Achtergrond

Dr. George Voorhout over diagnostische beeldvorming bij dieren: 'Vroeger gooiden chirurgen een kwartje op'

Dr. George Voorhout over diagnostische beeldvorming bij dieren:'Vroeger gooiden chirurgen een kwartje op'

De gewone MRI-apparatuur is onbruikbaar op de afdelingDiagnostisch Beeldvorming van de faculteit Diergeneeskunde. Eenpaard schuif je niet in een apparaat dat gemaakt is naar demenselijke maat. Vandaar dan ook dat in de onderzoeksruimte eenrobuuste, roestvrijstalen 'kar' van twee bij drie meter staat meteen dik kussen erop. Het evengrote houten proefmodel ernaast, isdoor een laborant van de afdeling gemaakt. Een ander staaltjehuisvlijt, de stalen tafel waarop paarden liggen die een CT-scanondergaan, heeft afdelingshoofd dr. George Voorhout helpen maken."Ik ben nogal handig met meten en rekenen, de hoofdlaborant kangoed lassen."

In het jaar 2000 bekeek zijn afdeling ruim 3.600gezelschapsdieren (honden en katten) en bijna 2.600 grotehuisdieren, voornamelijk paarden. Met behulp van echo-opnamesbestuderen de onderzoekers naast beschadigde pezen van paardenkloppende harten van honden, katten en paarden. Met rontgenfoto'sspeuren ze naar tumoren (of uitzaaiingen daarvan) in de schedel, delongen of bijvoorbeeld de blaas van een kat of hond. DankzijCT-scans (een techniek die gebruikmaakt van hele smallerontgenbundels) kunnen de veterinairen weer kleinere structurenonderscheiden dan met rontgenfoto's. En het nieuwste is dus deMRI-scanner a raison van 1,6 miljoen gulden. Maar het onderzoekdaarmee staat nog in de kinderschoenen. Voorhout: "Een rontgenfotokun je maar op een manier bekijken, een MRI-opname kun je opontelbare manieren weergeven. Het kost me een hele middag om dat teanalyseren. Daarom zijn we nu bezig met het ontwikkelen vanprotocollen, standaardprocedures voor de verwerking van demetingen."

In het ziekenhuis zijn MRI-scanners allang gemeengoed. Zoalsmeestal met nieuwe medische technieken loopt de diergeneeskundejaren achter op grote broer geneeskunde. Logisch, zullen de meestemensen zeggen. Het hemd is nader dan de rok. Dat vindt ookVoorhout, maar hij heeft kritiek. "De ontwikkeling van nieuwetechnieken voor mensen zoals CT en MRI gaat via proefdieren, naargezonde vrijwilligers, naar patienten. Pas daarna komt het nog eenkeer bij de diergeneeskunde terecht. Zou het niet logischer zijnals tussen proefdier en mens bijvoorbeeld een zieke hond zit? Ikzou best graag meer willen samenwerken met geneeskunde." Voorhoutziet voordelen voor beide partijen. Medici kunnen oefenen metgrotere proefdieren dan ratten en veterinairen blijven op de hoogtevan de nieuwste medische ontwikkelingen.

Besmettingsgevaar

Helaas maken strenge hygieneregels samenwerking tussengeneeskunde en diergeneeskunde onmogelijk. Zo mogen honden sindsenkele jaren het ziekenhuis niet meer in. En proefdieren die in hetGemeenschappelijk Dierenlaboratorium gehuisvest zijn, mogen geenuitstapjes maken naar bijvoorbeeld de afdeling Diagnostischebeeldvorming, want dan mogen ze er thuis niet meer in. "Vanwegebesmettingsgevaar", zegt Voorhout op een sceptische toon.

Onderzoek met dure apparaten is interessant, maar alleenweggelegd voor grote, academische instellingen. De meestedierenartsen hebben in hun praktijk een rontgenapparaat of eenecho-scanner. "Uit een enquete is gebleken dat gemiddeld derontgenapparatuur bij alle dierenartsen afgeschreven is en aanvervanging toe", vertelt Voorhout. "En in tachtig procent van dedierenartsenpraktijken wordt de apparatuur te weinig gebruikt omeconomisch rendabel te zijn."

Dat staat natuurlijk in schril contrast met de toewijding vanVoorhout en zijn afdeling, daarom klikt het ook niet altijd tussende dierenarts in het land en de onderzoeker aan de faculteit. "Hetis een klein frustratietje, ik krijg wel eens de indruk datdierenartsen in de praktijk denken dat ik hen te dom vind om zelfrontgenologie en echografie te doen. Dat is natuurlijk niet zo.Maar dierenartsen willen vaak alles kunnen met een rontgenapparaat,terwijl ze er eigenlijk veel te weinig mee doen. Met beeldvormingis het als met zoveel dingen, je moet oefenen. En die oefeningkrijgen de meeste dierenartsen gewoon te weinig."

Verouderde apparatuur of niet, rontgenfoto's hebben nog langniet afgedaan. Een deel van het onderzoek aan de faculteit is ernamelijk op gericht om meer te doen met minder. Met behulp vangeavanceerde technieken als CT en MRI proberen onderzoekers degrenzen van de 'traditionele' en laagdrempelige technieken teverleggen. Voorhout geeft een voorbeeld, bijniertumoren bij honden.De bijnier maakt onder andere adrenaline en stoffen die dezouthuishouding regelen. Dit orgaantje moet verwijderd worden alser een tumor in zit want daardoor maakt het veel te veel hormonen.Het vaststellen van die afwijking is een, bedenken welke bijnierhet is (de linker of de rechter) is twee. "Vroeger gooidenchirurgen een kwartje op en probeerden ze gewoon een kant", verteltVoorhout. Logischerwijs leidde dat tot veel onnodig snijden.Vandaar dat de artsen blij waren met de komst van de CT-scanner.Met die techniek was het eindelijk mogelijk de bijnier in beeld tebrengen om te kijken welke van de twee organen de chirurg moestverwijderen. "Maar daarvoor moeten we het dier verdoven en contrastinspuiten, het duurt een uur en het kost zomaar 600 gulden."

Maar toen de veterinaire radiologen ook de mogelijkheden vanechografie onderzochten, bleek dat bijnieren en bijniertumoren ookmet echografie prima in beeld gebracht konden worden. Zonderverdoving en het onderzoek duurt slechts een kwartiertje. En dat -tot vreugde van de hondebezitter - voor eenvijfde van de prijs vaneen CT-scan.

Toegepast onderzoek dus, maar Voorhout moet dit soort resultatenwel gewoon publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. Komt hetdan wel bij de juiste mensen terecht? "Als je publiceert waar jedoor praktizerend dierenartsen gelezen wordt, krijg je strafpuntenvan de universiteit, bij wijze van spreken", zegt Voorhout zondercynisch te willen zijn. "Maar via congressen en postacademischonderwijs hopen we dat dierenartsen er toch iets vanmeekrijgen."

Rinze Benedictus


Het onzichtbare zichtbaar maken

Aanstaande zaterdag spreekt dr. George Voorhout op hetveterinaire symposium 'Kijken, luisteren, voelen' ter ere van 365jaar Universiteit Utrecht en 90 jaar Geneeskunde voorGezelschapsdieren. Hij zal vertellen over 'Diagnostischebeeldvorming, nu en in de toekomst'. Diagnostische beeldvorming,het onzichtbare binnenste van een lichaam zichtbaar maken, kentvier technieken.

1. Echografie. Uitgezonden ultrageluid kaatst terug (echo)afhankelijk van de structuur van het weefsel. Zeer geschikt ombewegende structuren, zoals een kloppend hart of embryo's in debaarmoeder, mee te bekijken.

2. Rontgenfoto. Bot absorbeert meer radioactieve straling danwater en lucht. Ideaal om botbreuken af te beelden.

3. CT-scan. (Computed tomography) Driedimensionalerontgen-'foto'. Door fotografische dwarsdoorsneden, 'plakjes', vanhet lichaam te maken, kunnen anatomische structuren en afwijkingen,zoals hersentumoren, in 3D bekeken worden.

4. MRI-scan. (Magnetic resonance imaging) Vertelt precies waarwater en bloed zitten en waar niet. Onder invloed van eenmagneetveld nemen waterstofatomen radiogolven op en zenden ze weeruit. Geschikt om hersentumoren mee af te beelden.

De mythe van de ivoren toren


Waarom nu pas dit geschiedenisboek?

Herve Jamin was niet de eerste die de geschiedenisvan de Universiteit in kaart bracht. Maar de Franse historicus wistin tegenstelling tot zijn voorgangers ook de grote groep historischgeinteresseerde leken te bedienen. Het nieuwe lustrumboek is eenfraaie synthese van universitaire geschiedenis.

Er is al gigantisch veel geschreven over de geschiedenis van deUtrechtse universiteit. Het standaardwerk is ongetwijfeld 'DeUtrechtsche Universiteit, 1636-1936' van geschiedenisprofessor G.W.Kernkamp, verschenen bij gelegenheid van het lustrum van 1936. Injubeljaar 1986 zijn de in Kernkamp ontbrekende vijftig jaren nogeens beschreven in het boek 'Tussen ivoren toren en grootbedrijf'onder redactie van onder meer geschiedenisprofessor H.W. von derDunk.

Waarom dan nu weer zo'n geschiedenisboek? Belangrijkste reden iswellicht het feit dat het tot nog toe ontbrak aan een synthese. Debibliografie van de UU laat ofwel detailstudies zien, ofwelkronieken met vrijwel uitsluitend een opsomming van historischewederwaardigheden (zoals Kernkamp), ofwel een melange aan bijdragenvan diverse auteurs zonder duidelijk onderling verband (zoals Vonder Dunk). Een handzaam boek (ongeveer tweehonderd pagina's) metdaarin de 'highlights' overzichtelijk en in een goed verhaal op eenrijtje gezet, dus ook een boek waarmee de grote groep historischgeinteresseerde leken bediend wordt, daaraan ontbrak het tot nutoe. De vraag is niet: Waarom weer zo'n geschiedenisboek, maareerder: Waarom nu pas dit geschiedenisboek?

