders is.Jan zweert bij de documentaires op Discovery. "Die vallen tochzeker niet onder de noemer 'licht entertainment'?"

Na een kwartiertje zappen blijven de kritische kijkers hangen op'Wielklem & Co'. Deze reality-docu is goed voor veelopmerkingen. "Shit, de overheid is echt achterlijk", roept Menno."Die politieagenten, die ene is trouwens echt een pot, kunnen dielui toch gewoon een bekeuring geven als ze naast hun auto staan?Nee, ze moeten zo nodig nog een wielklem bevestigen ook." Doordater veel kritiek te geven is, blijft het programma relatief langaanstaan. "Eigenlijk vind ik dat reality-gedoe helemaal niks",beweert Kasper, "maar dit programma is wel lachen."

Nachtclub

Omdat er verder niets interessants is, wordt 'Barend & vanDorp' aangezet. "Het gaat weer eens over Amerika", verzucht Kasper.Ook de anderen hebben geen zin in nog meer eindeloze theorieen enmogelijke verklaringen van de terreuracties. Op naar V8, waar 'Hotweekend' op het programma staat. Een programma over het wildeuitgaansleven in New York. "Ze kunnen het toch niet maken om nuiets over feesten in New York uit te zenden?", roept Caroline."Waarom niet", antwoordt Kasper droog. "Het enige wat we zien is debinnenkant van een nachtclub."

De studenten zijn het overigens met elkaar eens dat V8 een zeerslechte zender is. "Er worden voornamelijk herhalingen van oudeseries en films uitgezonden", zegt Fleur. "En die films en serieszijn nog slecht ook." Caroline zit ondertussen onrustig teschuifelen op de bank: ze wil naar huis. Maar Kasper, die ook debus moet hebben, wil nog een stukje van 'Door 't lint' zien. "Datis een lekker lomp programma."

En hij wordt niet teleurgesteld, want de vertoonde uitzending isuitzonderlijk grof. We zien een totaal geflipte tiener, die samenmet zijn vrienden het complete appartement veranderd in eenvuilnisbelt. Vervolgens proberen ze de vrouw van de receptie ervante overtuigen dat er is ingebroken. Jan ligt dubbel van het lachenop de bank. "Dit is 'Door 't lint' op zn best! Geweldig!" Ook Fleurzit genoeglijk te lachen. "Dit is eigenlijk het leukste programmawat ik vanavond heb gezien."

Kunnen we hieruit concluderen dat dit het soort programma's zijnwaar studenten graag naar kijken? Niet allemaal, want Caroline wilnog steeds naar huis. De rest van de proefpersonen bekijkt dekotsende, dronken jongeren vol aandacht en afgrijzen. Feit is datuit het NIPO onderzoek is gebleken dat studenten het liefst naar'luchtig vermaak van het ergste soort' kijken. Onze proefpersonenzijn daarop geen uitzondering. Zij genieten nog het meest vandronken jongeren die hun vakantieverblijf eens flink onder handennemen. De hedendaagse student afgestompt? Hoe bedoel je?

Fleur Baxmeier

De voet als onderschat probleemgebied

'Ik heb toch zon vreselijke pijn aan mijn voeten, dokter. Ik heber al jaren last van en niemand die er iets aan kan doen.' Dezeklacht van een van zijn patienten was voor Kees Gorter ruim zesjaar geleden een eye-opener. "Ik besefte opeens dat ik geen ideehad wat ik kon doen om haar te helpen", zegt de 51-jarige arts inhet proefschrift 'Common foot problems' waarop hij deze weekpromoveerde. "Op dat moment kwam bij mij het idee op voor ditonderzoek."

Hoofddoel van dat onderzoek was om meer inzicht te krijgen in deernst van het probleem en in de manier waarop huisartsen ermeeomgaan. Uit een onderzoek onder 7200 bejaarden en 4300 volwassenenvan 45 jaar en ouder in Apeldoorn en omgeving constateert Gorterdat twintig procent van hen chronisch last heeft van voetproblemen.In het merendeel van de gevallen gaat het om problemen in devoorvoet. Vrouwen hebben twee maal zoveel klachten als mannen.

Opvallend is dat patienten met voetproblemen hun klachtenweliswaar trouw aan de dokter melden, maar dat die ze vaak nietblijkt te registreren in het medisch dossier. Als de klachten welworden onderzocht, blijken Nederlandse dokters bovendien vaak sterkverschillende diagnoses te stellen. Om zijn collegas te helpentestte Gorter een Nederlandstalige versie van de zogeheten 'FootFunction Index' uit op 5600 bejaarden. Hij adviseert zijn collegasom deze lijst van 23 vragen te gebruiken bij het stellen van dediagnose.

