Achtergrond

Schools of education moeten leraarschap opkrikken

Ruim vijfentwintig jaar nadat hij alsnatuurkundedocent in het onderwijs debuteerde, is Theo Wubbels nogsteeds enthousiast over het leraarschap. Dat maakt hem echter nietblind voor de gebrekkige uitstraling waarmee zowel het beroep alsde lerarenopleidingen nu kampen. Nieuwe Schools of education moetener komen, waarin hogescholen, universiteiten, primair en voortgezetonderwijs nauw samenwerken.

De directeur van de Utrechtse universitaire docentenopleidingvan het IVLOS, Theo Wubbels, schreef samen met vijfcollega-directeuren van eerste- en tweedegraads-lerarenopleidingeneen manifest om aandacht te vragen voor de bestaande problematiek."Er stond een rapport op stapel van de Onderwijsraad, het hoogsteadviesorgaan van minister Hermans, over de educatieve infrastrucuuren daarbinnen de herinrichting van de lerarenopleidingen", vertelthij. "Wij wilden dat rapport graag voor zijn en zelf met concreteplannen komen om ons onderwijsaanbod te verbeteren. Zo is ons stuk,dat overigens op persoonlijke titel geschreven is, geboren."

De directeuren vroegen zich af wat anno 2001 een goede positievan de lerarenopleidingen zou zijn, waarbij de kwaliteit van hetonderwijsaanbod uitgangspunt was. Hoewel ze daarbij poogden niet teveel te letten op conjuncturele of andere externe omstandigheden,konden ze niet heen om de huidige marginale positie van veelopleidingen. Het aantal aanmeldingen op de pabos dit jaar is met 16procent gedaald, de tweedegraads-opleidingen lopen steeds verderleeg en de universitaire lerarenopleidingen blijven klein. Wubbels:"Wil je potentiele studenten bereiken, dan moet je deaantrekkelijkheid van het leraarschap en van de opleidingenverbeteren."

Onderwijsmensen

Dat kan volgens de zes opleidingsdirecteuren door het huidigewoud aan lerarenopleidingen te vervangen door een aantal'Schools ofeducation'. Zo moet het mogelijk worden dat studenten eerst eengerichte vakopleiding volgen en vervolgens pas instromen in zon'School of education'. Die leidt onderwijsmensen op maat op. Menkan gewoon onderwijzer op een basisschool worden ofeerste-/tweedegraadsdocent Nederlands, maar daarnaast wordtingespeeld op specifieke wensen van scholen. Nieuwe functies kunnenhet resultaat zijn; Wubbels noemt als voorbeeld docent vmbo ofcordinator natuurwetenschappen voor een grote basisschool.

Binnen de nieuwe opleidingen werken universiteiten enhogescholen samen en zijn daarnaast de afnemers van hun diensten,het primair en voortgezet onderwijs, volwaardige gesprekspartners:zij maken zelfs deel uit van het bestuur. Vraag en aanbod wordendus optimaal op elkaar afgestemd en men profiteert van elkaars'knowhow'. Een deel van de medewerkers van de 'Schools ofeducation' heeft een combifunctie, is dus bijvoorbeeld zowellerarenopleider als onderzoeker of praktijkdocent. Zo bieden zij destudenten een totaalpakket aan ervaring op het terrein vandidactiek, onderzoek en praktijk. Alles bij elkaar moet deze nieuweopzet leiden tot kwalitatief sterke opleidingen, die hetleraarschap aantrekkelijker maken.

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat studenten langer gaanstuderen, aldus Theo Wubbels. De opleidingen duren even lang,alleen wordt het geheel in twee stukken gesplitst: een vakgerichtecomponent en een didactisch deel. "Dat gebeurde al zo op deuniversitaire lerarenopleidingen, maar de huidigebachelor-master-structuur biedt nieuwe mogelijkheden, ook voor hethbo. Het is goed dat studenten gebruik maken van de brede kennis envaardigheden die zij al eerder verworven hebben. Groot voordeelvoor hboers is dat zij niet meer op hun zeventiende een definitievekeuze voor het leraarschap hoeven te maken. Ze zien zichzelf danvaak totaal niet als docent, terwijl ze daar later soms anders overdenken. Deze doelgroep bereik je in onze opzet wel, omdat je dekeus voor het onderwijs uitstelt. Die keus hoeft bovendien nietmeer meteen voor het leven te gelden, omdat iedereen eenvakopleiding achter de rug heeft met veel meer mogelijkheden. Hetlijkt mij heel gezond om het leraarschap niet langer alleen alsroeping te zien."

Kwaliteitsoffensief

Het verschil tussen eerste- en tweedegraders blijft in de nieuwestructuur gewoon bestaan, al zal er zeker sprake zijn vanbenvloeding en samenwerking. Een ontwikkeling die Wubbelstoejuicht. "Als je lerarenopleidingen van hogescholen dichter naarde universiteiten trekt, zal de kwaliteit van de afgeleverdedocenten verbeteren. Kijk naar de pabos nu: wie gaan daarnaar toe?Dat zijn, de goeden niet te na gesproken, gemiddeld genomen dezwakkere havoleerlingen. Die moeten later in hun werk de discussieaangaan met ouders die vaak slimmer zijn en delven dan hetonderspit. Ik vind ik dat we uiteindelijk toe moeten naaruniversitair geschoolde leraren."

Theo Wubbels erkent dat het pleidooi voor 'Schools of education'in eerste instantie bedoeld is om de kwestie rond delerarenopleidingen hoog op de politieke agenda te zetten. Het isnadrukkelijk niet de opzet van de zes directeuren om alles inonderwijsland op zn kop te zetten. Hij licht toe: "Quaorganisatiestructuur kunnen er in de nieuwe opzet straks bestregionale verschillen zitten. Het is ook niet zo dat nu alleopleidingen gelijk helemaal bij elkaar moeten komen te zitten. Ikkan me voorstellen dat er zelfstandige pabos blijven bestaan. Wespelen alleen wel in op een trend die landelijk aan de gang is. Heren der is al sprake van samenwerkingsverbanden of fusies tussenuniversitaire docentenopleidingen en tweedegraads-opleidingen. Inhet kader van de adviesaanvraag van de minister aan deOnderwijsraad, leek het ons goed om daarin als lerarenopleidingenzelf het initiatief te nemen. Dat is wat wij gedaan hebben."

Ook al is het manifest in eerste aanleg een roep om aandacht,Wubbels hoopt wel degelijk op een invoering van de 'Schools ofeducation' binnen 5 jaar. Hij realiseert zich dat er dan nog eenheleboel nader ingevuld en doorgerekend moet worden. "Maar er isecht een kwaliteitsoffensief nodig om het docentschapaanlokkelijker te maken." Daar wil hij graag zijn nek vooruitsteken, want ondanks alles vindt hij leraar een mooi beroep."Zelf begon ik als natuurkundedocent in 1973, dat was voor hetberuchte HOS-akkoord, in een totaal andere arbeidsmarkt met meerconcurrentie, maar ook betere perspectieven. Moeilijk dus om tevergelijken met nu, maar ik geloof oprecht dat ik nog steeds voorhet beroep zou durven en willen kiezen."

Annemarie Heuts


Manifest voor 'superopleiding'

*28 juni: onder de kop 'Manifest voor superopleiding' publiceert'Trouw' een stuk van zes directeuren van opleidingsinstituten inhet land, onder wie Theo Wubbels van de lerarenopleiding van hetIVLOS van de Universiteit Utrecht. Hun plan: stop allelerarenopleidingen onder een dak in nieuwe 'Schools of education',maak het mogelijk dat studenten eerst een vakopleiding volgen enricht je in de nieuwe docentenopleidingen vooral op educatie enonderzoek. Betrek de scholen als afnemers bij de opleidingen doorze zeggenschap te geven over de inhoud ervan.

*Half juli: de Onderwijsraad, hoogste adviesorgaan van ministerHermans, publiceert een rapport dat de educatieve infrastructuur inkaart brengt. Ook de raad wil lerarenopleidingen en scholen dichterbij elkaar brengen en acht verbetering van de huidige situatienoodzakelijk, zonder echter met heel concrete voorstellen tekomen.

*Half juli: minister Hermans reageert in de Tweede Kamerpositief op het manifest van Wubbels e.a. en weerspiegelt daarmeehet algemene beeld van reacties in de media (o.a. 'de Volkskrant'en 'Onderwijsblad') en de politiek.

- Kritiek is er incidenteel wel, met name vanuit de pabohoek:Karel Aardse, lid van het college van bestuur van de MarnixAcademie in Utrecht, stelt in 'Trouw' (begin juli) dat de pabosonterecht worden meegezogen in de berichtgeving over geringeaanmeldingen voor hogescholen. Dat gaat volgens hem voorbij aan hetsucces van de huidige pabos. De keuze om leraar te worden hoef jeniet uit te stellen. Duizenden jonge studenten kiezen al heelbewust voor het vak. Aardse gelooft bovendien niet inmonsterinstituten als oplossing voor het lerarentekort.

*Het manifest ligt nu ter bespreking bij de Vereniging vanSchoolleiders (VVO). Bij voldoende draagvlak in den lande isoverleg op grote schaal noodzakelijk om het plan verder uit tewerken.

Vaderlijke adviezen voor de nieuwe lichting

Jan Veldhuis is voorzitter van het College van Bestuur van deUniversiteit Utrecht:

In 1959 ben ik hier in Utrecht geschiedenis gaan studeren. Ikwerd lid van Veritas en in het vierde jaar werd ik praeses. Ikkreeg toen de smaak van besturen te pakken. Op dat moment twijfeldeik of geschiedenis hiervoor wel de juiste studie was en heb ikoverwogen om over te schakelen op rechten. Voor een bestuurlijkvak, zo dacht ik, moet je rechten hebben gestudeerd. Een hoogleraareconomie heeft toen tegen me gezegd: Jongen, maak jij nou maarbraaf je studie geschiedenis af en doe er een aantal vakkeneconomie en staatsrecht bij. Dan komt het allemaal wel goed.

"Ik heb zelf zeven jaar over mijn studie gedaan. Dat kon toennog en paste ook in de sfeer van die tijd. Zo mocht ik mijn eerstegrote tentamen oude geschiedenis pas na Pasen in het tweede jaardoen. De hoogleraar zei: Ga eerst maar eens aan het studentenlevenwennen.

Voordat ik ging studeren zat ik op een seminarie, een opleidingvoor katholiek priester. Ik heb daar mijn gymnasiumdiploma gehaalden nog twee jaar filosofie gestudeerd. Dat ik daarna in Utrechtging studeren was natuurlijk een verademing, zeker na eenkostschool. Maar tegelijkertijd merkte ik dat Utrecht in die tijdnog een vrij ingeslapen stad was. Op zondag rook het naar spruitjesen rode kool.