Humanistisch

Voor wie de geschiedenis van de UU al enigszins kent bevat'Kennis als opdracht' misschien geen verrassend leesvoer, maar vande auteur van een synthese kun je geen uitgebreid bronnenonderzoeken spectaculaire nieuwe ontdekkingen verwachten, wel echter nieuweinzichten. Een voorbeeld daarvan is Jamins constatering dat deuniversiteit altijd al, zelfs vanaf het prilste begin, in eenwisselwerking met de maatschappij heeft geopereerd: "Deuniversiteit balanceert tussen een besef van eeuwigheid en een nietaflatende zorg over de vraag hoe de eigen missie in eenveranderende wereld is te realiseren", schrijft hij. Van een'ivoren toren', waarvan in de titel van het boek van Von der Dunkc.s. nog melding werd gemaakt, is dus eigenlijk nooit echt sprakegeweest.

Reeds de eerste hoogleraar in de juridische faculteit, AntoniusMatthaeus, beperkte zich niet tot wat in het midden van dezeventiende eeuw gebruikelijk was, tot het Romeins recht, maarbetrok ook de lokale wetgeving in zijn onderzoek. Eenvijfde vanzijn in 1644 geschreven boek 'De Criminibus' behandelde derechtspraktijk van stad en gewest Utrecht, alsmede die van deRepubliek. Daarmee stond in het prille begin van de universiteit'de maatschappij' al op de onderzoeksagenda en hielden dehoogleraren zich dus niet louter met 'zuivere' wetenschapbezig.

Wat anderzijds ook weer niet wil zeggen dat de universitaireactiviteiten louter op toepassing waren gericht. Na de Franse tijd1815 werd de in Frankrijk heersende onderwijs- enonderzoeksideologie van een nuttige wetenschap die technische,medische of economische vraagstukken moest helpen oplossen, acuutaan de kant gezet. Het in Nederland, en dus ook in Utrecht geldendekennisideaal was moreel-ethisch van aard: het ging om het vatkrijgen op het ware, het goede en het schone, opdat de alma matereen 'geleerde stand' zou voortbrengen die zich in dienst van hetland zou kunnen stellen. In dat licht moet ook de grote nadrukgezien worden die de Klassieke Oudheid kreeg in de universitairedidactiek (Romeins Recht bijvoorbeeld, of het Latijn dat tot ver inde negentiende eeuw de academische voertaal is geweest). In diehumanistische traditie zat immers de sleutel tot dat ware, goede enschone.

Vrouwen

Tot begin deze eeuw was de universiteit qua omvang niet veelmeer dan wat tegenwoordig een forse middelbare school is. Ook deomvang van het docentencorps en de behuizing was navenantbescheiden. Rond de eeuwwisseling 1900 telde de UU (toen nog RUUrijksuniversiteit) amper veertig hoogleraren.

Tot eind negentiende eeuw werden uitsluitend jongens toegelatentot de universiteit. "De plaats die de Utrechtse universiteitinneemt in het algemene emancipatieproces van vrouwen in de periodetot 1940 is niet uitzonderlijk", schrijft Jamin. "Daarmee wordtbedoeld dat de RUU zowel kan pronken met voorbeelden van geslaagdecarrieres van vrouwen, als dat ze zich kan schamen voorgeblokkeerde promoties van getalenteerde vrouwelijkewetenschappers." Dat 'pronken' moet met een korreltje zout wordengenomen: tot 1940 brachten in Nederland slechts zeven vrouwen hettot een hoogleraarsschap, waarvan vijf als een veel slechterbetaalde 'buitengewone' hoogleraar. Utrecht telde er eentje:Johanna Westerdijk, die in 1917 werd benoemd tot hoogleraar in deplantkunde. Het aandeel van vrouwen in hoogleraarsfuncties istrouwens nog steeds bedroevend: afgelopen jaar nog stroomdenslechts drie vrouwen in als hoogleraar, tegenover 21 mannen.

De voorbeelden van 'geblokkeerde promoties' zijn dan ookveelvuldiger. J. Schuiringa bijvoorbeeld, die zich in 1913 op26-jarige leeftijd de eerste vrouwelijke tandarts kon noemen en dieaan de RUU werkte, eerst als assistent, later als lector wat veelaleen opstap was tot een professoraat. Schuiringa verrichtepionierswerk door de prothetische tandheelkunde tot een volwaardigonderdeel van de studie te maken, wat haar een leerstoel had moetenopleveren. Die erkenning kreeg ze echter niet, ook niet na deTweede Wereldoorlog toen ze in 1949 als 'waarnemend' directeur wasbenoemd van de tandheelkundige kliniek. Wel werd er toen eenmannelijke hoogleraar in de prothetische tandheelkundeaangesteld.

Balans

De geschiedenis van de UU is een rijke bron voor dit soortwederwaardigheden en anekdotes. Jamin heeft er rijkelijk uit geput.Het bestuur, het studentenleven, het onderwijs en onderzoek, destudenten- en onderwijsvoorzieningen, de huisvesting, de verhoudingtot de overheden... het komt allemaal aan bod. Valkuil van zo'n'mer boire' aan feitjes voor de historicus is echter dat hij/zijzoveel mogelijk van die weetjes zal willen opdiepen en verwerken.Jamin heeft weliswaar handig gebruik gemaakt van de drie niveauswaarop hij zijn verhaal kwijt kon: dat van de geschiedschrijving'an sich', dat van de 'kaders' waarin opmerkelijke zaken ofanekdotes paginagroot uitgediept worden en dat van de uitgebreidebijschriften bij de talrijke illustraties, die op zichzelf ook weereen verhaal vertellen. Maar niettemin is hij duidelijk in dievalkuil gevallen. Naarmate het boek vordert, wordt de auteurjachtiger en het verhaal beknopter en minder uitgebalanceerd.

De eerste jaren, inclusief de aanloop tot de oprichting van deAcademie, worden uitputtend en evenwichtig behandeld. Dat is danook het mooiste deel van het boek. Maar de periode vanaf 1940bijvoorbeeld wordt afgeraffeld in 27 bladzijden, terwijl dat tochde tijd is van oorlog, zuivering en wederopbouw, van deexponentiele groei van de universiteit inclusief de uitwijk naar DeUithof en de groei van het bureaucratisch apparaat , derevolutionaire jaren zestig/zeventig met hundemocratiseringswensen, de periode van gigantischebezuinigingsoperaties, de herstructurering van onderwijs enonderzoek... Daarover had Jamin meer aan de weet moeten komen dande samenvattingen van reeds bestaande studies die hij ons nupresenteert.

Daarmee raakt ook de balans in zijn betoog een beetje zoek. Deeeuwwende 1900 bijvoorbeeld beschrijft hij vooral met behulp vanwat biografisch aandoende stukjes over hoogleraren als Harting,Donders, Buys Ballot, Mulder, Went, Kruyt of Ornstein. Niet deminst belangrijke, maar onevenwichtig vergeleken met anderecoryfeeen die de (R)UU ook heeft voortgebracht en die elders in hetboek in hun historische context slechts worden 'genoemd'.

Het was mooier geweest als Jamin ook die laatste twee eeuwen hadkunnen beschrijven meer als een 'synthese', als een goed lopend,helder verhaal, dan als het wat gefragmenteerd expose dat hij er nuvan gemaakt heeft. Misschien heeft het lustrumjaar niet lang genoeggeduurd en hadden we met een jaartje extra onderzoekstijd voorJamin een nog fraaier boek gekregen.

Armand Heijnen

Herve Jamin: 'Kennis als opdracht. 'Deuniversiteit Utrecht 1636-2001. Uitg. Matrijs, Utrecht. Prijs:59,95 gulden.


On-line bibliografie

Tegelijk met het verschijnen van 'Kennis als opdracht' wordt eenon-line bibliografie betreffende de geschiedenis van de Utrechtseuniversiteit toegankelijk voor het publiek. Circa vierduizendtitels van boeken, artikelen en audiovisueel materiaal zullen danbeschikbaar zijn voor degenen die meer willen weten over hetverleden van de UU.

De bibliografie (BiGUU) wordt samengesteld en bijgehouden onderverantwoordelijkheid van de Commissie GeschiedschrijvingUniversiteit Utrecht en is ondergebracht bij deUniversiteitsbibliotheek. De bibliografie is raadpleegbaar via derubriek 'Gegevensbestanden' van de universiteitsbibliotheek en ookdoorklikbaar via de geschiedenispagina op de homepage van de UU.Het bibliotheekadres is: www.library.uu.nl

Hoewel er dus al duizenden titels beschikbaar zijn, wordt hardgewerkt om recenter materiaal te ontsluiten. Dat is lastig werk,mede omdat het zich vaak over zoveel verschillende terreinenuitstrekt. Het gaat van gebouwen, via opleidingen naar personen. Deredactie van de bibliografie verzoekt dan ook een ieder die zichheeft beziggehouden met de geschiedenis van de universiteit omtitels ter beschikking te stellen. Wel zijn er een aantalspelregels. Artikelen uit kranten worden in principe nietopgenomen, al zijn uitzonderingen mogelijk. Publicaties overUtrechtse wetenschapsbeoefenaren worden opgenomen, voorzover hetniet een wetenschappelijk debat over de waarde van hun werk geldt,maar een evaluatie van de betekenis van dat werk.

U kunt materiaal toesturen aan dr. L. J. Dorsman, Instituut voorGeschiedenis, Kromme Nieuwegracht 66, 3512 HL Utrecht (leen.dorsman@let.uu.nl).Inlichtingenover de bibliografie zelf: bertine.bouwman@let.uu.nl


Herve Jamin ziet in de universitaire geschiedenis nogveel braakliggend terrein

'Machtig interessant'

"Als Fransman van geboorte kan ik een wat meerdistantie nemen van de geschiedenis van de universiteit", meentHerve Jamin, auteur van het nieuwe universitaire lustrumboek. "Ikzal sommige dingen interessanter of leuker vinden dan eenNederlander, omdat ze voor mij nog niet zo gewoon zijn."