Hoewel er veel verschillende oorzaken zijn voorvoorvoetklachten, hangt het merendeel ervan samen met problemen inbotten, pezen en spieren. Nog onduidelijk is waardoor die problemenveroorzaakt worden. Duidelijk is dat het voettype en erfelijkefactoren een rol spelen, maar ook slecht passende schoenen kunneneen forse nadelige invloed hebben. Het zou dan ook goed zijn alshuisartsen wat meer studie zouden maken van de 'anatomie' van deschoen, zoals Gorter het noemt, zowel voor hun eigen begrip als omhun patienten goed te kunnen adviseren.

EH

Vrede door overleg, respect, naastenliefde en welvaart: 'De grote Jihad is een gevecht met jezelf'

Vrede door overleg, respect, naastenliefde en welvaart: 'Degrote Jihad is een gevecht met jezelf'

Inspiratie

Religie lijkt ook nu weer misbruikt te worden doormachtswellustigen, zegt hoogleraar levende religies en devergelijkende godsdienstwetenschap Ria Kloppenborg. Voor religieuzeverzoening zullen gelovigen zich moeten verdiepen in de eigenpersoonlijke overtuiging: "Wanneer je kijkt naar hunoorspronkelijke inspiratiebronnen dan gaan alle religies uit vanhet principe van naastenliefde. Het doden van de medemens is bijalle geloofsovertuigingen uit den boze. Maar op het moment datreligie in een politieke context wordt geplaatst blijken dergelijkeuitgangspunten er plots niet meer toe te doen.

"Dat soort mechanismen zijn natuurlijk al zo oud als demensheid. De slag om Jericho was ook niet mis. Wat je vaak ziet isdat de tegenstander wordt gedehumaniseerd of gedemoniseerd om dietegenspraak religieuze ethiek versus geweld te legitimeren. Devijanden zijn geen echte mensen, dus die mag je wel doden. Datzagen we bij de nazi's en bijvoorbeeld ook bij de Thaiseboeddhisten voor wie de Cambodjaanse communisten niet meer warendan vee.

"In dat beeld past ook dat religie wordt misbruikt voorpolitieke doelstellingen. Nu zie je weer dat de term Jihad bewustverkeerd wordt genterpreteerd. De 'grote Jihad' staat in deislamitische traditie voor het gevecht met jezelf. De vraag is danjuist: Hoe word ik een beter mens?

"Wanneer we tot religieuze verzoening willen komen dan zullen weop zoek moeten gaan naar zaken die mensen verbinden. En die zittenvooral in de ethiek. We moeten daarom terug naar dieoorspronkelijke inspiratie. Als die ter sprake komt dan herkennenmensen zich opeens in elkaar. Binnen de persoonlijke beleving enervaringen zijn de verschillen klein. Dan is er wel opeens datgevoel van naastenliefde, compassie. medemenselijkheid.

"Dergelijke dialogen worden natuurlijk al eeuwenlang gevoerddoor theologen, maar blijven vaak steken in theoretischebeschouwingen en elitarisme. Alleen in tijden van crises, zoals nu,gaat de massa zich ermee bemoeien en wordt het gesprek aan de basisgevoerd. In Sri Lanka heeft de oorlog tussen Tamils en Singalezeneen dergelijk debat opgeleverd. Religieuze leiders kunnen daarbijduidelijk maken dat de essentie van religie een andere is dan eenlegitimatie van machtsdoelstellingen.

"Interreligieuze bijeenkomsten mogen dan vaak symbolisch zijn;wanneer de persoonlijke ethiek centraal wordt gesteld kunnen ze eenbelangrijke rol spelen bij de totstandkoming van religieuzeverzoening. Her en der zijn al enige aanzetten gegeven. Desamenkomst laatst in de Domkerk was bijvoorbeeld een hele mooie.Maar feit blijft helaas dat religie en macht in de praktijk en ineen historische context vaak moeilijk uit elkaar te trekkenzijn."

Escalatie

Wereldvrede is ver weg, denkt professor Duco Hellema van hetCentrum voor Conflictstudies. Maar als hij toch een scenario moetbedenken om bevolkingsgroepen nader tot elkaar te brengen, dan isdat door de ongelijkheden in de wereld te verminderen en hetterrorisme aan te pakken.