"Ik heb genoten van mijn studietijd, vooral omdat ik veel tijddoorbracht op de vereniging. We organiseerden van alles: vansymposia tot feesten. Het was een gouden tijd. We dronken sherry,wat nu helemaal uit is. Als ik mijn studententijd vergelijk met dehuidige situatie, dan leefden wij veel soberder. Ik had prachtigestudentenkamers, maar altijd zonder douche: ik ging een keer perweek naar het badhuis. Ik at altijd in de mensa. Tegelijkertijdwaren we in onze opvattingen niet sober.We probeerden ons los tewringen uit het politieke, kerkelijke en morele klimaat van hetbegin van de jaren zestig. Dat maakte het boeiende jaren.

"Mijn studententijd was intiem. We bleven toen vooral binnen eenbepaalde groep. Dat was natuurlijk ook een beperking. Tegenwoordigzijn de verbanden groter, wat enorme mogelijkheden geeft om verderen dieper te gaan. De realiteitszin van de huidige studenten vindik ook veel groter dan in onze tijd. Misschien hebben de studentennu iets te weinig idealen, maar onze idealen werden destijdsingegeven door eigenbelang. We wilden uit bestaande structurenbreken. Tegenwoordig is het voor studenten mogelijk om goederelaties op te bouwen met een veelheid van mensen, ookinternationaal. Dat vind ik benijdenswaardig."

Vaderlijk advies 1: 'Een stevig stuk extra-curriculaireactiviteiten'

"Als ik een vaderlijk advies moet geven aan nieuwe eerstejaars,dan zeg ik uiterst traditioneel: combineer studie en studentenlevenop een evenwichtige manier. Ik behoor niet tot degenen die zeggen:Studeren! studeren! studeren! Ik vind wel dat studenten vlot moetenstuderen, maar dat hoeft wat mij betreft niet per se in vier jaar.In Nederland bestaat de traditie dat de studententijd ook wordtgebruikt voor persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling. Ik vind dateen prima zaak. Je moet niet alleen maar studeren, er zit niemandte wachten op afgestudeerde academici van 22 jaar. Maar rond je25ste klaar zijn, is aan te bevelen, met een stevig stukextra-curriculaire activiteiten. En dan niet teveel bijbaantjes omalleen maar een vrij luxe leven te leiden."


Frans Adelaar, trainer/coach van het eerste elftal van FCUtrecht:

"Een aantal jongens uit onze selectie volgt momenteel eendagdeel per week een opleiding bij Schoevers. Dat vind ikbelangrijk. Een studie geeft de spelers de gelegenheid om even metiets anders bezig te zijn. Ik vind dat de spelers ook na moetendenken over de periode die na het voetballen komt.

"Zelf maakte ik vanaf mijn zeventiende deel uit van de selectievan FC Utrecht. Het moment dat ik bij het eerste elftal van FCUtrecht kwam, was natuurlijk overweldigend. Je maakt voor het eerstmee wat er allemaal komt kijken bij het vak profvoetballer:dagelijks op het veld staan, omgaan met de pers, het publiek, endat is behoorlijk ingrijpend. Dat leidde er toe dat ik te weinigaandacht aan mijn studie besteedde. Ik volgde een studie aan demeao en in mijn examenjaar werd ik basisspeler bij FC Utrecht. Ikwas natuurlijk heel gepassioneerd met voetballen bezig. Dat ik mijnexamen heb gehaald, was eigenlijk een wonder.

"Aanvankelijk heb ik nog overwogen om verder te studeren, maarals je kijkt wat het leven van een profvoetballer van je vergt, danhad ik nooit een dagopleiding kunnen doen. Na twee zware blessuresmoest ik stoppen. Ik ben toen bij een bank gaan werken, waar ikgerichte opleidingen kreeg. Maar het voetbal was toch het enigewaar ik me echt helemaal in kon vinden. Ik besloot daarom op een deopleiding tot trainer/coach te gaan doen. Ik heb zelfs een jaar almijn vrije dagen opgeofferd voor die studie.

"Het is natuurlijk goed gekomen, maar als ik op die momentenachterom keek, dan besefte ik dat ik rond mijn twintigste nog detijd had om een opleiding goed af te ronden, maar dat ik daar toenheel onzorgvuldig mee om ben gesprongen."

Vaderlijk advies 2: 'Start meteen goed'

"Wanneer je me vraagt om een advies, zeg ik: leg meteen eengoede basis voor het verdere verloop van je studie. Als je ergenseen keuze voor hebt gemaakt, start dan gelijk goed en denk niet datje het later wel kunt repareren, want die gemakzucht is velen alnoodlottig geworden. Wat dat betreft loopt dat parallel met hetvoetbal: als de spelersgroep zich richt op een bepaalde competitie,dan moeten we daar met elkaar volledig voor gaan. Als een studentzich het doel stelt om een bepaalde opleiding in een aantal jaar tevoltooien, dan geldt hetzelfde."


Ronald Giphart, schrijver van onder andere 'Ik ook van jou'en 'Ik omhels je met duizend armen':

"Toen ik ging studeren, verwachtte ik alleen maar bevlogenstudenten Nederlands te ontmoeten: mensen die vol enthousiasme veellazen en wars van bestaande conventies hun weg zochten in deliteratuur. Maar dat bleek helemaal niet zo te zijn. Hoewel ik hetstudentenleven zelf prachtig vond, was dat een teleurstelling.Zelfs de studenten die riepen dat ze veel van literatuur hielden,hadden een boekenkastje van niks.

"Het academisch onderwijs was op zich van hoog niveau, maar menhield zich niet met vragen bezig die ik belangrijk vond. Ik moestobjectief bezig zijn met teksten die ik niet goed vond en kreeg hetgevoel dat mijn docenten en medestudenten wetenschappelijke feitenen pure literaire gevoelens met elkaar verwarden. Een werk werdniet bestudeerd om zijn intrinsieke literaire waarde, maar met devraag of een schrijver goed zijn thematiek of karakterontwikkelingwist te onderbouwen."

"Na drie jaar studeren stond ik voor de keuze: word ikwetenschapper of schrijver? Toen ik mijn studie-adviseur verteldedat ik schrijver wilde worden, adviseerde ze mij om me een jaar uitte schrijven en dat jaar te gebruiken om een boek te schrijven. Zezei: Lukt het om in dat jaar een boek te schrijven, dan kom jedaarna terug om je studie af te maken. Lukt het niet, dan heb jehet in ieder geval geprobeerd en dan kun je ook je studie nogafmaken.

"Het was een opmerkelijk advies. Ik werd nachtportier in eenziekenhuis. Ik heb toen moeten leren om eenzaam achter mijncomputer te zitten en uren achter elkaar te schrijven en eindeloosaan teksten te schaven. Ik had me verkeken op de concentratie dienodig was om een roman te schrijven. Uiteindelijk heb iktweeneenhalf jaar nodig gehad, maar dat mijn boek werd uitgegeven,wist ik al na negen maanden. Ik had op dat moment veertigbladzijden van 'Ik ook van jou' geschreven en mijn uitgever zei dathij het zou publiceren als ik op dat niveau doorging."

Vaderlijk advies 3:'Wees eerlijk tegenoverjezelf'

"Het zou natuurlijk potsierlijk zijn als ik als 35-jarige depretentie heb om nieuwe eerstejaars een advies te geven. Maar alsik dan toch een advies moet geven, dan zeg ik: wees eerlijktegenover jezelf. Probeer los te komen van je eigen vooroordelen enleg jezelf niet vast op de geijkte paden. Je moet leren om overjezelf na te denken. Bovendien moet je eerlijk zijn over de dingendie je denkt over jezelf. Waarom vind ik de dingen die ik vind?Waarom zijn mijn vrienden mijn vrienden? Dat soort levensvragenmoet je niet uit de weg gaan. En dan kan ik nog aanraden om boekente lezen. Als er een kunstuiting geschikt is om over jezelf teleren, dan is het wel de literatuur."


Dick Bruna, schrijver en illustrator:

Toen ik op de middelbare school zat, brak de Tweede Wereldoorloguit. Ik deed het gymnasium, maar de laatste jaren van de oorlogwaren de scholen gesloten. Uiteindelijk hebben we van de overheideen jaar cadeau gekregen, zodat ik na de oorlog in de laatste klaskon beginnen. Maar op dat moment hadden veel jongeren het gevoeldat ze eigenlijk wel iets anders wilden dan naar school gaan. Ikben tot december naar school geweest en ik denk dat ik bestgeslaagd zou zijn als ik ermee was doorgegaan, maar toen ben ikgestopt.

"Mijn vader was uitgever en die wilde dat ik hem zou opvolgen inhet bedrijf. Nadat ik gestopt was met school, heeft hij me eerstnaar een uitgeverij in Engeland gestuurd om Engels te leren. Daarnaben ik een jaar naar een uitgeverij in Parijs gegaan. Hoewel deuitgeverij een prettige plek was, bleek ook daar dat het uitgevenniets voor mij was. Dat economische had ik gewoon niet in me.

"In Parijs heb ik me echt volgezogen met alles wat ik zag. Ikliep uren met mijn schetsboek langs de Seine. Ik zag het werk vanberoemde affichetekenaars in de metro en zag voor het eerst hetwerk van mensen als Picasso en Matisse. Het maakte een enormeindruk.

"Mijn vader had ondertussen ook begrepen dat het niks zou wordenals ik hem zou opvolgen in de uitgeverij, maar hij wilde me wel alstekenaar een kans geven. Bij ons thuis kwamen vroeger veelomslagtekenaars, die ontwerpen maakten voor boekomslagen. Dat leekme altijd een fantastisch vak. Ik heb toen zelf geprobeerd om eenomslag te maken en uiteindelijk was de schrijver erg blij met hetresultaat. Na dat eerste succes zei mijn vader: Als je dit dan zonodig moet, probeer dan nog maar eens een paar omslagen te maken.Zo ben ik zonder opleiding aan de gang gegaan.Uiteindelijk heb ikin totaal meer dan tweeduizend omslagen gemaakt. Als ik terugkijkop die periode dan is dat eigenlijk mijn opleiding geweest."

Vaderlijk advies 4:'Ga reizen'

"Als je me vraagt om een advies voor studenten, dan moet ikdenken aan iets dat ik vaak hoor in het cafeetje waar ik elkemorgen een kopje koffie drink. Daar word ik altijd bediend doorstudenten en dan hoor ik vaak van die meisjes of jongens dat ze nahun studie eerst een lange reis willen maken, voordat ze gaanwerken. Dan gaan ze naar Zuid-Amerika of India of waar dan ook, endat vind ik fantastisch. Het is goed om te zien hoe het elders is.Je gaat het leven meer in perspectief zien, je ziet de situatie inNederland in een breder verband. Zelf heb ik dat destijds gedaandoor in Parijs te gaan wonen. Dat studenten nu vaak een grote reismaken na de studie, dat vind ik haast iets dat nog bij het studerenhoort."