Herve Jamin studeerde in Utrecht geschiedenis ("ik ben via mijnvriendin in Nederland terecht gekomen") en was eerder al bezig metuniversiteitsgeschiedenis. Hij voerde de redactie van het boek 'Zesmaal zestig', waarin zes hoogleraar-biografieen zijn opgenomen. Destap naar het verwerven van de opdracht voor het schrijven van'Kennis als opdracht' was dus een kleine.

Onder meer die onderwerpen waar de geschiedenis van deuniversiteit raakt aan de Franse geschiedenis, hadden zijnbelangstelling: "De Franse tijd tot 1815, dus Lodewijk Napoleon enNapoleon zelf bijvoorbeeld. Maar ook de wetenschappelijke strijddie in Utrecht is uitgevochten tussen Descartes en decartesianisten met hun 'nieuwe filosofie' enerzijds, en deorthodoxen onder leiding van Voetius anderzijds. Dat is een strijdgeweest die geduurd heeft vanaf de oprichting van de universiteittot ongeveer 1700. Daar kan nog behoorlijk onderzoek naar gedaanworden. Hoe stonden de overige hoogleraren bijvoorbeeld in dietweespalt. Ook zonder zich cartesiaan te noemen konden ze zich tochheel wat denkbeelden van de nieuwe filosofie hebben eigengemaakt."

Het is slechts een van de onderwerpen waarnaar volgens Jaminmeer onderzoek gedaan zou kunnen worden. "De periode 1850-1875...Machtig interessant", roept hij met een aanstekelijk enthousiasme."Dat was de tijd van de Utrechtse School in de Natuurwetenschappen.Toen liepen hier opeens grootheden als Donders, Buys Ballot enHarting rond. Zij gaven de natuurwetenschappen een belangrijkeplaats in het intellectuele leven. Waarom die groothedenuitgerekend in Utrecht zaten, en waarom de natuurwetenschappen nahen weer enkele decennialang inzakten... het kan toeval zijn. Maarook dat is zo'n onderwerp dat nadere studie zou verdienen."

Nog een onderwerp: de relatie tussen de stedelijke overheid ende hoogleraren. Het is bekend dat sommige hoogleraren zich metmaatschappelijke kwesties bezighielden, zoals Matthaeus die zichtijdens de eerste decennia van de Academie al bezighield met delokale wetgeving. "Maar in hoeverre, en op welke schaal deoverheden een beroep deden op de hoogleraren om buiten deuniversiteit ook een rol te spelen, dat is eigenlijk nooit goed inkaart gebracht", weet Jamin.

Eilandjes

Een laatste voorbeeld dat Jamin noemt is een geschiedenis van debibliotheek. Tot 1875 is die goed in kaart gebracht, maar met namenaar de periode daarna waarin er bijvoorbeeldinstituutsbibliotheekjes ontstonden is nog weinig onderzoek gedaan."De opening van de nieuwe bibliotheek in De Uithof zou toch eenmooie aanleiding zijn om zo'n boek uit te brengen", suggereert hij."Met die instituutsbibliotheken, en uberhaupt met de vorming vaninstituten eind negentiende eeuw, is een einde gekomen aan een heellange universitaire traditie van een 'gemeenschap'. Vanaf danontstaat de mythe van die ivoren toren: de band met dieuniversitaire gemeenschap werd verbroken, specialisten keken nietmeer over de grenzen van hun eigen kleine vakgebiedje heen, laatstaan dat ze naar de samenleving keken. Op die eilandjes werdhoogwaardig onderzoek gedaan, maar wat er tevens gebeurde en watnog steeds speelt is: waar hoor ik als personeelslid nu bij: bij deuniversiteit, het instituut, de vakgroep, de leerstoelgroep, deonderzoekschool...?"

Na de Tweede Wereldoorlog is er een poging gedaan dat'gemeenschapsbesef' weer op te krikken, maar die mislukt. "Deelsdoor de verzuiling die vrij snel weer de hele maatschappijdoortrok. Maar deels ook door de desinteresse van studenten voordat gemeenschapsidee en door de jaren zestig waarin het 'tegenelkaar' een grotere rol speelde dan het 'met elkaar'", aldusJamin.

"Het zich verbonden weten met de universiteit blijft eenprobleem, zeker met 22.000 studenten. Studium Generale speeltdaarin van origine een rol, en ook een universiteitsblad. Dehuidige discussies over academische vorming hebben er natuurlijkook mee te maken. Wat mij betreft moet het toch vooral in decommunicatie gezocht worden. Communicatie die enerzijds demogelijkheid biedt om als academicus over de grenzen van je eigenvakgebied heen te kijken, maar ook in de zin dat er mogelijkhedenzijn om universiteit en maatschappij naar elkaar te laten kijken.Wat dat betreft zou ik bijvoorbeeld voorzichtig zijn met hetcreeeren van een Engelstalige universiteit. Voor de samenleving inje directe omgeving wordt je dan een gesloten bolwerk. Zoiets alsin de tijd waarin het Latijn de academische voertaal was en deAcademie voor de leek dientengevolge een elitair bolwerk vol vanabacadabra was."

Armand Heijnen

'Tijdschrift voor Absurdistische Geografie' neemt geografie op de hak: 'Er is meer absurditeit in de echte wereld dan je zou denken'

'Tijdschrift voor Absurdistische Geografie' neemt geografie opde hak: 'Er is meer absurditeit in de echte wereld dan je zoudenken'

"Tja, hoe kom ik op ideeen?", peinst Daniel van Middelkoop,vierdejaars student sociale geografie en een van de redacteuren vanhet 'Tijdschrift voor Absurdistische Geografie' (in de wandelgangen'de TAG'). "Eigenlijk kan alles een inspiratiebron zijn. Mijnbijdrage aan de laatste TAG is ontstaan toen ik de scooter van mijnbroertje had geleend om wat in de buurt rond te crossen."

Van Middelkoops 'mobiliteitsimpotentie onder hanggroepjongeren'is illustratief voor de kolderieke artikelen in het tijdschrift dathij samen met vier andere studenten sociale geografie onregelmatiglaat verschijnen en waarvan vorige week het nieuwste nummer in DeUithof werd verspreid. Heel sociaal geografisch verantwoord brengtMiddelkoop eerst het demografische aspect (de onderzoeksgroep) inkaart, alvorens over te gaan tot een uitvoerige analyse van hetprobleem. Een portie postmoderne nonsens is het resultaat.

In de TAG wordt vaker de draak gestoken met 'de sociaalgeografische neiging overal de ruimtelijke aspecten van te zien'.Zo is er een artikel waarin de geografische spreiding van devoetballers van het Nederlands elftal in kaart wordt gebrachtwaarna een link wordt gelegd met het gebrek aan succes van Oranje.Ook in de serie nutteloze stromingen in de geografie, waaronder de'folkloristische geografie' en de 'pedofiele geografie', wordt desociaal geografische 'beau monde' te kijk gezet.

Hersenspinsels

De verbazing over de sociale geografische wetenschap en haarbeoefenaars was aanvankelijk de belangrijkste voedingsbodem voor deschrijfdrift van de TAG-redacteuren. "Wij vonden aan het begin vanonze studie al snel dat de sociale geografie zichzelf te serieusnam", zegt Van Middelkoop. "Vooral het Koninklijk NederlandsAardrijkskundig Genootschap, de KNAG, blinkt uit in hoogdravendetaal. Waar zou de wereld zijn zonder geografen? Dat is soms eenbeetje de houding van dat gezelschap."

Mederedacteur Maarten Hogenstijn: "Aanvankelijk dachten we metde TAG zelfs een tegenbeweging te kunnen vormen voor de KNAG, maardie ambitie hebben we snel laten varen. De vereniging die we haddenopgericht voor de uitgave van het tijdschrift heette in eersteinstantie de Vereniging voor Absurdistische en Asociale Geografie(V.AA.G, let op de interpunctie). Maar we bleken veel minderasociaal dan we dachten. Dat 'Asociale' hebben we daarom na tweenummers vervangen door 'Alternatieve'. We zien de TAG nu vooral alseen prachtig instrument om onze belachelijke hersenspinsels kwijtte kunnen." Van Middelkoop: "In ons manifest staat ook dat we onsniets ten doel stellen en dat we onze wetenschappelijke waarde vaaghouden. Ik geloof ook niet dat we ergens op tenen gaan staan."

"Het meest verbazende is dat mensen het nog leuk vinden om telezen ook", vertelt het derde redactielid Remco van der Hoogt(Marco Eimermann en Mathijs Witte waren niet bij het gesprekaanwezig). "De honderdvijftig exemplaren die we her en der in DeUithof neerleggen zijn altijd binnen een aantal dagen weg. Maar erblijven natuurlijk altijd mensen die niet doorhebben dat het nietallemaal even serieus is."

Samen met Hogenstijn haalt Van der Hoogt herinneringen op aan detijd dat ze samen in Noorwegen studeerden. "We hadden toen eenartikel over de neo-marxistische feministische geografie, diebestaat overigens echt, naar het Engels vertaald. Onze conclusiewas iets in de trant van 'de fysieke kracht van het mannelijkgeslacht zal altijd de doorslag blijven geven'. Een studente washet niet met ons eens en wilde 'er toch nog eens over praten'. Diewas de knipoog dus ontgaan."

Jiskefet

De Noorse studente was onmiddellijk geexcuseerd toen bleek dathet Jiskefet-drietal, absurdisten pur sang, de toon van de V.AA.Gniet wisten te herkennen. Hogenstijn vertelt: "We hadden een aantalmensen gevraagd deel uit te maken van ons comite van aanbeveling.In een brief lieten we weten dat we ervan uit gingen dat ze geenbezwaar maakten wanneer ze niet binnen twee weken zouden reageren.Heel incorrect en allemaal flauwekul natuurlijk. Maar van Jiskefetkregen we een uitermate serieus telefoontje dat ze afzagen van deeer. Gelukkig liet Peter van Vossen, die we benaderden vanwege zijngeografisch absurdistische transfercarriere niets van zichhoren."