"Als historicus kan ik niet anders dan concluderen dat degewelddadigheden alleen maar zijn toegenomen. De twintigste eeuwwas de meest gewelddadige tot nog toe. Als we vrede willen moet ereen groot aantal problemen en spanningen worden opgelost. Er moetmeer sociale rechtvaardigheid in de wereld komen zodat groepenmensen zich niet meer uitgesloten en achtergesteld voelen. Er moetmeer begrip en uitwisseling tussen culturen en landen komen.Schaarse energiebronnen zoals water moeten eerlijker wordenverdeeld. Daarvoor moeten de rijke landen bereid zijn in televeren. De huidige ontwikkelingshulp komt er nu soms op neer datwat de ene hand geeft, de andere weer terugpakt.

"Om geweld te verminderen moet het moeilijker worden om naar dewapenen te grijpen. Daarom moeten we de wapenproductie en -handel -ook in de westerse wereld - aan banden leggen. Daarnaast zijn ermeer concrete problemen die we best kunnen oplossen. We hoevendaarom niet pessimistisch te zijn. Diplomatiek overleg is van grootbelang. Praten is altijd goed. Het bevordert begrip en respect.Escalatie van problemen kan daarmee worden voorkomen.

"Dat geldt ook voor de huidige situatie. Tegenover de recenteterreuraanslagen past wijze politiek. Amerika heeft het recht om dedaders op te sporen en zich te verweren tegen mogelijke andereterroristische aanvallen. Maar het bestrijden van terreur moet eenzaak van diplomatieke toenadering en van inlichtingen- enveiligheidsdiensten blijven. Militaire escalatie moet wordenvermeden, al mogen de westerse staten niet tot gijzelaar vanterreurgroepen verworden.

"Met politieke en diplomatieke maatregelen kunnen we mindergewelddadige verhoudingen bevorderen, maar wereldvrede is het niet.Als we die al bereiken, zal deze generatie het niet meermeemaken."

Welvaart

Religie is niet de wortel van het kwaad. Economischeongelijkheid wel. Dat zegt Hein Roelfsema, internationaal econoom.Voor hem ligt de sleutel naar wereldvrede in herverdeling van derijkdom. Niet de rijkdom tussen het westen en de derde wereld, maarhet zoeken naar economisch evenwicht n een land. "Economischeongelijkheid geeft voeding aan gevoelens van onvrede die zich uitenin racisme of religieus fundamentalisme.

"Ik ben er absoluut van overtuigd dat als de economischewelvaart beter verdeeld is, er vrede zou zijn. Kijk naar Nederland,hier zijn we zo tolerant omdat onze welvaart zo goed gespreid is.Inkomstenongelijkheid in een land geeft spanningen. Wij zouden dusmeer moeten doen om die inkomstenongelijkheid tegen te gaan. En datkan op verschillende manieren."

"In Islamitische landen is de verdeling van de welvaart vaakvolkomen scheef. Daar zit een groot probleem, want volgens de Islamis iedereen gelijk en dat wordt ook economisch bedoeld.Islamitische partijen, zoals in Indonesie, zijn socialistisch. Ennet als het socialisme zijn er onvrijheidstendensen in de Islam.Wat we kunnen doen is de aspecten van de Islam die gelijkheidbevorderen ondersteunen, maar er tegelijkertijd voor zorgen dat deindividuele vrijheid gehandhaafd blijft.

"Daarbij moeten leiders van Arabische landen die veelal doorwesterse landen worden gesteund, worden overtuigd dat beteresociale zekerheid en meer democratie nodig zijn voor een vreedzamerleven. Belangrijk is dat corruptie, dat vooral voorkomt in dehogere lagen van de samenleving en het leger, wordt aangepakt endat er betere scholing komt.

"We kunnen meer invloed uitoefen op de binnenlandse politiek vandeze landen door aan gegeven ontwikkelingshulp strenge voorwaardente verbinden. Zo moeten we ze vertellen waar ontwikkelingsgeld aanmoet worden uitgeven, ook moeten er bepaalde rechtsregels komen enmoet de bevolking van het land kennisnemen van westerse normen. Datheet neokolonialisme, maar daar ben ik heel erg voor.

"Gevolg van de verschillende maatregelen is dat er eeneconomische ontwikkeling komt waar iedereen baat bij heeft. Waarhet economisch goed gaat in een land, neemt de onvrede tussengroeperingen af en wordt de roep om een democratische regeringgroter. Daarmee neemt de kans op oorlog tussen landen af. Deafgelopen honderd jaar is er tussen twee democratien geen oorloggeweest."

Xander Bronkhorst, Gwenda Knobel