Marco van Duyvendijk

Topsporters en toptoeristen in Peking

China kreeg de afgelopen weken de kans om te bewijzendat het land klaar is voor de organisatie van de Olympische Spelenin 2008. In Peking werden de afgelopen twee weken de OlympischeSpelen voor studenten, de Universiade gehouden. Bijna zevenduizendstudenten waren actief in twaalf takken van sport. De Utrechtseafvaardiging nam twee medailles mee naar huis en was bijzonderenthousiast over China en de Chinezen.

Aan Nederland is die Universiade vrijwel onopgemerktvoorbijgegaan. De meeste publiciteit kreeg nog een waterpoloer diezijn hand brak toen hij een provocerende tegenstander een klap gaf.De inwoners van Peking kunnen de studentenspelen echter onmogelijkgemist hebben. Niet alleen is er een gloednieuw Olympisch dorp uitde grond gestampt, maar op de snelwegen werd zelfs permanent eenbaan vrijgehouden voor atletenvervoer.

Ook sportief hadden de Chinezen hun zaakjes goed voor elkaar. Zehadden al hun wereldtoppers opgenomen in een ploeg van 390studenten. Gelukkig hoefden die deelnemers aan het begin van deUniversiade hun collegekaart niet te laten zien. Nederland had 150deelnemers afgevaardigd, waaronder vier 'echte' Utrechtsestudenten.

Voor de Chinese organisatie waren de belangen groot. De grootsteUniversiade uit de geschiedenis was een ideale gelegenheid om telaten zien dat het land de echte Spelen ook aan kan. Het vlekkeloosgeorganiseerde toernooi maakte indruk. De nieuwe IOC-voorzitterJacques Rogge noemde de organisatie 'bijzonder goed'. Ook deUtrechtse atleten waren meer dan tevreden. De ervaren zwemster SuzeValen had nog nooit zo'n grootschalig, goed georganiseerd toernooimeegemaakt. Het Olympisch Dorp, tien gebouwen met 3538 kamers,noemde zij 'bijzonder indrukwekkend en op zich al een toeristischeattractie'.

De Chinezen waren zelfs overdreven behulpzaam, stelde Valen. "Ikraak helemaal verwend. Ze doen alles voor me. Ik zal moeten weerwennen als ik terug ben." Die Chinezen deden er ook alles aan omhet Valen naar de zin te maken. Voor de halve finales van deNederlandse zwemster, waar normaal gesproken niet al te veeltoeschouwers op afkomen, was een groot aantal Chinese vrijwilligersgerekruteerd. Die vrijwilligers maakten er gewapend met trommels envlaggen een hels spektakel van.

Kippenvel

Met haar zus Nienke vormde Suze Valen de hele Nederlandsezwemploeg. De opening waar ruim elfduizend Chinezen aan deelnemen,had echte Olympische allure vond Nienke Valen. Zelf moest ze datgewapend met een videocamera vanaf de tribune bekijken, want dezwemsters liepen niet mee omdat kort na de opening al een wedstrijdwas gepland. Voetbalster Annemieke Griffioen zat om dezelfde redenop de tribune. Zij kreeg kippenvel toen het 'Olympisch' vuurontstoken werd.

Toch was juist Griffioen voor haar vertrek erg nuchter. DeUniversiade was voor haar een gewoon voetbaltoernooi de rest kwamop de tweede plaats. De voetbalsters gingen naar China met eenvrijwel complete Nederlandse selectie. Coach en speelsters zagenhet toernooi vooral als voorbereiding op het naderendekwalificatietoernooi voor het Wereldkampioenschap, waarin deNederlandse vrouwen het nog moeilijk genoeg gaan krijgen.

Het team van Griffioen verloor weliswaar in de voorronde vanNoord-Koreaanse fullprofs. Maar de vrouwen bereikten heelon-Nederlands de finale door het thuisland via strafschoppen uit teschakelen. In de beslissende reeks tegen China miste Griffioen -dieoverigens eerder in het toernooi wel van elf meter had raakgeschoten- wel weer heel Nederlands een penalty, maar de laatsteNederlandse schutter hield het hoofd koel.

Griffioen noemde de finaleplaats tegen Brazilie "een beetjeboven verwachting". Maar ze achtte haar team zeker niet kansloos.In die finale had de Nederlandse ploeg het beste van het spel, maarliet zich ook geheel Nederlands door een counter in de 118e minuuttoch nog naar de tweede plaats verwijzen.

Ook voor zwemster Suze Valen verliep het toernooi bijzondervoorspoedig. Een bronzen medaille en een persoonlijk record op devijftig meter vrije slag leverde haar zelfs de inspiratie op haarenigszins kwakkelende zwemloopbaan met nieuw elan voort te zetten.Voor Nienke Valen was een zesde plaats op de vijftig meterschoolslag de hoogste klassering.

Zevenkampster Karin Ruckstuhl die dit jaar nogal wat blessureskende, bleek op tijd fit om op de zevenkamp een zevende plaats uithet vuur te slepen. In haar opzet om een persoonlijk record tevestigen, slaagde ze niet. Want ook tijdens de wedstrijden inPeking kreeg ze weer last van een blessure. Bij het hoogspringenforceerde ze haar enkel en dat kostte haar met name op deachthonderd meter een flink aantal seconden en een paarplaatsen.

De Universiade was voor de vier Utrechtse studenten ookaantrekkelijk vanwege de locatie. "Peking is een plek waar ikanders nooit zou komen", dacht Ruckstuhl. De voetbalsters haddenvanwege hun successen op het veld niet al te veel tijd vooruitstapjes. Maar Annemieke Griffioen ontdekte buiten hetsportersdorp wel een "hele andere wereld". Ze bezocht deonvermijdelijke Chinese Muur en de graven van Chinese keizers. Nade finale stond er nog een dagje shoppen op het programma voor devoetbalvrouwen.

De zwemsters waren met hun coach, bondscoach Cats,overeengekomen dat ze zich tijdens de wedstrijddagen alstopsporters zouden gedragen. Maar gelukkig was het zwemtoernooiheel snel afgelopen. Zodat er tijd over was voor de Muur, hetZomerpaleis, de Verboden Stad en het plein van de Hemelse Vrede."Na die wedstrijden zijn we ook onder zijn begeleiding op stapgegaan als toptoeristen," vertelt Nienke Valen. 'Wie weet komen wehier nooit meer."

Jurgen Swart

Kritiek op gemeentelijke kamernood-nota: 'De schaarste oplossen, daar gaat het om'

Kritiek op gemeentelijke kamernood-nota: 'De schaarsteoplossen, daar gaat het om'

In de nota getiteld 'Op kamers in Utrecht' inventariseert degemeente de knelpunten op het gebied van jongeren- enstudentenhuisvesting in Utrecht. Het aanbod van particulierekamerverhuur loopt bijvoorbeeld sterk terug. Het huidige tekort van1000 studenteneenheden zal naar schatting nog oplopen tot 1600 in2007, ondanks geplande nieuwbouw op De Uithof en het ingebruiknemenvan voormalig verzorgingshuis Titus Brandsma in Overvecht.

In de nota worden verschillende aanbevelingen gedaan om dekamernood te verminderen. Zo zouden de corporaties woningen dieworden gesloopt tijdelijk moeten verhuren aan studenten. Een van deaanbevelingen die kritisch wordt ontvangen door SSH en SJHU is dathuurders van de SSH-panden na hun afstuderen maximaal 2 jaar in hunkamer mogen blijven wonen. Deze regel, die in Delft al wordttoegepast, moet de doorstroming bevorderen.

Ton Jochems, directeur van de SSH zegt niet zovoor deze regel tezijn. Wanneer iemand na een inschrijving van twee jaar een kamerkrijgt toegewezen in Zeist en na 3,5 jaar eindelijk in eenstadspand terechtkomt kun je ze niet dwingen om daar weer uit tegaan. Het is erg moeilijk om deze regel te handhaven en bovendienmag het niet eens volgens de wet. Er moet gewoon harder gewerktworden aan een alternatief. De voorzitter van de SJHU, Jan Roestzegt vooral problemen te hebben met de negatieve toon van dezeaanbeveling. Het lijkt alsof de afgestudeerden zelf de schuldkrijgen van de woningnood, terwijl er tussen een studentenkamer eneen appartement van 1500 gulden in, niet veel te vinden is. Het kaneen goede stok achter de deur zijn, maar het kan ook onrustveroorzaken die misschien niet nodig is." Het belangrijkste volgensRoest is dat er een reeel alternatief komt voor de pasafgestudeerden.

Roest plaatst ook kanttekeningen bij de zogenaamde 3 voor 1aanbeveling in de nota; het inschrijven bij de SJHU, SSH enWoningnet voor de prijs van een. Op deze manier hoeven de studentenals ze afgestudeerd zijn minder lang te wachten op een woonruimtevia het reguliere circuit en is er een beter doorstroom vanstudentenkamers naar zelfstandige eenheden, denkt de gemeente. Dezesamenvoeging wordt al een tijdje toegepast. Roest van de SJHU: Hetis een prachtig instrument om de schaarste beter te verdelen, maarhet lost de schaarste natuurlijk niet op. Daar gaat het om.

Volgens wethouder M. van Kleef van Ruimtelijke Ordening enWonen, moet er niet te veel van de gemeente verwacht worden. "Wijhebben maar een beperkte invloed, sinds de woningbouwverenigingengeprivatiseerd." De SJHU zet hier vraagtekens bij. Ze kunnen decorporaties toch onder druk zetten om meer te bouwen? De gemeentezou meer impulsen moeten geven om de situatie te verbeteren.

Komend najaar komt de nota ter goedkeuring in de gemeenteraad.Daarna kan het eeuwigdurende gevecht tegen de kamernood in Utrechtopnieuw beginnen.

MF

De eerste kamer

Wethouder Marie-Louise van Kleef:

"In 1980 heb ik een tijdje in onderhuur in een studentenhuis inOudwijk gewoond. Een vriend van mij ging samenwonen, maar wildezijn kamer voor de zekerheid een jaar aanhouden. Ik woonde met zesstudenten in een huis dat regelmatig last had van eenkakkerlakkenplaag. Af en toe gingen we het hele huis door metspuitbussen waarna iedereen het weekeinde bij hun ouders ofgeliefde moest logeren. Wanneer we terugkwamen lag de vloer bezaaidmet dode kakkerlakken. Na ongeveer een half jaar moest ik uit dekamer omdat het samenwonen toch was tegengevallen en de vriend weerterug wilde in zijn oude kamer. Ik heb daarna woonruimte buitenUtrecht gezocht.

Ton Jochems directeur van SSH:

Toen ik 25 jaar geleden ging studeren heb ik me ingeschreven bijde SSH waar ik een wachtijd had van 12 maanden, dat is nu bijna hetdubbele geworden. Waarom ik me heb ingeschreven bij de SSH? Omdatik van mijn vader niet in een huis in een gribusbuurt terecht mochtkomen, zon nette studentenflat was beter. Ik wilde graag op kamersen heb dat toen gedaan. Ik kwam terecht op de IBB maar na ongeveereen half jaar, ben ik snel doorverhuisd naar een stadswoning. Hetwas sowieso in die tijd wel anders, ik heb toen namelijk ook noggekraakt..