De leden van de redactie hebben overigens bij tijd en wijlebehoorlijk last van hun 'vage' imago, dat groeiende is binnen deopleiding. Zo gaven de plannen van Hogenstijn en Middelkoop voorhun afstudeeronderzoek bij docenten aanleiding tot fronsendewenkbrauwen. Hogenstijn, zonder een spoor van ironie: "Wij willengraag de relatie tussen ruimtelijke identiteit en ruimtelijk gedragonderzoeken bij de bewoners van St. Helena, een eiland midden in deAtlantische Oceaan. We zijn benieuwd naar het beeld dat daarbestaat van de buitenwereld. Het enige probleem is dat we nog nietweten hoe we er moeten komen. Er is immers geen vliegveld op heteiland. Weliswaar legt er zes keer per jaar een boot aan, maar datis zo'n duur cruiseschip. Dat kunnen we niet betalen."

Topografilie

De student benadrukt desgevraagd nog maar eens volledig serieuste zijn. Maar wie bekend is met zijn werk in de TAG kan begrijpendat er docenten zijn die enige aarzeling hebben het verhaal van hettweetal te geloven. Hogenstijn maakt in zijn tijdschrift geengeheim van zijn geneigdheid tot wat we maar 'topografilie' zullennoemen. Zo is er zijn serie 'invloedloze wereldleiders' overonbeduidende presidenten en leidsmannen waarvan in eerste instantiede indruk bestaat dat ze uit de duim zijn gezogen. De atlas moeterop na worden geslagen om te achterhalen dat het eiland DiegoGarcia en de republiek Kiribati wel degelijk werkelijk bestaan. Netzoals de deerniswekkende 'commissioner' David Ross MacLennan en depopulaire, maar internationaal totaal niets voorstellende,president Teburoro Tito van Kiribati van vlees en bloed zijn.

"Er is meer absurditeit in de echte wereld dan je zou denken",stelt Hogenstijn. "Laatst kwam ik in de 'Bosatlas' op een kaart uit1937 op de grens van Mongolie en de, toen nog, Sovjet-Unie de naamTannoe Toewa tegen. Op de kaart van 1948 was die weer verdwenen.Dat soort dingen fascineert me. En als je dan op internet gaatzoeken stuit je al snel op de Friends of Tuva en blijkt er zelfseen gek in Amsterdam te zitten die zich met dat land bezighoudt.Fantastisch."

Het drietal beseft dat de TAG voor een heel groot deel gedrevenworden door 'jongensboekenromantiek'. Hogenstijn: "Het is gewoonheel erg leuk een eigen blaadje te maken, al is het in feite nietveel meer dan wat gestencilde A4-tjes. Ik vind het echt een enormeprestatie dat we al zeven nummers hebben gemaakt. Meer kunnen wegewoon niet behappen. Daar hebben we de tijd niet voor." De grootseplannen voor een V.AA.G-congres en een V.AA.G-atlas die in devoorbije jaren tijdens de kroeg/brainstormavonden werden ontwikkeldstaan dan ook al weer tijden in de koelkast en zullen daarvoorlopig ook blijven.

Van der Hoogt heeft nog een absurdistische vergelijking in huis."Wist je dat Khadaffi kort geleden de USA, de United States ofAfrica, heeft opgericht als tegenwicht voor de Verenigde Staten.Misschien zou je de V.AA.G een beetje kunnen vergelijken met datinitiatief. Naar ik heb vernomen doet ook Khadaffi nog weinigpraktisch met die USA."

Xander Bronkhorst

Het Tijdschrift voor Absurdistische Geografie(TAG) is te vinden via http://www.vaag.ontheweb.nl

Bibliotheekmedewerker Aris Jan van Ek naar Wereldspelen voor Getransplanteerden: Wat ben je? Nier, hart, long?

Bibliotheekmedewerker Aris Jan van Ek naar Wereldspelen voorGetransplanteerden: Wat ben je? Nier, hart, long?

De 'World Transplant Games 'vinden eens in de twee jaar plaats.De deelnemers hebben allemaal een orgaantransplantatie ofbeenmergtransplantatie ondergaan. Het doel achter dit op het eerstegezicht enigszins lugubere evenement is simpel: zo veel mogelijkpubliciteit krijgen om orgaandonoren te werven. "Het idee is telaten zien hoe hoog de kwaliteit van leven is na eentransplantatie, om mensen aan te zetten om donor te worden", legtVan Ek uit. "Dus is er ook bewust voor gekozen om niet aan te hakenbij bijvoorbeeld de Paralympics."

Tijdens de Spelen, die gericht zijn op serieuze competitie,strijden deelnemers uit zon 35 landen in tien takken van sport,waaronder golf, atletiek, volleybal en zwemmen. De 39-jarige VanEk, die in 1988 een donornier kreeg, zwom vier jaar geleden ook almee tijdens de Spelen, die toen in Sydney werden gehouden. Hij vondhet een "indrukwekkende" ervaring. "Er liepen daar twaalfhonderdgetransplanteerden rond. Dat schept een verbondenheid. Je bent tweedagen bezig met je eigen sport, maar de rest van de tijd kom je incontact met allerlei andere sporters, uit verschillende delen vande wereld." Transplantatie bleek het gespreksonderwerp onder dedeelnemers. "De meest gestelde vraag was toch wel: 'Wat ben je?Nier, hart, long?'. Daarna volgde meestal de vraag of het orgaanvan een levende donor was of niet. En welke medicijnen je gebruiktwas ook een belangrijk gespreksonderwerp".

Vooral een praatje met een deelnemer uit India staat Van Ek noghelder voor de geest. "Hij vroeg me zonder blikken of blozen of ikmijn nier had gekregen of gekocht. Dat is voor ons onvoorstelbaar,het kopen van donororganen is een enorm taboe. Maar voor hem washet kennelijk gewoon." Ook de aanwezigheid van ouders van overledenkinderen, van wie organen waren gebruikt voor transplantatie,maakte veel indruk op Van Ek. "Voor die ouders was een het eenonderdeel van de verwerking. Maar ze zagen ook dat andere mensendoor de transplantatie weer een leven konden opbouwen. Een van henhield een toespraak, waarvan de rillingen me over de rug liepen."Het inspireerde een Nederlandse deelnemer om zijn gewonnen medailleaf te staan aan het ouderpaar.

Spierkracht

Van Ek werd in Sydney respectievelijk vijfde en vierde op zijnfavoriete onderdelen, de 200 en 400 meter vrije slag. "Toen was ikeigenlijk vooral recreatief bezig. Ik zwom twee keer per week driekwartier. Afgelopen oktober besloot ik om er echt voor te gaan."Dus is hij nu drie keer per week in het zwembad te vinden, waar hijmeestal trainingen van anderhalf uur afwerkt. Hij traint mee met deplaatselijke jeugdselectie, van kinderen rond de twaalf jaar."Volwassenen gaan echt te hard voor mij. De medicijnen die ik slikom afstoting van de nier te voorkomen, worden vaak als dopinggebruikt, omdat ze op korte termijn spierversterkend werken. Maarals je ze langdurig slikt, dan tasten ze je spierweefsel juistaan", legt hij uit.

Ondanks zijn verhoogde inspanningen, laat zijn vooruitgang tewensen over. "Ik ben nu, met al die extra trainingen, een paarseconden sneller dan vier jaar geleden. Ik had gehoopt dat dat meerzou zijn. Ik word conditioneel wel beter, maar het vertaalt zichniet in extra spierkracht. Waarschijnlijk belemmeren mijnmedicijnen dat."

Toch probeert hij positief te blijven: "Ik denk dat het nog weliets gaat verbeteren, ik heb nog tijd tot augustus. En het trainenis in ieder geval goed voor me. Waarschijnlijk zou mijnspierweefsel echt achteruit zijn gegaan als ik niet had gesport, deafgelopen vier jaar."

Maar, geeft hij toe, het is niet altijd eenvoudig omoptimistisch te blijven. "Als die jeugd klaar is met een training,dan gaan ze naar de kant en kletsen wat. Ik ben daarna echthelemaal uitgeput. Ik heb echt wel een paar keer gehad dat ik overeen drempel moest om er mee door te gaan. De snelste 200 meter-tijdin Sydney was 2 minuut 33. Daar zit ik toch echt nog een halveminuut boven."

Publiciteit

Van Ek is niet alleen deelnemer, maar ook secretaris vanStichting World Transplant Games Nederland. In die hoedanigheid zathij in de selectie-commissie, die beslist welke deelnemers wordenuitgezonden. Het aantal Nederlandse deelnemers dat naar Kobe af kanreizen is afhankelijk van de sponsorgelden die beschikbaar komen.De Nier- en Hartstichting leveren de grootste bijdragen, maar ookenkele farmaceutische bedrijven zijn sponsors. Vermoedelijk zullendit jaar zon 35 Nederlandse deelnemers worden uitgezonden

"We hebben als Nederlandse stichting wel overwogen om limietenin te stellen, maar we hinken toch een beetje op twee gedachten.Want iedere deelnemer die meegaat, verplicht zich om zijn best tedoen om zo veel mogelijk publiciteit te krijgen. Dus hoe meerdeelnemers, hoe meer publiciteit." In Sydney wisten uiteindelijk 24van de 35 Nederlandse deelnemers een medaille in de wacht teslepen, waardoor Nederland de vijfde plaats innam in demedaille-lijst. "We hopen op een evenaring van die plek, maar hetis toch moeilijk in te schatten, omdat je van tevoren weinig weetover andere deelnemers. We moeten het gewoon maar zien", aldus VanEk.

Hanneke Slotboom

Meer informatie over de World Transplant Gamesis te vinden via http://www.wtgn.nl

Vier Utrechtse studenten naar Beijing: 'De universiade is echt een buitenkans'

Vier Utrechtse studenten naar Beijing: 'De universiade is echteen buitenkans'

"De universiade is voor mij echt een buitenkans", zegt studentegeofysica Karin Ruckstuhl. "Ik ben pas twintig en ik heb nog nietveel toernooi-ervaring." De zevenkampster vestigde eind mei een eenpersoonlijk record tijdens wedstrijden in Emmeloord. Dit leverdehaar niet alleen een startbewijs op voor de EuropeseKampioenschappen over twee weken in het Olympisch Stadion inAmsterdam, maar verrassend genoeg ook een ticket naar Beijing. "Ikweet niet wat ik kan verwachten. Maar zo'n evenement met meerderesporten en allerlei officiele dingen heeft natuurlijk wel wat."