Jan Roest voorzitter van de SJHU:

Mijn eerste kamer kreeg ik via de SJHU in 1988, dat was helemaalin Montfoort bij een man in huis. Toen ik na een rit met de bus bijhet huis kwam bleek de man de kamer nodig te hebben voor zijn broerdie net uit huis was gezet. Hij had wel een kamer voor mij aan deJutfaseweg boven een cafe, vlak naast de faculteit. Een primaoplossing. Het was een bijzonder pand. Er was namelijk een kleinkamertje waar steeds andere mensen woonden. Vaak waren hetpsychiatrische patienten of mannen die net uit de gevangeniskwamen, wonderlijke types. Boven mij woonde ook nog een damewaarvan de huisbaas dacht dat ze een beroep uitoefende dat toen nogillegaal was. Voor een jongetje uit de provincie was dat heel waten hoewel ik veel optrok met twee studenten in het huis was ik tochblij dat ik kon verhuizen naar een goedkopere kamer van de SSH inZeist.

Schoonmaak Kruytgebouw verloopt voorspoedig: Asbestprobleem wordt rigoureus aangepakt

Schoonmaak Kruytgebouw verloopt voorspoedig: Asbestprobleemwordt rigoureus aangepakt

Het asbestprobleem kwam twee weken na de brand aan het licht bijeen onderzoek in drie kasten in de westvleugel. In een geval bleekde asbestconcentratie een fractie hoger dan de veilige norm. Bijnadere inspectie van de ruimte werden in het stof en het roetasbestdeeltjes aangetroffen, reden voor het crisisteam om na deafsluiting van de westvleugel van het gebouw ook de kasten in deandere drie vleugels te verzegelen.

Volgens directeur H. Amesz van de faculteit Biologie was al bijeen inventarisatie in 1995 geconstateerd dat de deuren van dekastruimtes halverwege de gangen van het Kruytgebouw voorzien zijnvan een brandwerende asbestlaag. Die was bij de bouw aangebrachtomdat de kasten in eerste aanleg bedoeld waren als extra schachtenvoor de bekabeling van het gebouw. Omdat de schachtruimte nietmeteen voor dat doel nodig was, werden op elke verdieping vloerenin de schacht aangebracht, zodat de daardoor ontstane kasten in detussentijd als opslagruimte konden worden gebruikt.

Toen de asbest in 1995 werd ontdekt, zijn de deuren uit voorzorgmeteen geimpregneerd, stelt Amesz. Maar hij geeft toe dat daarnawellicht wat lichtvaardig is gedacht dat alle gevaar was geweken."In feite hadden die ruimtes daarna niet meer als kastruimtegebruikt mogen worden. En zeker hadden de deuren niet zo maar openmogen blijven staan, zoals vaak gebeurde."

In het overleg over de toekomst van het Kruytgebouw dat ditvoorjaar werd gestart, was al afgesproken om de asbest in degangkasten aan te pakken. Inmiddels heeft het college van bestuurbesloten om dit probleem voorrang te geven. In dat overleg was doorde faculteit Scheikunde aangedrongen op een zo grondige verbouwingdat het gebouw de komende twintig jaar weer aan alle normen zouvoldoen. Volgens Amesz is dat nog steeds de kern van het voorstel,waarover het college van bestuur dit najaar een besluit moet nemen.Maar hij geeft toe dat de brand die besluitvorming onder druk heeftgezet.

"Er is tijdens het overleg in het voorjaar ook even gespeeld metde gedachte aan een heel nieuw laboratoriumgebouw in plaats van hetKruytgebouw. Sloop van dat gebouw is financieel volstrektonhaalbaar, maar wel denkbaar is dat het Kruytgebouw een anderefunctie krijgt, bijvoorbeeld studentenhuisvesting, en dat er eldersin De Uithof een nieuw laboratoriumgebouw voor Scheikunde enBiologie wordt neergezet. In Eindhoven is dat gebeurd met hetlaboratorium van Scheikunde."

Dertig miljoen

Inmiddels is de schoonmaakoperatie van de westvleugel van hetKruytgebouw zo goed als afgerond. Half augustus konden de meestemedewerkers hun eigen ruimtes weer betrekken. Aan het werk kan menechter pas weer als de luchtverversing in het gebouw is uitgetestop de aanwezigheid van roetdeeltjes. Amesz hoopt dat die tests inde eerste week van september kunnen worden uitgevoerd, zodat hetsysteem snel daarna kan worden opgestart. Op alle afdelingen wordtintussen de door een gespecialiseerd bedrijf schoongemaakteapparatuur getest. Daarbij zijn tot nu toe geen grote calamiteitenaan het licht gekomen.

Naar schatting van het crisisteam heeft de brand gezorgd vooreen schadepost van ruim dertig miljoen gulden. Naast de directebrandschade van rond tien miljoen gulden, vormt de vervanging vanzes elektronenmiscroscopen (een kleine negen miljoen) de grootsteschadepost.

Aanvankelijk drongen de verzekeraars aan op schoonmaak, maar totzijn immense opluchting kreeg professor Arie Verkleij al medio julite horen dat hij alle zes microscopen mag vervangen.

De schoonmaak en de geschatte vervolgschade, zoals extraaanstellingen voor gedupeerde promovendi, belopen samen ruim tienmiljoen gulden. De schade wordt vrijwel volledig door deverzekering gedekt.

Naar de oorzaak van de brand die op 28 juni ontstond in eenklimaatkamer van Biologie zal geen onderzoek worden ingesteld.Omdat wordt vermoed dat kortsluiting in de bedrading de oorzaakwas, heeft de TD inmiddels wel opdracht gekregen om de bedrading inalle klimaatkamers van vergelijkbare leeftijd aan een nauwgezetonderzoek te onderwerpen.


Taart

"Weet je wat het ergste was?" Chemicus Cees van Walree kijktquasi bedroefd."Dat we niet gezamenlijk naar de Tour de Francehebben kunnen kijken." De vier aios in kamer W 811 van hetKruytgebouw grinniken. Hun spullen zitten weliswaar nog in dozen enzij kijken nog wat verwezen rond in de net opgeleverde kamer ("zoschoon heb ik het hier nog nooit gezien"), maar de opluchting datzij na ruim anderhalve maand weer terug zijn op hun eigen stek, isvoelbaar.

"Er waren als noodoplossing een paar kamers voor ons vrijgemaaktin een andere vleugel", zegt promovendus Huib Vanochten, "maar alsje met een man of zeven in zon kleine ruimte moet werken, komt erweinig uit je handen. Bovendien krijg je snel irritaties. Heb jenet je spullen op een tafel uitgestald, willen er twee anderen bij.De meesten van ons zijn daarom maar thuis gaan werken of hebben eenpaar weken vakantie genomen. Ik zelf heb voornamelijk zitten lezen,maar dat word je op een gegeven moment ook zat. Ik heb door debrand flink wat tijd verloren en ik ben niet de enige."

Onderzoekgegevens zijn er op de achtste verdieping niet verlorengegaan, meldt cordinator Ed Vlietstra van de sectiefysisch-organische chemie. En de roetschade is inmiddels verholpen."Ons grootste probleem was dat we zes weken niet op de afdelingkonden. Er is dus flink wat tijd verloren gegaan. Ook nu kunnen wetrouwens nog niet aan het werk. Eerst moet de ventilatie wordenuitgetest. Een meevaller dat het vakantie was? Aan de ene kant wel,maar aan de andere kant plan je in zon periode bijzondere projectenen probeer je dingen uit waarvoor je de rest van het jaar geen tijdhebt. Dat is er nu volledig bij ingeschoten."

Inmiddels zijn de medewerkers van West 8 orde op zaken aan hetstellen, soms op heel onverwachte terreinen. "Kom maar eens mee degang op", zegt Van Walree. Hoe dichter we het balkon naderen, deste penetranter wordt een geur van bederf. "Hier stond onzekoelkast", legt de chemicus uit. "Toen we terugkwamen, ontdekten wedat er een verjaardagstaart in was blijven staan. En dat terwijl destroom er zes weken af was geweest. Je ruikt het nog steeds. Kun jenagaan hoe het hier stonk, toen we de koelkast een paar dagengeleden open deden."

Erik Hardeman

De euro komt eraan

Nog 124 dagen, dan is de euro van ons allemaal.Binnen de universiteit wordt al een jaar gewerkt aan de invoeringvan de Europese munt. "De problemen zijn nu veel concreter dan bijde millenniumbug."

Vanaf 1 januari is hij er echt, de langverwachte euro. Terwijlde meeste mensen nog moeten wennen aan de feestelijk vormgegeven'laatste gulden', zijn anderen al tijden bezig met de Europesemunt. Zoals Marcel van der Hooft, voorzitter van deeuro-projectgroep van de universiteit. "Het zal een hele nieuwemanier van denken worden, straks met die euro. De gulden zit zo inhet dagelijks leven verweven, dat duurt een tijdje voordat dateruit is. Zelfs ik denk nog niet in euro's."

De universitaire projectgroep is al een jaar bezig met hetvoorbereiden van de komst van de euro. De invoering van de muntwerkt immers door tot in de kleinste finesses. Alles wat met muntenwerkt, zoals de kluisjes en andere muntautomaten, moet bijvoorbeeldworden omgezet. Nu al zijn de kluisjes voorzien van een nieuwsysteem, waarin tot 31 december guldens passen. Op 1 januari wordtmet een schroevendraaier een palletje omgezet, waarna de kluisalleen nog maar euro's accepteert. Van der Hooft. "Er waren van diedingetjes waar we pas laat achter kwamen. We moesten bijvoorbeeldook de frankeerautomaat aanpassen, en de weegschaal die meteenaangeeft hoeveel porto er op een brief moet. Dat zie je snel overhet hoofd. Of neem nou de 'spreadsheets' in Excel; als je bedrageninvoert staat daar geen eenheid bij. Iedereen weet dat het omguldens gaat. Dat moet aangepast worden, om straks in debeginperiode verwarring tegen te gaan. Daaraan vooraf ging trouwensnog dat we alle computers van het euro-teken moesten voorzien,anders kun je het niet eens op je scherm krijgen."

Kassa

Maar de spannendste periode voor de projectgroep wordt de maandjanuari. Dat is de zogenaamde conversie-periode, waarin je nog metguldens mag betalen, en je je wisselgeld in euro's terug krijgt.Althans, dat geldt voor supermarkten en andere winkels. Maar voorde reader die je op de universiteit aanschaft gaat dat niet op.Omdat de universiteit geen zogenaamde toonbank-instelling is, heeftze niet de verplichting om in januari guldens te incasseren.Vandaar dat met ingang van 1 januari 2002 alleen nog keihardeeuro's worden geaccepteerd.

"We willen niet klant-onvriendelijk zijn, alhoewel het daar welde schijn van heeft", zegt Van der Hooft. "Het is gewoon een helehoop ellende voor een hele korte tijd. We zouden allemaal specialekassa's moeten aanschaffen, die een dubbele geldlade hebben en diein staat zijn om de berekening te maken."

Om toch de studenten en medewerkers van de universiteit klaar testomen voor de euro, gaat er later dit jaar een uitvoerigepubliciteitscampagne van start, waarin uitleg wordt gegeven en ommedewerking wordt gevraagd. Ook wordt er een wisselpunt ingericht:bij de centrale kas in het Bestuursgebouw liggen in januari setjeseuro's klaar ter waarde van tien en 25 gulden. Een veelvoud daarvankan gewisseld worden, dus voor het inwisselen van de laatste f16,35aan kleingeld moet je toch echt naar de bank.

De faculteit Diergeneeskunde is de enige faculteit die een eigenwisselpunt krijgt. Omdat er veel dieren tegen betaling behandeldworden, gaat er daar het meeste geld om van alle faculteiten. RonSellies, financieel medewerker bij Diergeneeskunde, zegt dat degrootste verandering is dat er een nieuw factureringssysteem komt:'Vetware'. "Dat moest er toch al komen, maar door de komst van deeuro is het versneld gegaan. Er zijn vier vijf mensen full timebezig met het ontwikkelen van het programma. Verder is die euroniet iets om je zorgen over te maken. We krijgen van het CentraalBureau enorme checklists, dus je kunt alles gewoon wegstrepen. Enals er straks per ongeluk een keer een gulden-teken in plaats vaneen euro-teken op een formulier staat, dan draait de wereld ook weldoor."

Chipper

Experts zeggen dat de overgang naar de euro een bredere enintensievere operatie is dan de bestrijding van de millennium-bug.Van der Hooft, die zich destijds ook met het probleem van demillennium-bug heeft bezig gehouden, is het daar niet mee eens. "Ikvond die eeuwwisseling veel lastiger. Iedereen riep dat het weleens verkeerd zou kunnen gaan. Maar je wist niet wt. Er ontstondeen wolk van vermoede problemen, zonder dat je wist of het ook echtproblemen zouden worden. Het was ongrijpbaar. De problemen rond deeuro zijn veel concreter."

Van der Hooft gelooft wel dat deze operatie duurder is dan dievan ruim anderhalf jaar geleden. De universiteit krijgt te kampenmet opslagproblemen, omdat de geldhoeveelheden veel groter zijn dannormaal, en moet extra kosten maken voor verhoogdeveiligheidsmaatregelen. Verder is er een publiciteitscampagne dieveel geld kost en zijn er een hoop verscholen kosten. Zo moesten degeld-telmachines vervangen worden, maar die waren zo oud dat zeeigenlijk toch al aan vervanging toe waren.

De voorzitter ziet de overgang met vertrouwen tegemoet. Het planvan het euro-projectteam, zoals het er nu ligt, is door een externbureau gescreend en goed bevonden, en alles loopt volgens hem opschema. "Het mooiste zou zijn als mensen nog vaker elektronischgaan betalen. We hebben in De Uithof nu acht plaatsen waar je jechipper/chipknip kunt opwaarderen. Dat waren er tot voor kort twee.Hoe meer mensen van hun chipper gebruik maken, hoe gemakkelijkerhet hele proces verloopt."

De invoering van de euro mag in ieder geval geen aanleiding zijnom de prijzen te verhogen Afronden is verboden. Het collegegeldvoor volgend jaar bedraagt daarom 1329,58 euro. "Sommigeuniversiteiten hadden hun studenten al in een vroeg stadium gemelddat de colleges dit jaar 1330 euro zouden kosten. Dat moesten zelater weer terugdraaien", aldus Van der Hooft.

Maar in het U-blad van 5 juli stond te lezen dat het tarief voorkamer-advertenties is verhoogd van 12 gulden naar 14,30 gulden (6,5euro). Wat is hier aan de hand? Armand Heijnen, hoofdredacteur vanhet U-blad: "Het is een samenloop van omstandigheden. We beginnenvanaf dit jaar met het verspreiden van de Ukjes via het internet.Dat is een service die extra kosten met zich meebrengt, dus datmoeten we doorberekenen in de prijs. We hebben van de gelegenheidgebruik gemaakt om daar een rond bedrag in euros van te maken."


Beetje dom

Willem Stolkwijk, student diergeneeskunde, houdt zich noghelemaal niet bezig met de euro:

"Ik zit er nog niet in. In de kantine zijn ze dubbel aan hetprijzen, maar ik let alleen op de guldens."

Nooit vergist?

"Er zijn mensen die daarover klagen, maar dat vind ik eenbeetje dom. Er zit zo'n groot verschil tussen de twee prijzen, enje weet toch wel ongeveer hoeveel iets moet kosten?"

Hoeveel euro denk je dat het collegegeld volgend jaarbedraagt?

"Ehm, 1450 euro. Nee? Ook niet dichtbij?"

Mark Nieuwenstein, dan. Hij werkt als AIO op deuniversiteit:

"Ik denk 1200 euro."

Je zit 130 euro te laag.

"Ik kom de euro hier ook nergens tegen. Ja, op mijnloonafschrift staat het bedrag in euro's, maar daar kijk ik nooitnaar."

Ook niet nagerekend of het wel klopt?

"Welnee. Het is geen rond bedrag, dus dat doe je niet zosnel. Wat mij handig lijkt, is als je honderd gulden uit degeldautomaat haalt, dat er dan naast staat hoeveel euro datis."

Met nog vier maanden te gaan lijkt de universiteit voldoendetijd te hebben om medewerkers en studenten op de hoogte te brengen.Maar waarschijnlijker is, dat ze zich er pas werkelijk voor gaaninteresseren op het moment dat de munt er echt is; op 1 januari2002.

David Mulder

Mentor 137 doet mobiel verslag van de UIT-dagen: Als mentor heb je best veel macht

Mentor 137 doet mobiel verslag van de UIT-dagen: Als mentor hebje best veel macht

Maandag 13 augustus:

11.00: "Ik heb mijn groep samengevoegd met 138, de groep van eenroeivriendin. Mijn doel is dat iedereen deze week ergens lid vanword. Op dit moment zijn we het programmaboekje aan hetdoorbladeren en stellen we een programmaatje samen. Daar mogen onzekindjes uiteraard van afwijken. Zo democratisch zijn we wel."

18.00: "We hebben onze mentorkindjes inmiddels opgehaald. Jeziet ze in het begin schrikken. We hadden feestmutsen voor zegekocht en ze kregen onze nummers op het voorhoofd geschilderd. Zekonden er wel om lachen. De groep is met 25 personen eigenlijk tegroot. Een meisje werd vandaag ergens vergeten en die vroeg laterof we het erg vonden dat ze bij een andere, rustiger groepging.

"De rest van de middag zijn we naar het Lepelenburg geweest enhebben rondleidingen bij Orca, Veritas en het USC gekregen.Eerstejaars reageren nogal afwachtend, maar toch zijn zebuitengewoon geinteresseerd. Als mentor probeer je overal heen tegaan, maar soms lukt dat niet. Je moet kiezen. Wat dat betreft hebje als mentor wel macht. Vorig jaar had ik bijvoorbeeld vijf mensendie door mij naar Triton gingen. Twee daarvan vonden het achterafniets en kwamen niet meer. Dat is vervelend. Bij Triton gaan wetrouwens zo eten, maar dat is toeval hoor."

Dinsdag 14 augustus:

12.00: "Gisteravond is de groep gesplitst. Wij wilden graag naarVan Dik Hout in Tivoli, maar het merendeel wilde liever naar djTiesto in de Winkel van Sinkel. Ik had zoiets van: dj hoe? Het leekwel een generatieverschil, ik voelde me opeens zo oud. We kwamenelkaar later tegen in de Woo. We houden niet echt in de gatenhoeveel ze drinken, maar volgens mij valt het wel mee. Zelf heb iknog redelijk wat geslapen. Nu zijn we op de centrale post aan hetproberen om wat kindjes in andere groepen onder te brengen."

21.00: "De meeste eerstejaars wilden niet weg. Heel erg is hetniet want ze lopen niet de hele dag achter ons aan. Omdat ze eenmobiele hebben, kunnen ze zo een paar uurtjes weg. Vandaag was deinformatiemarkt op het Domplein. Het was bloedheet en niemand hader echt zin in, behalve een meisje dat folders bleef verzamelen.Zij weet nog totaal niet wat ze wil. Verder een rondvaart gemaakten een rondleiding bij Veritas gekregen. Daar ook gegeten en hetmeisje dat daar meelootte, zat er gelukkig meteen bij. We eten drieavonden bij studentenverenigingen, dat is lekker goedkoop. Vanavondgaan we naar de biercantus op Histos, met zn tweeen. De rest wilnaar Jodi Bernal in de Woo. Daar zien we elkaar weer."

Woendag 15 augustus:

13.00: "Mijn moeder belde me vanochtend uit bed. Toen ikvertelde dat ik mentor ben, zei ze: 'Ontgroei je dit soort dingenniet eens een keer?' Mam, ik ben pas twintig! De meisjes die bijUVSV willen, zijn vandaag al vertrokken. Die moeten voor deontgroening uitrusten en nog allerlei dingen als breinaaldenverzamelen. Vandaag naar De Uithof geweest, maar vanwege de hitteniet actief gedaan." (Tegen de eerstejaars:) "Jongens, gaan jullieeven op het springkussen?" (En weer in de telefoon:) "Ze zijn echtmakkelijk. Kijken nooit in het programmaboekje en vinden allesprima wat wij zeggen. Wat je eerstejaars tijdens zon week niet echtduidelijk gemaakt krijgt, is hoe het studentenleven echt werkt.Zelf heb ik vier avonden per week afspraken. Alleen donderdag isvrij, maar ja, dan is het uitgaansavond. Nu zeggen alle eerstejaarsnog dat zij zon leven niet zouden willen, maar als je eenmaal opkamers gaat gebeurt dat vanzelf. Nu zijn ze nog braaf. Niemanddronken, nog niemand gezoend. Maar ja, we hebben ook maar driejongens in de groep waarvan twee een vaste vriendin hebben. Datschiet niet op!"

15.00 (SMS-je): Toch twee kindjes met elkaar gezoend. Ha,ha.

Donderdag 16 augustus:

17.00: "Ja, die ene jongen heeft met een meisje uit de groepgezoend. Gingen ze heel lief aan ons opbiechten, maar het wasduidelijk eenmalig. Gisteravond beetje rustig aan gedaan. Er waseen schuimparty bij Unitas, maar wij hadden besloten daar niet heente gaan. Als eerstejaars eenmaal natte voeten hebben, willen zemeteen naar huis. Stukje kroegentocht gedaan. Net als elke avondweer geeindigd in de Woo. Een jongen vertelde dat hij de eersteavond om twee uur was gaan slapen, de dag daarna om half drie,daarna om drie uur en vandaag wil hij helemaal losgaan. Schattigtoch? Deze laatste dag wel heel actief geweest. Op een bierfietskardoor de stad gereden, bij Histos en Parnassos geweest. De stressonder de eerstejaars slaat nu wel toe. Mensen die zich hebbeningeschreven voor een ontgroening gaan allemaal naar huis om uit terusten en de rest twijfelt of en waar ze zich moeteninschrijven."