De Universiade is de laatste jaren uitgegroeid tot het grootstesportieve evenemenent voor studenten. In China worden destudentenkampioenschappen gezien als voorbereiding op de echteOlympische Spelen in 2008. Volgende week beslissen de leden van hetInternationaal Olympisch Comite (IOC) of deze in Beijing gehoudenmogen worden. Vooral de ongemakkelijke mensenrechtensituatie kan deChinezen wel eens parten gaan spelen.

Ruckstuhl ziet in de trip naar het 'exotische' Beijing vooraleen extraatje. "Ik ben wel benieuwd hoe het daar is, maar ik gatoch in de eerste plaats om te presteren. Ik heb geen idee wat mijnniveau is tussen al die andere studenten. Mijn vriend is er weleens geweest. Volgens hem is het er behoorlijk heet en benauwd eindaugustus, maar daar ben ik niet echt bang voor. Ik houd wel van watwarmte."

Inmiddels wordt het Ruckstuhl steeds duidelijker dat ze met eenserieuze internationale bijeenkomst te maken krijgt. DeUniversiadeploeg wordt geheel in het nieuw gestoken door eenChinese kledingsponsor. "Ik heb nog geen idee hoe dat er uitziet.Vorige week zijn mijn maten opgenomen. We krijgen in ieder gevaleen colbertje voor tijdens de opening en trainingspakken."

XB

De winnende verhalen van de lezersprijsvraag 'Eens maar nooit weer'.

De winnende verhalen van de lezersprijsvraag 'Eens maar nooitweer'.

Expeditie

Daar stond ik dan, trillend op mijn benen. Hoe had ik ooit zostom kunnen zijn? Hoe kwam ik erbij te denken dat het vast nooit zoerg kon zijn als ik dacht? Ze zeggen wel dat je je angsten onderogen moet zien om ze te kunnen overwinnen, maar mooi dat dat nietwerkt! Ik had het stomme idee dat op mijn leeftijd -ik was een jaarof vijftien, zestien toen- het toch wel tijd was dat ik het eenkeer probeerde. Oh, hoe stom had ik kunnen zijn, ik had naar mijnmoeder moeten luisteren. Omdat je bij zon expeditie als dit tochliever niet alleen bent, had ik een vriendin meegevraagd. Het wasrustig dus we hoefden niet zo lang te wachten. Op dat moment sloegde twijfel toch wel toe. Zal ik dit nu wel doen, ik kan nu nogterug? Stel dat er ergens een schroefje los zit? Zal ik er dan nietuitvallen? Stel dat ik halverwege de neiging krijg om eruit tespringen? Wat als we blijven hangen in de lucht? Was het wel zoslim om dit te probereeenn???... Daar gingen we, er was geen uitwegmeer, ik had geen keus, ik moest mee tot het eind. We gingenlangzaam omhoog. Dit viel nog wel mee. Ik had me vast weer eens tedruk gemaakt om niets. Ze zullen je er vast niet inlaten als hetniet veilig is. Het uitzicht is te gek, je kan kilometers verkijken. Misschien ga ik dit toch wel leuk viiindeen... aaaahhh.!!!We waren op het hoogste punt, ik keek naar beneden, zag de afgrond,voelde elke cel in mijn lichaam gillen en alles werd donker. Pastoen we eindelijk stilstonden durfde ik weer te kijken. Honderdkeer liever een vliegend paard dan nog een keer deze nachtmerrie.Dat was de eerste en de laatste keer....in de Python!

Heleen Visser


Taxirit

Ik ben op vakantie en dans met een lange, goedgebouwde jongen.Vorige week heb ik in ditzelfde discotheekje met hem staan zoenen,maar ik weet eigenlijk alleen hoe hij heet (Daniel) en dat hij hierin de buurt in een hotel werkt.

We dansen dicht bij elkaar, toch ga ik op een gegeven moment watvan hem afstaan, want het is al laat en ik merk dat mijnvriendinnen niet meer in de buurt aan het dansen zijn. En zijhebben mijn geld; in mijn rokje zitten geen zakken.

Oeps. Ons hotel ligt vier kilometer verderop en is alleen pertaxi bereikbaar.

Ik ga even mijn vriendinnen zoeken, zeg ik dus tegen Daniel.

Maar ze zijn nergens te vinden.

Je kan met mij mee, biedt hij aan, we gaan toch dezelfde kantop. Ik betaal wel.

Goed dan.

In de taxi zoenen we verder, de taxichauffeur lijkt niks temerken of misschien let ik daar zelf gewoon niet op.

Eenmaal bij mijn hotel kan ik twee dingen doen. Of uitstappen enhem door laten gaan naar zijn kamer, of samen uitstappen.

Ik kies voor het laatste, ben avontuurlijk ingesteld en zou hetlullig vinden om hem zonder 'beloning' weg te sturen.

Als je wilt, pijp ik je, stel ik voor in een andere taal klinkthet minder erg.

Ik zoek een beschut plekje muur op (mijn kamer deel ik tenslottemet meer mensen) achter wat struiken en we beginnen weer tezoenen.

Hij blijkt nogal grootgeschapen en als ik begin met pijpen ooknogal onwelriekend. Tja.

Hij begint me steeds meer tegen te staan. Eigenlijk wil ikgewoon weg, heb ik spijt van mijn keuze.

Maar voor hem geldt dat niet. Hij wil juist meer.

De cliches rollen uit zijn mond, en die klinken zelfs in eenandere taal even erg als altijd.

Je wilt het zelf, ik voel het.

Je hebt nog nooit een echte man gehad alle vrouwen willen eenechte man.

Inmiddels heb ik duidelijk gemaakt dat ik net met hem wilneuken, maar hij trekt voor de vierde keer mijn broekje omlaag. Iktrek het voor de vierde keer omhoog en stap naar achter.

Ik wil dit niet! Ik ga weg, zeg ik.

Hij trekt me terug tegen de muur. Nu word ik me pas echt bewustvan de situatie waarin ik terecht ben gekomen. Snel pak ik zijn piken druk mijn nagels er met kracht in. Een kreet.

Ik loop gehaast weg en hij komt me niet achterna.

In mijn hotelkamer neem ik een lange, hete douche.

De volgende ochtend maalt het. Was hij gewoon een klootzak? Wasik niet duidelijk genoeg? Ik vraag me af hoe ik hier a la OprahWinfrey een 'learning experience' van kan maken.

Uiteindelijk besluit ik dat hij weliswaar een klootzak was, maardat ik mezelf nooit in zon situatie had moeten brengen.

Waarin ik een jongen eigenlijk 'beloon' voor een taxirit,drankjes, of wat dan ook. Waarin hij makkelijk kan denken dat ikveel meer wil dan ik wil. Waarin ik bang ben en dit soort middelenmoet gebruiken om weg te komen.

Eens, maar nooit weer.

J.J. (naam bij redactie bekend)


Foamparty!

De mededeling 'Lotje komt ook' was genoeg aanleiding om naar hetverjaardagsfeestje van Floris te gaan. Lotje is leuk. Floris hadgerekend op een opkomstpercentage van vijftig. Het werd tachtig enom half twee was het bier op. Stress! Collegelopers zagen eenmogelijkheid om af te haken en de rest, waaronder Lotje en dus ik,besloot in de stad bier te gaan drinken. We kwamen langs eendiscotheek waar heel groot 'Foamparty' stond aangeplakt. Iemandriep Joepie!! Schuim!, zoals ze in 'Debiteuren, crediteuren'Joepie! IJsvrij! roepen. Een schuimfeest. Daar had de meute weloren naar. Voor de ingang was het echter een uitdragerij vanrinkelende tweedehands BMW-sleuteltjes, trainingsjasjes, laarzen,matjes en zonnebrillen.

"Wel erg veel schuim daarbinnen. Daar ga ik echt niettussenstaan", zei ik.

"Ik wil schuim", zei Floris.

"Ik ook", zei Lotje.

"Floris is jarig en hij mag beslissen", zei iemand.

"Klopt", zei Lotje.

"Ik ben hier nog nooit binnen geweest en wil dat graag zohouden", zei ik.

"Je bent dichtgetikt. Dan ga je toch lekker niet."

Ik berustte in mijn lot. Na een kwartier mochten we al naarbinnen, waar we werden opgewacht door een kolossale portier.Vergeleken bij deze 'big motherfucker' was Fredje uit de Woo denatte teddybeer van een huilend kind. Wat zou ik me veilig voelendaarbinnen!

"Dansen?", vroeg Lotje. Als er iets is wat ik grondig haat, ishet wel dansen.

"Nee, ik heb pleinvrees. Ik blijf liever een beetje aan dezijkant." Lotje keek me aan.

"Hou je mijn kruk bezet?", vroeg ze en verdween. Gefrustreerdover het algehele verloop van de avond besloot ik sterke drank tebestellen voor mij en Lotje. Des te sneller zouden we hier hopelijkvandaan zijn. Toen ik me met mijn drank weer omdraaide zat er eengeblondeerd iemand op Lotjes kruk. Ze was in een drukke conversatiegewikkeld met een getatoeerd persoon. Ik tikte op haar schouder.Het stel keek me verstoord aan.

"Die kruk was bezet."

"Nou en?"

"Ik wil m terug." Het bepoederde gezicht lachte me uit, draaidezich om en stootte en passant 'per ongeluk' mijn baco om. Ikbestelde een vaatdoek en veegde het stuk bar voor me weer droog, erdaarbij zorg voor dragend dat het grootste deel van mijn baco op dekleren van het gepoederde meisje terecht kwam. Ze draaide zichwoedend om en slaakte kreten als 'Kankerlijer!' en 'Kutstudent!'.Het werd nu gevaarlijk, want de getatoeerde baas kwam van zn kruk.Helaas, ik was niet meer te houden.