0.00: "We hebben gegeten met meer dat tien personen. Dat is tochnetjes voor de laatste dag. Wij gaan nu naar het slotfeest in deAXL en dan afsluiten zoals elke avond in de Woo."

Vrijdag 17 augustus:

13.00: "Ben nu op weg naar mijn ouders, gaap. Gisteren is hetwel laat geworden, half zes ongeveer. De eindstand na deze week?Zes mensen zijn nergens lid geworden, de rest gaat bij Veritas,Unitas, USC, UVSV, Histos, hockeyen of bij Triton. Er circuleerteen adressenlijst van ons groepje die een van de jongens door gaatmailen. Ik ben benieuwd of we nog een keer afspreken. Een paarmeisjes zijn volgens mij wel vriendinnen voor het leven geworden.Zelf ben ik geen enkele keer dronken geweest. En anders dan vorigjaar ben ik niet eens mijn stem kwijt. Vorig jaar was ik vooraldruk bezig dingen te regelen en dan lukte het niet. Dit jaar hebbenwe het rustiger aan gedaan en nu lukte alles wat we wilden. Ik worder steeds beter in. Misschien moet ik het volgend jaar maar weerdoen."

Christie Hofmeester

Psychologie-studente Marieke Dijkstra mist nipt deelname 'Champions Trophy': 'Ik moet sterk blijven spelen, zodat de coach niet om me heen kan'

Psychologie-studente Marieke Dijkstra mist nipt deelname'Champions Trophy': 'Ik moet sterk blijven spelen, zodat de coachniet om me heen kan'

Na de mislukte Olympische Spelen van vorig jaar is er opeensveel enthousiasme en fanatisme bij de vrouwen. De nieuwe coach MarcLammers verwacht dat ze volledig voor hun sport gaan.Kampongspeelster en psychologiestudente Marieke Dijkstra behoorttot die nieuwe generatie hockeysters. Tot haar grote verdriet misteze het toernooi. Ze was in juli de allerlaatste die afviel en datwas niet leuk.

"Ik wist dat er nog eentje af moest. En stiekem hoop je dan datjij het niet bent. De klap kwam harder aan dan ik had verwacht. Detranen stonden echt in mijn ogen", vertelt Dijkstra. Het toernooizelf beleefde ze een beetje 'dubbel'. "Ik juichte wel als zewonnen. Maar ik had er willen staan. Niet eens zozeer alsspeelster, want dat was niet reeel, maar ik had erbij willen horen.Nu heb ik de sfeer als toeschouwer beleefd."

Het toernooi bleef voor Dijkstra beperkt tot het spelen vaninterlands met Nederland B tegen de B-teams van de anderetoplanden. Dat zijn overigens geen ontspannen wedstrijdjes want debondscoach bekijkt ze allemaal en de speelsters moetenpresteren.

Dijkstra maakt overigens wel deel uit van de 23-koppigeNederlandse selectie. Tijdens de 'Champions Trophy' werd dieselectie echter teruggebracht tot zestien. Het is niet gemakkelijkvoor haar om in de basis te komen. Ze is linkerverdedigster en inde verdediging is de concurrentie loodzwaar. De verdediging bestaathelemaal uit routiniers. Dijkstra verwacht dat die 'Olympische'verdediging minimaal doorgaat tot het wereldkampioenschap volgendjaar. Maar ze houdt zich vast aan haar leeftijd. "Ik ben pas 23 enzij zijn eind 20. Ze moeten toch een keer stoppen. Ik moet sterkblijven spelen, zodat de coach niet om me heen kan."

Tot een half jaar geleden liepen de bondscoaches wel om haarheen. Pas afgelopen winter speelde Dijkstra in Maleisie haar eerstetwee interlands. Die interlands werden allebei dik gewonnen. Zewerd geselecteerd door de nieuwe bondscoach Lammers. Lammers heeftmet zijn videobril inmiddels alle kranten gehaald en de nieuwebondscoach stelt op alle gebieden hoge eisen. "Hij is heelperfectionistisch, fanatiek en enthousiast", bevestigtDijkstra.

Krachttraining

Lammers wil het vrouwenhockey veel professioneler maken. Hetzijn niet alleen de nieuwe pakjes waardoor de vrouwen er zoveelsportiever uitzien. Dijkstra: "We doen nu ook krachttraining. Wetrainen veel meer dan vroeger. Dan krijg je vanzelf een straklichaam. De bondscoach wil alleen nog maar speelsters die volledigvoor het hockey gaan."

Zo worden de internationals een dag per week opgeeist voor decentrale training. En zelfs een 23-jarige kan daar nog heel veelleren, merkt Dijkstra. "Lammers is heel technisch en daar trainenwe op heel specifieke dingen. We leren allemaal technische trucjes;die had ik nog nooit eerder gedaan. In het begin wil je alles ineen keer goed doen, maar sommige dingen pik je sneller op danandere."

Dijkstra is tot al die opofferingen bereid. "Ik wil altijd beterworden. Ik wil mijn top halen, waar dat ook is. Nu is dat hetNederlands elftal." Ze schat in dat ze naast het hockey ongeveertwintig uur per week overhoudt voor haar studie. "Ik heb wel hetgevoel dat ik iets naast het hockey moet doen. Mijn studie looptgoed, maar ik vind het moeilijk om te studeren als ik heel druk benmet hockey. Studeren gaat nu iets langzamer omdat ik een vak minderdoe nu ik drie dagen per week met hockey bezig ben. Stagelopenwordt wel erg lastig, denk ik."

Haar selectie voor het Nederlands elftal kwam onverwacht. Sindsze in haar jeugd voor Nederland A en districtsteams wasgeselecteerd was ze nooit meer opgeroepen. Dat kwam ook doordat zena haar VWO een jaar met haar rugzak door Australie, Nieuw Zeelanden Indonesie trok. "Als je een jaar weg bent geweest, kost het jeeen half jaar om er weer in te komen. Dus voor Jong Oranje kwam iknooit in beeld."

Daarna besloot ze in Utrecht te gaan studeren en zich aan temelden bij Kampong. In het vrouwenhockey gaat dat iets anders danin het voetbal. Dijkstra belde zelf met de toenmalige manager en zemocht komen. Ze veroverde direct een plek in het eerste vanKampong, dat de jaren daarvoor nog Europa Cup speelde. Die goudenjaren waren echter voorbij. "Ik weet niet of dat aan mij ligt",zegt Dijkstra. Wel haalde ze de afgelopen vier jaren drie keer deplayoffs. Dit jaar moet dat eindelijk eens bekroond worden met eenkampioenschap.

Dijkstra komt uit een echte hockeyfamilie. Haar moeder wasinternational. Haar vader was een topper, maar werd nooittoegelaten tot het Nederlands elftal omdat hij zijn stick verkeerdhield. Dat was geen voorbeeld voor de jeugd. Die afwijking bleekniet erfelijk. "Ik pakte hem gelukkig meteen goed vast. Mijnbroertje deed het eerst wel fout, maar dat ging snel over." Tochmoeten er wel de nodige hockeygenen in de familie zitten, want diebroer is ook al jeugdinternational geweest.

"Het zag er vroeger niet naar uit dat ik berhaupt hockeyster zouworden." Tot haar twaalfde vond ze alleen tennis leuk. "Ik vondhockey eigenlijk maar een stomme sport. Ik vond het maar niks ommet een stuk hout achter een bal aan te rennen."

Jurgen Swart

Dr. George Voorhout over diagnostische beeldvorming bij dieren: 'Vroeger gooiden chirurgen een kwartje op'

Dr. George Voorhout over diagnostische beeldvorming bij dieren:'Vroeger gooiden chirurgen een kwartje op'

De gewone MRI-apparatuur is onbruikbaar op de afdelingDiagnostisch Beeldvorming van de faculteit Diergeneeskunde. Eenpaard schuif je niet in een apparaat dat gemaakt is naar demenselijke maat. Vandaar dan ook dat in de onderzoeksruimte eenrobuuste, roestvrijstalen 'kar' van twee bij drie meter staat meteen dik kussen erop. Het evengrote houten proefmodel ernaast, isdoor een laborant van de afdeling gemaakt. Een ander staaltjehuisvlijt, de stalen tafel waarop paarden liggen die een CT-scanondergaan, heeft afdelingshoofd dr. George Voorhout helpen maken."Ik ben nogal handig met meten en rekenen, de hoofdlaborant kangoed lassen."

In het jaar 2000 bekeek zijn afdeling ruim 3.600gezelschapsdieren (honden en katten) en bijna 2.600 grotehuisdieren, voornamelijk paarden. Met behulp van echo-opnamesbestuderen de onderzoekers naast beschadigde pezen van paardenkloppende harten van honden, katten en paarden. Met rontgenfoto'sspeuren ze naar tumoren (of uitzaaiingen daarvan) in de schedel, delongen of bijvoorbeeld de blaas van een kat of hond. DankzijCT-scans (een techniek die gebruikmaakt van hele smallerontgenbundels) kunnen de veterinairen weer kleinere structurenonderscheiden dan met rontgenfoto's. En het nieuwste is dus deMRI-scanner a raison van 1,6 miljoen gulden. Maar het onderzoekdaarmee staat nog in de kinderschoenen. Voorhout: "Een rontgenfotokun je maar op een manier bekijken, een MRI-opname kun je opontelbare manieren weergeven. Het kost me een hele middag om dat teanalyseren. Daarom zijn we nu bezig met het ontwikkelen vanprotocollen, standaardprocedures voor de verwerking van demetingen."

In het ziekenhuis zijn MRI-scanners allang gemeengoed. Zoalsmeestal met nieuwe medische technieken loopt de diergeneeskundejaren achter op grote broer geneeskunde. Logisch, zullen de meestemensen zeggen. Het hemd is nader dan de rok. Dat vindt ookVoorhout, maar hij heeft kritiek. "De ontwikkeling van nieuwetechnieken voor mensen zoals CT en MRI gaat via proefdieren, naargezonde vrijwilligers, naar patienten. Pas daarna komt het nog eenkeer bij de diergeneeskunde terecht. Zou het niet logischer zijnals tussen proefdier en mens bijvoorbeeld een zieke hond zit? Ikzou best graag meer willen samenwerken met geneeskunde." Voorhoutziet voordelen voor beide partijen. Medici kunnen oefenen metgrotere proefdieren dan ratten en veterinairen blijven op de hoogtevan de nieuwste medische ontwikkelingen.

Besmettingsgevaar

Helaas maken strenge hygieneregels samenwerking tussengeneeskunde en diergeneeskunde onmogelijk. Zo mogen honden sindsenkele jaren het ziekenhuis niet meer in. En proefdieren die in hetGemeenschappelijk Dierenlaboratorium gehuisvest zijn, mogen geenuitstapjes maken naar bijvoorbeeld de afdeling Diagnostischebeeldvorming, want dan mogen ze er thuis niet meer in. "Vanwegebesmettingsgevaar", zegt Voorhout op een sceptische toon.

Onderzoek met dure apparaten is interessant, maar alleenweggelegd voor grote, academische instellingen. De meestedierenartsen hebben in hun praktijk een rontgenapparaat of eenecho-scanner. "Uit een enquete is gebleken dat gemiddeld derontgenapparatuur bij alle dierenartsen afgeschreven is en aanvervanging toe", vertelt Voorhout. "En in tachtig procent van dedierenartsenpraktijken wordt de apparatuur te weinig gebruikt omeconomisch rendabel te zijn."

Dat staat natuurlijk in schril contrast met de toewijding vanVoorhout en zijn afdeling, daarom klikt het ook niet altijd tussende dierenarts in het land en de onderzoeker aan de faculteit. "Hetis een klein frustratietje, ik krijg wel eens de indruk datdierenartsen in de praktijk denken dat ik hen te dom vind om zelfrontgenologie en echografie te doen. Dat is natuurlijk niet zo.Maar dierenartsen willen vaak alles kunnen met een rontgenapparaat,terwijl ze er eigenlijk veel te weinig mee doen. Met beeldvormingis het als met zoveel dingen, je moet oefenen. En die oefeningkrijgen de meeste dierenartsen gewoon te weinig."

Verouderde apparatuur of niet, rontgenfoto's hebben nog langniet afgedaan. Een deel van het onderzoek aan de faculteit is ernamelijk op gericht om meer te doen met minder. Met behulp vangeavanceerde technieken als CT en MRI proberen onderzoekers degrenzen van de 'traditionele' en laagdrempelige technieken teverleggen. Voorhout geeft een voorbeeld, bijniertumoren bij honden.De bijnier maakt onder andere adrenaline en stoffen die dezouthuishouding regelen. Dit orgaantje moet verwijderd worden alser een tumor in zit want daardoor maakt het veel te veel hormonen.Het vaststellen van die afwijking is een, bedenken welke bijnierhet is (de linker of de rechter) is twee. "Vroeger gooidenchirurgen een kwartje op en probeerden ze gewoon een kant", verteltVoorhout. Logischerwijs leidde dat tot veel onnodig snijden.Vandaar dat de artsen blij waren met de komst van de CT-scanner.Met die techniek was het eindelijk mogelijk de bijnier in beeld tebrengen om te kijken welke van de twee organen de chirurg moestverwijderen. "Maar daarvoor moeten we het dier verdoven en contrastinspuiten, het duurt een uur en het kost zomaar 600 gulden."

Maar toen de veterinaire radiologen ook de mogelijkheden vanechografie onderzochten, bleek dat bijnieren en bijniertumoren ookmet echografie prima in beeld gebracht konden worden. Zonderverdoving en het onderzoek duurt slechts een kwartiertje. En dat -tot vreugde van de hondebezitter - voor eenvijfde van de prijs vaneen CT-scan.

Toegepast onderzoek dus, maar Voorhout moet dit soort resultatenwel gewoon publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. Komt hetdan wel bij de juiste mensen terecht? "Als je publiceert waar jedoor praktizerend dierenartsen gelezen wordt, krijg je strafpuntenvan de universiteit, bij wijze van spreken", zegt Voorhout zondercynisch te willen zijn. "Maar via congressen en postacademischonderwijs hopen we dat dierenartsen er toch iets vanmeekrijgen."

Rinze Benedictus


Het onzichtbare zichtbaar maken

Aanstaande zaterdag spreekt dr. George Voorhout op hetveterinaire symposium 'Kijken, luisteren, voelen' ter ere van 365jaar Universiteit Utrecht en 90 jaar Geneeskunde voorGezelschapsdieren. Hij zal vertellen over 'Diagnostischebeeldvorming, nu en in de toekomst'. Diagnostische beeldvorming,het onzichtbare binnenste van een lichaam zichtbaar maken, kentvier technieken.

1. Echografie. Uitgezonden ultrageluid kaatst terug (echo)afhankelijk van de structuur van het weefsel. Zeer geschikt ombewegende structuren, zoals een kloppend hart of embryo's in debaarmoeder, mee te bekijken.

2. Rontgenfoto. Bot absorbeert meer radioactieve straling danwater en lucht. Ideaal om botbreuken af te beelden.

3. CT-scan. (Computed tomography) Driedimensionalerontgen-'foto'. Door fotografische dwarsdoorsneden, 'plakjes', vanhet lichaam te maken, kunnen anatomische structuren en afwijkingen,zoals hersentumoren, in 3D bekeken worden.

4. MRI-scan. (Magnetic resonance imaging) Vertelt precies waarwater en bloed zitten en waar niet. Onder invloed van eenmagneetveld nemen waterstofatomen radiogolven op en zenden ze weeruit. Geschikt om hersentumoren mee af te beelden.

De mythe van de ivoren toren


Waarom nu pas dit geschiedenisboek?

Herve Jamin was niet de eerste die de geschiedenisvan de Universiteit in kaart bracht. Maar de Franse historicus wistin tegenstelling tot zijn voorgangers ook de grote groep historischgeinteresseerde leken te bedienen. Het nieuwe lustrumboek is eenfraaie synthese van universitaire geschiedenis.

Er is al gigantisch veel geschreven over de geschiedenis van deUtrechtse universiteit. Het standaardwerk is ongetwijfeld 'DeUtrechtsche Universiteit, 1636-1936' van geschiedenisprofessor G.W.Kernkamp, verschenen bij gelegenheid van het lustrum van 1936. Injubeljaar 1986 zijn de in Kernkamp ontbrekende vijftig jaren nogeens beschreven in het boek 'Tussen ivoren toren en grootbedrijf'onder redactie van onder meer geschiedenisprofessor H.W. von derDunk.

Waarom dan nu weer zo'n geschiedenisboek? Belangrijkste reden iswellicht het feit dat het tot nog toe ontbrak aan een synthese. Debibliografie van de UU laat ofwel detailstudies zien, ofwelkronieken met vrijwel uitsluitend een opsomming van historischewederwaardigheden (zoals Kernkamp), ofwel een melange aan bijdragenvan diverse auteurs zonder duidelijk onderling verband (zoals Vonder Dunk). Een handzaam boek (ongeveer tweehonderd pagina's) metdaarin de 'highlights' overzichtelijk en in een goed verhaal op eenrijtje gezet, dus ook een boek waarmee de grote groep historischgeinteresseerde leken bediend wordt, daaraan ontbrak het tot nutoe. De vraag is niet: Waarom weer zo'n geschiedenisboek, maareerder: Waarom nu pas dit geschiedenisboek?

Humanistisch

Voor wie de geschiedenis van de UU al enigszins kent bevat'Kennis als opdracht' misschien geen verrassend leesvoer, maar vande auteur van een synthese kun je geen uitgebreid bronnenonderzoeken spectaculaire nieuwe ontdekkingen verwachten, wel echter nieuweinzichten. Een voorbeeld daarvan is Jamins constatering dat deuniversiteit altijd al, zelfs vanaf het prilste begin, in eenwisselwerking met de maatschappij heeft geopereerd: "Deuniversiteit balanceert tussen een besef van eeuwigheid en een nietaflatende zorg over de vraag hoe de eigen missie in eenveranderende wereld is te realiseren", schrijft hij. Van een'ivoren toren', waarvan in de titel van het boek van Von der Dunkc.s. nog melding werd gemaakt, is dus eigenlijk nooit echt sprakegeweest.

Reeds de eerste hoogleraar in de juridische faculteit, AntoniusMatthaeus, beperkte zich niet tot wat in het midden van dezeventiende eeuw gebruikelijk was, tot het Romeins recht, maarbetrok ook de lokale wetgeving in zijn onderzoek. Eenvijfde vanzijn in 1644 geschreven boek 'De Criminibus' behandelde derechtspraktijk van stad en gewest Utrecht, alsmede die van deRepubliek. Daarmee stond in het prille begin van de universiteit'de maatschappij' al op de onderzoeksagenda en hielden dehoogleraren zich dus niet louter met 'zuivere' wetenschapbezig.

Wat anderzijds ook weer niet wil zeggen dat de universitaireactiviteiten louter op toepassing waren gericht. Na de Franse tijd1815 werd de in Frankrijk heersende onderwijs- enonderzoeksideologie van een nuttige wetenschap die technische,medische of economische vraagstukken moest helpen oplossen, acuutaan de kant gezet. Het in Nederland, en dus ook in Utrecht geldendekennisideaal was moreel-ethisch van aard: het ging om het vatkrijgen op het ware, het goede en het schone, opdat de alma matereen 'geleerde stand' zou voortbrengen die zich in dienst van hetland zou kunnen stellen. In dat licht moet ook de grote nadrukgezien worden die de Klassieke Oudheid kreeg in de universitairedidactiek (Romeins Recht bijvoorbeeld, of het Latijn dat tot ver inde negentiende eeuw de academische voertaal is geweest). In diehumanistische traditie zat immers de sleutel tot dat ware, goede enschone.

Vrouwen

Tot begin deze eeuw was de universiteit qua omvang niet veelmeer dan wat tegenwoordig een forse middelbare school is. Ook deomvang van het docentencorps en de behuizing was navenantbescheiden. Rond de eeuwwisseling 1900 telde de UU (toen nog RUUrijksuniversiteit) amper veertig hoogleraren.

Tot eind negentiende eeuw werden uitsluitend jongens toegelatentot de universiteit. "De plaats die de Utrechtse universiteitinneemt in het algemene emancipatieproces van vrouwen in de periodetot 1940 is niet uitzonderlijk", schrijft Jamin. "Daarmee wordtbedoeld dat de RUU zowel kan pronken met voorbeelden van geslaagdecarrieres van vrouwen, als dat ze zich kan schamen voorgeblokkeerde promoties van getalenteerde vrouwelijkewetenschappers." Dat 'pronken' moet met een korreltje zout wordengenomen: tot 1940 brachten in Nederland slechts zeven vrouwen hettot een hoogleraarsschap, waarvan vijf als een veel slechterbetaalde 'buitengewone' hoogleraar. Utrecht telde er eentje:Johanna Westerdijk, die in 1917 werd benoemd tot hoogleraar in deplantkunde. Het aandeel van vrouwen in hoogleraarsfuncties istrouwens nog steeds bedroevend: afgelopen jaar nog stroomdenslechts drie vrouwen in als hoogleraar, tegenover 21 mannen.