"Zeg, jij bent geblondeerd he? Ik heb een raadsel voor je. Aanwelke kant wordt je haar het eerst weer donker, aan de puntjesof"

BAF! Tattoo had me een rake klap gegeven. Toen snapte ik waaromzegelringen zo populair zijn. Mn wenkbrauw lag open en het bloedstroomde langs mijn ooghoek. Opeens was Lotje er weer. "Wat is ergebeurd?" Het wijf zat nog steeds te krijsen en de kerel had hetover zn mes en mij kapot maken. "We gaan", besliste Lotje.

De portier wilde nog fooi.

"Sodemieter op, dikzak!" Ik had het gehad.

"Ssssssst!!", zei Lotje wijs.

Wat later stonden we buiten.

"Godverdomme! Paupers! Ik had hier nooit"

"Jaja, en het was allemaal hun schuld he? Kom nou maar."

Uiteindelijk waren we bij mij thuis. Ik werd niet bepaaldvakkundig maar wel liefdevol verbonden door Lotje. Onder hetmotto'Nu wil ik jouw littekens ook zien werd het zelfs noggezellig.

Ik werd wakker van het dichtslaan van de voordeur. Het was halfacht, Lotje was weg. De pleisters waren losgegaan en mijn bed wasknalrood. Bovendien had ik hoofdpijn. Kutdiscotheek.

Arjen Benedictus


Biertje

Nooit gaat het meer gebeuren. Barstende koppijn, niet in staattot iets. Zweterig klim ik uit bed, wat al enige uren kost. Dan dehandelingen van het opstaan. Ik wankel naar de wc. Mmm alcohol.Terug mijn bed in. Als een steen. De aspirine is niet te bereiken.Had ik die maar gepakt op de terugweg van de wc. Zal ik? Ach nee.Tv aan? Kan niet, geen afstandsbediening. Muziek aan? Echt niet! Almijn pogingen zijn gedoemd te mislukken.

In een vlaag van frisheid besluit ik tot ondernemen.Tandenpoetsend bedenk ik verbaasd dat er veel aan vast zit, aanopstaan. En wat een cordinatievermogen heeft een mens. En wat kanhij veel tegelijk. Kleren aan. Welke? Doe maar die van gisteren.Eten? Mijn maag borrelt, bevindt zich in mijn keel. Ik dwing mezelfom water en karnemelk te drinken. Uit het dal klimmend doe ikvoorzichtig boodschappen. Altijd al vrij bedachtzaam, blijf ikhangen in cirkelredeneringen. Die conclusie zit er voor vandaag ookniet meer in.

Met mijn goede vrienden Stress en Kater breng ik de rest van dedag door. Want natuurlijk is het bijna tentamentijd en moet ik overtwee dagen een essay inleveren en moet mijn paspoort wordenverlengd en is de hond laatst van het dak gevallen en moet ik mijnband gaan plakken.

s Avonds afgesproken om te eten. We kunnen slechts slapouwehoeren en giechelen. Maar, met een goed maal klaart alles eenbeetje op. We zitten vlak bij de stad. En weer is er eenfestival... Laten we een ijsje halen. Richting stad lopendbesluiten we toch nog even op het Neude te gaan kijken. Wat eenleuke muziek. Wat een hoop mensen. Wat een leven...

Later, in de kroeg met vrienden. Want die hingen ook rond. Brakvan de dag ervoor. Effe een biertje doen? Okee, eentje dan. Maarhelaas, mijn hand kent zijn stand, mijn schouder weet hoe tescharnieren. Gezelligheid kent geen brakheid.

Anneke Laverman

Cryptofiel Kees Volkers stopt ermee

"Van jongs af aan maak ik al puzzles voor anderen. Dat is leukom te doen en met het maken van het U-blad cryptogram kon er eenpaar centen aan overhouden. Voor het U-blad ben ik begonnen toen ikzelf nog aan het geografisch instituut werkte. Niet lang daarna benik freelance journalist geworden maar hier gewoon meedoorgegaan.

Er zijn algemene cryptogrammaticaregels, maar elkecryptogrammenmaker heeft toch zijn eigen stijl. Ik houd wel van decryptogrammen van de Volkskrant. Ik vind dat er niet teveel grappenin moeten of rare kronkels. Ik ga uit van een diagram van 14 bij 14hokjes. Daar vul ik woorden in. Vervolgens leg ik het weg en gadaarna de omschrijvingen erbij bedenken. Gemiddeld ben ik er vier,vijf uur mee bezig. Het verschilt, want het is een creatief procesen soms heb je geen inspiratie.

Per week krijg ik ongeveer zestig inzendingen. Sommige mensensnappen niets van cryptogrammen, maar blijven toch insturen. Ikkrijg toezendingen uit heel Nederland. Soms heb ik het idee datstudenten het U-blad in het weekend mee naar huis nemen en dat dande moeder de crypto maakt. Op de universiteit stuurt vooral hetondersteunende personeel, de secretariaten, de crypto's in. Diehebben blijkbaar het meeste tijd en interesse. Het is een grappigidee dat ze het gezamelijk doen. Zo'n groepsgebeuren had ik vroegermet mijn studentenhuis ook op zaterdagochtend. De lol van eencryptogram is moeilijk uit te leggen. Iemand die houdt vancryptogrammen wordt toch raar gevonden.

Waarom ik ermee stop? Het kost teveel tijd en na elf jaar heb ikeen punt van verzadiging bereikt. Ik heb alle woorden welgehad."


Arjen Kramer, vierdejaars aio bijscheikunde:

"Ik doe het cryptogram sinds ik hier studeer, vanaf 1992. Maarik stuur hem lang niet altijd in. Als je niets wint, doe je datminder snel. Ik probeer het cryptogram eerst altijd alleen en danga ik overleggen. Het is leuker dan kruiswoordpuzzles omdat je namoet denken. Als je de antwoorden ziet, is het vanzelfsprekend.Ooit heb ik geprobeerd zelf een cryptogram te maken, maar dat vielme nog behoorlijk tegen. Ik vind het jammer dat dezecryptogrammaker stopt, maar voor mij persoonlijk is het niet zoerg. Mijn contract bij de universiteit loopt bijna af dus daarnazou ik het toch niet meer doen."

Annelies Dankbaar, vijfdejaars taal- encultuurstudies:

"Sinds ik mijn huidige vriend heb, maak ik samen met hem decryptogrammen. Meestal begin ik meteen donderdag en zondagochtendis 'ie meestal af. Ik vind het wel leuk, je moet echt evennadenken. Alleen vind ik het jammer dat er af en toe foutjes in deopmaak zitten. Als ik de oplossing inlever, doe ik dat meteen intweevoud op mijn naam en die van mijn vriend. Maken we twee keerzoveel kans om te winnen."

Frank Schuemie, student sterrenkunde:

"Al jarenlang maken we aan de bar bij Biton samen het cryptotijdens de borrel op donderdagavond. Het is echt traditie geworden.De oplossing insturen komt er meestal niet van, na een avondjestappen."

Heleen Hoekstra, wetenschappelijk medewerkster bij defaculteit Letteren:

"Elke donderdagmiddag heb ik samen met mijn kamergenootcryptolunch. Toen ik een nieuwe kamergenoot kreeg, bleek diegelukkig ook van crypto's te houden. Tijdens het eten maken we hetcrypto, dikwijls met de stopwatch ernaast om te kijken hoe snel wehet kunnen. Twaalf minuten is onze recordtijd. Het cryptogram maakik al zolang die in het U-blad staat. De snelheid komt vooral omdatwe de stijl gewend zijn van de maker. Wat dat betreft zal het weleen uitdaging zijn als na de vakantie een andere cryptomaker komt,maar wat mij betreft had deze niet weg gehoeven. Ik vond decryptogrammen prima."

CH

Letterenstudenten exposeren met kruidenboek en liefdestover in Academiegebouw

Letterenstudenten exposeren met kruidenboek en liefdestover inAcademiegebouw

In de tentoonstelling 'Van Magie tot Instructie'worden Viagra en appeltaart in een historische context geplaatst.Achttien letterenstudenten onderzochten de ontwikkeling vaninstructieteksten en recepten. Het resultaat is nog tot en metvolgende week vrijdag te bewonderen in het Academiegebouw.

"Over de mandragora gingen allerlei verhalen de ronde. Hetplantje zou ondermeer potentieverhogende kwaliteiten hebben omdathet groeide onder de galg op de plek waar de spontane zaadlozingvan de gehangenen terechtkwam. De vorm van de knol versterkte diemythe." Studente historische letterkunde Lisabeth Keizer staattussen de dille en kamille in een klein kruidentuintje in de halvan het academiegebouw. De knol van de mandragora is te zien op eenfoto. De gelijkenis met een klein manspersoon met een enorme fallusis treffend.

Keizer is een van de studenten die meewerkten aan de inrichtingvan de tentoonstelling Van Magie tot Instructie waarin deontwikkeling van instructieteksten en recepten centraal staat. Deexpositie, waarvoor subsidie beschikbaar werd gesteld in het kadervan de lustrumviering, vormt de afsluiting van een collegereekswaarin dit soort teksten werd behandeld. Keizer bekeek met drieandere studenten oude en nieuwe beschrijvingen in de kruidenboeken,een van de vijf thema's van de tentoonstelling. Andere onderwerpenzijn de magie (over 'liefdestover'), geneeskunde (over'melancholie'), koken en gynaecologie.

De groep studenten die werkte aan teksten uit de gynaecologieheeft naast de kruidentuin van Lisabeth Keizer de kansel in de halomgetoverd tot een verloskamer. Twee roomblanke benen steken optwee meter hoogte uit het spreekgestoelte. In een vitrine wordtaandacht besteed aan oude teksten over geslachtsbeinvloeding en-bepaling. Een wijntje met gestampte hazenbaarmoeder scheen nogaleens een zoon op te leveren.

Appeltaart

Van Magie tot Instructie behelst echter meer dan oudevolkswijsheden en heksentrucjes. De bedoeling was niet alleen decultuurhistorische achtergrond van de teksten weer te geven, maarook de ontwikkeling in de structuur van de teksten te analyseren,vertellen de universitair hoofddocenten Orlanda Lie en Leo Lentz,initiatiefnemers van de collegereeks. Lentz: "Wij wilden die tweeinvalshoeken die heel erg met elkaar samenhangen graag samenbrengenin een collegereeks waarin studenten historische letterkunde encommunicatiekunde samenwerkten."

Volgens Matty Dankers, ook studente historische letterkunde enmet Keizer verantwoordelijk voor het thema 'kruidenleer' in detentoonstelling, is de conclusie te trekken dat de opbouw enstructuur van de tekst door de eeuwen heen steeds helderder isgeworden. "Je ziet steeds meer kopjes en witregels. Vroeger was heteen grote brei van woorden."

Volgens Lentz is dat een meer algemeen beeld. "Recepten eninstructies waren vroeger alleen bedoeld voor de geletterdebovenlaag van de bevolking. Een kok in 1514 kon niet lezen. Tochwerd zijn appeltaartrecept op schrift gesteld. Er was immers nietsergers dan dat een kok bij zijn overlijden een geliefd receptmeenam het graf in. Maar een nieuwe kok hoefde je niet uit teleggen hoe je appels schilt of deeg kneedt. Tegenwoordig zijn deteksten vrijwel altijd gericht op een lekenpubliek. Dat vraagt omuitvoerige en gedetailleerde informatie, waarbij het hele processtap voor stap wordt beschreven, met de ingredienten enhoeveelheden apart vermeld."

Almanak

Dat de deelnemers aan de collegereeks over de instructietekstengeacht werden een heuse tentoonstelling in te richten gaf overigensnog een behoorlijke schok. MattyDankers: "De aanpak is heel anders.Je gaat veel minder de diepte in. Alles gaat om het visualiseren enpopulariseren. We mochten hier twee A4-tjes tekst voor aanleveren.En als het gaat om het vormgeven van een tentoonstelling zijn wenatuurlijk echte amateurs. We moesten zelf de opzet, logistiek enpr verzorgen. Maar de voldoening is groot. Het is toch iets andersdan dat je een nota moet schrijven, die vervolgens ergens in eenkast verdwijnt. Hier komt iedereen kijken."

Lie: "De opening vorige week werd door de studenten, maar ookdoor ons, als een enorme opluchting ervaren. En de reacties zijnpositief. In het gastenboek laten we bezoekers hun eigen middeltjesen recepten beschrijven. Het begint al een beetje op de EnkhuizerAlmanak te lijken. Wist je dat je 's nachts een ui onder je okselmoet houden als je geen zin hebt om naar college of naar je werk tegaan? Daar schijn je heel ziek van te worden."

XB

Website van de tentoonstelling: http://www.let.uu.nl/~Leo.Lentz/personal/instructie/homepage.html

Bezemklasjes: makkelijke tentamens en een hete adem in je nek

Bezemklasjes: makkelijke tentamens en een hete adem in jenek

Als een studie wordt opgeheven of drastischveranderd, heeft dat onherroepelijk gevolgen voor de studenten dietot de laatste lichting 'oude stijl' behoren. In een bezemklasjezitten heeft veel nadelen, maar ook voordelen. "Sommige docentenmaakten de hertentamens makkelijker omdat ze van je afwilden."

Normaal gesproken maakt het niet zoveel uit hoeveelste jaarsstudent je bent. Haal je het ene jaar een vak niet, dan probeer jehet gewoon een jaar later opnieuw. Voor studenten die in eenbezemklasje zitten, werkt dat anders. Maarten Corpeleijn is studentNatuurwetenschappen en Bedrijf & Bestuur, een studie die vanaf1998 is omgetoverd tot Natuurwetenschap & Innovatiemanagement.De communicatie over het stoppen van de opleiding is volgensCorpeleijn op z'n minst merkwaardig te noemen. "In maart 1998 werdons vrij plotseling meegedeeld dat de opleiding stopte en er werdgevraagd of we voort wilden maken. Wij kregen ook steeds brieventhuisgestuurd met daarin de boodschap dat we flink moestendoorstuderen omdat we zo 'lastig' waren. Terwijl wij gemiddeld eenhoger rendement hadden dan de jaren voor ons. Halverwege het derdejaar ontstond de lastige situatie dat we alle colleges voor hetlaatst konden volgen. Studenten hadden twee tactieken. Of jeprobeerde zoveel mogelijk onderwijs en colleges te volgen zodat jealle aantekeningen in ieder geval had en keek dan later wel wanneerje de tentamens haalde, of je haalde wat je halen kon en lietsommige vakken zitten en zag later wel wat ervan kwam. Gelukkigheeft niemand pfeiffer of een andere ziekte gekregen, want dat hadzeker grote problemen gegeven."

In een bezemklas zitten heeft vooral nadelen. Corpeleijn:"Plannen voor wereldreizen werden afgezegd. Besturen of commissiesdeed bijna niemand meer. Je moest nu eenmaal de vakken volgen dievoor het laatst werden gegeven. Ook vond ik het een nadeel dat hetnauwelijks zin had om feedback op het onderwijs te geven. Je kuntwel een fout in een dictaat doorgeven, maar daar wordt daarna tochniets meer mee gedaan. De motivatie van docenten die een vak voorhet laatst geven is vaak ook niet erg hoog."

Vakken halen werd wel veel makkelijker. "Sommige docentenmaakten de hertentamens makkelijker omdat ze van je af wilden,bijvoorbeeld door het oude tentamen nogmaals te geven. Op diemanier ben ik ongeveer vijf tentamens van erg saaie vakken voorsamen twintig studiepunten gemazzeld."

Voorgekauwd

Het komt vaker voor dat er inhoudelijk iets verandert en veelstudenten blijken daarmee al problemen te hebben. Je moet andereboeken aanschaffen, de nadruk ligt op andere stof en je krijgt eenandere tentamen. Behoorlijk ingrijpend is het dan ook als een heelcurriculum wordt omgegooid. Zo hebben alle betaopleidingen deswitch van een vier- naar een vijfjarige opleiding gemaakt en zijnandere opleidingen overgegaan op probleemgestuurd onderwijs.

Geneeskunde is zo'n opleiding waarbij het hele oude systeem isafgeschaft. Derdejaars Afke Terwisscha van Scheltinga: "De vakkenkomen niet eens overeen. Wij moesten gewoon nog stampen bij vakkenover weefsels of bloedvaten. Bij probleemgestuurd onderwijs gaan zedaarentegen uit van het hart en bespreken dan wat daar allemaal bijkomt kijken. Totaal niet vergelijkbaar, dus. In het nieuwecurriculum gaan studenten veel sneller de praktijk in. Eerstejaarshebben bijna meteen een week verpleegstage. Wij kregen alles gewoonvoorgekauwd."

De gevolgen van de invoering van probleemgestuud onderwijs warenvoor studenten geneeskunde aanzienlijk. Studenten die niet genoegpunten hadden gehaald, moesten helemaal opnieuw instromen in hetnieuwe curriculum. Dat betekende voor sommigen twee jaar helemaalopnieuw doen. Terwisscha van Scheltinga: "In die gevallen kun jenog zeggen dat het aan de studenten zelf ligt. Maar ook voor mensendie vanwege ziekte uitvielen was dit het gevolg. Zelf heb ik bijnaalles gehaald, maar ik kan eigenlijk niet een jaar ziek worden. Danzou ik ook nog helemaal opnieuw moeten beginnen."

Het grootste probleem van de herstructurering van de studie moetechter nog komen. "Wij gaan na vier jaar co-schappen lopen, maar denieuwe lichting krijgt in het derde jaar al twee co-schappen. Bijhen worden co-schappen en lessen afgewisseld. Omdat zij lessenmoeten volgen, moeten hun co-schappen op vaste tijden ingaan. Dewachttijden zullen niet alleen veel langer worden, maar ik ben bangdat wij moeten wijken voor de jongerejaars die vastzitten aanlesperioden. Behoorlijk zuur om daarom vertraging op te lopen.Bovendien is de kans groot dat wij onze co-schappen buiten het UMCmoeten lopen, omdat ze daar de nieuwe lichting willen hebben.Daarbij komt nog dat de co-schappen niet te vergelijken zijn. Zijzijn waarschijnlijk praktischer, maar hebben minder theoretischekennis. Op een informatiemiddag met de studieadviseur hebben we ditaan de orde gesteld, maar op bijna al onze vragen kregen we geenantwoord."

Uitzondering

Dat gebrek aan goede voorlichting over bezemklasjes is nietvoorbehouden aan geneeskunde. Het is bijna overal zo. Faculteitenzijn namelijk niet verplicht om aan nieuwe eerstejaars studentenmee te delen dat ze in een bezemklas terechtkomen. Vreemd, want hetheeft grote gevolgen. Volgens studieadviseur van Farmacie M.Thijssen valt het met de voorlichting en verwarring bij studentenwel mee. Bij Farmacie gaan ze per 1 september ook over opprobleemgestuurd onderwijs, maar voor de studenten die gewoon hetprogramma volgen zullen er volgens Thijssen niet zoveel problemenzijn. "Studenten hebben lang genoeg de tijd om tentamens in de oudestijl alsnog af te ronden."

Lastiger is het voor de studenten die er een jaar tussenuitgaan. Als zij terugkeren, is er een hoop veranderd. "Voor specialegevallen wordt er daarom een uitzondering gemaakt." Alleen voor deeerstejaars van dit jaar heeft het 'laatste lichting-zijn' echtconsequenties gehad. "Je moet een behoorlijke basis hebben om aande practica in het tweede jaar te kunnen beginnen. Vroeger moest jedaar 31 punten voor hebben. Of je die in je eerste of tweede jaarhad gehaald, maakte niet uit. Maar nu hebben we de richtlijngesteld dat eerstejaars aan het eind van het eerste jaar die 31studiepunten moeten hebben, zodat ze kunnen doorstromen. Als er nogmeer dan drie of vier vakken open staan, wordt het te moeilijk.Maar het levert niet echt grote problemen op, want voor dieeerstejaars voelt het niet anders. Zij hebben geenvergelijkingsmateriaal omdat ze de andere vorm niet hebbenmeegemaakt."