De voorbeelden van 'geblokkeerde promoties' zijn dan ookveelvuldiger. J. Schuiringa bijvoorbeeld, die zich in 1913 op26-jarige leeftijd de eerste vrouwelijke tandarts kon noemen en dieaan de RUU werkte, eerst als assistent, later als lector wat veelaleen opstap was tot een professoraat. Schuiringa verrichtepionierswerk door de prothetische tandheelkunde tot een volwaardigonderdeel van de studie te maken, wat haar een leerstoel had moetenopleveren. Die erkenning kreeg ze echter niet, ook niet na deTweede Wereldoorlog toen ze in 1949 als 'waarnemend' directeur wasbenoemd van de tandheelkundige kliniek. Wel werd er toen eenmannelijke hoogleraar in de prothetische tandheelkundeaangesteld.

Balans

De geschiedenis van de UU is een rijke bron voor dit soortwederwaardigheden en anekdotes. Jamin heeft er rijkelijk uit geput.Het bestuur, het studentenleven, het onderwijs en onderzoek, destudenten- en onderwijsvoorzieningen, de huisvesting, de verhoudingtot de overheden... het komt allemaal aan bod. Valkuil van zo'n'mer boire' aan feitjes voor de historicus is echter dat hij/zijzoveel mogelijk van die weetjes zal willen opdiepen en verwerken.Jamin heeft weliswaar handig gebruik gemaakt van de drie niveauswaarop hij zijn verhaal kwijt kon: dat van de geschiedschrijving'an sich', dat van de 'kaders' waarin opmerkelijke zaken ofanekdotes paginagroot uitgediept worden en dat van de uitgebreidebijschriften bij de talrijke illustraties, die op zichzelf ook weereen verhaal vertellen. Maar niettemin is hij duidelijk in dievalkuil gevallen. Naarmate het boek vordert, wordt de auteurjachtiger en het verhaal beknopter en minder uitgebalanceerd.

De eerste jaren, inclusief de aanloop tot de oprichting van deAcademie, worden uitputtend en evenwichtig behandeld. Dat is danook het mooiste deel van het boek. Maar de periode vanaf 1940bijvoorbeeld wordt afgeraffeld in 27 bladzijden, terwijl dat tochde tijd is van oorlog, zuivering en wederopbouw, van deexponentiele groei van de universiteit inclusief de uitwijk naar DeUithof en de groei van het bureaucratisch apparaat , derevolutionaire jaren zestig/zeventig met hundemocratiseringswensen, de periode van gigantischebezuinigingsoperaties, de herstructurering van onderwijs enonderzoek... Daarover had Jamin meer aan de weet moeten komen dande samenvattingen van reeds bestaande studies die hij ons nupresenteert.

Daarmee raakt ook de balans in zijn betoog een beetje zoek. Deeeuwwende 1900 bijvoorbeeld beschrijft hij vooral met behulp vanwat biografisch aandoende stukjes over hoogleraren als Harting,Donders, Buys Ballot, Mulder, Went, Kruyt of Ornstein. Niet deminst belangrijke, maar onevenwichtig vergeleken met anderecoryfeeen die de (R)UU ook heeft voortgebracht en die elders in hetboek in hun historische context slechts worden 'genoemd'.

Het was mooier geweest als Jamin ook die laatste twee eeuwen hadkunnen beschrijven meer als een 'synthese', als een goed lopend,helder verhaal, dan als het wat gefragmenteerd expose dat hij er nuvan gemaakt heeft. Misschien heeft het lustrumjaar niet lang genoeggeduurd en hadden we met een jaartje extra onderzoekstijd voorJamin een nog fraaier boek gekregen.

Armand Heijnen

Herve Jamin: 'Kennis als opdracht. 'Deuniversiteit Utrecht 1636-2001. Uitg. Matrijs, Utrecht. Prijs:59,95 gulden.


On-line bibliografie

Tegelijk met het verschijnen van 'Kennis als opdracht' wordt eenon-line bibliografie betreffende de geschiedenis van de Utrechtseuniversiteit toegankelijk voor het publiek. Circa vierduizendtitels van boeken, artikelen en audiovisueel materiaal zullen danbeschikbaar zijn voor degenen die meer willen weten over hetverleden van de UU.

De bibliografie (BiGUU) wordt samengesteld en bijgehouden onderverantwoordelijkheid van de Commissie GeschiedschrijvingUniversiteit Utrecht en is ondergebracht bij deUniversiteitsbibliotheek. De bibliografie is raadpleegbaar via derubriek 'Gegevensbestanden' van de universiteitsbibliotheek en ookdoorklikbaar via de geschiedenispagina op de homepage van de UU.Het bibliotheekadres is: www.library.uu.nl

Hoewel er dus al duizenden titels beschikbaar zijn, wordt hardgewerkt om recenter materiaal te ontsluiten. Dat is lastig werk,mede omdat het zich vaak over zoveel verschillende terreinenuitstrekt. Het gaat van gebouwen, via opleidingen naar personen. Deredactie van de bibliografie verzoekt dan ook een ieder die zichheeft beziggehouden met de geschiedenis van de universiteit omtitels ter beschikking te stellen. Wel zijn er een aantalspelregels. Artikelen uit kranten worden in principe nietopgenomen, al zijn uitzonderingen mogelijk. Publicaties overUtrechtse wetenschapsbeoefenaren worden opgenomen, voorzover hetniet een wetenschappelijk debat over de waarde van hun werk geldt,maar een evaluatie van de betekenis van dat werk.

U kunt materiaal toesturen aan dr. L. J. Dorsman, Instituut voorGeschiedenis, Kromme Nieuwegracht 66, 3512 HL Utrecht (leen.dorsman@let.uu.nl).Inlichtingenover de bibliografie zelf: bertine.bouwman@let.uu.nl


Herve Jamin ziet in de universitaire geschiedenis nogveel braakliggend terrein

'Machtig interessant'

"Als Fransman van geboorte kan ik een wat meerdistantie nemen van de geschiedenis van de universiteit", meentHerve Jamin, auteur van het nieuwe universitaire lustrumboek. "Ikzal sommige dingen interessanter of leuker vinden dan eenNederlander, omdat ze voor mij nog niet zo gewoon zijn."

Herve Jamin studeerde in Utrecht geschiedenis ("ik ben via mijnvriendin in Nederland terecht gekomen") en was eerder al bezig metuniversiteitsgeschiedenis. Hij voerde de redactie van het boek 'Zesmaal zestig', waarin zes hoogleraar-biografieen zijn opgenomen. Destap naar het verwerven van de opdracht voor het schrijven van'Kennis als opdracht' was dus een kleine.

Onder meer die onderwerpen waar de geschiedenis van deuniversiteit raakt aan de Franse geschiedenis, hadden zijnbelangstelling: "De Franse tijd tot 1815, dus Lodewijk Napoleon enNapoleon zelf bijvoorbeeld. Maar ook de wetenschappelijke strijddie in Utrecht is uitgevochten tussen Descartes en decartesianisten met hun 'nieuwe filosofie' enerzijds, en deorthodoxen onder leiding van Voetius anderzijds. Dat is een strijdgeweest die geduurd heeft vanaf de oprichting van de universiteittot ongeveer 1700. Daar kan nog behoorlijk onderzoek naar gedaanworden. Hoe stonden de overige hoogleraren bijvoorbeeld in dietweespalt. Ook zonder zich cartesiaan te noemen konden ze zich tochheel wat denkbeelden van de nieuwe filosofie hebben eigengemaakt."

Het is slechts een van de onderwerpen waarnaar volgens Jaminmeer onderzoek gedaan zou kunnen worden. "De periode 1850-1875...Machtig interessant", roept hij met een aanstekelijk enthousiasme."Dat was de tijd van de Utrechtse School in de Natuurwetenschappen.Toen liepen hier opeens grootheden als Donders, Buys Ballot enHarting rond. Zij gaven de natuurwetenschappen een belangrijkeplaats in het intellectuele leven. Waarom die groothedenuitgerekend in Utrecht zaten, en waarom de natuurwetenschappen nahen weer enkele decennialang inzakten... het kan toeval zijn. Maarook dat is zo'n onderwerp dat nadere studie zou verdienen."

Nog een onderwerp: de relatie tussen de stedelijke overheid ende hoogleraren. Het is bekend dat sommige hoogleraren zich metmaatschappelijke kwesties bezighielden, zoals Matthaeus die zichtijdens de eerste decennia van de Academie al bezighield met delokale wetgeving. "Maar in hoeverre, en op welke schaal deoverheden een beroep deden op de hoogleraren om buiten deuniversiteit ook een rol te spelen, dat is eigenlijk nooit goed inkaart gebracht", weet Jamin.

Eilandjes

Een laatste voorbeeld dat Jamin noemt is een geschiedenis van debibliotheek. Tot 1875 is die goed in kaart gebracht, maar met namenaar de periode daarna waarin er bijvoorbeeldinstituutsbibliotheekjes ontstonden is nog weinig onderzoek gedaan."De opening van de nieuwe bibliotheek in De Uithof zou toch eenmooie aanleiding zijn om zo'n boek uit te brengen", suggereert hij."Met die instituutsbibliotheken, en uberhaupt met de vorming vaninstituten eind negentiende eeuw, is een einde gekomen aan een heellange universitaire traditie van een 'gemeenschap'. Vanaf danontstaat de mythe van die ivoren toren: de band met dieuniversitaire gemeenschap werd verbroken, specialisten keken nietmeer over de grenzen van hun eigen kleine vakgebiedje heen, laatstaan dat ze naar de samenleving keken. Op die eilandjes werdhoogwaardig onderzoek gedaan, maar wat er tevens gebeurde en watnog steeds speelt is: waar hoor ik als personeelslid nu bij: bij deuniversiteit, het instituut, de vakgroep, de leerstoelgroep, deonderzoekschool...?"

Na de Tweede Wereldoorlog is er een poging gedaan dat'gemeenschapsbesef' weer op te krikken, maar die mislukt. "Deelsdoor de verzuiling die vrij snel weer de hele maatschappijdoortrok. Maar deels ook door de desinteresse van studenten voordat gemeenschapsidee en door de jaren zestig waarin het 'tegenelkaar' een grotere rol speelde dan het 'met elkaar'", aldusJamin.

"Het zich verbonden weten met de universiteit blijft eenprobleem, zeker met 22.000 studenten. Studium Generale speeltdaarin van origine een rol, en ook een universiteitsblad. Dehuidige discussies over academische vorming hebben er natuurlijkook mee te maken. Wat mij betreft moet het toch vooral in decommunicatie gezocht worden. Communicatie die enerzijds demogelijkheid biedt om als academicus over de grenzen van je eigenvakgebied heen te kijken, maar ook in de zin dat er mogelijkhedenzijn om universiteit en maatschappij naar elkaar te laten kijken.Wat dat betreft zou ik bijvoorbeeld voorzichtig zijn met hetcreeeren van een Engelstalige universiteit. Voor de samenleving inje directe omgeving wordt je dan een gesloten bolwerk. Zoiets alsin de tijd waarin het Latijn de academische voertaal was en deAcademie voor de leek dientengevolge een elitair bolwerk vol vanabacadabra was."

Armand Heijnen