Christie Hofmeester


Bezemklasjes en bachelor-master

Hoe vervelend ook voor de betrokken studenten, de problemen rondbezemklasjes zijn redelijk te behappen en kleinschalig. Tenminste,als je het vergelijkt met de hoeveelheid bezemklasjes die zullenontstaan als eenmaal het bachelor-mastersysteem wordt ingevoerd.Veel studenten en ook studie-adviseurs zien dan pas echt groteverwarring ontstaan.

Student Maarten Corpeleijn: "Alle opleidingen gaan op de schopen dan krijg je overal bezemklasjes. Als elke opleiding dat zelfregelt ontstaat er grote rechtsongelijkheid tussen studenten vanverschillende opleidingen. Vooral bij kleine opleidingen met kleineklasjes kost het immers handenvol geld om iedereen herkansingen tegeven: er zal dus reden genoeg zijn om druk uit te oefenen oplangzame studenten om te stoppen met de studie. Ik vind daarom dater vanuit centraal niveau gestandaardiseerde regels moeten wordengemaakt voor elke opleiding: je moet de oude club studentenproduktgarantie geven en ze vooraf vertellen waar ze aan toe zijn:hoeveel herkansingen komen er nog? Is herhalingsonderwijs mogelijk?Dat is marketingtechnisch misschien niet zo handig, maar hetvoorkomt een hoop gezeur later."

Volgens K. Kammen van het Universitair Strategisch Programmawordt er alles aan gedaan om problemen met bezemklasjes tevoorkomen. Juist omdat het probleem bij de 'bama'-introductieuniversiteitsbreed speelt, is het volgens haar makkelijker er goedeafspraken over te maken. "We zijn er al een jaar over aan hetnadenken. Studenten hebben het recht om af te studeren in derichting waarvoor ze zich hebben ingeschreven. Hoe hetstudieprogramma eruit gaat zien is, en hoeveel herkansingen erkomen wordt bepaald door de faculteiten zelf, maar we proberenhierover zoveel mogelijk afspraken te maken zodat er geen al tegrote verschillen komen."

Hormoondeskundige Jos Thijssen over de arbitraire grens bij nandrolonmetingen: 'In het geval De Boer deugt het bewijs niet'

Hormoondeskundige Jos Thijssen over de arbitraire grens bijnandrolonmetingen: 'In het geval De Boer deugt het bewijsniet'

Theunisse bleek later minder onschuldig dan zijn grote betraandebruine ogen op televisie suggereerden. De echtgenote van Thijssenheeft dan ook al gevraagd: 'Hoe weet je dat je niet weer voor degek wordt gehouden'. "Ik weet nooit honderd procent zeker dat Frankde Boer niet gebruikt heeft. Maar De Boer is een nette vent dieheel betrouwbaar overkomt."

Toch is Thijssen niet bang voor zijn reputatie. Hij steunt opzijn wetenschappelijke aanpak. Of Gert-Jan Theunisse schoon was ofniet, is minder belangrijk. "Ik heb toen de bewijsvoering aangepakten ik heb uiteindelijk gelijk gekregen. Dat was mijn taak. Het IOCheeft de regels aangepast op basis van mijn onderzoek. Dat heeftGert-Jan niet meer geholpen. Maar andere onschuldige sporters komennu niet meer in de verdachtenbank terecht."

"Wij hadden in ons onderzoek bij Theunisse wel allerleizekerheden ingebouwd om te voorkomen dat wij belazerd zoudenworden. Want ik ben een wetenschapper. Ik weet veel van hormonen enik moet voorkomen dat ik allerlei onzin ga uitkramen. Als ik denkdat een atleet heeft gebruikt dan begin ik er niet aan. Ik kan nietliegen."

Ook in het geval De Boer deugt het bewijs niet, vindt Thijssen.De grenswaarde is volgens hem niet nauwkeurig genoeg te meten.Zoals heel Nederland inmiddels weet ligt die op 2 nanogram en isbij De Boer 7,1 gemeten. "De grens is vrij arbitrair op twee gezet.Volgens het Nederlands Meetinstituut is de onnauwkeurigheid bij demetingen zo groot dat die 7,1-meting van De Boer niet eens boven de2,0 hoeft te liggen. We hebben het dan over een kans van een ophonderd en dat is juridisch veel te laag.'

Als de meting bij De Boer wel correct is dan is het niet eensdoping, stelt Thijssen. Hij vertelt dat De Boer in het vonnis vande tuchtcommissie van de UEFA al wordt vrijgesproken van hetinjecteren van nandrolon. "Dat spul werkt vrijwel niet via de mond.Het zou dan nog uit zijn eigen lichaam kunnen komen. Diegrenswaarde is gebaseerd op tests bij redelijk gezonde jongemannen. Er is later onderzoek onder voetballers gedaan en dan komteen aantal mensen na een inspanning al boven die waarde. Onbelastis er niets te vinden, matige belasting levert een paar positievegevallen op, maar wat gebeurt er bij echte toppers na een zwareinspanning? Daar zijn geen cijfers over."

Vrijspraak

Ook vervuilde voeding is een mogelijkheid, maar met dedreigbrieven van de fabrikanten inmiddels op zijn bureau doetThijssen geen al te stellige uitspraken over voedingssupplementen.Maar uit een onderzoek van het dopinglab in Keulen blijkt dat erwel degelijk vervuilde voedingssupplementen op de markt zijn.

Frank de Boer vertelde voor de zitting dat zijn verdedigers overeen geheim wapen beschikten. Het effect van dat wapen bleef echterbeperkt, want de tuchtcommissie van de UEFA schorste De Boer vooreen jaar. Het tegenargument van IOC en UEFA luidde: als je nunandrolon gebruikt, heb je over een week ook lage waarden.

In de kranten werd daarop gesuggereerd dat de benadering van RobCohen, zaakwaarnemer van Frank en schoonvader van Ronald, die almet schadeclaims dreigde, iets te stevig was geweest. Thijssennuanceert dat beeld. "Cohen is een iemand met een zeernadrukkelijke mening waar hij ook nadrukkelijk voor uitkomt. Als wewinnen is dit een Bosman-arrest, dacht hij. Dat is natuurlijkoverdreven."

Maar Cohen is bang voor wat Troy Douglas is overkomen. Douglashad een score van 6,1 en werd eerst geschorst maar latervrijgesproken door de Nederlandse bond. De InternationaleAtletiekbond stelt de beroepsprocedures echter steeds uit, waardoorDouglas al twee jaar niet heeft kunnen hardlopen en de OlympischeSpelen miste. Voor de 31-jarige De Boer zou dat funest zijn voorzijn carrire.

Volgens Thijssen was de UEFA wel degelijk onder de indruk van deargumenten van de verdediging."Wij zijn heel vriendelijk ontvangenen er is heel goed naar ons geluisterd. De Boer is ook maar vooreen jaar geschorst. Van zo'n tuchtcommissie kun je nu eenmaal nietverwachten dat ze een vrijspraak aandurven. Die kijken alleen of dekans groot is dat hij boven de twee zat. Bij de beroepsproceduremoet echt geknokt worden en daar krijg je ook te maken met mensendie erg deskundig zijn op dit gebied."

Thijssen is ervan overtuigd dat al die lage nandrolon-positievenvan de afgelopen jaren zoals Troy Douglas en Marlene Ottey geennandrolon hebben gebruikt. Nandrolon is een spiergroeibevorderendmiddel dat in de jaren zestig is ontwikkeld. Er is toen tevergeefsgeprobeerd om een verschil aan te brengen tussen devermannelijkende werking, zoals acne en baardgroei, en despieropbouwende werking. In de jaren zeventig is het doorgedrongentot de sport, omdat het zo goed werkte. De Spelen van Montreal in1976 zijn volgens alle insiders getekend door enorme hoeveelhedendoping. Toen is besloten in te grijpen. Nandrolon heeft eigenlijkaan de wieg gestaan van het hele anti-dopingbeleid.

Misdadig

Als wetenschapper is Thijssen er van overtuigd dat bepaaldemannelijke hormonen bij volwassen mannen weinig kwaad kunnen. Hijvindt ook dat professionals hun eigen keuzes moeten kunnen maken."Als we naar een concert gaan, vragen we toch ook niet wat degenedie op het podium zit heeft geslikt." In de professioneleAmerikaanse sport wordt helemaal niet gecontroleerd. Van dehonkballer die vorig jaar in de 'major league' een record aantal'homeruns' sloeg, is zelfs bekend dat hij hormoonpreparaten heeftgeslikt.

Maar toch: controle moet er blijven, vindt Thijssen. Hij ziet deexcessen al voor zich. "Het is nooit genoeg". Hij wijst op deexperimenten met EPO in het wielerpeloton waarbij zelfs doden zijngevallen. "In Amerika kun je erg rijk worden van basketbal. Als jeeen talentvolle zoon hebt, kun je die op jonge leeftijdgroeihormonen toedienen. Dat is natuurlijk misdadig."

Ook het fabeltje dat de sporters van niets weten mag wat hembetreft de wereld uit. "De begeleiding weet bijna altijd veel."Maar ook de kennis onder de sporters is groot. "De Nederlandsesport is ook niet schoon. De Nederlandse sporters gebruikenmiddelen die niet verboden zijn of ze zorgen dat ze niet gepaktworden." De dopingkennis onder voetballers is hem weertegengevallen. "Die zijn nog niet zo gepokt en gemazzeld in hetdopingcircuit."

Dopinggebruik wordt ook veroorzaakt doordat het belang van desport zo groot is geworden, vindt Thijssen. "Als Nederland veelgouden medailles haalt op de Olympische Spelen is het hele landblij. Je moet er dus naar streven dat er veel goud wordt gehaald.Dan is voor sommige mensen alles geoorloofd. Maar het publiek magook de hand in eigen boezem steken. Dat wil steeds nieuwe recordszien. Dat wil die voetballers drie keer per week een topwedstrijdzien spelen. Ik durf de stelling wel aan dat het publiekmedeschuldig is aan het dopinggebruik."

Jurgen Swart